TOETSTAAK 16: REIZEN MET DE TREIN
Vaardigheid: spreken. Doelstelling: eindterm 6 beheersen: de cursist kan informatie vragen en geven. Verwerkingsniveau: structurerend. Context: Openbaar en privé-vervoer.
INTRODUCTIE De toetsafnemer stelt de cursist gerust aan de hand van een kort introducerend gesprek over reizen met de trein. Het is belangrijk voor het goede verloop van de toetstaak dat de cursist even kan praten zonder dat hij daarop beoordeeld wordt. Neemt de cursist soms de trein, of de bus? Koopt hij dan telkens een kaartje of heeft hij een abonnement? Als je de trein neemt, hoe weet je dan wanneer en waar de trein vertrekt? Wat vindt hij het gemakkelijkst om zich snel te verplaatsen? Een voordeel van reizen met het openbaar vervoer is dat je geen plaats moet zoeken om te parkeren.
INSTRUCTIE De toets: de toetsafnemer geeft de cursist het kopieerblad met de instructies: (zie kopieerblad cursist, toets: spreken 16). De toetsafnemer leest de instructie: Je wil naar Oostende, naar de zee. Je wil de volgende morgen vroeg vertrekken en diezelfde dag nog terugkomen. Je gaat op voorhand je treinkaartje kopen aan het loket. Je vraagt informatie over de trein. -
Vraag wanneer de trein vertrekt. Vraag op welk spoor de trein vertrekt. Vraag wanneer er een trein terugkomt.
Vergeet niet te betalen. Geef de cursist even de tijd om het kopieerblad te lezen. Maak duidelijk dat de toetsafnemer de loketbediende is. Zorg ervoor dat de instructie duidelijk is voor de cursist. Tijdens het uitvoeren van de toetstaak mag de toetsafnemer op geen enkele wijze helpen. Eventueel kunnen de instructies nog eens op dezelfde wijze worden herhaald als ze niet goed begrepen zijn, maar extra uitleg (bijvoorbeeld, woordverklaringen) is uitgesloten. De maximale tijd voor het voeren van het gesprek is 5 minuten. handleiding toetsafnemer
toets: spreken 16 www.CTenO.be/voorbeeldtoetstaken
Gespreksstramien: Dit een vrij open gesprek, maar de toetsafnemer moet bijkomende vragen stellen als de cursist het item niet spontaan aanhaalt. De toetsafnemer moet wel opletten dat hij niet te snel hulpvragen stelt. De cursist moet de tijd krijgen om spontaan uitingen te formuleren. Voorbeeldhulpvragen: “Was er nog iets dat u wilde weten?” “Wanneer wilde vertrekken?” Het kan voorkomen dat een cursist onvoorziene dingen zegt of vraagt. De toetsafnemer reageert daarop naar eigen goeddunken en noteert dit voorval op het scoreblad van de cursist. Zo kan hij er achteraf naar teruggrijpen en op een vergelijkbare manier reageren bij andere cursisten. Maar de toetsafnemer moet er zich altijd van bewust zijn dat hoe meer hij tussenkomt of reageert, hoe meer verschillen hij creëert tussen de cursisten. En dat moet worden vermeden.
handleiding toetsafnemer
toets: spreken 16 www.CTenO.be/voorbeeldtoetstaken
BEOORDELINGSMODEL De nadruk ligt op het overbrengen van de inhoud van de boodschap, niet de vorm. Op dit niveau zijn de vormelijke eisen die kunnen worden gesteld nog zeer laag. Voor vorm wordt dan ook een meer globaal criterium gehanteerd (zie model). Het spreektempo mag laag zijn, maar het gesprek moet in zijn geheel niet langer duren dan 5 minuten. De woordenschat mag omschrijvend zijn.
Toetsitems
Score
Preconditie: De cursist geeft een adequaat antwoord op de vraag (de cursist spreekt over het onderwerp). Inhoud Item 1. De cursist vraagt wanneer de trein vertrekt /zegt dat heel vroeg wil vertrekken.
1
Item 2. De cursist vraagt waar de trein vertrekt.
1
Item 3. De cursist vraagt wanneer er een trein terug is / hij wil dezelfde dag nog terugkeren.
1
Item 4. De cursist vraagt hoeveel hij moet betalen.
1
Spreekdurf De cursist doet actief mee aan het gesprek en wacht niet telkens hulpvragen van de toetsafnemer af om een goed antwoord te formuleren. Vorm: De cursist kan zeer eenvoudige korte zinnen maken met stereotype formuleringen en standaarduitdrukkingen. De zinnen mogen op dit niveau nog af en toe fouten bevatten zoals: uitspraakfouten, fouten tegen de woordvolgorde,... . De fouten die gemaakt worden, hebben geen systematisch karakter; er worden niet steeds dezelfde fouten gemaakt. OF: De cursist kan woordgroepen formuleren, maar maakt systematisch dezelfde fouten, bijvoorbeeld tegen de woordvolgorde, vervoeging,.... OF/EN De cursist maakt veel fouten, maar er ontstaat geen begripsverwarring. OF: De cursist formuleert uitingen van slechts 1 woord, herhaalt handleiding toetsafnemer
1
1
0,5
toets: spreken 16 www.CTenO.be/voorbeeldtoetstaken
enkel de instructie of kan helemaal geen antwoord geven.
0
Totaal
6
(bijgevoegd: scoretabel)
handleiding toetsafnemer
toets: spreken 16 www.CTenO.be/voorbeeldtoetstaken
Naam: …………………………................ Datum: .....................................................
TOETS Je wil naar Oostende, naar de zee. Je wil de volgende morgen vroeg vertrekken en diezelfde dag nog terugkomen. Je gaat op voorhand je treinkaartje kopen aan het loket. Je vraagt informatie over de trein. - Vraag wanneer de trein vertrekt. - Vraag op welk spoor de trein vertrekt. - Vraag wanneer er een trein terugkomt. Vergeet niet te betalen.
kopieerblad cursist
toets: spreken 16