Toewijzingsprotocol 2016 voor het opstellen van een toewijzingsvoorstel voor de (medische) vervolgopleidingen gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog en verpleegkundig specialist ggz
1
1. Uitgangspunten 1.1
Algemene uitgangspunten
Op verzoek van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) stelt stichting de stichting een toewijzingsvoorstel op voor de opleidingsplaatsen voor de (medische) vervolgopleidingen gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog en verpleegkundig specialist GGZ (3-jarige variant).1 Dit gebeurt op basis van dit toewijzingsprotocol dat door de stichting is afgestemd met de betrokken veldpartijen.2 Op basis van het toewijzingsvoorstel stelt VWS het verdeelplan vast. De behoefte aan opleidingsplaatsen is bij de meeste opleidingen groter dan het aantal opleidingsplaatsen dat VWS beschikbaar stelt. Zowel nieuwe als reeds erkende praktijkopleidinginstellingen moeten daarom rekening houden met minder of geen beschikbaarheidbijdrage dan aangevraagd. Er kunnen geen rechten worden ontleend aan het huidige toewijzingsprotocol voor de toewijzing in de komende jaren.
1.2 Begrippen Beschikte opleidingsplaats:
•
Concept toewijzingsvoorstel:
•
Definitief toewijzingsvoorstel:
•
Doorstroomplaatsen
•
Erkenningsdatum
•
Historisch opleidingsvolume:
•
ingevulde) opleidingsplaats waarvoor (eerder) een beschikbaarheidbijdrage is verstrekt. conceptvoorstel van TOP m.b.t. toegewezen instroomplaatsen, voortkomend uit de beslisregels van het toewijzingsprotocol. definitief voorstel vanuit TOP m.b.t. toegewezen instroomplaatsen, voortkomend uit de beslisregels van het toewijzingsprotocol, en rekening houdend met de door de praktijkopleidingsinstellingen ingediende zienswijzen. de opleidingsplaatsen die vóór 2016 zijn aangevangen de datum waarop de praktijkopleidingsinstelling aantoonbaar definitief is erkend door een opleidingsinstelling om een of meer opleidingsplaatsen voor een bepaalde opleiding te verzorgen. het aantal opleidelingen conform het (opleidings)register maal het aantal maanden dat betreffende opleidelingen in opleiding waren over de periode dat de praktijkopleidinginstelling in het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 erkend was.
1
Voor de klinisch neuropsychoog geldt het voorbehoud dat de vereiste wet- en regelgeving bijtijds aangepast moet zijn. 2 De volgende veldpartijen zijn direct betrokken bij de stichting: GGZ Nederland, LVVP, NVZ, NFU, VGN, Actiz, NIP, NVO, NVP, NVGZP, V&VN.
2
Instelling jeugd-ggz
Instroomplaatsen Klacht Loting Nieuw erkende praktijkopleidinginstelling
Onbeschikte opleidingsplaats: Opleidingen
Opleidingsinstelling
Praktijkopleidinginstelling
Registerhouders De stichting Subsidiabele opleidingsplaats Verdeelplan
Zienswijze
• een instelling die GGZ levert aan uitsluitend jongeren tot 18 jaar en daardoor niet in aanmerking komt voor een beschikbaarheidfinanciering op grond van de WMG voor opleidingsplaatsen. • de opleidingsplaatsen die in 2016 aanvangen. • grief/protest/bezwaar van praktijkopleidinginstelling over de toewijzingsprocedure. • loting, die de notaris verricht. • praktijkopleidinginstelling die in de periode 1 april 2014 tot en met 31 maart 2015 voor het eerst sinds 2008 is definitief erkend voor de betreffende opleiding. • (ingevulde) opleidingsplaats waarvoor (eerder) geen beschikbaarheidbijdrage is verstrekt. • opleidingen tot gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog, en verpleegkundig specialist ggz (3-jarige variant). • de stichting, dan wel het samenwerkingsverband, die/dat is erkend door de Registratiecommissie Specialismen Gezondheidszorgpsycholoog voor het verzorgen van de opleiding tot klinisch psycholoog of klinisch neuropsycholoog dan wel de rechtspersoon die een opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog of psychotherapeut verzorgt en als zodanig is aangewezen door de minister van VWS dan wel de Stichting Opleidingsinstelling GGZ-VS die erkend is om de 3-jarige opleiding tot Verpleegkundig Specialist GGZ te verzorgen. • opleidende zorginstelling of zorgaanbieder of het samenwerkingsverband van zorginstellingen en/of