Toetscommissie interventies jeugd
Toetsing juni 2012
Eerste TIJ-rapportage over zeven jeugdinterventies
10
Thuis op straat Charlois A. Beschrijving door TIJ
(op basis van aangereikte documenten en interviews)
1.
Interventiegegevens
Interventie Opdrachtgever
Uitvoerder Periode uitvoering
: Thuis op Straat (TOS) Charlois : Dienst Jeugd, Onderwijs en Samenleving (JOS) (voor stichting Thuis op Straat/TOS Centraal) en deelgemeente Charlois (voor stichting TOS Charlois) : TOS Centraal (methodiekondersteuning in een franchiseformule) en TOS Charlois (uitvoering in deelgemeente Charlois) : van 1 januari 2012 tot 31 december 2012
2. Beschrijving interventie 2.1 Korte samenvatting
Thuis op Straat organiseert activiteiten voor kinderen op pleinen zodat ze, nadat de TOSactiviteiten zijn gestopt, veilig met elkaar buiten kunnen blijven spelen. De inzet heeft tot doel de buitenruimte weer een veilige speelplek te maken. Thuis op Straat hanteert een franchiseconstructie. De methodiekondersteuning wordt gegeven door TOS Centraal. De activiteiten zijn per deelgemeente ondergebracht in zelfstandige stichtingen. Deze rapportage betreft TOS Charlois. TOS Charlois is gegund in een openbare aanbesteding Zorg en Welzijn (perceel 4: Bevorderen Gezonde en Sociale Leefstijl) van 1-1-2012 tot 31-12-2012. TOS Charlois is de enige uitvoerder van dit resultaatgebied in de deelgemeente Charlois
2.2 Doel & 2.3 Doelgroep
TOS Centraal formuleert haar doelen en omschrijft haar doelgroepen als volgt: • Meer kinderen, jongeren en andere buurtbewoners op het plein door het organiseren van activiteiten. Pleinen waar meerdere doelgroepen gebruik van maken, krijgen meer kwaliteit. Speciale aandacht is er voor jonge kinderen en meisjes; • Gedrag. Door haar interventies stimuleert TOS positief gedrag bij kinderen en jongeren. Het gaat onder andere om: rekening houden met anderen, respect voor materiaal/omgeving, bewegen is gezond en eigen kwaliteiten ontdekken en ontwikkelen; • Signaleren. Door alle medewerkers van TOS wordt gesignaleerd. Van een kapot speeltoestel tot een kind in de knel. Wat TOS zelf op kan lossen wordt direct opgepakt. Andere signalen worden gedeeld met partners en er wordt afgesproken wie welke actie onderneemt; • Ouders en volwassenen betrekken bij het plein. Het gaat om direct contact op het plein; • Tegengaan van vandalisme en overlast door veel op straat te zijn en contacten te hebben met jong en oud.
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
49
Op het outputniveau worden door de lokale uitvoeringsorganisaties van TOS, de zogenaamde TOS-praktijken, concrete targets geformuleerd. Deze zijn minutieus uitgewerkt in de plannen van aanpak. TOS Charlois stelt zich onder andere ten doel (Stichting TOS Charlois, 2011, Plan van aanpak, blz 16): • voorbeeld van een beleidsdoelstelling: Het percentage kinderen in de leeftijdgroep 3 tot 12 jaar in Charlois dat minimaal 5 dagen per week buiten speelt, is toegenomen met 7% in 2014 ten opzichte van 2010 op basis van de Rotterdamse Jeugdmonitor. • voorbeeld van een resultaat: Tussen 1-1-2012 en 31 -12-2012 spelen minimaal 1925 unieke kinderen van 3-19 jaar woonachtig in Charlois onder professionele begeleiding van TOS in de buitenruimte in de directe leefomgeving. Voor TOS Charlois is overlast- en criminaliteitsbestrijding geen doelstelling. Het gaat met nadruk om positief jeugdbeleid; het versterken van de beschermende factoren voor een goed speel- en spelklimaat c.q. opvoedingsomgeving voor jonge kinderen. De deelgemeente Charlois bewaakt de samenhang met andere (aanbestedings) trajecten rond overlastbestrijding. Tevens bewaakt de deelgemeente de afstemming en informatie-uitwisseling tussen de verschillende uitvoerders. TOS Charlois sluit aan bij de Kwaliteitssprong op Zuid omdat zij veel aandacht besteedt aan de ontwikkeling van de zogenaamde ‘soft skills’ – sociale vaardigheden en omgangsvormen (uit interview dd. 10-04-2012).
