Toerisme: de banenmotor
Opdrachtgever: Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC)
ECORYS Nederland BV Michel Briene Manfred Wienhoven
Rotterdam, 25 juni 2010
ECORYS Nederland BV Postbus 4175 3006 AD Rotterdam Watermanweg 44 3067 GG Rotterdam
T 010 453 88 00 F 010 453 07 68 E
[email protected] W www.ecorys.nl K.v.K. nr. 24316726
ECORYS Regio, Strategie & Ondernemerschap T 010 453 87 99 F 010 453 86 50
Toerisme: de banenmotor
3
4
Toerisme: de banenmotor
Inhoudsopgave
Samenvatting en conclusies
7
1 Inleiding 1.1 Achtergrond en doel 1.2 Inkadering 1.3 Leeswijzer
9 9 10 10
2 Huidig beeld toerisme 2.1 Inleiding 2.2 Economisch en maatschappelijk belang toerisme 2.3 Kenmerken toeristische werkgelegenheid 2.4 Toerisme in breder perspectief
11 11 11 13 16
3 Trends en ontwikkelingen 3.1 Inleiding 3.2 Toerisme en conjunctuur 3.3 Doorwerking recessie voor toerisme 3.4 Verschillen per sector 3.5 Verschillen per land 3.6 Totaalbeeld
19 19 19 21 22 25 26
4 Kansen voor de toekomst 4.1 Inleiding 4.2 Van recessie naar groei 4.3 Toerisme als banenmotor op de langere termijn 4.4 Toerisme als instrument voor structuurversterking
29 29 29 30 33
Geraadpleegde bronnen
35
Bijlagen
37
Bijlage 1 Begrippenlijst
39
Bijlage 2 Achtergrondtabellen
41
Toerisme: de banenmotor
5
6
Toerisme: de banenmotor
Samenvatting en conclusies
De toeristische sector is van groot belang voor de Nederlandse economie. Op dit moment heeft de toeristische sector net als veel andere delen van de economie weliswaar veel te lijden van de economische recessie, maar op de langere termijn blijven de perspectieven gunstig. Gelet op het huidige economische klimaat en de gevolgen daarvan voor de toeristische sector heeft ECORYS in opdracht van het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC) een verkennende studie gedaan naar de relatie tussen de economie en toerisme. Onderstaand worden de belangrijkste conclusies nader uitgewerkt: Toerisme belangrijke economische sector De totale bestedingen aan toerisme in Nederland bedroegen in 2008 zo’n 37 miljard euro. De daarmee samenhangende werkgelegenheid bedraagt circa 400.000 banen. Met een aandeel van ruim 4% in de totale werkgelegenheid levert toerisme daarmee een substantiële bijdrage aan de Nederlandse economie. Ter vergelijking: het aantal werkzame personen in de toeristische sector is bijvoorbeeld groter dan in de land- en tuinbouw of de banksector en het verzekeringswezen. Toerisme is niet alleen van belang als economische sector, maar draagt ook op andere wijze bij aan de samenleving. Via de instandhouding van voorzieningen draagt toerisme bij aan een vitaal platteland. Omdat toerisme via allerlei evenementen, festivals, etc. ook fungeert als belangrijke ontmoetingsplek voor mensen uit binnen- en buitenland draagt de sector bovendien bij aan het vergroten van de sociale betrokkenheid. Toerisme als werkgever voor aandachtsgroepen in de samenleving De toeristische sector biedt (nu en op termijn) goede kansen voor specifieke groepen in de samenleving waaronder jongeren, allochtonen en laag opgeleiden. Juist voor deze groepen op de arbeidsmarkt zijn de gevolgen van de economische verslechtering op dit moment goed voelbaar en zijn de vooruitzichten op de langere termijn niet persé rooskleurig. Ter illustratie: begin dit jaar is de werkloosheid in Nederland volgens het CBS opgelopen tot 5,6% van de beroepsbevolking. Onder jongeren (15-24 jaar) is de werkloosheid met 12% ruimschoots het dubbele. Onder jongeren (15-24 jaar) van niet westerse herkomst is de werkloosheid nog hoger en bedroeg eind 2009 ruim 20%. Daarnaast wordt binnen het toerisme relatief veel in deeltijd gewerkt of op basis van flexibele contracten. Het aandeel voltijdwerkers is daarentegen relatief beperkt. De sector is hiermee vergelijkbaar met bijvoorbeeld de detailhandel of de zorg. Omdat veel toeristische banen een parttime karakter hebben of op basis van een flexibel contract kunnen worden uitgevoerd, biedt toerisme bovengemiddelde kansen voor het verhogen van de arbeidsparticipatie.
Toerisme: de banenmotor
7
Toerisme sterk geraakt door recessie De economische recessie heeft grote impact gehad op het internationale toerisme. Het aantal internationale aankomsten is wereldwijd, maar ook in Nederland sterk gedaald. Tegenover deze daling van het inkomend toerisme staat een lichte groei van het binnenlands toerisme, maar die vormt geen substituut voor de daling van het inkomend toerisme. Binnen de toeristische sector is sprake van aanzienlijke verschillen naar regio en accommodatie in de mate waarin de crisis doorwerkt. Zo liep in Nederland het aantal overnachtingen in hotels over 2009 terug, maar zagen andere logiesvormen juist een stijging van het aantal overnachtingen, onder andere omdat Nederlanders momenteel vaker kiezen voor een vakantie in eigen land. Tegelijkertijd staan de bestedingen onder druk. Deels komt dit doordat de consument voorzichtiger wordt met het doen van uitgaven, anderzijds drukt de gewijzigde mix van accommodaties en herkomstlanden de gemiddelde besteding per verblijf. 60 à 70 .000 extra toeristische banen in 2020 bij reële omzetgroei van 1,5% per jaar Op de langere termijn biedt de toeristische sector volop groeikansen. Mensen besteden hun vrije tijd steeds intensiever wat deels wordt veroorzaakt door lange termijn trends zoals inkomensgroei en verdergaande individualisering. Omdat productiviteitsgroei in toerisme beperkt mogelijk is, gelet op het dienstverlenende karakter van de sector (mensenwerk), zal een toename van de toeristische omzet (vanwege meer toeristisch bezoek en/of een toename van de gemiddelde bestedingen) eveneens leiden tot een substantiële toename van het aantal banen. Daarnaast heeft toerisme een locatiegebonden karakter: productie op afstand is niet mogelijk waardoor meer banen ook daadwerkelijk in Nederland worden gecreëerd. Indien Nederland van de groei van toerisme wereldwijd weet te profiteren, betekent een jaarlijkse reële omzetgroei van 1,5 % bij een gelijkblijvende of gematigde productiviteitgroei, dat er over 10 jaar zo’n 60 à 70.000 banen bij zullen komen in de toeristische sector. Genoemde groei in werkgelegenheid is echter geen vanzelfsprekendheid. Belangrijke randvoorwaarde vormt behoud en versterking van de concurrentiepositie van Nederland als reisbestemming. Alleen dan zullen de gepresenteerde werkgelegenheidskansen verzilverd kunnen worden.
8
Toerisme: de banenmotor
1
1.1
Inleiding
Achtergrond en doel Economie in zwaar weer Na jaren van economische voorspoed en hoge economische groei is de financiële sector wereldwijd in de problemen gekomen. Het instorten van de Amerikaanse bank Lehman Brothers op 15 september 2008 luidde het officiële begin in van de wereldwijde financiële crisis. Vervolgens kregen ook andere economische sectoren te maken met een minder gunstig toekomstbeeld. Vanwege de verslechterde economische omstandigheden is de Nederlandse economie in 2009 gekrompen met 4,8%. Voor dit jaar wordt verwacht dat de economie weer licht zal aantrekken. Gevolgen langer merkbaar Dat neemt echter niet weg dat we nog langer de gevolgen van de crisis (dalende koopkracht, oplopende werkloosheid) zullen merken. Daarbij komt dat het vertrouwen in de euro is weggezakt en de financiële crisis kan omslaan naar een landencrisis. Om dit te voorkomen hebben de gezamenlijke eurolanden een grootscheepse steunoperatie opgezet om het vertrouwen te herstellen. Landen als Griekenland, maar ook Portugal, Spanje en Groot-Brittannië hebben bovendien forse maatregelen aangekondigd om het begrotingstekort in te perken. Toerisme zwaar geraakt door crisis De verslechtering van de economie werkt uiteraard ook door in de toeristische sector. Als er minder te besteden is zal er immers ook worden bezuinigd op vakanties, dagjes uit, incentives of congresbezoek. Dat toerisme zwaar te lijden heeft onder de recessie blijkt bijvoorbeeld uit de sterke teruggang van het inkomend toerisme in Nederland en elders in Europa en het feit dat de horecaondernemers in Nederland vanaf de eerste helft van 2008 over de gehele linie hun omzet fors zagen teruglopen. Crisis biedt ook kansen Hoewel de economie op dit moment tegen zit, ontstaan er ook kansen omdat vakantiegangers dichter bij huis blijven en Nederland relatief gunstig ligt ten opzichte van belangrijke bronlanden. In tegenstelling tot de afgelopen jaren is het onder de huidige omstandigheden bovendien makkelijker om als sector aan personeel te komen. De toeristische sector biedt bovendien (nu en op termijn) goede kansen voor bijvoorbeeld allochtonen en laag opgeleiden. Juist voor deze groepen op de arbeidsmarkt zijn de gevolgen van de economische verslechtering op dit moment voelbaar en zijn de vooruitzichten ook op de langere termijn niet persé rooskleurig.
