7. Toetsafname en beslisschema’s
Toetsafname en beslisschema’s
7
Dit hoofdstuk gaat over de toetsen die worden afgenomen en de beslisschema’s die worden gehanteerd voor het bepalen van de gewenste aanpak en het juiste leesniveau van de leerlingen die werken met Estafette. De toetsinstructies en toetsprocedures worden beschreven en in schema’s gepresenteerd voor zowel convergente als voor gematigd divergente differentiatie. Aan de orde komen: Leestempotoets, Drie-Minuten-Toets (DMT), AVI-toetskaarten en de controletaak ‘vloeiend & vlot’. Als u gebruikmaakt van de Toetssite Estafette, krijgt u na het invoeren van de toetsresultaten per leerling een advies met betrekking tot het voor die leerling geschikte niveau en de gewenste aanpak. Als u geen gebruik wilt of kunt maken van de Toetssite Estafette, is het handig om het beslisschema voor het toetsmoment dat aan de orde is, te kopiëren en de namen van de leerlingen uit uw groep daarop in te vullen. U krijgt dan een goed overzicht en het schema kan u helpen als u in twijfelgevallen een afgewogen oordeel moet formuleren. De beslisschema’s staan op de website van de methode Estafette. U kunt de beslisschema’s daar downloaden en vervolgens invullen. In deze Gebruikswijzer zijn alleen de algemene beslisschema’s opgenomen vanwege de bijbehorende uitleg. Wij adviseren u om gedurende het schooljaar te werken met ofwel de Toetssite Estafette ofwel de per toetsmoment uitgewerkte beslisschema’s op de website van Estafette, omdat u dan altijd beschikt over de meest actuele informatie. Het Cito hanteert naast de vertrouwde niveau-aanduiding van A tot en met E in alle nieuwe uitgaven ook een indeling in niveaus I tot en met V. In Estafette kiezen we vooralsnog voor de vertrouwde A tot en met E indeling. Mocht daar in de toekomst aanleiding toe zijn, dan zullen de beslisschema’s via de Toetssite Estafette en op de website van de methode worden aangepast.
7.1 Toetsen
Drie-Minuten-Toets De eerste toets die u individueel afneemt is de DMT. Deze wordt mondeling afgenomen. De DMT bestaat uit drie verschillende toetskaarten en van elke toetskaart bestaan weer drie verschillende versies. In principe leest de leerling alle drie de kaarten. Kaart 1 bestaat geheel uit km-, mk- en mkm-woorden, kaart 2 uit éénlettergrepige woorden met dubbele medeklinkers en kaart 3 uit meerlettergrepige woorden. De leerlingen moeten van elke kaart die u afneemt, in één minuut de losse woorden zo goed en zo snel mogelijk hardop lezen. De DMT toetst dus precies waar het in de kern van de technische leesvaardigheid op woordniveau om gaat: geautomatiseerde, dat wil zeggen accurate én snelle, directe woordherkenning. De ruwe score wordt per kaart bepaald en is het aantal goed gelezen woorden in één minuut. Deze ruwe score wordt omgezet in een vaardigheidsscore, waar een niveau-aanduiding A tot en met E uit volgt. Het is mogelijk de ruwe scores van twee of drie kaarten te combineren. De ruwe score is dan de somscore van de ruwe scores op de afzonderlijke kaarten. De somscore wordt vervolgens weer omgezet in een vaardigheidsscore. Met een somscore wordt de niveaubepaling betrouwbaarder.
De Toets Technisch Lezen, Leestempotoets De Leestempotoets is een toets die schriftelijk, klassikaal wordt afgenomen. Informatie over afname en scoring van de toets vindt u in de bijbehorende handleiding *1. De Leestempotoets heeft de vorm van een tekst waarin op veel plaatsen een keuze gemaakt moet worden uit drie alternatieven, bijvoorbeeld: Je graaft een kuit luik kuil. De ruwe score wordt bepaald door het aantal goed gekozen alternatieven in de vaste tijd die aan de toets mag worden besteed. Via de tabellen in de handleiding bij de toetsen, zet u de ruwe score om in een vaardigheidsscore. Daarna bepaalt u of de vaardigheidsscore, gegeven het aantal maanden onderwijs dat de leerling genoten heeft, een score is op A-niveau, B/C-niveau of D/E-niveau. De tekst is begripsmatig zo eenvoudig, dat uitsluitend technische leesvaardigheid gemeten wordt. Voor scores op het niveau A tot en met C, dus voor de betere en gemiddelde lezers, is dit zeer aannemelijk. Voor de zwakste 25% van de leerlingen verwachten we enige oversignalering van leerlingen met een zwakke taalvaardigheid en van zwakke spellers. Daarom wordt deze groep verder getoetst met de DMT en AVI-toetskaarten.
© Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
1
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer
7. Toetsafname en beslisschema’s De toetskaarten DMT, informatie over toetsafname, de scoreformulieren en bijbehorende normtabellen vindt u in: DMT en AVI - Groep 3 tot en met 8 *2.
(ruwe score). Deze controletaak is vergelijkbaar met de DMT. Bij ‘vloeiend & vlot, tekst’ krijgt de leerling een kaart met een korte tekst voorgelegd. Dit onderdeel van ‘vloeiend & vlot’ is een observatietaak. De leerling leest de tekst hardop voor en u noteert hetgeen u observeert. Aangezien dit onderdeel een observatietaak is, kunt u kiezen of u de tekst onvoorbereid laat lezen of dat u de leerling enkele minuten tijd geeft om de tekst voor te bereiden. Noteer uw keuze wel bij de observatiegegevens. De controletaken ‘vloeiend & vlot’ spelen geen rol bij het bepalen van het niveau en de aanpak voor de leerlingen. Het zijn controletaken waarmee u, als u daar behoefte aan heeft, tussentijds de vinger aan de pols kunt houden. Daarom gaan we in dit hoofdstuk niet verder in op de controletaken ‘vloeiend & vlot’. Verdere informatie over deze controletaken, de controletaken zelf en de bijbehorende scoreformulieren kunt u vinden op: www.estafette-lezen.nl.