2.4 Aanpak en materiaal
De werkwijze van TOS wordt op stedelijk niveau ontwikkeld door TOS Centraal. Op lokaal niveau – de praktijken in de deelgemeenten – krijgt deze aanpak zijn uiteindelijke kleur. Op voorhand wordt van ieder(e) plein/buurt waar TOS actief is een analyse gemaakt. Daarin probeert de organisatie (informatie van) zo veel mogelijk bewoners en andere organisaties op te nemen. TOS maakt daarbij gebruik van een sterrensysteem voor Rotterdamse pleinen (Boonstra et al., 2010). Op basis van deze analyse wordt bepaald naar welke resultaten toegewerkt wordt. In de uitvoering wordt uitgegaan van een cyclisch proces met een aantal stappen: analyse – plan – uitvoering – tussenevaluatie (analyse) – uitvoering – evaluatie (analyse). In de dagelijkse uitvoering is dit cyclische aspect ook te herkennen. Het gaat dan om het vaststellen van de (vandaag) te behalen resultaten, hoe dat gaat gebeuren (briefing), de daadwerkelijke uitvoering en een evaluatie (data invoeren in elektronisch logboek). Na elke activiteit voert het team van TOS data over de activiteit, de deelnemers, het plein, verdere omgeving, etc. in het informatiesysteem. Dit logboek heeft de volgende functies: • gezamenlijk reflectiemoment; • overdrachtsdocument; • informatiesysteem voor de leidinggevende. De trends en de signalen kunnen zo nodig gedeeld worden met partners en opdrachtgever; • verantwoording (feiten en cijfers) naar de opdrachtgever(s). TOS Centraal werkt met (de ondersteuning van) de volgende interventies/activiteiten: • Organiseren van sport-, spel-, creatieve- en buurtactiviteiten met kinderen en jongeren op pleinen/in buurtjes; • Tijdens de activiteiten contact leggen met deelnemers, aanwezigen en (volwassen) buurtbewoners; • Bij het organiseren van activiteiten jongeren uit de buurt betrekken; • Signaleren en signalen doorgeven (naar partners); • Tijdens het ‘rondje wijk’ signaleren en contacten leggen met wijkbewoners; • Inzetten van het Individueel Volgsysteem voor kinderen (na toestemming ouders); • Categoriseren van pleinen aan de hand van het sterrensysteem dat de organisatie in samenwerking met het Verwey-Jonker heeft ontwikkeld (Boonstra et al., 2010). Aan de hand van een sterdiagram wordt samen met bewoners en andere organisaties een pleinagenda opgesteld.
50
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
De aanpak van TOS Charlois: • De deelgemeente Charlois heeft op basis van de Communties that Care-methodiek een probleemanalyse gemaakt, die vervolgens is verwerkt in het bestek voor de aanbesteding Zorg en Welzijn (Bevorderen van Gezonde en Sociale Leefstijl). Daarbij heeft de deelgemeente de doelstellingen zeer concreet uitgewerkt. TOS Charlois kon op basis daarvan de bijpassende activiteiten SMART uitwerken; • Het primaire proces is het dagelijkse werk in de wijk, dat wil zeggen het organiseren van activiteiten op de pleinen van de deelgemeente. Om ervoor te zorgen dat de uitvoering op kwaliteit blijft en voortdurend reageert op de vragen uit de omgeving is een systeem opgebouwd dat aanzet geeft tot transparante productiecijfers en er een zelfdenkend netwerk in de wijk of buurt gaat ontstaan; • De meeste interventies van TOS worden als een activiteit geformuleerd, zoals de sport- en spelactiviteiten. Daarnaast hecht de organisatie veel waarde aan het ‘betekenisvol aanwezig zijn’ (vgl. Baart, 2001). Dat komt bijvoorbeeld tot uitdrukking bij de rol van TOS in de opvang na het overlijden van een kind. In de marge van sport en spel worden vele doelen bereikt: sociale vaardigheden, gewetensvorming, grenzen stellen en accepteren. Daarbij wordt dus veel gebruik gemaakt de theorie van modelleren. • In aanvulling op de pleinaanpak worden er sport- en spelactiviteiten in het Zuiderpark georganiseerd voor jongeren, vooral voor de wat oudere doelgroep. TOS Centraal geeft aan dat de organisatie een eclectische manier van werken hanteert. De TOS-aanpak is gestoeld op methoden uit het opbouwwerk, sociaal cultureel werk en sportwerk. Thuis Op Straat is te kenmerken als een lerende organisatie; praktijkervarin gen en theorie beïnvloeden elkaar. Dat betekent ook dat persoonlijke ontwikkeling, team- en organisatieontwikkeling al lerend met elkaar verbonden worden (uit interview dd. 21-03-2012).
