Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
1
Samenvatting Dit onderzoek is gedaan als afstudeerproject voor de studie Vrijetijdswetenschappen aan de Universiteit van Tilburg in de periode november 2004 tot en met augustus 2005. Het onderzoek moet zichtbaar maken hoe twee Nederlandse gemeenten vorm geven aan hun topsportbeleid en hoe diverse actoren binnen deze steden samenwerken om tot kwalitatief topsportbeleid te komen. Uit deze doelstelling volgt de volgende probleemstelling: Hoe verloopt de samenwerking bij het opstellen en uitvoeren van topsportbeleid tussen verschillende actoren binnen de gemeente Eindhoven en Rotterdam en wat is de invloed van die samenwerking op de kwaliteit van het topsportbeleid? Theorie Er zijn in dit onderzoek twee theorieen gebruikt om de bovenstaande probleemstelling te beantwoorden. De theorie is bruikbaar om een beschrijving te geven waarom actoren binnen een stad een bepaald topsportbeleid voeren. Allereerst wordt de urban regime theorie besproken. Er wordt gepoogd om van twee steden de beleidsoriëntatie en specifieke kenmerken m.b.t. het type regime in kaart te brengen. De tweede theorie die wordt besproken is de netwerkbenadering. Deze theorie richt zich op relaties en interacties tussen actoren en kijkt tevens of de samenwerking tussen actoren succesvol is. Cases In beide steden is er sprake van een verschillende aanpak waarop men vorm geeft aan topsport, daarom is het niet gemakkelijk om Rotterdam met Eindhoven te vergelijken. In Rotterdam heeft men een stichting die nauw samenwerkt met de gemeente waarin beide verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het topsportbeleid en in Eindhoven ontbreekt een dergelijk beleid. In beide steden is het topsportnetwerk erg breed en over vele sporten en organisaties verspreid. Het verschil is dat de stad Rotterdam een aparte stichting heeft voor de topsport. In beide netwerken in zowel Rotterdam als Eindhoven hebben vooral de gemeentelijke partijen de overhand en bepalen zij welk beleid er wordt gevoerd in de stad. Het valt op dat de verschillen tussen beide steden, kijkend naar de grootte van de steden en het aantal inwoners niet eens zo heel veel verschillen. In zowel Rotterdam als Eindhoven worden relatief veel topsportevenementen georganiseerd. Het valt op dat men in Eindhoven, een stad zonder duidelijk topsportbeleid toch opmerkelijke resultaten behaald. Binnen de stad Rotterdam wordt duidelijk voor topsport gekozen en het staat ook hoog op de politieke agenda, terwijl topsport in Eindhoven, door het ontbreken van een stichting enkel als aanvullend wordt gezien. Als we kijken naar de manier waarop beide gemeenten vorm geven aan hun beleid, kan er worden gezegd het type regime en de samenstelling van het netwerk van actoren bepalend is voor de samenwerking en de richting die men op wil met topsport binnen de stad.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
2
Voorwoord In dit rapport wordt verslag gedaan van een studie naar samenwerkingsverbanden binnen topsport in Eindhoven en Rotterdam. Het onderzoek is uitgevoerd als afstudeerproject voor de studie Vrijetijdswetenschappen aan de Universiteit van Tilburg. De resultaten van het onderzoek zijn weergegeven in de voor u liggende scriptie. Aan dit onderzoek hebben velen meegewerkt. Er zijn een aantal mensen die ik graag wil bedanken. Ten eerste mijn begeleider Hugo van der Poel voor zowel de begeleiding bij het uitvoeren van het onderzoek als het schrijven van deze scriptie. Ten tweede Hans Mommaas voor zijn bijdrage als tweede lezer en ten derde wil ik ook alle respondenten uit Eindhoven en Rotterdam bedanken voor hun bijdrage aan dit rapport. Ik wil Ricus Timmers, Arie Heesterbeek en Jos van Gennip in het bijzonder bedanken voor de tijd die zij hebben vrijgemaakt om mij op weg te helpen bij dit onderzoek. Tenslotte wens ik de lezer veel leesplezier!
Jurriaan Peters Eindhoven, 2005
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
3
Samenvatting
2
Voorwoord
3
Inhoudsopgave
4
Hoofdstuk 1.
7
Inleiding
1.1
De aanleiding voor het onderzoek
1.2
Het topsportbeleid in Nederland
1.3
Algemene vraagstelling
1.4
Doelstelling
1.5
Relevantie onderzoek
1.6
Opbouw van het onderzoek
Hoofdstuk 2. Theorie 2.1
2.2
11
De urban regime theorie 2.1.1
Inleiding
2.1.2
De regime theorie
2.1.3
Kenmerken van stedelijke regimes
2.1.4
De regime theorie buiten de VS
2.1.5
Regime soorten
2.1.6
De plaats van de regime theorie in dit onderzoek
De netwerkbenadering 2.2.1
Inleiding
2.2.2
Actoren
2.2.3
Kenmerken van een beleidsnetwerk
2.2.4
Succes -en faalfactoren
2.3
Conclusie
2.4
Conceptueel model
2.5
Onderzoeksvragen
Hoofdstuk 3. Methode 3.1
Selectie van cases
3.2
Selectie van respondenten
3.3
Meetinstrument
3.4
Dataverzameling
3.5
Data analyse
3.6
Operationalisering
23
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
4
Hoofdstuk 4. 4.1
4.2
Case Rotterdam
Regime analyse 4.1.1
De stad Rotterdam
4.1.2
Het beleidsprogramma
4.1.3
De samenwerking met de private sector
4.1.4 De bepaling van het type regime Het netwerk 4.2.1
De samenstelling van het netwerk
4.2.2
Het onderscheid in beleid en uitvoering
4.2.3
De kracht van het netwerk
4.2.4
Hulpbronnen
4.2.5
Afspraken en regels
4.2.6
Invloed op het beleid
4.3
Overige factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van het topsportbeleid
4.4
De samenwerking
4.5
4.6
4.4.1
topsportevenementen
4.4.2
topsportaccommodaties
4.4.3
topsportbegeleiding
4.4.4
topsportfinanciering
4.4.5
Afhankelijkheid
4.4.6
Overeenstemming
4.4.7
Duurzaamheid
Het topsportbeleid 4.5.1
Topsportevenementen
4.5.2
(Top)sportaccommodaties
4.5.3
Topsportbegeleiding
4.5.4
Topsportfinanciering
Voorlopige conclusies
Hoofdstuk 5. 5.1.
5.2
30
Case Eindhoven
54
Regime analyse 5.1.1
De stad Rotterdam
5.1.2
Het beleidsprogramma
5.1.3
De samenwerking met de private sector
5.1.4
De bepaling van het type regime
Het netwerk 5.2.1
De samenstelling van het netwerk
5.2.2
Het onderscheid in beleid en uitvoering
5.2.3
De kracht van het netwerk
5.2.4
Hulpbronnen
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
5
5.2.5
Afspraken en regels
5.2.6
Invloed op het beleid
5.3
Overige factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van het topsportbeleid
5.4
De samenwerking
5.5
5.6
5.4.1
Topsportevenementen
5.4.2
Topsportaccommodaties
5.4.3
Topsportbegeleiding
5.4.4
Topsportfinanciering
5.4.5
Afhankelijkheid
5.4.6
Overeenstemming
5.4.7
Duurzaamheid
Het topsportbeleid 5.5.1
Topsportevenementen
5.5.2
Topsportbegeleiding
5.5.3
Accommodatie beleid
5.5.4
Topsportfinanciering
Voorlopige conclusies
Hoofdstuk 6.
Conclusies en aanbevelingen
6.1
Beantwoording van de onderzoeksvragen
6.2
Reflectie op de theorie
6.3
Aanbevelingen
6.4
6.3.1
Aanbevelingen Eindhoven
6.3.2
Aanbevelingen Rotterdam
6.3.3
Aanbevelingen lokaal topsportbeleid
77
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
Literatuurlijst Bijlagen
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
6
Hoofdstuk 1. Inleiding 1.1 De aanleiding voor het onderzoek Topsport krijgt in toenemende mate een bedrijfsmatig karakter. Sportorganisaties zijn bezig zich te professionaliseren en mede door de commercialisering ontwikkelt topsport zich steeds meer tot een bedrijfstak (VWS, 1999). Als gevolg van deze ontwikkelingen zijn er ook steeds meer partijen betrokken bij topsport en ontstaat er een steeds grotere wederzijdse afhankelijkheid tussen deze partijen. Het zijn voornamelijk partijen die op gemeentelijk, provinciaal of landelijk niveau allemaal hun eigen ideeën hebben bij de ontwikkeling en uitvoering van topsportbeleid. Bij topsport kunnen verschillende aspecten worden onderscheiden; het organiseren van topsportevenementen, het financieren van topsport, het ondersteunen van topsporters en topsportverenigingen en het zorgen voor accommodaties die aan de eisen van topsport voldoen. Het blijkt dus dat we te maken hebben met een complex geheel van (deel)producten en belangen. Het sportbeleid van de overheid is in het algemeen gericht op het scheppen van voorwaarden of mogelijkheden. Sinds de jaren zeventig krijgt topsport specifieke aandacht, naast de wedstrijd en recreatiesport. Bij topsport is er echter meer sprake van een aanvullend beleid. Dit beleid gaat uit van een hogere mate van zelforganisatie dan bij breedtesport het geval is. Het beleid ondersteunt en corrigeert waar het maatschappelijk belang van topsport dat vereist (VWS, 1999). In de loop der jaren is men zich binnen Nederland structureel met topsport bezig gaan houden en daarbij neemt het belang van lokaal topsportbeleid steeds meer toe. Dit vanwege het feit dat, wanneer NOC*NSF de nationale doelstelling ten aanzien van de internationale positie van de Nederlandse topsport wil handhaven (bij de eerste 10 landen horen op de medaillespiegel), juist de kwaliteit van het lokale topsportbeleid daarin doorslaggevend kan zijn. Het zijn de lokale overheden die tenslotte zorgen voor een goed topsportklimaat, waarin voldoende accommodaties aanwezig zijn om topsportevenementen te houden en topsporters te begeleiden. Om op lokaal niveau kwalitatief topsportbeleid te kunnen voeren is men afhankelijk van andere actoren zoals private en semi-publieke partijen. Binnen de topsport in Nederland zijn veel partijen betrokken, zoals de landelijke sportkoepel (NOC*NSF), de landelijke topsportorganisaties, het bedrijfsleven (sponsors), de media, de lokale overheid en de rijksoverheid. Topsportbeleid is daarom een zaak van overleg en samenwerking, gebaseerd op wederzijdse erkenning van ieders belang(stelling) (VWS, 1999). Relaties tussen private, publieke en semi-publieke partijen kunnen in iedere gemeente anders zijn, maar het aanwezige netwerk van actoren zou wel degelijk van invloed kunnen zijn op de samenwerking en de kwaliteit van het topsportbeleid binnen een gemeente. Er volgt nu een inleiding over het topsportbeleid in Nederland. 1.2 Het topsportbeleid in Nederland In het sportbeleid van de steden in Nederland ligt de prioriteit bij de breedtesport. Budgetten en inspanningen voor topsport moeten als aanvullend worden beschouwd op het algemeen sportbeleid. De organisatie en uitvoering van topsportbeleid wordt in eerste instantie gezien als een taak van de
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
7
sportwereld en het particulier initiatief, waarbij de gemeente een voorwaardenscheppende taak heeft (Boumans, 2003). Er is in het verleden al vaker onderzoek gedaan naar topsportbeleid waaruit blijkt dat we vier typen kunnen onderscheiden met betrekking tot de wijze waarop gemeenten hun topsportbeleid kunnen organiseren. I
De gemeente is verantwoordelijk voor het topsportbeleid.
II
De gemeente + een stichting zijn verantwoordelijk het topsportbeleid.
III
De gemeente + topsportplatform zijn verantwoordelijk voor het topsportbeleid.
IV
De gemeente + marketingbureau zijn verantwoordelijk voor het topsportbeleid (Boumans,
2003) Binnen dit onderzoek wordt gekeken hoe verschillende partijen zijn betrokken en samenwerken bij de uitvoering en organisatie van vier beleidsvelden binnen topsport. Dit betreft de uitvoering en organisatie van topsportaccommodaties, -evenementen, - begeleiding, en- financiering. In dit onderzoek zijn de eerste twee organisatietypen als uitgangspunt genomen. Uit onderzoek van Boumans
(2003)
naar
topsportbeleid
in
tien
grote
Nederlandse
steden
blijkt
dat
qua
topsportfinanciering, Rotterdam het grootste, en Eindhoven het kleinste budget voor topsport beschikbaar heeft en in dat opzicht zijn het twee extreme gevallen. Het is in het kader van dit onderzoek daarom interessant om te kijken naar deze twee
steden. De stad Eindhoven is een
voorbeeld van type I en Rotterdam van type II. Ter inleiding zal nu kort worden ingegaan op de huidige stand van zaken binnen de vier beleidsvelden van topsport. Topsportaccommodaties Het
topsportbeleid
in
Nederland
richt
zich
op
de
aanwezigheid
van
internationale
wedstrijdaccommodaties en meerdere regionale trainings- en wedstrijdaccommodaties per tak van sport (Bottenburg, 2000). In Eindhoven zijn meerdere gemeentelijke instanties betrokken bij de uitvoering van het accommodatiebeleid, namelijk de Genneper Parken, Sportbedrijf de Karpen, en Sportcomplex Eindhoven Noord. De gemeentelijke afdeling Sport en Recreatie houdt zich bezig met beleidsontwikkeling ten aanzien van (top)sportaccommodaties. In Rotterdam ligt het anders, hier streeft
men
bij
de
bouw
van
(top)sportaccommodaties
naar
publiek-private
samenwerkingsconstructies. Het Topsportcentrum Rotterdam is gebouwd met gemeentegelden, maar de exploitatie is in handen van Ahoy. Binnen de gemeente bestaat een projectgroep sportaccommodaties die verantwoordelijk zijn voor het opstellen van een accommodatieplan waarin beschreven wordt wat er aan accommodaties in Rotterdam ontbreekt (Boumans, 2003). Topsportevenementen Volgens Boumans (2003) wordt in Eindhoven de acquisitie van topsportevenementen door de gemeente verzorgd. “De gemeente beschikt over een fonds Topsportevenementen, waarmee incidentele evenementen worden gesubsidieerd. Structurele evenementen ontvangen een bijdrage die los van het fonds staat” (Boumans, 2003, blz. 65). In Rotterdam is de gemeente verantwoordelijk voor
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
8
de beleidsvorming rondom de organisatie van topsportevenementen en men moet er voor zorgen dat er geschikte accommodaties zijn waar deze evenementen plaats kunnen vinden (Boumans, 2003). De Topsportstichting Rotterdam heeft een initiërende en uitvoerende taak ten aanzien van het evenementenbeleid.
“De
stichting
verricht
acquisitie
voor
grote
bestaande
en
nieuwe
topsportevenementen en ondersteunt en begeleidt evenementenorganisaties bij de organisatie van de evenementen. De afstemming van alle evenementen die plaatsvinden binnen de gemeente wordt door het evenementenplatform dat gevormd wordt door de stichting, Rotterdam Festivals en Rotterdam Marketing” geregeld (Boumans, 2003, blz. 67). Topsportbegeleiding In Nederland bestaan momenteel twaalf Olympische steunpunten die allemaal onderdeel uitmaken van een Olympisch Netwerk dat is ontwikkeld door NOC*NSF. Deze steunpunten zijn er om sporters te adviseren op het gebied van sporttechnische, sportmedische, maatschappelijke en organisatorische zaken en hebben allemaal een regionaal netwerk opgezet. Binnen dit netwerk liggen contacten met de lokale overheid, sportverenigingen, sportmedische deskundigen, het bedrijfsleven en psychologen (www.sport.nl). Volgens Boumans (2003) is de ondersteuning van topsportverenigingen in Eindhoven met name facilitair van aard. De gemeente zorgt ervoor dat er geschikte accommodaties zijn en verhuren deze aan topsportverenigingen. De afdeling Sport en Recreatie is verantwoordelijk voor de ondersteuning van talenten en topsportverenigingen. In Rotterdam heeft de stichting Rotterdam Topsport een adviserende rol richting de gemeente met betrekking tot het topsportbeleid. Het Olympisch steunpunt is een onderdeel van de stichting en heeft als doel om topsporters te begeleiden en ondersteunen (Boumans, 2003) Topsportfinanciering In Nederland gaat de prioriteit in eerste instantie uit naar de breedtesport. Als we kijken naar uitgaven van Nederlandse gemeenten blijkt dat in Eindhoven slechts 0,23 euro per hoofd van de bevolking wordt uitgegeven aan topsport en in Rotterdam 1,79 euro. Hierin nemen beide steden respectievelijk de eerste en laatste plaats in na onderzoek onder tien Nederlandse gemeenten. Bij veel van deze gemeenten gaat minder dan 1 van de totale sportbegroting naar topsport (Boumans, 2003). Dit onderzoek moet duidelijk maken welke samenwerkingsverbanden zich tussen de diverse partijen voordoen op lokaal niveau en wat hiervan de invloed is op het topsportbeleid. In dit onderzoek wordt het lokale topsportbeleid van de steden Rotterdam en Eindhoven als voorbeeld genomen om uiteindelijk aanbevelingen te doen voor lokaal topsportbeleid in Nederland. Hiermee kom ik tot de volgende vraagstelling. 1.3 Algemene vraagstelling Hoe verloopt de samenwerking bij het opstellen en uitvoeren van topsportbeleid tussen verschillende actoren binnen de gemeente Eindhoven en Rotterdam en wat is de invloed van die samenwerking op de kwaliteit van het topsportbeleid?
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
9
1.4 Doelstelling De doelstelling van dit onderzoek is om inzicht te verkrijgen in het topsportbeleid van twee grote steden in Nederland. 1.5 Relevantie onderzoek Bij de relevantie van een onderzoek kan een onderscheid worden gemaakt naar wetenschappelijke relevantie en maatschappelijke relevantie. Voor wat betreft de wetenschappelijke relevantie van dit onderzoek kan gesteld worden dat in veel theoretische verkenningen netwerktheorieën worden besproken, maar voor zover bekend is er betrekkelijk weinig onderzoek gedaan naar lokaal topsportbeleid in Nederland vanuit perspectief van de regime theorie en de netwerkbenadering. Vanuit maatschappelijk oogpunt is het onderzoek in diverse opzichten relevant. Ten eerste is het onderzoek informatief: het vergroot de kennis over samenwerkingsrelaties en geeft inzicht in het lokale topsportbeleid. Ten tweede wordt door dit onderzoek wellicht de kans op doelbereiking vergroot (effectiviteit) en kan er efficiënter topsportbeleid worden gevoerd in de toekomst. 1.6 Opbouw van de scriptie In dit hoofdstuk is de aanleiding van het onderzoek uitgelegd. Vervolgens zijn de centrale onderzoeksvraag en de doelstellingen geformuleerd. In hoofdstuk twee wordt de theorie met betrekking tot dit onderzoek verder uitgewerkt. Het gaat hierbij om een tweetal theorieën. De regime theorie en de netwerkbenadering zullen de revue passeren. In hoofdstuk drie wordt er een beschrijving gegeven van de methode die voor dit onderzoek is gebruikt. Tevens zal duidelijk worden hoe de centrale begrippen in het onderzoek meetbaar worden gemaakt. Het vierde en vijfde hoofdstuk bestaat uit rapportages van resultaten die uit de diepte-interviews naar voren zijn gekomen. Het betreft allereerst een beschrijving van het topsportbeleid in de stad Rotterdam en ten tweede de stad Eindhoven. Tot slot worden in hoofdstuk zes de onderzoeksvragen beantwoord en conclusies getrokken. Er worden aanbevelingen gedaan voor de steden Eindhoven en Rotterdam in het bijzonder, maar ook voor andere steden in Nederland worden aanbevelingen gedaan ten behoeve van de uitvoering van het lokale topsportbeleid.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
10
Hoofdstuk 2.
De regime theorie en de netwerkbenadering
Inleiding In dit hoofdstuk zal een overzicht worden gegeven van de huidige stand van zaken wat betreft de theorieën die bruikbaar worden geacht om het onderzoeksmodel mee te onderbouwen. Welke theorieën zijn relevant voor dit onderzoek, wat pogen zij te verklaren en wat zijn de verschillen en overeenkomsten? Deze vragen zullen in dit hoofdstuk beantwoord worden. Het beleid van Nederlandse gemeenten is vandaag de dag meer dan alleen een proces van politieke besluitvorming. De wederzijdse afhankelijkheid tussen de lokale overheid en andere partijen wordt steeds groter, waardoor meerdere actoren belangen hebben bij en invloed uitoefenen op de manier waarop topsportbeleid gevoerd wordt. “De beperkte sturingscapaciteit van de stedelijke overheid en andere stedelijke actoren leidt steeds vaker tot samenwerking en het formuleren van overkoepelende prioriteiten”(Cornelissen & Ostaaijen, 2004, p 10). Een oorzaak hiervan is de rol van de overheid, die sterk veranderd is ten opzichte van vroeger. Vroeger werd de overheid gezien als een machtige instantie die boven alle andere partijen in de samenleving stond, maar vandaag de dag is de overheid vaak slechts een van de vele actoren temidden van alle andere deelnemers in het veld. Binnen het Nederlandse topsportbeleid heeft de overheid de rol van het scheppen van voorwaarden en mogelijkheden. Dit beleid gaat uit van een hoge mate van zelforganisatie en corrigeert waar het maatschappelijk belang van topsport dat vereist (VWS, 1999). In de nota van VWS wordt Topsport omschreven als een zaak van overleg en samenwerking, gebaseerd op wederzijdse erkenning van ieders belang(stelling) (VWS, 1999). Om de relaties tussen concepten in het onderzoekmodel te onderbouwen zullen twee theoretische beschouwingen nader worden toegelicht. Deze theorieën bleken na het bestuderen ervan bruikbaar te zijn in het geven van een beschrijving ‘waarom’ men binnen een stad een bepaald topsportbeleid voert. Allereerst wordt de urban regime theorie besproken. Deze theorie richt zich op het verkennen en analyseren van de condities waaronder een effectieve samenwerking tussen bestuurlijke en nietbestuurlijke actoren tot stand komt (Tops, 2004). Er wordt gepoogd om van twee steden de beleidsoriëntatie en specifieke kenmerken m.b.t. het type regime in kaart te brengen. Het type regime kan consequenties hebben voor de richting waarmee men met het topsportbeleid op wil. Er wordt getracht om binnen dit onderzoek de regime theorie te gebruiken om ontwikkelingen en processen binnen een stad mee te verklaren. De tweede theorie die wordt behandeld is de netwerkbenadering. Deze theorie richt zich op relaties en interacties tussen actoren en kijkt tevens of de samenwerking tussen actoren succesvol is. Waar men bij de regime theorie kijkt naar de algemene beleidsoriëntatie van de stad, wordt er met de netwerkbenadering een poging gedaan om verder in te zoomen op het topsportbeleid van een stad. Er wordt o.a. gekeken welke actoren erbij betrokken zijn, of er overeenstemming heerst en welke hulpbronnen aanwezig zijn. De regime theorie kan hulp bieden in het verklaren waarom het netwerk van actoren een bepaalde samenstelling heeft. De doelstelling is om uiteindelijk met behulp van de twee theorieën inzicht te verkrijgen in de richting die de steden Eindhoven en Rotterdam opwillen en wat dat voor consequenties heeft voor de ontwikkeling van de topsport in beide steden.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
11
2.1 2.1.1
De urban regime theorie Inleiding
In dit onderzoek wordt een poging gedaan om met behulp van de urban regime theorie, verschillen in topsportbeleid tussen Rotterdam en Eindhoven te verklaren. Deze theorie, die van oorsprong in Amerika is ontwikkeld, probeert een antwoord te geven op de vraag waarom er binnen een stad een bepaald beleid gevoerd wordt. Dit wordt voornamelijk gedaan door te achterhalen op welke wijze de politieke macht in een stad verdeeld is en wie of wat de meeste invloed heeft op de ontwikkeling van een stad. In diverse publicaties wordt over de urban regime theorie gesproken, maar in deze scriptie zal vanaf nu de term regime theorie worden gebruikt. Het is volgens Stoker (1995) niet mogelijk een stad vanuit één centrale positie te besturen, maar er is samenwerking tussen groepen nodig. Dit zou moeten ontstaan in de vorm van een ‘regime’. Een regime heeft geen overheersende macht of hiërarchie, maar is gericht op netwerken en het belang van wederzijds vertrouwen en afhankelijkheid (Stoker, 1995). De soort van samenwerking is afhankelijk van welke partijen veel invloed hebben in de stad en daarbij speelt ook de manier waarop burgers betrokken worden een rol. Het beleid dat wordt nagestreefd zal bepalen of de samenwerking succesvol is (Stone, 1989). Volgens Lauria (1997), kan de regime theorie het beste worden gezien als een uitweg in het debat tussen de pluralisten en de elitisten. Beide genoemde groepen hebben verschillende opvattingen over de manier waarop de macht binnen steden verdeeld is. De eerste groep is ervan overtuigd dat de overheid de meeste invloed heeft op de ontwikkeling van een stad. Dit valt het beste te omschrijven als een democratische visie, waarbij de macht is verdeeld over verschillende belangen en groepen. Deze groepen worden betrokken in de politieke besluitvorming, bijvoorbeeld door middel van verkiezingen (Dowding, 2001). Deze visie komt overeen met de regime theorie, omdat er in deze theorie ook meerdere partijen beschikken over macht. De elitisten daarentegen gaan uit van het idee dat er een homogene elite is die de stad bestuurd. Het zou namelijk zo kunnen zijn dat de ontwikkeling van een stad sterk door de private sector wordt bepaald. De regime theorie neemt eigenlijk de middenweg tussen de twee besproken opvattingen. Het grootste verschil zit hem in het feit dat elitisten en pluralisten ingaan op de vraag ‘wie bestuurt er?’, terwijl er bij de regime theorie wordt ingegaan op de vraag ‘hoe wordt er bestuurd?’. De regime theorie verdeelt de macht tussen markt en staat. Macht wordt hier niet langer gezien als een vorm van sociale controle, maar als een zaak van sociale productie. “Het gaat niet om de vraag ‘Who governs’, maar om de vraag hoe vermogen tot handelen kan worden ontwikkeld” (Tops, 2004, p. 5). 2.1.2
De regime theorie
In dit onderzoek zal worden gekeken hoe door verschillende auteurs wordt vormgegeven aan het concept ‘regime’. De belangrijkste inzichten uit verschillende publicaties worden weergegeven met als doel om aan het eind een uitspraak te doen over de plaats van de regime theorie binnen dit onderzoek.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
12
Het werk van Clarence Stone uit 1989, over het bestuur van de Amerikaanse stad Atlanta, wordt als de basis gezien van de regime theorie. Uit het onderzoek van Stone (1989) bleek dat de publieke sector in Atlanta haar doelen niet kon bereiken zonder de medewerking en steun van de private sector. Dat had tot gevolg dat er een samenwerkingsverband tussen de publieke sector en een aantal grote private instellingen ontstond. Hierbij hadden beide partijen hun eigen doelen, maar konden deze niet zonder elkaar bereiken. De stedelijke politiek heeft steeds meer betrekking op het formuleren van overkoepelende prioriteiten en op de vraag hoe tussen verschillende elementen uit de stedelijke samenleving voldoende samenwerking is te organiseren om dingen voor elkaar te krijgen. “ Het is de vraag, hoe in de moderne, gefragmenteerde samenleving een capaciteit tot handelen en actie kan worden ontwikkeld” (Tops, 2004, p. 14). De regime theorie richt zich op inspanningen om stabiele en intensieve relatiepatronen te ontwikkelen, zodat overheids -en maatschappelijke actoren gezamenlijk, niet-routinematige, en complexe doelen kunnen bereiken (Tops, 2004). Om binnen die complexiteit tot effectief besturen te komen moeten er z.g. coalities worden gevormd. Een ‘urban regime’ is een voorbeeld van een coalitie en ontstaat door een gedeelde opvatting over de te behalen doelen (Cornelissen & Ostaaijen, 2004). Een coalitie is echter niet zomaar een groep met verschillende actoren die samen komen om beslissingen te nemen, maar een relatief stabiele groep die toegang heeft tot institutionele bronnen (Stone, 1989). Deze coalitie is in staat om belangrijke veranderingen in een stad te bewerkstelligen, doordat zij richting gevend zijn voor de beleidsagenda in een stad. In dit onderzoek wordt ook het begrip ‘politieke coalitie’ gebruikt, maar heeft een andere betekenis dan het begrip “ coalitie’. Stone (1989) heeft de volgende definitie voor een stedelijk regime: “het is een informele maar relatief stabiele coalitie van stedelijke actoren die toegang hebben tot institutionele bronnen welke hen in staat stellen een duurzame rol te spelen in publieke besluitvorming” (Stone, 1989 et.al. in Cornelissen & Ostaaijen, 2004 p.3). In de volgende paragraaf worden de belangrijkste kenmerken van stedelijke regimes op een rijtje gezet.
