Bank van de Nederlandse Antillen
Toezicht en Financiële Iinstellingen ______________________________________
Inleiding De vestiging en de uitvoering van het bank- en kredietbedrijf in de Nederlandse Antillen is zoals in vele andere landen in de wereld onderhevig aan wettelijke bepalingen. Het toezicht op banken en andere krediet instellingen berust in het algemeen bij een onafhankelijke toezichtorgaan. In de Nederlandse Antillen is de Bank van de Nederlandse Antillen (BNA) wettelijk bevoegd om zowel het monetaire als het bedrijfseconomische toezicht uit te oefenen op alle kredietinstellingen. Kredietinstellingen in de Nederlandse Antillen bestaan uit banken, secundaire financiële instellingen en kredietverenigingen. Het is aan algemene banken toegestaan om zaken te doen met zowel ingezetenen als niet-ingezetenen. Internationale banken, in tegenstelling tot algemene banken, mogen alleen zaken doen met niet-ingezetenen van de Nederlandse Antillen. Alle krediet instellingen zijn volgens de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen onderhevig aan het bedrijfseconomisch toezicht van de Centrale Bank. De andere, niet bankaire-instellingen, die hun bedrijf uitoefenen in de Nederlandse Antillen zijn de lokale en internationale financierings-maatschappijen, spaar- en voorzieningsfondsen, kredietverenigingen, leven- en schadeverzekeringsmaatschappijen, herverzekeraars en pensioenfondsen. Binnenlandse financieringsmaatschappijen, spaaren voorzieningsfondsen en kredietverenigingen staan eveneens onder het toezicht van de Centrale Bank op basis van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen. Voor het toezichtgebeuren op de verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen zijn er specifieke landsverordeningen uitgevaardigd. Een bepaalde groep van internationale financieringsmaatschappijen valt buiten het toezicht van de Bank, omdat hun bedrijvigheid van zodanig specifieke aard is en de risico’s voor de kleine deposanten en overige crediteuren beperkt is. Op dit ogenblik zijn er drie wetgevingen van kracht die van invloed zijn op het toezicht van financiële instellingen. Deze zijn: De Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen (P.B. 1994, No. 4); De Landsverordening Toezicht Verzekeringsmaatschappijen (P.B. 1990, No. 77); De Landsverordening Ondernemings- en Pensioenfondsen (P.B. 1985, No. 44). In bovengenoemde landsverordeningen, is de Centrale Bank belast met het toezicht op alle relevante financiële instellingen. In het hiernavolgende wordt informatie verstrekt voornamelijk over het beleid en de regelgeving van de BNA ten aanzien van kredietinstellingen en het bankwezen in het algemeen, het wettelijke kader waarbinnen het toezicht wordt uitgeoefend en andere algemene informatie die van belang is om in de Nederlandse Antillen werkzaam te zijn als kredietinstelling. De Centrale Bank De Bank van de Nederlandse Antillen (Centrale Bank) werd opgericht in 1828 onder de naam ‘Curaςaosche Bank’. In 1961 is de naam van de Bank veranderd in ‘Bank van de Nederlandse Antillen’, om onder anderen beter inhoud te geven aan het geografisch gebied waarbinnen de Bank haar werkzaamheden verricht.