2.5 Organisatie
TOS streeft naar een plat organisatiemodel en kleinschaligheid. Dit met het oog op flexibiliteit en prioriteit voor de uitvoering en sociaal ondernemerschap. In principe is TOS in Rotterdam per deelgemeente een kleine juridische en zelfstandige werkeenheid met variërend 4–14 vaste medewerkers. Teams bestaan maximaal uit 4–5 vaste medewerkers, aangevuld met jongeren met een bijbaan en stagiaires. De zelfstandige werkeenheden, de TOS-praktijken, zijn franchisenemers van ‘het merk’ TOS. Tot op heden wordt de franchise-fee voor de verschillende praktijken centraal gefinancierd door de dienst JOS. De activiteiten van de lokale praktijken worden grotendeels gesubsidieerd door de deelgemeenten en woningbouwcorporaties. Als franchisehouder treedt TOS-centraal op, een kleine organisatie met 3,11 fte (vier parttimers). De werkzaamheden van TOS-centraal: • verzorgen van scholing voor alle praktijken; • bieden van ondersteuning aan de praktijken; • samen met de praktijken zorg dragen voor werk- en beleidsontwikkeling; • ontwikkelen van strategisch beleid; • kwaliteitsbewaking van werk en merk. Na oprichting van een nieuwe TOS praktijk functioneert die in eerste instantie onder de paraplu van TOS Centraal. Na verloop van tijd volgt zelfstandigheid. De activiteiten van TOS worden gevolgd door het Verwey-Jonker Instituut. Dit instituut volgt onder andere de data van het elektronisch logboek en verricht aanvullend onderzoek. TOS Charlois is een relatief grote praktijk met twintig medewerkers. De praktijk bestaat uit een directeur, twee TOS-bazen en een projectleider Zuiderpark. Daarnaast zijn er 34 jongeren tot 18 jaar die als oproepkracht werken, 20-30 zakgelders en 20-25 stagiaires.
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
51
TOS hecht veel belang aan het inzetten van stagiaires. Dit doet zij om drie redenen: de organisatie is er van overtuigd dat MBO-studenten hun stage bij TOS nuttig kunnen invullen; • het is een investering in nieuwe collega’s en; • revitalisering van het werk, doordat stagiaires nieuwe theoretische en praktische inzichten meenemen vanuit hun opleiding.
3.
Indicatie kosten
TOS Charlois ontvangt in 2012 een subsidie ad. € 1.250.000,-.
4. Resultaten 4.1 Bereik
Het jaarverslag 2011 van TOS Charlois (2012) geeft een uitgebreid overzicht van het aantal bereikte deelnemers. In Charlois zijn er in 2011 met 8.993 kinderen (alle leeftijden) activiteiten ontplooid. Voor uitsplitsing naar leeftijdscategorieën en pleinen verwijzen we naar het jaarverslag. Voor het project in het Zuiderpark wordt op dit moment een nieuwe methode uitgedacht om het bereik van het aantal unieke kontakten te kunnen vaststellen.
4.2 Output
Het jaarverslag 2011 van TOS Charlois (2012) geeft een uitgebreid overzicht van geplande en gerealiseerde uren per activiteit. Er zijn in 2011 in totaal in Charlois over alle pleinen 3240 maal activiteiten (reguliere pleinactiviteiten en vakantieactiviteiten) georganiseerd. Voor verder uitsplitsing verwijzen we naar het jaarverslag.
52
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
4.3 Outcome
Uit verschillende niet-experimentele onderzoeken blijkt dat TOS het speelklimaat, de emotionele/sociale veiligheid voor kinderen en het gedrag van kinderen verbetert. In 2010 is het onderzoek Thuis Op Straat van start gegaan (gefinancierd door ZonMW en uitgevoerd door het Verwey-Jonker Instituut). Doel van het onderzoek is met een experimenteel onderzoeksdesign vast te stellen of TOS daadwerkelijk de emotionele en sociale veiligheid voor kinderen verbetert, het sociaal gedrag van kinderen bevordert en psychosociale- en gedragsproblemen tegengaat. Er zijn verschillende nulmetingen uitgevoerd en dit jaar volgen de eerste resultaten van de effectmeting (zie website ZonMw). TOS Charlois benoemt als belemmerende factoren voor haar effectiviteit de grote doorstroom van bewoners in een aantal wijken (soms 25% per jaar). Sommige basisscholen maken het niet vaak mee dat een kind in groep 1 start en blijft tot groep 8. Hetzelfde geldt dan ook voor pleinactiviteiten. Daarom ziet deelgemeente Charlois TOS eerder als voorziening dan als een interventie. In ieder geval beschouwt de deelgemeente TOS als een langdurige interventie. Een andere belemmerende factor voor effectiviteit is de mismatch tussen de cultuur van school, van thuis en van de straat. TOS tracht met de selectie van de zogenaamde zakgelders en de bijbaners de aansluiting bij de kinderen optimaal te maken. Om de effectiviteit van deze rolmodellen zo groot mogelijk te maken, is er veel aandacht voor de werving en selectie. Men is zich bewust van de potentiële averechtse werking mocht een bijbaner de fout ingaan.
4.4 Neveneffecten
Het komt voor dat stagiaires uit de wijken zelf komen en in die zin eenzelfde voorbeeldrol vervullen als de jongeren die een bijbaan bij TOS hebben.
B. Toetsing door TIJ 1.
Volledigheid van de beschrijving
De aanpak van TOS in de deelgemeente Charlois richt zich op positief jeugdbeleid en universele preventie. Daarmee is de aanpak van TOS in principe gericht op alle jongeren. Voor criminele en overlast gevende jongeren in de deelgemeente is er een andere aanpak; uitgevoerd door andere partijen. Het gaat bij TOS veelal om het teruggeven van de pleinen aan de jongere kinderen. Door de deelgemeente Charlois zijn beleidsdoelen geformuleerd, die vertaald zijn naar outputdoelen voor TOS Charlois (Stichting TOS Charlois, 2011). De doelen van TOS Centraal zijn breed en omvattend. Voor TOS Charlois zijn ze echter heel concreet en pragmatisch. Zowel de methodiek (TOS Centraal) als de concrete activiteiten (TOS Charlois) zijn uitgebreid beschreven.