2.1.3
Kenmerken van stedelijke regimes
Volgens Stone (1989) zorgen ‘small opportunities’ voor het succes van een regime. Het zijn kleine mogelijkheden die ervoor zorgen dat men in steden bepaalde zaken voor elkaar krijgt. Deze ‘small opportunities’, ontstaan doordat partijen met elkaar samenwerken en kunnen variëren van een snelle besluitvorming binnen de overheid of een sterk informeel netwerk. Wil men effectief zijn, dan is het voor het regime van groot belang dat er duurzame samenwerkingsrelaties worden aangegaan door private en publieke partijen, omdat de overheid haar capaciteiten moet verbinden met die van de verschillende niet-overheidsactoren (Stone, 2002). Private partijen hoeven niet enkel uit het bedrijfsleven te komen, maar in de theorie van Stone (1989) komt wel duidelijk naar voren dat het vooral om ‘business interests’ gaat. Binnen de regime theorie is het bedrijfsleven van groot belang. Organisaties uit het bedrijfsleven worden door Stoker beschreven als ‘holders van systemic power’ (Stoker, 1998). Bedrijven zijn volgens Stone vaak de motor van de lokale economie, doordat zij werkgelegenheid, en via consumenten, inkomsten genereren voor de stad. Hierdoor beschikken ze Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
13
over een bepaalde machtspositie die ontbreekt bij de overheid. Het is belangrijk dat de lokale overheid in staat is om het bedrijfsleven aan te trekken en hen tevens actief te laten participeren binnen de stad. Aan de andere kant is het bedrijfsleven ook gebaat bij een samenwerking met overheidsinstellingen, vanwege de beleidsmatige invloed die de overheid heeft. Een ander kenmerk is dat actoren en instituties een onderdeel van een complex netwerk zijn, dat wordt gekenmerkt door fragmentatie van hulpbronnen en wederzijdse afhankelijkheid tussen actoren. Besturen zijn hierdoor vaak geneigd om samen te werken met partners die over hulpbronnen beschikken welke van belang zijn om hun doelstellingen te bereiken. Stone (2001) onderscheidt een aantal soorten hulpbronnen die door de verschillende actoren kunnen worden ingezet. De volgende hulpbronnen kunnen worden onderscheiden: financiële hulpbronnen, (bijvoorbeeld sponsoring vanuit de private sector) materiele hulpbronnen, (bijvoorbeeld accommodaties) organisatorische capaciteiten, (bijvoorbeeld de inzet van het eigen netwerk) expertise, (bijvoorbeeld een sportmarketing bureau) kennis, (bijvoorbeeld over wetgeving) Hulpbronnen zijn cruciaal voor het succes van een coalitie. Wil je als coalitie succesvol zijn dan moet je in staat zijn om de hulpmiddelen die voor de beleidsagenda nodig zijn te mobiliseren (Stoker, 1995 et. al. in Cornelissen en Ostaaijen, 2004). Op basis van het werk van Stone (1989, 1993, 1998, 2001) voegt Tops (2004) een aantal essentiële kenmerken van een regime toe: Een regime is informeel, want er bestaat geen hiërarchische structuur. Een regime is relatief stabiel en duurzaam Een regime is een coalitie van stedelijke actoren die hun autonomie behouden, maar wel hun wederzijdse afhankelijkheid erkennen. (Tops, 2004). Allereerst is een regime informeel van aard, omdat regimes nu eenmaal niet opereren op basis van formele hiërarchie. Elke actor heeft een formele basis binnen de eigen organisatie, maar in de onderlinge contacten kenmerkt het regime zich door een sterk informeel karakter in de zin van het ontbreken van regels of richtlijnen waaraan leden van de coalitie zich aan moeten houden. Een tweede ander belangrijke voorwaarde van een regime is de duurzaamheid ervan. Regime partners proberen lange termijn relaties op te bouwen in plaats van zich te richten op korte termijn voordelen. “De vraag is wel wanneer een beleidswisseling duurzaam genoeg is om van een regime te spreken” (Cornelissen & Ostaaijen, 2004, p. 6). Het gaat er hier niet om een compleet overzicht over alle beslissingen te krijgen, maar de capaciteit om een richtinggevende agenda dominant te maken (‘the power to’). Stone ziet het begrip duurzaamheid meer in de capaciteit van een regime om haar beleidsagenda, die per definitie duurzamer is dan korte-termijn projecten, uit te voeren (Cornelissen & Ostaaijen, 2004). Een derde kenmerk van een regime is de erkenning van wederzijdse afhankelijkheid tussen actoren. Actoren moeten bewust worden van elkaars aanwezigheid en samenwerken om hun doelstellingen te behalen.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
14
Samenvattend kunnen we spreken van drie sleutelelementen die door Stone (1989, 1993) worden onderscheiden en steeds terugkomen bij de vraag hoe een beleidsregime binnen een stad vormgegeven wordt. 1. De samenstelling van de coalitie in de stad (welke partijen zijn er bij betrokken) 2. De aard van de relatie tussen de leden van de coalitie (informeel en niet hiërarchisch) 3. De hulpbronnen waarover men beschikking heeft (financieel, materieel, expertise, kennis) 2.1.4
De regime theorie buiten de Verenigde Staten
Al eerder kwam naar voren dat de regime theorie is ontstaan in de Verenigde. Het is de vraag of de theorie ook in Europa hanteerbaar is. Er zijn een paar verschillend tussen de Verenigde Staten en Europa die, voordat we de theorie overnemen, de revue moeten passeren. Ten eerste speelt de centrale overheid in Europa een belangrijkere rol dan in de Verenigde Staten. Waar steden in de VS afhankelijk zijn van private partijen om projecten te realiseren is er in Europa een grotere rol weggelegd voor de centrale overheid. Volgens Stoker en Mossberger (2001) wordt het bedrijfsleven in Europa wel betrokken in de coalities, maar zijn het vooral de politieke partijen die de overhand hebben. De combinatie tussen business en politics, die Stoker, naar aanleiding van het werk van Stone, als belangrijk kenmerk van een regime hanteert, lijkt ook minder goed van toepassing op Europese steden. Europese steden hebben vaak meer eigen inkomsten dan Amerikaanse steden en krijgen van federale overheden vaak geld voor economische ontwikkeling, zodat de afhankelijkheid van het bedrijfsleven een stuk minder is (Cornelissen & Ostaaijen, 2004). Er is in Europa ook meer afhankelijkheid tussen politieke partijen ondeling. De politieke partijen in Nederland moeten immers samenwerken om een coalitie te vormen. In de Verenigde Staten, waar of de Republikeinen of de Democraten het vier jaar voor het zeggen hebben, is daar geen sprake van. Ten tweede is in Europa de politieke invloed van het bedrijfsleven veel kleiner en zijn bedrijven minder actief dan in de Verenigde Staten. Door de grote invloed van de overheid in Europa zou het kunnen dat we misschien eerder over het concept van een beleidsnetwerk in plaats van een regime zouden kunnen spreken. Mede om deze reden worden later in dit hoofdsstuk dieper ingegaan op de netwerkbenadering. De vraag is of de regime theorie wel kan worden gebruikt buiten de Amerikaanse context. In de literatuur wordt dit niet nadrukkelijk tegengesproken en met name Gerry Stoker en Karen Mossberger hebben gepoogd om de regimetheorie te vertalen van een Amerikaanse naar een Europese context. Zij zijn van mening dat duidelijk vastgesteld moet worden welke actoren essentieel zijn om van een regime te kunnen spreken. Anders zou men volgens hen het concept net zo lang uit kunnen kleden totdat het overal toepasbaar zou zijn (Mossberger en Stoker, 2001). Uit onderzoek van verschillende auteurs blijkt dat de betrokkenheid van het bedrijfsleven niet overal even groot is (Stone, 1998, Henig et al, 1999 in Stoker, 2001). De samenwerking tussen de overheid en bedrijfsleven blijft volgens Mossberger en Stoker (2001) echter wel van essentieel belang wil je kunnen spreken van een regime. In de theorie worden vele soorten regimes door verschillende auteurs onderscheiden. In de volgende paragraaf wordt een overzicht gegeven van een aantal van de belangrijkste typen regimes.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
15
2.1.5
Regime soorten
De relevantie van de ‘regime theorie’ voor dit onderzoek zit voornamelijk in het feit dat het soort van coalitie dat in een stad aanwezig is, richtinggevend is voor de publieke agenda. Met andere woorden, het type regime en dan met name de richting die de coalitie op wil, kan iets zeggen over de richting van het beleid ten aanzien van topsport en de manier waarop invloedrijke actoren tegenover het beleid staan. De coalitie die aanwezig is binnen een gemeente kan bepalend zijn voor de doelstellingen die een gemeente voor ogen heeft ten aanzien van topsport. Deze doelstellingen kunnen inhoudelijk erg van elkaar verschillen. Men kan topsport inzetten om economische ontwikkeling te stimuleren, als instrument voor city-marketing of om het algemene sportniveau in de gemeente op te krikken, maar ook als aanvulling op de breedtesport. In het eerste geval worden topsportevenementen en voorzieningen in een toenemende concurrentiestrijd tussen steden ingezet om de stad attractiever te maken. In dit onderzoek is het dus belangrijk om na te gaan of het type regime invloed heeft op het topsportbeleid in de steden Rotterdam en Eindhoven. Er zijn echter meerdere auteurs die een onderscheid maken in diverse typen regimes. Er is gekozen om de verschillende type regimes uit de theorie van Stone (1993) als uitgangspunt te nemen, omdat deze na bestudering ervan het gemakkelijkste zijn te vertalen naar de Nederlandse situatie. In de theorie wordt verondersteld dat er binnen de verschillende type regimes bepaalde hulpbronnen aanwezig moeten zijn om de agenda richting te kunnen geven en dat de mate waarin men verandering nastreeft samenhangt met de mate van complexiteit die een verandering met zich meebrengt (Judge et. al., 1995). Stone (1993) onderscheidt vier typen beleidsregimes: Het eerste type regime is een ‘maintenance’ regime ofwel behoudend regime. Dit regime is ook wel te vergelijken met wat Stoker (1995) een organisch regime noemt. Men is gericht op het behouden en onderhouden van de huidige situatie en de behoefte aan samenwerking tussen verschillende stedelijke actoren wordt tot een minimum beperkt (Stone, 1989 in Cornelissen en Ostaaijen, 2004). In een dergelijk regime is de publieke sector overheersend in de coalitie en zijn private partijen niet of nauwelijks bij het beleid betrokken. Er wordt dan ook nauwelijks moeite gedaan om economische ontwikkeling te creëren. Samenwerking binnen topsportbeleid zou in een dergelijk setting wellicht een kleine slagingskans hebben, omdat partijen dus niet vooruit willen maar stil blijven staan. Het ontwikkelingsregime wordt gekenmerkt door de bevordering van groei. In vergelijking met het vorige type is men binnen een ontwikkelingsregime wel gericht op verandering van bestaande sociale en economische patronen en vormen private partijen een belangrijke partij binnen de coalitie. Er is wel vaak sprake van complexe situaties en meer behoefte aan hulpbronnen (Judge et. al., 1995). Topsportbeleid heeft een goede kans van slagen binnen een regime waar men open staat voor verandering en groei en waar private partijen willen investeren in topsport. Het gevaar bestaat echter dat deze actoren het gezamenlijke doel uit het oog zouden kunnen verliezen ten behoeve van het behouden van de eigen identiteit. Ze hebben immers allemaal hun eigen belangen en doelstellingen om plaats te nemen in de coalitie. Een derde type regime is het ‘middle-class progressive’ regime, ook wel progressief regime genoemd. Volgens Stone (1993) is er bij dit type regime een actieve ondersteuning en betrokkenheid
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
16
van het volk waarneembaar en zijn waarden als leefbaarheid, duurzaamheid en schoonheid centrale begrippen. Binnen dit regime is men tevens gericht op ideologische doelen zoals het behoud van historische elementen in de stad en milieubescherming. Het regime komt het meeste overeen met een behoudend regime, met als verschil dat er een belangrijke taak is weggelegd voor private partijen. Er wordt namelijk gestreefd naar publiek-private samenwerkingsverbanden. Ten slotte identificeert Stone een ‘lower-class opportunity regime’, waar men zich richt op het emanciperen van de lagere klasse. De taak van de overheid, die vooral coördinerend is, binnen dit regime is erg groot en met name stimulerend en voorwaardescheppend van aard. Dit regime komt gedeeltelijk overeen met het behoudend regime, want beide regimes richten zich op sociale belangen. Deze sociale verantwoordelijkheid wordt in dit type door private partijen op zich genomen. Het is hoogst waarschijnlijk dat de belangen van de breedtesport in dit regime boven de ontwikkeling van topsport wordt gesteld. Dit type komt vooral voor in de Verenigde Staten en er wordt binnen dit onderzoek daarom verder niet dieper op ingegaan. Uit de voorgaande tekst zou kunnen worden verwacht dat, wanneer men topsportbeleid wil ontwikkelen, er binnen een ontwikkelingsregime een goede kans van slagen aanwezig is (Stone, 1993). 2.1.6
De plaats van de regime theorie in dit onderzoek
De regime theorie wordt als basis genomen om te verklaren waarom de steden Rotterdam en Eindhoven een bepaalde ontwikkeling nastreven. Wanneer duidelijk is wat voor type regime er in de stad aanwezig is kan er een poging worden gedaan om de richting van de beleidsagenda in de steden Rotterdam en Eindhoven te koppelen aan het topsportbeleid. De vraag is dan of het type regime invloed heeft op de kwaliteit van het topsportbeleid in de stad. In diverse publicaties wordt er echter op verschillende manieren invulling gegeven aan de theorie, want zo stellen Mossberger en Stoker dat je het concept immers kunt uitkleden totdat het overal toepasbaar is (Mossberger and Stoker, 2001 in Cornelissen & Ostaaijen, 2004 blz. 5). Volgens Stoker zijn pogingen als die van Menahem (1994) die het concept ‘urban regime’ uitbreiden tot ‘bureaucratische regimes’ waar de belangrijke actoren lokale en federale bureaucraten zijn, oprekkingen die de oorspronkelijke betekenis van de regime theorie te buiten gaan. Stoker stelt ook voor om expliciet een ander concept te gebruiken, zoals dat van een ‘netwerk’ (Mossberger and Stoker, 2001 in Cornelissen & Ostaaijen, 2004). Het netwerkmodel wordt gebruikt om de samenwerking binnen regimes te duiden. Hierin leren organisaties om samen te werken door hun wederzijdse afhankelijkheid te (h)erkennen (Stoker, 1995 in Cornelissen & Ostaaijen, 2004). De netwerkbenadering wordt gebruikt om te achterhalen welke actoren er betrokken zijn bij de samenstelling en uitvoering van het beleid en hoe de samenwerking tussen de actoren verloopt. Daarbij wordt het topsportbeleid onder de loep genomen. Waar de regimetheorie inzicht geeft in het type regime en de gevolgen daarvan voor de ontwikkeling stad, zoomt de netwerkbenadering in dit onderzoek verder in op de vormgeving van het beleid. Het concept van de netwerkbenadering wordt in de volgende paragraaf besproken en dient als aanvulling te worden beschouwd op de regime theorie.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
17
De netwerkbenadering
2.2 2.2.1
Inleiding
De netwerkbenadering gaat uit van de veronderstelling dat beleidsuitkomsten het resultaat zijn van interactie van strategieën van verschillende actoren. Beleid staat namelijk niet langer voor dat wat een bepaalde belangrijke actor zich voorneemt te doen, maar wordt geconceptualiseerd als het resultaat van een interactieproces. Beleidsprocessen zijn opgebouwd uit een reeks van interacties tussen actoren. Het uitgangspunt is dat partijen in interacties werkelijkheidsdefinities creëren waarmee ze hun handelen zin geven (Klein en Teisman, 1992). Het concept beleidsnetwerk wordt in dit onderzoek gebruikt
om
relatiepatronen
tussen
actoren
te
beschrijven.
Binnen
elke
sector
bestaan
samenwerkings- verbanden tussen de staat en de maatschappij waarbij het concept ‘beleidsnetwerk’ een antwoord kan geven voor het verloop van beleidsprocessen (Hufen en Ringeling, 1990). Wederzijdse afhankelijkheid is het sleutelwoord binnen de netwerkbenadering. Binnen netwerken zijn actoren niet zelfstandig in staat om hun doelen te bereiken en hebben daarvoor hulpbronnen nodig die in het bezit zijn van andere partijen. Volgens Klein en Teisman (1992) zijn actoren van elkaar afhankelijk wanneer ze een beleidsproces niet bevredigend af kunnen ronden zonder een beroep te doen op middelen die andere actoren bezitten. We kunnen een beleidsnetwerk als volgt definiëren. “Beleidsnetwerken zijn min of meer stabiele patronen van sociale relaties tussen onderling van elkaar afhankelijke actoren, die vorm krijgen rondom beleidsproblemen en/ of beleidsprogramma’s en die worden gevormd en veranderd door reeksen van spelen” (Kickert et. al, 1997, blz. 30). In deze spelen pogen actoren beleidsprocessen te beïnvloeden door strategisch handelen. Beleidsprocessen, die zich binnen de netwerken voltrekken, hebben dan vooral betekenis als mogelijkheden voor betrokken partijen om hun eigen doelen te bereiken en deze vervolgens zo te formuleren dat de andere partij bereid is daar medewerking aan te verlenen (Klijn en Teisman, 1992). 2.2.2
Actoren
Beleidsnetwerken bestaan uit verschillende actoren die bij een beleidsprobleem uiteenlopende belangen, doelstellingen en percepties voor ogen hebben. Het kan daarbij gaan om zowel publieke als private actoren die niet in een hiërarchische relatie tot elkaar staan (Smits, 1995). In tegenstelling tot het regime concept zijn binnen de netwerkbenadering private partijen echter niet vereist. Om beleidsprocessen in kaart te brengen is het belangrijk te weten dat netwerken van actoren niet altijd langs de lijnen van formele organisatiestructuren ontstaan. “Beleidsontwikkeling is slechts te begrijpen door op adequate wijze actoren te identificeren, die samen een spel spelen, ongeacht of dat spel zich zowel binnen de grenzen van een formele organisatie als over de grenzen van diverse organisaties heen voltrekt” (Klein en Teisman, 1992, blz. 8). Actoren zijn zelf niet in staat om andere partijen op te leggen welke richting ze op willen. Klein en Teisman (1992) zijn van mening dat er een verschil bestaat tussen macht als vermogen om bronnen te mobiliseren en de daadwerkelijke invloed die een actor heeft. Om tot succesvolle besluitvorming te komen is het heel goed mogelijk dat minder machtige actoren door een goede voorbereiding, het mobiliseren van andere actoren of het kiezen van een goede strategie meer invloed uit kunnen oefenen op het beleid dan machtige actoren. Om de
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
18
besluitvorming te blokkeren kan iedere actor immers weigeren om hulpbronnen, die nodig zijn voor de oplossing van het probleem, beschikbaar te stellen (vetomacht). De betrokkenheid van actoren is veelal terug te voeren op het feit dat zij over hulpbronnen beschikken die hen onmisbaar maken bij de aanpak van een bepaald probleem of de realisatie van een bepaalde oplossing. Het uitgangspunt van deze theorie is dan ook dat beleid, gezien de afhankelijkheid van actoren van elkaars middelen, alleen tot stand komt als die actoren hun middelen ook daadwerkelijk beschikbaar stellen (Klijn & Koppenjan, 1997). “Actoren (h)erkennen bepaalde bronnen als relevant of zelfs onmisbaar voor het realiseren van beleidsuitkomsten. De mate waarin deze bronnen, en dus de actoren die ze bezitten, bij het beleid betrokken zijn, is dus mede bepalend voor het succes van het beleid“ (Klijn & Koppenjan, 1997, blz. 153). Van Tatenhove en Leroy (1995) menen dat de literatuur over de netwerkbenadering wordt beheerst door het beeld van een vleugellamme overheid die, als ze nog wat wil bereiken, coalities dient aan te gaan met wisselende combinaties van publieke en private actoren in netwerken (Klijn & Koppenjan, 1997). 2.2.3
Kenmerken van een beleidsnetwerk
Het concept beleidsnetwerk combineert eigenlijk twee theoretische uitgangspunten. Er is zowel een oriëntatie op het beleid als aandacht voor organisatorische relaties. Tussen het beleid en de organisatorische betrekkingen bestaat een intensief grensverkeer. “Enerzijds activeert een vastgesteld beleid een netwerk van betrokkenen, waarbij het beleid de input is die een betrokkenheid tussen actoren schept. Anderzijds bepalen kenmerken van de relaties tussen de actoren de mate waarin er van het beleid iets terechtkomt” (Hufen en Ringeling, 1990, blz. 6). Volgens Klijn & Koppenjan (1997) kun je spreken van een beleidsnetwerk wanneer: -
de actoren van elkaar afhankelijk zijn bij het bereiken van hun doelen
-
in de loop van interacties, regels worden gevormd en bestendigd die het gedrag van actoren gaan reguleren.
-
afhankelijkheden zorgen voor een zekere vetomacht bij verschillende actoren
Enkele van deze factoren worden in het conceptueel model opgenomen als indicatoren voor een netwerk. 2.2.4
Succes -en faalfactoren
Om gezamenlijk bevredigende uitkomsten te bereiken moeten actoren binnen een netwerk samenwerken en omdat zich op procesniveau scherpe conflicten kunnen voordoen over bijvoorbeeld de verdeling van kosten en opbrengsten van een oplossing kan dit erg lastig zijn. “Beleid en beleidsprocessen spelen zich af in het spanningsveld tussen afhankelijkheid en verscheidenheid van doelen en belangen” (Klijn & Koppenjan, 1997). Een belangrijke verklaring voor het niet tot stand komen van gezamenlijke beleidsuitkomsten ligt in het feit dat actoren onvoldoende zijn doordrongen van hun externe afhankelijkheden. Zelfs als dit wel het geval is, is het vaak nog een hele klus om alle verschillende belangen en doelen bij elkaar te brengen. Pas als actoren er in slagen hun percepties op elkaar af te stemmen en gemeenschappelijke belangen en doelen te formuleren leidt het beleid tot
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
19
bevredigende resultaten. Emerson (1962) onderscheidt twee dimensies van afhankelijkheid. De mate waarin hulpbronnen van belang zijn voor de realisering van beleid en de mate waarin ze substitueerbaar zijn. Volgens hem zijn actoren afhankelijk van elkaar wanneer er sprake is van een lage substitueerbaarheid en een hoge mate van belangrijkheid van de hulpbron (Emerson, 1962 in Kickert et. al, 1997, blz.31). Samenwerking neemt een belangrijke plaats in binnen de netwerktheorie, zowel waar het om verklaring van succes en falen gaat als waar het prescripties betreft, want zonder samenwerking zijn actoren in situaties van wederzijdse afhankelijkheid niet in staat hun doelstellingen te realiseren (Klijn & Koppenjan, 1997). Voor gezamenlijk handelen is het dus nodig dat actoren hun wederzijdse afhankelijkheden en de kansen die samenwerking bieden goed inschatten en dat de risico’s en kosten die aan die samenwerking verbonden zijn beperkt zijn. Afwezigheid van een besef van wederzijdse afhankelijkheden, belangentegenstellingen, interactiekosten en interactierisico’s kunnen verklaringen zijn voor het mislukken van gezamenlijk beleid (Klijn & Koppenjan, 1997). Om tot een goede samenwerking te komen moet er tevens een goede wisselwerking zijn tussen beleid en uitvoering. Een aantal punten die zorgen voor succes of falen van beleid worden hieronder weergegeven. Op interactieniveau: -
de mate waarin actoren doordrongen zijn van het besef van hun wederzijdse afhankelijkheden;
-
de mate waarin actoren er al dan niet in slagen uiteenlopende en strijdige belangen te herdefiniëren tot een gemeenschappelijk belang;
Op netwerkniveau: -
de mate waarin actoren wier hulpbronnen voor de realisatie van een oplossing onmisbaar zijn ook daadwerkelijk bij het proces betrokken zijn;
-
de mate waarin actoren die aan een spel deelnemen tot een zelfde netwerk behoren, dat wil zeggen, ook anderszins met elkaar interacteren en daarbij gemeenschappelijke regels hebben ontwikkeld. (Klijn & Koppenjan, 1997).
2.3
Conclusie
In dit theoretisch paper is ervoor gekozen om twee theorieën inhoudelijk verder uit te diepen om antwoord te krijgen op de onderzoeksvragen die aan het begin van het onderzoek zijn gesteld. Topsportbeleid is namelijk niet alleen een zaak van de partijen die er zich in het topsportnetwerk mee bezighouden. Niet alleen de gemeente heeft invloed op het beleid, maar er moet tevens gekeken worden naar de gehele stedelijke context om te kunnen begrijpen waarom er een bepaalde richting wordt nagestreefd. Hiervoor is de regime theorie wellicht het meest geschikt. De regime theorie gaat namelijk dieper in op de richting van de beleidsagenda en de verhoudingen tussen de verschillende stedelijke actoren. “Het gaat hierbij niet om de vraag ‘Who governs’, maar om de vraag hoe vermogen tot handelen kan worden ontwikkeld” (Tops, 2004, blz. 5). Uit de theorie blijkt verder dat de overheid vaak niet als enige vorm geeft aan de richting die een stad op wil. Hierbij is de invloed van het bedrijfsleven ook erg groot en het is van belang om samenwerkingsverbanden aan te gaan met andere actoren om de gewenste koers te kunnen varen. Het aanwezige beleidsregime bepaalt in
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
20
grote mate de manier waarop verschillende partijen samenwerken, maar ook de manier waarop er contacten worden gelegd en hulpbronnen worden ingezet. Bij de netwerktheorie komt het er op neer dat beleid tot stand komt in complexe interactieprocessen tussen een groot aantal actoren. Die actoren zijn van elkaar afhankelijk, waardoor beleid alleen kan worden gerealiseerd door samen te werken. Deze samenwerking is niet eenvoudig en komt veelal niet spontaan tot stand. Actoren kunnen hun doelstellingen vaak niet bereiken zonder dat ze beschikking hebben tot middelen die in het bezit zijn van andere actoren. “Rondom beleidsproblemen en clusters van middelen ontstaan hierdoor interactiepatronen tussen actoren en door de beperkte substitueerbaarheid van middelen krijgen deze patronen een zekere duurzaamheid” (Klijn & Koppenjan, 1997). De regimetheorie en de netwerktheorie vullen elkaar aan, maar er zijn ook verschillen tussen beide theorieën te onderscheiden. Allereerst is er een verschil in verklaringskracht tussen beide theorieën. De regime theorie kan binnen dit onderzoek gezien worden als een theorie die poogt een verklaring te geven van de richting die men in de stad op wil. In vergelijking met de regime theorie is de netwerkbenadering wat formeler en meer abstracter van aard, waardoor elk type samenwerking tussen instituties onder een netwerk zou kunnen vallen. Het zegt tevens niet zoveel over het ‘waarom’ en de richting die men binnen de stad op wil (Stoker, 2001). Eigenlijk zouden we kunnen zeggen dat de netwerktheorie in tegenstelling tot de regime theorie minder dicht bij de werkelijkheid staat en een soort opgerekt ‘regime verhaal’ is. Er wordt vanuit gegaan dat de regime theorie in vergelijking met de netwerkbenadering een grotere verklaringskracht zal hebben. De regime theorie laat zien dat de overheid in zekere zin afhankelijk is van de private sector in het verwezenlijken van beleid. Volgens Dowding et al. (1999) is de regime theorie toch eigenlijk niet meer dan een model of concept dat weergeeft hoe het beleid in elkaar steekt. Het geeft ons niet echt de mogelijkheid om veranderingen, variaties of behoud in regimeformaties te voorspellen of verklaren (Stoker en Mosberger, 2001). Het is een complexe theorie en niet eenvoudig om hem toe te passen in dit onderzoek, want er zijn verschillende manieren om een analyse van een regime te geven. Stoker hanteert bijvoorbeeld een checklist, waar Stone een meer lossere opvatting heeft. Volgens Stone moet een regime analyse niet gezien worden als een uitputtende verklaring, maar als een theoretische bril waardoor de lokale politieke situatie onderzocht kan worden (Stone, 2004, p.7). Het regime concept is ontstaan naar aanleiding van een onderzoek van Stone (1989) in de stad Atlanta. Het concept is hierdoor vooral toe te passen in Amerikaanse steden, maar er zijn auteurs die van mening zijn dat het concept prima binnen Europese steden toepasbaar is. Een verschil is echter dat binnen de netwerktheorie ruimte is voor andere partijen om actief betrokken te zijn bij de beleidsvorming, zoals non-profit organisaties en allerlei stichtingen. Mijn inziens is de regime theorie, aangevuld met de theorie over de netwerkbenadering de juiste formule binnen de context van dit onderzoek. Op basis van de centrale concepten die zijn besproken in de twee theorieën ontstaat er vervolgens een model dat de verwachte relaties tussen deze concepten weergeeft. Dit model ziet er als volgt uit:
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
21
2.4
Conceptueel model
Regime Netwerk
Samenwerking Kwaliteit van het topsportbeleid
Overige factoren
Het model suggereert dat er een verband is tussen het aanwezige regime in de stad en het aanwezige netwerk van actoren. Het type regime is van invloed op het soort van actoren dat actief is binnen het netwerk. Waar in een ontwikkelingsgericht regime bijvoorbeeld juist meer private partijen in het netwerk worden verwacht zullen er in een behoudend regime juist meer actoren uit de publieke sector aanwezig zijn. Het type regime en de samenstelling van het netwerk zullen op hun beurt invloed hebben op de manier waarop diverse partijen samenwerken om vorm te geven aan het topsportbeleid. Samenwerking is in dit geval een ‘interveniërende variabele’ om uiteindelijk de kwaliteit van het topsportbeleid te verklaren. Er worden in dit onderzoek twee cases onderzocht die veel van elkaar verschillen. Omdat het onmogelijk is om alle verschillen tussen de twee steden mee te nemen in dit model is er een extra variabele opgenomen waarin ‘overige factoren’ die van invloed zijn op de kwaliteit van het topsportbeleid kunnen worden meegenomen. Hier zal in de literatuur naar worden gezocht en in interviews nadrukkelijk naar worden gevraagd. 2.5
Onderzoeksvragen
Op basis van het model zijn de volgende onderzoeksvragen geformuleerd: 1. Tot welk type regime kunnen de steden Eindhoven en Rotterdam worden ingedeeld en geeft het type regime een verklaring voor de richting van het beleid t.a.v. topsport? 2. Tot welke vormen van samenwerking leiden de sportbeleidsnetwerken in Eindhoven en Rotterdam? 3. Wat is de bijdrage van een goede samenwerking aan de kwaliteit van het topsportbeleid? 4. Welke overige factoren zijn van belang bij de totstandkoming van kwalitatief topsportbeleid en hoe beïnvloeden deze factoren de kwaliteit van het beleid? 5. Welke aanbevelingen kunnen worden gedaan naar de gemeente Eindhoven en Rotterdam met betrekking tot de organisatie van het topsportbeleid?
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
22
Hoofdstuk 3. Methode 3.1
Selectie van cases
Uit eerder onderzoek (Boumans, 2003) naar topsportbeleid in Nederlandse steden blijkt dat we vier typen kunnen onderscheiden met betrekking tot de wijze waarop gemeenten hun topsportbeleid organiseren. I
De gemeente is verantwoordelijk voor het topsportbeleid.
II
De gemeente + een stichting zijn verantwoordelijk het topsportbeleid.
III
De gemeente + topsportplatform zijn verantwoordelijk voor het topsportbeleid.
IV
De gemeente + marketingbureau zijn verantwoordelijk voor het topsportbeleid.
Er is gekozen voor die twee steden, omdat in ditzelfde onderzoek van Boumans (2003) naar topsportbeleid blijkt, dat qua topsportfinanciering, Rotterdam het grootste, en Eindhoven het kleinste budget voor topsport beschikbaar heeft en in dat opzicht zijn het twee extreme gevallen. Het is in het kader van dit onderzoek interessant om te kijken naar deze twee steden. De verschillen komen ook terug in de organisatie van het topsportbeleid. Eindhoven voldoet aan type I en Rotterdam aan type II. Het zijn namelijk steden waar respectievelijk geen en wel een topsportstichting aanwezig is. In dit onderzoek worden de eerste twee typologieën dus als uitgangspunt genomen en daarom zijn er twee cases geselecteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen gemeenten met en zonder een topsportstichting, omdat dit in Nederland twee vormen zijn die veelvuldig voorkomen. In Eindhoven is op dit moment niet echt sprake is van een duidelijk topsportbeleid vanuit de gemeente, maar er liggen wel mogelijkheden om topsport verder te ontwikkelen. Topsport is in Eindhoven ondergebracht binnen de sector Sport en Recreatie en vooralsnog erg ad hoc van aard (Nota Sport en Recreatie, 2003). In Rotterdam kiest men duidelijk voor topsport, men heeft de Stichting Rotterdam Topsport die vorm geeft aan het beleid en het bedrijfsleven wordt veelvuldig betrokken bij de topsport. Vanuit het oogpunt dat deze twee steden op een aantal punten verschillen is het interessant om te achterhalen hoe de samenwerking verloopt binnen de gemeente Eindhoven en Rotterdam en wat dat voor consequenties heeft voor de kwaliteit van het topsportbeleid. 3.2
Selectie van respondenten
Nadat er duidelijkheid bestond over de cases, moesten de respondenten worden geselecteerd. De respondenten die in dit onderzoek voor de stad Eindhoven zijn geïnterviewd zijn geselecteerd op basis van twee gesprekken. Er is een gesprek geweest met de beleidsmedewerker van de dienst Sport en Recreatie en met de gebiedsmanager van de Genneper Parken in Eindhoven-Zuid. Nadat deze twee gesprekken hadden plaatsgevonden zijn er in Eindhoven zeven respondenten geselecteerd die benaderd konden worden voor een interview. Er is bij de selectie van respondenten op twee criteria gelet: 1. Respondenten moeten zoveel mogelijk verschillende functies binnen het netwerk vervullen. 2. De groep respondenten moet bestaan uit personen die op verschillende niveaus actief zijn. Dat wil zeggen, uit personen die zich bezig houden met het maken van beleid en personen die zich bezig houden met de uitvoering van het beleid.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
23
Voor de gemeente Rotterdam is daarna gepoogd respondenten te selecteren met vergelijkbare functies binnen vergelijkbare organisaties als de respondenten die in Eindhoven waren geselecteerd. De respondenten in Eindhoven zijn telefonisch benaderd en de respondenten in Rotterdam zijn eerst per email ingelicht over de bedoeling van onderzoek. De respondenten in Rotterdam zijn een dag later telefonisch benaderd om een afspraak te maken voor het afnemen van een interview. Achteraf is bij alle respondenten de afspraak en de strekking van het interview per brief bevestigd. In Rotterdam is tijdens de interviews gevraagd naar andere personen die mogelijk voor een interview in aanmerking zouden komen. Via de Stichting Rotterdam Topsport zijn de contacten met volleybalvereniging Ortec Nesselande en Rotterdam Basketball tot stand gekomen. Uiteindelijk zijn er dertien afspraken voor interviews gemaakt verspreid van 11 april tot 20 mei. In Eindhoven is gesproken met: -
Het sectorhoofd van de dienst Sport en Recreatie.
-
Het ex-sectorhoofd van de dienst Sport en Recreatie.
-
De gebiedsmanager van de Genneper Parken in Eindhoven Zuid.
-
Een bestuurslid van het Nationaal Zwemcentrum Eindhoven (NZE) en tevens in het verleden werkzaam bij Philips
-
De toernooidirecteur evenementenorganisatie van het NZE.
-
Een consultant van het Olympisch Steunpunt Brabant
-
Een projectleider van de Stichting City Dynamiek
In Rotterdam is gesproken met: -
De directeur van de stichting Rotterdam Topsport
-
De algemeen directeur van Sport en Recreatie
-
De directeur van Fast Forward
-
De communicatie Manager van Ortec Nesselande
-
De manager van het Topsportcentrum
-
De beleidsadviseur van Ahoy
3.3
Meetinstrument
Nadat de respondenten benaderd waren is er een vragenlijst gemaakt. De vragenlijst die ik heb gebruikt tijdens de interviews is een zelf ontwikkeld meetinstrument. Deze is ontwikkeld op basis van de literatuurstudie en een gesprek met de beleidsmedewerker van de dienst Sport en Recreatie van de gemeente Eindhoven. De interviews en de samenstelling van de vragenlijst heeft reeds in de maanden april en mei van 2005 plaatsgevonden. De vragenlijst bestaat uit vier delen: 1. algemene gegevens over de respondent en de organisatie 2. het topsportbeleid 3. de samenstelling van het netwerk 4. de onderlinge samenwerking
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
24
3.4
Dataverzameling
Dit onderzoek is kwalitatief en inventariserend van aard. Er wordt een meervoudige casestudie gedaan waarin twee gemeenten worden vergeleken op een groot aantal kenmerken en aspecten. Een casestudy is een onderzoeksopzet waarbij er gekozen wordt om een of enkele gevallen diepgaand te bestuderen. Alle relevante factoren worden dan tegelijkertijd in de analyse bestudeerd in hun onderlinge betrokkenheid (Peters, 1995). In dit onderzoek worden een aantal methoden gebruikt om de benodigde data te verzamelen: A. desk-research Allereerst zal er een oriënterend literatuuronderzoek worden gedaan naar theorieën die als basis kunnen dienen voor dit onderzoek. Daarnaast zullen beleidsnota’s en relevante artikelen worden bestudeerd om een beeld te krijgen van het gevoerde topsportbeleid in Nederland en in het bijzonder binnen de gemeenten Eindhoven en Rotterdam. Tevens zullen gedurende het onderzoek relevante artikelen en tijdschriften worden verzameld die als achtergrond van dit onderzoek kunnen dienen. B. diepte-interviews Vervolgens zal er door middel van (expert)interviews met verschillende actoren getracht worden om antwoorden te krijgen op de onderzoeksvragen. Er wordt vanuit gegaan dat zes interviews per gemeente voldoende is om alle benodigde informatie te verzamelen. Alle interviews zullen worden opgenomen met een bandrecorder zodat er geen informatie verloren gaat. De interviews zullen worden afgenomen aan de hand van een gestructureerde vragenlijst die wordt opgesteld aan de hand van de onderzoeksvragen en het model. Het is belangrijk dat er personen worden geïnterviewd uit alle lagen binnen het netwerk. Dit houdt in dat er personen moeten worden ondervraagd, die zich bezig houden met zowel het maken van het beleid, als met de uitvoering ervan. 3.5
Data analyse De data die wordt verzameld door middel van de bestudeerde beleidsnota’s en de afgenomen
interviews zal achteraf verwerkt moeten worden. Dit gebeurt door het verzameld materiaal samen te vatten in een overzichtelijke presentatie. Alle interviews zijn met behulp van de computer letterlijk uitgewerkt. Om een overzichtelijk geheel te krijgen is er gekozen om alle gegevens daarna onder te verdelen in een z.g. monstermatrix. Volgens Miles en Huberman worden hierbij de volgende stappen genomen: 1. data reductie: selecteren en versimpelen van de data 2. data display: data georganiseerd en verdicht weergeven in bijvoorbeeld tabellen of netwerken 3. conclusies trekken en veriferen. 3.6
Operationalisering
De variabelen uit het bovenstaande model worden hieronder meetbaar gemaakt. Het model geeft aan dat het aanwezige type regime binnen een stad van invloed is op de samenstelling van het netwerk. Het functioneren van het dit netwerk heeft invloed op de manier waarop er tussen alle actoren in de stad wordt samengewerkt. De samenwerking en het functioneren van het netwerk zijn vervolgens van invloed op de kwaliteit van het topsportbeleid. Er wordt wel rekening mee gehouden dat er meer
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
25
factoren van invloed kunnen zijn op de samenwerking en de kwaliteit van het topsportbeleid. Hiervoor is een extra variabele ‘overige factoren’ in het model opgenomen. Tijdens de literatuurstudie en diepte-interviews zal daar nadrukkelijk naar gezocht worden, maar uiteindelijk wordt er toch voornamelijk gekeken worden naar de bijdrage van het goed functioneren van het netwerk op de kwaliteit van het topsportbeleid. Achteraf wordt er gepoogd meer inzicht te hebben op het relatieve gewicht van de variabelen op de kwaliteit van het topsportbeleid. 1.
Het regime/ de coalitie
Onder een regime wordt in dit onderzoek het volgende verstaan: Het type netwerk dat aanwezig is binnen de stad en de invloed die zij heeft op de te behalen doelen ten aanzien van het topsportbeleid. De indicatoren die gebruikt worden in dit onderzoek om aan te geven onder welk type regime de steden Rotterdam en Eindhoven vallen zijn op basis van de theorie in hoofdstuk twee hieronder weergegeven: -
de richting van de beleidsagenda binnen de gemeente
-
de mate waarin burgers worden betrokken
-
de soort van samenwerking tussen private en publieke actoren
-
de hulpbronnen die worden ingezet
Er wordt gepoogd om beide steden in te delen onder een type regime, maar het zal moeilijk zijn omdat er in de praktijk niet zulke duidelijke scheidslijnen bestaan. Hierdoor zal er getracht worden om een indicatie te geven van het type regime dat het beste bij de stad past door te kijken welke kenmerken in een stad overheersen. Er worden in de theorie vier verschillende type regimes onderscheiden. Om de twee steden in te delen bij een van de vier typen regimes zijn per regime een aantal indicatoren opgesteld die daarbij hulp bieden. Type I, behoudend regime -
de richting van de beleidsagenda binnen de gemeente
Doelstellingen gericht zijn op het behouden en onderhouden van de huidige situatie -
de mate waarin burgers worden betrokken
De burgers worden door de staat ‘verzorgd’ en er is dan ook weinig betrokkenheid van het volk waarneembaar -
de soort van samenwerking tussen private en publieke actoren
Actoren werken minimaal met elkaar samen en de publiek sector is overheersend. Private partijen zijn nauwelijks betrokken en er zijn met name samenwerkingsverbanden tussen publieke en semi-publieke partijen. -
de hulpbronnen die worden ingezet
Hulpbronnen komen met name uit de publieke sector. Type II, ontwikkelingsregime -
de richting van de beleidsagenda binnen de gemeente
Doestellingen zijn gericht op verandering en economische groei. Hierin is men wel afhankelijk van de lokale politieke omgeving
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
26
-
de mate waarin burgers worden betrokken
Burgers worden niet nadrukkelijk betrokken. -
de soort van samenwerking tussen private en publieke actoren
Veel PPS constructies en er zijn veel private partijen betrokken. -
de hulpbronnen die worden ingezet
Er is veel behoefte aan hulpbronnen. Deze zijn voornamelijk financieel van aard in de vorm van private investeringen. Type III, progressief regime -
de richting van de beleidsagenda binnen de gemeente
De doelstellingen zijn gericht op ideologische doelen, leefbaarheid en duurzaamheid. -
de mate waarin burgers worden betrokken
Er is een actieve ondersteuning en betrokkenheid van het volk waarneembaar. -
de soort van samenwerking tussen private en publieke actoren
Er is sprake van publiek-private samenwerkingsverbanden (PPS), waarbij de private sector een belangrijke rol speelt. -
de hulpbronnen die worden ingezet
Hulpbronnen bestaan met name uit vaardigheden, kennis en financiën. Type IV, lower-class opportunity regime -
de richting van de beleidsagenda binnen de gemeente
Doelstellingen zijn gericht op het emanciperen van de lagere klasse. Men richt zich voornamelijk op sociale belangen -
de mate waarin burgers worden betrokken
Burgers worden niet nadrukkelijk betrokken. -
de soort van samenwerking tussen private en publieke actoren
De taak van de overheid is erg groot en is met name stimulerend en voorwaardescheppend van aard. Private partijen kunnen een belangrijke rol op zich nemen. (sociale verantwoordelijkheid). -
de hulpbronnen die worden ingezet
Hulpbronnen komen met name uit de private sector. 2.