1
Bank van de Nederlandse Antillen
De belangrijkste doelstellingen van de oprichters van de ‘Curaςaosche bank’ waren (1) het opzetten van een commerciële bank gericht op het bevorderen en stimuleren van handel tussen enerzijds Nederland en Latijns-Amerika gebruik makende van de gunstige ligging van Curaçao, en (2) het reorganiseren van het inefficiënte monetaire systeem van begin 19de eeuw op Curaçao. In die tijd waren de belangrijkste taken van de Bank het in omloop brengen van munten en bankbiljetten en het fungeren als bankier van de overheid. Zoals hiervoor beschreven kan men duidelijk zien dat de Bank in de beginjaren van haar bestaan zowel commerciële activiteiten als centrale bank activiteiten ontplooide. De Bank heeft zich in de loop der jaren ontwikkeld tot een volledige centrale bank en is heden ten dage onder andere belast met het monetaire toezicht. Dit houdt in dat de Bank ervoor zorg moet dragen dat de hoeveelheid geld in omloop voldoende is om de stabiliteit van de Nederlands-Antilliaanse gulden te waarborgen. Hiernaast is de Bank ook belast met het toezicht op een aantal financiële instellingen die in de markt actief zijn. Dit noemt men het bedrijfseconomische toezicht van de Bank. De positie en de taken van de Bank in ons huidig financieel en monetair bestel zijn vastgelegd in het Centrale Bankstatuut van 1985. Op 1 januari 1986 is het Bankstatuut officieel in werking getreden. In het bankstatuut wordt onder meer de onafhankelijkheid van de Bank ten opzichte van de overheid geregeld. Het Centrale Bankstatuut definieert de volgende belangrijke taken van de Bank: 1. De Bank is als enige instelling in de Nederlandse Antillen bevoegd om bankbiljetten en munten in omloop te brengen; 2. De Bank houdt toezicht op bank- en kredietinstellingen met het oog op enerzijds het veiligstellen van de deposito’s van hun klanten en anderzijds ter waarborging van een gezonde financiële sector; 3. De Bank beheert de deviezenreserves van de Nederlandse Antillen. Hieronder valt ook het reguleren van de overmakingen van betalingen tussen ingezetenen en niet-ingezetenen; en 4. De Bank fungeert als bankier van de Centrale Overheid. Om excessieve monetaire financiering van de overheid tegen te gaan, kent het Centrale Bankstatuut beperkingen in de vorm van een plafond aan de financiering van overheidstekorten. Zo staat er in artikel 15 van het Bankstatuut, dat het maximale tekort dat de Centrale Regering bij de Bank mag financieren in enig jaar gelijk is aan 10% van de inkomsten van de centrale overheid uit het (begrotings)jaar daarvoor. Naast het monetaire- en bedrijfseconomische toezicht op banken en andere kredietinstellingen is de BNA ook belast met het toezicht op institutionele beleggers en is zij tevens een belangrijke adviesorgaan van de overheid en de regering op financieel- en economisch gebied. Het monetaire beleid van de Bank is in de afgelopen drie decennia gericht geweest op het bevorderen van de stabiliteit van de Nederlands Antilliaanse gulden (NAf.) tegenover de Amerikaanse dollar. Sinds 1971 hebben de monetaire autoriteiten van de Nederlandse Antillen de vaste wisselkoers met de dollar van NAf. 1.79 per dollar kunnen handhaven. De belangrijkste reden voor de koppeling van de NAf. aan de dollar heeft te maken met het feit dat circa 70% van de transacties met het buitenland in dollars geschiedt.
2
Bank van de Nederlandse Antillen
Een beslissende factor om de stabiliteit van de gulden te waarborgen is de beschikbaarheid van voldoende internationale deviezenreserves in een land. De afgelopen jaren heeft de Bank haar beleid ter handhaving van voldoende internationale reserves gericht op het beheersen van de kredietverlening door de commerciële banken. Dit is noodzakelijk gebleken omdat de internationale deviezenreserves onder toenemende druk zijn komen te staan door de excessieve kredietverlening aan de private sector en stijgende begrotingstekorten van de overheden sinds de jaren 80. Deze ontwikkelingen hebben geresulteerd in een toename van het algemene importniveau met alle consequenties voor de deviezenvoorraad. De commerciële banken sector in de Nederlandse Antillen De functie van banken en het toezicht op banken is van groot belang voor de economie van een land. Het bankwezen speelt met name een belangrijke rol bij de allocatie van middelen in onze