zorgaanbieders dat is erkend door de opleidingsinstelling voor het verzorgen van het praktijkgedeelte van de opleiding tot gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut, klinisch psycholoog, klinisch neuropsycholoog of verpleegkundig specialist. • rechtspersonen die de registratie van opleidingsplaatsen bijhouden. • de stichting TOP-opleidingsplaatsen • opleidingsplaats die in aanmerking komt voor publieke financiering via beschikbaarheidfinanciering of rijkssubsidie. • het plan van VWS voor de verdeling van instroom en doorstroomplaatsen per praktijkopleidinginstelling per opleiding per sector op basis van het toewijzingsvoorstel. • reactie van een praktijkopleidinginstelling op het concepttoewijzingsvoorstel van TOP. 3
1.3. Uitgangspunten voor het toewijzingsproces 2016 1. Erkenning praktijkopleidinginstellingen. Alleen praktijkopleidinginstellingen die op 1 april 2015 aantoonbaar definitief erkend zijn komen in aanmerking voor opname in het toewijzingsvoorstel 2016. 2. Toewijzing instroomplaatsen naar sectoren. Bij de toewijzing wordt de historische procentuele verdeelsleutel tussen de volgende onderscheiden subsidiabele3 sectoren gehanteerd: epilepsie (EP), geestelijke gezondheidszorg (GGZ), gehandicaptenzorg (GHZ), Revalidatie (REV), verpleeghuiszorg (VPL) en ziekenhuiszorg (ZKH). Gz-psycholoog Psychotherapeut Klinisch psycholoog Klinisch neuropsycholoog4 GGz verpleegkundig specialist
EP 1%
GGZ 79% 98% 82%
GHZ REV 6% 1% 2% 1% 100%
VPL 6%
ZKH 7% 17%
100%
3. Subsidiabele Doorstroom. Voor de opleiding tot verpleegkundig specialist geldt dat alleen de subsidiabele doorstroom in aanmerking komt voor opname in het toewijzingsvoorstel. Dit is het geval, wanneer de praktijkopleidinginstelling voor de desbetreffende opleidingsplaats eerder beschikbaarheidfinanciering heeft ontvangen. 4. Continuïteit van opleidingsvolume: historisch opleidingsvolume Continuïteit van de opgebouwde opleidingscapaciteit op het niveau van de praktijkopleidinginstelling wordt belangrijk geacht. Daarom wordt de in het verleden gepleegde opleidingsinspanning meegewogen in het zgn. ‘historisch opleidingsvolume’ (HOV). Hiervoor maakt de stichting gebruik van de gegevens zoals vastgesteld in de registraties (VS GGZ) en het register van de FGzPt (GZ, PT en KP)over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014: • zowel het aantal gesubsidieerde als ongesubsidieerde opleidingsplaatsen wordt meegerekend naar rato over de periode dat de betreffende praktijkopleidinginstelling door de opleidingsinstelling erkend is formule: het aantal opleidelingen maal het aantal maanden dat betreffende opleidelingen conform het opleidingsregister in opleiding waren over de periode dat de praktijkopleidinginstelling in de laatste drie jaar (dat wil zeggen in het tijdvak 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014) erkend was. Als een opleideling in een deel van een maand in opleiding is geweest, dan geldt dat als hele maand, ook al betrof de opleidingsrelatie in die maand slechts één dag.
3
De stichting doet een sectorcheck om nieuw erkende instellingen in te kunnen delen in een sector. Dit is aan een aantal vereisten gebonden zoals het verlenen van zorg door de nieuw erkende instelling vanuit de ZVW of de wet langdurige zorg. 4 De opleiding tot klinisch neuropsycholoog wordt in 2016 voor het eerst beschikt. Omdat de opleiding geen historische verdeelsleutel kent wordt voor 2016 geen sectorverdeling gehanteerd. Ten aanzien van de mogelijkheid om de huidige doorstromers KNP in aanmerking te laten komen voor beschikbaarheidbijdrage voor instroomplaatsen vindt nader overleg plaats met het ministerie van VWS.
4
•
Berekening bijbehorende fte: voor de opleidingen Gezondheidszorgpsycholoog en Verpleegkundig Specialist in de GGZ naar rato van de formatie en het startmoment in het kalenderjaar. Voor de deeltijdopleidingen Klinisch Psycholoog, Klinisch Neuropsycholoog en Psychotherapeut wordt de bijbehorende fulltime-equivalent berekend door vermenigvuldiging van het startmoment in het jaar met de voor vorige jaren gehanteerde correctiefactoren: respectievelijk 0.75, 0.75 en 0.5.
