Doelgericht op afstand Een onderzoek naar een mogelijke verzelfstandiging van de warenmarkten in Eindhoven
Bilthoven, april 2011
1
COLOFON
Kometenlaan 24 3721 JT Bilthoven T (030) 2200330 E
[email protected] Datum: April 2011 Opdrachtgever: Gemeente Eindhoven Auteur: mr. A.M.M. Sluijters
2
Inhoudsopgave Managementsamenvatting
pag. 2
Eindconclusie
pag. 5
1.
Inleiding 1.1. Doel onderzoek
pag. 6
1.2. Opdrachtformulering
pag. 6
1.3. Aanpak van het onderzoek
pag. 7
1.4. Leeswijzer
pag. 7
2. Verzelfstandiging 2.1. Argumenten om niet of wel te verzelfstandigen
pag. 8
2.2. Externe verzelfstandiging
pag. 9
2.3. Doelen verzelfstandiging
pag. 9
3. Vormgeving van de verzelfstandiging
4.
3.1. Inleiding
pag. 10
3.2. Wettelijk kader en motiveringsplicht.
pag. 10
3.3. Rechtsvorm
pag. 11
3.4. Overdracht taken en processen.
pag. 13
Overzicht onderliggende onderzoeken 4.1. Europese regelgeving
pag. 14.
4.2. Personeel
pag. 15.
4.3. Relatie gemeentelijke organisatie
pag. 17
4.4. Relatie gemeente – stichting Warenmarkten Eindhoven
pag. 18
4.5. Relatie stichting Warenmarkten Eindhoven
pag. 19
en de marktondernemers
5.
Financiën 5.1. Exploitatiebegroting warenmarkten 5.2. Frictie- en desintegratiekosten
pag. 20 pag. 23
6.
Fiscale risico’s
pag. 25
7.
Overige risico’s bij verzelfstandiging
pag. 27
8.
Het vervolg, de procesaanpak
pag. 28
1
Management samenvatting 2
Verzelfstandiging
Vanouds faciliteert de gemeente de warenmarkt als een publieke voorziening. Maar heeft de warenmarkt een voldoende publiek belang om het beleid en het beheer tot de gemeentelijke zorg te blijven rekenen? Dit rapport gaat in op de mogelijkheid tegemoet te komen aan de wens om de warenmarkten op afstand te plaatsen, maar toch, gelet op het behoud van de functies van de warenmarkt, een vorm van toezicht te houden op de markten.
Doelen van verzelfstandiging Met verzelfstandiging van de warenmarkten wordt het volgende beoogd:
3
•
het vergroten van de besluitvaardigheid, de slagvaardigheid, de efficiency van de warenmarkten;
•
het creëren van een heldere en zakelijke sturingsrelatie en transparante verhoudingen;
•
een meer bedrijfseconomisch gerichte aansturing van de warenmarkten;
•
de samenwerking met (binnenstad)partners waardoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een attractieve binnenstad ontstaat en het verzorgingsniveau in de wijken wordt versterkt.
Vormgeving van de verzelfstandiging
Wettelijk kader en motiveringsplicht Artikel 160, lid 1 Gemeentewet bepaalt wel dat het college besluit tot het instellen van een markt of jaarmarkt maar er is geen enkele wettelijke bepaling die opdraagt dat het college een markt of jaarmarkt ook zelf moet organiseren. Ingevolge artikel 160, lid 2 Gemeentewet dient het college wel te motiveren dat de oprichting van of deelneming in een stichting in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Wanneer het college wenst over te gaan tot het oprichten van de stichting, vereist de Gemeentewet dat de raad in de gelegenheid wordt gesteld zijn wensen en bedenkingen met betrekking tot dit voornemen aan het college over te brengen. Een oprichtingsbesluit is onderworpen aan de goedkeuring van GS. Rechtsvorm Gelet op de te bereiken doelen is, na een bestuurscommissie ex artikel 83 Gemeentewet (interne verzelfstandiging), een stichting de meest voor de hand liggende rechtsvorm.
2
Aan de op te richten stichting Warenmarkten Eindhoven wordt het beheer en de exploitatie van de warenmarkten in Eindhoven opgedragen. Het college van B&W beschikt over specifieke bevoegdheden, onder andere ten aanzien van begroting en rekening, de benoeming van bestuur en personeel, statutenwijziging en ontbinding van de stichting. Op deze wijze worden de warenmarkten op afstand geplaatst, maar berust de uiteindelijke zeggenschap en de politieke verantwoordelijkheid bij het college.
4
Overzicht onderliggende onderzoeken
Personeel In principe gaan alle medewerkers over naar de stichting Warenmarkten Eindhoven. De gemeentelijke rechtspositie blijft van toepassing. Medewerkers die overgaan naar de stichting kunnen hun pensioenopbouw bij het ABP continueren. De voorwaarden voor de overgang van medewerkers worden vastgelegd in een sociaal plan dat in overleg met de ondernemingsraad en het Georganiseerd Overleg tot stand zal komen. Relatie gemeente – stichting Verzelfstandiging van de warenmarkten leidt niet tot minder bemoeienis van de gemeente, maar tot andere bemoeienis. Het college is opdrachtgever, maar ook politiek verantwoordelijk. Het college zal bindende kwalitatieve en kwantitatieve afspraken met de stichting moeten maken. De relatie met de gemeentelijke organisatie De relatie met de gemeente wat de dienstverlening betreft, wordt in principe in het eerste jaar na verzelfstandiging gecontinueerd. De stichting besluit tijdig of zij diensten van de gemeentelijke organisatie blijft afnemen. De omvang, kwaliteit, kosten en voorwaarden van de dienstverlening worden vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst. De relatie met de marktkooplieden De stichting treedt op als opdrachtnemer van de gemeente met betrekking tot het beheer en de exploitatie van de warenmarkten in Eindhoven. De gemeentelijke regelgeving en de rechtsbescherming blijven van toepassing. De marktcommissie kan als adviesorgaan aan het stichtingsbestuur blijven functioneren.
3
5.
Financiën
De financiële aspecten zijn beoordeeld aan de hand van de jaarrekeningen 2008 tot en met 2010. Voor het meest recente inzicht in de exploitatiekosten is de begroting 2011 gehanteerd. De begroting 2011 laat een nadelig exploitatiesaldio zien van € 69.000,-. In relatie tot de begroting 2011 en de voorgaande jaarrekeningen zijn twee scenario’s samengesteld. Scenario 1, waarbij wordt uitgegaan van geringe beïnvloeding, geeft een nadelig saldo te zien van € 131.000,- en een verhoging van de gemeentelijke overheadkosten van € 267.000,-. De stichting zal daarnaast een startkapitaal verstrekt moeten worden. Scenario 1 is daarmee allerminst aantrekkelijk. Beter is dan te kiezen voor een interne verzelfstandiging in de vorm van een bestuurscommissie. In scenario 2 is uitgegaan van een beïnvloedbare situatie. Ondanks alle aannames leidt scenario 2 tot een exploitatieverlies van € 22.000,-. In de opvolgende jaren zal de stichting voortdurend moeten balanceren, om geen negatief resultaat te behalen. Dat legt een zware wissel op het bestuur. De voor rekening van de gemeente blijvende ongedekte overheadkosten bedragen het eerste jaar € 150.000,-. De stichting zal ook een startkapitaal moeten worden verstrekt. De onzekerheden maken het noodzakelijk te komen tot een verdere analyse van de cijfers om risico’s voor beide partijen uit te sluiten.
6.
Fiscale risico’s
De risico’s ten aanzien van vennootschapsbelasting zijn beperkt. Op het gebied van de btw-heffing zijn geen problemen te verwachten
7.
Overige risico’s bij externe verzelfstandiging
Een overzicht wordt gegeven van onderwerpen die kunnen leiden tot financiële fricties. Of en in welke mate deze risico’s zich daadwerkelijk zullen voordoen en welke maatregelen kunnen worden getroffen om de risico’s te verminderen, zal onderwerp moeten zijn van nader onderzoek.
8.
Het vervolg, de procesaanpak
Dit hoofdstuk bevat een overzicht van de projectfasen en de verdere aanpak.
4
Eindconclusie De warenmarkten hebben te kampen met een neerwaartse ontwikkeling. Externe verzelfstandiging moet ertoe leiden dat deze ontwikkelingen het hoofd wordt geboden. Gezien de belangen en het budget dat daarmee gemoeid is, is daarvoor een professionele, efficiënt georganiseerde organisatie nodig. Een organisatie die ook de samenwerking met andere partners in de binnenstad en wijken aangaat. Beargumenteerd is dat een externe verzelfstandiging in de vorm van een aan de gemeente gelieerde stichting het best aan de vereisten voldoet. Een stichting die in opdracht van het college voor het beleid en beheer van de warenmarkten verantwoordelijk is. De marktondernemers krijgen binnen grenzen meer vrijheid in het ondernemen. De gemeente blijft genieten van de voordelen en functies van de warenmarkten en kan zonodig via statutaire vastgelegde bepalingen invloed uitoefenen op het beleid. Belangrijk voor de kwaliteit en de continuïteit van de warenmarkten is het waarborgen van professioneel management en een deskundig stichtingsbestuur. De gemeente is weliswaar niet formeel, maar vanwege haar invloed en toezicht op de stichting indirect medeverantwoordelijk. In het kader van de overdracht is daarom de exploitatie van de onderzocht. De jaarrekeningen 2010 geeft een nadelig resultaat van € 18.546,-. De begroting 2011 laat een nadelig resultaat van € 69.000,- zien. Uitgangspunt is dat de nieuwe stichting zich wat betreft de dagelijkse exploitatie en de bestuurskosten geheel moet bedruipen uit de opbrengsten aan marktgeld. De gemeente kan in theorie blijven bijpassen in de eventuele kosten, maar dit staat op gespannen voet met de uitgangspunten van de verzelfstandiging. Een analyse in de vorm van twee scenario’s laat zien dat de stichting de exploitatie niet zonder risico’s kan overnemen. De gemeente zal zeker een bepaald aantal jaren moeten blijven financieren. De gemeente zal daarnaast nog een nader vast te stellen bedrag aan startkapitaal moeten verstrekken. Het eerste jaar zal minimaal € 150.000,- aan ongedekte overheadskosten voor rekening van de gemeente blijven. De keuze in principe in te zetten op een koers naar externe verzelfstandiging van de warenmarkten in Eindhoven is juist. De exploitatie roept echter nog teveel vragen op om nu tot een definitief besluit te komen. Zowel voor de gemeente als de stichting ontstaan dan onoverzichtelijke risico’s. Het verdient aanbeveling eerst tot een verdergaande analyse van de begroting 2011 te komen alvorens een definitief besluit te nemen. Het vervolgtraject is daarna zoals aangeven snel in te zetten.