AVI-toetskaarten Na de DMT worden een of meer AVI-toetskaarten afgenomen. Ook deze toetsing gebeurt mondeling en individueel. Van elke kaart zijn er twee versies (A- en B-versie). De AVI-toetskaarten zijn leesteksten. Ze geven het niveau aan waarop leerlingen hun leestechniek in het lezen van teksten kunnen toepassen. De AVI-toetskaarten scoort u op zowel het aantal fout gelezen woorden, als de tijd die de leerling nodig heeft om de kaart te lezen. Een AVI-toetskaart kan op beheersingsniveau, op instructieniveau of op frustratieniveau gelezen zijn. Deze niveaus corresponderen met het A/B/C-niveau (beheersingsniveau), het D-niveau (instructieniveau) en het E‑niveau (frustratieniveau). De AVI-toetskaarten, informatie over toetsafname, de scoreformulieren en bijbehorende normtabellen vindt u in: DMT en AVI - Groep 3 tot en met 8 *2.
7.2 Instructies bij toetsafname
AVI M3.extra De tekst van AVI-toetskaart M3 zoals die is opgenomen in het Cito-leerlingvolgsysteem, heeft uitsluitend klankzuivere km-, mk- en mkm-woorden, zonder tweetekenklanken. Inhoudelijk gezien is er een grote afstand tussen het technisch leesniveau van toetskaart M3 en toetskaart E3. Aan de serie toetskaarten is daarom een niveau ‘M3.extra’ toegevoegd *3. Deze toetskaart bevat alle woordtypen die in de kernen 1 tot en met 8 van Veilig leren lezen behandeld zijn. Om met Estafette aan de slag te kunnen, moet een leerling deze kaart minimaal op instructieniveau kunnen lezen. De A- en B-versie van toetskaart ‘M3.extra’ en de bijbehorende scoreformulieren kunt u downloaden op: www.estafette-lezen.nl.
Estafette is een methode waarin nadrukkelijk rekening wordt gehouden met de onderwijsbehoeften van zwakke lezers. Die behoeften spelen ook een rol bij het maken van toetsen. Daarom stellen we enkele (kleine) aanpassingen voor bij de toetsafname. Deze aanpassingen zijn ontleend aan de uitgave Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen *3. De standaardinstructie (zie de officiële handleidingen bij de toetsen) bevat de aansporing om zo vlug mogelijk en met zo weinig mogelijk fouten te lezen. Veel leerlingen met leesproblemen zijn echter zeer gevoelig voor spanningsverhogende omstandigheden. U zult bij hen de nadruk op ‘zo snel mogelijk lezen’ juist willen vermijden. Ook een verwijzing naar ‘met zo weinig mogelijk fouten’ kunt u beter achterwege laten. Ten slotte raden wij u aan de stopwatch zo onopvallend mogelijk te hanteren. Gebruik een elektronische stopwatch die niet hoorbaar tikt en houd deze bijvoorbeeld in uw hand of onder het tafelblad. Als er in uw klas een wandklok met een grote secondewijzer hangt, kunt u die ook gebruiken. Zorg er dan wel voor dat die achter de leerling hangt. Begint een leerling desondanks toch in een veel te hoog tempo en met zeer veel fouten te lezen, dan stelt u hem nog eens extra op zijn gemak en zegt u dat hij vooral goed moet kijken en gewoon rustig moet lezen. U laat de leerling opnieuw beginnen en start de tijd opnieuw.
Toetsprocedure Als u de procedure volgt die het Cito voorstelt, neemt u eerst klassikaal de Leestempotoets af. Daarmee selecteert u de zwakke lezers. Dat zijn de leerlingen die op de Leestempotoets scoren op D/E-niveau. Bij hen neemt u vervolgens eerst de DMT en daarna de AVI-toetskaarten af. Een uitzondering op deze procedure maakt het Cito voor het toetsmoment E3. Eind groep 3 wordt de Leestempotoets alleen afgenomen bij die leerlingen die op toetsmoment M3 (halverwege groep 3) op de toets Leestechniek op A-niveau scoorden. De toets Leestechniek speelt geen rol in de beslisschema’s van Estafette. Daarom zult u eind groep 3 bij het merendeel van de leerlingen de DMT en AVI-toetskaarten afnemen en niet alleen bij de zwakke lezers. U kunt er dan natuurlijk ook voor kiezen om dat bij alle leerlingen te doen.
Ten slotte nog twee praktische opmerkingen: 1. Wij raden u aan van een toetsafname altijd een (geluids) opname te maken, inclusief uw introductie. Dit is belangrijk om een scoring achteraf te kunnen controleren. 2. Het is niet de bedoeling dat de leerling een toets uit zijn hoofd gaat leren. Om dat te voorkomen gelden voor het afnemen van toetsen enkele spelregels: - Laat nooit merken of iets goed of fout is. Schrijf altijd precies op wat een leerling zegt of doet, zet nooit tijdens het afnemen al + of -. - Als een leerling iets niet weet of ergens niet uitkomt, zeg dan op een neutrale manier dat hij met het volgende woord
Controletaak Vloeiend & vlot De methodegebonden controletaak ‘vloeiend & vlot’ bestaat uit twee onderdelen: ‘vloeiend & vlot, woord’ en ‘vloeiend & vlot, tekst’. Beide onderdelen worden mondeling, individueel afgenomen. Bij de controletaak ‘vloeiend & vlot, woord’ krijgt de leerling een kaart met daarop rijtjes losse woorden. De leerling krijgt als opdracht om in één minuut zoveel mogelijk woorden te lezen. Het aantal goed gelezen woorden is de toetsscore
© Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
2
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer
7. Toetsafname en beslisschema’s door kan gaan. Ga niet helpen, ga niet voorzeggen en ga toetswoorden niet oefenen.
Afbreekregel Als een leerling een bepaald woord niet kan lezen, dan wacht u vijf seconden en vervolgens zegt u: Ga maar verder met het volgende woord. Na precies één minuut breekt u de toetsafname af. De leerling mag het woord aflezen waaraan hij bezig is. Vervolgens zegt u rustig: Stop maar, je hebt genoeg gelezen.
Drie-Minuten-Toets Belangrijk: Als u de leerlingen gaat toetsen met DMT en AVItoetskaarten, begint u altijd met het afnemen van de DMT. Het resultaat op de DMT bepaalt voor sommige leerlingen namelijk de werkwijze die gevolgd moet worden bij het afnemen van AVI-toetskaarten.