5. Bestaande en nieuwe erkenningen. De beschikbare instroomplaatsen worden verdeeld over zowel nieuwe als reeds erkende praktijkopleidinginstellingen. Per jaar wordt een percentage van het toe te wijzen aantal plaatsen onder de nieuw erkende instellingen verdeeld. - Een praktijkopleidinginstelling die wordt erkend voor een andere opleiding dan waarvoor de instelling reeds is erkend, wordt beschouwd als een nieuw erkende praktijkopleidinginstelling voor die nieuwe opleiding. - Een erkenning is niet sectorgebonden. - Het percentage opleidingsplaatsen voor nieuw erkende praktijkopleidingsinstellingen is gebaseerd op de verhouding van het aantal maanden dat nieuw erkende (in die jaren) en reeds erkende praktijkopleidinginstellingen hebben opgeleid over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014. Dit cijfer wordt vervolgens gemiddeld (toewijzingsprotocol 2015; 2,445%) en is over alle sectoren van toepassing. - Als toepassing van het percentage van het aantal instroomplaatsen ertoe leidt dat het aantal instroomplaatsen 0,49 of minder wordt en afronding naar beneden betekent dat er 0 instroomplaatsen zouden komen voor nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen dan wordt in die situatie toch 1 instroomplaats beschikbaar gesteld voor toewijzing. - Als er meer instroomplaatsen worden aangevraagd door nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen dan beschikbaar, wordt het aantal instroomplaatsen voor nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen verloot onder de nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen. Iedere nieuw erkende praktijkopleidinginstelling heeft kans op maximaal 1 instroomplaats per opleiding. Deze beslisregel maakt een start van nieuwe praktijkopleidinginstellingen en bestaande praktijkopleidinginstellingen die een nieuwe opleiding willen aanbieden mogelijk. 6. Aanvraag is bepalend. Praktijkopleidinginstellingen kunnen niet meer instroomplaatsen toegewezen krijgen dan het aantal dat ze hebben aangevraagd. 7. Overgebleven plaatsen Zo mogelijk worden alle overgebleven opleidingsplaatsen verdeeld. Als blijkt dat er minder aanvragen zijn dan beschikbare instroomplaatsen per opleiding per sector (zowel voor nieuw als reeds erkende instellingen), dan worden de overgebleven instroomplaatsen ter toewijzing naar de andere sectoren overgeheveld. De sectoren worden dan opgehoogd naar rato van hun onderlinge verhouding, waarbij wordt afgerond naar beneden. De overblijvende plaatsen worden vervolgens aflopend toegewezen aan de sectoren met een volume lager dan 1. 7.
Invloed organisatie- of erkenningwijzigingen. Er wordt rekening gehouden met de aantoonbare wijzigingen van de organisatorische situatie of de erkenningsituatie van praktijkopleidinginstellingen die uiterlijk 31 maart 2015 aan de stichting per mail bekend zijn gemaakt: - bij fusies geldt de erkenning van de oudst erkende fusiepartner. Het HOV van de gefuseerde instellingen worden opgeteld. 5
-
-
-
Bij splitsingen wordt het HOV toegekend aan de oorspronkelijk erkende praktijkopleidinginstelling. Als de afsplitsing een erkenning verwerft, dan wordt deze als nieuw erkend beschouwd. Deze situatie betreft uitdrukkelijk niet een samenwerkingsverband van praktijkopleidinginstellingen, waarvan een van de praktijkopleidinginstellingen zelfstandig kan en wil gaan opleiden. als twee praktijkopleidingsinstellingen met elkaar samenwerken bij de inrichting van een opleidingsplaats, dan kan slechts 1 praktijkopleidingsinstelling de beschikbaarheidbijdrage aanvragen. Als een praktijkopleidinginstelling niet meer in een samenwerkingsverband, maar zelfstandig wil gaan opleiden, dan wordt deze praktijkopleidinginstelling als reeds erkend en niet als nieuw erkend beschouwd. Het eventueel opgebouwde historisch opleidingsvolume tijdens de samenwerking wordt meegenomen als gegeven in het rekenmodel.
8.
Jeugd GGZ In het toewijzingsvoorstel wordt per opleiding expliciet aangegeven welke opleidingsplaatsen zijn toegewezen aan een erkende praktijkopleidingsinstelling die uitsluitend ggz aanbiedt aan jeugdigen tot 18 jaar. Praktijkopleidingsinstellingen die naast jeugd ggz zorg aanbieden aan patiënten van 18 jaar en ouder kunnen een beroep doen op beschikbaarheidfinanciering.5
9.