5
1
Inleiding
1.1.
Doel van het onderzoek.
Op verzoek van de wethouder Economische zaken heeft het Hoofdbedrijfschap Detailhandel een advies uitgebracht met betrekking tot de toekomstige ontwikkeling van de warenmarkten in Eindhoven1. Dit advies heeft geleid tot een drietal beheeropties: 1. De gemeente blijft de markten zelf beheren en aansturen. 2. De gemeente brengt beleid en beheer onder bij een daarvoor door haar in te stellen, aan de gemeente gelieerde stichting. 3. Er wordt een volledig van de gemeente onafhankelijke stichting opgericht die functioneert binnen de randvoorwaarden van een convenant/contract tussen de gemeente en het stichtingsbestuur. De marktcommissie heeft haar voorkeur uitgesproken voor optie 3, maar kan zich vinden in een uitwerking zoals onder optie 2 is aangeduid. Optie 1 is feitelijk de huidige situatie. Het college heeft een voorkeur voor optie 2 en heeft gevraagd deze optie met betrekking tot de verzelfstandiging van de warenmarkten in Eindhoven verder uit te werken. Optie 2 gaat uit van het onderbrengen van beleid en beheer van de warenmarkten in Eindhoven bij een daarvoor in te stellen, aan de gemeente gelieerde stichting.
1.2.
Opdrachtformulering
Sluijters Juridisch Advies te Bilthoven is gevraagd de eventuele mogelijkheid naar een verzelfstandiging zoals bedoeld in optie 2 te onderzoeken. Deze rapportage bevat de uitkomsten van het onderzoek. Het onderzoek is bedoeld om de bestuurlijke besluitvorming door het college van B&W en de raad te faciliteren. Het onderzoek richt zich op de bestaande situatie. Niet belicht worden onderwerpen als organisatie, bezuiniging, ambitieniveau, etc. Het onderzoek concentreert zich op de mogelijkheid te komen tot externe verzelfstandiging en de financiële consequenties daarvan.
1
Advies Warenmarkten, HBD Den Haag, april 2009 6
1.3.
Aanpak van het onderzoek.
In het kader van het onderzoek is kennis genomen van het Advies Warenmarkten, HBD, april 2009, de Marktverordening gemeente Eindhoven, het Ambtenarenreglement van de gemeente Eindhoven, de jaaroverzichten met betrekking tot de markten over de jaren 2008, 2009 en 2010 en de begroting 2011.. Met name de financiële overzichten zijn geanalyseerd en uitvoerig besproken. Verder zijn gesprekken gevoerd met de heren: • M. Karssemakers, Accountmanager Detailhandel, Horeca & Leisure • E.A.M. Rooijakkers, sector VTH, afdelingshoofd vergunningen • G. Harks, Staf Adviseur VTH • H. van de Vorst en H. Habaken, marktmeesters • Th. v.d. Laar, voorzitter marktadviescommissie 1.4.
Leeswijzer
In hoofdstuk 2 wordt het doel van de verzelfstandiging toegelicht. Hoofdstuk 3 gaat in op de wettelijke kaders, de verschillende keuzen ten aanzien van de rechtsvormen en de voorgestane rechtsvorm. Hoofdstuk 4 bevat de kern van het onderzoek. Het betreft het personeel, de relatie met de gemeentelijke organisatie, de relatie stichting - gemeente en de relatie stichting - marktondernemers. Hoofdstuk 5 bevat een analyse van de exploitatie van de warenmarkten en toelichting op de frictie- en desintegratiekosten. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de fiscale risico’s. Hoofdstuk 7 bevat een overzicht van de overige risico’s na de verzelfstandiging. Hoofdstuk 8 bevat procedurele aspecten en acties.
7
2
Verzelfstandiging
2.1
Argumenten om niet of wel te verzelfstandigen
Vanouds speelt de warenmarkt een belangrijke rol binnen het functioneren van lokale gemeenschappen. Het was daarom vanzelfsprekend dat de gemeente de warenmarkt als een publieke voorziening faciliteerde. Tegenwoordig wordt het publiek belang steeds minder als een directe verantwoordelijkheid van de overheid gezien. Het publiek belang kan worden gedefinieerd als een maatschappelijk belang waarvoor de gemeente de eindverantwoordelijkheid neemt, omdat zij meent dat dat belang zonder specifieke gemeentelijke maatregelen niet of onvoldoende wordt behartigd. Dat leidt tot de vraag: ”Heeft de warenmarkt een (voldoende) publiek belang om het beleid en beheer daarvan tot de gemeentelijke zorg te (blijven) rekenen?” De beantwoording van de vraag is afhankelijk van een politieke weging van de functies die aan een warenmarkt kunnen worden toebedeeld. De functies die in dit verband kunnen worden onderscheiden zijn de volgende: • economisch belang; koopkrachtbesteding en koopkrachtverwerving; • bevordering sociale cohesie en integratie; • werkgelegenheid; • bijdrage sociaal beleid en leefbaarheid wijken. De mate van onderschrijving van de functies bepalen het publiek belang. Dat kan ertoe leiden dat de gemeente de activiteit geheel of gedeeltelijk aan de vrije marktwerking overlaat of de samenwerking met private partners zoekt. Het publiek belang en de teruggang van de markten rechtvaardigen echter een andere koers. De functies van de markt moeten weer ten volle worden benut. Dat kan niet volledig aan de vrije marktwerking worden overgelaten. Bovendien heeft de gemeente belang bij de openbare orde en veiligheid op de marktterreinen. De warenmarkten maken deel uit van de binnenstad en drukken een stempel op het leefklimaat in de wijken. De gebruikelijke traditionele gemeentelijke beheersvormen voldoen bij grote markten niet meer. Het nodige inzicht, flexibiliteit en een bedrijfseconomische benadering ontbreken. Interne verzelfstandiging is vaak een tussenstap. Interne verzelfstandigingen zijn doorgaans lastig te realiseren, omdat de cultuur niet meeverandert en het niet goed mogelijk is om een eigen bedrijfsvoering, - administratie en personeelsbeleid op een eigen bedrijfsmatige wijze in te richten.
8
Privatisering is een geheel andere benadering. De brancheorganisatie (de Centrale Vereniging voor de Ambulante Handel (CVAH)) toont zich geen voorstander van volledige privatisering. Daarvoor zijn de functies van de warenmarkt voor de gemeente te belangrijk. Maar ook de noodzakelijke samenwerking in verband met het beheer en het gebruik van de openbare ruimte legt beperkingen op. De keuze voor verzelfstandiging is daarom een goede keuze. Bij externe verzelfstandiging wordt tegemoet gekomen aan de wens tot verandering en aan het houden van toezicht op de te bereiken doelen.
2.2
Externe verzelfstandiging
Bij externe verzelfstandiging wordt een gemeentelijk organisatieonderdeel ontkoppeld van de gemeente en omgevormd tot een zelfstandige rechtsvorm. De nieuwe entiteit vormt zowel in bedrijfseconomische als juridische zin een zelfstandige organisatie, ondanks het feit dat de relatie met de gemeente niet geheel los staat of los is komen te staan. De gemeente is de enige, of in ieder geval een van de belangrijkste opdrachtgevers. De gemeente houdt invloed op het beleid door o.a. benoeming van bestuursleden en de goedkeuring van de begroting en rekening. Op termijn zou de stichting haar diensten aan gemeenten in de regio kunnen aanbieden
2.3.
Doelen verzelfstandiging
Externe verzelfstandiging leidt ertoe dat met de beoogde verzelfstandiging van de warenmarkten de volgende doelen kunnen worden bereikt: •
Het vergroten van de besluitvaardigheid, de slagvaardigheid, de efficiency van de warenmarkten. De op te richten stichting Warenmarkten Eindhoven kan zich volledig richten op de bedrijfsmatige uitvoering van haar kerntaken. De speelruimte blijft echter beperkt door de wet- en regelgeving. De marktondernemers blijven in een bevoorrechte positie.
•
Het creëren van een heldere en zakelijke sturingsrelatie en transparante verhoudingen tussen de gemeente in haar rol als opdrachtgever en de stichting als opdrachtnemer en uitvoerder. De financiën en prestaties kunnen voor alle partijen scherper in beeld worden gebracht en gevolgd.