Wijze van scoren Noteer op het scoreformulier, tijdens de afname of achteraf aan de hand van de (geluids)opname, precies wat de leerling fout zegt, of dat nu een heel woord is, een fout verklankt woorddeel of een fout verklankte letter. Spellen (s) noteert u wanneer de leerling hoorbaar spelt, ook al is dit zacht fluisterend. Als hij spelt, zet dan een schuine streep achter ieder ‘stukje’ van het woord dat spellend gelezen wordt, bijvoorbeeld d/a/k/ of d/ak/. Noteer achter ieder woord hoe de leerling dit gelezen heeft. Hierbij gebruikt u de volgende afkortingen: - dg of niets: het woord is direct goed gelezen; ‘dg’ staat voor ‘direct goed’. - df het woord is direct fout gezegd; ‘df’ staat voor ‘direct fout’. - sg: het woord is (geheel of gedeeltelijk) gespeld en daarna juist gesynthetiseerd; ‘sg’ staat voor ‘spellend goed’. - sf: het woord is (geheel of gedeeltelijk) gespeld en daarna fout of niet gesynthetiseerd; ‘sf’ staat voor ‘spellend fout’. - dfg of sfg: een aanvankelijke fout wordt hersteld; ‘dfg’ staat voor ‘direct fout-goed’, ‘sfg’ staat voor ‘spellend foutgoed’. - dgf of sgf: een aanvankelijk goed gelezen woord wordt vervolgens fout gelezen; ‘dgf’ staat voor ‘direct goed-fout’, ‘sgf’ staat voor ‘spellend goed-fout’. - o: een woord is overgeslagen of de leerling kwam er niet uit, na vijf seconden hebt u gezegd dat hij door moest gaan.
Het toetsmateriaal van de Drie-Minuten-Toets bestaat uit drie kaarten waarop in vijf rijen in totaal honderdvijftig of honderdtwintig niet-samenhangende woorden staan afgedrukt. Van elke kaart zijn er drie versies: A, B en C. De toetsen meten de vaardigheid om losse woorden, onder elkaar gedrukt, te lezen. Per kaart leest de leerling één minuut. Kaart 1 heeft alleen eenlettergrepige woorden als: oom, peen, touw, enzovoort. Deze kaart speelt bij het toewijzen van een bepaalde aanpak binnen Estafette geen rol, omdat kaart 1 een domein toetst dat niet bij het voortgezet lezen, maar bij het aanvankelijk lezen hoort. Kaart 2 heeft eenlettergrepige woorden als: kring, jurk, schelp, enzovoort. Kaart 3 heeft woorden van twee of meer lettergrepen als: wasmand, klapraam, tante, kooien, gezellig, gevangenis, enzovoort. Werkwijze De leerling krijgt de opdracht om de woorden van elke kaart hardop te lezen. Uitgangspunt is dat alle drie de kaarten worden afgenomen. De ruwe score is het aantal goed gelezen woorden in één minuut. Daarbij doet het er niet toe of het woord direct goed gelezen wordt of eerst gespeld.
Score Bij de ruwe score gaat het om het aantal goed gelezen woorden in één minuut. Hierbij hanteert u de volgende regels: - u noteert dg en sg; - ook dfg en sfg telt u mee, want ze zijn uiteindelijk goed gelezen; - woorden die eerst goed waren, maar daarna fout ‘verbeterd’, dgf en sgf, tellen als fout. De laatste reactie van de leerling telt dus steeds. Het woord dat de leerling nog ‘af mocht lezen’ nadat de minuut verstreken was, telt uiteraard niet mee voor de score.
Benodigde materialen - toetskaarten 1, 2 en 3, versies A, B en C; - scoreformulieren; - pen; - stopwatch. Aanbieding - U legt een toetskaart voor de leerling neer en zegt: Hier heb ik een kaart met rijtjes woorden. Wil jij die zo (wijs aan op de kaart) van boven naar beneden voor mij lezen? Je hoeft ze niet allemaal te lezen, na een poosje zeg ik ‘stop’. Begin nu maar. - U drukt de stopwatch in. Als de leerling langer dan vijf seconden met een woord bezig is, zegt u: Ga maar verder met het volgende woord. - Wacht de leerling onder aan de rij, dan zegt u: Ga maar verder met de volgende rij. - Na precies één minuut zet u een streep onder het laatste woord dat de leerling nog gelezen heeft. De leerling, ook een zwakke lezer die lang over een woord doet, mag het woord ‘aflezen’ waar hij nog mee bezig was. Daarna zegt u rustig: Stop maar, je hebt genoeg gelezen.
© Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
Aan de hand van normtabellen kunt u het niveau van een leerling bepalen. In tabel 1 op de volgende pagina vindt u de normen voor de ruwe scores op de drie verschillende leeskaarten en de normen voor de vaardigheidsscore. Het is mogelijk de ruwe scores van twee of drie leeskaarten te combineren. U telt dan de ruwe scores op de afzonderlijke kaarten bij elkaar op. Deze somscore wordt weer omgezet in een vaardigheidsscore aan de hand van de tabellen in de Cito-uitgave DMT en AVI - Groep 3 tot en met 8 *2. Met een somscore wordt de niveaubepaling betrouwbaarder.
3
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer
7. Toetsafname en beslisschema’s Tabel 1: Niveaubepaling op basis van ruwe scores en vaardigheidsscores van de DMT.
AVI-toetskaarten Belangrijk: Als u de leerlingen gaat toetsen met DMT en AVItoetskaarten, begint u altijd met het afnemen van de DMT. Het resultaat op de DMT bepaalt voor sommige leerlingen namelijk de werkwijze die gevolgd moet worden bij het afnemen van AVI-toetskaarten.