Basis- en gespecialiseerde GGz. Er is nog onvoldoende informatie beschikbaar over een evenwichtige verdeling van opleidingsplaatsen tussen generalistische basis GGz (bg-ggz) en gespecialiseerde GGz (sggz). 2015 zal gebruikt om deze informatie verder te verzamelen.
2.
De totstandkoming van het toewijzingsvoorstel 2016:
2.1. Beslisregels Op basis van de uitgangspunten worden de volgende beslisregels gehanteerd bij de opstelling van het toewijzingsvoorstel: 1. Indien het aantal aangevraagde instroomplaatsen per opleiding per sector kleiner dan of gelijk is aan het aantal beschikbare instroomplaatsen in personen, worden de instroomplaatsen volledig in het concept-toewijzingsvoorstel opgenomen voor de betreffende opleiding in de betreffende sector. 2. Indien het aantal aangevraagde instroomplaatsen hoger is dan het aantal beschikbare instroomplaatsen in personen, gelden de besliscriteria zoals beschreven in paragraaf 2.2.
5
Om in het toewijzingsvoorstel expliciet te kunnen vermelden welke opleidingsplaatsen voor rijkssubsidie in aanmerking komen, dienen de praktijkinstellingen bij de inventarisatie van de gewenste instroom aan te geven of zij al dan niet in 2016 ggz leveren uitsluitend aan jongeren tot 18 jaar. De desbetreffende instellingen dienen hun subsidieaanvraag bij VWS in te dienen. Het totaal aantal toe te wijzen opleidingsplaatsen blijft gelijk ongeacht het aantal jeugd-ggz instellingen dat in aanmerking komt voor een subsidie via VWS. Zie voor meer informatie www.de stichting.nl
6
3. In die gevallen waarin dit protocol niet voorziet, neemt de voorzitter van de stichting op basis van de vigerende wet- en regelgeving alsmede de uitgangspunten van het onderhavige protocol, gemotiveerd een beslissing. Zodra dit aan de orde is zal hiervan mededeling worden gedaan op de website www.top-opleidingsplaatsen.nl .
2.2. Stappen om tot het verdeelvoorstel te komen Voor elke sector worden dezelfde onderstaande stappen gevolgd. Stap 1. Verdeling tussen nieuw en eerder erkende praktijkopleidinginstellingen Per sector wordt het aantal instroomplaatsen voor nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen berekend én het aantal instroomplaatsen voor eerder erkende praktijkopleidinginstellingen. 1.1 Nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen Het aantal instroomplaatsen voor de nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen per sector en per opleiding wordt als volgt bepaald: Over de periode 1 januari 2012 tot en met 31 december 2014 wordt uitgerekend wat de verhouding is tussen de nieuw erkende en reeds erkende praktijkopleidinginstellingen voor wat betreft zowel de subsidiabele/beschikte als onbeschikte gerealiseerde opleidingsplaatsen. Het resultaat hiervan wordt vermenigvuldigd met het totale aantal voor de sector beschikbare instroom. De uitkomst is het beschikbare aantal instroomplaatsen voor de nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen. 1.1.1. Iedere nieuw erkende praktijkopleidinginstelling ontvangt 1 instroomplaats, tenzij er meer nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen zijn dan beschikbare instroomplaatsen voor de nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen. 1.1.2. In dit geval worden de instroomplaatsen via loting (uitgevoerd door een notaris) toegewezen. Iedere nieuw erkende praktijkopleidinginstelling dingt mee naar 1 subsidiabele opleidingsplaats per opleiding. 1.1.3. Wanneer er meer instroomplaatsen beschikbaar zijn dan nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen, dan worden de resterende instroomplaatsen toegewezen aan de reeds erkende praktijkopleidinginstellingen in beginsel eerst binnen de sector. Het maximale aantal te beschikken plaatsen in de betreffende sector wordt verhoogd met het aantal resterende plaatsen. Stap 2: Eerder erkende praktijkopleidinginstellingen. De beschikbare instroomplaatsen (in personen) voor reeds erkende praktijkopleidinginstellingen worden als volgt verdeeld: 2.1 Per praktijkopleidinginstelling wordt het percentage van het historisch opleidingsvolume (HOV) t.o.v. het totaal van het historisch opleidingsvolume berekend. Dit percentage historisch opleidingsvolume wordt vermenigvuldigd met het beschikbare aantal opleidingsplaatsen. De uitkomst hiervan, afgerond naar een geheel getal naar beneden, geeft het aantal instroomplaatsen per praktijkopleidinginstelling weer. De uitkomst kan nul zijn. Indien blijkt dat het 7