Het netwerk
Netwerken zijn patronen van interactie tussen wederzijds afhankelijke actoren die zich formeren rondom beleidsproblemen of beleidsprogramma' s (Koppenjan et. al, 1993). Een beleidsnetwerk betreft de samenstelling van relevante actoren en biedt mogelijkheden om in situaties waarin veel partijen vanuit verschillende belangen bij een vraagstuk zijn betrokken tot een gezamenlijke aanpak te komen, die aan diverse belangen van betrokkenen recht doet. Indicatoren om te meten wanneer er sprake is van een netwerk zijn de volgende; 1. De betrokken actoren -
Welke actoren zijn in het netwerk opgenomen?
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
27
-
De mate waarin actoren zijn betrokken bij het maken of de uitvoering van het beleid.
2. De aanwezigheid van hulpbronnen Om hulpbronnen te meten zal er gekeken worden naar de aanwezigheid van: -
kennis (organisatorisch, marketing, medisch)
-
accommodaties (sportief, zakelijk)
-
financiële middelen (subsidies, sponsors)
-
regelgeving (vergunningen)
-
mankracht
-
overige hulpbronnen
3. Regelgeving -
Welke regels gelden er binnen het netwerk?
-
De mate waarin regels worden gevormd en bestendigd die het gedrag van actoren gaan reguleren
4. Invloed -
Welke partijen hebben de meeste invloed op het beleid?
-
De mate van verantwoordelijkheid voor beleidsresultaten
3. Overige factoren Het gaat er om welke andere factoren van invloed zijn op de kwaliteit van het topsportbeleid. Er zal in de literatuur worden gezocht naar eventuele overige factoren en ook tijdens de interviews wordt hier aandacht aan besteed. 4.
De samenwerking
Samenwerking is een combinatie van onderhandelen, faciliteren en consulteren en zal het meest voorkomen in situaties waarbij de sturende actor en de doelgroep een gemeenschappelijk belang hebben. Onder samenwerking wordt in dit onderzoek het volgende verstaan: ‘de manier waarop verschillende partijen samenwerken bij’: -
topsportevenementen
-
topsportbegeleiding
-
topsportaccommodaties
-
topsportfinanciering
Indicatoren voor een succesvolle samenwerking zijn de volgende; 1. Actoren zijn van elkaar afhankelijk bij het bereiken van hun doelen -
De mate waarin actoren erkennen dat ze hun doelstellingen niet kunnen bereiken zonder hulpbronnen van andere actoren
-
De mate waarin actoren zijn doordrongen van het besef van hun wederzijdse afhankelijkheden
2. De mate van overeenstemming tussen actoren -
actoren hebben dezelfde doelstellingen ten aanzien van topsportbeleid
-
de mate van begrip voor elkaars doelstellingen
-
de mate van bekendheid met de doelstellingen van de andere actoren
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
28
3. De mate van duurzaamheid in relaties tussen actoren Bij dit begrip gaat het om de vraag of partners proberen een lange termijn relatie op te bouwen of dat ze meer zijn gericht op voordelen op korte termijn. De mate van duurzaamheid wordt gemeten door te kijken hoe lang partijen al samenwerken. 5.
De kwaliteit van het topsportbeleid
Om de kwaliteit van het topsportbeleid te meten is gekozen om zowel kwalitatieve- als kwantitatieve gegevens te verzamelen om aan het eind een goed beeld te krijgen van de verschillen tussen beide steden. Er zal worden gekeken hoe het soort regime de kwaliteit van het beleid beïnvloedt en om de steden goed met elkaar te vergelijken worden er ook kwantitatieve gegevens verzameld die een beeld zullen geven over de situatie in Rotterdam en EIndhoven. Indicatoren die in dit onderzoek worden gebruikt om de kwaliteit van het beleid te meten zijn de volgende: 1. de mate waarin het aantal (top)sportevenementen dat naar de stad is gehaald is gegroeid 2. het aantal topsporters dat in de regio woont. 3. de mate waarin topsportverenigingen worden ondersteund 4. de mate waarin talenten en topsporters worden begeleid. 5. de mate waarin topsport en onderwijs worden gecombineerd. 6. het aantal accommodaties dat voor topsport kan worden gebruikt 7. de mate waarin er in actief beleid wordt gevoerd ten aanzien van het aanpassen van bestaandeof realiseren van nieuwe topsportaccommodaties. 8. de economische en promotionele spin-off van topsportevenementen 9. de mate waarin het bedrijfsleven bij de topsport is betrokken
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
29
Hoofdstuk 4
Casebeschrijving topsportbeleid Rotterdam
In deze case wordt het topsportbeleid van de stad Rotterdam onder de loep genomen. Er wordt een beschrijving gegeven van de manier waarop men in Rotterdam vorm geeft aan het topsportbeleid. Er zal onderscheid worden gemaakt naar het beleid ten aanzien van topsportevenementen, -begeleiding, -accommodaties -en financiering. Ook wordt gekeken naar de samenstelling van het netwerk van actoren en de wijze waarop alle partijen onderling samenwerken om tot kwalitatief topsportbeleid te komen. Om alles duidelijk in kaart te brengen zullen er standpunten en meningen van een aantal respondenten die nauw zijn betrokken bij topsport in Rotterdam worden gebruikt. Allereerst zal er een analyse worden gemaakt van het aanwezige regime in de stad Rotterdam. Er wordt o.a. gekeken naar de beleidsoriëntatie van de stad, omdat verwacht wordt dat de richting van de agenda van invloed zal zijn op de samenstelling van het netwerk en de kwaliteit van het topsportbeleid. 4.1
Regime analyse
4.1.1
De stad Rotterdam
Rotterdam is qua inwonertal, na Amsterdam de tweede stad van Nederland. De stad telt een kleine 600.000 inwoners met ongeveer 135 verschillende nationaliteiten en is daarmee de grootste stad in de provincie Zuid- Holland. Rotterdam ligt centraal ten opzichte van het achterland en is mede daardoor, in dertig jaar tijd uitgegroeid tot wereldhaven en zelfs tot wereldstad. De stad heeft dan ook een ware gedaantewisseling ondergaan. Deze ontwikkelingen hebben een aantal positieve, maar ook negatieve gevolgen met zich meegebracht. Er is veel nieuw cultureel, economisch en sociaal kapitaal aangetrokken, maar tegelijkertijd wordt Rotterdam ook gekenmerkt door een relatief arme, en relatief laagopgeleide bevolking (Collegeprogramma 2002-2006, 2002). Deze samenstelling, in combinatie met een relatief hoge instroom van kansarme bevolkingsgroepen, lijkt het sociale, culturele en maatschappelijke evenwicht in de stad te verstoren. Dit wordt nog eens extra versterkt, omdat er tegelijkertijd steeds meer Rotterdammers uit hogere inkomensgroepen wegtrekken uit de stad (GSB II, GSB III, p 7). 4.1.2
Het beleidsprogramma
Uit onderzoek (COS, 2003 in Actieprogramma, 2004) blijkt dat Rotterdam bij een ongewijzigd beleid de komende jaren zelfs te maken krijgt met een steeds groter wordende groep kansarme inwoners. Om deze problemen te kunnen keren heeft de coalitie in Rotterdam een aanvulling op het huidige collegeprogramma gepresenteerd (‘Rotterdam zet door, op weg naar een stad in balans’) waarin men aangeeft in de toekomst een strenger immigratiebeleid en een aangescherpt vestigingsbeleid te gaan voeren. Tevens wil men investeren in zorg, economie, werk, onderwijs en integratie (Actieprogramma, 2004) Sinds de gemeenteraadsverkiezingen in 2002 is er in Rotterdam heel wat veranderd. Dit is mede het gevolg van de opkomst van Leefbaar Rotterdam in de tijd van Pim Fortuyn. Voor het eerst sinds de Tweede Wereld Oorlog was de PVDA niet meer de grootste en machtigste partij binnen de
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
30
Gemeenteraad. De nieuwe gemeenteraad heeft na de verkiezingen een andere samenstelling gekregen dan men voorheen gewend was in Rotterdam. De burgers hadden een duidelijk signaal afgegeven bij de gemeenteraadsverkiezingen in 2002 en de uitslag liet zien dat onveiligheid, omvangrijke immigratie, onvrede en onrust in de stad de sociale samenhang hadden aangetast (Actieprogramma, 2004, p. 7). Na moeizame collegeonderhandelingen wist men de PvdA buiten het college te houden. De huidige coalitie bestaande uit Leefbaar Rotterdam, het CDA en de VVD heeft voor de periode 2002-2006 een nieuw coalitieakkoord samengesteld waarin veiligheid in de stad, goed onderwijs, werkgelegenheid en zorg voor de zwakkeren de prioriteit krijgen (Actieprogramma, 2004). Men streeft hierbij naar een grote stadscultuur met gemeenschappelijk gedragen waarden en normen, waarin eigen verantwoordelijkheid van Rotterdammers voor zichzelf, voor elkaar en voor de samenleving centraal staan (Coalitieakkoord 2002-2006, 2002). Vooral door de samenwerking van deze politieke partijen zijn waarden als leefbaarheid en een prettige woonomgeving erg belangrijk. “Rotterdam wil genoeg ruimte hebben om een goed leefklimaat voor de Rotterdammers te waarborgen” (Actieprogramma, 2004).
Concreet gezien focust de politieke coalitie zich in de toekomst op de volgende punten: Veiligheid. Onveiligheid is namelijk het grootste probleem in Rotterdam en staat daarom boven aan het lijstje. “Voor overlast en criminaliteit is geen excuus, Rotterdam moet een sociale stad zijn, waar mensen veilig en legaal wonen, werken en recreëren” (Actieprogramma, 2004).
Huisvesting Onderwijs en jeugd Inburgering Economische ontwikkeling. “ Een sterke economie en goed onderwijs zijn belangrijk voor de stad. Rotterdam spant zich continue in om de kansen op werk, onderwijs en economische vooruitzichten te verbeteren” (Actieprogramma, 2004).
Sport- en cultuurvoorzieningen zijn voor de stad belangrijke impulsen voor economische ontwikkeling. Zij dragen bij aan het creëren van een goed vestigingsklimaat voor bedrijven en mensen. Deelname aan sport levert een steeds grotere directe en indirecte spin-off door middel van bestedingen van bezoekers aan de stad. Men wil het sportimago van de stad daarom ook graag behouden. 4.1.3
De samenwerking met de private sector
De richting waarin een stad zich ontwikkelt, lijkt binnen Nederlandse steden toch voornamelijk af te hangen van de publieke sector. In Rotterdam wordt er wel samengewerkt met private partijen, maar het zijn vooral de politieke partijen die bepalen welke koers er wordt gevaren. Om zich als stad verder te versterken geeft men in Rotterdam veel ruimte aan de kansrijke innovatieve bedrijvigheid. Het gaat dan om: de zakelijke, financiële en havengerelateerde dienstverlening, maar ook de vrijetijdseconomie en de creatieve economie. Een voorbeeld van een publiek-private samenwerking is het project Mainport Ontwikkeling Rotterdam (PMR), waarin een heleboel partijen, waaronder de gemeente Rotterdam, de stadsregio Rotterdam, Economische zaken en een aantal private bedrijven samenwerken om de groei van de haven en de ontwikkeling van de Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
31
leefomgeving in en om de haven te ontwikkelen (www.mainport-pmr.nl). De verantwoordelijkheid voor de besluitvorming van de ontwikkeling van het havengebied ligt bij een beperkt aantal partijen. Het Gemeentelijk Havenbedrijf van Rotterdam, enkele bedrijven in de haven en het Ministerie van Verkeer en Waterstaat vormen de kernspelers in de besluitvormingsarena. Naast aandacht voor de haven, wil men dus in Rotterdam ook in andere sectoren de bedrijvigheid versterken en nieuwe bedrijven aantrekken via stimuleringsbeleid. Men wil Rotterdam uitbouwen tot een vrijetijdsstad die aantrekkelijk wordt voor het toerisme. Daarbij wil men het imago creëren van een ondernemers- en woonstad. Binnen de gemeente streeft men in de bouw van topsportaccommodaties tevens naar PPSconstructies. Qua hulpbronnen heeft men in Rotterdam de beschikking over fors wat eigen financiële middelen. De stad heeft een eigen grondbedrijf dat veel geld oplevert via erfpacht en het havenbedrijf dat geld oplevert. De gemeente fungeert hierbij als grootste aandeelhouder. “ Dit soort middelen komen extra boven op de bijdrage vanuit het Rijk. Er is daardoor gewoon meer geld beschikbaar in de grote steden” (Rotterdam Topsport).
4.1.4
De bepaling van het type regime
Nu we hebben gekeken hoe de situatie er in Rotterdam uitziet kunnen we wellicht iets meer zeggen over het type regime dat in Rotterdam aanwezig is. Het valt op dat de oriëntatie van de huidige politieke coalitie gericht is op het volk. Een actieve ondersteuning en betrokkenheid van het volk wordt belangrijk gevonden. Dat men op de eerste plaats de eigen inwoners tevreden wil stellen door van Rotterdam een leefbare stad te maken waarin het prettig is om in te wonen, lijkt ook uit terug te komen in de bestudeerde collegeprogramma’s, diverse nota’s en onderzoeken. Rotterdam is wel een stad waar de private sector is betrokken en het collegeprogramma en de investeringen vanuit het bedrijfsleven laten zien dat er wel degelijk gestreefd wordt naar economische ontwikkeling en verandering. Het is echter zo dat men in Rotterdam een aantal problemen kent die voorrang lijken te krijgen in de huidige politieke coalitie. Voordat men wil groeien wil men de stad eerst meer leefbaar maken door o.a. de veiligheid voor haar burgers te garanderen. Kijkend naar de kenmerken en de theorie over de verschillende typen regimes in hoofdstuk twee, zou men kunnen aannemen dat er in Rotterdam kenmerken aanwezig zijn van zowel een ontwikkelingsregime als een progressief regime. Waar het beleid voorheen duidelijker binnen een ontwikkelingsregime paste, heeft het nu meer kenmerken die bij een progressief regime horen. Dit komt voornamelijk naar voren in beleidsnota’s, waar de nadruk op punten ligt die binnen een progressief regime passen. De breedtesport krijgt bijvoorbeeld de prioriteit boven de topsport. Het is natuurlijk de vraag of het topsportbeleid in de praktijk wel echt zo gevoelig is geweest voor de verandering in samenstelling van de politieke coalitie met Leefbaar Rotterdam, dat er een verschuiving in het type regime heeft plaatsgevonden. Op deze vraag wordt in het laatste hoofdstuk een antwoord gegeven.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
32
4.2
Het netwerk
In deze paragraaf wordt het netwerk in kaart gebracht. Daarbij wordt gekeken naar de structuur van het netwerk en de actoren die deel uitmaken van het netwerk. Er wordt tevens gekeken naar de aanwezigheid van hulpbronnen bij de diverse partijen en welke regels en afspraken er onderling zijn gemaakt. Tenslotte wordt er getracht in kaart te brengen welke partijen de meeste invloed hebben op het topsportbeleid. 4.2.1
De samenstelling van het netwerk
Het netwerk van actoren is onder te verdelen in een kern van drie ‘hoofdrolspelers’ die verantwoordelijk zijn voor het totale sportbeleid van Rotterdam. Deze kern bestaat uit de stichting Rotterdam Topsport, de dienst Sport en Recreatie en de Stichting Rotterdam Sportsupport. Deze drie partijen werken sinds kort samen om sport, voornamelijk bij kinderen, te stimuleren. De netwerken van die drie organisaties worden hierbij aan elkaar gekoppeld. Volgens de respondenten zijn Sport en Recreatie en vooral Rotterdam Topsport gezamenlijk verantwoordelijk voor het opstellen van het topsportbeleid. Rotterdam Topsport De missie van de stichting is om Rotterdam nationaal en internationaal te positioneren als de sportstad van Nederland, waarin sportinfrastructuur en organiserend vermogen optimaal zijn ontwikkeld. Men richt zich op drie kernactiviteiten: 1. Men houdt zich bezig met de acquisitie, begeleiding, ondersteuning, promotionele en economische benutting van topsportevenementen. 2. Men houdt zich bezig met de ontwikkeling van de topsportinfrastructuur door -
advisering, begeleiding en ondersteuning van individuele topsporters/ topsporttalenten
-
advisering, begeleiding en ondersteuning van Rotterdamse topsportverenigingen en – organisaties
-
faciliteiten te creëren ten behoeve van de combinatie topsport en onderwijs
-
advisering op het gebied van topsportaccommodaties
-
sportmedische zorg voor top- en breedtesport te bieden door middel van het Sportmedisch Centrum Rotterdam.
3. De synergie tussen topsport en breedtesport. Men adviseert en begeleidt namelijk activiteiten door topsporters en topsportclubs in het kader van sportstimulering en schoolsport. Dit gebeurt o.a. in samenwerking met de dienst Sport en Recreatie van de gemeente Rotterdam. Het resultaat hiervan is dat er clinics, demonstraties en schoolactiviteiten door topsporters worden gegeven (www.rotterdamtopsport.nl). Enerzijds is Rotterdam Topsport een organisatie die als doel heeft om het topsportklimaat in Rotterdam te verbeteren. Dat doet zij in nauwe samenwerking met de gemeente Rotterdam, nationale en internationale sportorganisaties, het bedrijfsleven, onderwijsinstellingen en de media. Anderzijds
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
33
zijn er binnen de stichting verschillende organisaties onder een dak ondergebracht, waardoor we kunnen spreken van een netwerkorganisatie. Binnen Rotterdam Topsport zijn meerdere partijen ondergebracht, zoals: -
Het Olympisch Steunpunt
Het Olympisch Steunpunt Rotterdam is onderdeel van het landelijk Olympisch Netwerk van NOC*NSF en biedt een groot aantal begeleidingsfaciliteiten voor sporttalenten en topsporters. Het Olympisch Steunpunt Rotterdam werkt samen met de gemeente Rotterdam, sportbonden, het bedrijfsleven en diverse andere organisaties. Hierdoor is een begeleidingspakket ontstaan waardoor sporters uit de regio Rotterdam steun kunnen krijgen op vele gebieden. -
Het Sportmedisch Centrum
Binnen het netwerk van voorzieningen op het gebied van sportbegeleiding heeft Rotterdam Topsport een samenwerkingsverband met het Sportmedisch Centrum Rotterdam. Het eveneens in het Topsportcentrum gevestigde Sportmedisch Centrum Rotterdam is een professionele instelling op het gebied van de sportgezondheidszorg. Het stelt zich tot doel het bieden van sportmedische zorg voor alle sporters in de regio, zowel breedtesporters als de sporters met A- en B-status van NOC*NSF. -
Het Onderwijs-Topsportplatform
Het onderwijsplatform is een samenwerkingsverband tussen het Olympisch Steunpunt Rotterdam, Rotterdam Topsport en een aantal Rotterdamse onderwijsinstellingen. Zij streven ernaar de combinatie topsport en onderwijs zo soepel mogelijk te laten verlopen. Dit houdt in dat je gebruik kunt
maken
van
een
aantal
faciliteiten
passend
binnen
de
mogelijkheden
van
de
onderwijsinstelling (www.rotterdamtopsport.nl). Dienst Sport en Recreatie De dienst Sport en Recreatie is o.a. verantwoordelijk voor de facilitering van sport en het stimuleren van schoolsport en verenigingssport. Men zorgt o.a. voor accommodaties die geschikt zijn voor zowel de breedtesport als topsport. Samen met Rotterdam Topsport ondersteunt men ook verschillende topsportverenigingen in Rotterdam. Stichting Rotterdam Sportsupport Deze stichting richt zich voornamelijk op de breedtesport in Rotterdam. De stichting is het servicepunt voor Rotterdamse sportverenigingen die hulp kunnen gebruiken op bestuurlijk en organisatorisch terrein. Sportsupport geeft advies en zo nodig financiële bijdragen voor werving en opleiding van verenigingskader, voor het betrekken van ouders van jeugdleden bij de club en het aantrekken van vrijwilligers. Vanuit de ‘kern van drie’ lopen er verschillende relaties met andere actoren. De onderstaande actoren worden door de verschillende respondenten genoemd als actoren die participeren binnen het ‘topsportnetwerk’.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
34
Gemeentebestuur De wethouder Middelen en Sport, binnen het Rotterdamse College van Burgemeester en Wethouders is verantwoordelijk voor de portefeuille Sport. Deze persoon wordt in de vaststelling van het beleid geadviseerd door de commissie voor Cultuur en Sport. Deze commissie komt eens per twee weken bij elkaar en vergadert naast Sport, o.a. ook over media, cultuur en monumenten, recreatie en de dienst Sport en Recreatie (www.sportjaar2005.nl). Topsportverenigingen Binnen Rotterdam zijn veel Topsportverenigingen actief. Voetbalclub Feyenoord is het bekendste voorbeeld, maar er zijn er meer. Vanuit het idee dat Rotterdam Topsport de topsportinfrastructuur wil versterken wordt een aantal sportverenigingen met topsportambities ondersteund. De verenigingen moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze betreffen het spelen op het hoogste niveau, het
beschikbare
kader,
de
(www.rotterdamtopsport.nl).
continuïteit,
Voorbeelden
de van
jeugdopleiding
en
topsportverenigingen
het
financiële
binnen
draagvlak
Rotterdam
zijn
Volleybalclub Ortec Nesselande, Rotterdam Basketball, Neptunus Honkbal, Hockey Club Rotterdam, de Stichting Rotterdam Topturnen en de Stichting Rotterdam Cycling. (Top)sportaccommodaties Het Topsportcentrum en Ahoy zijn voorbeelden van accommodaties waar binnen Rotterdam aan topsport wordt gedaan. Ahoy haalt ieder jaar een aantal grote topsportevenementen in huis en is tevens de exploitant van het Topsportcentrum. Binnen Rotterdam zijn er veel accommodaties waar de mogelijkheid bestaat om aan topsport te beoefenen. Dit zijn het Topsportcentrum, Sportpaleis Ahoy, De Kuip, het Thorbecke Trainingsaccommodatie, het Neptunus Stadion, het Hockeystadion van Hockey Club Rotterdam en de Victoria Hal voor tennis. Onderwijsinstellingen De combinatie topsport en onderwijs is belangrijk binnen het topsportbeleid. Er zijn in Rotterdam veel scholen die het mogelijk maken om onderwijs met topsport te combineren. Dit betreft onderwijsinstellingen zowel binnen het basis –en voortgezet onderwijs als de Erasmus Universiteit. In het eerder beschreven Topsport-Onderwijsplatform creëert men de mogelijkheden daarvoor. Er zijn in Rotterdam tien onderwijsinstellingen die de mogelijkheid geven om topsport en onderwijs te combineren. In paragraaf 4.5 wordt hiervan een overzicht gegeven. Bedrijfsleven Tal van bedrijven verbinden zich via sponsoring aan de topsport. In Rotterdam is het bedrijfsleven een belangrijke partner. Het sportjaar 2005 wordt aangegrepen om de relatie tussen sport en het Rotterdamse bedrijfsleven verder te verbreden en te versterken. Men streeft daarbij naar publiek private partnerships in de sport, waarbij de gemeente en het bedrijfsleven samen sportvoorzieningen en activiteiten realiseren (Masterplan, 2005). Rotterdam Topsport heeft negentig bedrijven uit de regio Rotterdam die hen sponsoren.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
35
Fast Forward Deze commerciële partij is gespecialiseerd in communicatie. Ze adviseren opdrachtgevers over communicatie, het onderhouden van relaties met de media en het vergaren van free publicity. Opdrachtgevers van Fast Forward zijn o.a Rotterdam Topsport, Rotterdam Basketbal, Het Thorbecke Voortgezet Onderwijs en het paardensportevenement CHIO. In 2003 is men een samenwerking aangegaan met Vox Sports & Events om grote sportevenementen organisatorisch en commercieel te ondersteunen. Onlangs hebben de twee directeuren van Fast Forward en Vox Sports & Events samen het bedrijf ‘Rotterdam Sport Partner’ opgezet (www.fastforward.nl). Sportbonden Bijna iedere sport die in Nederland beoefend wordt, heeft een landelijke bond. Zo' n bond promoot en bevordert de sport, zowel op het niveau van topsport- als van breedtesport. Een sportbond ondersteunt ook de aangesloten verenigingen en/of individuele leden en is verantwoordelijk voor de organisatie van de competitie en toernooien voor de betreffende sport. De stad Rotterdam heeft contacten met alle bonden van sporten waar er in Rotterdam topsportverenigingen van zijn of evenementen door worden georganiseerd. Dit zijn er ongeveer dertig. Ministerie van VWS Topsport is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van professionele sportorganisaties. Maar de rijksoverheid levert daar ook een bijdrage aan. Dat doet zij bijvoorbeeld door de maatschappelijke positie van topsporters en van het topsportklimaat te versterken. VWS voert een actief beleid om grote sportevenementen naar Nederland te halen en daarvoor geschikte sportaccommodaties in te richten (www.minivws.nl). NOC*NSF Het topsportbeleid van NOC*NSF richt zich op een vaste positie bij de tien beste landen van de wereld. Eén van de voorwaarden daarvoor is dat topsporters zich optimaal kunnen voorbereiden op topsportprestaties. Aanvullend op de investeringen van de bond biedt NOC*NSF ter ondersteuning verschillende financiële en materiële voorzieningen. Het Ministerie van VWS en de NOC*NSF Partners in Sport verlenen hieraan hun medewerking (www.sport.nl). Europese sportsteden Rotterdam is dit jaar ‘European Capital of Sports’. De stad Glasgow, waar men in 2003 de titel had, heeft voor het jaar 2005 Rotterdam genomineerd als potentiële kandidaat. Met een sterk beleidsprogramma heeft Rotterdam de jury kunnen overtuigen. Rotterdam heeft namelijk plannen die vooral praktisch zijn. Er zijn duidelijke doelen gesteld en de samenwerking tussen de gemeente, sportinstellingen en het bedrijfsleven sprak de jury aan. Na Madrid (2001), Stockholm (2002), Glasgow en Alicante (2004) is Rotterdam de eerste Nederlandse stad met die titel. Rotterdam werkt samen met andere Europese steden om het topsportbeleid zo goed mogelijk over Europa uit te dragen. In deze figuur wordt een overzicht gegeven van het netwerk zoals dat er in Rotterdam uit ziet.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
36
Fig 1.1 het netwerk in Rotterdam Nationaal
Lokaal/ Regionaal
Beleid
Gemeentebestuur VWS
KERN
KERN Rotterdam Topsport
NOC*NSF Sportbonden
Sport en Recreatie
Sport Support
KERN
KERN
Olympisch Steunpunt Onderwijsplatform Medisch Centrum
Uitvoering Europese sportsteden
Onderwijs
Topsport
Instellingen
Mediapartners
verenigingen
Bedrijfsleven Evenementen
Accommodaties
organisaties
4.2.2
Het onderscheid in beleid en uitvoering
Uit de vorige paragraaf komt naar voren dat er tal van organisaties betrokken zijn bij zowel het opstellen als het uitvoeren van het topsportbeleid. Er is in het onderscheid te maken tussen partijen die beleidsmatig bezig zijn en partijen die het beleid uitvoeren. “ Je kan stellen dat er sprake is van een collectief sportbeleid in deze stad, waarbij een aantal verantwoordelijkheden door anderen worden uitgevoerd” (Sport en Recreatie).
Rotterdam Topsport en Sport en Recreatie zijn met name verantwoordelijk voor het topsportbeleid. Zij zijn hierbij zowel initiërend als uitvoerend actief. De directeuren van Rotterdam Topsport, Sport en Recreatie en ook van Sport Support, komen namelijk eenmaal per maand bij elkaar samen met een beleidsmedewerker om het beleid te maken. “Het moet echt uit deze hoek komen, maar we gebruiken ook expertise van buitenaf als we in het buitenland zitten of via Joop Albeda, het Mullier Instituut of congressen. We hebben zo’n groot netwerk, dus we kunnen de expertise overal vandaan tanken. Uit het binnenland zeker, maar de laatste tijd ook uit het buitenland” (Sport en Recreatie).
De uitvoering van het beleid gebeurt volgens deze partijen ook door dezelfde mensen die verantwoordelijk zijn voor het maken van het beleid. Rotterdam Topsport en Sport en Recreatie werken samen in de uitvoering van de sportnota die zij ook zelf hebben geschreven. Daarbij worden de andere actoren betrokken wanneer het nodig is. “We hebben hem samen gemaakt en voeren het ook samen uit, dus zitten we ook aan het stuur” (Rotterdam Topsport). Een uitvoerende partij is van mening is
dat er wel onderscheid is tussen de beleidsmatige en uitvoerende partijen, maar dat de relatie tussen deze twee groepen goed wel is. “Je hebt altijd wel verschillen en bepaalde personen die er met de eer van door willen gaan, terwijl ze vergeten wie er allemaal achter zit. Alle handjes die er onder zitten doen vaak al het
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
37
zware werk”(Topsportvereniging). Een partij noemt het netwerk op sommige punten zelfs een beetje
terughoudend. “Iedereen wil graag, maar wil tegelijkertijd ook niet teveel aan elkaar prijs geven, omdat je toch ook dingen hebt die je als vereniging voor jezelf wil houden” (Topsportvereniging).
4.2.3
De kracht van het netwerk
In Rotterdam heerst er, volgens de respondenten, een gezamenlijke opvatting over wat men met topsport wil bereiken. Er wordt aangegeven dat men in Rotterdam topsport juist heel belangrijk vindt. Volgens Rotterdam Topsport staat sport erg hoog op de politieke agenda en men is van mening dat er een College en een Burgemeester zitten die ook echt begaan zijn met sport. “Dat is eigenlijk ontstaan nadat Bram Peper burgemeester van Rotterdam werd en het is door Ivo Opstelten alleen maar voortgezet” (Rotterdam Topsport). De basis van het netwerk, zoals dat wordt omschreven door respondenten, is niet hiërarchisch van aard, maar wel heel informeel en zeer dominant. “Dat is in het verleden wel eens anders geweest. De lijnen zijn nu heel kort en het is allemaal erg informeel” (Sport en Recreatie). Het gaat juist om die contacten die er voor zorgen dat er dingen gebeuren in de stad. Er wordt wel gezegd dat, wanneer het nadrukkelijk een samenwerking betreft op basis van projecten, het netwerk ook heel formeel kan zijn. “Met de gemeentelijke partners en het ministerie hebben we hele formele relaties en ook met het NOC, omdat er ook een financiële relatie is” (Rotterdam Topsport). Ook wanneer er contracten getekend moeten worden is het volgens de respondenten formeel, maar de onderlinge relaties met elkaar zijn informeel. “De echte afspraken worden toch na de vergadering gemaakt of op netwerkborrels, zo werkt dat gewoon” (Ahoy). De reden dat er, volgens een aantal respondenten, veel gebeurt op het gebied van topsport in Rotterdam is, omdat de verantwoordelijke partijen in Rotterdam overal hun ‘neus’ laten zien. Men probeert op iedere belangrijke bijeenkomst aanwezig te zijn. “Tijdens de zesdaagse zie ik geen pepernoot van het wielrennen, ik ben alleen maar aan het lullen”(Sport en Recreatie).
Een voorbeeld, waaruit blijkt dat men het belang van het netwerken, als activiteit, niet onderschat is de aanwezigheid van een Rotterdamse delegatie tijdens de Olympische Spelen in 2004 in Athene. “Bij ons was het heel duidelijk, er was geen discussie over mogelijk zei de wethouder. “Rotterdam moet daar gewoon zijn”. Bonden moeten je zien, internationale bonden moeten weten dat Rotterdam er loopt. Kijk, want de WK 2008, hockey of volleybal, daar wordt nu al over gesproken, dus moet je zorgen dat je daar bij bent. Ik snap ook sinds Athene hoe die hele sportwereld een beetje in elkaar zit” (Sport en Recreatie). De enorme
(tijds)investering die het kost om een netwerk op te bouwen zorgt volgens Rotterdam Topsport voor een positief imago. “Mensen zeggen van “die gasten zijn ook overal bij betrokken” en dat levert status op als organisatie. Onze naam en die van de stad wordt dus veel genoemd en dat versterkt elkaar alleen maar” (Rotterdam Topsport). De Stichting Rotterdam Topsport is vijftien jaar geleden opgericht met de
opdracht om topsport als profileringspunt van de gemeente uit te dragen en het bedrijfsleven meer erbij te betrekken. “Vroeger, toen er nog geen aparte stichting was en topsport nog onder Sport en Recreatie viel, heb ik van voorgangers begrepen dat ze er hier niet zoveel van maakten”(Sport en Recreatie).
Het valt op dat er in Rotterdam veel draagvlak vanuit de politiek is voor topsport en dat is geruime tijd het geval. Met de komst van de stichting Rotterdam Topsport is dit alleen maar versterkt. In Rotterdam
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
38
heeft men een duidelijke keuze voor topsport gemaakt en steekt men veel energie in het opbouwen en versterken van het netwerk. 4.2.4
Hulpbronnen
Welke middelen hebben de verschillende partijen nu in te brengen die een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het topsportbeleid? Alle respondenten geven aan dat ze beschikken over hulpbronnen die een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het topsportbeleid in Rotterdam. De eigen expertise/ kennis en ervaring wordt daarbij het meest genoemd. De dienst Sport en Recreatie beschikt o.a. over expertise die nodig is om faciliteiten te creëren. Men legt bijvoorbeeld ‘grass-mastervelden’ aan voor Feyenoord Rotterdam voor de jeugdopleiding. “Wij hebben mensen in dienst die over allerlei soorten gras waanzinnig veel verstand hebben” (Sport en Recreatie). Daarnaast heeft men ook een trainingshal voor het tennis aangelegd, een
squashaccommodatie, hockeyaccommodaties en de honkbalaccommodatie van Neptunus aangelegd. De meeste kennis en expertise op het gebied van topsport is volgens de respondenten aanwezig
bij
Rotterdam
Topsport.