2.
Degelijkheid van de methodiek
Er wordt in de beschrijvingen geen relatie gelegd met de lijnen uit het Kennisfundament omdat er ook geen doelstelling is geformuleerd over overlastbestrijding. De relatie met het kennisfundament kan wel gelegd worden, met name bij de risicofactoren in relatie tot antisociaal gedrag. De werkzame elementen in de aanpak van TOS dragen bij aan een positieve opgroeiomgeving. Het gaat om het aanleren van sociale vaardigheden, rolmodellen, versterken van de sociale cohesie in de buurt.
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
53
TOS maakt gebruik gemaakt van voor en door- methode, de peer education method (Bandura, 1986; Voorham, 2003) opbouwwerkmethodes, betekenisvolle aanwezigheid (vgl. Baart, 2001) en sport- en spelmethodes. Daarnaast wordt gebruik gemaakt van de volgende effectverhogende maatregelen: • ruimte voor persoonlijke benadering; • feedback over de eigen situatie, gedrag of effecten; • gebruik van beloningsstrategieën; • barrières voor gewenst gedrag wegnemen; • mobiliseren van sociale steun en betrokkenheid; • aanleren van vaardigheden; • interactieve benadering. TOS moet er voor waken haar primaire doelstellingen (meer spelende kinderen op de pleinen) niet uit het oog te verliezen. Door de grote mix van doelstellingen kan de systematische aanpak met effectieve doel-doelgroep-middel-combinaties in gevaar komen.
3.
4.
5.
Uitvoeringsintegriteit
De planning en uitvoering komen goed met elkaar overeen. Er is een stevige TOS-organisatie opgezet in Charlois en de deelgemeente heeft een heldere opdracht geformuleerd. Een belemmerende factor voor een effectieve inzet is het grote verloop van inwoners in een aantal wijken. De ecologische validiteit is groot, omdat de activiteiten worden uitgevoerd in de directe leefomgeving van de deelnemers. Vanuit TOS is er veel aandacht voor selectie, leren, terugkoppeling en training van de professionals. In Charlois komt de aanpak voort uit positief beleid.
Resultaten
In Charlois worden op outputniveau de doelen gerealiseerd. Dit is o.a. af te leiden uit het jaarverslag van Tos Charlois 2011. Het Verwey-Jonker Instituut doet momenteel onderzoek naar outcome-effectiviteit. Theoretisch kan problematisch gedrag zich verplaatsen naar gebieden waar de interventie niet plaatsvindt. Dat is niet gebleken. Ook kunnen rolmodellen een averechts effect sorteren. Dit is in Charlois niet vastgesteld. Gezien de aard van de activiteiten lijkt een bijdrage aan de versterking van de sociale cohesie van wijken aannemelijk. Ondanks dat de aanpak in Charlois niet de expliciete doelstelling heeft om overlast aan te pakken, zal deze daar zeker aan bijdragen doordat de pleinen weer meer door alle bewoners worden gebruikt.
Oordeel: Kansarm, kansrijk, project ter verbetering
TOS Charlois is een kansrijke interventie.
De doelstellingen met betrekking tot buitenspelen, sportparticipatie en het gebruik van de openbare speelruimte worden overwegend gerealiseerd. Er is een sterke theoretische fundering en de methodiek is uitgebreid beschreven. De organisatie is professioneel opgezet en doet actief aan kwaliteitsbewaking. Effectonderzoek wordt uitgevoerd. De uitstekend uitgewerkte aanbesteding (bestek) van de deelgemeente Charlois, als opdrachtgever voor dit resultaatgebeid, zal zeker hebben bijgedragen aan de duidelijke projectbeschrijving.
6.
7.
Aanbevelingen
Op centraal niveau zien we een veelheid aan doelstellingen en een eclectisch gebruik van uiteenlopende methodieken. Wellicht kan dit leiden tot de ontwikkeling van een nieuw model met heldere doel–doelgroep–middelcombinaties. Belangrijk is het duidelijk onderscheiden van de primaire en secundaire doelen.