•
Een meer bedrijfseconomisch gerichte aansturing van de warenmarkten. Het bestuur van de stichting kan zich concentreren op een belang: de door de gemeente gestelde doelen c.q. het behoud en de 9
kwaliteit van de warenmarkten. Een marketingplan en ondernemingsplan kunnen bijdragen aan een optimale benutting van de functies van de warenmarkten. •
Samenwerking met partijen uit de stad waardoor een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een attractieve binnenstad en het verzorgingsniveau in de wijken wordt versterkt.
Door verzelfstandiging kan het beheer en de exploitatie van de warenmarkten in Eindhoven meer bedrijfsmatig worden opgepakt. Na verzelfstandiging zal het bestuur van de nieuwe stichting, meer dan als onderdeel van de gemeentelijke organisatie, zeggenschap hebben over de inzet van mensen en middelen en het ontplooien van marktgerichte activiteiten. Na verzelfstandiging draagt de gemeente geen primaire verantwoordelijkheid meer voor de bedrijfsvoering van de warenmarkten. De gemeente behoudt wel de regiefunctie en draagt daarmee medeverantwoordelijkheid voor het beleid en het functioneren van de nieuwe stichting. Externe verzelfstandiging betekent niet dat de kerntaken en doelen van de warenmarkten in Eindhoven wezenlijk zullen veranderen. De functies die aan een warenmarkt kunnen worden toebedeeld, blijven dezelfde, kunnen eventueel zelfs beter worden benut. Alleen de aansturing zal op andere meer bedrijfseconomische gronden gaan plaatsvinden.
3
Vormgeving van de verzelfstandiging
3.1
Inleiding
In dit hoofdstuk komen achtereenvolgens aan de orde: de motiveringsplicht, de beheers-/ rechtsvormen, de overgang van het personeel, de relatie met de gemeente, het besturingsmodel van de nieuwe organisatie, de relatie tussen de gemeente en de verzelfstandigde organisatie, de fiscale en overige risico’s van externe verzelfstandiging.
3.2.
Wettelijk kader en motiveringsplicht.
Artikel 160 Gemeentewet, eerste lid, onderdeel h, geeft het college de bevoegdheid tot het instellen, afschaffen of veranderen van jaarmarkten of gewone marktdagen. Meer is er in de Gemeentewet, noch in enig andere wet bepaald ten aanzien van markten. Er is geen wettelijk bepaling die opdraagt dat een gemeente een markt moet houden of zelf moet organiseren.
10
Markten worden gehouden in de openbare ruimte. Om ervoor te zorgen dat alles ordentelijk verloopt en om overlast voor de omgeving zoveel mogelijk te voorkomen, is het beheer van warenmarkten traditioneel in handen van de gemeente. Het benutten van de publieke functies is afhankelijk van de politieke opvatting en het doel van de warenmarkt. Het is dus goed mogelijk dat de raad en/of het college de zeggenschap over de markten volledig of grotendeels zelf wil behouden. Wordt geen of een verminderd publiek belang aanwezig geacht, dan kan de taak worden afgestoten. Alvorens op de verschillende mogelijkheden van verzelfstandiging in te gaan, wordt gewezen op artikel 160, lid 2 Gemeentewet. Ingevolge dit artikel besluit het college slechts tot oprichting van en deelneming in stichtingen, ………. indien dat in het bijzonder aangewezen moet worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang. Van een dergelijk besluit dient vooraf aan de raad een ontwerpbesluit te worden gezonden en die dient in de gelegenheid te worden gesteld om wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen. Artikel 160, lid 3 Gemeentewet bepaalt dat een besluit, zoals bedoeld in lid 2, is onderworpen aan de goedkeuring van gedeputeerde staten. In de praktijk blijkt dat de wettelijke verplichtingen, voortvloeiend uit artikel 160, lid 2 en 3 Gemeentewet, minder zwaar worden gewogen. Gemeenten en private partijen werken in toenemende mate in privaatrechtelijke rechtsvormen samen en de provincie keurt de oprichtings- en/of deelnemingsbesluiten vrijwel altijd goed. De heersende opvatting is, dat gemeenten over het algemeen zelf goed in staat zijn hun eigen beleid te bepalen en dat de gemeenteraad de beschikking heeft over de nodige verantwoordingsmechanismen.
3.3
Rechtsvorm
Voor verzelfstandiging van de warenmarkten zijn in principe vier beheermodellen beschikbaar: Model 1: gemeentelijke beheer: a. traditioneel gemeentelijk beheer; b. bestuurscommissie ex artikel 83 Gemeentewet; c. inbesteding/uitbesteding van taken; Model 2: een publiek-private uitvoeringsorganisatie (stichting); Model 3: een publieke uitvoeringsorganisatie; (openbaar rechtspersoon); Model 4: een private uitvoeringsorganisatie, (derde partij).
11
Van traditioneel beheer en de varianten daarbinnen is afgezien, omdat met uitzondering van de bestuurscommissie, daar geen vernieuwing van is te verwachten. Tot model 2 behoren de NV, de BV en de stichting. De BV-vorm kan buiten beschouwing worden gelaten, omdat het behalen van winst niet de opzet is. Ook de NV valt af omdat het niet nodig is om aandeelhouders (inbreng vreemd kapitaal) aan te trekken. Een openbaar rechtspersoon (model 3) wordt veelal ingesteld op basis van een gemeenschappelijke regeling. Het model wordt gebruikt voor shared service centers of andere regionale samenwerkingsverbanden van overheden ten behoeve van de uitvoering van specifieke taken. Het is niet de primaire bedoeling om de werking tot buiten de gemeentegrens uit te strekken. Model 4, het overlaten aan een private marktpartij, is niet aan de orde in verband met het publiek belang van de warenmarkten en het gebruik van de openbare ruimte. Ook de brancheorganisatie, de CVAH, toont zich geen voorstander van privatisering. Het college heeft het principebesluit genomen om voor de warenmarkten de stichting als rechtsvorm te kiezen, dus optie 2. Een stichting is een private rechtspersoon met als doel het realiseren van een sociaal of een ideëel doel. Deze rechtsvorm is daarmee uitermate geschikt om de warenmarkten te laten exploiteren. Aan de exploitatie van de warenmarkten is geen winstoogmerk verbonden. De stichtingsvorm is het meest voor de hand liggend wanneer de gemeente kiest voor het op afstand plaatsen van taken, maar toch een bepaalde mate van zeggenschap wil blijven behouden. De belangrijkste argumenten zijn: - De stichting accentueert de eigen entiteit ten opzichte van de gemeente - De aan de gemeente gelieerde stichting kan t.z.t. eenvoudig overgaan in een volledig zelfstandige positie. - De stichtingsvorm maakt het mogelijk in de toekomst diensten aan buurgemeenten ten aanzien van beheer en exploitatie van markten aan te bieden. - De stichting gaat niet alleen uit van een bedrijfseconomische benadering, maar zal zich meer richten op de positionering van de markten en de samenwerking met derden in de binnenstad/wijken. De stichting valt onder het wettelijk kader van het Burgerlijk Wetboek, Boek 2, de titels 1 en 6. Voor zover uit de wet niet anders blijkt, is sprake van dwingend recht. De stichting heeft geen algemene vergadering. Zij heeft immers geen leden. In de statuten van de stichting is bepaald wie welke bevoegdheden heeft. De invloed van het college dient in de statuten opgenomen te worden. De inspraak van de marktondernemers kan gewaarborgd worden door de marktadviescommissie in stand te houden.
12
In de statuten van de stichting dient daartoe de verplichting tot het instellen van een adviescommissie opgenomen te worden. Met betrekking tot de inrichting van de stichting kan gekozen worden uit diverse modellen. Uit een oogpunt van good governance bestaat een voorkeur voor het toezichtmodel. Dit betekent voor de stichting Warenmarkten Eindhoven dat het dagelijks bestuur is opgedragen aan de directie en een Raad van Toezicht (RvT) die opereert als controlerend en adviserend orgaan. De RvT functioneert niet namens het college, maar kent een eigen verantwoordelijkheid. De directie is verantwoordelijk voor het reilen en zeilen van de stichting. De RvT benoemt (en schorst en ontslaat zo nodig) de directeur, stelt na instemming van het college de begroting, de jaarrekening en het jaar- en strategisch plan vast en staat de directie met raad en daad terzijde. Het college van B en W krijgt statutair vastgelegde bevoegdheden ten aanzien van de benoeming, statutenwijziging, goedkeuring rekening en begroting en ontbinding van de stichting.
3.4.
Over te dragen taken en processen.
De taken en processen die aan de warenmarkten zijn gerelateerd, worden waar juridisch en praktisch mogelijk, aan de stichting overgedragen. Kort samengevat gaat het dan om de volgende taken: beleidsvoorbereiding, organisatie en beheer, invordering leges en marktgelden, het sluiten van overeenkomsten met derden. De gemeenteraad stelt in overeenstemming met het bepaalde in de Gemeentewet de marktverordening, marktgeldverordening en het marktgeldtarief vast. Het college stelt na delegatie door de raad, het marktreglement (de uitvoeringsregels) vast. Ook de afhandeling van bezwaar en beroep blijft bij het college. Dat betekent wel een inbreuk op de zelfstandigheid van de stichting, maar juridisch gezien kan dit niet anders. Uiteraard zal afstemming op de diverse terreinen moeten plaatsvinden. Noodzakelijke ondersteunende functies kunnen door middel van inbesteding of uitbesteding worden verkregen. De keuze voor zelf doen, inbesteden of uitbesteden hangt af van de voorwaarden die de gemeente oplegt. Bij “inwoning” is het meer voor de hand liggend om ondersteunende diensten bij de gemeente af te nemen. Bij een zelfstandige huisvesting is de kostprijs een onderdeel van de keuze. Om de eigen entiteit en verzelfstandiging te benadrukken wordt eigen huisvesting voorgestaan. Echter voor een definitief besluit in dezen is de kostprijs mede bepalend. Ervan uitgaande dat de marktmeesters momenteel in dienst van de gemeente mee overgaan c.q. worden doorgeleend en de rechtspositie in stand blijft, zal zeker de salarisadministratie en de personele begeleiding een verplichte inbesteding blijven. Zie verder hoofdstuk 4 13
4.