Toerisme: de banenmotor
9
Perspectieven op langere termijn gunstig De vooruitzichten op de langere termijn voor de toeristische sector zijn gunstig. Hierbij speelt onder andere mee dat we onze vrije tijd steeds intensiever gaan gebruiken onder invloed van structurele trends zoals de individualisering en de verdere welvaartsontwikkeling en daaraan gekoppelde inkomensgroei. Via opkomende markten neemt het marktpotentieel voor Nederland nog verder toe. Meer inzicht in relatie economie en toerisme wenselijk Gelet op het huidige economische klimaat en de gevolgen daarvan voor de toeristische sector heeft het Nederlands Bureau voor Toerisme & Congressen (NBTC) aan ECORYS gevraagd om de relatie tussen economie en toerisme op basis van beschikbare cijfers in beeld te brengen. Dit inzicht kan vervolgens worden gebruikt om een beter begrip te krijgen van het effect van de economische conjunctuur om daardoor ook gerichter beleid te kunnen voeren en de gesignaleerde kansen op termijn ook goed te benutten. In deze rapportage worden de bevindingen gepresenteerd.
1.2
Inkadering Afbakening toerisme Toeristische activiteiten zijn divers en niet iedereen hanteert eenzelfde definitie. In deze studie wordt de toeristisch-recreatieve sector gedefinieerd op basis van de consumptieve bestedingen. Deze bestedingen zijn in essentie de optelsom van alle uitgaven van binnenen buitenlanders, aan goederen en diensten, tijdens één- of meerdaagse bezoeken en met uiteenlopende motieven (recreatie, vakantie, zakelijke ontmoetingen en dergelijke). De gehanteerde definitie sluit aan bij de afbakening uit de Tourism Satellite Account (TSA) die internationaal wordt gehanteerd als standaard voor het in beeld brengen van het economische belang van de sector. Beschikbare gegevens Omdat toerisme vanuit de vraag geredeneerd een optelsom is van een groot aantal economische activiteiten en mede om die reden meestal niet separaat is terug te vinden in de officiële statistieken, is het lastig om een goed onderbouwd en volledig beeld te krijgen van de toeristische sector. In deze studie hebben we dit proberen te ondervangen door onder andere te kijken naar economische sectoren zoals de logiesaccommodaties of de horeca die in belangrijke mate een stempel drukken op het toerisme en bovendien als sector zijn terug te vinden in de reguliere statistieken.
1.3
Leeswijzer
10
In hoofdstuk 2 wordt een beeld geschetst van het huidige economische belang van de toeristische sector alsmede de plaatsbepaling van de sector binnen de gehele Nederlandse economie. Relevante trends en ontwikkelingen komen in hoofdstuk 3 aan de orde. Daarbij kijken we onder andere naar de relatie tussen economische conjunctuur en toerisme. Daarop aansluitend wordt in hoofdstuk 4 gekeken naar de kansen voor de toeristische sector op de wat langere termijn.
Toerisme: de banenmotor
2 Huidig beeld toerisme
2.1
Inleiding Toerisme is door de jaren heen uitgegroeid tot een belangrijke economische activiteit. Bezoekers uit binnen- en buitenland besteden vele miljarden bij het toeristische bedrijfsleven en dat is goed voor de omzet en de werkgelegenheid. In dit hoofdstuk wordt het huidige economische belang van de toeristische sector op basis van een aantal indicatoren uitgewerkt. Daarbij kijken we in paragraaf 2.2. naar de huidige bestedingen en de werkgelegenheid. De verschillende kenmerken van de werkgelegenheid komen vervolgens in paragraaf 2.3 aan de orde. Om toerisme als economische activiteit in het juiste perspectief te plaatsen wordt in pararaaf 2.4 een vergelijking gemaakt met de economie van Nederland als geheel.
2.2
Economisch en maatschappelijk belang toerisme Toeristische bestedingen in 2008 circa € 52 miljard De totale omvang van de toeristische sector wordt door het CBS in termen van bestedingen voor 20081 geraamd op bijna 52 miljard euro (figuur 2.1). Van dit totaal heeft circa 71% (oftewel € 36,9 miljard) betrekking op bestedingen in Nederland (intern toerisme) terwijl het restant van € 14,8 miljard via het uitgaand toerisme van Nederlanders rechtstreeks afvloeit naar het buitenland. De bestedingen in Nederland komen in belangrijke mate voor rekening van het binnenlandse toerisme en uitgaven van het uitgaand toerisme dat in Nederland achterblijft (€ 24,9 miljard). Het inkomend toerisme levert circa € 7,1 miljard aan bestedingen op. Tenslotte wordt € 3 miljard uitgegeven aan (duurzame) recreatiegoederen zoals caravans en boten en rekent het CBS bijna 2 miljard toe aan sociale overdrachten. Tot deze overdrachten behoren subsidies van de overheid (bijdragen aan musea, bijstandssubsidies voor recreatieve activiteiten en dergelijke).
1
Jaarlijks publiceert het CBS in juli een update van de cijfers rond het economisch belang van de toeristische sector
Toerisme: de banenmotor
11
Figuur 2.1
Totale toeristisch recreatieve bestedingen uitgesplitst naar categorie ( x € miljard)
Bron: CBS Nationale Rekeningen 2008
Inkomend
Binnenlands
Uitgaand
toerisme
toerisme
toerisme
Toeristisch
€ 5,8
€ 17,7
Zakelijk
€ 1,3
€ 3,0
Uitgaven van uitgaand toerisme dat in
Totaal
€ 4,2
Nederland achterblijft Totaal Aankoop duurzame recreatiegoederen
€ 7,1
€ 20,7
€ 4,2
€ 32,0 € 3,0
Sociale overdrachten
€ 1,9
Totale bestedingen
€ 36,9
Bron: NBTC (2009), Kerncijfers Editie 2009
Voor een verdere uitsplitsing van de totale bestedingen inclusief ontwikkelingen vanaf 2002 wordt verwezen naar bijlage 2. Toeristische werkgelegenheid De totale werkgelegenheid in de toeristische sector bedraagt in 2008 uitgedrukt in voltijdsbanen bijna 250.000 fte’s. Omdat binnen de toeristische sector relatief veel in deeltijd wordt gewerkt en een persoon soms verschillende banen combineert is de werkgelegenheid uitgedrukt in werkzame personen en in toeristische banen hoger namelijk 358.000 en 397.000. Verwevenheid met andere sectoren Bij de genoemde cijfers over bestedingen en werkgelegenheid moet worden bedacht dat in de TSA een strakke definitie van toerisme wordt gehanteerd. Een belangrijke toeristische activiteit zoals het funshoppen valt bijvoorbeeld buiten de definitie van de TSA. Dit is goed verklaarbaar omdat de TSA vooral bedoeld is als standaard om de toeristische performance van afzonderlijke landen te kunnen vergelijken en het relatieve belang van toerisme goed tot uitdrukking te brengen. De omzet als gevolg van funshoppen wordt bovendien ook zichtbaar in de omzet van de detailhandel en dit is in de reguliere statistieken een aparte categorie. Omdat toerisme en andere sectoren steeds meer met elkaar verweven raken is het relatieve belang van de sector groter dan op grond van de TSA tot uitdrukking wordt gebracht. 12
Toerisme: de banenmotor
Denk in dit geval niet alleen aan de koppeling tussen toerisme en bijvoorbeeld winkelen of zorg, maar ook aan de groeiende verwevenheid tussen wonen, werken en recreëren. Via allerlei toeleveringsrelaties zorgt de toeristische sector ook voor indirecte werkgelegenheid in bijvoorbeeld de groothandel of de bouwnijverheid. Een hotel of bungalowpark moet immers ook worden gebouwd en bevoorraad. Bij nieuwe investeringen in Nederland wordt hiervoor doorgaans een werkgelegenheidsmultiplier aangehouden van circa 1,6. Dit betekent dat iedere 10 extra banen in de toeristische sector indirect zorgen voor nog eens 6 banen bij allerlei toeleverende bedrijven.
2.3
Kenmerken toeristische werkgelegenheid De specifieke aard van de activiteiten binnen de toeristische sector heeft invloed op het type werkgelegenheid dat wordt gecreëerd. In deze paragraaf zetten we enkele belangrijke kenmerken op een rij zoals opleidingsniveau, leeftijd en herkomst. Omdat dergelijke gegevens voor de toeristische sector niet bekend zijn, maken we in deze paragraaf vooral gebruik van gegevens over ‘logies-, maaltijd-, en drankverstrekkers’ (de horeca) om een indicatief beeld te geven van het toerisme als geheel. Uitgedrukt in werkzame personen is de horeca goed voor circa 57% van de totale toeristische werkgelegenheid en drukt daarmee een belangrijk stempel op de toeristische sector. Scholing en opleidingsniveau Werknemers in de toeristisch-recreatieve sector zijn gemiddeld genomen lager opgeleid in vergelijking met werknemers in veel andere sectoren en met de economie als geheel. In onderstaand figuur wordt dit geïllustreerd aan de hand van de verdeling van de werkgelegenheid naar laag, midden en hoogopgeleid. Zo ligt het gemiddelde aandeel van de werknemers met een hoog opleidingsniveau over alle sectoren op circa 28% en bedraagt dit percentage voor de sector ‘logies-, maatijd-, en drankverstrekkers’ 9%.