Zij
adviseren,
ondersteunen
en
begeleiden
o.a.
topsportverenigingen op maatschappelijk, sportorganisatorisch en sportmedisch gebied. Verder geven zij ook advies op het gebied van topsportaccommodaties en brengen ze de ‘witte vlekken’ in kaart als het gaat om (top)sportaccommodaties in Nederland. Ze zitten in een gemeentelijke werkgroep die zich bezig houdt met het opstellen de nota ‘Topsport Accommodatiebeleid’. Twee andere respondenten geven aan expertise en kennis te hebben op het gebied van topsportaccommodaties. Zij scheppen de voorwaarden die nodig zijn om een goed topsportevenement neer te zetten. “ Kijk iedereen kan sporthallen bouwen, maar de kracht of het succes zit hem in de randvoorwaarden die er zijn. Wij creëren die randvoorwaarden” (Topsportcentrum). Deze twee respondenten geven ook aan dat de accommodatie zelf
een belangrijk middel is waarmee ze bijdragen aan de kwaliteit van het beleid. In het Topsportcentrum heeft men bijvoorbeeld een hele duidelijke prioriteitstelling, wat al valt af te lezen aan de naam van het gebouw. Er wordt namelijk altijd voorrang gegeven aan topsport. Dat betekent niet dat er geen plaats is voor breedtesport, maar de mogelijkheden voor de breedtesport, voor onderwijsinstellingen en evenementen komen op de tweede plaats. Naast de volleybal –en basketbalwedstrijden van de eredivisieteams, is er bijvoorbeeld ook ruimte voor de opleiding Sport & Bewegen. Bij Fast Forward heeft men voornamelijk veel kennis en ervaring in huis op het gebied van communicatie. Men adviseert opdrachtgevers over communicatie, het onderhouden van relaties met de media en het vergaren van free publicity. Het eigen netwerk en de contacten waarover men beschikt werden door vier van de zes respondenten als belangrijke hulpbron gezien waarmee men een bijdrage levert aan de kwaliteit van het topsportbeleid. Zij gaven aan dat persoonlijke contacten het functioneren van het netwerk in sterke mate bepalen. Rotterdam Topsport heeft bijvoorbeeld een heel sterk netwerk. “We brengen ons eigen netwerk in, we leggen ons oor te luisteren bij bonden en die geven ons aan waar zij behoefte aan hebben. Daar proberen wij dan op in te spelen” (Rotterdam Topsport).
Bij de dienst Sport en Recreatie zorgt het netwerk van mensen die daar werkzaam zijn er o.a. voor dat er evenementen naar de stad komen en dat de juiste topsportfaciliteiten in de stad worden neergezet. Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
39
De aanwezigheid van organiserend vermogen is een middel dat wordt genoemd door drie van de zes respondenten. Een respondent vindt dat zelfs het belangrijkste middel waarover men beschikte. “Evenementen worden hier soms binnengehaald, omdat er ergens anders zoveel besluitvorming voor nodig is en dat is een bevestiging van het sterke organiserend vermogen en de snelheid waarmee een burgemeester hier werkt. De bereidheid van de politiek is groot” (Sport en Recreatie). De topsportverenigingen in Rotterdam
worden door de gemeente gestimuleerd om hun eigen professionals, zoals toptrainers en spelers in te zetten. Deze professionals leveren een bijdrage door clinics te geven op scholen en verenigingen uit de regio. In tabel 1.1 wordt nog eens duidelijk weergegeven welke partijen over welke hulpbronnen beschikken. Actor
Hulpbronnen
Sport en Recreatie
1. 2. 3. 4. 1. 2. 3. 1. 2. 3. 1. 2. 1. 2. 1. 2. 1. 2.
Rotterdam Topsport Ortec Nesselande Rotterdam Basketbal Ahoy Topsportcentrum Fast Forward Tabel 1.1 hulpbronnen 4.2.4
kennis organiserend vermogen het netwerk financiële middelen kennis het netwerk mankracht kennis mankracht (clinics) de trainer kennis mankracht (clinics) accommodatie organiserend vermogen accommodatie kennis kennis het netwerk
Afspraken en regels
De meeste respondenten geven eigenlijk aan dat er geen gezamenlijke afspraken, regels of voorwaarden zijn om samen te werken.“ Als ze maar iets toevoegen vanuit hun specialiteit” (Fast Forward). Als er al regels binnen het netwerk zijn dan zijn dat mondeling afspraken. “We hebben niet echt gezamenlijke regels of afspraken op overlegniveau en de relaties met Sport en Recreatie en Rotterdam Topsport zijn gewoon een op een” (Ahoy). Men voegt daar bij Rotterdam Topsport aan toe dat alles wat men doet
wel aan topsport gerelateerd moet zijn. Om tot een echte samenwerking te komen tast men wel af of een actor een bijdrage levert aan: - het imago van Rotterdam Sportstad – de economische spin off – de impact van de sport – het inschakelen van sponsors - het financieel draagvlak – de mediagevoeligheid
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
40
De Stichting Rotterdam Topsport heeft duidelijke afspraken met NOC*NSF. Zij zijn het eerste netwerk die een overeenkomst met NOC NSF heeft ondertekend, daar waar het gaat om topsportbeleid. “Het hele netwerk van NOC is ook ons netwerk, daar zitten geen onbekenden in. We worden ook vaak betrokken bij hun beleid, als adviseur of om mee te denken” (Rotterdam Topsport). De gemeente Rotterdam erkent ook
het belang van de combinatie topsport en onderwijs. Ze financieren het Topsport-Onderwijs Platform. Samen met de topsportcoördinatoren van die onderwijsinstellingen komen deze partijen vijf keer per jaar bij elkaar. Er wordt tijdens die bijeenkomsten gepraat over de combinatie onderwijs-topsport en over welke faciliteiten er nodig zijn op een school om aan topsport te kunnen doen. Dit alles is vastgelegd in een convenant. Rotterdam Topsport heeft ook een regeling met volleybalvereniging Ortec
Nesselande
waarin
de
laatstgenoemde
partij
subsidie
ontvangt
om
professionele
arbeidskrachten effectiever en voor meer uren in dienst te kunnen nemen. De subsidie is afkomstig van Sport en Recreatie. 4.2.5
Invloed op het beleid
Als de respondenten antwoord moeten geven op de vraag welke van de partijen binnen het netwerk de meeste invloed hebben op het beleid heerst er vrijwel overeenstemming. Door alle partijen wordt Rotterdam Topsport als meest invloedrijke partij aangewezen. Die invloed uit zich voornamelijk doordat, volgens de respondenten, de ideeën omtrent topsport vaak vanuit Rotterdam Topsport komen. Zij zorgen volgens de topsportverenigingen voor een goed topsportklimaat en bepalen ze in grote lijnen wie er subsidie krijgt en wie niet. “Zij geven subsidie aan de juiste punten die het nodig hebben, maar het is niet zo dat je zomaar aan kunt kloppen als je geld nodig hebt. Er moet een goede visie achter zitten en zij stimuleren het heel erg dat je daar zelf als topsportvereniging of topsporter in mee denkt” (Topsportvereniging).
Deze partij is samen met Sport en Recreatie en de Stichting Rotterdam Sportsupport verantwoordelijk voor de besluitvorming en een juiste uitvoering van het totale sportbeleid en de feitelijke beleidsresultaten na afloop. Rotterdam Topsport is samen met Sport en Recreatie verantwoordelijk voor de resultaten binnen het topsportbeleid. “Rotterdam Topsport en Sport en Recreatie zijn toch de trekkers, wij hebben geen invloed op het beleid en zijn ook niet echt op de hoogte”. (Ahoy).
Er is binnen Rotterdam niet een specifiek bedrijf die een grote stempel drukt op de topsport. Fortis ondersteunt het betaald voetbal en de marathon van Rotterdam, maar verder zijn het allemaal kleine private partijen die de topsport ondersteunen. “Wij hebben geen Philips. Kijk, in Eindhoven is de situatie uniek, er is geen andere stad in Nederland die dat heeft. Daardoor is Eindhoven ook een belangrijke partner en tevens concurrent voor ons” (Rotterdam Topsport).
4.3
Overige factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van het topsportbeleid
Er is aan de respondenten gevraagd welke factoren volgens hen van invloed zijn op de kwaliteit van het topsportbeleid in Rotterdam. Buiten de factoren die in het model zijn opgenomen zijn er ook nog andere factoren. In deze paragraaf worden de, door de respondenten meeste genoemde factoren, uitgewerkt. Het opbouwen van een sterk en breed netwerk, waarbinnen overeenstemming heerst, een gunstig politiek klimaat, waarin de overheid zelf participeert en een goede basisinfrastructuur worden door vier Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
41
van de zes respondenten genoemd als factoren die van invloed zijn op het succes van het topsportbeleid in Rotterdam. De grootte van de stad is zeker zo belangrijk en is volgens een aantal respondenten heel erg van invloed op de mogelijkheden die je hebt om kwalitatief topsportbeleid te voeren. Zo is Rotterdam een van de vier grote steden in Nederland en heeft, volgens de respondenten, de stad ook meer eigen middelen ter beschikking. “Wij zijn binnen het netwerk van steden en de politiek heel dominant aanwezig. Middelgrote steden als Eindhoven, Tilburg en Den Bosch hebben toch meer moeite om aandacht voor zichzelf op te eisen” (Rotterdam Topsport)
Verder wordt de aanwezigheid van een duidelijke structuur in het beleid, in de vorm van een 10-puntenplan, door twee respondenten als belangrijke factor voor kwalitatief topsportbeleid genoemd. Er is in 2002 een structureel kader neergezet met tien punten voor de komende 10 jaar, waaraan al het beleid is opgehangen. Hier wordt later dieper op in gegaan. Het organiserend vermogen en de bereidheid van een stad om echt voor topsport te durven kiezen wordt door twee respondenten als belangrijke factor gezien. 4.4
De samenwerking
In deze paragraaf wordt beschreven hoe er in Rotterdam wordt samengewerkt door de verschillende partijen, in de organisatie van topsportevenementen, -begeleiding, -accommodaties -en financiering. 4.4.1 topsportevenementen De algemene samenwerking tussen de afdeling Sport en Recreatie van de gemeente en Rotterdam Topsport is volgens Sport en Recreatie de laatste twee jaar erg verbeterd. “ Vroeger was de relatie tussen Rotterdam Topsport en Sport en Recreatie helemaal niet zo geweldig. Men dacht hier altijd heel negatief over de Stichting Topsport. Nu werken we erg goed samen en kunnen wij het persoonlijk ook erg goed met elkaar vinden” (Sport en Recreatie).
Om topsportevenementen naar de stad te krijgen is er een nauwe samenwerking tussen de stichting Rotterdam Topsport en Rotterdam Festivals, Rotterdam Marketing en o.a de dienst Sport en Recreatie. Men heeft hierbij de volgende doelstellingen: Twee keer per maand een topsportevenement te hebben van minimaal nationaal niveau. Tenminste een maal per jaar een groot topsportevenement van internationaal niveau Continuïteit en versterking van bestaande topsportevenementen. Extra middelen reserveren voor topsportevenementen Om deze doelstellingen te behalen werkt men samen met de sportbonden, waarvan er binnen Rotterdam een topsportereniging aanwezig is. “ Men weet ons altijd te vinden als er een evenement moet worden georganiseerd. Wij zijn altijd bereid om samen te werken” (Rotterdam Topsport).
De top-en breedtesportevenementen die op de kalender staan, zullen in het Sportjaar 2005 extra aandacht krijgen. Er wordt in Rotterdam gestreefd om altijd een bijdrage te geven aan de relatie topsport-breedtesport. Sport en Recreatie gebruikt bij het WK korfbal bijvoorbeeld de internationals om de week voor het evenement clinics te verzorgen op scholen.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
42
4.4.2 topsportaccommodaties Het beheer van topsportaccommodaties is in Rotterdam zowel in handen van private als publieke partijen. Er wordt naar z.g. PPS-constructies gestreefd. Zo is het Topsportcentrum zes jaar geleden door de gemeente neergezet en wordt het ook door hen beheerd, maar is de exploitatie in handen van een commerciële partij, de Ahoy. Bij het topsportcentrum heeft men dus met meerdere partijen te maken. Buiten de gemeente en Ahoy werkt men samen met Rotterdam Topsport bij evenementen en is de horeca in handen van De Kuip. De Ahoy is vroeger geheel door de gemeente opgezet. Later is het bedrijf geprivatiseerd en is het een N.V (naamloze vennootschap) geworden. De aandelen van Ahoy zijn voor een groot gedeelte in handen van de gemeente, maar zij zijn zich wel steeds verder aan het terugtreden. Het is nu een onderneming met een winstoogmerk en meer te vergelijken met een bedrijf. Het tegenovergestelde gebeurt eigenlijk bij het Topsportcentrum, daar ligt de focus echt op de topsport en heeft men geen winstoogmerk. Ondanks de samenwerking met private partijen heeft de afdeling Sport en Recreatie zelf veel accommodaties in eigen beheer. Besluiten over welke accommodaties er in Rotterdam worden gebouwd worden voornamelijk door Sport en Recreatie gemaakt. Hierbij wordt wel samengewerkt met partijen,
zoals
Rotterdam
Topsport,
de
Stichting
Rotterdam
Sportsupport,
Rotterdam
Ontwikkelingsbedrijf, sportbonden en het bedrijfsleven. Binnenkort komt er in Rotterdam een nieuwe nota, Topsport Accommodatiebeleid uit, die in samenspraak tussen een aantal van de bovenstaande partijen tot stand is gekomen. 4.4.3 topsportbegeleiding In de begeleiding van topsporters speelt het Olympisch Steunpunt een belangrijke rol. Zij zorgen ervoor dat topsporters in hun behoeftes worden voorzien. Het Olympisch Steunpunt is een onderdeel van Rotterdam Topsport. Het uitbreiden van de ondersteuning van topsporters, het actief begeleiden van talenten en d.m.v. talentscouts aan te stellen en het uitbreiden van de ondersteuning van topsportverenigingen zijn de doelstellingen vanuit de stichting Rotterdam Topsport. Het Topsport-Onderwijs platform is een samenwerkingsverband tussen het Olympisch Steunpunt Rotterdam, Rotterdam Topsport en een aantal Rotterdamse onderwijsinstellingen. Zij streven ernaar de combinatie topsport en onderwijs zo soepel mogelijk te laten verlopen. Je kunt hierdoor een aangepast onderwijsprogramma volgen, waarbij rekening wordt gehouden met de planning voor trainingen en wedstrijden en kunt tentamens en examens op een geschikt moment en zonodig in aangepaste vorm afleggen, tevens kun je hiervoor extra begeleiding krijgen. Er wordt door Sport en Recreatie ook in samenwerking met Rotterdam Topsport samengewerkt in de ondersteuning
van
topverenigingen.
De
dienst
Sport
en
Recreatie
ondersteunend
topsportverenigingen vanuit het z.g. Breedtesport-Topsportmodel. Dit doen zij door middel van: 1. Passieve recreatie Men
stelt
geld
beschikbaar
door
bijvoorbeeld
toegangskaarten
voor
wedstrijden
van
topsportverenigingen op te kopen en beschikbaar te stellen voor scholen. Dit zorgt ervoor dat de stadions vollopen.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
43
2. Geld in ruil voor clinics Topsportverenigingen worden financieel ondersteund en in ruil daarvoor moeten spelers clinics verzorgen in het onderwijs. 3. Toptrainers geven clinics Topsportverenigingen worden financieel ondersteund en in ruil daarvoor geven trainers/ coaches clinics voor trainers in de regio, waardoor het niveau omhoog gaat. 4. Het opzetten van regionale opleidingscentra. Er bestaat binnen Rotterdam een opleidingscentrum voor honkbal, via het Thorbecke College. Nu wil men dit model ook bij het basketbal opzetten in samenwerking met de LOOT-school. De topsportvereniging heeft dan een soort jeugdinstituut waarin de beste talenten bij elkaar zitten en ook nog gelieerd is aan de LOOT-school. Dit idee is momenteel gedeeltelijk in uitvoering. 4.4.4 topsportfinanciering De topsport wordt in Rotterdam voornamelijk gefinancieerd door de gemeente. Sport en Recreatie is namelijk hoofdsponsor van de Rotterdam Topsport. Dit komt neer op 70% van 2,5 miljoen euro. Rotterdam Topsport besteed dit geld in overleg met Sport en Recreatie aan al hun projecten. De Ahoy krijgt bijvoorbeeld helemaal geen subsidie voor het ABN Tennistoernooi, omdat het door Ahoy zelf wordt georganiseerd. De zesdaagse wordt wel door de gemeente gesubsidieerd, maar het is de vraag of dat volgend jaar weer zo is. 4.4.5
Afhankelijkheid
Bij Sport en Recreatie geeft men aan dat er binnen ‘de kern van drie’ (Rotterdam Topsport, Sport en Recreatie en Sportsupport) wel degelijk sprake is van onderlinge afhankelijkheid. “Ik weet wel dat als er geen Rotterdam Topsport zou zijn, ik niet zou weten hoe deze organisatie het hele ‘topsportgebeuren’ op zou moeten pakken. Als ik de dienst van Rotterdam Topsport ook nog zou moeten aansturen zou dat niet lukken”(Sport en Recreatie).
De meeste partijen zijn afhankelijk van sponsoren. Rotterdam Topsport heeft ongeveer negentig sponsoren. Gezamenlijk zorgen die partijen voor 30% van de inkomsten. Verder geeft de stichting aan veel contact te hebben met bonden, het ministerie van VWS, de gemeente Rotterdam, het NOC*NSF, het bedrijfsleven, de topsportverenigingen en sportmarketingbureaus. “Wij kunnen niet opereren zonder samenwerking met bovenstaande partijen. Wij zijn daar afhankelijk van zowel inhoudelijk als financieel” (Rotterdam Topsport).
De topsportverenigingen geven aan het meest afhankelijk te zijn van sponsoren. Door die partijen worden ze financieel het zwaarst ondersteund. Een andere partij waarvan men afhankelijk is, is Rotterdam Topsport. “Zij zorgen voor faciliteiten, ze denken mee in veel organisatorische dingen, ze bieden ons mankracht en ze ondersteunen ons een klein beetje financieel, maar dat is echt een druppel op een gloeiende plaat”(Topsportvereniging).
De Hoofdsponsor Ortec, en zo’n dertig andere sponsoren zorgen volgens de vereniging echt voor de mogelijkheden. “Zonder hen hadden wij dit niet op deze manier kunnen doen” (Topsportvereniging). Van de gemeente zijn de topsportverenigingen het minst afhankelijk, hoewel ze elkaar wel nodig hebben. Het contact loopt vaak via Rotterdam Topsport. “We hebben in principe sporadisch contact met de gemeente, Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
44
maar omdat we qua niveau steeds hoger komen moeten we wel wat meer contact gaan krijgen met de gemeente. Je hebt de gemeente toch nodig als je straks die grote internationale wedstrijden gaat spelen. Je moet dan toegang hebben tot accommodaties en het is dan wel handig als je op goede voet staat met de gemeente” (Topsportvereniging).
Bij Ahoy geeft men aan niet echt afhankelijk te zijn van andere partijen. Men heeft namelijk met zoveel andere organisaties te maken die niet in het ‘sportnetwerk’ zitten. “Als we elkaar nodig hebben weten we elkaar wel altijd te vinden”(Ahoy). Er is ook geen afdeling binnen de organisatie die zich
puur op topsportevenementen richt. Men heeft de vaste evenementen, zoals het ABN tennistoernooi en in de toekomst misschien de zesdaagse. Af en toe wil men ook wel een EK binnen halen, maar alleen als het zich aanbiedt. “De gemeente heeft wel belangen bij ons succes, ze zijn immers 100% aandeelhouder”(Ahoy).
Ook bij het topsportcentrum wordt aangegeven dat men niet echt afhankelijk is van andere partijen. “Kijk, Sport en Recreatie is de eigenaar van het gebouw, Ahoy is onze moeder en Rotterdam Topsport is onze hofleverancier” (Topsportcentrum).
4.4.6
Overeenstemming
De respondenten zijn het er gezamenlijk over eens dat er sprake is van overeenstemming in Rotterdam. “We hebben in Rotterdam een gezamenlijk gevoel van ‘we gaan ervoor” (Rotterdam Topsport). De stad Rotterdam heeft een bepaalde visie en doelstellingen en zoekt daar zelf partners bij die zich daarin kunnen vinden. “We hebben het beste voor met de stad en een evenement, maar iedereen werkt er met een eigen doel en visie aan. Zo is er onder meer een verschil tussen een perspectief vanuit top- en breedtesport, organisatorisch en commercieel, korte en lange termijn (Fast Forward). Als een bond een evenement wil
organiseren en ze zoeken een stad die hen daarbij wil helpen dan weet men, volgens Rotterdam Topsport, hen altijd wel te vinden. Men is altijd bereid om samen te werken. Andere partijen geven aan dat ze zeker zullen ingrijpen op het moment dat men het gevoel krijgt dat er geen overeenstemming is. “Als een partij zich achtergesteld voelt gaan we zeker om de tafel, absoluut!” (Topsportcentrum). Bij de beleidsmatige partijen, Rotterdam Topsport en de dienst Sport en Recreatie,
zit men in ieder geval wel op een lijn qua doelstellingen. Samen geeft men vorm aan het totale sportbeleid. En wat betreft topsport heeft men allebei de doelstelling om een infrastructuur te creëren waarin het mogelijk is om topsport te bedrijven. “Ik voel me ook verantwoordelijk voor de rest van de sport hoor, met name de combinatie topsport-breedtesport. Dat doet het in de politiek ook altijd goed.” (Rotterdam Topsport) In Rotterdam investeert men dus zowel in breedtesport als in topsport. “Dat verhaal kunnen wij heel goed onderbouwen en dat accepteert de politiek”.
Een topsportvereniging geeft aan dat er misschien wel een beetje teveel overeenstemming is binnen Rotterdam. “Iedereen wil hetzelfde en je vist allemaal in dezelfde vijver” (Topsportvereniging). Veel organisaties hebben dezelfde sponsoren en halen op die manier geld bij elkaar weg. Het gevolg hiervan is dat een aantal topsportverenigingen zijn gaan samenwerken om de concurrentie tegen te gaan. “Dit doen we wel stap voor stap, je moet daar erg voorzichtig in zijn. Stel je voor dat sponsoren het ergens anders leuker gaan vinden” (Topsportvereniging).
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
45
4.4.7
Duurzaamheid
De samenwerking tussen de verschillende partijen uit het netwerk wordt door alle respondenten als duurzaam omschreven. Het gaat in het eerste geval om de samenwerking tussen de gemeente en Rotterdam Topsport als beleidsmakers en topsportverenigingen en accommodaties als uitvoerende partijen. Deze laatstgenoemde partijen geven aan dat ze al lange tijd samenwerken met Rotterdam Topsport, sommige actoren zelfs vanaf het moment dat de stichting vijftien jaar gelden werd opgericht. De samenwerking met Sport en Recreatie wordt eveneens als duurzaam omschreven, al wordt wel aangeven dat er vaak via Rotterdam Topsport contact is met de gemeente. Binnen Rotterdam is de gemeentelijke overheid een belangrijke actor met veel invloed op het topsportbeleid. Rotterdam had in het verleden al wel een aantal aansprekende evenementen die jaarlijks terugkeerden naar de stad, maar men is zich pas in een later stadium gaan profileren als sportstad van Nederland. Vanuit dat perspectief heeft men geprobeerd om samen met Rotterdam Topsport meer structurele en ook incidentiele evenementen naar de stad toe te halen. Er wordt wel gezegd dat het allemaal niet zo gemakkelijk is gegaan, het hele proces om uiteindelijk sportstad van Nederland te zijn heeft ongeveer 15 tot 20 jaar geduurd. “ Een netwerk bouw je in de loop der jaren op. Veel steden zien ons succes, maar dat is een jarenlange weg die we hebben doorlopen en dat hebben we echt moeten opbouwen. Je kunt zoiets ook niet kopiëren, want het klimaat moet er zijn en dat kost veel tijd en veel investering” (Rotterdam Topsport).
Rotterdam en dan met name de stichting Rotterdam Topsport heeft het voordeel dat veel bedrijven een jarenlange commitment afsluiten. Daarbij wordt wel de opmerking gemaakt dat het verschrikkelijk moeilijk is om sponsoren te vinden en de cultuursector veel geld wegzuigt. “Er is veel spanning op de sponsormarkt, maar dat zal in Eindhoven net zo zijn. Philips is alleen wat meer vertakt in de samenleving” (Rotterdam Topsport).
De relatie tussen Sport en Recreatie en Rotterdam Topsport is de afgelopen twee jaar wel veranderd. Bij Sport en Recreatie is een 2003 een nieuwe directeur aangesteld, die de opdracht mee kreeg om de relatie tussen de twee partijen te verbeteren. “ Het is de afgelopen twee jaar goed gegaan. Hans (Directeur Rotterdam Topsport) en ik kunnen het goed vinden. Je hoeft mij, met mijn voetbalachtergrond, niet te vertellen dat een rechtsback en een rechts buiten met elkaar samen moeten werken, dus dat zit ook wel een beetje in hoe ik werk”. (Sport en Recreatie).
4.5
Het topsportbeleid
Om een verbetering van het Rotterdamse topsportklimaat te realiseren is het van belang te blijven investeren in topsporters, topsportverenigingen, topsportaccommodaties en sportevenementen (Rotterdam Sportstad, 2002). Dit jaar is Rotterdam ‘European Capital of Sports’ en heeft men het jaar 2005 tevens uitgeroepen tot ‘Sportjaar 2005’. Men gebruikt dit jaar om extra impulsen te geven aan de (top)sport. Rotterdam voert een compleet sportbeleid waarin zowel de breedtesport als de topsport aan bod komen. In 2003 stelden de drie sportorganisaties Sport en Recreatie, Rotterdam Topsport en Rotterdam Sportsupport gezamenlijk het gemeentelijk beleidsprogramma Rotterdam Sportstad op, een voorstel voor de komende tien jaar (Masterplan, 2005). Het is een structureel kader voor de komende tien jaar en alles wat men binnen Rotterdam doet vind plaats in het kader van die tien punten. Er is in dit beleid vastgelegd hoe Rotterdam een sportstad moet zijn en worden. Niet alleen nationaal en internationaal, maar ook voor de Rotterdammers. Op Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
46
alle punten is vastgelegd waar Rotterdam in zou moeten investeren. De tien punten behandelen elk een deelgebied van het sportbeleid. 1. Sport en school 2. Sportverenigingen 3. Recreatiesport 4. Commerciële sportverenigingen 5. Sportevenementen 6. Sportopleidingen 7. Topsport 8. Kwaliteit 9. Sport en ruimte 10. Bekendheid Topsport wordt binnen deze structuur gezien als een verlengde van de breedtesport en het levert een belangrijke bijdrage aan het imago van de stad. Rotterdam heeft de volgende doelen op het gebeid van topsport voor de komende jaren: -
Vijf talentscouts aanstellen
-
Talent actief begeleiden
-
Het aantal topsportverenigingen dat men ondersteund uitbreiden
-
De ondersteuning voor topsporters uitbreiden
-
Meer inzet van topsporters bij sportevenementen, clinics en scholen
-
Meedenken met serieuze initiatiefnemers over topsportvoorzieningen (Masterplan, 2005).
Er wordt nu ingegaan op de kwaliteit van het topsportbeleid op vier verschillende deelgebieden, te weten: Topsportevenementen Topsportaccommodaties Topsportbegeleiding Topsportfinanciering 4.5.1
Topsportevenementen
Het beleid ten aanzien van topsportevenementen ligt voornamelijk bij de Stichting Rotterdam Topsport.
Het
uitgangspunt
voor
de
inzet
van
Rotterdam
Topsport
ten
aanzien
van
Topsportevenementen is om sportpromotie en promotionele en economische spin off voor Rotterdam te creëren. Het beleid richt zich op twee punten: 1. Het
ondersteunen
en
waar
mogelijk
versterken
van
bestaande
Rotterdamse
Topsportevenementen en 2. De acquisitie, begeleiding en ondersteuning van nieuwe sportevenementen in Rotterdam (www.rotterdamtopsport.nl). Jaarlijks heeft Rotterdam 15 reguliere topsportevenementen op zijn kalender staan. Dit zijn evenementen die structureel ieder jaar worden georganiseerd in Rotterdam. Dit zijn o.a het ABN AMRO Tennistoernooi, Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
47
de Korfbal Challenge, de Marathon, het CHIO, het World Port Tournament, de Dutch Open Karate, de Dutch Open Judo, de Lucardi Cup Handbal, de Zaalkorfbalfinale. de Champions Trophy Vanwege het sportjaar 2005 wordt dit rijtje aangevuld met 19 nieuwe topsportevenementen (Topsportmagazine, 2005). In het begin van het jaar werd in Rotterdam de Wielerzesdaagse gehouden in Ahoy. Dit is een evenement dat al lang niet meer naar de stad werd gehaald en men is nu bezig om dit evenement volgend jaar weer naar Rotterdam te halen. Tevens is in mei 2005 de EK Judo en worden dit jaar nog het WK Honkbal, de WK Boarding, de Rotterdam Road Races, het WK Catamaranzeilen en vele andere topsportevenementen op Rotterdamse bodem gehouden (www.rotterdamsportjaar2005.nl). 4.5.3
(Top)sportaccommodaties
Bij de organisatie van (inter)nationale topsportevenementen, maar ook voor de ontwikkeling van de topsportbeoefening, zijn accommodaties nodig die voldoen aan nationale en internationale eisen en normen. De keuze van sportbonden en sportclubs van de locatie voor hun evenementen en wedstrijden is afhankelijk van de beschikbaarheid accommodaties. Het Rotterdamse (top)sportbeleid is er daarom op gericht om te zorgen voor moderne, goed geoutilleerde accommodaties. Op dit moment beschikt men over negen topsport-accommodaties die voldoen aan de nationale en internationale eisen en normen (www.sportjaar2005.nl). Dit zijn: het Topsportcentrum, Sportpaleis Ahoy, Voetbalstadions De Kuip, Het Kasteel van Sparta en Woudestein van Excelsior, De Thorbecke Trainingsaccommodatie, Het Neptunus honkbal Stadion, het Hockeystadion van Hockey Club Rotterdam en de Victoria Hal voor tennis. In de tijd dat er nog geen topsportbeleid was had men in Rotterdam alleen de Kuip en Ahoy. In vijftien jaar tijd is dat heel substantieel uitgebreid. Doordat er op een gegeven moment wel topsportbeleid kwam werden er veel nieuwe accommodaties gebouwd. Een hockeystadion, honkbalstadion, het Topsportcentrum, het Sparta en Excelsior stadion, een nieuw toptennis trainingscentrum en meer. “ Door het beleid te benoemen werden veel dingen in gang gezet”. (Rotterdam Topsport).
Vandaag de dag heeft de stad Rotterdam nog steeds veel wensen om de sportinfrastructuur te verbeteren. Sinds in 2001 de nota ‘Topsportaccommodaties’ uitkwam, is enkel het toptenniscentrum Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
48
op het terrein van Victoria gerealiseerd. “ Dat is een magere oogst sinds 2001. Zeker als wij bedenken dat steden sport steeds meer zien als middel voor citymarketing en daarom hun niveau van sportvoorzieningen verhogen”
(Topsportmagazine,2005,
p.23).
Het
sportjaar
2005
wordt
aangegrepen
om
de
basisinfrastructuur voor de Rotterdamse sport compleet te maken. Door de komst van de Nota Topsportaccommodaties kunnen bestaande accommodaties, als het Topsportcentrum, worden opgeknapt en uitgebreid en er kan tevens worden geïnvesteerd in nieuwe projecten. In de toekomst wil men namelijk graag de volgende (top)sportaccommodaties bouwen: een 400m overdekte kunstijsbaan, een indoor atletiek (trainings)baan, een 50-meter zwembad, een hippisch centrum, een velodrome, een roeibaan van internationale afmetingen en een internationale wedstrijdgolfbaan. Men wil de nieuwe accommodaties wel zo neerzetten dat er zowel op de kwaliteit, die voor topsport noodzakelijk is wordt gelet en tegelijkertijd gekeken wordt naar de exploitatie en het gebruik op breedtesportniveau (Topsportmagazine, 2005). 4.5.2
Topsportbegeleiding
De ambitie van Rotterdam Topsport en het Olympisch Steunpunt is om de bestaande begeleidingsfaciliteiten uit te breiden. Binnen topsportbegeleiding wordt onderscheid gemaakt in de ondersteuning van topsportverenigingen, de begeleiding van individuele topsporters en begeleiding binnen het onderwijs. Verenigingsondersteuning Topsportvereningen worden vanuit Rotterdam Topsport en Sport en Recreatie begeleid. In het totaal worden er negen verenigingen/ of stichtingen, in acht takken van sport geadviseerd door Rotterdam Topsport. De ambitie ligt er om dit uit te breiden naar dertien verenigingen in minimaal tien takken van sport (Rotterdam Sportjaar, 2005). Het gaat om de volgende verenigingen: -
Rotterdam Basketbal
-
Hockeyclub Rotterdam
-
Ortec Nesselande
-
Rotterdam Topturnen
-
Rotterdam Honkbal/ Door Neptunus
-
Rotterdam Unicorns
-
Rotterdam Cycling
-
Tafeltennis, Feijenoord van Tellingen
De verenigingen moeten wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Deze betreffen het spelen op het hoogste niveau, het beschikbare kader, de continuïteit, de jeugdopleiding en het financiële draagvlak. Topsportverenigingen krijgen een op maat gesneden pakket aan begeleiding en ondersteuning op het Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
49
gebied
van
jeugdopleiding,
bereik
en
behoud
van
topniveau,
evenementenorganisatie,
professionalisering van de organisatie, accommodatiegebruik, sponsorwerving, promotieactiviteiten, sportmedische zorg etc (www.rotterdamtopsport.nl). Individuele begeleiding Kinderen die talent hebben voor een bepaalde sport moeten worden begeleid. Bij Rotterdam Topsport is de doelstelling om vijf ‘talentsscouts’ aan te stellen om de talenten in de regio Rotterdam te helpen bij de juiste keuze van de juiste sport en vereniging. Deze talentscouts moeten nauw samenwerken met verenigingen en op het moment dat de talentherkenning goed verloopt kan Rotterdam Topsport de afzonderlijke talenten begeleiden en adviseren. Op dit moment zijn er twee talentscouts aangesteld binnen Rotterdam. Topsporters worden ondersteund door het Olympisch Steunpunt. Dit steunpunt is ondergebracht bij Rotterdam Topsport. Komend jaar gaat er veel veranderen. Het NOC*NSF heeft besloten om met ingang van volgend jaar de Olympische Steunpunten op te heffen.
Het is de
bedoeling dat er Olympische Netwerken ontstaan, maar die zullen echter wel een andere invulling krijgen. Men wil de samenwerking op lokaal niveau bevorderen en de landelijke sportbonden dichterbij de georganiseerde sport op stedelijk niveau brengen. Het moet een regionale verbinding tussen de top –en breedtesport worden (Topsportmagazine, 2005). Het Olympisch Steunpunt in Rotterdam, dat zich voorheen alleen met B-sporters bezig hield is per 1 januari ook verantwoordelijk voor de Asporters. In de regio Rotterdam zijn op dit moment 37 sporters met een A-status actief (NOC*NSF). Het aantal B-sporters dat in de Regio Rotterdam actief is zit op dit moment op 29 (NOC*NSF). Hierbij moet wel worden vermeld dat de criteria voor een B-status wel zijn aangescherpt per 1 januari 2005. Voorheen was deelname aan een EK of WK voldoende, maar tegenwoordig moet je bij de laatste zestien eindigen. Voordat deze verandering plaatsvond waren er ongeveer zeventig B-sporters in de regio. Deze afname kan buiten de strengere criteria ook het gevolg zijn van de overgang van meer sporters met een B-status naar de categorie A-status. Begeleiding binnen het onderwijs Bij de onderwijskundige begeleiding betreft het met name de onderwijskeuze en het zo goed mogelijk afstemmen van studie en topsport. Men probeert met name te werken aan de mogelijkheden om deze combinatie zo goed mogelijk te laten verlopen. Rotterdam werkt hierin nauw samen met het Thorbecke Lyceum, de grootste LOOT- school van Nederland met 230 LOOT-leerlingen. Deze school heeft zeven sportspecifieke klassen, waaronder een atletiekklas, ingericht die vier uur per week samen trainen (masterplan, 2005). Naast de nu al bestaande topsportklassen, wil men op het Thorbecke College een begin maken met het invoeren van een highschoolmodel voor voetbal, hockey, honkbal, volleybal en basketbal (Topsportmagazine, 2005). Er zijn in Rotterdam negen onderwijsinstellingen die zijn aangesloten bij het Topsport-Onderwijsplatform Rotterdam. 1.