economie. Daarnaast fungeren banken als een onmisbare schakel tussen het publiek en de deposanten van spaargelden. De veiligheid en het vertrouwen van het publiek in financiële instellingen zijn belangrijke factoren ter waarborging van de stabiliteit en de efficiency van een financieel systeem. Commerciële banken spelen ook een belangrijke rol in het betalingsverkeer van markt economieën. Voorts is een betrouwbaar financieel systeem een noodzakelijke voorwaarde voor de transmissie van monetaire impulsen in een economie. Om de hiervoor beschreven redenen is het niet verwonderlijk dat regeringen grote waarde hechten aan de gezonde ontwikkeling van de bancaire sector. Meer dan in andere sectoren, wordt daarom een degelijk en betrouwbaar toezicht op de bancaire sector in bijna alle landen als zeer wenselijk geacht. De doelstelling van elk toezichthoudend orgaan is het in stand houden van een gezond bankwezen en het veiligstellen van de belangen van de depostanten. Op lange termijn is toezicht ook nodig om de stabiliteit van de economie te waarborgen en tegelijkertijd zorg te dragen voor een efficiënt financieel systeem. In dit opzicht spelen commerciële banken een belangrijke rol in de ontwikkeling van de financiële sector en in het bevorderen van economische groei. In de afgelopen decennia is de concurrentie tussen banken verhevigd in ons land. De toegenomen concurrentie tussen financiële instellingen moet worden gezien als een resultaat van de vraag naar steeds (nieuwe) financiële producten. Zo zijn in de loop der jaren een aantal depositorekeningen ontstaan, naast nieuwe beleggingsproducten die aan het publiek worden aangeboden. Commerciële banken hebben ook nieuwe vormen van kredietverlening en andere faciliteiten in het betalingsverkeer geïntroduceerd, waaronder betaalautomaten (ATM’s). Het provisiebedrijf is verder ontwikkeld om beter in te spelen op de groeiende behoefte van het publiek naar nieuwe financiële instrumenten. Dit toont aan dat een open en concurrerend financieel systeem voor het publiek talrijke voordelen kan bieden. Concurrentie kan op termijn enerzijds resulteren in efficiency van de markt, en, anderzijds, zal een ongestructureerde concurrentie binnen de financiële sector resulteren in negatieve sociale gevolgen die op langere termijn het vertrouwen in het financieel systeem kunnen ondermijnen. Dit zal uiteindelijk ten nadele werken van de economische ontwikkeling in een land. Op dit ogenblik zijn er 16 commerciële banken werkzaam in de Nederlandse Antillen. Sinds 1989 zijn er geen nieuwe algemene banken toegelaten tot de financiële sector van de Nederlandse
3
Bank van de Nederlandse Antillen
Antillen, omdat naar het oordeel van de Bank de markt voor het bankwezen, gezien de economische ontwikkelingsgraad van ons land, haar verzadigingspunt heeft bereikt. In 1997 waren er ruim 50 banken actief in de Nederlandse Antillen. Tussen 1990 en 1997 is het volume van de deposito’s van de commerciële banken toegenomen met ruim NAf. 1,0 miljard. De groei in de totale activa van het bankwezen is in dezelfde periode NAf. 1,3 miljard geweest. Gedurende de jaren 80 is de kredietverlening van commerciële banken sterk gegroeid (ruim 20%). De toename van deze post heeft er onder andere toe bijgedragen dat de deviezenreserves van het land sterk zijn afgenomen, omdat kleine open economieën als de Antilliaanse in hoge mate afhankelijk zijn van importen uit het buitenland voor hun economische ontwikkeling. Sinds de invoering in 1990 van de kredietrestricties middels de zogenaamde ‘monetaire kasreserve regeling’ is de excessieve groei in de kredietverlening van banken tot staan gebracht. Circa 75% van de bancaire activiteiten in de lokale markt verlopen via zes (6) instellingen van Antilliaanse origine. Deze instellingen creëren emplooi voor 70% van het arbeidsbestand van het bankwezen. Naast deze ‘lokale’ banken zijn andere commerciële banken actief in de Nederlandse Antillen die banden hebben met instellingen uit Aruba, Trinidad & Tobago, Nederland, de Verenigde Staten, Verenigd Koninkrijk, Canada en Venezuela. De bancaire activiteiten van deze instellingen bestaan grotendeels uit het verschaffen van consumptieve- en zakelijke kredieten, het deposito bedrijf, leasefaciliteiten, het verstrekken van garanties, de afgifte van documentaire kredieten en hypothecaire