Jubileum Woord & Daad/ZOA Toespraak Govert Buijs op het symposium ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan van Woord en Daad en ZOA, 6 juni 2013 40 jaar W& D en ZOA: hier past allereerst een droevige felicitatie. Een felicitatie omdat het goed is en een reden om in dankbaarheid stil te staan dat men het werk heeft kunnen doen dat men heeft gedaan. Droevig natuurlijk omdat het natuurlijk typisch om werk gaat waarvan je hoopt en zou willen dat het niet nodig zou zijn of zou kunnen stoppen omdat de doelen bereikt zijn dan wel omdat er geen grote, onbeheersbare rampen meer plaatsvinden. De vraag die mij voorgelegd is is deze: wat zijn de veranderingen in Nederland en dan met name m.b.t. de achterban van deze beide organisaties in de achterliggende 40 jaren? Dus veranderingen in Nederland binnen het christelijke volksdeel, voor zover relevant voor ZOA en W&D. Dat is geen gemakkelijke vraag, deels omdat die achterban zowel deel uitmaakt van de Nederlandse samenleving als daar ook een eigen positie in inneemt en niet altijd helder is uit te maken wanneer het een en wanneer het ander het geval is, deels omdat ik niet over specifieke sociologische deskundigheid beschik omtrent die achterban. Laat ik mezelf vanochtend vooral beschouwen als ‘spectateur engagé’, een geëngageerd, betrokken toeschouwer, die vanuit die positie een aantal observaties doet. Ik doe een aantal observaties, die soms inderdaad betrekking hebben op de achterban, soms op de Nederlandse samenleving in bredere zin. 1. Terug in de jaren ‘70 Toen W&D en ZOA werden opgericht was ik zegge en schrijven acht jaar, bijna negen. Wanneer ik voor het eerst van beide organisaties gehoord heb, durf ik echt niet te zeggen, maar het zal voor mij, levend in een goed en actief betrokken christelijk-gereformeerd gezin, vast niet heel lang daarna geweest zijn. Immers, van jongs af aan werd mij wel duidelijk dat er in Nederland heel veel christelijke organisaties waren, maar ook dat die niet of niet meer deugden of misschien wel nooit echt gedeugd hadden. De NCRV deugde niet, de ARP deugde niet (natuurlijk al helemaal niet toen het CDA in beeld kwam), het dagblad Trouw deugde niet, de Gereformeerde Kerk deugde niet, van de Hervormde kerk deugde een deel wel en een deel niet, en daarmee was ook het vanuit die kerken bedreven Werelddiaconaat verdacht. Het ging bij al die clubs dus ook fout. Wat het allemaal was en waar het voor stond, ik begreep het maar half, maar had ook aan een half woord genoeg. Het was links en ze geloofden de Bijbel ook nog maar half. Maar niet getreurd, want het mooie was, er kwamen ook allemaal nieuwe organisaties die wel deugden: de EO, het Reformatorisch Dagblad, er kwam reformatorisch onderwijs, er kwam een RPF (de latere ChristenUnie), en tot die gelukkige categorie behoorden ook Woord en Daad, ZOA en Tear Fund (noem ik er ook maar bij). Die waren allemaal niet links en niet vrijzinnig maar deden wel wat voor de mensen in nood. En daar kon je dus met een gerust hart aan geven.
Dat geld ging dan niet naar een of andere linkse guerilla-beweging in Zuidelijk Afrika of Latijns Amerika, kwam niet in de zakken van (toen al) Robert Mugabe of andere zogenaamd goede gewelddadige doelen die bijvoorbeeld door de Wereldraad van Kerken werden gesteund. Natuurlijk was er de protestbeweging ‘Geen kerkgeld voor geweld’, maar ZOA en Woord en Daad waren natuurlijk veel betere alternatieven. Ik breng zo dus even de sfeer in herinnering van die zwaar gepolariseerde jaren. Wie tegenwoordig ons vredige landje wel eens een beetje gepolariseerd en wat tegen het kookpunt aan vindt zitten, die heeft duidelijk de jaren ’70 niet meegemaakt. Toen hadden we pas echt ruzie met elkaar! Een werkelijk schitterend relikwie hiervan kwam ik enkele jaren terug tegen in de Amsterdamse Amstel. Ik wil u deze nostalgische herinnering niet onthouden. 