De Stichting Sportieve Basisscholen,
2.
het Thorbecke Voortgezet Onderwijs,
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
50
3.
het Grafisch Lyceum Rotterdam,
4.
het Albeda College,
5.
Hogeschool INHOLLAND,
6.
het ROC Zadkine,
7.
Hogeschool Rotterdam met o.a. de Randstad Topsport Academie,
8.
de Erasmus Universiteit Rotterdam met daarbij het Erasmus Topsport Bureau
9.
en Schoevers Opleidingen.
4.5.4
Topsportfinanciering
Een aantal respondenten geeft aan dat er vanuit de gemeente Rotterdam niet meer wordt geïnvesteerd in topsport dan in Eindhoven. Men heeft volgens diezelfde respondenten ook helemaal niet meer middelen beschikbaar die men inzet voor topsport. “ Je moet kijken naar structurele subsidies voor topsport en dan krijgen alleen de marathon en de Stichting Rotterdam Topsport subsidie. De rest is alleen maar breedtesport en ongeveer 95% van alle uitgaven gaat daar naartoe, het is slecht is 5% dat naar topsport gaat” (Rotterdam Topsport). Uit vergelijkend onderzoek naar begrotingen van de grote steden voor sport
wijst uit dat Amsterdam in het totaal het hoogste bedrag begroot voor sport. Van de vier grote steden staat Rotterdam onderaan het lijstje” (Rotterdam Sportstad, 2002, p.47). Als we kijken wat de stad voor de topsport beschikbaar stelt blijkt uit onderzoek dat er in Rotterdam per hoofd van de bevolking 1,79 euro wordt uitgegeven aan topsport wat neerkomt op 3,4%, terwijl bij veel gemeenten slechts 1% of minder van de totale sportbegroting naar topsport gaat (Boumans, 2003). Rotterdam Topsport is als stichting met een budget van 2,5 miljoen euro voor een derde afhankelijk van inkomsten via sponsoren. Dit zijn ongeveer negentig bedrijven die zijn onderverdeeld in -
gold en Silversponsors,
-
mediapartners,
-
suppliers
-
en businessclubleden
Dit jaar wordt er voor het ‘Sportjaar 2005’ door de gemeente voor 15,5 miljoen euro geïnvesteerd. Er is niet precies duidelijk wat voor bedrag daarvan naar de topsport gaat. In deze begroting zijn financiële bijdrages van het bedrijfleven nog niet opgenomen, maar het bedrijfsleven is in Rotterdam wel actief betrokken bij de topsport. Rotterdam profileert zich natuurlijk al jaren als sportstad en dit jaar is het ook nog eens European Capital of Sports. Hiermee trekken ze heel veel bedrijven aan die voor een bedrag van 25.000 euro worden betrokken bij zowel top –als breedtesportevenementen (Topsportmagazine, 2005). Hierbij moet worden vermeld dat het wel steeds moeilijker wordt om sponsoren financieel te binden aan topsportevenementen, omdat andere sectoren ook veel geld wegzuigen. 4.6
Conclusie
In de voorgaande paragrafen zijn alle resultaten uit de literatuur en interviews gerapporteerd. In deze paragraaf zal uit die resultaten een voorlopige conclusie worden getrokken. De
analyse
van
het
regime
in
Rotterdam
geeft
aan
dat
er
sinds
de
gemeenteraadsverkiezingen in 2002 een andere koers wordt gevaren dan voorheen. Doordat de Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
51
samenstelling van de politieke coalitie binnen de gemeenteraad na lange tijd is veranderd ligt ook het accent van de agenda op andere punten. Veiligheid, huisvesting, onderwijs en jeugd, economische ontwikkeling en inburgering zijn de speerpunten van het beleid en vooral het eerste punt heeft de prioriteit gekregen. Het is natuurlijk de vraag of deze koerswijziging invloed heeft gehad op de kwaliteit van het topsportbeleid. Maar het lijkt of dat er sinds de opkomst van Leefbaar Rotterdam niet echt een verschuiving heeft plaatsgevonden in het type regime, maar enkel in de legitimatie van het beleid. Hierin lijkt wel sprake te zijn van een verschuiving van een ontwikkelingsgericht regime naar een regime waarin progressieve kenmerken de overhand hebben. Dit lijkt zich tevens vertaald te hebben naar de manier waarop men in de stad tegen topsport aankijkt. In vergelijking met een aantal jaar geleden werkt de gemeente momenteel erg nauw samen met Rotterdam Topsport en Rotterdam Sport Support. Voorheen waren deze organisaties meer zelfstandig, maar tegenwoordig is er door de samenwerking een betere koppeling tussen breedtesport en topsport. De drie bovengenoemde partijen geven namelijk samen vorm aan de kwaliteit van het sportbeleid in de stad. Bij de organisatie van topsportevenementen zien we nadrukkelijk dat men er naar streeft om zoveel mogelijk evenementen naar de stad te halen om op die manier economische en promotionele spin-off te creëren. Dit jaar is heeft men zelfs tot “Sportjaar 2005” benoemd en lijkt het er wel op dat er meer een link met de breedtesport wordt gelegd dan nomraal. “ Zonder breedtesport geen topsport. Het College heeft in 2003 de breedtesport als prioriteit bestemd en extra middelen verstrekt om een impuls te geven aan de breedtesport” (Masterplan, 2004). Het vergroten van sportdeelname onder de bevolking wordt als belangrijk beschouwd en we zien dan ook dat tijdens topsportevenementen allerlei initiatieven worden genomen om de burgers enthousiast te maken voor de sport. Zo worden er clinics gegeven op scholen, activiteiten georganiseerd in de buurt en demonstraties gegeven door professionals. In de realisatie van sportaccommodaties durft Rotterdam zich te profileren ten opzichte van andere steden. Men streeft ernaar om accommodaties te bouwen in samenwerking met private partijen. Een z.g. ‘Publiek Private Samenwerking’ zorgt ervoor dat het beheer in handen is van de gemeente, maar de exploitatie bij commerciële partijen ligt. De Ahoy is hier een duidelijk voorbeeld van. In Rotterdam durft men er voor uit te komen dat een aantal accommodaties speciaal voor de ontwikkeling van de topsport worden neergezet. “ In steden als Eindhoven is men daarbij de bouw van dat nieuwe topsportcentrum veel te bescheiden in (…) als wij een ‘Pieter van den Hoogenband’ hadden zouden we zijn foto bij wijze op de voorgevel spijkeren” (Topsportcentrum). Er moet wel bij worden gezegd dat sinds dat
in 2001 de nota ‘Topsportaccommodaties’ uitkwam, enkel het toptenniscentrum op het terrein van Victoria is gerealiseerd. “ Dat is een magere oogst sinds 2001. Zeker als wij bedenken dat steden sport steeds meer zien als middel voor citymarketing en daarom hun niveau van sportvoorzieningen verhogen” (Topsportmagazine,2005, p.23). Deze magere oogst zou het gevolg kunnen zijn van een groter wordende
prioriteit van de breedtesport, waardoor er in de loop der jaren minder geld vrij is om topsportaccommodaties neer te zetten. Hoewel er dit jaar extra geld beschikbaar is gesteld voor de topsport, vanwege het ‘Sportjaar 2005’, is het de vraag of de topsport de komende jaren nog steeds de prioriteit krijgt. Grote uitgaven voor de topsport passen in dat opzicht niet erg goed binnen een progressief regime, maar het is moeilijk te voorspellen wat het precies voor consequenties heeft en of we wel echt kunnen spreken van een progressief regime in Rotterdam. Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
52
Momenteel wordt er binnen de stad Rotterdam nog steeds duidelijk voor topsport gekozen en staat het ook hoog op de politieke agenda. Er wordt door de respondenten uit het netwerk aangegeven dat er naar hun idee wel voldoende politiek draagvlak in de stad aanwezig is om ‘iets’ voor elkaar te krijgen. “ Het heeft te maken met het imago en de leefwereld van de Rotterdamse ambtenaren en bestuurders die veel mogelijk maken (…) er worden beleidsnotities aangenomen en er zitten wethouders en een burgemeester die zeggen, “ ’t mot” en dan kan er ook iets voor elkaar worden gekregen” (Rotterdam Topsport). In
Rotterdam staat ook nog steeds een strakke organisatie die zich inzet voor de ontwikkeling van de topsport en het bedrijfsleven heeft ook nog steeds veel invloed binnen de stad. Het lijkt er dus op dat er binnen Rotterdam nog steeds sprake is van een ontwikkelingsregime. In feite is er in de praktijk weinig veranderd, maar lijkt er slechts op papier sprake te zijn van een minder uitgesproken ontwikkelingsregime dan voorheen. De sleutelfiguren binnen het topsportbeleid zijn de Stichting Rotterdam Topsport en de afdeling Sport en Recreatie. Zij zijn o.a. verantwoordelijk voor de totstandkoming van het topsportbeleid waar ze samen met tal van andere organisaties tevens uitvoering aan geven. De Stichting Rotterdam Tosport is hierin het meest bepalend, zij zijn eigenlijk de ‘spin’ in het netwerk. Ze zijn wel afhankelijk van andere partijen, want zonder de medewerking van sportbonden, de gemeente, sponsoren, verenigingen en het NOC*NSF heeft topsport geen kans van slagen. Doordat topsport toch al geruime tijd als belangrijke pijler voor de stad wordt gezien is er in de loop der jaren een groot en breed netwerk ontstaan waarin contacten tussen de actoren met name informeel van aard zijn. Er wordt met name door Rotterdam Topsport veel tijd gestoken in het versterken en uitbreiden van de relaties met alle actoren. Dit netwerk en de aanwezigheid van voldoende hulpbronnen bij alle actoren zorgt ervoor dat er in Rotterdam veel ‘small opportunities’ ontstaan binnen de topsport. Sportbonden weten de stad altijd de vinden als men een topsportevenement wil organiseren, maar er zijn ook voldoende bedrijven in de regio die willen investeren in topsport, waardoor er niet echt een specifieke partij een stempel drukt op de topsport. Tevens is er veel praktische hulp en expertise beschikbaar via Rotterdam Topsport. Deze partij heeft ook de meeste invloed en verantwoordelijkheid binnen het topsportbeleid. Binnen het netwerk bestaan niet echt
regels, er zijn slechts voorwaarden om samen te
werken met andere partijen. Binnen die samenwerking zijn het meestal één op één momenten en lopen veel contacten via Rotterdam Topsport. Zij werken samen met alle actoren in de organisatie van topsportevenementen, topsportbegeleiding, de advisering voor accommodaties en financiering. De samenwerking tussen Sport en Recreatie en Rotterdam Topsport is ten opzichte van vroeger wel verbeterd. Men geeft nu ook gezamenlijk vorm aan het beleid in het kader van het sportjaar 2005. Binnen het netwerk zijn de partijen zowel financieel als inhoudelijk afhankelijk van elkaar. Niemand is hierin echt afhankelijk van een specifieke partij, omdat de meeste actoren meerdere sponsoren hebben. Met uitzondering van Rotterdam Topsport, zij zijn financieel wel erg afhankelijk van Sport en Recreatie. Men heeft in Rotterdam een duidelijke visie over topsport en alle actoren in het netwerk kunnen zich daar in vinden.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
53
Hoofdstuk 5.
Casebeschrijving topsportbeleid Eindhoven
Inleiding In deze case wordt het topsportbeleid van de stad Eindhoven onder de loep genomen. Er wordt gekeken hoe er in Eindhoven vorm wordt gegeven aan topsportbeleid. Hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen beleid ten aanzien van topsportevenementen, -begeleiding, -accommodaties -en financiering. Tevens wordt er gekeken naar de samenstelling van het netwerk van actoren en de wijze waarop alle partijen onderling samenwerken om tot kwalitatief topsportbeleid te komen. Om alles duidelijk in kaart te brengen wordt er gebruik gemaakt van standpunten en meningen van een aantal respondenten die nauw zijn betrokken bij de topsport in Eindhoven. Allereerst zal er een analyse worden gemaakt van het aanwezige regime in de stad Eindhoven. Er wordt o.a. gekeken naar de beleidsoriëntatie van de stad, omdat verwacht wordt dat de richting van de politieke agenda van invloed zal zijn op de samenstelling van het netwerk en de kwaliteit van het topsportbeleid. 5.1
Regime analyse
5.1.1
De stad Eindhoven
Eindhoven is met ruim 200.000 inwoners de vijfde stad van Nederland. Ten gevolge van de industriële ontwikkeling trokken rond 1900 de Eindhovense fabrieken steeds meer werknemers aan. In het begin waren dit vooral textielarbeiders, maar later, toen in 1891 vestigde de gloeilampenfabriek van Philips zich in Eindhoven vestigde veranderde dit wel. Veel later heeft ook de autofabriek DAF bijgedragen aan de expansie. Vandaag de dag fungeert de stad vooral als het centrum van technologie. Met de slogan ‘Eindhoven leading in technology’ doet de stad met bedrijven als Philips, DAF en ASML haar naam wel eer aan. Van al het geld dat in Nederland wordt besteedt aan ontwikkeling en onderzoek, gaat namelijk een derde naar Eindhoven en omgeving. Met de bouw van de High Tech Campus, waar Philips al haar onderzoek en ontwikkeling onder een dak wil onder brengen, zal men in de toekomst de positie van technologie stad alleen maar verstevigen. In het verleden en tot op de dag van vandaag heeft Philips een hele belangrijke rol gespeeld voor de ontwikkeling van de stad Eindhoven. Toen men in 1891 in Eindhoven haar eerste fabriek neerzette heeft men zich onvoorwaardelijk verbonden met de stad. Zo wilde men de stad Eindhoven, voor alle werknemers transformeren tot een aantrekkelijke stad, waar het prettig was om te wonen en werken. Philips creëerde op de eerste plaats natuurlijk veel werkgelegenheid, maar investeerde ook in huisvesting voor haar werknemers. Om haar werknemers aan de stad te binden heeft Philips tevens ruim 100 jaar lang in de sport- en cultuursector geïnvesteerd. Zo heeft men in bijna elke tak van sport een Philips Sport Vereniging opgezet en daarvoor tot in 2004 subsidie verstrekt. Philips heeft in Eindhoven een aantal verantwoordelijkheden op sociaal gebied op zich genomen en een juiste basis gelegd en daar profiteert men nu in Eindhoven nog steeds van. Tegenwoordig beperken de subsidies van Philips zich enkel tot voetbalclub PSV en het zwemmen en dan met name Pieter van den Hoogenband.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
54
Wat wellicht ook invloed uitoefent op de ontwikkeling van de stad Eindhoven is het feit dat autonome steden vaker netwerksteden worden. Een duidelijk voorbeeld hiervan is Brabantstad waarvan Eindhoven deel uit maakt. Het is een samenwerkingsverband tussen de steden Breda, Eindhoven, Helmond, ' s-Hertogenbosch en Tilburg en de provincie Noord-Brabant. Het verband heeft als doel een stedelijk netwerk te gaan vormen en Noord-Brabant nadrukkelijk op de Europese kaart te zetten als toonaangevende kennisregio (www.wikipedia.org). Er wordt samengewerkt op economisch, ruimtelijk, sociaal en cultureel terrein waarbij Stedelijkheid en groen, bereikbaarheid en een aantrekkelijk cultureel klimaat belangrijke opgaven zijn (www.brabantstad.nl). 5.1.2
Het beleidsprogramma
De richting die de stad Eindhoven op wil lijkt al geruime tijd hetzelfde te zijn. In ‘Samen Stad’, de bestuurlijke visie 2002-2006 van de gemeenteraad Eindhoven komt naar voren dat men zich in Eindhoven vooral richt op waarden als leefbaarheid, veiligheid, fysieke bereikbaarheid en duurzame ontwikkeling. Dit laatste is een van de hoofddoelstellingen van het huidige bestuur. Duurzaamheid in milieu met het instellen van een Groen Trefpunt waarin alle milieu- en natuurorganisaties in Eindhoven verenigd zijn en als aanspreekpunt kunnen dienen voor het gemeentelijke beleid, maar ook bij de ontwikkeling van bedrijventerreinen hebben ondernemers en gemeente de handen ineen geslagen (www.eindhoven.nl). Op het gebied van veiligheid zet men in op een verdere uitbouw van de samenwerking met burgers en bedrijven. Onveiligheid zet immers een rem op de maatschappelijke participatie van burgers, wat men erg belangrijk vindt in de huidige politieke coalitie. Men hecht veel waarde aan burgers in de stad. Hierbij zijn inspraak en betrokkenheid van het volk belangrijke waarden. “Eindhovenaren zijn trots op hun stad, willen zelf actief aan de veranderende stad mee vormgeven en daarin ook eigen keuzes maken” (Samen Stad, 2002). Men wil de burgers meer
zeggenschap en beslissingsbevoegdheid geven in hun eigen buurt of wijk, waardoor de overheid bovendien ook gemakkelijker haar eigen kerntaken kan uitvoeren. In het coalitieprogramma van 2002 komt dit ook letterlijk tot uitdrukking in woorden zoals “samen verantwoordelijk” en “meer zeggenschap voor burgers”. Dit vraagt wel om een bestuur dat dicht bij de burger in de stad staat, dat samenwerking zoekt en bereid is zeggenschap te delen (Samen Stad, 2002). Na de gemeenteraadsverkiezingen in 2002 is er een coalitie ontstaan bestaande uit Leefbaar Eindhoven, Groenlinks, D66 en de Ouderenappél. Alle partijen hebben nogal hun eigen opvattingen over wat er met de stad zou moeten gebeuren en dat maakt het best lastig om samen de lijnen uit te zetten voor de toekomst. Uit de programmalijnen uit de nota Samen Stad blijkt dat men op het gebied van sport de breedtesport centraal stelt (Samen Stad, 2002). Er wordt door respondenten wel gezegd dat het beleid dat gevoerd wordt erg afhangt van de personen die op dat moment een bepaalde functie innemen. “ Ik heb in al die tijd verschillende mensen meegemaakt die aan het stuur stonden en die hebben allemaal een andere mening over topsport. Straks gaat Guus (sectorhoofd Sport & Recreatie) weg en dan komt er weer een ander…ja hoe gaat het er dan weer uitzien” (NZE). Eindhoven ziet sport voornamelijk
als middel om de volksgezondheid te bevorderen en daarbij komen stadspromotie en het belang van kwalitatieve (top) faciliteiten om kenniswerkers en creativelingen vast te houden op de tweede en derde plaats. Een probleem, volgens een aantal respondenten is dat er te weinig wordt samengewerkt met andere sectoren binnen de gemeente om topsport van de grond te krijgen. “Topsport is niet alleen Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
55
de verantwoordelijkheid van Sport en Recreatie, want er komen natuurlijk ook andere doelen bij kijken. Promotionele en economische motieven zijn ook erg belangrijk. (…) eigenlijk zouden we meer samen moeten werken met Economische Zaken en City Dynamiek en natuurlijk het bedrijfsleven (Sport en Recreatie).
5.1.3
Hulpbronnen
Hulpbronnen die worden ingezet vanuit de gemeente zijn vooral facilitair van aard. De gemeente geeft aan vooral een partner in communicatie en organisatie te zijn en dat de financiële bijdrage vooral uit de private sector moet komen. Zoals al eerder naar voren kwam beschikt Eindhoven dus over een sterk organiserend vermogen. Een belangrijke financiële bijdrage uit deze private sector aan de stad vindt plaats in het kader van de promotie van de stad. Er wordt veel gedaan op het gebied van sponsoring en met de oprichting van de Stichting City Dynamiek hoopt men in de toekomst meer private partijen aan te trekken. Er wordt wel gezegd dat het steeds moeilijker is om financiële steun van private partijen te krijgen in tijden waarin een slecht economische klimaat heerst. 5.1.4
De samenwerking met private partijen
Uit de verschillende beleidsnota’s in Eindhoven blijkt dat men samenwerking met de private sector erg belangrijk vindt, want de verantwoordelijkheid om de stad te ontwikkelen moet niet enkel bij de gemeente liggen. Met bedrijven als Philips, DAF en ASML kun je ook niet ontkennen dat het bedrijfsleven in Eindhoven een belangrijke rol speelt. De samenwerking in Eindhoven tussen de gemeente en de private sector vindt veel plaats op projectbasis. Veel projecten zijn met name gericht op het gezamenlijk werken aan de ontwikkeling van de stad qua imago. Het gaat hierbij om allerlei soorten programma’s waarbij contacten lopen met het bedrijfsleven. Een initiatief dat begin dit jaar is opgezet is de Stichting City Dynamiek Eindhoven. Dit is een samenwerkingsverband tussen de gemeente en een groot aantal private partijen en het doel van de stichting is om de stad Eindhoven beter op de kaart te zetten. Het beleid wordt gemaakt door de gemeente Eindhoven zelf, maar de Stichting heeft een belangrijke taak in de uitvoering ervan. Er wordt door de respondenten ook aangegeven dat de contacten met het bedrijfsleven cruciaal zijn om dingen voor elkaar te krijgen. “ Wij zouden graag willen dat het bedrijfsleven meer mee zou financieren, omdat we dan veel meer voor elkaar zouden kunnen krijgen” (Gemeente Eindhoven). Men werkt in Eindhoven vaak volgens het idee van een cyclus waarin van visie naar een programma naar projecten en uiteindelijk een evaluatie moet leiden. Daarbij gaat het voornamelijk om een versterkte inzet op samenwerking met burgers, bedrijven en organisaties om op die manier meer samenhangende beleidsprogramma’s en verbeteringen in de bedrijfsvoering te krijgen (Samen Stad, 2002). Op initiatief van het Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE) is bijvoorbeeld de Commissie Regionale Kansen ingesteld. Deze commissie heeft het Programma Horizon (2002) opgezet. Dit is een strategisch plan, met als doel het versterken van de economische structuur van de maakindustrie in de regio Eindhoven op de middellange termijn. In deze commissie zijn zowel actoren uit de publieke sector als het bedrijfsleven en onderwijs- en kennisinstellingen actief. Waar het programma Horizon zich vooral richt op de versterking van de economische structuur, tracht het project ‘Kompas’ dit te realiseren door in te zetten op het toerisme. Er is ingezet op een structurele
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
56
samenwerkingsvorm op strategisch, tactisch en operationeel niveau tussen partijen met een vertegenwoordiging uit de toeristisch recreatieve sector in Zuidoost-Brabant (www.eindhoven.nl) Er lopen in Eindhoven een aantal samenwerkingsverbanden met de private sector waarin de taken van de overheid voornamelijk voorwaardenscheppend van aard zijn. 5.1.5
Een aanzet tot een type regime
Nu we hebben gekeken hoe de situatie er in Eindhoven uitziet kunnen we wellicht iets meer zeggen over het type regime dat in Eindhoven aanwezig is. Het lijkt erop dat men in Eindhoven al een geruime tijd eenzelfde richting op wil met de stad en dezelfde waarden nastreeft. Betrokkenheid van het volk staat hoog in het vaandel en de rol van de lokale overheid is daarbij groot. Toch heeft het bedrijfsleven ook
een
belangrijke
rol
gespeeld.
Philips
nam
in
het
verleden
een
aantal
sociale
verantwoordelijkheden op zich en heeft tegenwoordig nog steeds veel invloed op de ontwikkeling van de stad. Zij hebben min of meer de basis gelegd, waarvan men in Eindhoven vandaag de dag nog steeds profijt heeft. De invloed van private partijen lijkt wel minder te worden. Er zijn ook voorbeelden van PPS-constructies, maar het is vooral de overheid die richting geeft aan de ontwikkeling van de stad. Net als in Rotterdam heeft de opkomst van Leefbaar Eindhoven tot gevolg gehad dat het collegeprogramma op een aantal punten is aangepast. Echter in Rotterdam lijkt de impact van de partij Leefbaar Rotterdam groter te zijn geweest dan in Eindhoven. Rotterdam is de stad waar ‘het’ allemaal begonnen is met de komst van Pim Fortuyn. Op basis van de kenmerken uit hoofdstuk twee over de verschillende typen regimes en gegevens uit beleidsnota’s en programma’s, zou men kunnen concluderen dat Eindhoven meer neigt naar een progressief regime. Wat de consequenties hiervan zijn voor het topsportbeleid van de stad komt later in dit rapport aan bod. 5.2 Het netwerk In deze paragraaf wordt het netwerk in kaart gebracht. Daarbij wordt gekeken naar de structuur van het netwerk en de actoren die deel uitmaken van het netwerk. Er wordt tevens gekeken naar de aanwezigheid van hulpbronnen bij de diverse partijen en welke regels en afspraken er onderling zijn gemaakt. Tenslotte wordt er getracht in kaart te brengen welke partijen veel invloed uitoefenen op de manier waarop er aan topsport vorm wordt gegeven. 5.2.1
De samenstelling van het netwerk
Alle respondenten zijn het er over eens dat er in Eindhoven een sterk netwerk aanwezig is. Dit netwerk zorgt er in eerste instantie voor dat er topsport kan worden bedreven en ten tweede dat er topsportevenementen binnen de stad plaats vinden. Volgens de meerderheid van de respondenten is het netwerk heel erg breed en over vele sporten verspreid. Het merendeel
geeft aan dat er in
Eindhoven eigenlijk meerdere kleine netwerken binnen een groot geheel zijn. “Er is geen overkoepelend netwerk voor topsport in Eindhoven, het is allemaal gedecentraliseerd”(Gemeente Eindhoven). Een respondent
vindt dat er helemaal geen samenhang is. “Je hebt die twee stichtingen van het zwemmen en het hockey, PSV, Judo, het zijn allemaal eilandjes die apart proberen om dingen voor elkaar te krijgen” (Olympisch Steunpunt).
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
57
De onderstaande actoren worden door de respondenten genoemd als belangrijke actoren uit het netwerk die topsport in Eindhoven mogelijk maken. Gemeentebestuur Zijn staan bovenaan het netwerk en nemen de belangrijkste beslissingen met betrekking tot het binnen halen van topsportevenementen en de bouw van sportaccommodaties. Sport en Recreatie De ontwikkeling en advisering ten aanzien van het gemeentelijk sport- en recreatiebeleid is in handen van de beleidsafdeling Sport en Recreatie. De nadruk ligt op de breedtesport, maar men is tevens een partner in de organisatie en communicatie bij de organisatie van topsportevenementen in Eindhoven. Genneper Parken Dit gebied in Eindhoven-Zuid beschikt over een hoge concentratie aan topsportaccommodaties die door de gemeente worden beheerdt. In het indoorsportcentrum, de hockeyvelden, het voetbalstadion van FC Eindhoven, de ijsbaan en binnenkort in een nieuw zwemstadion kan aan topsport worden gedaan. Sportambassadeurs De sportambassadeurs maken deel uit van het netwerk. Dit zijn een zevental mensen die allemaal uitgesproken posities hebben in de topsportwereld. Men gebruikt deze personen bij de acquisitie van topsportevenementen, omdat ze contacten hebben bij de media, het bedrijfsleven en in de sportwereld. Het gaat hier om de volgende personen: - Paul Haarhuis (tennis) - Cees Rein van den Hoogenband (zwemmen) - Henk van Hulst (tennis) - Eef Kamerbeek (atletiek) - Harry van Raaij (voetbal); - Joop Veelenturf (hockey) - Cor Vriend (marathon) Topsportverenigingen In Eindhoven heeft men een aantal topsportclubs, waarvan PSV voetbal misschien wel de bekendste is. Maar ook binnen het zwemmen en het hockey kunnen we spreken van topsport. Eindhoven telt twee stichtingen, die de beoefening van zwemmen en hockey op een topniveau proberen te brengen en te houden: het NZE, voorheen de Stichting Topzwemmen Zuid-Nederland en de Stichting Tophockey MHC Oranje Zwart. Binnen het NZE bestaat er tevens een organisatie die verantwoordelijk is voor het binnenhalen van topsportevenementen.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
58
Bedrijfsleven Het bedrijfsleven in Eindhoven is ook betrokken bij de ontwikkeling van topsport. In het verleden heeft vooral Philips een belangrijke basis gelegd voor topsport in Eindhoven. Philips is zich steeds verder aan het terugtrekken en bemoeid zich tegenwoordig nog maar minimaal met topsport. Onderwijs In Eindhoven heeft men een LOOT-school (Landelijk Overleg Onderwijs Topsport). Men hanteert speciale regelingen die het voor topsporters en talenten eenvoudiger maken om sport en studie te combineren. De LOOT-school heeft o.a nauw contact met het Olympisch Steunpunt Brabant. In de relatie topsport en voortgezet onderwijs zijn verschillende partijen actief: de landelijke sportorganisaties, het NOC*NSF, de Olympische Steunpunten, de rijksoverheid en de lokale overheden. De Stichting City Dynamiek De
Stichting
City
Dynamiek
is
een
samenwerkingsverband
tussen
de
gemeente
en
vertegenwoordigers van een groot aantal private partijen. Het is opgericht omdat de gemeente aan de grenzen van hun eigen mogelijkheden zat. Men was namelijk organisator van evenementen, verleende zichzelf vergunningen, moest zichzelf controleren en teven handhaven. Er is toen besloten om het initiërende deel buiten de deur te zetten met behulp van een aparte stichting. Binnen deze stichting is dus een deel van de taken, die voorheen onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vielen, ondergebracht. In plaats van enkel subsidie te geven blijft de gemeente wel actief betrokken. Met dit initiatief wil men in de toekomst de stad Eindhoven beter op de kaart zetten door evenementen naar de stad te trekken. Tevens wil men personen en netwerken in allerlei sectoren met elkaar in contact brengen om zo slagvaardiger op te kunnen treden. De Stichting valt daarom ook het beste te omschrijven als een soort intermediair. Begin 2005 is de stichting opgericht en bestaat uit vertegenwoordigers uit de vastgoedbranche, de detailhandel en horeca, het hotelplatform en de kunst en culturele sector. De financiën (ruim 1 miljoen euro) waarover de stichting beschikking heeft, komen uit de opbrengst van de toeristenbelasting. Men ondersteunt de organisatoren van o.a. topsportevenementen bijvoorbeeld bij het aanvragen van vergunningen en subsidies en bij het verzorgen van promotieactiviteiten rondom een evenement (Goeie Zaken, 2005). Het Olympisch Steunpunt Het Olympisch Steunpunt Brabant is voor topsporters een belangrijke partner. Men ondersteunt hen namelijk in de sportieve en maatschappelijke ontwikkeling. Dit doet men door te adviseren en te bemiddelen in het onderwijs, werk, huisvesting, medische begeleiding, mentale begeleiding en trainingsaccommodaties. De stad Eindhoven valt onder dit steunpunt en krijgt een jaarlijkse subsidie. Het Olympisch Steunpunt werkt tevens nauw samen met onderwijsinstellingen op alle niveaus en de LOOT-school in Eindhoven in het bijzonder. Vroeger zat dit Steunpunt in Eindhoven, maar tegenwoordig heeft men zich in Goirle gevestigd.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
59
Sportbonden Bijna iedere sport die in Nederland beoefend wordt, heeft een landelijke bond. Zo' n bond promoot en bevordert de sport, zowel op het niveau van topsport- als van breedtesport. Een sportbond ondersteunt ook de aangesloten verenigingen en/of individuele leden en is verantwoordelijk voor de organisatie van de competitie en toernooien voor de betreffende sport. Eindhoven richt zich vooral op het zwemmen, het hockey en tennis. Als er sportevenementen binnen die takken van sport in de stad worden georganiseerd dan heeft men contact met die betreffende bonden. Ministerie van VWS Topsport is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van professionele sportorganisaties. Maar de rijksoverheid levert daar ook een bijdrage aan. Dat doet zij bijvoorbeeld door de maatschappelijke positie van topsporters en van het topsportklimaat te versterken. VWS voert een actief beleid om grote sportevenementen naar Nederland te halen en daarvoor geschikte sportaccommodaties in te richten (www.minivws.nl). NOC*NSF Het topsportbeleid van NOC*NSF richt zich op een vaste positie bij de tien beste landen van de wereld. Eén van de voorwaarden daarvoor is dat topsporters zich optimaal kunnen voorbereiden op topsportprestaties. Aanvullend op de investeringen van de bond biedt NOC*NSF ter ondersteuning verschillende financiële en materiële voorzieningen. Het Ministerie van VWS en de NOC*NSF Partners in Sport verlenen hieraan hun medewerking (www.sport.nl).
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
60
In de onderstaande figuur wordt een overzicht gegeven van het netwerk zoals dat er in Eindhoven uit ziet: Fig 1.2 Het netwerk in Eindhoven
Lokaal
Landelijk
Genneper Parken
Sportbonden
Initiërend Gemeentebestuur Sportambassadeurs
Ministerie van VWS
en Sport en Recreatie
Stichting City Dynamiek
NOC*NSF
Bedrijfsleven Topsportverenigingen
Uitvoerend Onderwijsinstellingen Het Olympisch Steunpunt
5.2.2
Het onderscheid in beleid en uitvoering
Een onderscheid in netwerken die beleidsmatig en beleidsuitvoerend bezig zijn is er in Eindhoven volgens de respondenten niet. Er is geen beleid, dus ook geen onderscheid in beleid en uitvoering. “Je moet het ook niet idealistischer zien dan het eigenlijk is. Als ik het heel simpel zeg is het een ‘platte wereld’. Er komen evenementen vrij, je hebt er belangstelling voor en dan heb je nog te maken met andere steden, maar als onze Burgemeester zegt, “ ik wil het perse hebben” hebben anderen gewoon pech, dan gaan we onze eigen gang. Het is allemaal redelijk ad hoc wat hier gebeurt” (Sport & Recreatie). Je moet het eerder zien als een
onderscheid in partijen die ontwikkelingen binnen topsport in gang zetten (initiëren) en partijen die samen met initiërende partijen vervolgens die ideeën uitvoeren. Een aantal respondenten is van mening dat je beter maar helemaal geen topsportbeleid kan hebben. Volgens een van hen wordt beleid te vaak door ambtenaren gebruikt om nieuwe initiatieven tegen te houden.” Als je iets nieuws op wilt zetten en alles ingekaderd is in een heel strak beleid dan komt het er nooit doorheen. Je krijgt dan geen steun van de gemeente en dan bereik je met beleid eigenlijk helemaal niets. In dat geval kan topsportbeleid dus tegen je werken. Dus als het aan mij ligt hoef je als gemeente geen topsportnota te hebben”(NZE).
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
61
5.2.3
De kracht van het netwerk
In het verleden is er in Eindhoven de stichting Sportstad Eindhoven opgezet. Zij hadden voor ogen om de topsport in Eindhoven een impuls te geven door grootschalige topsportevenementen naar de stad te halen. Uiteindelijk is de stichting in 1992 opgeheven. De reden hiervoor was dat men het gezamenlijke belang van topsport voor de stad Eindhoven niet voldoende inzag. De gemeente stond er op een gegeven moment niet meer achter en dat kwam volgens respondenten doordat evenementenorganisaties in de regio de stichting als een bedreiging zagen. Een stichting die extra inkomsten via het bedrijfsleven gaat genereren zou ten koste gaan van de eigen organisatie. “In plaats van dat ze denken, we moeten samenwerken en op deze manier mogelijkheden creëren en het belang van Eindhoven Sportstad voorop stellen, denken ze alleen maar aan hun eigen belang” (Afdeling strategie, gemeente Eindhoven).
Tegenwoordig vindt men topsport wel belangrijk, maar gaat de prioriteit uit naar de breedtesport. De publieke sector is hierin heel duidelijk, men wil wel in topsport investeren, maar dan moet het bedrijfleven wel meer worden betrokken. Men geeft ook aan dat er in Eindhoven veel politieke stromingen zijn die topsport tegenhouden. Je mag volgens een aantal respondenten niet aan de breedtesport komen. “ Iedereen heeft zijn eigen belangen, maar door veel ‘gedram’ van mensen met invloed en het succes van onze zwemmers wordt er wel wat voor elkaar gekregen” (Nationaal Zweminstituut Eindhoven).