Figuur 2.2
Werkgelegenheid per sector naar opleidingsniveau (2005) Totaal Milieu, cultuur en overige diensen Gezondheids- en welzijnszorg Gesubsidieerd onderwijs Openbaar bestuur, overheidsdiensten Verhuur van en handel in onroerend goed Financiële instellingen Vervoer, opslag en communicatie Logies-, maaltijden- en drankenverstrekkers `` Reparatie van consumentenartikelen Bouwnijverheid Energie- en waterleidingbedrijven Industrie Delfstoffenwinning Landbouw, bosbouw en visserij 0%
10% 20% 30% 40% Laag
50% 60% 70% 80% 90% Midden
100 %
Hoog
Bron: CBS Arbeidsrekeningen
Toerisme: de banenmotor
13
Leeftijd en land van herkomst werknemers In vergelijking met andere sectoren zijn de werknemers in de toeristisch-recreatieve sector relatief jong. Van de werknemers in de sector ‘logies-, maaltijden- en drankenverstrekkers’ is bijvoorbeeld 58% jonger dan 35 jaar terwijl maar 8% 55 jaar of ouder is (tabel 2.2.). Gemiddeld over alle sectoren zijn deze percentages respectievelijk 37% en 13%. Tabel 2.1
Werkgelegenheid per sector naar leeftijd (2005) Leeftijd
Totaal
jonger dan
35 tot
55 jaar
35 jaar
55 jaar
of ouder
Landbouw, bosbouw en visserij
33%
45%
22%
100%
Delfstoffenwinning
25%
63%
13%
100%
Industrie
28%
58%
15%
100%
Energie- en waterleidingbedrijven
17%
63%
20%
100%
Bouwnijverheid
34%
52%
14%
100%
Reparatie van consumentenartikelen
47%
42%
12%
100%
Logies-, maaltijden- en drankenverstrekkers
58%
34%
8%
100%
Vervoer, opslag en communicatie
32%
53%
16%
100%
Financiële instellingen
31%
56%
12%
100%
Verhuur van en handel in onroerend goed
45%
44%
11%
100%
Openbaar bestuur, overheidsdiensten
25%
59%
15%
100%
Gesubsidieerd onderwijs
26%
54%
20%
100%
Gezondheids- en welzijnszorg
32%
56%
12%
100%
Milieu, cultuur en overige diensten
34%
52%
14%
100%
Totaal
37%
50%
13%
100%
Bron: CBS
Daarnaast biedt de sector verhoudingsgewijs ook veel werkgelegenheid aan allochtonen. Van de autochtone beroepsbevolking met een baan werkt bijvoorbeeld 3% in de horeca. Onder de westerse allochtone beroepsbevolking loopt dit percentage op tot 4% en voor de niet westerse allochtonen tot 7%. Het percentage voor laatstgenoemde categorie is overigens afhankelijk van de bevolkingsgroep en varieert van circa 4 tot 14%. Onderstaand tabel illustreert dit. In de bijlage is een totaal overzicht opgenomen van alle economische sectoren.
14
Toerisme: de banenmotor
Tabel 2.2
a)
Aandeel werknemers (%) werkzaam in de horeca naar land herkomst (2006)
Herkomst
Aandeel (%) per bevolkingsgroep
Autochtonen
3
Westerse allochtonen
4
Niet-westerse allochtonen
7 w.v. Turkije
5
Marokko
6
Suriname
4
Antillen
5
Overige niet-westerse allochtonen
14
a) Tot de categorie allochtonen rekent het CBS in dit verband alle personen van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Bron: CBS
Aard dienstverband Onderstaande tabel laat zien dat het % voltijdwerkers in de horeca slechts 27% bedraagt terwijl dit percentage gemiddeld over alle sectoren ligt op 52%. Het aandeel deeltijdwerknemers en flexibele werknemers in de horeca ligt daarmee fors hoger dan gemiddeld. Ook in de detailhandel en in de gezondheids- en welzijnszorg komen relatief weinig voltijdswerkers voor en werkt het merendeel van de werknemers in deeltijd. Tabel 2.3
Aandeel voltijd-, deeltijd-, en flexibele werknemers per sector (2006) Flexibele Voltijdwerknemers Deeltijdwerknemers werknemers Totaal Landbouw en visserij
55%
31%
14%
100%
Delfstoffenwinning
88%
9%
1%
100%
Industrie
79%
19%
2%
100%
Energie- en waterleidingbedrijven
83%
17%
0%
100%
Bouwnijverheid
88%
11%
1%
100%
Handel
50%
38%
12%
100%
w.v. Autohandel en -reparatie
71%
22%
7%
100%
Groothandel
74%
23%
4%
100%
Detailhandel
29%
52%
19%
100%
Horeca
27%
49%
25%
100%
Vervoer en communicatie
68%
26%
5%
100%
Financiële instellingen
66%
32%
2%
100%
Zakelijke dienstverlening
44%
28%
28%
100%
Openbaar bestuur
71%
29%
0%
100%
Onderwijs
44%
54%
2%
100%
Gezondheids- en welzijnszorg
21%
73%
6%
100%
Cultuur en overige dienstverlening
41%
52%
7%
100%
Totaal
52%
38%
10%
100%
Bron: CBS
Toerisme: de banenmotor
15
Kenmerken toeristische bedrijven Toeristische bedrijven zijn in vergelijking met veel andere economische sectoren relatief kleinschalig van omvang. In bijvoorbeeld de horeca die een belangrijk stempel drukt op de toeristische sector, ontbreken bedrijven met meer dan 50 werkzame personen nagenoeg (zie onderstaande tabel). In vergelijking met de gemiddelde bedrijfsgrootte van alle bedrijven in Nederland zijn het juist de bedrijven met 2 tot maximaal 20 werkzame personen die relatief zijn oververtegenwoordigd. Bedrijven met maar 1 werkzame persoon zijn daarentegen juist in de minderheid. Ook in een sector als “cultuur, sport en recreatie” waarin relatief veel toeristische bedrijven zijn terug te vinden, is sprake van een vergelijkbaar beeld al zijn hier in vergelijking met de horeca ook grotere bedrijven actief. Tabel 2.4
Procentuele verdeling bedrijfssectoren naar grootteklasse in 2008 Sectoren
Werkzame personen 1
2 tot
5 tot
10 tot
20 tot
50 tot
100
5
10
20
50
100
en
40
4
2
1
0
0
Totaal
meer Landbouw, bosbouw en visserij
53
100
Delfstoffenwinning
44
19
10
10
8
3
6
100
Industrie
43
23
11
9
8
3
3
100
Energievoorziening
54
32
4
2
3
1
4
100
Waterleidingbedrijven en afvalbeheer
38
21
12
11
10
3
6
100
Bouwnijverheid
69
18
5
4
2
1
0
100
Handel
45
35
10
5
3
1
1
100
Vervoer en opslag
43
31
10
7
6
2
2
100
Horeca
28
46
16
7
3
0
0
100
Informatie en communicatie
65
21
6
4
3
1
1
100
Financiële dienstverlening
53
31
8
4
2
1
1
100
Verhuur en handel van onroerend goed
45
43
7
3
2
1
1
100
Specialistische zakelijke diensten
71
19
5
3
2
0
0
100
Verhuur en overige zakelijke diensten
51
24
9
6
6
2
2
100
Openbaar bestuur en overheidsdiensten
8
2
2
2
6
15
65
100
Onderwijs
69
16
3
3
3
2
5
100
Gezondheids- en welzijnszorg
52
28
10
4
2
1
2
100
Cultuur, sport en recreatie
39
32
13
8
5
1
1
100
Overige dienstverlening
71
20
5
2
1
0
0
100
Totaal
56
28
8
4
3
1
1
100
Bron: CBS
2.4
Toerisme in breder perspectief Relatief belang toerisme in Nederland Om de bijdrage van toerisme aan de nationale economie te illustreren is in onderstaand figuur de toeristische werkgelegenheid uitdrukt als percentage van de totale werkgelegenheid in Nederland. Uitgedrukt in arbeidsvolume bedraagt het aandeel van de toeristische sector circa 3,6%.
16
Toerisme: de banenmotor
Uitgedrukt in werkzame personen en in banen is het aandeel echter hoger omdat in de toeristische sector relatief meer in deeltijd wordt gewerkt en vaker verschillende banen worden gecombineerd. Figuur 2.3
Toeristische werkgelegenheid en aandeel (%) in totale werkgelegenheid in Nederland (2008)
Bron: CBS Nationale Rekeningen 2008
Vergelijking met andere sectoren Met een totaal arbeidsvolume van circa 360.000 werkzame personen is de toeristische sector als werkgever belangrijker dan bijvoorbeeld de land- en tuinbouw in ons land (255.000 werkzame personen) of de banksector en het verzekeringswezen (215.000 werkzame personen). Met ongeveer een half miljoen werkzame personen is de bouwnijverheid net een slag groter. Tabel 2.5
Vergelijking werkgelegenheid toerisme met een aantal andere sectoren (werkzame personen) Serctor
Werkzame personen
Banken en verzekeringswezen
215.000
Landbouw, bosbouw en visserij
255.000
Toerisme
357.000
Bouwnijverheid
498.000
Industrie
938.000
Bron: CBS Nationale Rekeningen 2008
Relatief belang verschilt per regio Om een beeld te geven van het relatieve belang van de toeristische sector voor Nederland is in onderstaand figuur het aandeel van de horeca in de totale werkgelegenheid per provincie opgenomen. De figuur laat zien dat het beeld per provincie nogal verschilt. Ten opzichte van het Nederlandse gemiddelde is de sector relatief sterk oververtegenwoordigd in Zeeland, Limburg, Noord-Holland en Drenthe. In de andere provincies is echter sprake van een ondervertegenwoordiging ten opzichte van Nederland als geheel. Uitschieter is Flevoland en in mindere mate ook Utrecht en Zuid-Holland en Groningen.