aantal toegewezen instroomplaatsen voor de praktijkopleidinginstelling groter is dan de instroombehoefte, dan wordt het aantal toegewezen instroomplaatsen naar het aantal van de geïnventariseerde instroombehoefte bijgesteld. Voorbeeld: Een praktijkopleidingsinstelling leidt op tot GZ-psycholoog en heeft een HOV van 100. Het totaal HOV van alle praktijkopleidingsinstellingen is 5300. Het percentage is dan 100/5300 = 0,01887 = 1,89% Het aantal opleidingsplaatsen is 500. Dit levert 9,43 (0,0189*500) beschikte opleidingsplaatsen op; afgerond naar beneden: 9 Als de praktijkopleidingsinstelling meer dan 9 plaatsen heeft aangevraagd dan worden er 9 toegewezen; als de praktijkopleidingsinstelling minder dan 9 plaatsen heeft aangevraagd dan wordt dit gevraagde aantal toegewezen. 2.2 De door afronding naar beneden ontstane instroomplaatsen worden verdeeld over de praktijkopleidinginstellingen met een HOV dat tot minder dan 1 instroomplaats leidt. De praktijkopleidinginstelling uit deze groep met het hoogste historisch opleidingsvolume krijgt als eerste een plaats toegewezen. Iedere praktijkopleidinginstelling krijgt 1 instroomplaats toegewezen. Als blijkt dat praktijkopleidinginstellingen op basis van het percentage historisch opleidingsvolume evenveel aanspraak maakt op opleidingsplaatsen, dan zullen de praktijkopleidinginstellingen die in de periode 2010-2014 de grootste groei gekend hebben in aantal plaatsen, het eerst in aanmerking komen voor het inleveren van een instroomplaats. In de situatie dat twee of meer praktijkopleidinginstellingen in dezelfde mate in aanmerking komen voor het inleveren van instroomplaatsen geldt dat de praktijkopleidinginstelling die de grootste procentuele groei gekend heeft het eerst in aanmerking komt voor het inleveren van een plaats.6 2.3 Zodra het maximale aantal instroomplaatsen voor die opleiding in die sector bereikt is, stopt het toewijzen van de instroomplaatsen. Stap 3. Stap 3, als er nog instroomplaatsen resteren, bestaat uit een herhaling van stappen onder 2. Als er hierna nog instroomplaatsen resteren, ontvangen de nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen zonder instroomplaats 1 instroomplaats, op volgorde van loting. Dit proces verloopt iteratief: indien er hierna nog instroomplaatsen resteren, ontvangen de nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen met een behoefte van 2 of meer instroomplaatsen 1 instroomplaats, op volgorde van loting; etc. De concepttoewijzing van de aanvragen uit de eerste inventarisatieronde voor de instroomplaatsen van de betreffende sector(en) kunnen alleen door de zienswijzen naar aanleiding van de eerste inventarisatieronde worden aangetast. Stap 4. Als na het verwerken van de zienswijzen naar aanleiding van de inventarisatieronde blijkt dat er minder aanvragen dan beschikbare instroomplaatsen voor een bepaalde opleiding per sector zijn, dan wordt er een extra inventarisatieronde uitgezet.
6
Een rekenvoorbeeld staat op de website;www.top-opleidingsplaatsen.nl
8
De eerdere toewijzing kan niet door de extra inventarisatieronde, noch door de zienswijzen naar aanleiding van de extra inventarisatieronde worden aangetast. De resultaten van de extra inventarisatieronde worden gebruikt in deze extra stap 4. De resterende instroomplaatsen worden toegewezen volgens de systematiek zoals hierboven beschreven.