In Eindhoven zijn, volgens de meerderheid van de respondenten, de relaties onderling erg informeel van aard en weet men elkaar ook altijd te vinden wanneer nodig. Daar schuilt volgens velen ook de kracht. Volgens de meerderheid zijn de lijnen naar het bestuur en de wethouders erg kort en in dat opzicht wordt Eindhoven omschreven als een ‘politiek dorp’. “Als er een keer iets nodig is staat men wel klaar, maar het is wel op z’n Brabants, zo van, “is dit niets voor jou, of ken jij niemand die dat zou kunnen?” (Sport en Recreatie).
Het belang van netwerken wordt wel ingezien, maar er wordt volgens de gemeente te weinig energie gestoken in het ‘netwerken’ zelf, waardoor je als stad veel kansen laat liggen. De verantwoordelijkheid voor het leggen van contacten en het in contact brengen van het bedrijfsleven, sponsoren en evenementenorganisaties, ligt volgens de gemeente voor een groot deel bij de Stichting City Dynamiek en de sportambassadeurs.“ Zij zitten meer in dat wereldje en mijn ervaring is toch dat als je aansprekende evenementen wil binnen halen moet je netwerken” (Sport en Recreatie). Volgens de Stichting
City Dynamiek zit de oplossing hem in het feit dat je netwerken aan elkaar moet knopen. “Bij de ProTour zijn alle netwerken die nog maar iets te maken hebben met het evenement qua organisatie, allemaal aan elkaar geknoopt, zodat je uiteindelijk het hoogst haalbare product krijgt zonder dat het meteen goud geld kost” (Stichting City Dynamiek).
Bij de gemeente Eindhoven geeft men aan dat zij zichzelf meer volgend dan leidend zien. Men zou bijvoorbeeld graag zien dat er de ambitie was om nog meer grote aansprekende topsportevenementen, zoals een Championstrophy, binnen te halen, maar die is er niet. Intern is die ambitie er wel, maar volgens Sport en Recreatie wordt die ambitie naar buiten te weinig uitgedragen. “Ik vind ook dat we de afgelopen zomer in Athene hadden moeten zitten. Daar moet je zijn en een zaal in een hotel afhuren, de burgemeester meenemen, iedereen uitnodigen voor een brunch en laten zien wie je bent.. Zo van, “dit is Eindhoven en dit kunnen we en willen we”. Maar dat doen we niet en steden als Amsterdam en Rotterdam wel. Daar zijn we veel te terughoudend in” (Sport en Recreatie).
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
62
Volgens Sport en Recreatie is er binnen Eindhoven wel ruimte genoeg om met nieuwe initiatieven te komen. Het punt is alleen dat nieuwe initiatieven niet strak kunnen worden aangestuurd vanuit een centraal punt, aldus Sport en Recreatie. “Iedereen kiest uiteindelijk toch voor zijn eigen organisatie”. Maar men heeft bij Sport en Recreatie wel het gevoel dat iedereen binnen de stad achter de topsport staat er is alleen geen gestructureerd netwerk.“ Er is wel’ iets’ alleen het is niet zo dat we met z’n allen om de tafel zitten” (Sport en Recreatie).
In Eindhoven is draagvlak binnen de politiek, maar er zijn dus blijkbaar veel politieke stromingen die allemaal verschillende belangen hebben. Hierdoor krijgt de topsport in Eindhoven niet de kans zich optimaal te ontwikkelen, terwijl daar wel de mogelijkheden voor aanwezig zijn. Tevens is men bij de gemeente Eindhoven te afwachtend in het leggen van contacten en versterken van het netwerk. 5.2.4
Hulpbronnen
De actoren beschikken over verschillende hulpbronnen die bijdragen aan de kwaliteit van topsport in Eindhoven. Het organiserend vermogen, is volgens Sport en Recreatie een middel waarmee zij een belangrijke bijdrage leveren aan de organisatie van topsportevenementen. Tevens geeft men aan dat men ondanks de beperkte financiële middelen waarover men beschikt toch een partner in de communicatie en organisatie is voor evenementenorganisaties. Men kan buiten het verlenen van subsidies, o.a. helpen met de kaartverkoop, de communicatie en promotie van het evenement. “Je ziet dat we in de acquisitie van evenementen in verhouding met andere steden toch goed scoren. Niet zozeer met geld, want we kunnen geen evenement kopen, maar wel samen neerzetten” (Sport en Recreatie). Sinds kort
werkt men samen met de Stichting City Dynamiek om daar invulling aan te geven. Deze stichting beschikt over middelen om evenementenorganisaties te ondersteunen bij het aanvragen van vergunningen en subsidies en bij het verzorgen van allerlei promotieactiviteiten rondom een evenement. Het netwerk en de contacten waarover men beschikt werden door vier van de zeven respondenten als belangrijke hulpbron gezien waarmee men een bijdrage levert aan de mogelijkheden voor topsport. Deze partijen beschikken over een sterk persoonlijk netwerk.
“ Mensen
die hier werken zetten als het nodig is allemaal hun eigen netwerk in om dingen voor elkaar te krijgen” (Stichting City Dynamiek).
De topsportverenigingen geven aan voornamelijk over expertise en kennis te beschikken binnen hun werkveld. “Wij hebben hier de beste trainer van de wereld, de beste zwemmers zitten hier en de begeleiding van deze mensen is tevens erg goed “ (NZE). Volgens het NZE heeft de gemeente Eindhoven
veel belang bij de stichting. Het NZE zorgt voor een uitstraling voor de stad waarmee de stichting als vlaggenschip fungeert. “Vroeger had je alleen het voetbal en Philips en verder was er helemaal niets. Als je nu in Azië of Australië komt weet men wat er zich in Eindhoven afspeelt” (NZE).
Het Olympisch Steunpunt beschikt buiten activiteitengeld en subsidies tevens over mankracht die men in inzet bij de ondersteuning van topsporters. Philips was in het verleden een hele belangrijke partij voor de topsport in Eindhoven. Zij hadden in het verleden voornamelijk financiële middelen, maar doordat ze zich steeds verder aan het terugtrekken zijn is het tegenwoordig vooral expertise wat men inbrengt. Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
63
In tabel 1.1 wordt nog eens duidelijk weergegeven welke partijen over welke hulpbronnen beschikken. Actor Sport en Recreatie Genneper Parken Nationaal zwemcentrum Eindhoven
Stichting City Dynamiek
Het Olympisch Steunpunt
Philips Tabel 1.2 hulpbronnen
5.2.5
Hulpbronnen 5. accommodaties 6. organiserend vermogen 7. financiële middelen 4. kennis 5. het netwerk 6. mankracht 4. kennis 5. het netwerk 6. organiserend vermogen evenementenpoot) 3. het netwerk 4. kennis 5. promotiemiddelen 6. financiële middelen 3. mankracht 4. financiële middelen 5. het netwerk 6. objectiviteit 1. financiële middelen 2. technische expertise
(vooral
bij
de
Afspraken en regels
De meeste respondenten geven aan dat er geen gezamenlijke afspraken of regels zijn om samen te werken. “Heel veel mensen kennen elkaar en iedereen weet elkaar te vinden, de gemeente winkelt daar een beetje tussendoor, die pakt af en toe wat contacten mee. Maar eigenlijk zou er wat meer structuur in moeten komen met behulp van de stichting City Dynamiek om de tafel gaan zitten en dan kijken van zoveel geld hebben we, wat is de prioriteit en wat draagt het beste bij aan de doelstellingen in de stad Eindhoven” (Sport en Recreatie).
Er bestaan contracten tussen de gemeente en de twee topsportstichtingen die binnen het zwemmen en hockey zijn opgezet. De samenwerking tussen deze partijen is op papier vastgelegd tot aan de Olympische Spelen van Peking in 2008. De Stichting City Dynamiek heeft tevens een contract met de gemeente Eindhoven, hierin staat o.a welke evenementen subsidie krijgen. Dit staat ook beschreven in een evenementenvisie die gemaakt is door de gemeente. Bij de Stichting City Dynamiek
stelt
men
een
aantal
voorwaarden
voordat
men
wil
samenwerken
met
evenementenorganisaties. Een evenement moet minimaal een internationaal evenement zijn, of een bovenregionale uitstraling hebben. “Het kan niet zo zijn dat wij elke hockeyclub gaan ondersteunen. Wij willen toch wel de begroting zien, als een organisatie flink tekort komt op een begroting dan gaan wij er ook geen geld in steken, want dan is de kans groot dat het evenement niet doorgaat” (Stichting City Dynamiek Eindhoven).
Voorlopig zijn het allemaal nog mondelinge afspraken en zijn er dus nog geen contracten gesloten. Bij het Olympisch Steunpunt Brabant geeft men aan dat de afspraken met de gemeente Eindhoven in het verleden meestal in de ‘wandelgangen’ werden gemaakt. “Er staat niets op papier, als men elkaar nodig heeft is men er“ (Olympisch Steunpunt).
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
64
5.2.5
Invloed op het beleid
Omdat er geen topsportbeleid is binnen Eindhoven kan ook geen partij aangewezen worden die invloed heeft op dit beleid of verantwoordelijk is voor de beleidsresultaten. Wel kan iets worden gezegd over de partijen die invloed hebben op de ontwikkeling van topsport in Eindhoven. Bij Sport & Recreatie geeft men aan dat alles wat er in Eindhoven gebeurt heel dicht tegen het gemeentebestuur aanzit. “Het college en de Raad heeft veel directe invloed en men heeft voldoende vertrouwen dat het door ons goed wordt neergezet” (Sport & Recreatie). Het is ook zo dat de gemeente vaak de eerste stap moet
zetten om het bedrijfsleven mee te krijgen. “ Het is de basis om het bedrijfsleven mee te krijgen, maar wij moeten wel het initiatief nemen. Als wij er eerst niet een paar tonnen instoppen komt een Protour ook niet van de grond” (Sport en Recreatie).
Bijna alle respondenten zijn het erover eens dat Philips in het verleden een hele belangrijke bijdrage heeft geleverd aan de ontwikkeling van topsport binnen Eindhoven. De basis die destijds is gelegd is heeft voor vele successen gezorgd. Men zegt wel dat die invloed langzamerhand aan het verdwijnen is, omdat Philips zich terugtrekt. Philips is meer dan honderd jaar betrokken geweest bij de sport in Eindhoven en zij hebben destijds ook de PSV sportverenigingen in het leven geroepen. Deze omniverenigingen worden al sinds 1920 financieel ondersteund, maar in 1996 is besloten om alle subsidie terug te trekken en sinds 1 januari 2004 is er helemaal niets meer. “De invloed op de topsport was vroeger vooral merkbaar bij het voetbal. Tot voor kort had men tevens een overeenkomst met PSV zwemmen, maar die steun is ook ingetrokken. Men heeft nu alleen nog maar een contract met Pieter van den Hoogenband” (NZE).
Volgens de helft van de respondenten hebben de sportambassadeurs ook een grote invloed op de ontwikkeling van topsport in Eindhoven. “Dit zijn allemaal bekende Nederlanders die allemaal hun eigen sport dragen. De gemeente hangt daar een beetje tussenin, die moeten duidelijke keuzes maken, maar dat doen ze niet” (NZE).
5.3
Overige factoren die van invloed zijn op de kwaliteit van het topsportbeleid
Er is aan de respondenten gevraagd welke factoren, buiten de factoren die in het model zijn opgenomen, nog meer van invloed zijn op de kwaliteit van de topsport in Eindhoven. Hieronder staan de belangrijkste en door de respondenten meeste genoemde factoren beschreven. Vier van de zeven respondenten geven aan dat er voldoende organiserend vermogen aanwezig moet zijn binnen een gemeente. Er moeten mensen aanwezig zijn die voldoende kennis en kunde hebben om dingen te organiseren. Een tweede factor is de aanwezigheid van een goede sportinfrastructuur. Dit werd door drie respondenten genoemd. Als je topsport wilt ontwikkelen en sportevenementen in huis wilt halen, zul je geschikte accommodaties aan moeten kunnen bieden. Volgens twee respondenten heeft het niet hebben van topsportbeleid juist een positieve invloed op de ontwikkeling van de topsport. “ Beleid is alleen maar een reden om voor ambtenaren iets af te wijzen”. Het bedrijfsleven is volgens vier respondenten tevens een belangrijke factor die van invloed is op het topsportbeleid. Je kunt volgens hen niet alleen afhankelijk zijn van de lokale overheid, de private sector zal mee moeten investeren om de topsport te ontwikkelen. De aanwezigheid van een ontmoetingsplek waar alle stakeholders elkaar kunnen treffen werd door twee respondenten gezien als belangrijke factor. Het komt er op neer dat je verschillende netwerken aan elkaar moet knopen wil je iets voor elkaar krijgen. Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
65
Andere factoren die door een enkele respondent werden genoemd zijn: -
een goede afstemming tussen de makers en uitvoerders van het beleid en
-
de bereidheid van sponsoren om topsport financieel te ondersteunen
5. 4
De samenwerking
In deze paragraaf wordt beschreven hoe er in Eindhoven wordt samengewerkt door de verschillende partijen, in de organisatie van topsportevenementen, -begeleiding, -accommodaties -en financiering. 5.4.1
topsportevenementen
De samenwerking is op alle niveaus binnen de gemeente, volgens Sport en Recreatie, erg goed. Als men met grote evenementen bezig is, is er volgens respondenten wekelijks overleg met de wethouder. De acquisitie van topsportevenementen wordt door de gemeente geregeld, zij worden namelijk vaak als eerste benadert door de desbetreffende sportbond of evenementenorganisatie. Er wordt gekeken of er interesse is in Eindhoven om een evenement te organiseren en wat men er voor over heeft.
Men beschikt in Eindhoven over een Fonds Topsportevenementen, waarmee incidentiele
evenementen worden gesubsidieerd. Structurele evenementen ontvangen een structurele bijdrage die los van het Fonds staat (Boumans, 2003). Als het bestuur positief tegenover een evenement staat, wordt daarna Sport en Recreatie erbij betrokken. Zij gaan dan vervolgens samen met de Stichting City Dynamiek aan de slag om te kijken wat de mogelijkheden zijn. “ Dat is twee handen op een buik, iedereen weet wat er van ze verwacht wordt en daar zit ook de kracht” (Sport en Recreatie). Men richt zich in Eindhoven op het afsluiten van
meerjarencontracten met evenementenorganisaties en topsportverenigingen. In dit proces spelen de sportambassadeurs ook een hele belangrijke rol. Wanneer men in Eindhoven een topsportevenement binnen wil halen, schakelt men deze mensen in. “Als wij belangstelling hebben voor een Davis Cup wedstrijd dan nemen we contact met Paul Haarhuis op. We ‘misbruiken’ die mensen om ze in dat traject een rol te laten spelen” (Sport en Recreatie).
5.4.2 topsportaccommodaties Zoals al eerder in dit hoofdstuk is aangegeven is het beheer en de exploitatie van accommodaties in handen van de gemeente. Dit wil echter niet zeggen dat men niet open staat om met particuliere initiatieven samen te werken. “ Als commerciële partijen aanvulling kunnen geven op wat wij doen, bijvoorbeeld, klimhallen, skihallen etc. graag zelfs!” (Sport & Recreatie).
De gemeente probeert accommodaties voornamelijk van overheidsgelden te bouwen. Het particuliere initiatief wil men alleen inzetten bij de acquisitie en organisatie van evenementen en dus niet wat betreft de infrastructuur. Het nieuwe zwemstadion is ook enkel gefinancierd met subsidies vanuit de overheid. Men geeft bij Sport en Recreatie ook aan dat het vrij uniek is om alle accommodaties in eigen beheer te houden, maar men doet dit, o.a. vanwege het onderhoud en de planning. “ Wat gebeurt er als je de infrastructuur gedeeltelijk buiten de deur zet. Dat gaat een paar jaar goed, maar dan is er geen geld meer voor onderhoud en valt het alsnog terug. Wij doen wel aan onderhouds –en beheerplanning” (Sport & Recreatie).
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
66
5.4.3 topsportbegeleiding Bij het Olympisch Steunpunt wordt gezegd dat de samenwerking met Eindhoven alles behalve soepel verloopt. In Eindhoven wil volgens hen geheel zelfstandig zijn. Bij het Olympisch Steunpunt bestaan plannen om vanuit de provincie een samenwerkingsverband te creëren tussen het nieuwe topsportzwembad, de KNZB, zwemverenigingen en toptrainers, om de jeugd zodanig te begeleiden dat er langzamerhand meer topzwemmers komen in de regio. Er moet hierbij samengewerkt worden in het begeleiden van talenten, trainers en coaches om gezamenlijk een impuls aan het zwemmen te geven. “Wij willen die samenwerking heel graag bevorderen en dan zegt de gemeente Eindhoven, “als jullie dat voor elkaar krijgen zijn jullie voor ons pas een gelijkwaardige gesprekspartner. Eerst je meerwaarde bewijzen en dan pas praten”. Als ik dat hoor krab ik me drie keer achter mijn oren, dat is echt arrogantie ten top”(Olympisch Steunpunt).
Bij het NZE weet men te vertellen dat de samenwerking met de gemeente eigenlijk vanaf het begin erg goed was. Er is intensief contact met de gemeente op drie niveaus. Allereerst met mensen van zwembad ‘De Tongelreep’, ten tweede met het sectorhoofd van Sport en Recreatie en als derde met de wethoudster. “We hoeven maar een telefoontje te plegen en we hebben een afspraak. Ze hebben eigenlijk nog nooit nee gezegd” (NZE). Het is, volgens het NZE, wel zo dat je met een goed plan moet
komen als je subsidie wilt krijgen van de gemeente. Men kan overigens buiten de financiële steun van de gemeente ook altijd een beroep doen op de gemeente voor andere zaken. “Kijk we hebben net een evenement achter de rug en daar is onze wethoudster drie dagen aanwezig geweest. Kijk… ze heeft ook nog andere verantwoordelijkheden dan sport, ze heeft een gezin en het was ook nog Pasen. Dat zegt iets over de samenwerking en over de betrokkenheid” (NZE).
Bij het NZE weet men niet of dat hetgeen men doet binnen het beleidskader van de gemeente past, maar dat hoeven ze ook niet te weten. “Zolang we maar met elkaar zeer succesvol kunnen opereren in harmonie dan hoef ik ook niet te weten wat er allemaal op papier staat” (NZE).
5.4.4 topsportfinanciering De gemeente Eindhoven heeft samen met de Stichting City Dynamiek de doelstelling om de stad nog beter op de kaart te zetten. De gemeente Eindhoven heeft jaarlijks 65.000 euro voor de topsport en daar komt 207.000 euro bij van de kant van City Dynamiek. Dit laatste bedrag is een deel van de toeristenbelasting en kan worden besteed voor de topsport. Met dit geld moeten er keuzes worden gemaakt, omdat je nu eenmaal niet alles kan doen. Volgens Sport en Recreatie is het de kunst om creatief om te gaan met de kansen die er liggen. Bij de gemeente Eindhoven heeft men gekozen om het zwemmen, hockey en tennis structureel te financieren. “Wij zullen nooit helemaal voor de topsport gaan in de zin van dat we bijvoorbeeld nooit een aparte topsportstichting zullen maken. Daar is hier de cultuur niet naar, we willen het binnen de mogelijkheden van het totale sportbeleid doen. Als een zich een incidenteel evenement voordoet, bijvoorbeeld het WK Honkbal, dan stop je er geld in of niet. We zijn blij dat we in september straks twee weken gastheer zijn bij het WK, maar je kunt alleen niet alles!” (Sport en Recreatie).
Met het bedrijfsleven wordt niet op een gestructureerde manier samengewerkt. De inbreng van Philips in de topsport is met de jaren sterk teruggelopen, waardoor veel verenigingen meerdere sponsoren uit de regio opzoeken.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
67
5.4.5
Afhankelijkheid
Het merendeel van de respondenten geeft aan het meest afhankelijk te zijn van sponsoren en relaties die hen financieel ondersteunen. Bij het Nationaal Zweminstituut Eindhoven (NZE) heeft men vier hoofdsponsors en vijftien subsponsors, waardoor er een breder draagvlak is en minder afhankelijk is van een specifieke partij. Aan het NZE is tevens een evenementenpoot verbonden. Deze mensen houden zich bezig met het aantrekken van aansprekende evenementen naar het nieuwe zwemstadion en zijn op een andere manier afhankelijk van de gemeente dan het NZE. “ De NZE wil van de gemeente geld en subsidie om topzwemmen mogelijk te maken en faciliteiten te kunnen bieden. Wij als evenementenpoot zitten in een heel ander kader. We willen naast geld ook accommodatie en hulp bij het regelen van allerlei dingen zoals politie en vergunningen. Dat gaat dus veel verder en is op andere aspecten gericht dan alleen maar geld” (NZE).
De gemeente Eindhoven zou graag willen dat het bedrijfsleven meer mee zou financieren, omdat men dan veel meer voor elkaar zou kunnen krijgen. “Het lijkt of dat het moeilijk is om het bedrijfsleven uit deze regio te enthousiasmeren voor het sponsoren van aansprekende topsportevenementen, als je Paul Haarhuis spreekt zal hij zeggen dat bij de Tennis Classics alle sponsoren uit de randstad komen” (Sport en Recreatie).
Bij de Stichting City Dynamiek geeft men aan dat er altijd wederzijdse afhankelijkheid is tussen alle actoren in Eindhoven. “Er bestaat een lange termijnvisie binnen Eindhoven en wij kunnen pas na een aantal jaren onze eigen visie daarop nahouden. Dat zal altijd in overeenstemming moeten gebeuren met alle andere partijen binnen Eindhoven. We zullen nooit op eigen houtje verder gaan, en dat kan ook niet wil je draagvlak blijven houden. We kunnen nooit zonder elkaar wat dat betreft” (Stichting City Dynamiek). Het Olympisch Steunpunt geeft aan vooral financieel afhankelijk te zijn van de provincie Noord-Brabant. Zij worden door deze partij het meeste ondersteund. 5.4.6
Overeenstemming
Het merendeel van de respondenten geeft aan dat er wel draagvlak is voor hetgeen er nu gebeurt, maar dat het wel beter zou kunnen. De gemeente Eindhoven kiest bijvoorbeeld heel duidelijk voor de breedtesport en ziet topsport als een aanvulling. Een duidelijk topsportbeleid is er daarom volgens de meeste respondenten ook niet. Er bestaat bij de dienst Sport en Recreatie geen topsportnota, er zijn in het verleden alleen uitspraken gedaan over topsport. “ We vinden topsport wel belangrijk, maar als ik heel eerlijk ben in de afweging van budgetten die we erin stoppen is de basis verantwoordelijkheid de breedtesport. De topsport is meer de slagroom op de taart” (Sport en Recreatie).
Eindhoven heeft, volgens veel respondenten, wel het imago van ‘sportstad’ en een aantal respondenten hebben bezwaren bij het feit dat men juist dat beeld wel naar buiten uitstraalt, maar niet de financiële middelen beschikbaar stelt die daar nodig voor zijn. De respondenten die in dienst zijn van de gemeente vinden dat die financiële middelen niet in zijn geheel tot de verantwoordelijkheid van lokale overheid behoren, maar voor het grootste gedeelte moeten worden gezocht bij het bedrijfsleven en particuliere initiatieven. “ Eigenlijk zouden we topsport behalve bij het bedrijfsleven, ook meer bij economische zaken neer moeten leggen, want het gaat tenslotte om hele andere argumenten dan alleen sport” (Sport en Recreatie). Bij de gemeente ligt de prioriteit dus bij de breedtesport. “ Ik wil wel geld beschikbaar stellen voor de topsport, maar naarmate je hoger in de top van de keten komt neemt de verantwoordelijkheid van
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
68
de lokale overheid steeds verder af. Bij topsport spelen economische, promotionele en sociale motieven een rol en daar zouden andere partijen het initiatief moeten nemen” (Genneper Parken).
Er zijn respondenten die menen dat men niet op een lijn zit als het gaat om de wijze waarop er vorm moet worden gegeven aan topsport. Het Nationaal Zwemcentrum Eindhoven (NZE), heeft bijvoorbeeld de visie om in 2008 en 2012 zoveel mogelijk kandidaten naar de Olympische Spelen te sturen. “Ik vind dat er geen overeenstemming is, omdat dat gewoon vanuit de Stichting alleen wordt neergezet. De gemeente denkt daar ook wel in mee, maar die zijn een passief bedrijf. Ze vinden het wel leuk, maar geld beschikbaar stellen, ho maar!” (NZE). Er wordt nog wel aangegeven dat de gemeente wel positief staat
tegenover het zwemmen en dat men in vergelijking met andere sporten, voor het zwemmen veel geld beschikbaar stelt. Het NZE heeft ook een hele andere visie dan de zwembond (KNZB). Deze laatste partij wil volgens het NZE iedereen tevreden houden in alle disciplines binnen het zwemmen voor zowel de breedte als de topsport. Bij de zwembond geeft men ook aan dat de samenwerking met het NZE nog voor verbetering vatbaar is. De bond heeft meerdere belangen dan alleen topsport, maar beseft wel wat het belang ervan is. “Als je topsport wilt dan moet je keuzes maken, dan moet je koste wat het kost kiezen voor de topsport en dat heeft grote gevolgen. Ik ben er een groot voorstander van om topsport rechtstreeks onder het NOC te plaatsen, het hoort gewoon niet bij een nationale bond. Alle sportbonden in Nederland kunnen dat namelijk niet aan en het NOC is het enige orgaan in Nederland dat is opgericht puur voor de topsport. Dit kan alleen niet, want alle bonden willen topsport. Zou alle topsport naar het NOC gaan dan stellen die bonden geen ‘flikker’ meer voor. Het is dus puur eigen belang, niets meer en niets minder” (NZE). De stichting is in het verleden wel altijd door het NOC*NSF en de gemeente ondersteund. “Bij het NOC investeerde men in een initiatief vanuit Eindhoven buiten iedereen om. Dat geeft aan dat men bij het NOC ervaart dat er hier een topsportfilosofie is, anders doen ze dat toch niet” (NZE).
Volgens het Olympisch Steunpunt Brabant zit men helemaal niet op een lijn met de dienst Sport en Recreatie van de gemeente Eindhoven. De visie van het Olympisch Steunpunt is om de verstrekking van subsidies in eigen hand te houden, waardoor kan worden voorkomen dat ambtenaren het geld naar eigen voorkeur verdelen. Het Olympisch Steunpunt meent, dat men in Eindhoven niet bereid is om dat te accepteren en men zelf wil bepalen waar het geld naar toe gaat. “Eindhoven zegt, “geef ons het geld maar, wij regelen het zelf wel. Dat is nu juist net wat we niet willen. Een ambtenaar is niet objectief, die gaat geld geven aan een bepaalde tak van sport waar hij of zij affiniteit mee heeft, zonder te kijken of het rendabel is voor de regio”. Eindhoven is de vreemde eend, ze zijn een beetje arrogant. Zo van, ”wij regelen het zelf wel, terwijl er vanuit de provincie wordt gezegd dat er moet worden samengewerkt. Nu probeert men dat wel, maar het gaat zeker niet van harte” (Olympisch Steunpunt Brabant).
5.4.7
Duurzaamheid
Er wordt aangegeven dat er te weinig structureel overleg tussen de verschillende partijen plaatsvindt. Men heeft niet het gevoel dat er duurzame relaties zijn opgebouwd, want partijen werken meestal ad hoc met elkaar samen. Er komt ook naar voren dat wanneer er onderling contact is tussen partijen uit het netwerk, het altijd een op een gesprekken zijn. “ De gemeente is wel betrokken bij het binnenhalen van evenementen, maar op hun manier. Er komt zoveel lobbywerk bij kijken en daar moet je de juiste mensen voor inzetten die daar deskundig in zijn. Daarin is de gemeente echt de gemeente. Dat zegt toch genoeg denk ik” (NZE).
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
69
De samenwerking tussen de gemeente en het Olympisch Steunpunt wordt als ‘niet duurzaam’ omschreven. Men geeft aan dat men wel bereid is om samen te werken, maar dat er telkens een moment is dat de samenwerking vast loopt en je op die manier geen duurzame relatie kunt opbouwen. “ Ja dan hebben wij ook zoiets van , “ je kunt wel blijven trekken aan een dood paard, maar als dat paard niet wil bewegen dan houdt het op” (Olympisch Steunpunt).
5.5
Het topsportbeleid
Een duidelijk topsportbeleid is er volgens de meeste respondenten in Eindhoven niet. “Als je mij vraagt ken je de beleidsnota, dan zeg ik nee” (NZE). Er is meer sprake van een incidenteel beleid dan van een
structureel beleid. “ Men kijkt wat er voor handen is en daar zet men dan op in, kijk maar naar het ijshockey en honkbal” (Olympisch Steunpunt).
Binnen de gemeente Eindhoven wordt sport en topsport als onderdeel daarvan, benaderd vanuit de ‘ketenbenadering’. Het komt er op neer dat breedteport de basis is van de keten en topsport boven aan staat. Het is de bedoeling dat je uiteindelijk voor iedere tak van sport de keten op iedere activiteit goed in moet invullen. Naarmate je hoger in de keten komt, krijgen andere partijen steeds meer verantwoordelijkheden. De verantwoordelijkheid van de lokale overheid neemt steeds verder af. In de onderstaande figuur wordt dat duidelijk.
De Activiteit Topsportbeleid
Wie is verantwoordelijk NOC*NSF Sponsoren NOC*NSF
Talent(h)erkenning
Sportbonden (Lokale Overheid)
Individuele recreatie Verenigingssport
Lokale overheid De BOS-impuls (buurt, onderwijs, sport)
Schoolsport
Lokale overheid en het onderwijs
Fig 1.2 De ketenbenadering
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
70
In dit hoofstuk spreken we niet over ‘topsportbeleid’, maar er wordt een beschrijving gegeven over de ontwikkeling van topsport binnen Eindhoven op het gebied van: Topsportevenementen Topsportaccommodaties Topsportbegeleiding Topsportfinanciering 5.5.1
Topsportevenementen
Eindhoven mag dan wel geen topsportbeleid hebben, maar er is wel beleid ten aanzien van topsportevenementen. Daarbij heeft men bij de dienst Sport & Recreatie de volgende doelstelling: Eindhoven op de kaart zetten en het versterken van het imago van de stad. Hier
zit
dus
met
name
ook
een
economisch
motief
achter.
Voor
de
acquisitie
van
topsportevenementen is in Eindhoven betrekkelijk weinig geld beschikbaar. Ondanks het gebrek aan geld slaagt de stad er wel in om aansprekende topsportevenementen naar de stad te halen. Jaarlijks worden er meerdere topsportevenementen naar de stad Eindhoven gehaald, er zijn daarbij een aantal evenementen die jaarlijks terugkeren of waar men de intentie heeft om het evenement binnen een aantal jaren weet te houden. Hieronder wordt een overzicht gegeven van topsportevenementen die dit jaar in Eindhoven plaatsvinden. Het Wk ijshockey B-landen Het WK honkbal De Dutch Open Swim Cup De Protour Ploegentijdrit Concours Hippique De Duth Open Taekwondo Het NK Korfbal Het WK trampolinespringen De Marathon De Alex Tennis Classics Er moet wel worden gezegd dat de laatste twee evenementen eigenlijk niet tot topsportevenementen kunnen worden gerekend. De Marathon is vooral een breedtesportevenement en de Alex Tennis Classics is een veteranen tennistoernooi. Met de komst van het nieuwe zwemstadion komen er hoogstwaarschijnlijk nog meer mogelijkheden om aansprekende topsportevenementen binnen alle disciplines van het zwemmen naar Eindhoven te halen. 5.5.2
Topsportaccommodaties
In het beleid ten aanzien van sportaccommodaties komt het er op neer dat de gemeente zelf de regie in handen wil hebben. Dit houdt in dat het beheer en de exploitatie van sportaccommodaties door de gemeente
Eindhoven
wordt
geregeld.
Het
beheer
en
verhuur
van
alle
gemeentelijke
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
71
topsportaccommodaties is in handen van drie aparte sportgebieden: De Genneper Parken, Sportbedrijf De Karpen en Sportcomplex Eindhoven Noord. Zij beheren en onderhouden sportaccommodaties in allerlei takken van sport en verhuren deze aan verenigingen, scholen, groepen,
recreanten
en
bedrijven.
Eindhoven
beschikt
over
een
relatief
groot
aantal
topsportvoorzieningen, met als concentratiegebied de Genneper Parken. Binnen Eindhoven beschikt men over tien topsportvoorzieningen waar men volgens de normen van het NOC*NSF aan topsport kan worden gedaan. Dit zijn: -
Het indoor Sportcentrum Eindhoven. Dit is een hal met een A-status die in Eindhoven gebruikt wordt voor o.a Davis Cup tennis, in het verleden het EK volleybal, de WK badminton en binnenkort de WK trampoline springen.
-
Het ijssportcentrum Eindhoven, met een overkapte 400 meter kunstijsbaan en een binnenhal met een A-status voor ijshockey en kunstrijden op de schaats.
-
Zwembad de Tongelreep met een 50 meter wedstrijdbad, dat in de toekomst plaats maakt voor een nieuw zwemstadion in Eindhoven met een A-status.
-
De waterkunstgras hockeyvelden van Oranje Zwart
-
Het Philips Stadion
-
Een handboogschietaccommodatie met een B-status
-
De Karpendonkse Plas, voor Concours Hippique
5.5.3 Topsportbegeleiding Noord- Brabant is de provincie met de meeste A en B sporters van het land. Bijna 25% van het betaald voetbal en van de hockeyeredivisie speelt zich af in Brabant. Alle grote steden zijn daarbij in beide sporten vertegenwoordigd. “ Brabant is een voedingsbodem voor topsport en dat zie je tijdens de Olympische Spelen ook terug” (Olympisch Steunpunt). In de regio Eindhoven (binnen het postcodegebied 5600-5694) zijn op dit moment 17 sporters actief die beschikken over een A-status Het aantal sporters met een B-status bedraagt 16 (NOC*NSF). De gemeente kiest ervoor om vooral het hockey en zwemmen te ondersteunen. Dit doet men niet zonder reden, want deze twee sporten zijn namelijk volgens de ketenbenadering, van benenden tot boven aan de piramide, goed ingevuld. Er is een goede basis in zowel de breedte –als de top van de piramide. In het zwemmen investeert de gemeente nog wat extra, omdat men in de toekomst de zwemstad van Nederland en misschien wel Europa wil worden. Er liggen in Eindhoven ook mogelijkheden om topsport zo goed mogelijk met het onderwijs te combineren. Van de veertien LOOT-scholen in Nederland is het St. Joris College er een. De school in Eindhoven heeft 155 LOOT- leerlingen, waarmee men de tweede grootste LOOT-school van Nederland is. De leerlingen zijn in negentien takken van sport vertegenwoordigd zijn. Van deze leerlingen is bijna de helft bezig met voetballen, verder zijn er veertien zwemmers en tennissers, dertien judoka' s, zeven schaatsers en paardensporters, vier waterpolotalenten, drie hockeyers, twee basketballers, atleten, roeiers, skiërs en kanovaarders. Squash, aikido, handbal, darts, turnen en karting zijn met één persoon vertegenwoordigt.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
72
5.5.4
Topsportfinanciering
De gemeente Eindhoven heeft met een beperkt budget voor topsport (65.000 euro). Dit bedrag wordt door Stichting City Dynamiek aangevuld met 207.000 euro. Men wil in Eindhoven graag structurele evenementen binnen halen, maar dan moet je vaak forse investeringen doen. Er is wel sprake van een meerjarenvisie, maar men geeft bij de gemeente aan nooit hele grote investeringen te willen doen in topsport. Het merendeel van de subsidies gaan naar het zwemmen en daarnaast gaat er ook geld naar het hockey, het tennis en de concours hippique. Ieder jaar is wordt de begroting opnieuw gemaakt, maar in de praktijk blijkt dat de subsidies jaarlijks naar dezelfde sporten gaan. Met de twee topsportstichtingen binnen het zwemmen en het hockey heeft men steeds een vierjarig contract. Dat contract loopt vanaf -tot aan de Olympische Spelen. Er worden duidelijke keuzes gemaakt in het ‘financieel’ ondersteunen van topsportverenigingen. De subsidies hiervoor staan tot aan 2007 in de begroting ingepland. Hieronder wordt een overzicht gegeven van bijdrages vanuit de gemeente en Stichting City Dynamiek aan de topsport op jaarbasis. Evenement/ stichting
Gemeente
City
Contract / intentie
Dynamiek Stichting Tophockey
25.000 euro
Intentie uitspraak
Stichting Topzwemmen
25.000 euro
contract
Dutch open Swim Cup WK Honkbal
13.000 euro
Concours Hippique Protour Wk
/ Trampoline
30.000 euro
contract, daarna intentie
24.000 euro
contract
25.000 euro
contract
/
contract
12.500 euro
contract
7.500 euro
intentie
5.000
euro
contract tot 2007
32.000 euro
contract tot 2007
21.000 euro
contract
springen Turngala Taekwondo
Dutch
10.000 euro
Open NK Korfbal
10.000 euro
Alex Tennisclasics
10.000 euro
Marathon Tabel 2.2 Topsportfinanciering
Er wordt door een aantal respondenten aangegeven dat het bedrijfsleven in Eindhoven moeilijk te enthousiasmeren om aansprekende topsportevenementen te sponsoren. Beide Topsportstichtingen worden wel door de gemeente ondersteund, maar halen hun sponsoren ook uit het bedrijfsleven. Bestuursleden zetten hiervoor vaak het eigen netwerk in.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
73
“Áls je kijkt hoe Inge en Pieter mondiaal het zwemmen op de kaart hebben gezet, zou je verwachten dat sponsors in de rij staan om het zwemmen en evenementen te sponsoren. Nou het is echt harken..” (Gebiedsmanager Genneper Parken).