Geraadpleegde bronnen Interviews:
21-03-2012 – mevrouw M. Martens, directeur, Thuis op Straat Centraal en de heer P. Hartog, beleidsmedewerker Thuis op Straat Centraal
54
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
10-04-2012 – de heer J. Kolste, beleidsmedewerker, deelgemeente Charlois en de heer P. van Gelderen, directeur, Thuis op Straat Charlois
Documenten:
Baart A.J. (2001) Een theorie van de presentie, Utrecht: Lemma (derde vermeerderde druk 2004); Bandura, A. (1986) Social foundations of thought and action: a social cognitive theory. Englewood Cliffs, NJ: Prentice Hall Boonstra N. & R. van Wonderen (2009) ‘Het goede voorbeeld`. Leefbare buurten door de inzet van jongeren van de straat. Verwey-Jonkerinstituut, in opdracht van TOS Centraal en TOS Amsterdam. Utrecht. (ISBN 978-90-5830-321-9) Boonstra N. , R. Verwijs & R. van Wonderen (2009) Voel je thuis op straat. onderzoek naar kindvriendelijkheid en bewonersbetrokkenheid in de wijk Fort-Zeekant in Bergen op Zoom.. Verwey-Jonkerinstituut in opdracht van Thuis Op Straat. (ISBN 978-90-5830-317-2) Boonstra, N., N. Hermens en I. Bakker (2010). De publieke waarde van pleinen; de ontwikkeling en toepassing van een sterrensysteem voor Rotterdamse pleinen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut. Brons, D., Hilhorst, N. en Willemsen, F. (2008). Het kennisfundament t.b.v. de aanpak van criminele Marokkaanse jongeren. Den Haag: Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum/Ministerie van Veiligheid en Justitie. De Nieuwe Lijn i.s.m. Huiskens T. (1998) Thuis Op Straat, PJ Partners, mei 1998 Engbersen R. & K. Voogd (2005) `KOM NAAR BUITEN!´ Thuis Op Straat is er ook! Uitgeverij `De knappe man`. Rotterdam Engbersen, G. & R. (2001) Spelen in de stad, Een essay in opdracht van de stuurgroep `Nationale Duimdropdag´ Uitgegeven door BSW ( Buurt- en speeltuinwerk). Grijzen J. (2008) Projectboek `Resultaatsturing Thuis op Straat` ,publicatie in eigen beheer Thuis op Straat. Karyotis S., T. Tudjman, K. Masson & W. de Jong (2005) Jeugd en Buitenruimte in Rotterdam; het Thuis op Straat project. RISBO Contractresearch BV/ Erasmus (ISBN 90-76613-001) Martens M. & J. Grijzen. (2008) Adviesnotitie Thuis Op Straat in de deelgemeente Charlois inventarisatie van de mogelijkheden en kansen voor de TOS-aanpak in de Tarwewijk, Oud Charlois en Carnisse in de deelgemeente Charlois. Publicatie in eigen beheer. Rotterdam, september 2008. Masson K., S. Karyotis & W. de Jong (2002) De straat aan de jeugd. Een ontwikkelingsgericht onderzoek naar 3 jaar Thuis Op Straat.. Uitgeverij Aksant 2002 (ISBN 90-5260-048-1) Stichting TOS Charlois (2011) Plan van Aanpak Stichting Thuis Op Straat Charlois: Openbare aanbesteding Zorg en Welzijn, Rotterdam-Charlois, Nummer project: 1970711 A0156 Perceel 4 Bevorderen Gezonde en Sociale Leefstijl. Stichting TOS Charlois (2012). Jaarverslag 2011. Rotterdam Thuis op Straat (2008) Leer- en werkboek Thuis Op Straat. Leerboek voor stagiaires. Eigen publicatie. TOS Centraal (2008) Resultaat telt 2007/2008, Een publicatie in eigen beheer over resultaatgestuurd werken. TOS Centraal (2009). Methodiekenboek in ringband. In de ringband verzamelde methodieken ontwikkeld in de TOS-praktijken. Gestart in 2009, wordt jaarlijks aangevuld. TOS Charlois (2012) Jaarverslag 2011, TOS Charlois Voorham A.J.J. (2003). Gezondheidsbevordering voor-en-door de doelgroep; Theoretische onderbouwing en evaluatie bij migranten en ouderen. Proefschrift Maastricht. Wonderen R. van, & N. Boonstra (2008) Voel je thuis op straat. Onderzoek in Amsterdam Noord/Vogelbuurt bij kinderen, jongeren en bewoners. In opdracht van Thuis Op Straat (ISBN 978-90-5830-268-7).
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
55
Overig:
Website ZonMw: http://www.zonmw.nl/nl/projecten/project-detail/effectstudie-thuis-opstraat. Rapportage in 2013, zoals bezocht op 30 maart 2012.
C. Reactie op toetsing door TIJ 4.
Resultaten
[…] TIJ: Theoretisch kan problematisch gedrag zich verplaatsen naar gebieden waar de interventie niet plaatsvindt. Dat is niet gebleken. Ook kunnen rolmodellen een averechts effect sorteren. Dit is in Charlois niet vastgesteld. Gezien de aard van de activiteiten lijkt een bijdrage aan de versterking van de sociale cohesie van wijken aannemelijk. Reactie van Thuis op Straat, de heer P. Hartog: “Door de rondjes wijk wordt het verplaatste problematisch gedrag snel gezien en gesignaleerd. Iedere TOS-praktijk moet minimaal 2 keer per week rondjes wijk doen.”
6.