3. Zienswijzen Zienswijzen zijn mogelijk op basis van de volgende situaties: A. het toewijzingsvoorstel is op basis van onjuiste verwerking van de feiten tot stand gekomen; B. het toewijzingsvoorstel is niet transparant en/of niet toetsbaar tot stand gekomen; C. er is afgeweken van het toewijzingsprotocol; D. er is sprake van bijzondere omstandigheden. Proces: 1. Voor het indienen van een zienswijze dient de praktijkopleidinginstelling het digitale formulier op de website www.top-opleidingsplaatsen.nl te gebruiken. 2. De stichting laat de praktijkopleidinginstelling weten dat de zienswijze in goede orde ontvangen is, danwel of er benodigde informatie ontbreekt. 3. De zienswijze wordt besproken door de secretarissenoverleg van de stichting op het eerstvolgende overleg na de sluitingsdatum voor het indienen van zienswijzen. De bespreking van zienswijzen vindt plaats op basis van alle verzamelde zienswijzen, zij worden vervolgens besproken en gewogen en kunnen eventueel leiden tot een nieuw voorstel. nav het eerste concept-toewijzingsvoorstel a. Binnen 10 dagen na sluiting van de termijn van indienen ontvangt de praktijkopleidinginstelling een reactie op de zienswijze nav het eerste concept toewijzingsvoorstel. De reactie bevat: - Een besluit met betrekking tot de zienswijze - Een onderbouwing van de commissie waarop zij haar besluit baseert nav het tweede concept-toewijzingsvoorstel a. Binnen 7 dagen na sluiting van de termijn van indienen ontvangt de praktijkopleidinginstelling een reactie op de zienswijze nav het tweede concept toewijzingsvoorstel. De reactie bevat: - Een besluit met betrekking tot de zienswijze - Een onderbouwing van de commissie waarop zij haar besluit baseert a. Wanneer de praktijkopleidingsinstelling het met de uitslag als bedoeld in punt 5 niet eens is, kan zij daartegen geen bezwaar maken. Commissieleden; De zienswijzen worden besproken in de commissie Zienswijzen van de stichting. Deze bestaat uit drie leden; te weten een onafhankelijk voorzitter en twee leden. De leden komen vanuit de veldpartijen verenigd in de stichting.
9
NB. geen zienswijzen zijn mogelijk over de uitslag van de loting (stap 3). Dit in verband met de privacy-gevoeligheid van de informatie. Zienswijzen kunnen worden ingediend tot en met 15 mei; 17.00 uur (psy beroepen) of 22 mei 17.00 uur (GGZ-VS)
4. Klachtenprocedure Praktijkopleidinginstellingen die ten aanzien van de totstandkoming van het definitieve toewijzingsvoorstel een klacht hebben, kunnen deze bij het bestuur van de stichting de stichting indienen. Klachten zijn denkbaar in de volgende situaties: a) het toewijzingsvoorstel is op basis van onjuiste verwerking van de feiten tot stand gekomen; b) het toewijzingsvoorstel is niet transparant en/of niet toetsbaar tot stand gekomen; c) er is afgeweken van het toewijzingsprotocol; d) er is sprake van onzorgvuldige of onbehoorlijke bejegening. e) TOP heeft in redelijkheid niet tot dit voorstel kunnen komen Klachten die betrekking hebben op hetzelfde onderwerp als waarover een zienswijze is ingediend en besproken worden niet in behandeling genomen. Proces: 1. Voor het indienen van een klacht dient de praktijkopleidinginstelling het digitale formulier op de website www.top-opleidingsplaatsen.nl te gebruiken. 2. De stichting laat de praktijkopleidinginstelling weten dat de klacht in goede orde ontvangen is, danwel dat benodigde informatie ontbreekt. 3. De klacht wordt besproken in de klachtencommissie van de stichting 4. Binnen 2 weken na ontvangst van de klacht ontvangt de praktijkopleidinginstelling een reactie op de klacht. De reactie bevat: - Een besluit met betrekking tot de klacht - Een onderbouwing van de commissie waarop zij haar besluit baseert Klachtencommissie; De klacht wordt behandeld door de klachtencommissie die voor dit doel in het leven is geroepen. NB. Klachten over de uitslag van de loting (stap 3) zijn niet mogelijk in verband met de privacygevoeligheid van de informatie. Klachten kunnen worden ingediend tot 1 juli 17.00 uur.