DMT-kaart 1, ruwe scores Toetsmoment D/E B/C A M3 ≤ 15 16 - 32 ≥ 33 E3 ≤ 25 26 - 53 ≥ 54 M4 ≤ 44 45 - 76 ≥ 77 E4 ≤ 56 57 - 84 ≥ 85 M5 ≤ 68 69 - 93 ≥ 94 E5 ≤ 74 75 - 98 ≥ 99 M6 ≤ 84 85 - 104 ≥ 105 E6 ≤ 90 91 - 108 ≥ 109 M7 ≤ 93 94 - 113 ≥ 114 E7 ≤ 98 99 - 117 ≥ 118 M8 ≤ 100 101 - 119 ≥ 120 DMT-kaart 2, ruwe scores Toetsmoment D/E B/C A M3 ≤ 13 14 - 28 ≥ 29 E3 ≤ 22 23 - 47 ≥ 48 M4 ≤ 39 40 - 67 ≥ 68 E4 ≤ 50 51 - 74 ≥ 75 M5 ≤ 60 61 - 82 ≥ 83 E5 ≤ 65 66 - 86 ≥ 87 M6 ≤ 74 75 - 91 ≥ 92 E6 ≤ 79 80 - 95 ≥ 96 M7 ≤ 82 83 - 100 ≥ 101 E7 ≤ 86 87 - 104 ≥ 105 M8 ≤ 88 89 - 105 ≥ 106 DMT-kaart 3, ruwe scores Toetsmoment D/E B/C A M3 ≤ 11 12 - 24 ≥ 25 E3 ≤ 19 20 - 39 ≥ 40 M4 ≤ 32 33 - 56 ≥ 57 E4 ≤ 42 43 - 62 ≥ 63 M5 ≤ 50 51 - 69 ≥ 70 E5 ≤ 55 56 - 73 ≥ 74 M6 ≤ 62 63 - 77 ≥ 78 E6 ≤ 67 68 - 80 ≥ 81 M7 ≤ 69 70 - 84 ≥ 85 E7 ≤ 73 74 - 87 ≥ 88 M8 ≤ 74 75 - 88 ≥ 89 DMT, vaardigheidsscores Toetsmoment D/E B/C A M3 ≤ 13 14 - 28 ≥ 29 E3 ≤ 22 23 - 46 ≥ 47 M4 ≤ 38 39 - 66 ≥ 67 E4 ≤ 49 50 - 73 ≥ 74 M5 ≤ 59 60 - 81 ≥ 82 E5 ≤ 64 65 - 85 ≥ 86 M6 ≤ 73 74 - 90 ≥ 91 E6 ≤ 78 79 - 94 ≥ 95 M7 ≤ 81 82 - 98 ≥ 99 E7 ≤ 85 86 - 101 ≥ 102 M8 ≤ 87 88 - 102 ≥ 103
© Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
De serie AVI-toetskaarten bestaat uit elf toetskaarten plus één, namelijk de toegevoegde kaart ‘M3.extra’. Op elke toetskaart staat een kort verhaal afgedrukt. Van elke kaart zijn er twee versies (A- en B-versie). De toetsen meten de vaardigheid van de leerling in het lezen van teksten. De toetsen corresponderen met de AVI-leesniveaus M3 tot en met Plus (M8). De normering van de vernieuwde AVI-toetskaarten is belangrijk verbeterd ten opzichte van de vorige editie. Bij de indeling van de scores wordt nu gewerkt met de termen: beheersingsniveau, instructieniveau en frustratieniveau. Het beheersingsniveau haalt 75% van de leerlingen, het correspondeert dus met het A/B/Cniveau. Het frustratieniveau geldt voor de zwakste 10% lezers, overeenkomend met het E-niveau. Daartussenin ligt het instructieniveau voor 15% van de leerlingen, corresponderend met het D‑niveau. Bij de AVI-toetskaarten gaat het om een combinatie van nauwkeurigheid en leessnelheid. Per kaart wordt gekeken naar het aantal fout gelezen woorden en naar de tijd die de leerling per kaart nodig heeft. Voor elke AVI-toetskaart zijn normen vastgesteld, zowel voor het toegestane aantal fout gelezen woorden als voor de toegestane leestijd. Voor het onderscheid tussen instructieniveau en frustratieniveau is alleen de leessnelheid bepalend. Er bleek wat betreft het aantal fouten geen zinvol onderscheid te maken tussen D-niveau (instructieniveau) en E-niveau (frustratieniveau). Voor het aspect accuratesse geldt daarom slechts ‘beheerst’ of ‘niet-beheerst’. Werkwijze De leerling krijgt de opdracht om de tekst van elke kaart hardop te lezen. De ruwe score is het aantal fout gelezen woorden plus de tijd. Daarbij doet het er niet toe of woorden direct goed gelezen worden of eerst gespeld. Benodigde materialen - twaalf toetskaarten, serie A of B; - scoreformulieren bij serie A of B; - pen; - stopwatch. Aanbieding - U legt de kaart voor de leerling op tafel en zegt: We gaan een verhaaltje (of een tekst) lezen, het verhaal heet ... (lees nu zelf de titel van de kaart). - U zegt: Begin maar, en u drukt de stopwatch in. - Als de leerling gehaast gaat lezen, dan zegt u: Lees maar rustig. - Als de leerling langer dan vijf seconden met een woord bezig is, dan zegt u het voor.
4
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer
7. Toetsafname en beslisschema’s Afbreekregel U beëindigt de afname wanneer de maximaal toegestane tijd van het frustratieniveau is overschreden. Zie onder score.
frustratieniveau (F). Tabel 2 op de volgende pagina moet als volgt worden gelezen. Voor kaart E4 versie A, bijvoorbeeld, is de grenswaarde voor het aantal fouten 12. Voor de tijd zijn er twee grenswaarden: 2’16” en 2’49”. Leest een leerling de kaart met 12 fouten of minder en in minder dan 2 minuten en 17 seconden, dan beheerst hij dit niveau. Maakt hij 13 fouten of meer of had hij 2’49’’ of meer nodig, dan las hij de kaart op frustratieniveau. Bij 13 fouten of meer of een tijd tussen 2’16’’ en 2’49’’ las hij de kaart op instructieniveau.