Overzicht onderliggende onderzoeken en adviezen
4.1.
Europese regelgeving
Bij externe verzelfstandiging is de Europese wet- en regelgeving met betrekking tot staatssteun en aanbesteding van toepassing. Onderstaand wordt eerst ingegaan op staatssteun en daarna op aanbesteding. Bij uitbesteding en verzelfstandiging van werk moeten in principe de Europese aanbestedingsregels in acht worden genomen. Vanuit het transparantiebeginsel hanteert de Europese Commissie het standpunt dat gemeenten, voordat zij een opdracht verlenen, een passende mate van openbaarheid in acht moeten nemen. Dit betekent onder andere dat de opdracht moet worden aangekondigd in dagbladen, vaktijdschriften of op de gemeentelijke website. De uitbesteding van werk aan een stichting, waarbij personeel mee overgaat of waaraan financieel wordt bijgedragen, moet worden beschouwd als een vorm van staatssteun. Op grond van het EG-verdrag is er sprake van staatssteun als bepaalde ondernemingen bevoordeeld worden met staatsmiddelen indien en zover dit leidt tot concurrentieverstoring die het gemeenschappelijke handelsverkeer ongunstig beïnvloedt. Dit speelt niet, indien de begunstigde organisatie een openbare dienst uitvoert. Openbare dienstverplichtingen verschillen van gewone diensten in die zin dat de gemeente vindt dat in die diensten moet worden voorzien, ook wanneer de vrije markt daarin niet (voldoende) voorziet. De overheid draagt daarmee zorg voor de toegankelijkheid, de betaalbaarheid en de kwaliteit van de dienst. Om de Commissie in staat te stellen dat te kunnen beoordelen, moeten voorgenomen steunmaatregelen worden aangemeld bij de Commissie. Onder bepaalde omstandigheden is staatssteun geoorloofd en is aanmelding bij de Commissie niet noodzakelijk. Er hoeft bij de voorgenomen verzelfstandiging van de warenmarkten geen aanmelding plaats te vinden, omdat sprake is van uitvoering van werk dat kan worden beschouwd als een openbare dienst. De vrijstelling van aanmelding bij de Commissie volgt uit jurisprudentie2. Er moet cumulatief aan vier voorwaarden worden voldaan: 1. De begunstigde organisatie moet belast zijn met de uitvoering van openbare dienstverplichtingen, en die verplichtingen moeten duidelijk omschreven zijn. 2. De criteria op basis waarvan de financiële compensatie wordt berekend, moeten vooraf op objectieve en doorzichtige wijze worden vastgesteld. 3. De compensatie mag niet hoger zijn dan nodig is om de kosten van uitvoering van de openbare dienstverplichtingen geheel of gedeeltelijk te dekken, rekening
2
Zaak Altmark, C-280/00, uitspraak 24 juli 2003.
14
houdend met de opbrengsten. 4. Wanneer niet is aanbesteed, moet het bedrag van de compensatie worden vastgesteld aan de hand van de kosten die een gemiddelde organisatie zou hebben gemaakt. Deze jurisprudentie heeft geen betrekking op het meegeven van kapitaal aan de verzelfstandigde organisatie. De genoemde voorwaarden vormen voor de voorgenomen externe verzelfstandiging geen beletsel. Er is bij externe verzelfstandiging geen sprake van ongeoorloofde staatssteun. Ook is het Europese aanbestedingsrecht niet van toepassing, indien aan een aantal voorwaarden wordt voldaan. Dit vloeit voort uit het zgn. Teckal-arrest3. Uit dit arrest kan worden afgeleid dat de aanbestedingsrichtlijn niet van toepassing is als de gemeente op eenzelfde manier toezicht uitoefent op de uitvoeringsorganisatie als op haar eigen organisatieonderdelen én wanneer deze uitvoeringsorganisatie het merendeel van haar werkzaamheden verricht ten behoeve van de betreffende gemeente. Volgens deze jurisprudentie kan de organisatie in dat geval gelijkgesteld worden aan de eigen organisatieonderdelen van de gemeente. De gemeente mag in dit geval de uitvoeringsorganisatie opdrachten gunnen (of als bruidsschat meegeven) zonder daarvoor een aanbestedingsprocedure te doorlopen. Conclusie: Als de gemeente ervoor kiest om de warenmarkten in Eindhoven extern te verzelfstandigen door middel van een aan haar gelieerde stichting die daarvoor een financiële compensatie ontvangt, is er geen sprake van ongeoorloofde staatssteun en hoeft geen aanmelding bij de Europese Commissie plaats te vinden. Ook de aanbestedingsregels hoeven niet acht te worden genomen, omdat aan de voorwaarden, ontleend aan het zgn. Teckal-arrest, wordt voldaan. 4.2.
Personeel
Het personeel dat belast is met werkzaamheden voor de warenmarkten en een dienstverband bij de gemeente heeft, heeft op dit moment de ambtenarenstatus. Dat betekent dat het valt onder de gemeentelijke rechtspositie (CAR/UWO) en dat het is aangesloten bij het ABP. Bij een volledig extern verzelfstandigde stichting verliest het personeel de ambtelijke status. Bij de voorgestane optie, waarbij de stichting aan de gemeente gelieerd blijft, kan het personeel de ambtelijke status blijven behouden. Daarmee wordt ook tegemoet gekomen aan het algemeen gehanteerde uitgangspunt dat zittende medewerkers er als gevolg van externe verzelfstandiging wat betreft primaire en secundaire voorwaarden niet op achteruit mogen gaan. Dat laat het nieuwe stichtingsbestuur vrij, uit overwegingen van kostenbesparing, ervoor
3
Arrest van 18 november 1999, Teckal, zaak C-107/98.
15
te kiezen om nieuw aan te trekken personeel een arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aan te bieden. Enige jaren geleden was het nog mogelijk dat de op te richten stichting een zgn. B3status verwierf. Deze mogelijkheid bestaat niet meer. Uit navraag bij het ABP blijkt echter dat het onder strikte voorwaarden mogelijk is dat gemeentelijke medewerkers die mee overgaan naar de nieuwe stichting, hun pensioenvoorzieningen continueren bij het ABP. Deze voorwaarden van het ABP zijn: •
Er moet een financiële band bestaan tussen de gemeente Eindhoven en de verzelfstandigde stichting Warenmarkten Eindhoven.
•
De gemeente heeft invloed op de benoeming van de bestuursleden van de nieuwe entiteit. Aangezien het ABP haar besluit op de specifieke situatie baseert, adviseren wij om vooraf de positie van de nieuwe stichting, die wij hier maar gemakshalve stichting Warenmarkten Eindhoven noemen, vooraf af te stemmen met het ABP. De gemeente Eindhoven dient op basis van het op te stellen sociaal statuut voor de verzelfstandiging een sociaal plan op te stellen. Hierover zal onderhandeld moeten worden met de Ondernemingsraad en het Georganiseerd Overleg. Het sociaal plan regelt de gevolgen van de overgang naar de stichting Warenmarkten Eindhoven. In het op te stellen sociaal plan moet een aantal algemene uitgangspunten worden benoemd: •
De medewerkers blijven ambtenaar, maar worden uitgeleend aan de stichting.
•
De inhoud van het arbeidsvoorwaardenpakket (voor de huidige medewerkers) blijft gelijkwaardig aan het arbeidsvoorwaardenpakket van het personeel van de gemeente Eindhoven.
•
Door de gemeente met de medewerker vastgelegde individuele afspraken gaan mee over.
•
De medewerkers krijgen een werkgelegenheidsgarantie. Ten gevolge van de verzelfstandiging zullen geen gedwongen ontslagen vallen.
•
Werkzaamheden gaan over en medewerkers volgen hun taak.
Een van de marktmeesters (0,8 fte) is langdurig ziek en is mogelijk niet meer als zodanig inzetbaar. Een vacaturevervulling voor overdracht aan de stichting wordt niet geadviseerd. Voor de twee overige marktmeesters zijn er vanuit het perspectief van de gemeente geen frictiekosten en de belangen van de medewerkers zijn geborgd in het op te stellen sociaal plan. De medewerkers die indirect werkzaam zijn voor de warenmarkten (VTH, ICT, AIHD, etc.) gaan in principe niet mee over naar de nieuwe stichting. De stichting heeft daarmee de handen vrij om tot een verdere personele invulling te komen.
16
4.3.