leningen en het verzorgen van de bewaarfunctie en effectenbedrijf. De Centrale Bank heeft als belangrijke richtlijn dat alleen instellingen die tot de top-1000 groep op de wereldranglijst behoren worden toegelaten tot het Antilliaanse financiële systeem. Deze richtlijn is primair gericht op de waarborging van de goede naam en reputatie van de financiële sector in de Nederlandse Antillen. Door het hanteren van stringente toelatingscriteria wordt ook beoogd dat het financiële systeem efficiënt en doorzichtig is voor toetreders, terwijl potentieel zwakke instellingen, die het systeem in gevaar kunnen brengen worden geweerd. Naast de top-1000 toelatingsregeling, zijn de richtlijnen in de Nederlandse Antillen in hoge mate gebonden aan wettelijke normen waar potentiële toetreders tot de markt aan moeten voldoen, voordat ze van de Bank een vergunning kunnen krijgen om als kredietinstelling in de markt te kunnen functioneren. Deze wettelijke beperkingen bestaan uit onder andere, rechtspersoonlijkheid waaronder banken hun activiteiten hier mogen ontplooien, het hebben van een directie bestaande uit minimaal twee personen (“four-eyes principle”), het bestaan van de Raad van Commissarissen van minimaal 3 personen, een minimum aan eigen vermogen van NAf. 5 miljoen en een registratie van de aandeelhouders van de bank. Andere en meer uitgebreide informatie en richtlijnen inzake het beginnen van een bank in de Nederlandse Antillen kunnen worden aangevraagd bij de Bank. In de Nederlandse Antillen worden alle commerciële banken periodiek onderzocht en doorgelicht door de BNA medewerkers middels de zogenaamde ‘on-site’ inspecties. Hiernaast wordt van de banken verlangd dat ze maandelijks financiële gegevens verstrekken aan de Bank ter beoordeling van hun solvabiliteits- en liquiditeitspositie. Eenmaal per jaar zijn banken verplicht om een door een accountant gecontroleerde en goedgekeurde jaarrekening te overleggen aan de Bank. De internationale bancaire sector van de Nederlandse Antillen
4
Bank van de Nederlandse Antillen
In de Nederlandse Antillen wordt er een onderscheid gemaakt tussen twee soorten internationale banken; n.l. geconsolideerde en niet-geconsolideerde internationale banken. De geconsolideerde banken vallen onder het geconsolideerd toezicht van het toezichtorgaan in hun moederland. De Bank van de Nederlandse Antillen fungeert dan als gasttoezichthouder. Die instellingen die niet onder het geconsolideerd toezicht vallen van een buitenlandse toezichthouder zijn automatisch onderhevig aan het toezicht van de Bank. Dit zijn de zogenaamde niet-geconsolideerde internationale banken. Op dit moment zijn er 40 internationale banken werkzaam in de Nederlandse Antilliaanse markt. Hiervan zijn er 35% afkomstig uit Venezuela, 28% zijn van Nederlandse origine, 10% komen uit andere Europese landen, 7% hebben banden met de V.S. en Canada, terwijl de resterende 20% uit Nederlandse Antillen en andere regionale jurisdicties komt. De totale balans van de gezamenlijke internationale banken bedroeg per ultimo 1997 circa NAf. 56 miljard. Om in aanmerking te komen voor een vergunning als internationale bank, moeten potentiële gegadigden in eerste instantie voldoen aan het hiervoor reeds beschreven criterium van de top-1000. Daarnaast moet een instelling die als internationale bank in de Nederlandse Antillen actief wilt zijn conform de Landsverordening Deviezenverkeer uit 1981, een vergunning voor de vrijstelling van deviezentransacties bij de Bank aanvragen (een zogenaamde “9-15” verklaring). Zoals ook van toepassing voor de lokale commerciële banken, zijn er verschillende toelatingsvoorwaarden waaraan internationale banken moeten voldoen, voordat ze activiteiten kunnen ontplooien in de Nederlandse Antillen. Internationale banken rapporteren ook op maandbasis aan de BNA alle informatie welke noodzakelijk is om hun liquiditeit- en solvabiliteitspositie te kunnen beoordelen. Overige financiële instellingen en het toezicht op die instellingen Tot de overige financiële instellingen die in de Nederlandse Antillen actief opereren behoren secundaire kredietinstellingen en institutionele beleggers. Hieronder vallen: secundaire kredietinstellingen; kredietverenigingen; on-shore financieringsmaatschappijen; internationale (groeps) financieringsmaatschappijen; instellingen voor collectieve