Wijze van scoren Noteer op het scoreformulier, tijdens de afname of achteraf aan de hand van de (geluids)opname, precies wat de leerling fout zegt, of dat nu een heel woord is, een fout verklankt woorddeel of een fout verklankte letter. Spellen (s) noteert u wanneer de leerling hoorbaar spelt, ook al is dit zacht fluisterend. Als hij spelt, zet dan een schuine streep achter ieder ‘stukje’ van het woord dat spellend gelezen wordt, bijvoorbeeld d/a/k/ of d/ak/. Noteer achter ieder woord hoe de leerling dit gelezen heeft. Hierbij gebruikt u de volgende afkortingen: - dg of niets: het woord is direct goed gelezen; ‘dg’ staat voor ‘direct goed’. - df: het woord is direct fout gezegd; ‘df’ staat voor ‘direct fout’. - sg: het woord is (geheel of gedeeltelijk) gespeld en daarna juist gesynthetiseerd; ‘sg’ staat voor ‘spellend goed’. - sf: het woord is (geheel of gedeeltelijk) gespeld en daarna fout of niet gesynthetiseerd; ‘sf’ staat voor ‘spellend fout’. - dfg of sfg: een aanvankelijke fout wordt hersteld; ‘dfg’ en ‘sfg’ staan voor ‘direct fout-goed’ respectievelijk ‘spellend fout-goed’. - dgf of sgf: een aanvankelijk goed gelezen woord wordt vervolgens fout gelezen; ‘dgf’ staat voor ‘direct goed-fout’, ‘sgf’ staat voor ‘spellend goed-fout’. - o: een woord is overgeslagen. - t: een woord is toegevoegd. - v: een woord is voorgezegd (na vijf seconden).
7.3 Werkwijze bij convergente differentiatie In deze Gebruikswijzer zijn twee differentiatievormen uitgewerkt: convergent en gematigd divergent. Er gaat nu voor wat betreft de werkwijze bij het afnemen van de AVItoetskaarten een verschil optreden. Bij convergente differentiatie is het uitgangspunt dat de leerlingen zoveel mogelijk werken met de leerstofpakketten die horen bij hun groep. Bijvoorbeeld, in de tweede helft van groep 4 is dat leerstofpakket E4. U begint altijd met de AVI-toetskaart die aansluit op het Estafette-pakket dat de leerling als laatste heeft afgerond, in het voorbeeld volgt op leerstofpakket E4 dus AVI-toetskaart E4. Wordt deze kaart op beheersings- of instructieniveau gelezen, dan bent u – in het kader van evaluatie en planning van Estafette – klaar met het afnemen van AVI-toetskaarten. Leest een leerling de kaart op frustratieniveau, dan kijkt u naar het resultaat op de DMT om de volgende stap te bepalen. Dit is de reden waarom u altijd eerst de DMT afneemt en daarna pas de AVI-toetskaarten. Als de DMTscore op A-, B- of C-niveau lag, bent u ook klaar met de AVItoetskaarten. Lag de DMT-score op D/E-niveau, dan neemt u één of meer lagere AVI-toetskaarten af, tot de leerling zijn (hoogste) instructieniveau heeft bereikt. Hoe u deze uitslagen ‘vertaalt’ in een leerstofpakket en een Estafetteaanpak leest u in paragraaf 7.7.
Het lijkt alsof u veel afkortingen van buiten moet leren, maar in feite zijn het alleen: - de d van ‘direct’; - de s van ‘spellend’; - de g van ‘goed’; - de f van ‘fout’; - de o van ‘overgeslagen’; - de t van ‘toegevoegd’; - de v van ‘voorgezegd’.
Als de leerling een lager pakket heeft afgerond dan passend bij zijn groep, bijvoorbeeld pakket M4, begint u met de AVI-toetskaart die dáárop aansluit, in het voorbeeld dus AVI-toetskaart M4. Wordt deze kaart op beheersingsof instructieniveau gelezen, dan neemt u de volgende toetskaart af, tot de leerling zijn hoogste instructieniveau heeft bereikt. Maar u gaat daarbij nooit verder dan het niveau van zijn groep, in het voorbeeld dus toetskaart E4. Daarmee bent u – in het kader van evaluatie en planning van Estafette – klaar met het afnemen van AVI-toetskaarten. Leest een leerling de kaart op frustratieniveau, dan neemt u een of meer lagere AVI-toetskaarten af, tot de leerling zijn (hoogste) instructieniveau heeft bereikt.
Score De score wordt bepaald door het aantal fout gelezen woorden en de tijd die de leerling nodig heeft. Zoals hiervoor al opgemerkt, is er voor wat betreft het aantal fouten geen zinvol onderscheid te maken tussen instructieniveau en frustratieniveau. Voor de accuratesse geldt daarom slechts ‘beheerst’ of ‘niet-beheerst’. De leessnelheid is daarom bepalend voor het onderscheid tussen instructieniveau en frustratieniveau. Een leerling beheerst een niveau pas als hij op beide aspecten beheersing scoort, dus op accuratesse en leessnelheid. Scoort hij bijvoorbeeld voor accuratesse op beheersingsniveau maar qua tijd op instructieniveau, dan heeft hij de kaart op instructieniveau gelezen. Hetzelfde geldt als hij de kaart qua tijd op beheersingsniveau leest, maar te veel fouten maakt. Met behulp van de fouten- en tijdscores kunt u in tabel 2 aflezen of de leerling de kaart gelezen heeft op beheersingsniveau (B), instructieniveau (I) of © Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
7.4 Werkwijze bij gematigd divergente differentiatie De overeenkomst tussen beide differentiatiemodellen in Estafette is dat ook bij gematigde divergente differentiatie een leerling nooit een leerstofpakket krijgt van een hoger niveau dan het niveau van zijn groep. Dus in de tweede helft van groep 4 werken de leerlingen nooit in een hoger
5
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer
7. Toetsafname en beslisschema’s dus toetskaart E4. Daarmee bent u – wat betreft evaluatie en planning van Estafette – klaar met het afnemen van AVItoetskaarten. Gewoonlijk is het zo dat de leerling slechts één kaart op instructieniveau leest. De kaart die daarop volgt, leest hij dan op frustratieniveau en de kaart die daaraan voorafgaat, op beheersingsniveau. Bij leerlingen van Aanpak ➊ is het goed mogelijk dat ze meer dan één van de volgende kaarten op instructieniveau lezen. Daarom is het van belang dat u na een kaart op instructieniveau nog een volgende kaart afneemt. Maar ook hier geldt, nooit verder dan het niveau van de groep.
leerstofpakket dan leerstofpakket E4. Maar wel zullen er bij divergente differentiatie meer leerlingen zijn die in een lager leerstofpakket gewerkt hebben. In alle gevallen begint u met de AVI-toetskaart die aansluit op het Estafette-pakket dat de leerling als laatste heeft afgerond, in het voorbeeld dus AVI-toetskaart E4. Wordt deze kaart op beheersings- of instructieniveau gelezen, dan bent u – wat betreft evaluatie en planning van Estafette – klaar met het afnemen van AVItoetskaarten. Leest een leerling de kaart op frustratieniveau, dan neemt u, onafhankelijk van het niveau op de DMT, een of meer lagere AVI-toetskaarten af, tot de leerling zijn (hoogste) instructieniveau heeft bereikt. Hoe u deze uitslagen ‘vertaalt’ in een leerstofpakket en een Estafette-aanpak leest u in paragraaf 7.8.