Aanbevelingen
[…] TIJ: Op centraal niveau zien we een veelheid aan doelstellingen en een eclectisch gebruik van uiteenlopende methodieken. Wellicht kan dit leiden tot de ontwikkeling van een nieuw model met heldere doel–doelgroep–middelcombinaties. Belangrijk is de primaire doelen en de secundaire doelen goed te blijven onderscheiden. Reactie van Thuis op Straat, de heer P. Hartog: “TOS-Centraal noemt 5 resultaatgebieden. Binnen die resultaatgebieden kan gewerkt worden aan een groot aantal resultaten. Aan welk resultaat ( doel/doelstelling) precies gewerkt wordt is afhankelijk van de locale situatie (kan verschillen per plein); wat is nodig? Wat willen bewoners? Wat wil de opdrachtgever? Wat signaleren de medewerkers? Anders gezegd; de resultaatgebieden zijn kaders als hulpmiddel, binnen die kaders kan op maat van het plein en buurt gekozen worden.”
56
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
11 Evaluatie van de pilotfase In deze pilotfase is de werkwijze van TIJ getest op uitvoerbaarheid. Op basis hiervan worden bijstellingen gedaan in het plan van aanpak. Bewust is in deze pilotfase gekozen voor zeven zeer diverse projecten, zodat de werkwijze van TIJ uiteindelijk zo breed mogelijk toepasbaar is. Dit hoofdstuk besteedt allereerst aandacht aan de leerpunten die het toetsproces aanscherpen, vervolgens leerpunten die het gebruik van de adviezen betreffen en ten slotte wordt gewezen op een aantal kansen voor de gemeente die de effectiviteit van jeugdinterventies kunnen ondersteunen.
11.1 Het toetsproces A. Lacunes in het planmatig proces
TIJ constateert bij de onderzochte interventies over het algemeen: 1. weinig aandacht voor planmatigheid en wetenschappelijk theoretische onderbouwing van de interventies; 2. ontbreken van een logische samenhang tussen de te behalen doelstellingen en de inzet van middelen en methoden, en; 3. er wordt relatief weinig aandacht besteed aan monitoring van bereik of van uitgevoerde activiteiten. Voor een adequate toets moet voldoende informatie over de theoretische fundering en de praktische vormgeving beschikbaar zijn. Als die informatie er niet is, wordt het lastig om een oordeel te vormen. Deze situatie is vermoedelijk gegroeid vanwege de aard van het jeugddomein: steeds moeten acute oplossingen voor urgente problemen worden gezocht zonder dat er genoeg tijd is voor planmatige interventieontwikkeling. Mogelijk gebeurt dit ook vanuit de onjuiste opvatting ‘baat het niet, dan schaadt het niet’. Zeker wanneer die theoretische fundering minder sterk is, mag men verwachten dat de effectiviteit in de aanpak extra aandacht krijgt. Er moet ten minste een logische redeneerlijn zitten tussen de doelstelling van de interventie en de aanpak. Een nieuwe interventie kan beter gepaard gaan met monitoring van de cijfers over instroom, uitval en uitstroom. En, met adequaat procesonderzoek: Hoe wordt de interventie uitgevoerd? Wat zijn werkzame elementen? Wat vindt de doelgroep? Daarna is het nog maar een kleine stap om de effectiviteit te vast te stellen, met in de praktijk toepasbare methodes.
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
57
B. Breedte van TIJ: van crimineel tot veilig en gezond
TIJ heeft in de pilotfase gewerkt volgens onderstaande definitie van het begrip interventie.
Een interventie in het kader van TIJ is: “Een planmatige en doelgerichte aanpak om opvattingen, gedrag en/of vaardigheden van jongeren te veranderen en/of hun omstandigheden te beïnvloeden, met als (hoofd)doel de kans op crimineel, overlastgevend of gewelddadig gedrag van die jongeren te verkleinen.” Een interventie is geen instelling, organisatie of voorziening (zoals de voorziening basisschool of kinderdagverblijf), maar het is ook geen losse activiteit. Er is altijd wel een voorziening, organisatie of instelling nodig om een interventie te kunnen (laten) uitvoeren. Een interventie kan deel uitmaken van een programma. Een programma is een combinatie van verschillende interventies die gecoördineerd en gefaseerd worden uitgevoerd, om een bepaald beleidsdoel te realiseren.
TIJ kijkt dus alleen naar interventies zolang die in dienst (kunnen) staan van het verkleinen van de kans op overlastgevend gedrag dan wel het vergroten van de veiligheid(sbeleving). Ter illustratie: Thuis op Straat stimuleert kinderen om op straat te spelen. Dat vergroot de veiligheid van het plein, maar ook hun lichamelijke fitheid. In het vervolg wil de toetscommissie soortgelijke interventies nadrukkelijker in haar opdracht en werkwijze meenemen. Dat leidt tot een aanpassing, een verruiming van de definitie van een interventie: Een planmatige en doelgerichte aanpak om opvattingen, gedrag en/of vaardigheden van jongeren te veranderen en/ of hun omstandigheden te beïnvloeden, met als (hoofd)doel: de kans op crimineel, overlastgevend of gewelddadig gedrag van die jongeren te verkleinen en/of de kans om veilig en gezond op te groeien te vergroten.