beleggingen; spaarinstellingen; verzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. Momenteel zijn er 14 secundaire instellingen actief in de markt van de Nederlandse Antillen. Het geconsolideerde balans van deze instellingen is ruim een half miljard guldens. Tot deze instellingen behoren hypotheekbanken, spaarbanken, ontwikkelingsbanken en binnenlandse financieringsmaatschappijen die zich richten op het verstrekken van consumptieve kredieten. Circa één derde deel van de spaarinstellingen zijn bijkantoren van commerciële banken en de helft van deze instellingen kunnen als (semi) overheidsinstellingen worden beschouwd. Zeventien (17) kredietverenigingen zijn werkzaam in de binnenlandse markt. Kredietverenigingen zijn de afgelopen jaren sterk in belang toegenomen en hebben een groeiend aandeel in de kredietuitzettingen aan de bevolking van de Nederlandse Antillen. De meeste
5
Bank van de Nederlandse Antillen
kredietverenigingen zijn gevestigd op Curaçao. Deze zijn meestal gelieerd aan bedrijven of instellingen. Secundaire instellingen en krediet verenigingen vallen ook onder het toezicht van de Bank en brengen elk kwartaal een rapportage uit over hun activiteiten. Internationale (groeps) financieringsmaatschappijen zijn instellingen die juridisch gezien kredietinstellingen zijn maar deze vallen niet onder toezicht. Onder bepaalde stringente voorwaarden kunnen deze instellingen die alleen kredieten verstrekken aan groepsmaatschappijen vrijgesteld worden van een vergunning zoals bedoeld in de Landsverordening Toezicht Bank en Krediet- wezen. Internationale groepsfinancieringsmaatschappijen die vrijgesteld zijn van toezicht moeten wel voldoen aan de voorwaarde dat de naam van de instelling de identiteit van de moedermaatschappij duidelijk moet aangeven. Bovendien moet de financieringsmaatschappij uitsluitend leningen verstrekken aan andere met de groep verbonden maatschappijen. Daarnaast moet de betrokken financieringsmaatschappij minimaal 90% van haar fondsen aantrekken van andere instellingen betrokken bij de groep en/of van professionele marktpartijen. Indien aan de hiervoor beschreven voorwaarden volledig worden voldaan, kan de internationale groeps-financieringsmaatschappij vrijgesteld worden van toezicht. Beleggingsfondsen kunnen middelen aantrekken van derden zonder toestemming vooraf van de Bank te vragen, mits dit geschiedt door het aantrekken van middelen op rekening courant tegoeden. Circa 20 spaarfondsen zijn actief in de Nederlandse Antillen. De wettelijke basis voor het toezicht op spaarfondsen is de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen. De ervaring in de Nederlandse Antillen leert dat spaarfondsen in de meeste gevallen een relatie onderhouden met of voortkomen uit bepaalde bedrijven of instellingen die in de Antillen werkzaam zijn. De Landsverordening Toezicht Verzekeringsbedrijf (P.B. 1990, No. 77) is officieel per 1 december, 1991 van kracht geworden. Conform deze landsverordening wordt het toezicht op de verzekeringsmaatschappijen uitgeoefend door de centrale bank. De verordening verplicht de verzekeringsmaatschappijen, zowel leven- als schadebedrijven, om bij de Bank een vergunning aan te vragen om te kunnen opereren in de Nederlandse Antillen. De bepalingen in deze landsverordening komen in grote lijnen overeen met de bepalingen in de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen. De sector van institutionele beleggers bestaat uit levensverzekerings-maatschappijen, schadeverzekeringsmaatschappijen en pensioenfondsen. Het overgrote deel van de verzekeringsmaatschappijen hebben banden met buitenlandse instellingen, terwijl de meeste pensioenfondsen van lokale origine zijn. De bestaande afspraken stelt aan institutionele beleggers de verplichting om hun activa conform het volgende schema te beleggen:
De eerste NAf. 10 miljoen : De volgende tranche van NAf. 10 miljoen: Alle activa die NAf. 20 miljoen te boven gaat:
60% in het buitenland en 40% lokaal, 50% in het buitenland en 50% lokaal, 40% in het buitenland en 60% lokaal.
Deze afspraak tussen de autoriteiten en de sector is ontstaan uit het besef dat genoemde maatschappijen en fondsen een deel van hun middelen voor de lange termijn moeten uitzetten in de lokale markt om de economische ontwikkeling van de eilanden van de Nederlandse Antillen mede te ondersteunen.