Relatie gemeentelijke organisatie
De gemeentelijke organisatie verleent op afroep of beleidsmatig diensten aan de warenmarkten (bijvoorbeeld ict-ondersteuning, juridische ondersteuning, economische zaken, personeelszaken, beheer en onderhoud openbaar ruimte). Bij verzelfstandiging moet de stichting de ondersteunende diensten zelf organiseren. Dit heeft gevolgen voor medewerkers en processen. Er dienen afspraken gemaakt te worden over het extern inhuren van kennis, dan wel een verplichte inbesteding van diensten. Met name ten aanzien van personeelsaangelegenheden (de ingeleende marktmeesters) en beheer en onderhoud openbare ruimte lijkt dat een voor de hand liggende zaak. Bij de indirect werkzame medewerkers komen uren vrij. Dat betekent dat functies gaan wijzigen of dat de overheadkosten omhooggaan. Gelet op de ontvlechting zijn diverse opties mogelijk: 1. Er wordt een dienstverleningsovereenkomst tussen de stichting en de gemeente tot stand gebracht. De stichting neemt de benodigde diensten van de gemeente af, in overeenstemming met de bestaande situatie. Voordeel: situatie blijft feitelijk ongewijzigd. Nadeel: geen kostenbesparing, geen bedrijfseconomische benadering, minder flexibiliteit en slagvaardigheid. De voordelen van de verzelfstandiging worden ongedaan gemaakt. 2. De nieuwe stichting wordt volledig vrijgelaten in haar keuze tot het afnemen van diensten, met uitzondering onontkoombare zaken, zoals: personeelszaken voor wat betreft ingeleend personeel, beheer openbare ruimte in verband met werkzaamheden in de openbare ruimte. Doorberekening van kosten in verband met bezwaar- en beroepsprocedures moeten tot de algemene kosten worden berekend. Deze kosten mogen nu immers ook niet in de kosten van de markt worden verrekend4. Voor wat betreft de inzet van andere sectoren is dat een afweging die de stichting straks moet maken. 3. Voor dienstverlening op maat worden specifieke afspraken gemaakt. Het uitgangspunt zou moeten zijn dat de stichting, daar waar het kan, vrij dient te zijn een afweging te maken in de prijs-kwaliteitverhouding van de door de gemeente geleverde of extern geleverde diensten. Dus de keuze voor optie 2 is een principieel gevolg van het op afstand plaatsen van activiteiten. Om toch tot een zorgvuldige en slagvaardige ontvlechting van de warenmarkten uit de gemeentelijke organisatie over te kunnen gaan, is het wenselijk om de bestaande relatie in principe in het eerste jaar na de verzelfstandiging te continueren.
4
Handreiking kostentoerekening leges en tarieven 2010, min. BZK 17
De nieuwe organisatie dient eerst gehuisvest en ingericht te worden en haar administratie op orde te brengen. Na afloop van dit jaar is de stichting in principe vrij in haar keuze betreffende de positionering van ondersteunende functies. Op deze manier worden frictiekosten zoveel mogelijk voorkomen. Langlopende contracten met externe marktpartijen (o.a. Ergon) hoeven niet te worden opengebroken/aangepast. Bestuur en medewerkers van de stichting kunnen anticiperen op de nieuwe situatie die na de verzelfstandiging zal ontstaan. Tevens wordt met deze constructie de continuïteit van de dienstverlening gewaarborgd. De stichting Warenmarkten Eindhoven kan zich volledig concentreren op haar corebusiness: de warenmarkten, zonder de ballast van het onder veel tijdsdruk opnieuw goed moeten organiseren van haar ondersteunende functies. Om de gemeente in staat te stellen zich voor te bereiden op de nieuwe situatie dient de stichting bijvoorbeeld een half jaar na verzelfstandiging aan te geven of zij het afnemen van ondersteunende functies wil continueren en zo ja, in welke vorm. De gemeente heeft dan nog de tijd om eventuele organisatorische maatregelen te nemen en/of eventuele frictiekosten voor de gemeente te voorkomen of te verminderen. Beide partijen zijn vrij om in goed overleg de termijnen aan te passen.
4.4.
Relatie gemeente en de stichting Warenmarkten Eindhoven
Een verzelfstandiging van maatschappelijk belangrijke functies leidt per saldo niet tot een mindere bestuurslast. Denk bijvoorbeeld aan de ontwikkeling van het beleid (gemeente is opdrachtgever) en het controleren van het financieel beleid. Het college is opdrachtgever, maar ook politiek verantwoordelijk. Het is immers zeer onwaarschijnlijk dat het college de warenmarkten laat ophouden te bestaan ten gevolge van een eventueel disfunctioneren van de stichting. Dit betekent ondermeer dat het college aangesproken kan worden op de continuïteit, de bezetting en de attractiviteit van de warenmarkten. De functies die de warenmarkten vervullen, zijn divers en belangrijk voor de gemeente. De stichting zal bij haar koersbepaling rekening dienen te houden met de doelstellingen die de gemeente nastreeft. Verzelfstandiging betekent dat de gemeente de stichting vertrouwen en ruimte moet geven om flexibel in te spelen op ontwikkelingen en vraag en aanbod. Een periodieke verantwoording aan het college op basis van vooraf afgesproken kengetallen over de output (bijvoorbeeld bezetting, kosten, inkomsten, aantal bezoekers, relatie binnenstad) kan uitstekend worden ingepast in een bedrijfsmatige manier van werken. De feitelijke (bij)sturing door het college kan plaatsvinden door middel van overleg, benoeming, etc. en het onthouden van goedkeuring aan begroting en rekening, als bijvoorbeeld blijkt dat de gemaakte afspraken niet of onvoldoende worden gerealiseerd. 18
De gemeente zal met de stichting kwalitatieve en kwantitatieve afspraken moeten maken met betrekking tot de markten. Daarnaast zullen afspraken gemaakt dienen te worden over de financiële spelregels en resultaten (bijvoorbeeld besteding van positieve saldi, treffen voorzieningen). Tot slot zullen bindende afspraken moeten worden gemaakt die liggen in de sfeer van samenwerking met de gemeente en de zeggenschap van de gemeente over de beschikbaarstelling van de marktterreinen en het houden van evenementen in de binnenstad. Kortom, verzelfstandiging stelt eisen aan het management van de stichting (o.a. financiële expertise, strategisch inzicht) maar ook aan de gemeentelijke organisatie als opdrachtgever (regie, monitoring). Verzelfstandiging van de warenmarkten leidt niet tot minder bemoeienis van de gemeente, maar tot andere bemoeienis.
4.5.
Relatie stichting Warenmarkten Eindhoven en de marktondernemers
De stichting als verzelfstandigde rechtspersoon is opdrachtnemer van de gemeente met betrekking tot het beheer en de exploitatie van de warenmarkten in Eindhoven. Alle bestaande vergunningen blijven in stand, totdat zij zijn ingetrokken of aangepast aan de gewijzigde situatie. De stichting Warenmarkten Eindhoven als opdrachtnemer is gebonden aan de gemeentelijke regelgeving, voorschriften en wettelijke bepalingen met betrekking tot de heffing van marktgelden en de Algemene wet bestuursrecht. De stichting volgt de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en kent de mogelijkheid van bezwaar en beroep, zoals in de Awb voorzien. Ook kan de stichting blijven werken met een marktadviescommissie, zodat de inbreng van de marktondernemer gewaarborgd blijft. Dat betekent dat de rechten van de koopman ongewijzigd blijven en dat de koopman de voordelen geniet van een meer bedrijfseconomische aansturing. De stichting kan adviseren met betrekking tot de regelgeving, de tarieven en de eventuele bezwaar- en beroepsprocedures. Maar het is de gemeenteraad die, respectievelijk het college, dat belast is met besluitvorming.
19
5.
Financiën
5.1.
Exploitatiebegroting warenmarkten
De financiële aspecten zijn beoordeeld aan de hand van de jaarrekeningen 2008 tot en met 2010. Voor het meest recente inzicht in de exploitatiekosten is de begroting 2011 gehanteerd5. De sector is voor de onderbouwing van kosten afhankelijk van andere sectoren. Mede in het kader van dit onderzoek is daarom een gedetailleerde analyse van de kosten en opbrengsten achterwege gelaten. De rekeningen over 2008 tot en met 2010 geven inzicht in de exploitatiekosten van de warenmarkten. In eerste instantie lijkt dat een positief beeld te geven. De weliswaar afnemende batige saldi zouden de conclusie kunnen wekken dat financieel niets een verzelfstandiging in de weg staat. Tot 2010 is het beeld van de jaarrekening echter onvolledig. De kosten (de directe en indirecte kosten) die de gemeenten in andere sectoren maakt voor de warenmarkten zijn niet doorberekend. De resultaten geven daarmee een onvolledig en te positief beeld. Vanaf 2010 worden de directe en indirecte kosten doorberekend op basis van de ‘Methodiek uniforme kostenverdeling’. Deze methodiek van kostentoerekening wordt gemeentebreed gehanteerd. Verder heeft een verrekening plaatsgevonden vanwege het BTW-compensatiefonds (BCF). Wanneer de gemeente btw claimt in verband met kosten voor de warenmarkten wordt met eenzelfde bedrag de uitkering Gemeentefonds verlaagd. De warenmarkten worden voor dit bedrag belast. Gezien de toelichting en achterliggende beleidstukken is aan de methode niets aan te merken. Gebrek aan toelichting maakt het wel moeilijker de exacte kosten over de afgelopen jaren inzichtelijk te krijgen. Voor 2010 geeft de jaarrekening een batig saldo te zien van € 18.546,-, terwijl in de begroting 2011 een tekort is geraamd van € 69.000,-. De begroting 2011 laat zien dat bepaalde sectoren (AIHD en IB) ieder voor bijna 1 fte bijstand verlenen aan de warenmarkten. Niet inzichtelijk is geworden of dit een reële doorberekening betreft. Met de jaarrekening 2010 en de begroting 2011 als uitgangspunt zijn twee scenario’s voor de exploitatie van de warenmarkten na verzelfstandiging opgesteld. In scenario 1 wordt uitgegaan van geringe beïnvloeding van de kosten.6 De tarieven 2011 zoals geraamd worden gehanteerd. Overigens kan gezien de terugloop van vaste standplaatshouders een vraagteken bij de raming worden gezet. Inzicht in de bezetting ontbreekt zodat op dit moment niet tot een exactere raming kan worden gekomen.