C. De determinanten modellen
TIJ beoordeelt in principe alle interventies in het jeugddomein. Dat zijn interventies die tot doel hebben om overlast en criminaliteit te voorkomen, maar ook interventies die tot doel hebben om gezondheid te bevorderen. Het zijn interventies die op korte termijn effecten kunnen sorteren, maar ook interventies die aangrijpen op de determinanten van het ongewenst gedrag of verschijnsel, en dus alleen op de langere termijn effecten laten zien. In die gevallen is het van belang dat op determinantniveau wel effecten worden bereikt. Het Kennisfundament (WODC, 2008) is ontwikkeld om de evidence base van interventies gericht op overlast- en criminaliteitspreventie te kunnen beoordelen. Het gaat uit van drie lijnen: • grenzen stellen; • risicoreductie bij het individu, het gezin en bij leeftijdsgenoten; • gewetensvorming en binding. Voor interventies op het gebeid van gezondheidsbevordering bestaan andere modellen om interventies op effectiviteit te beoordelen. Die verschillende beoordelingsmodellen moeten beter op elkaar worden afgestemd.
D. TIJ als onderdeel van kwaliteitsbeleid
Het beoordelen van interventies op effectiviteit is de opdracht van TIJ. Dat is een onderdeel van kwaliteitsbeleid. Kwaliteitsbeleid heeft drie pijlers: kwaliteit van professionals, kwaliteit van organisaties en de kwaliteit van interventies. TIJ beoordeelt alleen de derde pijler, met nadruk op effectiviteit (wordt het doel behaald?) en niet op efficiëntie (wordt het doel behaald tegen de laagste kosten?) of klanttevredenheid.
58
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
E.
F.
De selectie van projecten
Een individuele interventie staat nooit op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van een programma of beleid. In dat beleid moet de rationale voor de keuze van de interventie en de samenhang tussen alle in dat beleid gekozen interventies zichtbaar worden. Deze combinatie van interventies bepaalt in grote mate de planmatigheid van het uit te voeren beleid. In deze pilotfase is geen rekening gehouden met deze context van de individuele interventies en zijn de interventies alleen op hun individuele merites beoordeeld.
Groepen van interventies
In de stad en deelgemeenten worden vele interventies uitgevoerd die sterk op elkaar lijken. Soms met een zelfde naam, maar vaak met andere namen. Op zich is dat begrijpelijk vanuit het oogpunt van onderscheid of publiciteit, in belang van de opdrachtgever of –nemer. Het is ook niet nadelig, tenminste zolang de basis voor de interventie (het model van de interventie) scherp in het oog wordt gehouden. Voor TIJ is het wenselijk om deze groepen van interventies méér in samenhang te beoordelen. TIJ heeft al een zekere clustering van te toetsen interventies beschreven en zal waar dat mogelijk is de toetsingen in clusters van dezelfde soort gaan uitvoeren.
H. De werkwijze
In deze pilotfase heeft TIJ het model voor de toetsing verder uitgewerkt op basis van het Kennisfundament, de ervaring van de Jeugdfabriek en de ervaring met de zeven interventies. Er is nu een groslijst van onderwerpen die per interventie in kaart moet worden gebracht. Deze pilot heeft geleerd dat er een scherp onderscheid gemaakt moet worden tussen de feitelijke informatie die over de interventie bestaat en de beoordeling van de informatie door TIJ. Dat zijn twee onderdelen die nu ook duidelijk onderscheiden zijn in de rapportages. TIJ heeft zich afgevraagd hoeveel ondersteuning de leden moeten bieden bij het in kaart brengen van de feitelijke informatie van de opdrachtgever en opdrachtnemer. In deze pilotfase heeft TIJ daaraan veel tijd en aandacht moeten besteden. Ons voorstel is om een zeer duidelijk onderscheid te gaan maken tussen de feitelijke informatie die aangeleverd dient te worden door de opdrachtgever en de opdrachtnemer, en het oordeel van de commissie over de kans op effectiviteit van de interventie. De ‘bewijslast’ voor het aanleveren van de informatie ligt dus bij de opdrachtgever en –nemer en er wordt een duidelijke tijdslimiet gesteld voor het aanleveren. Dit betekent dat wanneer de betrokkenen bij een interventie niet in staat zijn om de planmatigheid van hun interventie voldoende overtuigend weer te geven aan de hand van een duidelijke itemlijst, zeer waarschijnlijk negatief zal worden beoordeeld. Géén informatie is een negatief oordeel over effectiviteit! De basiswerkwijze is als volgt: • De opdrachtgever en opdrachtnemer worden middels een wethoudersbrief uitgenodigd informatie over de interventie te verstrekken (Deel A). • TIJ-leden voeren een gesprek over deze aangeleverde informatie: lacunes en inconsistenties worden gesignaleerd, suggesties voor aanvullingen worden gedaan (Deel A); • De opdrachtgever en opdrachtnemer krijgen tijd om deze interventiebeschrijving (Deel A) zo nodig aan te vullen; • De TIJ analyseert de aangeleverde gegevens en beoordeelt de interventie op de kans op effectiviteit en doet suggesties voor de verbetering van de onderbouwing van de interventie (Deel B) • De opdrachtgever en opdrachtnemer krijgen deze analyse te lezen, mogen een aanvulling op de feitelijkheden (uit Deel A) en/of een weerwoord op de beoordeling schrijven (Deel C). Het weerwoord op de beoordeling wordt integraal overgenomen in de TIJ-rapportage aan de wethouder Onderwijs, Jeugd en Gezin.