Toerisme: de banenmotor
17
Figuur 2.4
Aandeel (%) van de horeca in de totale werkgelegenheid (arbeidsjaren) per provincie (2007)
Nederland Limburg Noord-Brabant Zeeland Zuid-Holland Noord-Holland Utrecht Gelderland Flevoland Overijssel Drenthe Friesland Groningen 0,0%
1,0%
2,0%
3,0%
4,0%
5,0%
6,0%
Bron: CBS Regionale Rekeningen
Bijdrage toerisme aan leefbaarheid en instandhouding voorzieningen Het relatieve belang van de toeristisch recreatieve sector is voor veel regio’s vaak groter dan alleen op grond van de omzet of werkgelegenheid tot uitdrukking kan worden gebracht. Vooral op het platteland en in andere minder verstedelijkte gebieden zouden veel winkels en voorzieningen verdwijnen als er geen toeristische bestedingen zouden zijn. Daarmee levert het toerisme via de instandhouding van voorzieningen ook een belangrijke bijdrage aan de leefbaarheid van het landelijke gebied in ons land. In het verlengde hiervan speelt ook de discussie over de gevolgen van bevolkingskrimp. Omdat toerisme zorgt voor nieuwe economische impulsen biedt instandhouding en stimulering van de sector ook een belangrijke bijdrage aan het neutraliseren/ ombuigen van de negatieve effecten van krimp. De daarmee samenhangende kosten zullen onder meer via een vermindering van de werkloosheid weer deels kunnen worden terug verdiend (afname van het aantal WW- en bijstandsuitkeringen, toename inkomstenbelasting, e.d.). Toerisme is locatiegebonden Toerisme heeft een locatiegebonden karakter. Productie op afstand is niet mogelijk. Een goede concurrentiepositie is daarbij wel van cruciaal belang. Voldoet het product immers niet aan de eisen en verwachtingen of is men onvoldoende bekend met de mogelijkheden dan zal de keuze eerder op andere destinaties vallen.
18
Toerisme: de banenmotor
3 Trends en ontwikkelingen
3.1
Inleiding In dit hoofdstuk komen relevante trends en ontwikkelingen aan de orde. Daarbij kijken we onder andere naar de conjuncturele schommelingen van de economie en naar de mate waarin deze schommelingen doorwerken naar het toerisme.
3.2
Toerisme en conjunctuur Economie herstelt in 2010 De economie in Nederland is in 2009 ten opzichte van het jaar daarvoor gekrompen met circa 4,8%. Hoewel het heel gebruikelijk is dat een periode van economisch groei wordt opgevolgd door een periode waarin het economisch minder gaat is een dergelijke achteruitgang sinds de jaren dertig van de vorige eeuw niet meer voorgekomen (zie figuur 3.1). Voor 2010 en 2011 verwacht het CPB uit te komen op een groei van het bbp van respectievelijk 1,5% en 2% waarmee een officieel einde komt aan de recessie. Van belang hierbij is echter dat voor de meeste Nederlanders de directe pijn van de crisis tot nog toe beperkt is gebleven. Over 2009 was nog sprake van koopkrachtstijging, terwijl de werkloosheid wel opliep. In historisch en internationaal perspectief is de werkloosheid in Nederland echter nog steeds laag. Als reden hiervoor wijst het CPB op het mogelijke effect van een meer flexibele arbeidsmarkt, onder andere door een toename van het aantal zzp’ers. Gevolgen voor huishoudens nog lang voelbaar Hoewel het bbp vanaf 2010 weer zal toenemen, zullen huishoudens de gevolgen van de crisis nog duidelijk voelen: de werkloosheid stijgt verder, terwijl de koopkracht in beide jaren daalt. Het effect van het op orde brengen van de overheidsfinanciën zal ook op middellange termijn merkbaar blijven. Het begrotingstekort komt voor 2009 uit op 4,9% en voor dit jaar verwacht het CPB een verder oplopend tekort van 6,3% van het bbp, om daarna in 2011 weer af te nemen door de herstellende economische groei, het aflopen van stimuleringsmaatregelen en door bezuinigingen. Het te verwachten tekort van 4,9% in 2011 ligt echter nog duidelijk boven het ‘Maastricht’ plafond van 3% bbp. In 2008 was daarentegen nog sprake van een overschot van 0,3% (zie CEP 2010).
Toerisme: de banenmotor
19
Ontstaan van de crisis De crisis is aanvankelijk vooral terug te voeren op de toenemende verliezen bij verstrekkers van hypotheken in de VS vanwege verslechterde omstandigheden op de woningmarkt. Omdat hypotheken gebundeld werden doorverkocht zijn ook financiële instellingen buiten de VS geïnfecteerd geraakt en ondervinden ook steeds meer andere sectoren de gevolgen van de financiële crisis omdat het verkrijgen van krediet steeds lastiger is geworden en de consumptieve bestedingen van huishoudens teruglopen. Structurele schommelingen in de economie De periodieke op- en neergang in de economie kan worden geïllustreerd aan de hand van de jaarlijkse mutaties van het BBP ten opzichte van het jaar daarvoor. Onderstaande figuur toont de golfbeweging (oftewel conjunctuur) voor Nederland. Grofweg duurt een periode van op- en neergang circa 10 tot 12 jaar. Dit impliceert dat het nog enige tijd zal duren voordat de economie in Nederland, maar ook wereldwijd weer enigszins op koers zal raken. Figuur 3.1
Bruto binnenlands product: (volumemutaties (%) ten opzichte van het jaar daarvoor 10
8
6
4
2
2000
1990
1980
1970
1960
1950
1940
1930
1922
0
-2
-4
-6
Sectoren nader bezien De mate waarin en het moment waarop de verschillende economische sectoren te maken hebben gekregen met de recessie verschilt behoorlijk. Sommige sectoren zoals de bouwnijverheid krijgen doorgaans pas laat te maken met de effecten van een recessie onder andere vanwege het planningsproces. De productie van bijvoorbeeld woningen wordt lang vooruit gepland waardoor er sprake is van vertraging. Een sector die sterk afhankelijk is van de consumentenbestedingen zoals de detailhandel (vooral non-food), de horeca en andere toeristische bedrijven merken daarentegen vrijwel direct de gevolgen als het economisch slechter gaat. In hoofdstuk 4 gaan we hierop nog nader in.
20
Toerisme: de banenmotor
3.3
Doorwerking recessie voor toerisme Ontwikkeling internationaal toerisme De gevolgen van de recessie voor het toerisme zijn groot. Wereldwijd is het aantal internationale aankomsten over 2009 ten opzichte van het jaar daarvoor teruggelopen van 922 miljoen naar 881 miljoen (figuur 3.2): een daling derhalve van bijna 5%. De daling in het aantal internationale aankomsten komt vooral voor rekening van Europa waar het aantal aankomsten met 6% is gedaald. Dat juist dit werelddeel relatief sterk wordt getroffen is op zich niet zo vreemd. Van de in totaal 880 miljoen internationale aankomsten is nog steeds meer dan de helft gericht op Europa. Naast Europa is ook in Amerika en het Midden Oosten sprake van een verhoudingsgewijs vergelijkbare daling. In Azië en de Pacific is de terugval mede vanwege de sterke uitdijende economieën echter veel minder geweest terwijl Afrika nog steeds een groei in het aantal aankomsten laat zien.
Figuur 3.2
Ontwikkeling aantal internationale aankomsten in de wereld (x miljoen) 1000 900 800
764
804
904
922
2007
2008
847
881
700 600 500 400 300 200 100 0 2004
2005
2006
2009
Bron: UNWTO
Effecten in Nederland Net als elders zijn de gevolgen van de financiële crisis en de daarop volgende recessie ook in Nederland goed merkbaar. Zo is het aantal buitenlandse toeristen dat in 2008 ons land heeft bezocht terug gelopen van bijna 11 miljoen in 2007 naar 10,1 miljoen in 2008. Dit is een daling van circa 0,9 miljoen in vergelijking met het jaar daarvoor. Voor geheel 2009 bedraagt het aantal aankomsten zo’n 9,9 miljoen. De daling van 8% in 2008 wordt derhalve gevolgd door een lichtere daling van 2% in 2009 (NBTC 2010). Vergelijking met benchmarklanden Om de ontwikkeling van het inkomend toerisme in breder perspectief te plaatsen is in onderstaande tabel voor de ontwikkeling van het aantal aankomsten voor Nederland een aantal benchmarklanden opgenomen. Ten opzichte van deze benchmarklanden heeft Nederland weliswaar marktaandeel verloren vanaf 2004, maar over het afgelopen jaar is sprake van een kentering en neemt het marktaandeel van Nederland ten opzichte van deze benchmarklanden vooralsnog weer toe.
Toerisme: de banenmotor
21
Tabel 3.1
Aantal internationale gasten in Nederland en aantal benchmarklanden 2004
2005
2006
2007
2008
2009
België
9,4%
8,9%
8,4%
8,4%
8,8%
8,8%
Denemarken
13,2%
12,3%
11,8%
11,8%
11,2%
10,6%
Duitsland
28,1%
28,5%
29,2%
29,5%
30,6%
31,4%
Nederland
13,5%
13,3%
13,3%
13,3%
12,4%
12,9%
Groot-Brittannië
35,8%
37,1%
37,3%
37,1%
37,1%
36,4%
Totaal %
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
100,0%
71,5
75,5
80,8
82,8
81,4
77,2
Totaal absoluut (x miljoen)
3.4
Verschillen per sector De gevolgen van de recessie zijn binnen de toeristische sector over de gehele linie merkbaar, maar pakken voor de verschillende deelsegmenten van de toeristische sector anders uit. Zo is sprake van verschillen tussen regio’s en sectoren, maar ook het moment waarop de gevolgen zich manifesteren verschilt per deelsegment. Om dit te illustreren kijken we achtereenvolgens naar de gevolgen voor de logiesaccommodaties, cafés en restaurants, attracties en het zakelijke segment. Logiesaccommodaties Van de logiesaccommodaties hebben vooral de hotels het relatief zwaar te verduren. Hotels laten vanaf 2007 een relatief sterke afname zien van het aantal overnachtingen (tabel 3.2). Omdat tegelijkertijd ook de kamerprijzen onder druk zijn komen te staan is de omzet nog verder gedaald. De slechtere performance van de hotelsector wordt grotendeels veroorzaakt door minder (zakelijk) bezoek uit herkomstlanden die sterk door de crisis geraakt zijn en waar sprake is van ongunstige wisselkoeren (met name Verenigde Staten en Groot-Brittannië). De andere verblijfsrecreatieve logiesvormen laten een ander beeld zien. Zo is het aantal overnachtingen bij de bungalowparken over de afgelopen jaren redelijk stabiel gebleven en neemt het aantal overnachtingen op de kampeerterreinen en in groepsaccommodaties over 2009 juist weer toe.