5. Tijdpad realisatie toewijzingsvoorstel 2016 a. De stichting ontvangt uiterlijk 1 april 2015 van de opleidingsinstellingen (psy-beroepen) gegevens over : de instroom per erkende praktijkopleidinginstelling per opleiding voor 2016 10
-
de nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen en de erkenningsdatum de instroom van deze praktijkopleidinginstellingen per opleiding voor 2016
De stichting neemt deze gegevens onvoorwaardelijk over en beschouwt het aangeleverde als gegeven. De stichting zal derhalve geen wijzigingen aanbrengen in de voornoemde gegevens en kan geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden indien deze gegevens niet correct blijken te zijn. b. De stichting ontvangt uiterlijk 1 april 2015 van de FGzPt uit het Opleidingsregister de gegevens waarop ten aanzien van de opleidingen gezondheidszorgpsycholoog, psychotherapeut en klinisch psycholoog wordt toegewezen. Het betreft gegevens met betrekking tot het historisch opleidingsvolume (HOV). De stichting neemt deze gegevens onvoorwaardelijk over en beschouwt het aangeleverde als gegeven. De stichting zal derhalve geen wijzigingen aanbrengen in de voornoemde gegevens en kan geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden indien deze gegevens niet correct blijken te zijn. c. Uiterlijk 1 mei 2015 ontvangt de stichting van het opleidingsinstituut GGZ VS alle gegevens m.b.t. de instroom en doorstroom 2016 voor de Verpleegkundig Specialist GGZ. - de geplande instroom per erkende praktijkopleidinginstelling per opleiding voor 2016 - de nieuw erkende praktijkopleidinginstellingen en de erkenningsdatum - de geplande instroom van deze praktijkopleidinginstellingen per opleiding voor 2016 De stichting neemt deze gegevens onvoorwaardelijk over en beschouwt het aangeleverde als gegeven. De stichting zal derhalve geen wijzigingen aanbrengen in de voornoemde gegevens en kan geen enkele aansprakelijkheid aanvaarden indien deze gegevens niet correct blijken te zijn. d. De stichting toetst of praktijkopleidinginstellingen in aanmerking komen voor instroomplaatsen aan de hand van de vereisten van het spelregeldocument (uitsluitend praktijkopleidings-instellingen die erkend zijn op uiterlijk 31 maart 2015 komen in aanmerking). e. De stichting past de beslisregels uit dit protocol toe om te komen tot het concepttoewijzingsvoorstel 2016. f.
De stichting verstuurt het concept-toewijzingsvoorstel uiterlijk 1 mei 2015 aan de praktijkopleidinginstellingen voor de zgn. psy-beroepen en op 15 mei aan de praktijkopleidinginstellingen GGZ-VS.
g. Praktijkopleidinginstellingen kunnen hun zienswijze op het concept-toewijzingsvoorstel uiterlijk 15 mei 2015 (psy beroepen), danwel 22 mei (GGZ-VS) aan de stichting kenbaar maken. Na deze deadline ontvangen zienswijzen worden niet meer in behandeling genomen. De stichting gaat ervan uit dat praktijkopleidinginstellingen die niet gereageerd hebben, instemmen met het concept toewijzingsvoorstel. Een zienswijze is mogelijk in de volgende situaties: a. het toewijzingsvoorstel is op basis van onjuiste verwerking van de feiten tot stand gekomen; b. het toewijzingsvoorstel is niet transparant en/of niet toetsbaar tot stand gekomen; 11
c. er is afgeweken van het toewijzingsprotocol; d. er is sprake van bijzondere omstandigheden. Voor het indienen van een zienswijze dient de praktijkopleidinginstelling het digitale formulier op de website www.top-opleidingsplaatsen.nl te gebruiken. Wanneer de zienswijze niet op de voorgeschreven manier wordt ingediend, maakt de stichting de praktijkopleidinginstelling hierop attent. De praktijkopleidinginstelling krijgt 48 uur de kans de gegevens op de gevraagde manier aan te leveren. h. De stichting geeft een onderbouwde reactie aan praktijkopleidinginstellingen; voor 29 mei 2015 (zowel psy als GGZ-VS), die een zienswijze hebben ingediend. Hierin geeft de stichting aan of de zienswijze gevolgd wordt en of dit leidt tot een herziening van het toewijzingsvoorstel. i.
Indien praktijkopleidinginstellingen een of meerdere eerder geplande instroomplaatsen voor 2016 willen terugtrekken, geven ze dit uiterlijk 15 mei 2015 (psy) danwel 22 mei 2015 (GGZVS) aan de stichting door. Eventuele toegewezen opleidingsplaatsen kunnen dan opnieuw verdeeld worden. Na het definitieve toewijzingsvoorstel op 15 juli kan dit niet meer.
j.
In het geval dat er voor een opleiding-sector combinatie minder aanvragen dan beschikbare instroomplaatsen zijn, informeert de stichting uiterlijk 22 mei 2015 zowel opleidingsinstituten als praktijkopleidinginstellingen dat een extra inventarisatieronde voor Stap 4 mogelijk wordt gemaakt. Van de extra Stap 4 wordt pas na de verwerking en beantwoording van de zienswijzen in die opleiding-sector combinatie gebruikt gemaakt. Het vóór de extra Stap 4 verkregen toewijzingsresultaat kan door een eventuele extra inventarisatie- en toewijzingsronde hoger worden.
k. De stichting ontvangt uiterlijk 1 juni 2015 van de opleidingsinstituten de resultaten van de extra inventarisatieronde, namelijk de geplande extra instroom per praktijkopleidingsinstelling per opleiding voor 2016 op 1 juni 2015. l.