2. Het theologisch verschilpunt: het Koninkrijk Gods Het theologische verschilpunt, (hoewel ik vermoed dat er op de Amstel weinig theologie meer te vinden was), als ik het goed zie, lag in de visie op het Koninkrijk Gods. Linkse christenen dachten dat met een paar keer demonstreren tegen kruisraketten op het Museumplein en het Malieveld en dan nog een paar boycot-acties her en der het Koninkrijk Gods zo maar een stukje dichterbij kwam. Verander structuren, dan komt de prachtige onschuld en smetteloosheid van de menselijke natuur spontaan naar voren. Rechts, waaronder ik dan maar even de achterban van ZOA en W&D schaar, waren van mening dat wat spandoeken, buttons op de borst en wat boycotacties helemaal niet genoeg zijn om dat Koninkrijk dichterbij te brengen. Zo makkelijk gaat dat allemaal niet. Sterker nog: hier op aarde zal het met dat Koninkrijk niet veel worden. Mensenhanden brengen het niet voort. Hier op aarde zal er altijd ellende blijven. Hier blijven half alle ogenblikken, misschien zelfs maar kwart. En als je iets wilt veranderen, dan kun je alleen mensen veranderen. Of beter: God verandert mensen. Maar zelfs dan: niet alleen blijven we als mensen zelfs op ons best (om het met Luther te zeggen) ‘simul iustus et peccator’ (zowel gerechtvaardigde als zondaar), ook in de wereld en de samenleving zal altijd het kwaad present zijn. Je kunt het eigenlijk niet eens bestrijden, maar hooguit verminderen, in toom houden, zorgen dat het niet nog erger wordt. Omdat dit nu eenmaal de menselijke situatie is, in het tijdperk tussen de tijden, tussen de eerste en de tweede komst van de Messias, moeten we dus niet in grote veranderingsschema’s denken waarin we het kwaad ontkennen, maar zullen we ons primair moeten richten op concrete hulpverlening. Noem dit: nuchterheid. 3. ‘Links’ is ingestort Bij het zien van die foto’s van dat schip in de Amstel, bekroop uw waarschijnlijk al zo’n donkerbruin vermoeden dat dit weinig toekomst meer had. Dat klopt. Toen ik vorig jaar zomer weer eens langs de Amstel fietste, op zoek naar mijn solidariteitsschip, was het verdwenen. Ik was met mijn foto’s net op tijd geweest. De ideeën over hemelbestormende internationale structuurveranderingen zijn op niets uitgelopen. De vrije markt, het kapitalisme, heeft geheel overwonnen.
We zijn vanaf de jaren ’80 de gloriejaren ingegaan van wat we vaak, met een hele algemene aanduiding, het neoliberalisme noemen. De hemelbestormers van weleer die met zoveel verachtend dedain neer keken op die charitatieve doekjes voor het bloeden van ZOA en Woord en Daad – men kent en vindt hun standplaats zelfs niet meer. Ze zijn in lucht opgegaan, of hebben inmiddels dure banen bij dure organisaties - maar de grote wereldrevolutie is uitgebleven. Het Koninkrijk Gods is inderdaad niet gekomen. Maar vandaag staan we wel stil bij 40 jaar W&d en ZOA. Kennelijk zit er nuchtere, Bijbelse wijsheid in de keuze voor concrete hulpverlening in plaats van de wereldrevolutie. 4. W&D en ZOA en het (internationale) bedrijfsleven worden nu ‘linkser’ De vrije markt, het kapitalisme, heeft geheel overwonnen, zei ik. Geheel? Nee! Kleine groepen blijven moedig weerstand bieden aan de overweldigers en zetten zich in voor een rechtvaardiger wereld. Hun naam: ZOA en Woord en Daad. Is dit toekomstmuziek? Het totale spectrum is ingrijpend veranderd. In een bepaald opzicht zijn we de laatste jaren getuige van een postume overwinning van wat we ooit ‘links’ noemden. Rechts is naar links opgeschoven. Als ik het goed zie, durven zowel W&D als ZOA in hun materiaal en presentie de vraag naar internationale rechtvaardigheid en de rol van het Noorden daarbij, aan de orde te stellen. Die rol zou in de toekomst nog wel eens belangrijker kunnen worden, vanwege de heel belangrijke positie die organisaties die zowel in het Zuiden als in het Noorden actief zijn en bovendien nog onafhankelijk van de overheid én van het bedrijfsleven zijn, een nog grotere rol voor hen weggelegd. Dat is wat Bob Goudzwaard ooit noemde de ‘informantenrol’ en zelfs de ‘strijdrol’ juist van particuliere, dus niet aan overheidsbanden gebonden, ontwikkelingsorganisaties. Fascinerend is dat veel bedrijven, ook juist de ooit zo verfoeide internationale ondernemingen, daarin voorgaan, of daarin meegaan. Er is in de achterliggende tien jaar een soort kanteling op gang gekomen, zo komt het mij voor. Die kan men aanduiden met de