5.6
Conclusie
In de voorgaande paragrafen zijn alle resultaten van de interviews gerapporteerd. In deze paragraaf zal uit die resultaten een voorlopige conclusie worden getrokken. In de eerste paragraaf is een beschrijving van het regime gegeven. Uit die beschrijving komt naar voren dat er binnen de politieke coalitie in Eindhoven waarden als betrokkenheid van het volk en leefbaarheid belangrijk worden gevonden. Deze waarden wijzen volgens de literatuur over de regime theorie op de aanwezigheid van een progressief regime. De vraag is of de richting waarop het beleid zich oriënteert is terug te vinden in de manier waarop men tegen de topsport aankijkt. Hierover kan het volgende worden gezegd. Op het terrein van sport heeft Eindhoven zich de afgelopen jaren opvallend gemanifesteerd. Dit is zowel op het terrein van topsport, als in de breedtesport. In het collegeprogramma komt duidelijk naar voren dat voor de komende tijd de prioriteit voornamelijk bij de breedtesport moet liggen. De gemeente is wel bereid om incidenteel impulsen aan de topsport te geven en het belang van topsport wordt wel erkend, maar het wordt meer als aanvulling gezien of, anders gezegd “ als slagroom op de taart”. Kijkend naar het beleid ten aanzien van topsportevenementen valt het op dat in Eindhoven vaak een koppeling tussen de breedtesport en de topsport wordt gemaakt. Bij de organisatie van een topsportevenement wordt gekeken hoe het volk erbij kan worden betrokken. Voorbeelden hiervan zijn het EK 2000, waar Eindhoven een van de speelsteden was en de Protour. Bij dit soort evenementen worden er altijd breedtesportactiviteiten omheen georganiseerd. Hiermee wil men burgers meer betrekken bij de sport en op die manier tevens sportdeelname vergroten. De laatste tijd en zeker sinds de komst van de Stichting City Dynamiek, gebruikt men in Eindhoven topsportevenementen ook om de stad te promoten. Het beleid ten aanzien van sportaccommodaties is erop gericht dat men alle accommodaties in het beheer van de gemeente wil houden. Eindhoven beschikt over tamelijk veel accommodaties die voldoen aan de eisen voor topsport. Wat opvalt is dat men bij de bouw van accommodaties altijd aangeeft dat men deze voornamelijk voor de breedtesport neerzet, terwijl ze ook voor de topsport geschikt zijn. Een voorbeeld hiervan is het nieuwe zwemstadion dat momenteel wordt gebouwd. “Het wordt overal omschreven als topzwembad voor topsport, terwijl wij heel goed weten dat het een groot zwembad is, ook voor veel jonge zwemmertjes die nog op een wachtlijst staan of bij PSV aan de slag zijn. Het bad is wel degelijk ook bestemd voor breedtesport en zal daarnaast geschikt zijn voor topsport ” (Gemeente Eindhoven).
Het meeste geld gaat in Eindhoven naar de breedtesport. Van het totale gemeentebudget gaat ongeveer 98% naar de breedtesport. Ondanks dat en het ontbreken van helder topsportbeleid, mogen we toch spreken van een goed topsportklimaat. De gemeente Eindhoven is een trouwe partner in de organisatie en communicatie van alles wat bij topsport komt kijken. Uit vergelijkend onderzoek (Boumans, 2003) blijkt dat in vergelijking met andere Nederlandse steden, Eindhoven relatief weinig geld ter beschikking heeft. Het gebrek aan financiële middelen wordt gecompenseerd met facilitaire ondersteuning, waarvan de directe financiële steun niet terug is te vinden in bestedingen aan topsport. Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
74
Er is een groot aantal topsporters en topsportvoorzieningen in Eindhoven aanwezig. In de regio Eindhoven zijn relatief veel topsporters met een A of B-status actief en heeft men als middelgrote stad relatief veel accommodaties die geschikt zijn voor topsport. Er worden ook relatief veel topsportevenementen naar de stad gehaald. Met de komst van de Stichting City Dynamiek wordt verwacht dat dit aantal alleen maar zal toenemen. Eind 2005 wordt er in Eindhoven een nieuw zwemstadion in gebruik genomen, waardoor de stad naar verwachting nog meer aansprekende evenementen binnen zal halen. Binnen het netwerk valt op dat niet alle partijen in Eindhoven op een lijn zitten met betrekking tot de richting die men met topsport op wil. Het lijkt alsof de gemeente wel tevreden is over de gang van zaken wat betreft topsport. Men haalt af en toe grote evenementen binnen en is bereid enkele tonnen per jaar in de topsport te investeren. Men zou wel meer willen, maar beschikt niet over de juiste middelen. Er is in Eindhoven bovendien geen partij die (eind)verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van de topsportsector, waardoor partijen soms het eigen belang voorop stellen. De indruk ontstaat dat men in Eindhoven niet goed weet welke richting men met topsport op wil. Het lijkt alsof men in dat opzicht wat terughoudend is en er daardoor niet genoeg in is geslaagd om het bedrijfsleven te enthousiasmeren om in topsport te investeren. Philips is een actor die veel invloed uit kan oefenen op de dingen die binnen de stad gebeuren. In het verleden heeft Philips een belangrijke sociale functie gehad binnen de stad en tevens gezorgd voor economische groei. Er liggen wel mogelijkheden om de topsport op een hoger niveau te tillen, maar dan zullen alle partijen gezamenlijk voor de topsport moeten kiezen en dat is tot op heden nog niet gebeurd. De breedtesport krijgt vooralsnog voorrang. Het topsportnetwerk is erg breed en over vele sporten en organisaties verspreid, maar er blijkt weinig structuur in te zitten. De contacten tussen verschillende spelers uit het netwerk zijn informeel en het belang van een sterk netwerk wordt door iedereen wel ingezien, maar er wordt te weinig energie gestoken in het ‘netwerken’ als activiteit. De gemeente is daarin teveel volgend in plaats van leidend. Het zijn vooral afzonderlijke partijen die allemaal beschikken over een persoonlijk netwerk, dat men inzet om dingen voor elkaar te krijgen. Het zijn voornamelijk de zeven sportambassadeurs die dit netwerk inzetten binnen hun tak van sport met als doel om topsportevenementen –en accommodaties naar Eindhoven te krijgen. Er is geen ‘spin’ in het netwerk die alles vanuit een centraal punt aanstuurt. Het netwerk is eerder gedecentraliseerd en het zijn meer kleine netwerken binnen een groot geheel. Omdat er in Eindhoven geen topsportbeleid is, zijn er veel verschillende opvattingen over de plaats van topsport binnen Eindhoven. Veel respondenten hebben niet de indruk dat men gezamenlijk hetzelfde doel voor ogen heeft wat betreft de richting die men op wil. Vooral uitvoerende partijen, zoals topsportverenigingen en het Olympisch Steunpunt zouden graag zien dat de er binnen Eindhoven als sportstad duidelijke keuzes worden gemaakt met betrekking tot topsport. Men is het ook niet eens over wie er verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van topsport. Sommige actoren vinden dat de gemeente meer initiatief moet nemen, terwijl de gemeente een visie heeft, waarin de verantwoordelijkheid van topsport, slechts gedeeltelijk bij de gemeente ligt en voor het grootste deel
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
75
bij het NOC*NSF en het bedrijfsleven. De gemeente is hierin enkel faciliterend en beschikt tevens niet over de benodigde middelen. Alle actoren beschikken wel over relevante hulpbronnen die bijdragen aan de ontwikkeling van topsport en men gebruikt elkaars middelen wanneer het nodig is. Het lijkt er alleen op dat er met name te weinig financiële middelen zijn om topsport te ontwikkelen. Men zou binnen Eindhoven dus meer geld beschikbaar willen hebben voor de topsport, maar het blijkt erg moeilijk om sponsoren te vinden die willen investeren in topsport. Actoren zijn dan ook het meest afhankelijk van die financiële middelen die via sponsoren worden verkregen. Binnen het netwerk heeft men elkaar wel nodig, maar ondanks dat is niemand echt afhankelijk van een specifieke partij. Concrete regels en afspraken tussen actoren zijn er niet. Er wordt wel gestreefd naar een overlegstructuur, maar die is er vooralsnog niet en als er overleg is tussen actoren is dat altijd een op een. Er zijn wel contracten getekend tussen de gemeente en de topsportstichtingen, maar de meeste afspraken worden mondeling gemaakt. De samenwerking tussen alle actoren binnen Eindhoven verloopt goed. Actoren weten elkaar te vinden als het nodig is en kijkend naar de resultaten en cijfers in Eindhoven valt het op dat deze stad goed presteert. De gemeente zit alleen niet op een lijn met het Olympisch Steunpunt Brabant. Het liefst wil men de regie op alle vlakken in eigen hand houden. Het Olympisch Steunpunt lijkt binnen Eindhoven weinig invloed te hebben en de gemeente ziet de stichting ook niet echt als een partner die meerwaarde brengt voor de stad.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
76
Hoofdstuk 6.
Conclusies en aanbevelingen
In het eerste hoofdstuk zijn de doelstelling, de algemene vraagstelling en de onderzoeksvragen opgesteld. Met behulp van een theoretische verdieping en diepte-interviews is getracht een antwoord te vinden op de algemene onderzoeksvraagstelling: Hoe verloopt de samenwerking bij het opstellen en uitvoeren van topsportbeleid tussen verschillende actoren binnen de gemeente Eindhoven en Rotterdam en wat is de invloed van die samenwerking op de kwaliteit van het topsportbeleid? 6.1
Beantwoording van de onderzoeksvragen
Om op deze vraagstelling antwoord te kunnen geven worden in dit laatste hoofdstuk de onderzoeksvragen beantwoord om vervolgens tot een algemene conclusie te komen. 1.
Tot welk type regime kunnen de steden Eindhoven en Rotterdam worden ingedeeld en geeft
het type regime een verklaring voor de richting van het topsportbeleid? Uit de theorie blijkt dat de relevantie van de ‘regime theorie’ binnen dit onderzoek vooral zit in het feit dat het aanwezige type regime in een stad bepalend kan zijn voor de ontwikkeling van de stad. In dit onderzoek wordt verondersteld dat het type regime, en dan met name de richting die actoren in de stad opwillen, richtinggevend is voor de manier waarop men binnen de stad vorm geeft aan het topsportbeleid. Het zou best kunnen dat het regime binnen een stad na gemeenteraadsverkiezingen een andere wending neemt, doordat andere politieke partijen, met andere doelstellingen, meer invloed krijgen op de ontwikkeling van de stad. Dit kan ook consequenties hebben voor de richting die men met topsport op wil. Een verandering in de samenstelling van de politieke coalitie kan dus zorgen voor andere prioriteiten. Er wordt gepoogd een antwoord te geven op de vraag hoe men in respectievelijk Rotterdam en Eindhoven tegenover topsport staat en bij welk van de typen de steden kunnen worden ingedeeld. Bij het bepalen van het type regime is het van belang om het niet te zwart-wit te zien. Na de analyse met behulp van de verschillende indicatoren blijkt dat er in beide steden kenmerken van meerdere typen aanwezig zijn. De grenzen tussen de regimes overlappen elkaar gedeeltelijk. Het is tevens zo dat er rekening mee moet worden gehouden dat Eindhoven en Rotterdam totaal verschillende steden zijn, met ieder hun eigen problemen die verschillend moeten worden geïnterpreteerd. Rotterdam is drie keer zo groot als Eindhoven, heeft een hele andere bevolkingssamenstelling en bovendien meer middelen ter beschikking. Hieronder wordt aangegeven welke kenmerken van regimes per stad overheersen om zo de steden vervolgens te kunnen plaatsen binnen een bepaald type regime. Het model uit het onderzoek van Domburg & Riel (2005) wordt als uitgangspunt genomen. Er wordt per kenmerk gekeken waar de stad kan worden ingedeeld.
Het regime in Rotterdam. Er is uit dit onderzoek gebleken dat de samenstelling van het netwerk en soort van samenwerking tussen stedelijke actoren binnen een stad bepalend zijn voor de ontwikkeling van een stad. Na het Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
77
bestuderen van de situatie in Rotterdam blijken er aanwijzingen te zijn voor een verandering van visie m.b.t. topsport binnen de politieke coalitie. De huidige politieke coalitie streeft met name naar waarden als veiligheid, leefbaarheid van de stad en betrokkenheid van het volk. De overheid speelt hierbij een belangrijke rol, want zij neemt de verantwoordelijkheid voor de continue zorg voor de kwaliteit van de stad. Dit doet de overheid door samenwerkingsverbanden (bijvoorbeeld PPS-constructies) aan te gaan met allerlei initiatief nemende partijen. Private partijen zijn hierin erg belangrijk. Tevens zien we dat men in Rotterdam gericht is op economische groei en het veranderen van de bestaande situatie in de stad. Dit wijst nadrukkelijk op de aanwezigheid van een ontwikkelingsgericht regime. De stad Rotterdam beschikt voornamelijk over eigen hulpmiddelen afkomstig uit het havenbedrijf en erfpacht. De gemeente heeft relatief veel financieel kapitaal, maar tevens beschikt men over veel kennis en organiserend vermogen binnen de stad. De doelstellingen op stedelijk niveau vertalen zich naar de doelstellingen op het gebied van sport. Met name het stimuleren van de breedtesport en van sportdeelname onder de eigen bevolking zijn
belangrijk
geworden.
In
het
coalitieprogramma
wordt
het
belang
van
een
actief
sportverenigingsleven als voorwaarde gezien voor de ontwikkeling van een sociale infrastructuur van de stad. (Probleem)jongeren worden daarom gestimuleerd om aan sport te doen. Ondanks dat is men zich binnen Rotterdam ook bewust van de groei en economische ontwikkeling die topsport met zich meebrengt en daarom heeft men in het verleden ook heel duidelijk gekozen een ‘sportstad’ te willen zijn. De verschillende partijen die zich met topsport bezig houden dragen dat ook allemaal uit. In de onderstaande tabel wordt duidelijk dat er in Rotterdam veel kenmerken van een ontwikkelingsregime aanwezig zijn, maar dat er de laatste jaren wel een soort ‘verschuiving’ heeft plaatsgevonden, waarin tevens kenmerken uit een progressief regime aanwezig zijn.
Behoudend
Ontwikkelings
Progressief
Lower-class
regime
regime
regime
opportunity regime
Beleidsrichting
Betrokkenheid volk
Samenwerking met private partijen Hulpbronnen
(Bron: Domburg & Riel, 2005)
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
78
Het regime in Eindhoven. Het regime in Eindhoven lijkt het meeste overeen te komen met een progressief regime. Allereerst komt de beleidsoriëntatie het meest met dit type regime overeen. Men voert namelijk al geruime tijd een beleid waarin doelstellingen als veiligheid, duurzame ontwikkeling en leefbaarheid centraal staan. Hierbij gaat het om het scheppen van fysieke voorwaarden voor een aangename, leefbare en vooral veilige woonomgeving. Deze doelen kunnen worden vertaald naar doelstellingen met betrekking tot het sportbeleid in Eindhoven. Het vergroten van sportdeelname om zo de volksgezondheid te stimuleren past goed in ‘ het plaatje’. De breedtesport staat hierbij centraal. In het verleden had Philips een hele grote invloed op de ontwikkeling van de stad en nog steeds, maar het lijkt er wel op of de inbreng van Philips steeds verder terugloopt en men zich steeds verder terug trekt in haar ‘sociale verantwoordelijkheden’ naar de stad toe. In een ‘lower-class’ opportunity regime zien we dat private partijen bepaalde sociale verantwoordelijkheden op zich nemen. Het is moeilijk aan te geven of de stad Eindhoven binnen dit type past, omdat dit verschijnsel, waarin private partijen een dergelijke invloed hebben, voornamelijk in de Verenigde Staten voorkomt. Hulpbronnen die vanuit de overheid worden ingezet zijn met name facilitair van aard. Hieronder vallen ook kennis en vaardigheden die men inzet bij de ontwikkeling van het topsportklimaat. Het bedrijfsleven stelt daarentegen ook financiële hulpbronnen ter beschikking. In de onderstaande tabel wordt duidelijk dat het regime in Eindhoven het beste als progressief regime valt te omschrijven. Behoudend
Ontwikkelings
Progressief
Lower-class
regime
regime
regime
opportunity regime
Beleidsrichting
Betrokkenheid volk
Samenwerking met private partijen Hulpbronnen
(Bron: Domburg & Riel, 2005)
Geeft het type regime een verklaring voor de richting van het topsportbeleid in Rotterdam en Eindhoven? Dit onderzoek richt zich op met name op de manier waarop steden vorm geven aan hun topsportbeleid en of hetgeen dat binnen de topsport gebeurt valt te plaatsen binnen het aanwezige
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
79
type regime. Met deze informatie wordt bekeken hoe men in Rotterdam tegenover topsport staat. Topsport kan voor verschillende doeleinden worden ingezet en in Rotterdam heeft topsport altijd al een belangrijke plaats ingenomen. Nog steeds wordt topsport heel belangrijk gevonden en ingezet als instrument om het imago van de stad te verbeteren. Hierachter zit een duidelijk economisch motief, omdat men door zoveel mogelijk aansprekende topsportevenementen naar de stad te halen tevens ook het bedrijfsleven naar de stad probeert te trekken. Het blijkt ook dat het bedrijfleven actief bij de ontwikkeling van topsport is betrokken en dat private partijen graag willen investeren in de stad. We zouden kunnen concluderen dat men in Rotterdam een topsportbeleid voert dat nog steeds binnen een ontwikkelingsregime past. Er is alleen minder uitgesproken sprake van een ontwikkelingsregime dan voorheen. Na de gemeenteraadsverkiezingen in 2002 en daarbij de opkomst van Leefbaar Rotterdam hebben er enkele veranderingen plaatsgevonden. Zowel in de besteding van het cultuurals het sportbudget lijkt er een populistische draai te hebben plaatsgevonden. In het huidige collegeprogramma komt naar voren dat de politieke coalitie in Rotterdam het welzijn van het eigen volk hoog op de agenda plaatst. Punten als veiligheid en zorg hebben de hoogste prioriteit gekregen. Hierbij ligt het voor de hand dat de breedtesport centraal komt te staan en dat dit ten koste zou gaan van de ontwikkeling van de topsport. Het is echter niet zo dat het topsportbeleid er de afgelopen jaren in Rotterdam wezenlijk anders uit is gaan zien. Men heeft binnen Rotterdam al jaren een sterke organisatie achter de topsport staan en er lopen veel duurzame contacten met o.a. private partijen. De ontwikkeling van de topsport vindt haar wortels dus nog steeds in een ontwikkelingsregime, maar in beleidsnota’s wordt het belang van topsport alleen op een andere manier gelegitimeerd. Er komt hierin nadrukkelijker naar voren dat topsport belangrijk is, maar vooral goed is voor de ontwikkeling van de breedtesport. Met de opkomst van o.a. Leefbaar Rotterdam en het wegvallen van de PVDA uit de politieke coalitie lijkt de ontwikkeling van de topsport dus nauwelijks te zijn veranderd. Men zit wel in de coalitie, maar heeft er niet voor gezorgd dat er andere contacten met de private sector zijn ontstaan. In Rotterdam heeft een verandering in de politieke coalitie dus niet vanzelfsprekend voor een verandering in de samenstelling van het netwerk en het type regime gezorgd. We zouden kunnen concluderen dat de feitelijke beleidsuitkomsten dus niet zozeer door de verkiezingen worden bepaald, maar met name door de duurzame en informele contacten tussen publieke en private actoren in de stad. In Eindhoven wordt al lange tijd dezelfde koers gevaren, waarin duurzame ontwikkeling, leefbaarheid en veiligheid centraal staan. De vraag is daarom ook of dit gevolgen heeft voor de kwaliteit van het beleid ten aanzien van topsport? Om dit te bepalen is eerder ingezoomd op de verschillende
beleidsterreinen
binnen
de
topsport,
te
weten
topsportevenementen,
topsportaccommodaties, topsportbegeleiding en topsportfinanciering. Er is hierbij gekeken of het type regime een verklaring biedt voor de manier waarop men binnen de stad aan de bovengenoemde terreinen vorm geeft. Uit de verschillende cases in hoofdstuk vier en vijf komt naar voren dat het type regime bepalend is voor de richting die men in Eindhoven met topsport op wil. Een stad als Eindhoven met een progressief regime, waar waarden als duurzaamheid en betrokkenheid van het volk belangrijk worden gevonden, kiest voor een sportbeleid waarin de breedtesport centraal staat.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
80
De steden verschillen in het feit dat Eindhoven in vergelijking met Rotterdam meer kenmerken heeft van een progressief regime. In Rotterdam heeft de ‘gedaanteverwisseling’ pas tijdens de wisseling in de samenstelling binnen de politieke coalitie in 2002 plaatsgevonden. Het lijkt er op dat er meer een koppeling tussen breedtesport-topsport wordt gemaakt en de eerstgenoemde een hogere prioriteit krijgt. Dit zou dus verklaard kunnen worden door een verandering in de samenstelling van de politieke coalitie. Kijkend naar de manier waarop beide gemeenten vorm geven aan hun beleid, bestaat er dus een verband tussen het type regime dat aanwezig is en de manier waarop men richting geeft aan het beleid ten aanzien van toppsportevenementen-, accommodaties, -begeleiding, - en financiering. 2. Tot welke vormen van samenwerking leiden de beleidsnetwerken binnen de topsport in Eindhoven en Rotterdam? De twee netwerken in de steden Rotterdam en Eindhoven zijn verschillend van aard. In grootte maar ook in geografische ligging. Achter de actoren binnen het Rotterdamse netwerk schuilen veel meer organisaties en instellingen dan in Eindhoven. Tevens is het netwerk uitgebreider en zijn actoren verspreid over een groter gebied. In beide steden kun je spreken van een tweedeling binnen het netwerk. In Rotterdam is er onderscheid tussen partijen die het beleid maken en uitvoeren, en in Eindhoven, waar helemaal geen beleid is, kan ondanks dat gesproken worden over partijen die initiërend en partijen die uitvoerend zijn in de ontwikkeling van topsport. Het grote verschil zit hem in het feit dat er in Rotterdam meer samenhang tussen actoren in het netwerk is. Er is een duidelijke kern aanwezig die de andere partijen aanstuurt. De Stichting Rotterdam Topsport is de actor die andere actoren met elkaar in verbinding brengt. Een dergelijke centrale actor is in Eindhoven nog niet aanwezig. In Eindhoven zijn de actoren ook minder met elkaar verbonden en is er eerder sprake van een aantal kleine netwerken. Een ander verschil tussen beide steden is dat er in Rotterdam, doordat men beleid heeft, er ook structuur in de samenwerking zit. Alle actoren werken op een of andere manier samen met of via Rotterdam Topsport. In Eindhoven is de samenwerking minder structureel, de samenwerking en ook de initiatieven binnen de topsport kunnen het beste als ‘ad hoc’ worden omschreven. De aanwezigheid van een centrale actor in het netwerk zou dus voor meer structuur in de samenwerking en de ontwikkeling van topsport kunnen zorgen. Qua hulpbronnen blijkt dat deze binnen de netwerken voldoende beschikbaar zijn om de doelstellingen met betrekking tot topsport te realiseren. Er moet wel worden gezegd dat er in Rotterdam meer middelen beschikbaar zijn dan in Eindhoven. Het gaat daarbij voornamelijk om financiële middelen, maar ook wat betreft kennis en expertise in topsport heeft Rotterdam een voorsprong. Dit zou verklaard kunnen worden door het feit dat Rotterdam een grotere stad is dan Eindhoven, maar ook door het feit dat de kennis en expertise omtrent topsport in Rotterdam op een centraal punt aanwezig is. Het bedrijfsleven is ook meer betrokken bij de topsport wat met name lijkt te komen doordat de stad duidelijk naar buiten uitstraalt dat men naast breedtesport ook heel nadrukkelijk voor topsport kiest.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
81
Er is een overeenkomst tussen Eindhoven en Rotterdam wat betreft de regels en afspraken binnen het netwerk. In Eindhoven bestaan net als in Rotterdam geen duidelijke afspraken of regels binnen het netwerk. Dit wil overigens niet zeggen dat er niet goed wordt samengewerkt tussen de verschillende partijen, maar een duidelijke structuur in Eindhoven ontbreekt. In Rotterdam zijn ook geen duidelijke regels en afspraken tussen actoren, maar er is wel meer structuur in de samenwerking. Je zou daaruit kunnen opmaken dat duidelijke regels en afspraken tussen actoren in het netwerk geen invloed hebben op de samenwerking. In beide steden en dan voornamelijk tussen beleidsmatige partijen, is wel sprake van wederzijdse afhankelijkheid maar het valt op dat partijen binnen het netwerk niet van één specifieke actor afhankelijk zijn. Uitvoerende partijen zijn in beide steden het minst van elkaar afhankelijk dit komt waarschijnlijk doordat zij minder vaak een beroep hoeven doen op elkaars hulpbronnen. Het valt ook op dat er tussen de partijen in beide netwerken een verschillende opvatting heerst in de mate waarin zij zich afhankelijk van elkaar ervaren. Het lijkt alsof actoren in Rotterdam meer afhankelijk zijn van elkaar dan in Eindhoven. Dit zou kunnen worden verklaard doordat er in Rotterdam een duidelijk beleid op papier staat. Het is in Rotterdam duidelijk wie verantwoordelijk is voor de ontwikkeling van topsport, terwijl dat in Eindhoven minder het geval is. Hier zijn niet echt partijen die de verantwoordelijkheid op zich nemen. Het ontbreken van duidelijk beleid zou in Eindhoven het gevolg kunnen zijn van het gebrek aan overeenstemming in doelstellingen met betrekking tot topsport. 3. Wat is de bijdrage van een goede samenwerking aan de kwaliteit van het topsportbeleid? Zowel in Eindhoven als Rotterdam richt de gemeente zich vooral op de breedtesport. Topsport is in Rotterdam de verantwoordelijkheid van een aparte stichting, waardoor er veel taken van de gemeente uit handen worden genomen. In Eindhoven ontbreekt een dergelijke constructie, waardoor de gemeente de aandacht voor top-en breedtesport moet verdelen. Beide steden zien topsport vooral als een verlengstuk van de breedtesport. Beide gemeenten geven aan dat het van twee kanten moet komen en top -en breedtesport onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Eindhoven benadert topsport vooral als aanvulling op de breedtesport (bottom up) en in Rotterdam wordt de breedtesport vooral door de topsport gestimuleerd (top down). In Eindhoven wordt veel op de gemeente geleund en die voelt zich enkel verantwoordelijk voor topsport in faciliterende zin. Andere partijen zullen in Eindhoven de kar moeten trekken. Dat gebeurt in Eindhoven wel binnen afzonderlijke takken van sport, zoals het zwemmen en hockey, daar zijn mensen die, met succes, de kar trekken. Maar er is geen centraal orgaan die dat voor de gehele topsport doet. De vraag is of dat zou werken in Eindhoven. In Rotterdam blijkt dat het mogelijk is om zowel de breedtesport en de topsport aandacht te geven en dat deze prima met elkaar te verbinden zijn. Er is in Rotterdam een duidelijke keuze gemaakt om ‘sportstad’ te zijn en straalt naar buiten uit dat topsport belangrijk wordt gevonden. Dit doet men met de Stichting Rotterdam Topsport als uithangbord. Men bekijkt topsport vanuit een breder perspectief, waarbij ook economische motieven een rol spelen. De voorwaarde is dan wel dat private partijen daarin hun verantwoordelijkheden nemen en middelen beschikbaar stellen. In Eindhoven gebeurt dat vooralsnog weinig.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
82
Het is interessant om te bekijken of er verschil zit in samenwerking tussen een gemeente met een topsportstichting en een duidelijk topsportbeleid tegenover een gemeente waar een dergelijke stichting en beleid ontbreken. Kijkend naar de ontwikkeling binnen de topsport in beide steden valt het volgende op. Rotterdam Evenementen In de jaren tachtig wilde men in Rotterdam iets veranderen aan het imago van ‘havenstad’ dat men op dat moment had. In die tijd had men als stad ook wel iets te bieden op sportgebied, de gemeente heeft toen besloten om de Stichting Rotterdam Topsport op te richten. Hiermee kon men het imago van sportstad neerzetten en vanaf het moment dat de Stichting Rotterdam Topsport vijftien jaar geleden werd opgericht zijn er heel wat topsportevenementen naar de stad gehaald. De stichting heeft als taak om zoveel mogelijk topsportevenementen naar de stad te trekken en het blijkt dat sportbonden Rotterdam hierin altijd weten te vinden. In het kader van ‘het sportjaar 2005’ heeft men buiten de vijftien reguliere topsportevenementen nog eens negentien extra topsportevenementen naar de stad weten te halen. Accommodaties Sinds de komst van de Stichting Rotterdam Topsport, vijftien jaar geleden is de infrastructuur ook erg verbeterd en zijn er heel wat topsportvoorzieningen bijgekomen. In het verleden waren enkel de Ahoy en De Kuip voorzieningen waar topsport mogelijk was. Tegenwoordig beschikt men over negen topsportaccommodaties in Rotterdam en binnenkort komt er zelfs een nota “Topsportaccommodaties’ uit waarin plannen voor de realisatie van nieuwe accommodaties staan. Hierin wordt onder andere gestreefd naar de bouw van een 400m overdekte kunstijsbaan, een indoor atletiek (trainings)baan, een 50-meter zwembad, een hippisch centrum, een velodrome, een roeibaan van internationale afmetingen en een internationale wedstrijdgolfbaan. Het topsportbeleid heeft in Rotterdam een positieve invloed op de sportinfrastructuur. Begeleiding Sinds de komst van de stichting is ook de begeleiding binnen de topsport verbeterd. De begeleiding van topsporters, topsportverenigingen en aankomende talenten is in handen van Rotterdam Topsport en Sport en Recreatie heeft daar ook een aandeel in. Er worden negen topsportverenigingen of stichtingen, in acht takken van sport begeleid en komend jaar wil men dit aantal uitbreiden naar dertien verenigingen in minimaal tien takken van sport. Individuele topsporters worden in Rotterdam door het Olympisch Steunpunt begeleid en er zijn op dit moment 37 sporters met een A-status actief Het aantal B-sporters dat in de Regio Rotterdam actief is zit op dit moment op 29 (NOC*NSF). Om talent niet verloren te laten gaan heeft Rotterdam momenteel twee talentscouts in dienst. In de toekomst heeft men de ambitie om dit aantal naar vijf uit te breiden. Naast al deze initiatieven is er in Rotterdam ook begeleiding van topsporters in het onderwijs. Er is een
Topsport-Onderwijsplatform
waarbij
negen
onderwijsinstellingen
van
alle
niveaus
zijn
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
83
aangesloten. De LOOT- school in Rotterdam, de grootste van Nederland, heeft zeven sportspecifieke klassen en men is bezig met het invoeren van een highschoolmodel voor voetbal, hockey, honkbal, volleybal en basketbal, waarbij talenten uit de regio worden begeleid in samenwerking met de desbetreffende topsportverenigingen. Financiering In totaal besteedt de gemeente Rotterdam 1,79 euro per hoofd van de bevolking aan topsport, dat is het hoogste bedrag in Nederland. Jaarlijks wordt er door de afdeling Sport en Recreatie subsidie gegeven aan Rotterdam Topsport. De stichting heeft een budget van 2,5 miljoen euro, waarvan 30% uit het bedrijfsleven komt. In het kader van het ‘Sportjaar 2005’ wordt ruim 15 miljoen euro extra geïnvesteerd in de sport, waarvan een deel in topsport. Eindhoven Evenementen In Eindhoven gebruikt men topsportevenementen tevens om het imago van de stad te versterken. Jaarlijks heeft men een aantal structurele evenementen zoals, de Dutch Open Swim Cup, de Concours Hippique en sinds dit jaar (2005) ook de Protour. Het merendeel van de evenementen is echter incidenteel. Met het grootste deel van de evenementen heeft men contracten lopen of is er de intentie om het evenement in de toekomst nog eens naar de stad te halen. Dit jaar is men erin geslaagd tien topsportevenementen naar de stad te halen. Ondanks het ontbreken van topsportbeleid en een aparte topsportstichting worden er relatief veel aansprekende evenementen naar de stad gehaald. Dit heeft te maken met de kwaliteit van de sportinfrastructuur. Accommodaties Het beheer en de exploitatie van sportaccommodaties in Eindhoven is in handen van drie gemeentelijke instellingen. De meeste topsportvoorzieningen liggen in recreatiegebied de Genneper Parken. Omdat men alles in eigen beheer wil houden worden voorzieningen zoveel mogelijk met overheidsgelden gebouwd, waardoor men in staat is om de regie in eigen hand te houden. Binnen Eindhoven beschikt men momenteel over zeven accommodaties waar volgens de normen van het NOC*NSF topsport kan worden bedreven. Kijkend naar de grootte van beide steden heeft Eindhoven in verhouding veel meer topsportaccommodaties dan Rotterdam. Er is in Eindhoven geen aparte nota ten behoeve van topsportaccommodaties ontwikkeld. Begeleiding Kijkend naar de prestaties van Eindhovense topsporters tijdens de Olympische spelen zou je kunnen concluderen dat er een goed topsportklimaat aanwezig is in Eindhoven. De provincie Noord-Brabant is de provincie met de meeste sporters met een A -en B status. In de regio zijn op dit moment 17 sporters actief die beschikken over een A-status Het aantal sporters met een B-status bedraagt 16 (NOC*NSF).