Tabel 3.2
Aantal overnachtingen van gasten naar logiesvorm (x miljoen) Hotels
22
Bungalow-
Kampeer-
Groeps-
parken
terreinen
accommodaties
Totaal
1999
29,0
27,3
22,8
3,8
83,0
2000
29,7
28,2
20,9
3,7
82,6
2001
28,6
27,9
20,4
3,6
80,5
2002
28,5
28,2
21,5
4,2
82,4
2003
27,2
26,8
23,1
4,1
81,2
2004
28,4
25,9
22,5
4,1
80,9
2005
29,5
24,5
22,1
4,1
80,2
2006
31,8
26,8
21,3
4,1
83,9
2007
34,2
29,3
20,8
4,0
88,3
Toerisme: de banenmotor
Hotels
Bungalow-
Kampeer-
Groeps-
parken
terreinen
accommodaties
Totaal
2008
32,6
29,2
18,8
3,8
84,5
2009*
31,5
29,1
20,1
3,9
84,5
Bron CBS
Dat juist de meer recreatieve verblijfsaccommodaties van de recessie weten te profiteren past in het beeld dat Nederlanders momenteel vaker kiezen voor een goedkopere vakantie in eigen land. Bezoekers uit België en Duitsland blijven eveneens dichterbij huis. Van een vergelijkbare trend is sprake in Frankrijk waar meer Fransen in het afgelopen jaar hebben gekozen voor een verblijf in eigen land. Ook in Groot-Brittannië is vanaf 2008 weer vaker vakantie gevierd in eigen land onder andere vanwege de forse daling van het pond ten opzichte van de euro. Omdat Groot-Brittannië vanwege de daling van het pond goedkoper is geworden voor de eurolanden is tegelijkertijd het inkomend toerisme vanuit het Europese vasteland weer wat aangetrokken (zie ook paragraaf 3.5). Met het weer goedkoper worden van de euro ten opzichte van het pond is dit beeld overigens vanaf medio 2009 weer aan het kantelen. Voor inwoners uit Groot-Brittannië wordt een vakantie in een van de eurolanden hierdoor juist weer goedkoper. Hetzelfde geldt voor inwoners uit de Verenigde Staten omdat de euro ten opzichte van de dollar eveneens goedkoper is geworden. Cafés en restaurants Naast de hotels hebben ook de restaurants duidelijk te lijden van de verslechterde economische omstandigheden. Zakelijke klanten maken minder gebruik van de lunchmogelijkheden van de toprestaurants. Restaurants in het middensegment zien het volume zelfs over de hele linie teruglopen, maar proberen de omzet nog enigszins op peil te houden door goedkopere alternatieven op het menu te zetten. Ook bij de cafés is het aantal gasten behoorlijk gedaald en staan momenteel veel cafébedrijven te koop. Vooral kleine bedrijven hebben weinig reserves opgebouwd waardoor de weerstand voor de crisis beperkt is. Eerder waren vooral de kleinere cafés al relatief zwaar getroffen door het rookverbod. De verslechterde positie van de cafés en restaurants blijkt uit de cijfers. Over 2009 behaalden de cafés 7,5% minder aan omzet in vergelijking met het jaar daarvoor. Consumpties werden gemiddeld 4,6% duurder, maar het omzetvolume lag 11,5% lager dan een jaar eerder. De daling van de omzet in de restaurants bedraagt in 2009 4,8%. Prijzen stegen met 2,9%, maar daar stond een daling van het omzetvolume van 7,4% tegenover. In tegenstelling tot de overige horecasectoren realiseerden cafetaria’s in 2009 juist een omzetgroei. In vergelijking met 2008 nam de omzet in 2009 met 1,4% toe. Deze omzetgroei is geheel toe te schrijven aan gestegen prijzen. Het omzetvolume daalde met 0,9 % (Bron CBS).
Toerisme: de banenmotor
23
Attracties Net als andere toeristische deelmarkten merken ook de attracties de gevolgen van de recessie. De bezoekersaantallen bij de grote en middelgrote attracties blijven weliswaar redelijk op peil, maar doordat de consument scherper op de uitgaven let staan de bestedingen onder druk. In een belangrijke markt als Amsterdam was 2006 voor de attracties nog een topjaar toen het bezoekvolume met 7,1% ten opzichte van het jaar daarvoor toenam. Daarna loopt het bezoek sterk terug met 2009 als dieptepunt. Hoewel gegevens over 2010 nog niet beschikbaar zijn, laten gegevens over de eerste maanden van dit jaar een licht herstel zien. Tabel 3.3
Ontwikkeling attractiebezoek Amsterdam (% verandering ten opzichte van jaar daarvoor) Attracties 2006
7,1%
2007
5,5%
2008
-2,9%
2009
-6,1%
Bron: Toeristische Barometer Amsterdam
Zakelijk segment Binnen de toeristisch recreatieve sector is het zakelijk segment een van de deelsegmenten die relatief het meest gevoelig is voor de economische conjunctuur. Als het economisch minder gaat wordt scherper gelet op de uitgaven. Uitgaven voor bijvoorbeeld zakenlunches, incentives of een business event zijn voor een bedrijf of instelling doorgaans variabele kosten waarop snel kan worden bespaard. Het verplicht stellen van economy class of het niet meer vergoeden van de onkosten van een meereizende partner, zijn maatregelen die op korte termijn leiden tot een kostenbesparing zonder dat direct sprake hoeft te zijn van een effect op de bedrijfsvoering van een bedrijf of instelling. Hetzelfde geldt voor het vervangen van een verblijf in een 4 of 5 sterren hotel door een verblijf in een eenvoudiger hotel. Het scherper op de kosten letten door het afkondigen van een reisstop of het goedkoper reizen voor zakelijke trips die wel doorgang (moeten) vinden, zien we vooral terug in het individuele zakelijke segment en bij corporate meetings. De congresmarkt kent daarentegen een andere dynamiek omdat de aanlooptijd veel langer is en congressen meestal gewoon door gaan ook als het economisch wat minder gaat. Dit neemt niet weg dat de economische conjunctuur ook invloed heeft op de congresmarkt. Een afremmende economie leidt doorgaans tot dalende deelnemersaantallen en maakt het bovendien lastiger om de benodigde sponsorgelden aan te trekken. De conjunctuurgevoeligheid van het zakelijke segment zien we terug in het aantal overnachtingen in logiesaccommodaties in Nederland. Uitgaande van gegevens van het CBS2 is het aantal zakelijke overnachtingen in 2008 en over 2009 (t/m september) teruggelopen met respectievelijk 10,0% en 10,7%. 2
24
Statistiek logiesaccommodaties
Toerisme: de banenmotor
Het totale aantal overnachtingen (inkomend en binnenlands) is echter gedaald met 4% in 2008 terwijl over de eerste 3 kwartalen van 2009 weer sprake was van een stijging met 2,9%.
3.5
Verschillen per land Invloed crisis op vakantiegedrag Europeaan De uitwerking van de crisis op het vakantiegedrag verschilt per land. Uit een recent rapport van IPK over de crisis op het reisgedrag in 2010 van de Europeaan blijkt bijvoorbeeld dat 35% van de Europeanen het reisgedrag dit jaar verandert vanwege de crisis. Van dit totaal geeft 8% aan geen vakantie te ondernemen terwijl 27% de vakantieplannen aanpast. 65% van de respondenten laat het vakantiegedrag echter niet beïnvloeden door de crisis. Per land is sprake van behoorlijke verschillen (zie onderstaand figuur). In landen als Hongarije, Italië Spanje en Groot-Brittannië laten reizigers zich het meest beïnvloeden door de crisis. De invloed van de crisis op het vakantiegedrag is het laagst in de meer welvarende landen zoals Nederland, Zwitserland en de Scandinavische landen. Gevolgen voor Nederland als vakantiebestemming Positief voor Nederland is dat het reisgedrag van inwoners uit een belangrijk herkomstland als Duitsland relatief weinig wordt beïnvloed door de huidige crisis. Het aantal Duitse gasten in Nederlandse logiesaccommodaties is mede hierdoor op peil gebleven. Het vakantiegedrag van inwoners uit België is weliswaar gevoeliger voor de crisis, maar vanwege de trend om dichterbij huis te blijven heeft Nederland het toch goed gedaan op de Belgische markt. Het aantal gasten uit landen zoals Groot-Brittannië en Spanje laat daarentegen de sterkste dalingen zien. Dit zijn tegelijkertijd ook landen die economisch relatief zwaar zijn geraakt door de recessie.
Toerisme: de banenmotor
25
Figuur 3.3
Aandeel respondenten dat vakantiegedrag in 2010 aanpast vanwege crisis Denemarken Noorwegen Zwitserland Finland Nederland Zweden Duitsland Oostenrijk Polen Tsjechië Slovakije Europa België Frankrijk Rusland Groot-Brittannië Spanje Italië Hongarije 0
10
20
30
40
50
60
70
Bron: IPK 2010
Uit de studie van IPK blijkt verder dat de belangrijkste gedragsaanpassingen betrekking hebben op: het ondernemen van een goedkopere vakantie (14%), minder uitgeven op de bestemming (10%), kortere vakantie (7%), in het binnenland blijven dit jaar (6%) of een goedkopere vorm van transport kiezen (4%). Vooral de lagere inkomens laten zich beïnvloeden door de crisis, net als grotere gezinnen en reizigers met een lagere opleiding. Reizigers met een hoger inkomen, of met een hogere opleiding laten zich juist minder beïnvloeden door de crisis. Dit betekent dus tevens dat zij minder vaak aangeven dat vakanties (bijv. tweede vakanties) erbij in schieten.