De stichting legt uiterlijk 10 juni 2015 het eventueel tweede concept-toewijzingsvoorstel aan de desbetreffende praktijkopleidinginstellingen voor.
m. Praktijkopleidinginstellingen die deel hebben genomen aan de extra inventarisatieronde kunnen hun zienswijze op het tweede concept-toewijzingsvoorstel uiterlijk 17 juni 2014 17 uur aan de stichting kenbaar maken. Na deze gestelde deadline ontvangen zienswijzen worden niet meer in behandeling genomen. de stichting gaat ervan uit dat praktijkopleidinginstellingen die niet gereageerd hebben, instemmen met het concept toewijzingsvoorstel. n. De stichting beoordeelt de zienswijzen van de praktijkopleidinginstellingen voor 25 juni. De stichting stelt het toewijzingsvoorstel op 26 juni 2015 voorlopig vast, stuurt deze ter informatie aan de praktijkopleidinginstellingen en communiceert aan de praktijkopleidinginstellingen met een afwijkende zienswijze of hun zienswijze is gevolgd of niet. o. Aan instellingen wordt vervolgens de gelegenheid geboden om uiterlijk op 1 juli 2015 tot en met 17.00 uur een klacht in te dienen of een geschil aanhangig te maken. Voor een beschrijving van de klachten- en geschillenprocedure zie paragraaf 4. 12
p. Nadat de klachtencommissie een uitspraak heeft gedaan in een klacht- of geschilprocedure stelt de stichting het definitieve toewijzingsvoorstel vast. q. De stichting legt het definitieve toewijzingsvoorstel uiterlijk op 15 juli 2015 ter toetsing aan VWS voor. De stichting legt het toewijzingsvoorstel conform het door VWS voorgeschreven format aan VWS voor. Dit format is voorzien van een verklaring dat de stichting het Toewijzingsvoorstel conform haar Toewijzingsprotocol heeft opgesteld. Na de vaststelling van het verdeelplan door VWS is dit het uitgangspunt voor de bekostiging van de opleidingsplaatsen per opleidende zorginstelling. Wijziging van het verdeelplan is niet mogelijk. Hieronder is een vereenvoudigd overzicht van de tijdsplanning opgenomen.
Planning activiteiten toewijzingsprocedure 2016 Opleidingsinstellingen geven de stichting behoefte instroomplaatsen nieuw erkende en reeds erkende praktijkopleidinginstellingen door GGZ-VS en FGzPt leveren gevraagde data mbt doorstroom en HOV aan de stichting aan De stichting legt eerste concept-toewijzingsvoorstel aan praktijkopleidinginstellingen voor Praktijkopleidinginstellingen geven door of zij geplande instroomplaatsen voor 2016 willen terugtrekken Praktijkopleidinginstellingen kunnen zienswijze op concepttoewijzingsvoorstel aan de stichting kenbaar maken De stichting informeert praktijkopleidinginstellingen en opleidingsinstellingen over eventuele extra stap (Stap 4) Opleidingsinstellingen geven resultaten extra inventarisatieronde door De stichting reageert op zienswijzen naar aanleiding van concept toewijzingsvoorstel De stichting legt tweede concept-toewijzingsvoorstel aan praktijkopleidinginstellingen voor (nav eventuele Stap 4) Desbetreffende praktijkopleidinginstellingen kunnen zienswijze op tweede concept-toewijzingsvoorstel aan de stichting kenbaar maken De stichting stuurt reactie op zienswijzen van praktijkopleidinginstellingen nav tweede concept-toewijzingsvoorstel De stichting stuurt definitief concept-toewijzingsvoorstel naar praktijkopleidingsinstellingen Praktijkopleidinginstellingen kunnen klachten op definitief concepttoewijzingsvoorstel aan de stichting kenbaar maken De stichting stuurt reactie op klachten van praktijkopleidinginstelling De stichting stuurt definitief toewijzingsvoorstel aan praktijkopleidinginstellingen De stichting stuurt definitief voorstel aan VWS
13
Deadline 2015 1 april (psy) 1 mei (VS) 1 april (FGzPt) 1 mei (VS)
1 mei (psy) 15 mei (VS) 15 mei (psy) 22 mei (VS) 15 mei (psy) 22 mei (VS) 22 mei (psy en
VS) 1 juni 29 mei (psy en VS) 10 juni 17 juni 25 juni 25 juni 1 juli 9 juli 15 juli 15 juli