term ‘Corporate Social Responsibility’. Veel bedrijven zijn zich bewuster geworden van hun verantwoordelijkheid in de totale productieketen van hun producten. Dat kan soms terug te voeren zijn op de intrinsieke motivatie en bevlogenheid van een ondernemer. Maar net zo zeer kan het te maken hebben met de zorg om het eigen imago. De kledingketen die spijkerbroeken aanbiedt in de winkel die gemaakt zijn in een levensgevaarlijk en uitbuitend atelier in Bangladesh loopt een groot imago-risico en zal dit willen afdekken. Je ziet daarin nu hele nieuwe relaties tussen NGO’s en bedrijfsleven. Min verwachting voor over tien jaar is dat dit fors zal zijn toegenomen en dat ook W&D en ZOA daarin hun partij mee zullen blazen. Dat betreft ook het inzetten van de kennis van het bedrijfsleven in ontwikkelingsprojecten, zoals W&D daar al volop mee bezig is. Toch iets van structuurverandering, nu niet met de grote theologische of ideologische lading die dit in de jaren ’70 had, maar als uiting van een integraler concept van ontwikkeling – en
dat gaat dan ook wel degelijk terug op en is goed te verbinden met een intrinsiek-christelijk perspectief op ontwikkeling. 5. De legitimiteit van OS Daarmee bevinden zich de vanuit orthodox-christelijk Nederland opererende organisaties in een bijzondere positie. Met hun 40 jaar jong, zijn ze relatieve laatkomers op het veld van de internationale verhoudingen. Maar ze blijken nu ineens volhouders te zijn – en dat geldt met name ook hun achterban. Terwijl een economisch crisis losbarst, is W&D, naar ik begreep, niet achteruit gegaan in particuliere giften. Ook ZOA, die omdat ze voor een van haar inkomsten afhankelijk is van een deurcollecte en daarmee kwetsbaarder voor de economische tegenwind, blijft het vanuit haar eigen donateurs goed doen. De legitimiteit van OS binnen de Nederlandse samenleving staat fors onder druk – dat hoef ik niet te vertellen. Nederland, dat in de jaren ’60 zo luidruchtig de luiken opengooide, lijkt weer erg klein te worden. De samenleving is snel naar een soort Daarin speelt onmiskenbaar ook mee een nieuwe ontnuchterde nuchterheid t.a.v. wat ontwikkelingssamenwerking vermag. Een voorbeeld: als kind collecteerde ik op school voor Jang Jung Hee uit Korea, een zielig kindje, dat honger leed in Zuid-Korea en dat wij geadopteerd hadden. Ze was echt heel erg zielig. Als ik mij haar vandaag voorstel, zie ik deze dame voor me. Wat is hierin de rol van OS geweest – in de opkomst van Azië? Die zal er vast wel een beetje geweest zijn, maar is zeker niet de beslissende factor. Maar daarnaast is hier onmiskenbaar een wat je zou kunnen noemen ‘geestelijke verandering’ zichtbaar, waarin het neo-liberale denken zich is vast gaan zetten in onze hoofden met als kerngedachte: ieder maakt zijn eigen leven, sommigen zijn daarbij winners, anderen losers, je hebt het altijd aan jezelf te danken, wie je bent. De idee van de maakbaarheid van de samenleving is vervangen door de idee van de maakbaarheid van het eigen, individuele leven. 6. De mythe van de meetbaarheid Een van de gevolgen van de neo-liberale wind, die binnen het overheidsapparaat vooral een technocratische controle-wind is geworden, is de heel grote nadruk op meetbaarheid van resultaten en wel de korte termijn meetbaarheid. Ontwikkelingssamenwerking – en zelfs noodhulp – is naast de korte, ook altijd een zaak van de lange termijn en lange adem. Veel ontstaat juist in een vertrouwensrelatie Allerlei theorieën over economische groei en ontwikkeling geven dat overigens ook aan: ‘high trust societies’ doen het veel beter dan ‘low trust socieites’, het gaat om sociaal kapitaal, dus de kracht van relaties en samenwerking. Maar dat is allemaal niet meetbaar en maakbaar, maar ontstaat juist in het doen. Lang niet alles kan SMART geformuleerd worden. De rol van particuliere ontwikkelingsorganisaties kan juist zijn om dit voortdurend onder de aandacht te brengen en hierin zelfbewust een eigen koers te gaan – met eigen manieren om verantwoording af te leggen, met kwalitatieve verslagmethoden, etc. Dat betekent ook: ondeugend zijn, haar op de tanden, juist ook richting Den Haag.