5 6
Voor een volledig cijfermatig overzicht, zie bijlage 1. Voor scenario’s 1 en 2, zie bijlage 2. 20
In scenario 1 wordt ten aanzien van de personeelskosten uitgegaan van 2 fte marktmeesters, 0,5 fte administratieve ondersteuning en 0,8 directeur. Verder is in de raming rekening gehouden met € 10.000,- wegens afgenomen dienstverlening gemeente en (zeker voor het eerste jaar) € 75.000,-, voor inhuur externe adviseurs. (communicatie, inrichting boekhouding, regelgeving etc.) De raming van 0.8 fte directeur valt grotendeels weg tegen de 0,8 fte vacature marktmeester en 0,10 fte leidinggevende. Uitgegaan wordt van een niet ambtelijke status voor nieuw personeel. De totale raming aan personeelskosten bedraagt € 397.000,-. De stichting zal moeten voorzien in eigen kantoorruimte en krijgt te maken met bestuurskosten. Ook moet gerekend worden met afschrijving inrichting en automatisering, raming € 10.000,-. Voor de zekerheid is een post onvoorzien opgenomen van € 25.000,-. De posten overhead en verrekening BCF komen te vervallen, waardoor een besparing optreedt van € 420 000,-. Geen rekening is gehouden met de mogelijkheid dat de gemeente een vergoeding vraagt voor het gebruik van gemeentegrond. Bij deze opzet, uitgaande dus van geringe beïnvloeding, treedt een nadelig saldo op van € 131.000,-. Een verdubbeling van het nadelig saldo bij voortzetting van de gemeentelijke exploitatie. Bovendien moet rekening worden gehouden dat de gemeente met een toename van de gemeentelijke lasten door een onverdeeld hoger saldo van € 267.000,- van de post overhead. Dit scenario kan niet anders leiden dan tot advisering te kiezen voor een interne verzelfstandiging door middel van een bestuurscommissie. Bij een externe verzelfstandiging volgens dit scenario, waarbij ook nog rekening moet worden gehouden met het verstrekken van een aanloopkapitaal, zal de stichting voor haar exploitatie lange tijd financieel afhankelijk blijven van de gemeente. In scenario 2 wordt uitgegaan van een beïnvloedbare situatie. Volgens verkregen informatie is in de huidige situatie omdat beslissingen niet altijd binnen de sector VTH worden genomen, beïnvloeding en sturing op kosten nauwelijks mogelijk. Bij externe verzelfstandiging draagt het stichtingsbestuur de verantwoording voor de besluitvorming en is het niet meer gebonden aan de gemeentelijke procedures. De mogelijkheid tot besturing en beïnvloeding is daarbij veel groter. De inkomsten ic.de totale opbrengst is afhankelijk van de bezetting van de standplaatsen. In de begroting 2011 is voorzien in een meeropbrengst ten opzichte van 2010 van ca. 20%. Een onderbouwing werd niet verkregen. Diverse markten hebben te maken met een terugloop in de bezetting, dat zet een vraagteken bij de
21
realiteit van de raming. Temeer omdat voor 2011 geen tariefsverhoging heeft plaatsgevonden is bij scenario 2 uitgegaan van een opbrengst gelijk aan 2010. De kosten van de markten worden in hoofdzaak bepaald door uitbestedingen. Kosten, die gezien de jaarrekening over de afgelopen jaren sterk wisselen. Voorstelbaar is dat de stichting de noodzaak tot uitbesteding kritisch beoordeeld en een marktconforme prijs weet te bedingen. Rekening houdend met de werkelijke kosten in voorgaande jaren, inclusief een bezuiniging worden de kosten geraamd op € 160.000, -. De stichting zal kantoorruimte moeten huren en inrichten. Op de inrichtingskosten en automatiseringskosten zal moeten worden afgeschreven. Ook moet rekening worden gehouden met bestuurskosten. Voorzichtigheidshalve is € 25.000,- aan onvoorzien opgenomen. De kosten voor huisvesting, organisatie, bestuur etc. bedragen € 55.000,-. De personeelskosten zijn berekend op 0,8 fte directeur, 2 fte marktmeester, 0,5 fte administratieve ondersteuning en een stelpost van € 50.000 voor externe adviseurs. Voor een directeur wordt gerekend met 0,8 fte. In de huidige situatie wordt uitgegaan van 10% voor de leidinggevende. In de nieuwe situatie rusten meer en andere taken op de schouder van de directeur, dagelijkse leiding, verantwoording, initiëring activiteiten, samenwerking partners, etc. Een deel van het beleid ligt bij het bestuur van de stichting. Gezien de omvang van het totale pakket wordt een fulltime directeur niet noodzakelijk geacht. De marktmeesters worden fulltime belast met de markten. Wijzigingen in regelgeving kan leiden tot vermindering van toezicht, maar gezien de omvang van de markten is een besparing op uren niet mogelijk. Het regelen van achtervang is bij deze inzet nodig. Voor administratieve ondersteuning dient gerekend te worden op 0,5 fte met name voor vergunningverlening en boekhouding. De omvang van de administratieve ondersteuning is overigens mede afhankelijk van in- of uitbestedingen en of het zelf verzorgen van bepaalde administratieve en ondersteunende taken. Een deel van de kosten externe adviseurs zal zich alleen het eerste jaar voordoen, in het bijzonder ten aanzien van communicatie, juridische aspecten en inrichting boekhouding/opzet administratieve organisatie. Deze kosten kunnen daarom deels tot de desintegratiekosten worden gerekend. In het geval het huidig personeel niet mee overgaat, kan een verdere besparing worden bereikt door nieuw aan te trekken personeel niet de ambtelijke status mee te geven en de salariëring marktconform te maken. In scenario 2 wordt hiervan niet uitgegaan. De kosten van markten worden sterk beïnvloed door de kosten ten gevolge van evenementen. Evenementen en markten worden niet gescheiden boekhoudkundig verantwoord. De vraag is of de stichting verantwoording moet gaan dragen voor 22
evenementen en daarmee ook deels voor de kosten. Om tot een zuiverder exploitatie inzicht te komen dienen de kosten inzichtelijker te worde gemaakt en in de besluitvorming te worden mede genomen. De fluctuaties de afgelopen jaren in de kosten van de markten zijn voornamelijk veroorzaakt door evenementen. In scenario 2 is geen rekening gehouden met het antwoord op de vraag of de evenementen en of de kosten daarvan aan de stichting worden toegerekend. De raming is uitgegaan van de gemiddelde kosten in de afgelopen jaren. Met alle aannames die gedaan zijn, leidt scenario 2 tot een exploitatieverlies van € 22.000, -. De voorzichtige conclusie zou kunnen zijn dat tot verzelfstandiging kan worden overgegaan. De stichting kan in de nieuwe opzet meer bedrijfseconomisch en met commercieel inzicht werken maar het zal bij gelijkblijvende inkomsten voortdurend op de rand blijven balanceren. De marge waarbinnen de exploitatie ter hand moet worden zal veel kennis, tijd en daadkracht van het bestuur vergen. Volgens de jaarrekeningen is het ene jaar het andere jaar niet. Om het stichtingsbestuur niet met onnodige risico’s van start te laten gaan zal helderheid verkregen moeten worden met betrekking tot de onderbouwing van de ramingen uit de begroting 2011. Met behulp van een onderbouwing kan de realiteit van de begroting getoetst worden en een meerjarenbegroting en liquiditeitsprognose worden gemaakt. En dus een idee gegeven worden wat een reëel startkapitaal zou moeten zijn voor het optuigen en goed positioneren van de verzelfstandigde warenmarkten. (zie paragraaf 5.2. Frictie en desintegratiekosten) Voor de gemeente leidt zowel scenario 1 en 2 tot een verhoging overhead. Deels zal dit na het eerste jaar wegvloeien. Waar sprake is van een forse doorberekening zal dit mogelijk meerdere jaren duren. De ongedekte overhead bedraagt het eerste jaar € 150.000,-. 5.2.
Frictie- en desintegratiekosten
In het kader van een mogelijke verzelfstandiging behoeven twee kostenposten aandacht: de frictiekosten en de desintegratiekosten. Tot de frictiekosten worden de kosten ten gevolge van de verzelfstandiging gerekend. Dit zijn eenmalige kosten. Frictiekosten behelzen onder andere de interne en externe kosten tengevolge van het in kaart brengen van de financiële, juridische, personele en organisatorische gevolgen van de verzelfstandiging. Deze kosten kunnen als ‘bruidsschat’ meegegeven worden aan de op te richten stichting of kunnen geleend worden aan de stichting. Met de ’bruidsschatregeling’ worden twee doeleinden bereikt:
23
- De extern verzelfstandigde organisatie kan gedurende een beperkt aantal jaren met extra financiële middelen goed opgetuigd en stevig gepositioneerd worden. - De aanloop- of startkosten kunnen betaald worden en in een beperkt aantal jaren worden afgebouwd. Indien de frictiekosten niet bij wijze van bruidsschat worden meegegeven, zal de stichting een lening als startkapitaal moeten worden verstrekt. De stichting kan uit de exploitatie binnen een af te spreken periode de lening terugbetalen. In het kader van de Europese aanbestedingsrichtlijn is aan het meegeven van een bruidsschat een beperking verbonden. De bruidsschat mag uitsluitend betrekking hebben op werkzaamheden van dezelfde aard, direct voorafgaand aan de verzelfstandiging. De voorgenomen verzelfstandiging voldoet aan deze voorwaarde. Desintegratiekosten hebben te maken met kosten van (de afbouw van) overcapaciteit die kan ontstaan in de personele en de materiële sfeer. Deze komen volledig ten laste van de gemeente. Op basis van de jaarrekeningen over 2008 tot en met 2010 en de begroting 2011 moet gerekend worden op € 150.000,- tot € 200.000,-. De desintegratiekosten zullen bij gemeente Eindhoven een of enkele jaren, afhankelijk van andere taakinvulling, op de begroting drukken.