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
59
11.2 Stimuleren van kenniscirculatie
Het uiteindelijk doel van TIJ is een bijdrage leveren aan een effectiever en efficiënter jeugdbeleid in Rotterdam. Dat proces kan worden versneld door te investeren in kenniscirculatie over de resultaten van de toetsingen. Het debat met de betrokkenen over de analyses, die in het proces van toetsing zijn gemaakt, zal voor de impuls tot verandering moeten zorgen. Zonder debat over de toetsingen zal TIJ – zeker door de opdrachtgevers en opdrachtnemers – al snel worden opgevat als bezuinigingsinstrument, zonder de kwaliteitsimpuls. Uiteindelijk zullen de opdrachtgevers en opdrachtnemers (en dan met name de betrokken interventiemedewerkers) met de resultaten van TIJ aan de slag moeten. TIJ kan dit stimuleren en ondersteunen door deskundigheidsbevordering, training en kennisuitwisseling te stimuleren in samenwerking met de relevante partners (opdrachtgevers en opdrachtnemers) in de stad en met lokale en landelijke kennisinsti tuten.
11.3 Effectief werken in de jeugdsector
Zorgonderzoek Nederland Medische Wetenschappen (ZonMw) schrijft naar verwachting aan het einde van dit jaar de call uit voor het nieuwe programma ‘Effectief Werken in de Jeugdsector’. Dit programma beslaat de periode 2013–2019. De definitieve programmatekst is beschikbaar. Het programma biedt veel aangrijpingspunten voor een kwaliteitsimpuls voor het jeugdbeleid in Rotterdam. Uit de samenvatting van het programma: Het programma geeft uitwerking aan de Visie Kwaliteit voor Jeugd (Ministerie van VWS en Ministerie van Veiligheid en Justitie, in voorbereiding). Hiervoor zijn vier programmalijnen opgesteld: Kind en gezin, Beroepsbeoefenaren, Hulpmiddelen / instrumenten en Organisaties. Daarnaast is budget gereserveerd voor het bundelen en uitdragen van de kennis die binnen dit programma gegenereerd wordt en voor kennisontwikkeling rond actuele (beleids)vragen die binnen elke programmalijn kunnen spelen. (…). Belangrijke prioriteiten in dit programma zijn de ontwikkeling en toepassing van kennis over cliëntfactoren (welke factoren vergroten de kans op een succesvolle behandeluitkomst?), over kenmerken van de beroepsbeoefenaar (wat maakt dat een hulpverlener resultaten boekt?) en over de alliantie tussen het kind/gezin en de beroepsbeoefenaar. Ook in de beoogde studies naar het effect van methodieken, instrumenten en interventies zal aandacht aan deze cliëntfactoren en de kenmerken van de beroepsbeoefenaar worden besteed. Kennislacunes die bij de ontwikkeling en het gebruik van richtlijnen gesignaleerd worden, zijn sturend voor dit programma. Ook meer inzicht in de kosten en baten van zorg is cruciaal. Voorts zal steeds worden nagegaan of de studies die gehonoreerd worden, resultaten opleveren die bruikbaar zijn voor de praktijk. De kenniscentra kunnen in samenwerking met de gemeente Rotterdam en met de praktijk in het jeugddomein een of meerdere aanvragen gaan voorbreiden. Dit vergt van de gemeente een regierol en een ondersteunende rol in het voorbereiden van de aanvragen.
60
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
12
Samenstelling en contactgegevens Samenstelling van TIJ Leden van de Toetscommissie Interventies Jeugd met ingang van 2 april 2012: A.F.M. (Ton) Legerstee (voorzitter) Mw. F.E. (Fleur) van der Werf (vice-voorzitter) Mw. A.M. (Anne Marijke) Bannink P.F.L.A. (Pascal) Bisscheroux Mw. Y. (Yeter) Demirci A. (Alex) Hekelaar dr. A.J.J. (Toon) Voorham M. (Maurice) Geluk (secretaris) J.A.J. (Joren) van Popta (afstudeeronderzoek)
- - - - - - - - -
cluster MO/dienst JOS Bestuursdienst/directie Veiligheid Bestuursdienst/directie Veiligheid cluster MO/GGD Bestuursdienst/directie Veiligheid cluster MO/ SoZaWe cluster MO/GGD Bestuursdienst/directie Veiligheid cluster MO/dienst JOS
Contactgegevens: E-mail:
[email protected] Telefoon: 010-267 34 83
eerste tij-rapportage toetsing juni 2012
61