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
84
Topsportverenigingen krijgen van de gemeente, buiten steun in de organisatie voornamelijk financiële ondersteuning. Er is in Eindhoven momenteel geen orgaan dat verenigingen bijstaat met advies en hulp in de begeleiding van topsporters. Hiervoor is het Olympisch Steunpunt verantwoordelijk, maar de relatie tussen de gemeente Eindhoven en het Steunpunt, dat gevestigd is in Goirle is niet bijzonder sterk, waardoor dit moeilijk van de grond komt. Vroeger zat het Olympisch Steunpunt wel in Eindhoven. Er zijn binnen Eindhoven wel mogelijkheden om topsport en onderwijs met elkaar te combineren. Er is een LOOT-school met speciale sportklassen waar aankomende talenten en topsporters de mogelijkheid hebben om extra hulp en begeleiding te krijgen bij hun studie. Financiering De gemeente Eindhoven heeft een budget van 65.000 euro voor topsport beschikbaar. Daarvan wordt het merendeel gebruikt om het zwemmen, het hockey, het tennis en de concours hippique te ondersteunen. Ver moet worden vermeld dat de gemeente daarnaast veel facilitaire ondersteuning biedt, waardoor het bedrag wellicht kleiner lijkt dan het in werkelijkheid is. De Stichting City Dynamiek heeft jaarlijks een budget van ruim 1 miljoen euro waarvan er 207.000 euro beschikbaar is voor o.a. de promotie van topsportevenementen. Het merendeel van het geld gaat naar evenementen, maar met succes want er worden jaarlijks aantrekkelijke topsportevenementen naar de stad gehaald, met als voorbeeld het WK honkbal dat in september in o.a. Eindhoven wordt gehouden. Hierin wordt onder ander samengewerkt met de stad Rotterdam. De vergelijking Rotterdam
Eindhoven
15 + 19
10
Aantal accommodaties
9
7
Aantal nieuwe accommodaties in
7
?
Aantal sporters met een A-status
37
17
Aantal sporters met een B-status
29
16
Aantal
9
1
230
155
2.500.000
65.000 + 207.000
Aantal evenementen
de toekomst.
onderwijsinstellingen
waar topsport en onderwijs kan worden gecombineerd Aantal LOOT-leerlingen Budget topsport vanuit lokale overheid
(70%)
Aantal inwoners
596.068 *
208.937 *
Aantal inwoners in agglomeratie
1.100.000
440.000
304,22 km2
8828 ha
Oppervlakte stad
Tabel 3.1De kwaliteit van het beleid + overige factoren (* www.CBS.nl) Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
85
Het valt op dat de verschillen tussen beide steden, kijkend naar de grootte van de steden en het aantal inwoners niet eens zo heel veel verschillen. In zowel Rotterdam als Eindhoven worden relatief veel topsportevenementen georganiseerd. In Rotterdam is dit aantal hoger maar dat heeft te maken met het feit, dat sport dit jaar extra aandacht krijgt. Normaal liggen de aantallen, rekening houdend met de grote van de stad Rotterdam niet heel ver uit elkaar. Uit onderzoek van Boumans (2003) naar lokaal topsportbeleid van tien grote Nederlandse gemeenten blijkt dat Eindhoven en Rotterdam op respectievelijk nummer twee en nummer een in Nederland staan qua aantal topsportevenementen dat georganiseerd wordt. Bovenstaande punten houden nauw verband met de mogelijkheden in beide steden om evenementen plaats te laten vinden. Beide steden hebben een prima infrastructuur met accommodaties waar tal van sporten kunnen worden beoefend. Rotterdam en Eindhoven staan respectievelijk op de vijfde en tweede plaats in Nederland qua aantal accommodaties dat geschikt is voor topsport (Boumans, 2003). Hierbij wordt echter geen onderscheid gemaakt in A en B accommodaties. In vergelijking met Eindhoven is men in Rotterdam meer bezig om de z.g. ‘witte vlekken’ in het accommodatiebeleid, die door Rotterdam Topsport in kaart zijn gebracht, te realiseren en bestaande voorzieningen uit te breiden. In Eindhoven is men daar minder mee bezig, wat waarschijnlijk valt te verklaren door het feit dat er in Eindhoven minder ‘witte vlekken’ zijn. Eindhoven heeft al een prima infrastructuur waar tal van verschillende soorten topsportevenementen plaats kunnen vinden. Een ander verschil tussen beide steden is dat in Rotterdam duidelijker naar voren komt dat sportaccommodaties voor de breedtesport, maar ook nadrukkelijk voornamelijk voor de topsport worden neergezet. In Eindhoven is men hierin wat voorzichtiger en wordt vooral vanuit de breedtesport geredeneerd. Een goed voorbeeld hiervan is het nieuwe zwemstadion dat in december 2005 in gebruik wordt genomen. In beide steden zijn relatief veel sporters met een A of B status aanwezig. Het aantal topsporters in Eindhoven is kleiner uitgevallen dan in Rotterdam, maar dat heeft te maken met de grootte van de regio. Qua topsportbegeleiding is de situatie tussen Rotterdam en Eindhoven moeilijk te vergelijken. In Rotterdam heb je Rotterdam Topsport, het Olympisch Steunpunt, het Topsport-Onderwijs Platform en z.g. Talentsscouts die allemaal samenwerken om de topsport zo goed mogelijk te ondersteunen. Het zijn voorbeelden van initiatieven om topsporters, topsportverenigingen en talenten te begeleiden, waar veel verenigingen en topsporters baat bij hebben. Men heeft de ambitie om dit aantal in de toekomst uit te breiden. In Rotterdam en Eindhoven bevinden zich de twee grootste LOOT-scholen van Nederland met respectievelijk 230 en 155 LOOT-leerlingen. Vergeleken met Rotterdam is de begeleiding van topsportverenigingen en topsporters in Eindhoven minder intensief. Verenigingen zijn meer op zichzelf aangewezen en de relatie tussen de gemeente Eindhoven en het Olympisch Steunpunt Brabant is niet zo goed. Op voorhand werd gezegd dat Rotterdam en Eindhoven respectievelijk het hoogste en laagste budget voor topsport hebben. Kijkend naar de resultaten die zijn behaald kan niet anders gezegd worden dat Eindhoven optimaal gebruik maakt van de mogelijkheden die er liggen. In beide steden geeft men aan dat 95% van het budget naar de breedtesport gaat en slecht 5% naar de topsport. Het
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
86
verschil zit hem in het feit dat in Rotterdam het geld niet alleen van de gemeente vandaan hoeft te komen. Er zijn stichtingen die investeren in topsport. Rotterdam Topsport, Rotterdam Festivals en Rotterdam Marketing leveren allemaal een bijdrage, terwijl in Eindhoven men buiten de gemeente alleen de Stichting City Dynamiek heeft dat een budget heeft dat vele malen kleiner is dan dat van Rotterdam. Daar komt ook nog eens bij dat het bedrijfleven in Rotterdam veel meer investeert in de topsport dan in Eindhoven. Kijkend naar beide steden kan niet anders gezegd worden dat Eindhoven opmerkelijk hoog scoort in vergelijking met Rotterdam. Men zou immers verwachten dat een stad die drie keer zo groot is ook drie keer zo hoog zou scoren, maar dit is niet het geval. 4. Welke overige factoren zijn van belang bij de totstandkoming van kwalitatief topsportbeleid en hoe beïnvloeden deze factoren de kwaliteit van het beleid? Er is eerder naar voren gekomen dat de bereidheid van de politiek om voor topsport te kiezen, het functioneren van het netwerk en de onderlinge samenwerking van invloed zijn op de kwaliteit van het topsportbeleid. De vraag is, of er overige factoren zijn die van invloed zijn op de kwaliteit van het topsportbeleid? Er is hier in de gesprekken met respondenten naar gevraagd en de factoren die het meest werden genoemd worden besproken. Waar wel rekening mee moet worden gehouden is dat beide steden moeilijk met elkaar te vergelijken zijn, omdat er teveel onderlinge verschillen zijn. A.
De grootte van de stad.
Deze factor heeft invloed op de kwaliteit van het beleid. De vier grote steden in Nederland hebben ten opzichte van middelgrote steden meer geld te besteden. Rotterdam is drie keer zo groot als Eindhoven en heeft bijvoorbeeld veel inkomsten via eigen middelen afkomstig vanuit het havenbedrijf en erfpacht. Dit is de reden dat de informatie over deze stad anders geïnterpreteerd moet worden dan van Eindhoven. In grote steden zijn ook meer bedrijven gevestigd die kunnen investeren in de topsport, er wonen meer mensen en er is meer ruimte voor de bouw van topsportaccommodaties. Hierdoor zijn er meer mogelijkheden voor topsport en zijn in grote steden vaak meer middelen aanwezig die de kwaliteit van het topsportbeleid vergroten. B.
De politiek
De politiek is een tweede belangrijke factor die vrijwel door alle respondenten wordt genoemd. De kwaliteit van het topsportbeleid is veelal afhankelijk van de bereidheid van de politiek om te kiezen voor en te investeren in topsport. Dit zien we nadrukkelijk terug in het verhaal over de regimetheorie. In Nederland wordt de richting die een stad op wil voor een groot gedeelte beïnvloed door de partijen die in het stedelijke netwerk zitten. Vaak is de invloed van politieke partijen groot en in sommige gevallen zijn private partijen overheersend. In Eindhoven is Philips een voorbeeld van een partij die invloed heeft op de ontwikkeling van de stad. Uit de interviews blijkt dat zowel in Rotterdam als in Eindhoven momenteel een gunstig politiek klimaat aanwezig is.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
87
C.
De sportinfrastructuur
Een stad moet over een goede sportinfrastructuur beschikken. Dit is volgens veel respondenten van invloed op de kwaliteit van topsportbeleid en de kansen voor ontwikkeling van de topsport. Om aansprekende topsportevenementen binnen te halen zul je in staat moeten zijn om accommodaties neer te zetten die in de stad passen. Beide steden hebben, kijkend naar de kwaliteit van het beleid een goede infrastructuur en trekken daardoor ook veel evenementen en topsporters aan. Voor beide steden lijkt de infrastructuur dus een voorwaarde voor kwalitatief goed topsportbeleid. D.
Het organiserend vermogen
De mate waarin er organiserend vermogen aanwezig is binnen de stad in van invloed op de kwaliteit van het topsportbeleid. Bij de organisatie van topsportevenementen moet je beschikken over de juiste mensen die weten hoe ze een evenement neer moeten zetten. Tevens moeten er goede relaties zijn met de gemeentelijke diensten en alle belangenorganisaties. E.
Het bedrijfsleven
De betrokkenheid van het bedrijfsleven bij de topsport is volgens de respondenten een belangrijke factor die van invloed is op de kwaliteit van het topsportbeleid. Investeringen uit het bedrijfsleven zijn van belang, omdat het budget van de lokale overheid voor een groot deel naar de breedtesport gaat. Het bedrijfleven moet de verantwoordelijkheid nemen om topsport te stimuleren en geld beschikbaar stellen voor de begeleiding van topsporters. Algehele conclusie In beide steden is er sprake van een verschillende aanpak waarop men vorm geeft aan topsport, daarom is het niet gemakkelijk om Rotterdam met Eindhoven te vergelijken. In het begin van dit onderzoek is verwezen naar twee organisatietypen die binnen beide steden aanwezig zijn. In Rotterdam heeft men een stichting die nauw samenwerkt met de gemeente waarin beide verantwoordelijk zijn voor de uitvoering van het topsportbeleid en in Eindhoven ontbreekt een dergelijk beleid. De gemeente staat er meer alleen, maar het is niet heel duidelijk terug te zien bij de kwaliteit van het topsportbeleid die is gemeten aan de hand van een aantal indicatoren. Er heerst een soort dubbel gevoel in Eindhoven. Men wil namelijk wel het imago van ‘Sportstad’ hebben, maar aan de andere kant toch ook weer niet. In Rotterdam lijken breedtesport en topsport, door de komst van de Stichting Rotterdam Topsport, goed met elkaar te kunnen worden gecombineerd. Kijkend naar de kwantitatieve gegevens in tabel 3.1 kunnen we in Rotterdam spreken over kwalitatief goed topsportbeleid. De organisatievorm waarin een stichting samen met de gemeente verantwoordelijk is blijkt binnen een grote stad als Rotterdam een uitkomst te zijn om alles centraal aan te kunnen sturen. Kies je net als Rotterdam duidelijk voor de topsport dan moet je daar ook beleid op maken. Dit heeft men gedaan en het lijkt goed te werken. Alle actoren weten wat er van hen verwacht wordt en er staan duidelijke doelstellingen op papier. Een stad als Eindhoven, met veel minder inwoners heeft gezien het aantal evenementen, topsporters en accommodaties in de stad ook een prima basis waarin topsport kan worden ontwikkeld. De stad moet het momenteel meer hebben
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
88
van individuele initiatieven en daarvoor zijn, door het ontbreken van een strak beleid, wel mogelijkheden. De vraag is of het op dezelfde manier moet als men in Rotterdam heeft gedaan. Je kunt de situatie zoals die in Rotterdam aanwezig is namelijk niet kopieren, iedere stad is anders en een strak beleid met een aparte topsportstichting lijken op dit moment niet helemaal binnen Eindhoven te passen. Het hangt ook erg af van de personen die op bepaalde functies in het bestuur zitten. In Eindhoven lijkt er een wethouder te zitten die de breedtesport centraal stelt, terwijl er in Rotterdam een wethouder zit die meer in topsport wil investeren omdat daar, volgens respondenten er wel een ‘topsportcultuur’ aanwezig is. Wil je een aparte stichting opzetten dan moet je als stad voor topsport willen kiezen en op dit moment is dat in Eindhoven nog niet mogelijk. Topsport heeft in Eindhoven op dit moment een kans van slagen, wanneer topsport vanuit de breedtesport wordt benaderd en er door het gemeentebestuur hele duidelijke uitspraken worden gedaan ten aanzien van topsport. Men denkt nu vanuit de ketenbenadering en ziet topsport niet als aparte sector. Momenteel kan er dus niet voor topsport worden gekozen, omdat daar de juiste middelen ook niet voor beschikbaar worden gesteld. Dit betekent dat de subsidies voor topsport uit andere ‘potjes’ moeten komen, zonder dat het ten koste gaat van de breedtesport. Het bedrijfsleven in Eindhoven moet veel meer bij dragen aan de topsport dan dat ze nu doen. Dit is mogelijk als men het bedrijfsleven en andere sectoren kan overtuigen dat de verantwoordelijkheden die topsport met zich meebrengt niet alleen bij Sport en Recreatie liggen, maar dat er een gezamenlijke belang is voor de stad Eindhoven. Wanneer we kijken naar het in hoofdstuk twee gepresenteerde model lijkt het dat de variabelen elkaar onderling beïnvloeden. Ten eerste bepaalt het type regime de samenstelling van het netwerk van actoren. Het netwerk, zou bij verschillende typen regimes van samenstelling kunnen verschillen. Tevens is gebleken dat het netwerk en de soort van actoren invloed hebben op de samenwerking tussen deze actoren. In beide netwerken in zowel Rotterdam als Eindhoven hebben vooral de gemeentelijke partijen de overhand en bepalen zij welk beleid er wordt gevoerd in de stad. De kwaliteit van het topsportbeleid wordt hierdoor mede beïnvloed, maar er bleken meerdere factoren mee te spelen. Het is dus een juiste beslissing geweest om de variabele ‘overige facotren’ in het model op te nemen. Ten slotte zou je kunnen concluderen dat het type regime van invloed is op de kwaliteit van het topsportbeleid. Er zou in het model dus een directe pijl van ‘regime’ naar ‘kwaliteit van het topsportbeleid’ kunnen worden getrokken. 6.2
Reflectie op de theorie
In dit onderzoek is gebruik gemaakt van een tweetal theorieën om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden. Terugkijkend naar beide theorieën is gebleken dat de regime theorie een helder kader schept om inzicht te verkrijgen in het ‘waarom’ een stad een bepaald topsportbeleid voert. De theorie wordt door meerdere auteurs echter meer gezien als een conceptueel model dan als een verklarende theorie. Het is volgens hen moeilijk om variatie, behoud of verandering van een regime te verklaren of voorspellen aan de hand van een model. In dit onderzoek is er dan ook voor gekozen om de theorie meer te zien volgens het idee dat Stone heeft. Hij geeft aan dat de theorie niet bedoeld is als een uitputtende verklaring. Er is wel een poging gedaan om na te gaan in hoeverre de regimetheorie een verklaring geeft voor het topsportbeleid in beide cases, maar het is lastig om aan te geven waarom er
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
89
een bepaald regime heerst in een stad. De ervaring in dit onderzoek is dat ondanks dat, de theorie wel handvatten geeft die het mogelijk maken om te verklaren waarom een stad een bepaald topsportbeleid voert. In dat opzicht is het een juiste keuze geweest om de regime theorie verder uit te werken. De regime theorie heeft in dit onderzoek namelijk laten zien dat in zowel Eindhoven als Rotterdam het bedrijfsleven en de politieke coalitie invloed hebben op de manier waarop men topsportbeleid voert. Een regime is duurzamer dan de periode waarin gemeenteraadsverkiezingen plaatsvinden en het wil dus niet zeggen dat er om de vier jaar een ander type regime heerst. Het kan wel zo zijn dat er bepaalde verschuivingen plaatsvinden die voornamelijk op papier zorgen voor een ander beleid. In de praktijk zien we vaak dat contacten tussen ambtenaren en personen uit de private sector goed bestand zijn tegen allerlei politieke invloeden. Omdat de regime theorie wel complex van aard is en men moet ‘graven’ in allerlei documenten om informatie naar boven te halen is het een tijdrovende klus om inzicht te verkrijgen in het type regime binnen een stad. Bovendien staat er veel informatie niet op papier, omdat de meeste afspraken en initiatieven in het informele circuit ontstaan. Men moet zich daarom ook niet blindstaren op politieke programma’s en verslagen. Een analyse naar het type regime aanwezig binnen een stad is interessant, maar naar mijn mening een apart onderzoek waard. De netwerktheorie moet in dit hoofdstuk als de leidende theorie gezien worden, omdat met behulp van deze theorie de doelstelling van dit onderzoek in kaart is gebracht. Er is achterhaald hoe het topsportbeleid van Rotterdam en Eindhoven eruit ziet en hoe de samenwerking tussen verschillende actoren verloopt. De Regime theorie geeft daarbij aan waarom bepaalde partijen wellicht met elkaar samenwerken en waarom er sprake is van een dergelijk beleid. Beide theorieën zijn achteraf dus bruikbaar gebleken als basis van het onderzoek. 6.3
Aanbevelingen
Tot slot van dit hoofdstuk worden er aanbevelingen gedaan voor de steden Eindhoven en Rotterdam en voor lokaal topsportbeleid in het algemeen. Welke aanbevelingen kunnen worden gedaan naar de gemeente Eindhoven en Rotterdam met betrekking tot de organisatie van het topsportbeleid? 6.3.1
Aanbevelingen voor Eindhoven
Het netwerk - Uit dit onderzoek blijkt dat er wel een netwerk bestaat, maar dat het meer kleine netwerken binnen een geheel zijn. Om meer eenheid in het netwerk te krijgen zit de uitdaging in het verbinden van deze kleine netwerken tot een groot geheel, waardoor je effectiever en uiteindelijk tot meer in staat bent. Het lijkt erop dat de Stichting City Dynamiek daar momenteel en in de toekomst samen met de gemeente een belangrijke rol in kan gaan spelen. Zij kunnen als ‘brug’ fungeren tussen de actoren in het netwerk. Niet alleen binnen de sector sport, maar ook daarbuiten.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
90
De samenwerking - De waarde van topsport is groter dan enkel het kijkplezier dat burgers eraan ontlenen. Buiten een aangename vrijetijdsbesteding fungeert topsport als motor voor de economie en zorgt tevens voor veel promotie en ‘exposure’ voor de stad. Het is daarom van belang dat andere sectoren hun verantwoordelijkheden nemen. Topsport is niet alleen een zaak van de afdeling Sport en Recreatie, meerdere partijen hebben er belangen in. Hierdoor zou er een samenwerkingsverband moeten zijn tussen Sport en Recreatie, Economische Zaken, de Stichting City Dynamiek en een aantal private partijen. De verantwoordelijkheid voor topsport ligt dan bij meerdere partijen en het geld komt dan uit andere hoeken, waardoor topsport niet ten koste hoeft te gaan van de breedtesport of andersom. - Om meer overeenstemming te creëren tussen actoren is het belangrijk dat alle actoren op de hoogte zijn van elkaars behoeften en doelstellingen. Er wordt daarom aanbevolen om structureel, op vaste momenten met actoren om de tafel te gaan zitten en gezamenlijk te bekijken wat men wil. In Rotterdam heeft men het concept ‘bankpraat’ in het leven geroepen. Dit is een initiatief van Rotterdam Topsport waarin op allerlei niveaus mensen bij elkaar komen om ervaringen en problemen die men tegenkomt in de topsport met elkaar te bespreken. Dit kan op bestuurlijk niveau, maar ook met de topsporters zelf. Het zou wellicht in Eindhoven ook kunnen werken en topsporters een gevoel van erkenning geven, wat ten goede komt aan de ontwikkeling van topsport. - Er is gebleken dat een goede samenwerking tussen alle actoren in het netwerk van belang is bij de ontwikkeling van topsport. Om die reden wordt aan de dienst Sport en Recreatie aanbevolen om de samenwerking met het Olympisch Steunpunt Brabant te verbeteren. Topsportontwikkeling - Wil Eindhoven als sportstad, nationaal en internationaal mee kunnen doen dan moet men meer energie steken in het netwerken. De gemeente moet duidelijk maken dat er in Eindhoven veel mogelijkheden liggen en dat topsport belangrijk wordt gevonden. Vanwege de uitstekende topsportinfrastructuur in Eindhoven mogen ambities, om grote evenementen binnen te halen, best meer naar buiten worden uitgesproken. Met als voorwaarde dat men de juiste middelen voor handen heeft. Het bedrijfsleven zal hiervoor meer moeten worden betrokken, want dit gebeurt vooralsnog weinig. 6.3.2
Aanbevelingen voor Rotterdam
Het topsportbeleid - Wil men in Rotterdam de lijn doorzetten en bij de grote ‘topsportsteden’ van Europa blijven horen dan zal men een pro-actief topsportbeleid moeten voeren. Het is aan te bevelen om de ‘witte vlekken’ in het accommodatiebeleid zo snel mogelijk op te vullen. Vanwege de enorme concurrentie bij het binnenhalen van topsportevenementen en accommodaties is het de taak van de beleidsmakers om continue in te spelen op nieuwe ontwikkelingen binnen de topsport. Met enkel een sterk netwerk en/ of
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
91
een aparte stichting ten behoeve van de ontwikkeling van de topsport kun je de ‘voorsprong’ die Rotterdam op dit moment heeft ten opzichte van andere Nederlandse steden niet lang volhouden. Dit vergt tevens om een duurzame betrokkenheid van zowel de private en publieke sector bij de topsport. Het netwerk - In Rotterdam is een sterk netwerk aanwezig, waarin veel overeenstemming tussen de actoren is. Naar mijn inziens bestaat daarom ook de kans dat men in de toekomst ‘in elkaars vijver gaat vissen’. Wanneer iedereen hetzelfde doel voor ogen heeft kan men concurrenten van elkaar worden. Uit interviews kwam naar voren dat een aantal actoren bijvoorbeeld dezelfde sponsoren hebben. Dit zou behoudend kunnen werken en in de toekomst zelfs ten koste kunnen gaan van de samenwerking. Het is daarom van belang dat er binnen het netwerk een goede afbakening van taken en doelen is. - Rotterdam Topsport wordt voor 70% gesubsidieerd door de gemeente, waardoor men op financieel gebied best veel afhankelijk is van een partij. De prioriteiten liggen in Rotterdam al geruime tijd bij de topsport, maar het zou zomaar kunnen dat er na gemeenteraadsverkiezingen het een en ander veranderd. Er zouden in de toekomst andere prioriteiten kunnen komen, waarbij de ontwikkeling van de breedtesport en toename van sportdeelname belangrijker wordt gevonden dan de topsport. 6.3.3
Aanbevelingen voor lokaal topsportbeleid
- Voor lokale overheden die topsportbeleid voeren is het van belang dat ze duidelijk voor topsport durven kiezen. Lokale overheden hebben namelijk invloed op de ontwikkeling van de topsport in heel Nederland, de basis ligt bij hen. Zij zijn immers de partij die handen en voeten moeten geven aan het topsportbeleid. Hierbij is het wel van belang dat de lokale overheid de banden met het bedrijfsleven versterkt. Er is immers gebleken dat topsport binnen een ontwikkelingsgericht regime, waar private partijen een belangrijke rol spelen, een goede kans van slagen heeft. - Wanneer lokale overheden succesvol willen zijn in de uitvoering van hun topsportbeleid dan zal men samen met alle andere partijen in staat moeten zijn om hulpbronnen die daar voor nodig zijn te mobiliseren. Het op het juiste moment aanpakken van z.g. ‘small opportunities’ (kansen) is daarbij cruciaal. - Uit dit onderzoek blijkt dat de samenstelling van het netwerk en het type regime dat binnen een stad aanwezig is bepalend kunnen zijn voor het succes van het topsportbeleid in een stad. Er valt echter aan te bevelen om niet enkel te investeren in een sterk netwerk ten behoeve van de ontwikkeling van de topsport, maar tevens te zorgen voor mogelijkheden om binnen de stad topsportaccommodaties neer te zetten. Eindhoven is een goed voorbeeld van een stad waar een prima infrastructuur zorgt voor opmerkelijke resultaten. De kwaliteit van de topsportinfrastructuur is van invloed op de kwaliteit van het topsportklimaat en dat heeft invloed op het aantal en het soort evenementen dat je als stad binnenhaalt. Het moet alleen niet zo zijn dat steden elkaar gaan beconcurreren in het binnenhalen van
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
92
topsportaccommodaties, want gaat ten koste van het aantal evenementen dat naar Nederland zal worden gehaald. Iedere gemeente met ambities op het gebied van topsport zal zich af moeten vragen of men een unieke accommodaties wil of dat men de strijd aan wil gaan op nationaal niveau. Het valt hierbij voor kleinere steden aan te bevelen om samen te werken met andere steden. Brabantstad zou een goed voorbeeld kunnen zijn. - Zorg dat er een centrale actor is die voor een overlegstructuur zorgt en sturing geeft aan het topsportbeleid. Partijen moeten op een lijn zitten en er moet een goede afstemming zijn tussen partijen die het beleid maken en partijen die het uitvoeren. 6.4
Aanbevelingen voor vervolgonderzoek
De keuze om twee cases te selecteren is in verband met de tijd die er voor dit onderzoek stond de juiste gebleken, maar in de toekomst zou het interessant zijn om meerdere steden met elkaar te vergelijken om beter onderbouwde uitspraken te kunnen doen. Het aantal interviews per stad was voldoende om alle benodigde data te verzamelen, maar met wat meer tijd zouden er ongetwijfeld nog meer actoren zijn gesproken. Niet alle actoren hadden de meerwaarde die op voorhand van hen werd verwacht en daarom valt het aan te bevelen om bij de selectie van respondenten nog zorgvuldiger te werk te gaan. Voor vervolgonderzoek zou men zich verder kunnen verdiepen in de regime theorie en nog dieper kunnen graven in het ‘informele circuit van beide steden. Tevens zou het interessant zijn om na te gaan of een gemeente met een aparte topsportstichting echt voor meer succes zorgt dan een gemeente waarin het topsportbeleid in zijn geheel onder de gemeente valt.
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
93
Literatuur
Bottenburg, M van., Roques, C en Smit, S. (2003) Ontwikkelingen in het topsportklimaat in Nederland (1998-2002). ‘s-Hertogenbosch: Mulier Instituut. Bottenburg, M. van. (2000). Het topsportklimaat in Nederland. ’s-Hertogenbosch: Diopter. Boumans, B (2003). Ambitie, een hindernis op weg naar sportief resultaat?, Een inventariserend onderzoek naar het topsportbeleid van Nederlandse gemeenten. Doctoraalscriptie Vrijetijdswetenschappen Cornelissen, E.M.H., Ostaaijen, J.J.C. van (2004) Stadregimes in een nieuwe eeuw. Universiteit van Tilburg. Domburg, T, Riel, F, van. (2005) “Stad tussen de steden, een onderzoek naar Citymarketing en Regime Theorie in Helmond, ’s-Hertogenbosch en Zoetermeer. Tilburg Gemeente Eindhoven, Dienst Maatschappelijke Ontwikkeling. (2003) Sport en recreatie in beeld. Visie op ontwikkelingen ten aanzien van sport en recreatie in Eindhoven. Eindhoven: Gemeente Eindhoven. Gemeente Eindhoven, (2002) Samen Stad, Bestuurlijke visie 2002-2006, Eindhoven: Gemeente Eindhoven. Gemeente Rotterdam, (2004) Masterplan Rotterdam Sportjaar 2005. European Capital of Sport. Rotterdam: Gemeente Rotterdam Gemeente Rotterdam, (2004) Actieprogramma "Rotterdam zet door. Op weg naar een stad in balans". Rotterdam: Gemeente Rotterdam. Gemeente Rotterdam, (2002) Rotterdam Sportstad, een voorstel voor de komende tien jaar. Rotterdam: Gemeente Rotterdam en Sport en Recreatie. Gemeente Rotterdam, (2002) Het nieuw elan voor Rotterdam, Coalitieakkoord van Leefbaar Rotterdam, CDA en VVD voor de collegeperiode 2002-2006. Rotterdam: Gemeente Rotterdam Goeie Zaken, (2005). Magazine voor succesvol ondernemen in de regio Eindhoven. Jaargang 4, 3. Pion Steeg, Eindhoven. Hufen, J.A.M. en Ringeling, A.B. (1990). Beleidsnetwerken, overheids-, semi-overheids- en particuliere organisaties in wisselwerking. Vuga, Den Haag. Klijn & Koppenjan (1997). Beleidsnetwerken als theoretische benadering: Een tussenbalans. Kwartaalschrift voor beleidsonderzoek en beleidspraktijk, 11, nr 2, 143-167. Klijn & Teisman (1992). Beleid en sturing in complexe netwerken. Een theoretische beschouwing over analyse en management van beleidsprocessen in complexe beleidsstelsels. Rotterdam. Jugde, D, Stoker, G & Wolman H. (1995). Theories of urban politics. Sage, London. Kickert, W.J.M, Klijn & Koppenjan, J.F.M. (1997) Managing complex networks, strategies for the Public sector. Sage, London. Koppenjan, J.F.M., Bruijn, J.A. de, en Kickert, W.J.M., (1993) Inleiding: Beleidsnetwerken en overheidssturing. In: Netwerkmanagement in het openbaar bestuur. Over de mogelijkheden van Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
94
overheidssturing in netwerken. (red. Koppenjan, J.F.M., Bruijn, J.A. de, en Kickert, W.J.M.), Den Haag, p.177-196. Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. (1999). Kansen voor Topsport. Het sportbeleid van de rijksoverheid. ’s-Gravenhage: SDU uitgevers. Mossberger, K. & G. Stoker. (2001). The evolution of urban regime theory. Urban Affairs Review. 36, 810-835. NOC*NSF. (1993). Topsport in samenhang. Arnhem: NOC*NSF Peters, V. (1995). Case-study. IN H. Huttner & K.Renckstorf & F. Wester (Eds.), Onderzoekstypen in de communicatiewetenschap. pp. 586-607. Houten: Bohn Stafleu van Loghum. Rotterdam Topsport. (2005) Rotterdams Topsportmagazine, Jaargang 13, 4. Rotterdam Topsport. Rotterdam Topsport. (2005) Rotterdams Topsportmagazine, Jaargang 14, 1. Rotterdam Topsport. Smaling, J. (1988). Gemeenten karig met Topsport. Coachen. 4, 10-12. Smits, J.M.S. (1995). Milieubeleid gestuurd? Een onderzoek naar de invloed van het BUGM op het gemeentelijk milieubeleid in Noord-Brabant. Tilburg, (proefschrift) Stone, C. (1989) Regime Politics (Penguin Books) Stone, C. (1993) Urban Regimes and the capacity to govern. Journal of Urban Affairs, 15, 1-28. Stoker, G. & K. Mossberger (1994) Urban Regime theory in comparative perspective. Government and policy. 12, 195-212. Stoker, G. (1995). Regime Theory and urban politics. Judge e.a. (eds) Theories of Urban Politics. 5471. Tops, P. (2004). Regime-theorie en Rotterdam. De relevantievan regimetheorie voor de analyse van ontwikkelingen in een grote Nederlandse stad- een eerste verkenning-, paper gepresenteerd op het politicologenetmaal 2004, Antwerpen 27 en 28 mei. Internetpagina’s http://www.brabantstad.nl http://www.cbs.nl http://www.fastforward.nl http://www.eindhoven.nl http://www.mainport-pmr.nl http://www.sport.nl http://www.rotterdam.nl http://www.rotterdamsportjaar2005.nl http://www.rotterdamtopsport.nl http://www.minivws.nl http://www.wikipedia.org
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
95
Bijlagen
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
96
Itemlijst 1. het topsportbeleid en de uitkomsten 2. de mogelijkheden en de knelpunten van het beleid 3. waarom denkt u dat het beleid wel/ niet succesvol is? 4. de samenstelling van het netwerk 5. de relatie tussen de actoren in het beleidsnetwerk en het uitvoerend netwerk? mate van afhankelijkheid mate van duurzaamheid mate van regelgeving mate van invloed 6. het onderscheid tussen beleidsuitvoerende organisaties en beleidsmakers in het ‘netwerk’ 7. hoe zien jullie jezelf binnen het netwerk/ wat is jullie rol? 8. de samenwerking bij topsportevenementen, begeleiding, accommodaties en financiering mate van overeenstemming mate van duurzaamheid mate van afhankelijkheid aanwezigheid van hulpbronnen 9. overige factoren 10. suggesties voor vervolg interviews
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
97
Eindhoven, ….. 2005 Betreft: bevestiging afspraak Geachte ……., Bij deze wil ik de afspraak, die afgelopen …….. is gemaakt, bevestigen. Het interview zal plaatsvinden op …. tussen ….. en ….. Ik wil benadrukken dat ik het heel erg waardeer dat u voor mij de tijd vrij kunt maken om een aantal vragen te beantwoorden. Uw inbreng is dan ook van groot belang voor mijn onderzoek. In mijn onderzoek wil ik achterhalen wat de invloed is van samenwerking binnen topsport op de kwaliteit van het topsportbeleid. Ik wil daarbij het aanwezige netwerk en de huidige samenwerkingsverbanden in kaart brengen. In het onderzoek worden twee cases bestudeerd en achteraf met elkaar vergeleken. Naast Rotterdam is tevens gekozen voor de gemeente Eindhoven. Tijdens het interview op …. zal vooral aandacht besteed worden aan de samenwerking tussen verschillende partijen binnen topsport en dan met name aan de manier waarop die samenwerking tot stand komt. Er zal dieper worden ingegaan op het beleid dat wordt gevoerd ten aanzien van topsportevenementen, -accommodaties, -financiering en –begeleiding. Ik hoop dat ik u met deze brief alvast een indruk heb kunnen geven over de inhoud van ons gesprek, waar ik met veel plezier naar uitkijk.
Met vriendelijk groet, Jurriaan Peters
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
98
Lijst met respondenten Rotterdam 12-04-2005
Dhr. den Oudendammer,
Directeur Rotterdam Topsport
18-04-2005
Dhr. Gudde,
Algemeen Directeur Sport en Recreatie
27-04-2005
Mevr. van Bokhoven
Beleidsadviseur Ahoy
27-04-2005
Dhr. Koers
Manager Topsportcentrum
03-05-2005
Dhr. den Hoed
Fast Forward
04-05-2005
Mevr. Bijl
Communicatie Manager Ortec Nesselande
11-04-2005
Dhr. Hulshof,
Hoofd Sport en Recreatie
11-04-2005
Dhr. van den Oordt,
Strategie, Gemeente Eindhoven
19-04-2005
Mevr. Saes,
Bestuurslid NZE / Philips
20-04-2005
Dhr. Heesterbeek,
Gebiedsmanager Genneper Parken
21-04-2005
Dhr. Kuipers,
Consultant Olympisch Steunpunt Brabant
28-04-2005
Dhr Heijnen
Toernooidirecteur evenementenorganisatie NZE
20-05-2005
Dhr. ten Caten
Projectmanager City Dynamiek Eindhoven
Eindhoven
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
99
Topsport, een kwestie van samenwerken? Een onderzoek naar topsportbeleid in Eindhoven en Rotterdam.
100