24
6.
Fiscale risico’s
Vennootschapsbelasting De stichting Warenmarkten Eindhoven is vrijgesteld van vennootschapsbelasting indien: •
de bestuurders van de stichting worden benoemd en ontslagen door de gemeente en een eventueel liquidatieoverschot toekomt aan de gemeente of;
•
indien de stichting over een periode van vijf jaar maximaal € 37.500 winst maakt en eventuele winsten alleen worden besteed ten behoeve van het algemeen maatschappelijk belang. Overigens leidt de vennootschapsbelastingplicht uiteraard slechts tot verschuldigde vennootschapsbelasting voor zover er ook sprake is van winst. Warenmarkten mogen onder gemeentelijk beheer op grond van artikel 229b Gemeentewet geen winst maken. Een stichting heeft primair een ideëel of sociaal doel en mag daarbij wel winst maken, maar de uitkering van de gemaakte winst is, zoals boven aangegeven, aan beperkingen onderworpen. Overigens geldt een andere wettelijke beperking. In de huidige situatie is sprake van een batig saldo en dus van een strijdigheid met artikel 229b Gemeentewet. Bij de vaststelling van het marktgeld zal dus op de hoogte van het marktgeld gelet dienen te worden, zodat de opbrengsten niet boven de kosten uitgaan. Is dat wel het geval dan zal de gemeenteraad die het marktgeld vaststelt, het tarief moeten matigen. Btw-heffing De verzelfstandiging van de warenmarkten kent ook een aantal aandachtspunten op het terrein van de btw. Ten behoeve van de warenmarkten worden thans als onderdeel van de gemeente, belaste of vrijgestelde ondernemersactiviteiten verricht. De aan de belaste activiteiten toerekenbare voorbelasting (op kosten en investeringen drukkende btw) is aftrekbaar de aan de vrijgestelde activiteiten toerekenbare voorbelasting is niet aftrekbaar. In de nieuwe verzelfstandigde situatie verdienen de volgende punten de aandacht: •
gevolgen van de verzelfstandiging voor de verschuldigdheid van btw ter zake van de activiteiten en de aftrek van voorbelasting;
•
btw-heffing in verband met personeel dat de gemeente aan de instelling ter beschikking stelt;
•
btw-heffing in verband met overige dienstverlening door de gemeente aan de stichting.
25
De activiteiten van de stichting Voor de btw-heffing betreffende activiteiten die straks de stichting Warenmarkten Eindhoven ontplooit, zal de verzelfstandiging geen gevolgen hebben. De activiteiten die nu zijn belast, blijven belast en de activiteiten die thans zijn vrijgesteld, blijven vrijgesteld. Het maakt daarbij ook geen verschil voor welke rechtsvorm wordt gekozen.
Btw-heffing over subsidies Na de verzelfstandiging zal eventuele subsidiëring of vergoeding van activiteiten kunnen worden aangemerkt als een vergoeding voor een prestatie die de stichting ten behoeve van de gemeente verricht. Als het gaat om een exploitatiesubsidie die de gemeente verstrekt onder dezelfde voorwaarden als waaronder zij dergelijke subsidies verstrekt aan andere in de gemeente actieve instellingen, zal dat waarschijnlijk niet tot een btw-heffing leiden. Gaat het om dienstverlening, dan zal dit echter van geval tot geval beoordeeld moeten worden. Overleg met de belastingdienst is zeker aan te raden. Detachering van personeel Het uitlenen van personeel is in beginsel altijd belast met (19%) btw. Als de verzelfstandiging leidt tot een situatie waarin tussen de gemeente en de stichting onderling personeel wordt uitgeleend, zal dit belast zijn met btw. Wanneer de gemeente dit in rekening brengt, kan de stichting de btw als voorheffing volledig aftrekken. Overige dienstverlening door de gemeente Per activiteit zal beoordeeld moeten worden of sprake is van belaste of vrijgestelde dienstverlening, waarbij het uitgangspunt is dat de dienstverlening in beginsel belast is, tenzij een van de vrijstellingen van art. 11, Wet OB van toepassing is. Daarbij wordt opgemerkt dat het in relatie met stichting Warenmarkten Eindhoven juist aantrekkelijk is als de dienstverlening belast is. De stichting Warenmarkten Eindhoven kan immers de door de gemeente in rekening gebrachte btw nagenoeg geheel in aftrek brengen, terwijl de belaste dienstverlening bij de gemeente tot aftrekrecht leidt.
Conclusie Op het gebied van de btw-heffing zijn in relatie tot stichting Warenmarkten Eindhoven geen problemen te verwachten.
26
7. Overige risico’s bij verzelfstandiging Elke verzelfstandiging krijgt te maken met problemen of uitdagingen die ook zonder externe verzelfstandiging aangepakt moeten worden. Ook voor de warenmarkten is dat niet anders. De bestaande wijze van beheer had aan de gewijzigde omstandigheden en inzichten aangepast moeten worden om de teruggang van de warenmarkten tot stand te brengen. Omdat deze problemen, als zij niet worden opgelost, een risico vormen voor de nieuw te vormen stichting, worden zij hier op een rijtje gezet. Dit overzicht is als context van belang voor de besluitvorming over de externe verzelfstandiging.
Onderwerp
Risico’s
Achterstallig
•
onderhoud
Problemen exploitatie (wegvallen standplaatsen/gedwongen verplaatsingen)
marktterreinen •
Imagoschade (minder bezoekers)
•
Hogere kosten voor onderhoud
•
Vermindering administratieve problemen.(controle)
•
Vermijding mogelijke integriteitsconflicten
Vernieuwing regelgeving
•
Vigerende regelgeving biedt stichting en ondernemer weinig ruimte.
Herinrichting markten
•
Opstellen nieuwe standplaatsenplannen i.v.m. attractiviteit en veiligheid
Aanpassing
•
Stroomkasten, stormvoorzieningen i.v.m. herinrichting en achterstallig onderhoud
•
Toename frictiekosten.
Financiën
•
Onvoldoende startkapitaal.
Ontvlechting uit gemeentelijke
•
Detailuitwerking kan mogelijk leiden tot meer fricties in termen van gewenste
Betaling uitsluitend via nota of pin
marktterreinen
organisatie
kwaliteit dienstverlening, hoeveelheid en kosten
27
8. Het vervolg, de procesaanpak Met de besluitvorming over dit rapport wordt eerste fase, de onderzoeksfase, afgerond. In het geval van een ‘in principe’-beslissing is snelle vervolgactie noodzakelijk, met name als 1 juni 2012, of zoveel eerder, streefdatum wordt . Na analysering van de onderliggende cijfers kan dan een definitie beslissing worden genomen. Bij een besluitvorming over een ‘go’ hoort derhalve ook besluitvorming over het vervolg: de implementatiefase. Voordat en definitief besluit wordt genomen is speciale aandacht nodig voor de medezeggenschap. De ondernemingsraad en de marktadviescommissie zullen moeten worden gehoord. Ook dient de gemeenteraad in de gelegenheid te worden gesteld zijn wensen en bedenkingen over het voornemen aan het college over te brengen. Na het verkrijgen van instemming van de gemeenteraad en het formele besluit van het college kan met de volgende fasen van het project gestart worden. Vooruitlopend op de definitieve besluitvorming, is het zelfs denkbaar dat al vóór de besluitvorming voorbereidingen worden getroffen om het vervolg te starten: het oprichten van een projectorganisatie die de volgende activiteiten kan oppakken. De projectorganisatie kan bestaan uit een stuurgroep en projectgroepen. De stuurgroep fungeert als schakel tussen het bestuurlijke en ambtelijke domein. De stuurgroep is de opdrachtgever. De stuurgroep heeft tot taak om beleidsoverwegingen die de aard en het doel van het project bepalen synchroon en afgestemd plaats te laten vinden. De projectgroepen worden ingesteld door de stuurgroep en voeren de opdracht uit binnen de kaders die gesteld zijn door de stuurgroep. De projectgroep stelt de beslisdocumenten op. Om deze fase op een effectieve en efficiënte wijze te doorlopen worden grofweg de volgende projectgroepen onderscheiden: A. de oprichting en vormgeving van de stichting (opstellen statuten, aanzoeken bestuursleden, etc.) ; B. de personele implementatie; C. de contractuele relaties tussen gemeente en een verzelfstandigde organisatie; D. de juridische gevolgen onder andere t.a.v. regelgeving, mandatering etc.; E. opzetten (administratieve) organisatie, (huisvesting, ict, boekhouding, etc.).