6
Bank van de Nederlandse Antillen
Bedrijfseconomisch toezichtsbeleid in de Nederlandse Antillen Bedrijfseconomisch toezicht in de Nederlandse Antillen heeft als uitgangspunt adequaat toezicht. Bij de uitvoering van toezicht in de Nederlandse Antillen wordt rekening gehouden met internationale ontwikkelingen op het gebied van het toezicht op banken en andere financiële instellingen. Het resultaat van dit proces is geweest dat het toezicht in de Nederlandse Antillen consistent, efficiënt en effectief kan worden genoemd. De belangrijkste doelstellingen van het toezicht in de Nederlandse Antillen zijn om degelijke organisatie en management structuren op te zetten en in stand te houden in de financiële sector, voldoende solvabiliteit en liquiditeit in het bancair systeem te garanderen, voldoende concurrentie tussen banken te bewerkstelligen en tenslotte het handhaven van een goede reputatie van de Nederlandse Antillen als financieel centrum. Rekening houdend met eerder genoemde doelstellingen van het toezicht beleid in de Nederlandse Antillen kunnen de belangrijkste elementen van dit beleid als volgt worden omschreven:
Adequate toelatingseisen voor banken en andere financiële instellingen; Adequate en volledige rapportage systeem voor instellingen die in de Nederlandse Antillen actief zijn; Adequate bedrijfseconomische richtlijnen voor onder toezicht staande instellingen; Tijdig ingrijpen door de toezichthoudende instantie (Centrale Bank) om het faillissement van individuele instellingen tegen te gaan en de efficiency binnen het financieel systeem te waarborgen; Periodieke controle bij instellingen die onder toezicht staan en overleg met de leiding van deze instellingen, de externe accountants en hun representatieve organisaties; Het toepassen van de principes van geconsolideerd toezicht door de toezichthouder in het land van oorsprong en de uitwisseling van informatie tussen de toezichthouders binnen een bankgroep; Voldoende richtlijnen voor de beleggingen door banken in andere instellingen, waaronder de beleggingen in financiële conglomeraten; Het ontwikkelen van een deposito beschermingssysteem; Het tegengaan van het witwassen van geld (money-laundering).
In de achter ons liggende jaren en speciaal na de bancaire crisis in ons buurland Venezuela in 1994 heeft de Bank genoeg ervaring opgebouwd met instellingen die in de Nederlandse Antillen werkzaam zijn. Tijdens de crisis in het Venezolaanse bancair systeem bleek dat banken die vanuit Venezuela in de Nederlandse Antillen actief waren veel gelden hebben uitgezet bij de directie en aandeelhouders van deze instellingen zelf, waardoor grote problemen zijn ontstaan bij deze instellingen. Tevens hadden deze banken belangrijke sommen geld geleend aan grote debiteuren die tijdens de crisis niet in staat bleken om aan al hun verplichtingen te voldoen. Op basis van deze ervaringen heeft de BNA in de loop van de jaren verscherpte richtlijnen doen uitgaan om de risico’s verbonden aan uitzettingen aan directeuren, aandeelhouders, werknemers en grote klanten te beperken. Na uitgebreid overleg tussen de Bank en de financiële sector zijn betrokken partijen het met elkaar eens geworden over drie belangrijke nieuwe toezichtsrichtlijnen betreffende de uitzettingen aan ‘insiders’, werknemers, directie en aandeelhouders en grote debiteuren, respectievelijk. De vierde toezichtsrichtlijnen betreffende landenrisico is ook geaccordeerd door
7
Bank van de Nederlandse Antillen
de partijen en in uitvoering gebracht. Hiernaast is veel werk werd verricht door de BNA medewerkers voor de introductie van een wel gebalanceerd rapportage systeem voor commerciële banken, internationale banken, krediet verenigingen en spaarverenigingen. De Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen Het monetaire en bedrijfseconomische toezicht op banken en krediet verenigingen in de Nederlandse Antillen valt onder de wettelijke bevoegdheid van de BNA ingevolge het Bankstatuut van 1985. De verantwoordelijkheid en de precisering van dit toezicht staan uitgebreider verwerkt in de Landverordening Toezicht Banken- en Kredietverenigingen van 1994. Deze landsverordening hanteert als definitie voor ‘krediet instellingen’ het volgende: alle instellingen of bedrijven die voor een belangrijk deel zich bezighouden met het aantrekken van middelen op deposito en kredieten verstrekken kunnen worden aangemerkt als krediet