3.6
Totaalbeeld Het geheel overziend heeft de verslechterde economische ontwikkeling sterke invloed op het internationale toerisme. Het aantal internationale aankomsten is wereldwijd, maar ook in Nederland sterk gedaald. Tegenover deze daling van het inkomend toerisme staat een lichte groei van het binnenlands toerisme (die echter geen substituut vormt voor de gesignaleerde daling bij het inkomend toerisme).
26
Toerisme: de banenmotor
Binnen de toeristische sector is daarnaast sprake van aanzienlijke verschillen naar regio en accommodatie in de mate waarin de crisis doorwerkt. Zo liep in Nederland het aantal overnachtingen in hotels over 2009 terug, maar zagen andere logiesvormen juist een stijging van het aantal overnachtingen, onder andere omdat Nederlanders momenteel vaker kiezen voor een vakantie in eigen land. Tot slot staan ook de bestedingen overall onder druk. Deels komt dit doordat de consument voorzichtiger wordt met het doen van uitgaven, anderzijds drukt de gewijzigde mix van accommodaties en herkomstlanden de gemiddelde besteding per verblijf. In dit kader is het goed om te realiseren dat een extra binnenlandse vakantie circa € 150 per persoon per verblijf oplevert (CVO), maar dat met het wegblijven van een internationale bezoeker ruimschoots het dubbele aan bestedingen voor de Nederlandse economie verloren gaat (Statistiek Inkomend Toerisme).
Toerisme: de banenmotor
27
28
Toerisme: de banenmotor
4 Kansen voor de toekomst
4.1
Inleiding Over een langere reeks van jaren is de toeristische sector een belangrijke economische groeisector gebleken. Het vorige hoofdstuk liet weliswaar zien dat de huidige recessie de verschillende deelsegmenten niet onberoerd heeft gelaten, maar als de economie weer verder aantrekt zal ook de toeristische sector daar de vruchten van kunnen plukken. Belangrijke vraag is uiteraard wanneer sprake zal zijn van een economische omslag. Als we afgaan op de verschillende berichten is de omslag al een feit en is de weg omhoog weer ingezet. Paragraaf 4.2 gaat hierop nader in. Op de langere termijn spelen andere processen een rol. Op vakantie gaan of het ondernemen van een dagtocht is in een zekere zin een luxe goed en als we meer te besteden hebben nemen de bestedingen aan luxe goederen meer dan evenredig toe. Daarbij komt dat de welvaart niet alleen in Nederland en de rest van de westerse wereld verder zal stijgen, maar dat ook in allerlei opkomende economieën steeds meer geld beschikbaar komt dat niet meer uitsluitend nodig is om in de primaire levensbehoeften te voorzien. In paragraaf 4.3 wordt dit verder uitgewerkt.
4.2
Van recessie naar groei Algemeen beeld: herstel in 2010 Vrijwel alle conjunctuurindicatoren wijzen op een licht herstel van de economie in 2010. Zo liet 2009 nog een zeer sterke afname van het bbp zien, maar voor 2010 zal naar verwachting weer sprake zijn van lichte groei. Dit herstel is overigens al in het vierde kwartaal van 2009 ingezet. Verschillen per sector Per sector is wel sprake van behoorlijke verschillen in de mate waarin over 2010 sprake zal zijn van herstel. Sommige sectoren zoals de bouwnijverheid zijn vooral laatcyclisch terwijl andere sectoren waaronder de detailhandel en het toerisme veel eerder zijn geraakt door de crisis, maar ook weer sneller herstel laten zien. Onderstaande tabel illustreert dit op basis van de procentuele omzetontwikkeling ten opzichte van het jaar daarvoor voor een aantal relevante MKB sectoren. De tabel laat nog eens zien dat 2009 een dramatisch jaar is geweest waarover sprake was van forse krimp. Ten opzichte van 2008 is de omzet over 2009 gekrompen met 7,5%. In 2010 is sprake van herstel al is de % toename van de omzet (1,7% toename ten opzichte van 2009) nog fors lager in vergelijking met de toename in de jaren voor de recessie.
Toerisme: de banenmotor
29
Als we de verschillende sectoren langslopen (tabel 4.1) heeft vooral de industrie het relatief zwaar te voortduren gehad in 2009 (19,5% omzetdaling), maar is over 2010 ook sprake van een krachtig herstel. Veel industriële bedrijven in Nederland zijn exportgeoriënteerd en dankzij omvangrijke stimuleringspakketten van overheden is de wereldvraag naar industriële producten vanaf eind 2009/ begin 2010 weer op gang gekomen. De bouwnijverheid heeft tot nog toe relatief weinig last gehad van de recessie, maar uit de cijfers blijkt dat de recessie voor deze sector in 2010 nog lang niet voorbij is. Vooral bouwbedrijven gericht op woning- en utiliteitsbouw hebben voor 2010 nog te weinig orders in portefeuille. Het herstel van de economie werkt ook direct door in de omzet ontwikkeling van bijvoorbeeld de groothandel en de transportsector. Sectoren zoals de ’detailhandel’ (non-food) en ’horeca en toerisme’ zagen de omzet weliswaar als een van de eersten fors teruglopen, maar zullen naar verwachting over dit jaar weer te maken krijgen met een lichte toename van de bestedingen van consumenten en bedrijven. Tabel 4.1
Omzetontwikkeling MKB, inclusief prognoses 2010 (% verandering ten opzichte van jaar daarvoor) Sector
a)
2007
2008
2009
2010
Industrie
8,5
5,7
-19,5
4,7
Bouw
9,8
9,7
-4,5
-7,2
Groothandel
7,3
3,6
-8,5
2,7
Detailhandel food
4,2
6
0,6
0,6
Detailhandel non-food
4,1
0,6
-7,1
-0,5
Horeca en recreatie
5,5
0,2
-5
1,3
Transport
6,4
4,1
-10,5
3,2
Zakelijke dienstverlening
8
5,8
-1,7
3,1
Overige dienstverlening
3,9
3,7
-0,3
1
Totaal
6,4
5,3
-7,5
1,7
a) voorlopige cijfers/ prognose Bron: Rabobank
4.3
Toerisme als banenmotor op de langere termijn Toerisme blijft wereldwijd groeisector Naar verwachting zal de toeristische sector zich in de nabije toekomst qua omvang verder ontwikkelen. Hierbij speelt de verdere toename van de welvaart een dominante rol waardoor ons inkomen verder zal toenemen. Onderstaande figuur toont de relatie tussen het wereldwijd bbp en het internationale toerisme en laat zien dat een toename van het bbp gepaard gaat met een evenredige toename van het aantal internationale reizen.
30
Toerisme: de banenmotor
Figuur 4.1
Ontwikkeling wereldwijd bbp en internationaal toerisme 1988 -2008
Op vakantie gaan of een bezoek brengen aan een dagattractie kan bovendien worden gezien als een luxe goed. Van dergelijke goederen neemt de consumptie relatief meer toe als sprake is van een inkomensstijging. In economische termen: de inkomenselasticiteit van luxe goederen is groter dan één. Wereldwijd speelt bovendien de opkomst van nieuwe (inkomende) markten. Het bezoekpotentieel voor ons land neemt hierdoor toe. De relatief gunstige vooruitzichten van de toeristische sector blijkt onder andere uit de verwachte toename van het aantal buitenlandse verblijfsgasten. Op basis van een uitgevoerde analyse verwacht het NBTC (2008) dat het aantal buitenlandse verblijfsgasten dat Nederland bezoekt in 2020 gestegen zal zijn naar 14,25 miljoen. Dit komt neer op een jaarlijkse groei van 2% over de periode 2008-2020. In absolute zin draagt vooral een toename van het inkomend toerisme uit de buurlanden hieraan bij, maar de toename van het bezoek uit Azië over de genoemde periode is relatief het sterkst3. Het aantal buitenlandse toeristen dat een bezoek brengt aan ons land groeit weliswaar in absolute zin, maar blijft duidelijk achter bij wereldwijde en Europese ontwikkelingen. Zo verwacht de UN World Tourism Organization dat het aandeel van Europa in het aantal wereldwijde aankomsten in 2020 is teruggelopen van 60% (1995) naar 46% in 2020. Binnen Europa zal het aandeel van Nederland tegelijkertijd verder onder druk komen te staan doordat andere Europese landen naar verwachting harder zullen groeien2.
3
Zie ook NBTC (2008): Destinatie Holland 2020: Toekomstvisie Inkomend Toerisme, Leidschendam.