28
Bijlagen
29
K os ten en opbrengten markten 2008/2010 O verz ic ht 2008 2009 Naam Markt K oste n B aten S aldo K oste n B aten S aldo K oste n 60922 Markt C entrum dins dag € 8.019 € 86.485 € 78.466- € 4. 587 € 75.776 € 71.189- € 18.612 60924 Markt G en. B othas traat € 711 € 16.262 € 15.551- € 3. 730 € 14.790 € 11.060- € 1.183 60925 Markt K as telenplein € 871 € 29.065 € 28.194- € 2. 915 € 23.868 € 20.953- € 1.291 60926 Markt Lic hts tadmarkt € - € 7.993 € 7.993- € - € 7.242 € 7.242- € 4.392 60927 Markt S t. G erardus plein € 3.546 € 51.420 € 47.874- € 5. 364 € 47.354 € 41.990- € 60928 Markt S t. Trudoplein € 976 € 12.278 € 11.302- € 3. 695 € 7.625 € 3.930- € 1.763 60929 Markt W C W oens el € 4.963 € 82.775 € 77.812- € 7. 094 € 71.298 € 64.204- € 1.76560930 Markt W ijnpeers traat € 591 € 15.257 € 14.666- € 1. 205 € 13.668 € 12.463- € 1.382 60931 Markt W oens els emarkt € 8.258 € 165.739 € 157.481- € 10. 650 € 141.219 € 130.569- € 15.140 S ub T ota a l € 27.935 € 467.274 € 439.339- € 39. 240 € 402.840 € 363.600- € 41.998 K oste n 61754 S traatmarkten (*) € 65.477 € 429 € 65.048 € - € - € 62060 Markten evenem uitbes tede werkz € aamheden 24.317 €(*) - € 24.317 € 68. 789 € - € 68.789 € 13.883 62061 Markten evenementen s c hoonmaakwerkz € 52.064aamh. (*) € 52.064 € 56. 194 € - € 56.194 € 87.889 Markten divers e kos ten € 5.862 € 5.862 € 19. 363 € 19.363 € 14.221 62059 markten evenementen energiekos € ten 1 3.256 € 2.324 € 10.932 € - € 5.600 € 5.600- € 39.788 S ub tota a l € 160.976 € 2.753 € 158.223 € 144. 346 € 5.600 € 138.746 € 155.781 V erreking ivm B C F Marktwagen Toiletwagen S ub tota a l re nte e n a fsc hrijving
€ 21.945 € 1.067 € 23.012
O ve rhe a d O pbre ngste n va ste sta ndpla a tse n 61837 P ac hten vas te s tandplaats en W ac htlijs tmarkten Markten opbrengs ten per kas 62068 Marktgelden c ontant (*) S traatmarkten overige opbrengs ten marktgeld abonnementen S ub tota a l
€
T ota a l
€ 211.923
€
-
-
€
-
38. 000 13. 000 22. 466 35. 466
€ € € €
-
€ € € €
38.000 13.000 22.466 35.466 5.766
2010 B aten S aldo € 77.791 € 59. 179€ 13.364 € 12. 181€ 24.024 € 22. 733€ 8.112 € 3. 720€ 50.133 € 50. 133€ 5.512 € 3. 749€ 70.624 € 72. 389€ 13.728 € 12. 346€ 143.806 € 128. 666€ 407.094 € 365. 096-
€
-
€ € € € € €
38.000 8.540 25.020 33.560
€ € € €
-
€ 38. 000 € 8. 540 € 25. 020 € 33. 560
€ € € €
€ 268.376
€
-
€ 268. 376
€ 382.000
€ € € €
73.376 4.840 26.548 44.403
€ € €
21.945 1.067 23.012
€ € € €
€ € € €
€
-
€
6. 766
€
1.000
€
65.337 22.763 54.943 -
€ €
65.337- € - €
€ €
54.943-
-
€ 65.000 € 105.000 € 52.000 € 34.000 € 256.000
€ € 65.000 € 105. 000 € 52.000 € 34.000 € 256. 000 € € € €
38.000 1.000 19.000 20.000
€ 73. 376€ 4. 840-
38.000 1. 000 19.000 20.000
€ 382. 000€ € € €
65.000 94.000 6.000 10.000
€ € € €
65.000 94.000 6. 000 10.000
€ €
61.478 5.480
€ €
61.478- € 5.480- €
-
€ €
3.779 72
€ €
3.779- € 72- €
-
€ € € € €
€
70.809
€
70.809- €
-
€ 143.043
€ 120.280- €
-
€ 149.167
€ 122. 619-
€ 59.000 € 59.000 € 94.000- € 94.000€ 140.000 € 140. 000
€ 328.913- € 263. 818
€ 552.483
€ 265.902- € 537.715
€ 556.261
€ 18. 546- € 694.000
€ 625.000
€ 540.836
-
€ €
13. 883 87. 889 12. 32739. 788 129. 233
2011 K oste n B aten S aldo € 9.000 € 90.000 € 81.000 € 1.000 € 17.000 € 16.000 € 3.000 € 31.000 € 28.000 € - € 8.000 € 8. 000 € 4.000 € 55.000 € 51.000 € 2.000 € 13.000 € 11.000 € 6.000 € 85.000 € 79.000 € 2.000 € 15.000 € 13.000 € 9.000 € 171.000 € 162. 000 € 36.000 € 485.000 € 449. 000
€ 44. 403€ -
€
30
69.000-
K os ten en opbrengten markten na verz elfs tandiging O verz ic ht 2010 2011 S c enario 1 Naam Markt K oste n B aten S aldo K oste n B aten S aldo K oste n B aten 60922 Markt C entrum dins dag € 18.612 € 77.791 € 59. 179- € 9.000 € 90.000 € 81.000 € 9.000 € 90.000 60924 Markt G en. B othas traat € 1.183 € 13.364 € 12. 181- € 1.000 € 17.000 € 16.000 € 1.000 € 17.000 60925 Markt K as telenplein € 1.291 € 24.024 € 22. 733- € 3.000 € 31.000 € 28.000 € 3.000 € 31.000 60926 Markt Lic hts tadmarkt € 4.392 € 8.112 € 3. 720- € - € 8.000 € 8.000 € - € 8.000 60927 Markt S t. G erardus plein € - € 50.133 € 50. 133- € 4.000 € 55.000 € 51.000 € 4.000 € 55.000 60928 Markt S t. Trudoplein € 1.763 € 5.512 € 3. 749- € 2.000 € 13.000 € 11.000 € 2.000 € 13.000 60929 Markt W C W oens el € 1.765- € 70.624 € 72. 389- € 6.000 € 85.000 € 79.000 € 6.000 € 85.000 60930 Markt W ijnpeers traat € 1.382 € 13.728 € 12. 346- € 2.000 € 15.000 € 13.000 € 2.000 € 15.000 60931 Markt W oens els emarkt € 15.140 € 143.806 € 128. 666- € 9.000 € 171.000 € 162.000 € 9.000 € 171.000 S ub T ota a l € 41.998 € 407.094 € 365. 096- € 36.000 € 485.000 € 449.000 € 36.000 € 485.000 K oste n 61754 S traatmarkten € € 62060 Markten evenem uitbes tede werkz € aamheden 13.883 (*) € 13. 883 € 65.000 € 65.000 € 65.000 62061 Markten evenementen s c hoonmaakwerkz € 87.889 aamh. (*) € 87. 889 € 105.000 € 105.000 € 105.000 Markten divers e kos ten € 14.221 € 12. 327- € 52.000 € 52.000 € 52.000 62059 markten evenementen energiekos € ten39.788 € 39. 788 € 34.000 € 34.000 € 34.000 S ub tota a l € 155.781 € 129. 233 € 256.000 € 256.000 € 256.000 € € € €
38.000 8.540 25.020 33.560
€ € € €
€ 122. 619-
€ 59.000 € 59.000 € 94.000- € 94.000€ 140.000 € 140.000
€ 59.000 € 59.000 € 94.000- € 94.000€ 140.000 € 140.000
T ota a l
€ 537.715
€ 556.261
€
€ 625.000
€ 625.000
€ €
73. 3764. 840-
€
44. 403-
€ 382.000
18. 546- € 694.000
€ 382.000
€ € €
94.000 6.000 10.000
€ € € 12.000 € 12.000 € 10.000 € 10.000 € 10.000 € 25.000 € 55.000 € € 397.000
€ 12.000 € 12.000 € 10.000 € 10.000 € 10.000 € 25.000 € 55.000 € € 300.000
€ 149.167
73.376 4.840 26.548 44.403
€ 38.000 € 1.000 € 19.000 € 20.000
€ €
-
€ € € €
38.000 1.000 19.000 20.000
€ 25.000 € 105.000 € 15.000 € 15.000 € 160.000
€
€ 268. 376
€ € € €
€ 65.000 € 105.000 € 52.000 € 34.000 € 256.000
V erreking ivm B C F Marktwagen Toiletwagen S ub tota a l re nte e n a fsc hrijving Huur kantoorruimte B es tuurs kos ten Afs c hrijving inic hting en ic t O nvoorz ien S ub tota a l stic htingskoste n O ve rhe a d L oonkoste n O pbre ngste n va ste sta ndpla a tse n P ac hten vas te s tandplaats en W ac htlijs tmarkten Markten opbrengs ten per kas Marktgelden c ontant S traatmarkten overige opbrengs ten marktgeld abonnementen S ub tota a l
€ 268.376
38. 000 8. 540 25. 020 33. 560
S aldo koste n € 81.000 € 16.000 € 28.000 € 8.000 € 51.000 € 11.000 € 79.000 € 13.000 € 162.000 € 449.000
€ 94.000 € 6.000 € 10.000
€ 69.000- € 756.000
12.000 12.000 10.000 10.000 10.000 25.000 € 55.000 € € 397.000 € € € €
€ € €
94.000 6.000 10.000
€ € €
S c enario 2 baten s aldo
€ 365.000
€ 365.000
€ 160.000
€ € € € € € €
12.000 12.000 10. 000 10. 000 10. 000 25. 000 55.000
€ 300.000
94.000 6.000 10.000
€ 131.000
€ 527.000
€ 140.000
€ 140.000
€ 505.000
€
31
22.000
32