instellingen. Deze definitie van krediet instellingen behelst dat alleen in die gevallen waarin een instelling zowel leningen worden versterkt en deposito’s worden geaccepteerd kan er sprake zijn van een krediet instelling. Instellingen of bedrijven die alleen maar aan een van deze criteria voldoen worden aangemerkt als secundaire instellingen en moeten van de Bank een vrijstelling moeten hebben om fondsen te verwerven of leningen te verstrekken. Kredietinstellingen die bij de BNA een vergunning vragen om actief in de lokale markt te kunnen fungeren moeten in elk geval rechtspersonen zijn conform de Nederlandse Antilliaanse wetgeving of moeten een dochtermaatschappij (branch) zijn van kredietinstellingen gevestigd buiten de Nederlandse Antillen met een rechtspersoonlijkheid die voor de BNA als adequaat kan worden aangemerkt. Zoals hier eerder beschreven, zal de Bank als beleidsuitgangspunt, alleen die verzoeken tot het beginnen van een bankbedrijf honoreren in de Nederlandse Antillen of daarbuiten, van instellingen die tot de top-1000 bankengroep behoren. Instellingen die buiten eerdergenoemde top-1000 groep vallen kunnen een verzoek tot toelating indienen mits hun organisatie en kapitalisatie voldoende is en vergelijkbaar is met die instellingen die tot de groep van top-1000 behoren. Bovendien moet de groep een uitstekende reputatie hebben op het gebied bank en financiering om toegelaten te worden tot de Antilliaanse financiële sector. De top-1000 beleid van de bank is de hoeksteen waarop het toelatingsbeleid van de BNA is gebaseerd. Instellingen en bedrijven die overwegen om een bankinstelling in de Nederlandse Antillen te starten kunnen niet zonder een vergunning van de Bank werkzaamheden uitvoeren. De vergunning wordt door de Bank alleen verstrekt nadat de Bank zich heeft verzekerd dat de instelling die een bankbedrijf wenst te beginnen aan alle voorwaarden die wettelijk zijn verankerd voldoet en aan alle richtlijnen die door de Bank per instellingensoort heeft uitgevaardigd in voldoende mate voldoet. Op basis van de bestaande wetgeving, is het aan alle banken verboden om bepaalde activiteiten te ontplooien zonder de toestemming vooraf van de Bank. Deze activiteiten behelzen onder meer de aanstelling van ‘senior-managers’ en directeuren, wijzigingen aan te brengen in de statuten van de betrokken instelling, het verlagen van het kapitaal van de instelling, de beleggingen in en de overname van andere instellingen, de reorganisatie binnen de instelling en het vestigen van branches.
8
Bank van de Nederlandse Antillen
Elke instelling die onder toezicht van de Bank valt, wordt verplicht geacht om de BNA financiële rapportages te doen toekomen betreffende hun algemene bedrijvigheid, die de Bank op haar beurt in staat stelt om de monetaire ontwikkelingen en soliditeit van de betrokken instelling te kunnen volgen en beoordelen. Het monitoren van de soliditeit van de instellingen is gericht op de solvabiliteit en de liquiditeit van de instelling. De vormgeving en de regelmaat waarin deze rapportages naar de Bank moeten worden verzonden is vastgesteld in het ‘Rekeningen Stelsel” van de Bank. Op het gebied van monetair beleid, is de Bank bevoegd om algemene richtlijnen uit te vaardigen, indien de Bank tekenen ontwaart die de uitvoering van monetair beleid in gevaar kunnen brengen of die het resultaat van de betalingsbalans nadelig zouden kunnen beïnvloeden. Conform artikelen 19 en 20 van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen van 1994 kan de Bank maatregelen nemen ter correctie van de voorziene negatieve ontwikkelingen, na overleg met de financiële sector. Indien op basis van de rapportage en andere informatie die de Bank verkrijgt uit hoofde van het bedrijfseconomische toezicht, er tekenen ontwaren van gevaar of die de liquiditeit of solvabiliteit van een onder toezicht staande specifieke instelling onder druk kan komen te staan kan de Bank instructie uitvaardigen voor die instelling volgens artikel 22 van de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen. Sinds 1972 is het toezicht op banken complexer geworden door de ontwikkeling op het terrein van het bankwezen en informatietechnologie. Deze ontwikkelingen hebben het risico, dat inherent is aan het bankbedrijf en die door negatieve internationale ontwikkelingen is versterkt, alleen maar vergroot met als gevolg dat de belangen van de deposanten in gevaar worden gebracht. Daarom heeft de Bank besloten om de Landsverordening Bank- en Kredietwezen uit 1972 te vervangen door de nieuwe landsverordening uit 1994. De nieuwe landsverordening is nu meer in lijn met de ontwikkelingen op het gebied van internationale toezicht. De nieuwe landsverordening verschilt in tal van opzichten met die uit 1972. De belangrijkste verschillen zijn de volgende:
Het geeft een betere en zuivere definitie van wat onder een kredietinstelling moet worden verstaan. Hierbij is dus zowel het uitzetten van middelen als het aantrekken van deposito’s van belang; Het overgrote deel van de toelatingseisen zijn in de nieuwe wet opgenomen; De omstandigheden waaronder een vergunning wordt afgewezen zijn duidelijk in de wet beschreven; Het geconsolideerde toezicht van bankgroepen is nu mogelijk geworden; Het toezicht door het toezichtorgaan in het moederland van buitenlandse vestigingen en branches is nu mogelijk geworden; De uitwisseling van informatie tussen toezichtorganen wereldwijd is nu mogelijk geworden indien er aan bepaalde specifieke voorwaarden wordt voldaan; De verklaring van geen bezwaar is vervangen door een systeem van vergunningen; Alle instellingen die onder de wet vallen zijn onderhevig aan bedrijfseconomisch toezicht, rapportage verplichtingen en ‘on-site’ inspecties; Een wettelijke kader is gecreëerd opdat een deposito beschermingssysteem in het leven kan worden geroepen; Hoger toezicht, faillissementen en beroepsprocedures zijn mogelijk geworden of zijn versterkt onder de nieuwe wet;
9
Bank van de Nederlandse Antillen
Een verfijning van het onderscheid tussen bedrijfseconomisch en monetair toezicht is nu duidelijker omschreven.
In 1994 is de Landsverordening Toezicht Bank- en Kredietwezen operationeel geworden. Hierin wordt de BNA in staat gesteld om adequaat en volledig toezicht uit te oefenen op financiële instellingen en om vroegtijdig in te grijpen op zwakten in de organisatie en bestuur van instellingen. De invoering van een vergunningenstelsel, die de toetreding en afwijzing van instellingen regelt en het hoger toezicht die in de wet zijn opgenomen zijn cruciaal geworden voor het toezicht op de financiële sector in de Nederlandse Antillen. Het toezicht alleen is niet voldoende om de stabiliteit en soliditeit van het bankwezen te garanderen. Hiernaast is het ontwikkelingsgraad van de financiële sector in de Nederlandse Antillen en duidelijk en transparant beleid op het terrein van toezicht van groot belang voor het handhaven van de reputatie van de financiële sector in de Nederlandse Antillen. De effectiviteit van het beleid en hieruit voortvloeiende regels en richtlijnen kan ook worden versterkt door regelmatig overleg tussen de toezichthouder, de banken en hun representatieve organisaties om de flexibiliteit en het optimale uitvoering van afspraken te bewerkstelligen. Wetgeving op het gebied van het witwassen van geld (money-laundering) en haar invloed op banken en andere financiële instellingen In het Parlement van de Nederlandse Antillen zijn de nodige wetgevingen goedgekeurd ter bestrijding van het witwassen van geld. Volgens de huidige wetgevingen wordt het witwassen van geld gezien als een criminele activiteit en ingaande 1 Oktober 1997 is het ‘Meldpunt Ongebruikelijke Transacties’ operationeel geworden. Volgens de Landsverordening Meldpunt Ongebruikelijke Transacties is eenieder die in de Nederlandse Antillen beroepsmatig financiële diensten verleend aan derden verplicht om ongebruikelijke transacties aan te melden bij een centrale meldpunt. De Bank heeft met de representatieve organisatie van banken een lijst van indicatoren ontwikkeld die objectief kunnen worden gebruikt bij de identificatie van ongebruikelijke transacties. Het meldpunt ongebruikelijke transacties zal op basis van de binnengekomen aanmeldingen verder moeten analyseren welke transacties moeten worden doorgestuurd naar het openbare ministerie voor onderzoek en eventuele acties. Het Parlement heeft de Landsverordening Identificatie Financiële Transacties in 1996 goedgekeurd. Onder deze landsverordening zijn de klanten van financiële instellingen verplicht zich te identificeren voordat een financiële dienst kan worden geboden. In november 1996 heeft de Bank richtlijnen doen uitgaan aan onder toezicht staande instellingen het opsporen en tegengaan van het witwassen van geld. Willemstad, 25 maart 1998
10