Toerisme: de banenmotor
31
Ook voor de Nederlandse vakantiemarkt wordt uitgegaan van groei. De bevolking neemt nog toe, terwijl de vakantieparticipatie en frequentie nog licht stijgen waardoor ook het aantal vakanties toeneemt. In de Toekomstvisie Nederlandse Vakantiemarkt van NBTCNIPO Research (2007) is de toename van het aantal vakanties voor de periode 2006-2015 geraamd op circa 5 miljoen, oftewel een toename van 14% ten opzichte van 2006. Daarbij zal de verwachte jaarlijkse gemiddelde groei voor buitenlandse vakanties hoger zijn dan voor binnenlandse vakanties (2,5% versus 0,5%). Toename werkgelegenheid: 60 à 70.000 banen in 10 jaar Gelet op de gesignaleerde kansen zal toerisme als economische sector zijn huidige positie verder kunnen uitbreiden. Omdat productiviteitsgroei in de toeristische sector net als in bijvoorbeeld de zorg lastig is (het blijft mensenwerk), zal een toename van de toeristische omzet (vanwege meer toeristisch bezoek en/of een toename van de gemiddelde bestedingen) eveneens leiden tot een substantiële toename van het aantal banen. Een jaarlijkse reële omzetgroei van 1,5%, vanwege een toename van het aantal bezoekers en/of de gemiddelde bestedingen per bezoeker, betekent bij een gelijkblijvende of gematigde productiviteitgroei dat er over 10 jaar zo’n 60 à 70.000 banen bij zullen komen. Toenemende concurrentie Of Nederland van de gunstige perspectieven ook daadwerkelijk kan profiteren hangt sterk af van de mate waarin de toeristisch- recreatieve sector kan inspelen op de wensen en eisen van de moderne toerist. Daarbij komt dat de concurrentie internationaal gezien sterk is toegenomen. Onder invloed van allerlei structurele veranderingen in zowel vraag (o.a. vergrijzing) als aanbod (meer aanbieders) verandert de markt voor vrijetijdsvoorzieningen structureel. Er is bovendien sprake van een sterk groeiende concurrentie onder de verschillende marktpartijen. De grootschaligheid en internationalisering neemt hierdoor in sommige deelsegmenten (o.a. hotels) verder toe. De Nederlandse markt wordt overspoeld door grote en internationale spelers. Dit leidt tot een kleiner aantal grotere partijen die een belangrijke stempel drukken op de leisuremarkt en voor wie de destinatie ’Holland’ van ondergeschikt belang is ten opzichte van het merk cq de keten als geheel. Een tegenbeweging vormen die (vaak kleinere) ondernemers die de nichemarkten bedienen. Vergelijking met andere sectoren. In vergelijking met veel andere sectoren zal het toerisme zich naar verwachting in de verdere toekomst relatief voorspoedig kunnen ontwikkelen. In onderstaande tabel wordt dit geïllustreerd aan de hand van de gemiddelde jaarlijkse groeiverwachting voor de middellange en lange termijn. Toerisme is in deze tabel vanwege het ontbreken van specifieke gegevens overigens niet als aparte sector opgenomen, maar wordt zichtbaar via de sectoren ’handel en reparatie’ en ’tertiair overig’. De tabel laat zien dat de traditionele sectoren waaronder de landbouw en de industrie in termen van werkgelegenheid steeds meer terrein zullen verliezen. In de dienstensector is daarentegen juist sprake van een verdere groei van de werkgelegenheid.
32
Toerisme: de banenmotor
Tot de dienstensector behoren onder andere allerlei bedrijven die werkzaam zijn in het toerisme, het bank- en verzekeringswezen en de zorg. Dit proces van tertiairisering is overigens niet van de laatste tijd, maar speelt al veel langer. Bij de verdere groei van de werkgelegenheid in het toerisme of de zorg speelt ook mee dat productiviteitsstijgingen in tegenstelling tot de industrie, de landbouw of de bouwnijverheid veel lastiger zijn te realiseren. Toerisme stoelt in belangrijke mate op beleving en dat zal ook in de verdere toekomst blijven vragen om mensenwerk. In de gezamenlijke scenario studie ’Welvaart en leefomgeving’ van de planbureaus (CPB, MNP en RPB, 2006) wordt het gunstige toekomstperspectief van de sector bevestigd. Als reden hiervoor wordt onder andere aangegeven dat mensen hun vrije tijd steeds intensiever gaan besteden wat deels wordt veroorzaakt door lange termijn trends zoals inkomensgroei en verdergaande individualisering. Tabel 4.2
Verwachte gemiddelde jaarlijkse werkgelegenheidsgroei (%) op de middellange en lange termijn Sector
Bouw
Gemiddelde % groei per
Gemiddelde % groei per
jaar in de periode
jaar in de periode
2003-2020
2003-2040
1,7%
1,0%
banken en verzekeringen
1,8%
0,7%
Chemie
-1,0%
-1,6%
Delfstoffenwinning
-6,4%
-4,6%
handel en reparatie
1,3%
0,8%
Landbouw
-2,4%
-2,1%
metaal industrie
-2,1%
-2,3%
Exploitatie onroerend goed
1,2%
1,0%
overige industrie
-0,5%
-1,4%
openbaar nut
1,2%
1,0%
Olieraffinage
1,4%
0,9%
Overheid
-0,2%
-0,1%
Telecommunicatie
2,2%
2,1%
tertiair overig
1,4%
0,3%
Transport
1,2%
1,0%
uitzendbureaus en huishoudelijke diensten
1,0%
0,3%
voedingsmiddelen industrie
0,7%
0,7%
Zorg
1,7%
1,7%
Totaal
0,9%
0,5%
Bron CPB Lange Termijn Verkenningen
4.4
Toerisme als instrument voor structuurversterking Toerisme banenmotor voor kwetsbare groepen op arbeidsmarkt Vanwege het verdwijnen van veel traditionele sectoren wordt de arbeidsmarkt met name aan de onderkant van de markt steeds slechter voor bepaalde kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Toerisme: de banenmotor
33
De verdere ontwikkeling van de toeristische sector kan ervoor zorgen dat ook deze kwetsbare groep op termijn kan worden bediend. Het actief houden van deze kwetsbare groepen zorgt voor deze categorieën niet alleen voor een inkomen, maar werkt ook op andere fronten door (sociale betrokkenheid, etc. ). Vanuit dit perspectief is het belang van stimulering van de toeristische sector veel breder. Toerisme in relatie tot krimp Over een lange periode gezien is in Nederland maar ook elders in Europa sprake geweest van een gestage groei van de bevolking. Volgens de bevolkingsprognoses van het CBS zal deze groei nog verder doorzetten van 16,3 miljoen inwoners nu tot 16,6 miljoen in 2015, naar 16,9 miljoen in 2025 en 17,1 miljoen in 2035. Daarna is per saldo sprake van krimp en zal de bevolking voor 2050 weer op hetzelfde aantal uitkomen als 25 jaar eerder Naar verwachting zal de bevolkingsgroei in de nabije toekomst aanzienlijk verschillen per regio. Nu al is vooral aan de randen van Nederland (Oost-Groningen, Zuid-Limburg, Zeeuwsch Vlaanderen) sprake van krimp. Op termijn zullen ook steeds meer andere gebieden met bevolkingskrimp te maken krijgen. De gevolgen van krimp zijn ingrijpend. Zo zal niet alleen sprake zijn van waardeverlies van de woningvoorraad, maar is ook sprake van een vermindering van het economische draagvlak voor bedrijvigheid en voorzieningen. Juist toerisme kan ertoe bijdrage om deze effecten te neutraliseren. Toeristen zorgen immers voor aanvullende bestedingen waardoor nieuwe impulsen ontstaan waardoor de bevolkingsachteruitgang kan worden afgeremd of zelfs tot stilstand kan worden gebracht.
34
Toerisme: de banenmotor
Geraadpleegde bronnen
Literatuur Arts, B. & E. Visser (2010), Kijk de toerist van morgen: Brazilië, Rusland, India en China, Breda. CBS (2009), Nationale Rekeningen 2008, Voorburg/ Heerlen. CBS/NBTC (2009), Toerisme en recreatie in cijfers 2009, Voorburg/ Leidschendam. Ewijk. C. van & C. Teulings (2009), De grote recessie: het Centraal Planbureau over de kredietcrisis, Den Haag. CPB, MNP en RPB (2006), Welvaart en leefomgeving: een scenariostudie voor Nederland in 2040, Den Haag/ Bilthoven. CPB (2010), Macro Economische Verkenning 2010, Den Haag. CPB (2010), Centraal Economisch Plan 2010, Den Haag. ECORYS (2008), Toerisme in Drenthe: ‘de groene motor’: de economische betekenis van toerisme en recreatie in Drenthe, Rotterdam. IPK (2010), European Travel Monitor 2010 NBTC – NIPO Research (2007), Toekomstvisie vakantiemarkt: ontwikkeling 20072015, Leidschendam. Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (2008), Destinatie Holland 2020: toekomstvisie inkomend toerisme, Leidschendam. Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (2009), Toerisme loont, Leidschendam. Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (2009), Kerncijfer toerisme, Leidschendam. Nederlands Bureau voor Toerisme en Congressen (2010), Toerisme in perspectief 2010: ontwikkelingen m.b.t. inkomend toerisme en binnenlands toerisme nader bekeken. Leidschendam.
Toerisme: de banenmotor
35
Internet http://amsterdam.toeristischebarometer.nl www.missethoreca.nl www.rabobank.nl
36
Toerisme: de banenmotor
Bijlagen
Toerisme: de banenmotor
37
38
Toerisme: de banenmotor
Bijlage 1 Begrippenlijst
Begrip
Omschrijving
Afschrijvingen
De berekende waardevermindering van vaste activa (zoals machines, gebouwen, software en andere duurzame productiemiddelen) die worden ingezet in het productieproces, voor zover die vermindering het gevolg is van normale technische slijtage, economische veroudering of verzekerbare schade. .
Allochtonen
(CBS definitie) Personen van wie ten minste één ouder in het buitenland is geboren. Van een in het buitenland geboren allochtoon wordt zijn of haar geboorteland beschouwd als herkomstgroepering. Van een in Nederland geboren allochtoon wordt het geboorteland van de moeder beschouwd als herkomstgroepering, indien de moeder niet in Nederland is geboren. Indien zowel betrokkene als diens moeder in Nederland zijn geboren, dan wordt het geboorteland van de vader beschouwd als herkomstgroepering.
Arbeidsinkomensquote
Het aandeel van de lonen in de toegevoegde waarde in een economie. Het verloop van de arbeidsinkomensquote is een indicator voor de ontwikkeling van de winstgevendheid van bedrijven; een stijging van de arbeidsinkomensquote duidt op een lagere winstgevendheid.
Arbeidsjaar
De gemiddelde contractuele arbeidsduur van een voltijdbaan van werknemers op jaarbasis.
Basisprijzen
Wordt gebruikt als waardering voor de toegevoegde waarde. De waardering tegen basisprijzen gaat uit van de prijs die de producent uiteindelijk overhoudt, dus exclusief handels- en vervoersmarges van derden en exclusief het saldo van productgebonden belastingen en productgebonden subsidies.
Belastingen
Door de overheid opgelegde, verplichte heffingen, zonder een direct aanwijsbare tegenprestatie, die dienen ter dekking van overheidsuitgaven.