Naast het model van gematigd divergente differentiatie bestaat ook het model van volledige divergente differentiatie. Dit model propageren wij niet, omdat dit verschillende nadelen heeft. Een van die nadelen is dat de leesmotivatie van deze leerlingen negatief wordt beïnvloed doordat de leesboeken inhoudelijk niet aansluiten bij de belevingswereld van de kinderen. Is dit toch uw keuze? Ook dan begint u met de AVI-toetskaart die aansluit op het Estafette-pakket dat de leerling als laatste heeft afgerond. Wordt deze kaart op beheersings- of instructieniveau gelezen, dan neemt u de volgende toetskaarten af, tot de leerling zijn hoogste instructieniveau heeft bereikt.
Als de leerling een lager leerstofpakket heeft afgerond, dan passend bij zijn groep, bijvoorbeeld leerstofpakket M4, is de werkwijze voor de afname bij beide differentiatievormen identiek. U begint met de AVI-toetskaart die daarop aansluit, in het voorbeeld dus AVI-toetskaart M4. Wordt deze kaart op beheersings- of instructieniveau gelezen, dan neemt u de volgende toetskaarten af, tot de leerling zijn hoogste instructieniveau heeft bereikt. Maar u gaat daarbij nooit verder dan het niveau van zijn groep, in het voorbeeld Tabel 2: Grenswaarden voor de AVI-toetskaarten voor het bepalen van beheersings-, instructie- en frustratieniveau.
AVI-kaarten A Beheersingsniveau Instructieniveau Frustratieniveau leestijd fouten leestijd leestijd AVI-M3 A ≤ 1’59’’ ≤ 5 2’00’’ - 2’22’’ ≥ 2’23’’ AVI-M3 extra A ≤ 2’15’’ ≤ 7 2’16’’ - 2’40’’ ≥ 2’41’’ AVI-E3 A ≤ 1’48’’ ≤ 7 1’49’’ - 2’19’’ ≥ 2’20’’ AVI-M4 A ≤ 1’33’’ ≤ 6 1’34’’ - 1’57’’ ≥ 1’58’’ AVI-E4 A ≤ 2’16’’ ≤ 12 2’17’’ - 2’48’’ ≥ 2’49’’ AVI-M5 A ≤ 2’03’’ ≤ 15 2’04’’ - 2’27’’ ≥ 2’28’’ AVI-E5 A ≤ 1’48’’ ≤ 10 1’49’’ - 2’08’’ ≥ 2’09’’ AVI-M6 A ≤ 1’30’’ ≤ 9 1’31’’ - 1’44’’ ≥ 1’45’’ AVI-E6 A ≤ 1’45’’ ≤ 11 1’46’’ - 2’01’’ ≥ 2’02’’ AVI-M7 A ≤ 1’57’’ ≤ 6 1’58’’ - 2’13’’ ≥ 2’14’’ AVI-E7 A ≤ 2’04’’ ≤ 8 2’05’’ - 2’21’’ ≥ 2’22’’ Plus A ≤ 1’57’’ ≤ 9 1’58’’ - 2’10’’ ≥ 2’11’’ AVI-kaarten B Beheersingsniveau Instructieniveau Frustratieniveau leestijd fouten leestijd leestijd AVI-M3 B ≤ 2’05’’ ≤ 6 2’06’’ - 2’28’’ ≥ 2’29’’ AVI-M3 extra B ≤ 2’28’’ ≤ 7 2’29’’ - 2’56’’ ≥ 2’57’’ AVI-E3 B ≤ 1’57’’ ≤ 9 1’58’’ - 2’31’’ ≥ 2’32’’ AVI-M4 B ≤ 1’31’’ ≤ 7 1’32’’ - 1’53’’ ≥ 1’54’’ AVI-E4 B ≤ 2’15’’ ≤ 9 2’16’’ - 2’48’’ ≥ 2’49’’ AVI-M5 B ≤ 2’06’’ ≤ 12 2’07’’ - 2’30’’ ≥ 2’31’’ AVI-E5 B ≤ 1’47’’ ≤ 11 1’48’’ - 2’06’’ ≥ 2’07’’ AVI-M6 B ≤ 1’48’’ ≤ 11 1’49’’ - 2’05’’ ≥ 2’06’’ AVI-E6 B ≤ 1’51’’ ≤ 11 1’52’’ - 2’07’’ ≥ 2’08’’ AVI-M7 B ≤ 1’58’’ ≤ 9 1’59’’ - 2’15’’ ≥ 2’16’’ AVI-E7 B ≤ 1’57’’ ≤ 7 1’58’’ - 2’13’’ ≥ 2’14’’ Plus B ≤ 2’10’’ ≤ 10 2’11’’ - 2’25’’ ≥ 2’26’’
© Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
6
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer
7. Toetsafname en beslisschema’s 7.5 Toetssite Estafette Op basis van de toetsresultaten kunt u via de beslisschema’s komen tot adviezen per leerling voor het juiste leerstofpakket en de juiste aanpak. Het bepalen van het juiste niveau en de juiste aanpak dient nauwkeurig te gebeuren met de juiste tabellen en beslisschema’s. De ene leerkracht draait er z’n hand niet voor om, maar andere leerkrachten vinden deze procedure ingewikkeld en tijdrovend. Daarom is bij Estafette de Toetssite Estafette ontwikkeld. Met behulp van de Toetssite Estafette worden de toetsresultaten automatisch omgezet naar adviezen voor het leesonderwijs. De Toetssite Estafette geeft op basis van de ingevoerde toetsresultaten de volgende overzichten en adviezen: - Adviezen voor individuele leerlingen, waarmee voor de leerkracht antwoord wordt gegeven op vragen als: “Wat is het juiste leesniveau voor deze leerling? Welke Estafetteaanpak is voor deze leerling het meest geschikt? Welke leesoefeningen zijn voor deze leerling aan te bevelen?” - Leerlingoverzichten, waarmee de leesontwikkeling van individuele leerlingen in kaart wordt gebracht. Voor de leerkracht wordt hiermee de vraag beantwoord: “Hoe verloopt de ontwikkeling van de leesvaardigheid van deze leerling?” - Groepsoverzichten, waarbij de eigen leerlingengroep vergeleken wordt met het landelijk gemiddelde. Hiermee wordt voor de leerkracht de vraag beantwoord: “Hoe goed doe ik het met mijn groep?”
© Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
7.6 Beslisschema’s voor het toewijzen van pakket en aanpak Als u de gewenste aanpak per leerling wilt bepalen, dan volgt u een beslisschema aan de hand van het aantal maanden onderwijs en de toetsscores van elke leerling. Let er hierbij goed op dat u het juiste schema hanteert. De beslisschema’s zijn namelijk gekoppeld aan de afnamemomenten. Zo is er bijvoorbeeld een beslisschema voor januari jaargroep 4, maar ook een beslisschema voor juni jaargroep 4. De algemene beslisschema’s worden gepresenteerd in de Gebruikswijzer ter ondersteuning van de uitleg. De beslisschema’s per afnamemoment zijn te downloaden van de website: www.estafette-lezen.nl. Het is handig om een kopie te maken van het schema dat voor uw groep van toepassing is en daarop de namen van de leerlingen in te vullen bij de juiste combinatie van leerstofpakket en aanpak. Het indelen van de leerlingen op basis van hun toetsgegevens en het aantal maanden onderwijs dat zij gehad hebben, vereist nauwkeurigheid. Ook moet u de diverse beslisregels juist toepassen. Die beslisregels zijn vastgelegd in de Toetssite Estafette. Wij raden u aan om hiervan gebruik te maken, omdat het u veel tijd zal besparen.
Estafette toetssite Overzichtelijke toetsresultaten.
7
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer
7. Toetsafname en beslisschema’s
7.7 Convergente differentiatie: beslisschema’s
Schema 1: Beslisschema Leestempotoets bij convergente differentiatie.
We geven het beslisschema bij convergente differentiatie in de algemene vorm weer. Het toetsmoment noemen we ‘N’. Dat kan zijn E3, M4, E4 enzovoort tot E7. In de meeste gevallen volgt na dit toetsmoment pakket N+1, dus als het toetsmoment E4 is (N), volgt daarop pakket M5 (N+1). Als u de Leestempotoets gebruikt voor de eerste screening, dan gaan leerlingen met een A-score op deze toets in het volgende leerstofpakket werken met Aanpak ➌. Leerlingen met een B/C-score op de Leestempotoets gaan eveneens met het volgende leerstofpakket werken, maar doen dat volgens de werkwijze van Aanpak ➋. Aan leerlingen met een score D/E op de Leestempotoets kan nog geen aanpak en leerstofpakket worden toegewezen. Deze leerlingen worden eerst verder getoetst met de DMT en AVI-toetskaarten. Het bijbehorende beslisschema ziet er als volg uit:
Toetsmoment N
Leestempo score A
Leestempo score B/C
Leestempo score D/E
Leestempotoets N
Aanpak ❸ Pakket N+1
Aanpak ❷ Pakket N+1
verder toetsen met DMT en AVI
Leerlingen met een D/E-score op de Leestempotoets worden dus verder getoetst met de DMT (toets voor het lezen van losse woorden) en de AVI-toetskaarten (toets voor het lezen van tekst). Neem altijd eerst de DMT af en pas daarna de AVI-toetskaarten. Het resultaat op de DMT is namelijk bepalend voor de toetsprocedure bij AVI-toetskaarten. Als u geen gebruikmaakt van de Leestempotoets, neemt u de DMT en AVI-toetskaarten af bij alle leerlingen!
Schema 2: Beslisschema voor DMT en AVI bij convergente differentiatie. Toetsmoment N
Leest de leerling de AVI-toetskaart van moment N op frustratieniveau in combinatie met een DMT-score op D/E-niveau, dan toetst u verder tot zijn instructieniveau bereikt is. Dit kan ‘X’ niveaus lager liggen. Als het instructieniveau één niveau lager ligt dan het toetsmoment, ofwel M4 op toetsmoment E4, dan is X=0. De leerling krijgt dan leerstofpakket E4 (N-0). Als het instructieniveau twee niveaus lager ligt dan het toetsmoment, in het voorbeeld E3, dan is X=1. De leerling krijgt dan leerstofpakket M4 (N-1). Het bijbehorende beslisschema ziet er als volgt uit:
DMT score A vaardigheids- score ≥ …
DMT score B/C vaardigheids- score …
DMT score D/E vaardigheidsscore ≤ …
AVI-Beheersingsniveau N
Aanpak ❸ Pakket N+1
Aanpak ❷ Pakket N+1
Aanpak ❶ Pakket N+1
AVI-Instructieniveau N
Aanpak ❷ Pakket N+1
Aanpak ❷ Pakket N+1
Aanpak ❶ Pakket N+1
AVI-Frustratieniveau N
Aanpak ❶ Pakket N+1
Aanpak ❶ Pakket N+1
Doortoetsen tot (hoogste) instructieniveau
AVI-Frustratieniveau N + Beheersingsniveau N-1
Aanpak ❶ Pakket N+1
AVI-Frustratieniveau N + Instructieniveau N-1-X
Aanpak ❶ Pakket N-X
© Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
8
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer
7. Toetsafname en beslisschema’s
Tabel 3: Leerstandaarden voor voortgezet technisch lezen.
Het is denkbaar dat een leerling de AVI-toetskaart die één niveau lager ligt dan zijn frustratieniveau, op beheersingsniveau leest. Er is bij deze leerling dan geen instructieniveau vastgesteld. In dat geval stellen we zijn instructieniveau gelijk aan het niveau boven zijn beheersingsniveau en deze leerling krijgt dan leerstofpakket N+1 met Aanpak ➊. We doen dit op grond van de overweging dat – in het voorbeeld – op toetsmoment E4 zowel beheersing van M4 als het lezen van kaart E4 op instructieniveau prestaties op D-niveau zijn, zie onderstaande tabel.
groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8 jan juni jan juni jan ABC-voldoende ≥ M3 ≥ E3 ≥ M4 ≥ E4 ≥ M5 D-minimum
< M3 M3
E- < minimum < M3
© Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
E3 M4 ≤ M3 ≤ E3
juni
jan juni
≥ E5
≥ M6 ≥ E6
M4-E4 E4-M5 M5-E5 E5-M6 ≤ E3 ≤ M4
9
≤ E4 ≤ M5
jan juni
jan
≥ M7 ≥ E7 ≥ Plus M6-E6 M6-M7 E6-E7 ≤ E5 ≤ E5
≤ M6
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer
7. Toetsafname en beslisschema’s 7.8 Gematigd divergente differentiatie: beslisschema’s
Schema 1: Beslisschema Leestempotoets bij gematigd divergente differentiatie.