7. De globale netwerksamenleving en de doe het zelf-hulp Zullen in de toekomst organisaties van de schaalgrootte van ZOA en W&D nog wel nodig zijn? In de huidige hoogtechnologische globale netwerksamenleving doen mensen snel overal ter wereld contacten op. En daarmee is dan ook snel een eigen projectje, een stichtinkje, een eigen financiele actie geboren.: voor een schooltje hier of een kliniekje daar, een kinderopvang in Bangalore of een gehandicaptenopvang in Deze wat ik maar noem ‘doe het zelf hulp’ is, als ik het goed zie, maar onderzoek hierover ken ik niet, behoorlijk populair. Voeg hierbij dat in Nederland het vertrouwen in grotere organisaties daalt, en je ziet onmiddellijk dat deze trend verder zal gaan. De wereld is zo complex dat men graag iets kleins en tastbaars doet. Mensen zoeken naar menselijke maat. Om allerlei redenen is het belangrijk dat ZOA en W&D zich hier rekenschap van geven en hetzij zich openstellen voor een verbinding met deze initiatieven dan wel in hun werkwijze zelf hier iets van overnemen. In het verleden was het vanzelfsprekende vertrouwen in organisaties in Nederland groot. Men hoefde slechts te vertellen wat men deed en kreeg zo steun: tell me Recentelijk is het wantrouwen toegenomen en willen mensen echt zien wat de organisaties doen, en of ze het wel goed doen ‘show me’. De trend gaat nu hoe langer hoe meer in de richting van ‘ik ben een mondig, deskundige en betrokken burger, ik wil zelf meedoen. ‘Involve me’. Met het ondernemersplatform doet W&D al zoiets, ik vermoed dat op dit punt nog wel een scheut creativiteit nodig is. 8. Internationaal diakonaat? Laat ik ontwikkelingssamenwerking omschrijven als die vorm van internationale samenwerking die gericht is op de economische ontwikkeling van minder ontwikkelde gebieden tot een bepaald basisniveau van ontwikkeling is bereikt. De term ontwikkelingssamenwerking (ik vermoed overigens dat toen W&D en ZOA begonnen de term ontwikkelingshulp nog gangbaar was) deze term herbergt eigenlijk twee onderliggende gedachten: - je brengt ontwikkeling, en dat betekent toch blijvende verandering, blijvende verandering. Als wij vandaag thuis onze ramen lappen en volgende week weer, noemen we dat geen ontwikkeling, maar onderhoud. - het tijdelijke karakter: als de ontwikkeling bereikt is, stopt het. Dat is dus ook, in het ideale geval, het doel van ontwikkelingssamenwerking: op een gegeven moment stopt het. Op basis hiervan komt er nu een wat pijnlijk moment in deze feestelijke bijeenkomst, die zo mooi door twee organisaties is belegd: Een noodhulp-organisatie is in strikte zin geen ontwikkelingsorganisatie, maar een herstelorganisatie. ZOA is primair een noodhulp-organisatie – en zij zal dus altijd nodig blijven
Maar dan, tja, Woord en Daad: dat is primair een ontwikkelingsorganisatie. En u voelt ‘em al aankomen: die gaat, als het een beetje mee zit, de 50 jaar niet halen! Ik kan me niet voorstellen dat in de toekomst een wereld zal ontstaan waarin er geen ernstige rampen zullen plaatsvinden (hoewel het misschien lukt om her en der mensen beter toe te rusten tegen bepaalde natuurrampen). Ik kan me wel voorstellen dat er een wereld ontstaat waarin alle landen min of meer op eigen kracht participeren. Betekent dit het einde van W&D? Even terug naar de oprichting in de jaren ’70: het besef dat het kwaad en het lijden altijd present zal zijn in deze wereld. Dat dat niet op te heffen is. Wat we in recente jaren zien is dat er wereld als geheel welvarender is geworden, en veel landen welvarender zijn geworden, we zien dat de Millennium Development Goals volgens de laatste jaarrapportage over 2012 officieel althans een toch wel indrukwekkende vooruitgang laten zien. Tegelijk zien we wereldwijd dat de ongelijkheid toeneemt. Nu is ongelijkheid op zichzelf geen armoede. Wat ik wel voor me zie is dat er binnen alle landen, wereldwijd, strcutureel misschien wel 10% van de bevolking in echte armoede zal blijven leven, altijd. Dat zijn armen waar qua ontwikkelingsperspectief geen eer aan te behalen valt. Die hebben permanent ondersteuning nodig, zonder dat we volgend jaar schitterende resultaten kunnen laten zien. Daar ligt van oudsher een diakonale taak. Is die taak ook internationaal? Ik denk het wel. Ik denk dat zolang er sprake is van grote ongelijkheid wereldwijd, christenen in het Noorden een rol hebben te spelen bij het in staat stellen van medechristenen in het Zuiden hun diakonale taken uit te voeren. Noem het internationaal diakonaat, noem het permanent noodhulp. Het zou heel goed kunnen zijn dat daar een nieuwe taak ook voor W&D ligt.