We geven het beslisschema bij gematigde divergente differentiatie in de algemene vorm weer. Het toetsmoment is N. Dat kan zijn E3, M4, E4 enzovoort tot E7. In de meeste gevallen volgt daarop leerstofpakket N+1, dus als het toetsmoment E4 is (N), volgt daarop leerstofpakket M5 (N+1). Leest de leerling de toets van moment N op beheersingsniveau, dan volgt daarop leerstofpakket N+1. Leest de leerling de toets van moment N op instructieniveau, dan neemt u ook de volgende kaart af. Wordt die ook op instructieniveau gelezen, dan gaat de leerling ook werken met pakket N+1. Blijkt kaart N het hoogste instructieniveau, dan volgt daarop leerstofpakket N. Wordt kaart N gelezen op frustratieniveau, dan zoekt u standaard het hoogste instructieniveau op. Als u de Leestempotoets gebruikt voor eerste screening, dan gaan leerlingen met een A-score op deze toets in het volgende leerstofpakket werken met Aanpak ➌ Leerlingen met een B/C-score op de Leestempotoets gaan eveneens met het volgende leerstofpakket werken, maar doen dat volgens de werkwijze van Aanpak ➋. Aan leerlingen met een score D/E op de Leestempotoets kan nog geen aanpak en leerstofpakket worden toegewezen. Deze leerlingen moeten eerst verder getoetst worden met de DMT en AVI-toetskaarten. Het bijbehorende beslisschema ziet er als volg uit:
Toetsmoment N
Leestempo score A
Leestempo score B/C
Leestempo score D/E
Leestempotoets N
Aanpak ❸ Pakket N+1
Aanpak ❷ Pakket N+1
verder toetsen met DMT en AVI
Leerlingen met een D/E-score op de Leestempotoets worden dus verder getoetst met de DMT (toets voor het lezen van losse woorden) en AVI-toetskaarten (toets voor het lezen van tekst). Neem altijd eerst de DMT af en pas daarna de AVI-toetskaarten. Het resultaat op de DMT is namelijk bepalend voor de toetsprocedure bij AVI-toetskaarten. Als u geen gebruikmaakt van de Leestempotoets, neemt u DMT en AVI-toetskaarten af bij alle leerlingen!
Schema 2: Beslisschema voor DMT en AVI bij gematigd divergente differentiatie. Toetsmoment N AVI-Beheersingsniveau N
Leest de leerling de AVI-toetskaart van moment N op frustratieniveau, dan neemt u voorgaande toetskaarten af tot hij zijn instructieniveau heeft bereikt. Dit kan X niveaus lager liggen. Als het instructieniveau op het niveau ligt van het toetsmoment, ofwel E4, dan is X=0. De leerling krijgt dan leerstofpakket E4 (N-0). Als het instructieniveau één niveau lager ligt dan het toetsmoment, ofwel M4, dan is X=1. De leerling krijgt dan leerstofpakket M4 (N-1). Als het instructieniveau twee niveaus lager ligt dan het toetsmoment, ofwel E3, dan is X=2. De leerling krijgt leerstofpakket E3 (N-2). Het bijbehorende beslisschema ziet er als volgt uit:
DMT score A vaardigheids- score ≥ … Aanpak ❸ Pakket N+1
DMT score B/C vaardigheids- score …
DMT score D/E vaardigheidsscore ≤ …
Aanpak ❷ Pakket N+1
Aanpak ❶ Pakket N+1
AVI-Instructieniveau N
Aanpak ❷ Pakket N
Aanpak ❶ Pakket N
AVI-Frustratieniveau N + Beheersingsniveau N-1
Aanpak ❷ Pakket N
Aanpak ❶ Pakket N
AVI-Instructie N -X
Aanpak ❷ Pakket N-X
Aanpak ❶ Pakket N-X
© Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
10
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer
7. Toetsafname en beslisschema’s
Tabel 4: Leerstandaarden voor voortgezet technisch lezen.
Het is denkbaar dat een leerling de AVI-toetskaart die één niveau lager ligt dan zijn frustratieniveau, op beheersingsniveau leest. Er is bij deze leerling dan geen instructieniveau vastgesteld. We stellen dan zijn instructieniveau gelijk aan het niveau boven zijn beheersingsniveau en deze leerling krijgt dan pakket N met Aanpak ➊. We doen dit op grond van de overweging dat – in het voorbeeld – op toetsmoment E4 zowel beheersing van M4 als het lezen van kaart E4 op instructieniveau prestaties op D-niveau zijn. Zie onderstaande tabel.
groep 3 groep 4 groep 5 groep 6 groep 7 groep 8 jan juni jan juni jan ABC-voldoende ≥ M3 ≥ E3 ≥ M4 ≥ E4 ≥ M5 D-minimum
< M3 M3
E- < minimum < M3
E3 M4 ≤ M3 ≤ E3
juni
jan juni
≥ E5
≥ M6 ≥ E6
M4-E4 E4-M5 M5-E5 E5-M6 ≤ E3 ≤ M4
≤ E4 ≤ M5
jan juni
jan
≥ M7 ≥ E7 ≥ Plus M6-E6 M6-M7 E6-E7 ≤ E5 ≤ E5
≤ M6
Eindnoten 1. Leestechniek & Leestempo. Cito. (Arnhem: Cito, 2009). 2. DMT en AVI - Groep 3 tot en met 8. Cito. (Arnhem: Cito, 2009). 3. Ontleend aan: Diagnostiek van technisch lezen en aanvankelijk spellen. (DTLAS). Struiksma, A.J.C., A. van der Leij en J.P.M. Vieijra. (Amsterdam: VU Uitgeverij, 2009).
© Ui tgeveri j Zw i js e n B.V.
11
E s ta fe tte • Ge b r uik swijzer