Beroepsbevolking
Alle personen van 15-64 jaar die tenminste twaalf uur per week werken of actief dergelijk werk zoeken.
Bruto binnenlands product
Het Bruto binnenlands product (BBP) is een maatstaf om de totale omvang van een economie aan te geven en om verschillende economieën met elkaar te vergelijken. Het BBP is de optelling (over de periode van een jaar) van de toegevoegde waarden van bedrijven en overheid oftewel de totale waarde van alle binnen het beschouwde land in een jaar geproduceerde goederen en diensten.
Bruto productiewaarde
De marktwaarde van de afgezette goederen en diensten, vermeerderd met de waarde van de goederen die aan de voorraad zijn toegevoegd.
Bruto toegevoegde waarde
Toerisme: de banenmotor
Toegevoegde waarde inclusief afschrijvingen.
39
Consumptieve bestedingen
De goederen en diensten die gebruikt worden voor rechtstreekse bevrediging van individuele of collectieve behoeften
Geregistreerde werkloosheid
Mensen zonder werk (of met werk van minder dan twaalf uur per week) die bij een arbeidsbureau staan ingeschreven en direct beschikbaar zijn voor een baan van minstens twaalf uur per week.
Inkomend toerisme
Toerisme van niet-ingezetene bezoekers binnen het economische territorium van Nederland.
Intern toerisme
Toerisme van niet-ingezetene en ingezetene bezoekers binnen het economische territorium van Nederland. De interne toeristische consumptie is de som van bestedingen ten behoeve van inkomend toerisme, binnenlands toerisme, duurzame recreatiegoederen en sociale overdrachten.
Marktprijzen
De waardering tegen marktprijzen is de prijs die de afnemer betaalt, dus inclusief handels- en vervoersmarges en de belastingen op productie en invoer, en exclusief de subsidies op productie en invoer. Wordt vooral gebruikt als waardering voor de toegevoegde waarde en het binnenlands product.
Multiplier
Vermenigvuldigingsfactor die de mate van doorwerking of uitstraling weergeeft. Een multiplier van bijvoorbeeld 1,5 geeft aan dat er behalve het oorspronkelijke directe effect ter grootte van 1, nog een additioneel indirect effect van 0,5 optreedt.
Nationaal inkomen
Alle inkomens die Nederlandse ingezetenen ontvangen op grond van hun deelname aan een (binnen- of buitenlands) productieproces, dan wel op grond van hun bezit van vermogenstitels, obligaties, leningen en spaartegoeden. Deze inkomens omvatten, onder andere, de beloning van werknemers, belastingen en subsidies op productie en invoer, rente, dividenden en niet-uitgekeerde winsten. Is gelijk aan de som van de primaire inkomens van alle sectoren. Het kan ook worden berekend als het binnenlands product plus de per saldo uit het buitenland ontvangen lonen, rente, dividenden etc. Dit wordt uitgedrukt in marktprijzen.
Nationaal product
De totale toegevoegde waarde die in Nederland wordt voortgebracht, plus de per saldo uit het buitenland ontvangen primaire inkomens. Is in waarde gelijk aan het nationaal inkomen. De reële verandering ervan is exclusief de invloed van de ruilvoetverandering, dit in tegenstelling tot de reële verandering van het nationaal inkomen.
Productiewaarde
De marktwaarde van de afgezette goederen en diensten, vermeerderd met de waarde van de goederen die aan de voorraad zijn toegevoegd.
40
Toerisme: de banenmotor
Bijlage 2 Achtergrondtabellen
Toerisme: de banenmotor
41
Tabel 0.1
Overzicht toeristische indicatoren Eenheden
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Interne toeristische bestedingen
mln euro
30675
30404
30976
32163
33972
35899
36891
Toeristisch bruto binnenlands poduct
mln euro
15098
14710
14931
15379
16096
17003
17392
% bbp
%
3,2
3,1
3,0
3,0
3,0
3,0
2,9 14467
Toeristische toegevoegde waarde
mln euro
12651
12353
12541
12848
13403
14118
% toegevoegde waarde
%
3,1
2,9
2,9
2,9
2,8
2,8
2,7
Toeristische banen
1000 banen
383
378
374
377
385
395
397
% banen
%
4,3
4,3
4,3
4,3
4,3
4,3
4,3 357
Toeristisch werkzame personen
341
337
334
336
346
356
% aantal werkzame personen
1000 personen
4,1
4,1
4,1
4,1
4,1
4,1
4,1
Toeristisch arbeidsvolume
1000 arbeidsjaren
245
239
237
237
242
248
248
% arbeidsvolume
%
Recreatieve bestedingen van ingezeten
mln euro
% consumptieve bestedingen door
%
huishoudens
Bron: CBS (2009) Nationale Rekeningen 2008
Toerisme: de banenmotor
42
2002
3,7
3,7
3,7
3,7
3,7
3,7
3,6
30879
30609
30454
31077
32615
34170
35637
13,5
13,1
12,8
12,6
12,8
13
13,1
Tabel 0.2
Toeristisch recreatieve bestedingen naar categorie (x miljoen euro) 2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
Intern toerisme
30675
30404
30976
32163
33972
35899
36891
Inkomend toerisme
6026
5921
5989
6166
6637
7012
7139
Zakelijk motief
1162
Recreatief motief Binnenlands toerisme
1110
4864 20385
Bestemming binnenland
1119
4811 20315
16951
1159
4870 20767
16916
1231
5007 21698
17265
1304
5406 22869
17973
1319
5708 24189
18981
5820 24870
20089
20632
Zakelijk motief
2350
2343
2386
2549
2709
2862
2962
Recreatief motief
14601
14573
14879
15424
16272
17227
17670
Bestemming buitenland
3434 Zakelijk motief
3399 582
Recreatief motief
3502 589
2852
3725 571
2810
3888 590
2931
4100 588
3135
4238 618
3300
638
3482
3600
Duurzame recreatiegoederen
2689
2578
2643
2670
2752
2901
3019
Sociale overdrachten
1575
1590
1577
1629
1714
1797
1863
Uitgaand toerisme
13889
13545
12971
12929
13504
13861
14770
Zakelijk motief
3151
2897
2970
3080
3214
3301
3422
Recreatief motief
10738
10648
10001
9849
10290
10560
11348
Totaal
44564
43949
43947
45092
47476
49760
51661
Bron: CBS (2009) Nationale Rekeningen 2008
Toerisme: de banenmotor
43
Tabel 0.3
Werknemers per sector naar herkomst (%) Land-
Industrie
bouw,
Nuts
Bouwnijv
Handel
bedrijven
erheid
en reparatie
bosbouw
Horeca
Vervoer,
en
Finan-
Onroer.g
Openbaa
opslag en ciële
oed,
communi
instelling
zakelijke
catie
en
dienstv.
visserij
Onder-
Gezondh
Milieu,
r bestuur, wijs
eids- en
cultuur,
soc.
welzijnsz
recr, ov
verzekeri
org
dienstv.
Totaal
ngen
Autochtonen
2
12
0
6
17
3
6
5
17
7
6
16
4
100
Westerse allochtonen
1
12
0
3
15
4
6
4
23
7
6
13
5
100
Niet-westerse allochtonen
1
11
0
2
14
7
5
3
33
5
3
11
3
100
Niet-westerse allochtonen, 1e
1
13
0
2
12
7
5
3
33
5
4
12
3
100
1
5
0
2
21
8
5
4
33
5
3
9
4
100
1
6
0
3
20
8
5
4
26
6
4
11
5
100
1
5
0
2
22
8
5
4
36
5
2
8
3
100
generatie Niet-westerse allochtonen, 2e generatie Niet-westers, 2e gen. 1 ouder buitenl. Niet-westers, 2e gen. 2 ouders buitenl. Turkije
2
16
0
3
15
5
5
2
36
4
2
7
3
100
Marokko
1
11
0
2
16
6
4
2
35
4
3
10
3
100
Suriname
0
8
0
2
13
4
6
5
28
9
5
16
4
100
Antillen
0
9
0
3
11
5
5
3
33
7
4
16
4
100
Overige niet-westerse
1
9
0
2
15
14
5
3
33
3
3
9
4
100
allochtonen
Toerisme: de banenmotor
44
Tabel 0.4
Werkgelegenheid per sector en per provincie (2007, in arbeidsjaren) Sector
Gro-
Friesland
Drenthe
Overijs-
Landbouw, bosbouw en visserij
Utrecht
Noord-
6,6
14,1
8,5
17,9
6,6
Holland
Holland
29,9
7,9
21,3
Delfstoffenwinning
0,7
0,1
1,4
0,2
0
0,2
0
Industrie en energievoorziening
31,2
35,6
26,3
Bouwnijverheid
13,4
18,6
12,7
77,1
13,6
113,8
37,1
6,5
55,3
Handel en reparatie
27,6
34,2
25,6
69,9
25,4
Horeca
5,5
7,2
5,5
12,8
2,7
ningen
Flevoland Gelder-
sel
Zeeland
Noord-
40
6,9
1
1,8
46,8
105,3
36,7
65
129,9
90,5
22,4
14
land
Zuid-
Limburg
Totaal
33,3
15,5
208,5
0,1
0,4
0,5
6,4
129,9
23,3
191,9
77,4
872,2
108,1
9,4
76,3
22,7
461,8
190,3
226
22,5
174,1
64,7
1080,7
44
36,7
6,6
29,3
16,6
203,3 407
Brabant
Vervoer, opslag en communicatie
11,4
11,1
6,4
21,5
6,3
38,1
28
96,3
101,2
8
52,2
26,5
Financiële instellingen
4,7
9,4
5,1
10,4
2,7
24
30,3
72,5
49,5
3,1
29,9
13,2
254,8
Verhuur en zakelijke dienstverlening
35,9
29,8
24,5
62,7
25,5
124
131,4
252,2
279,5
16
173,9
59,2
1214,6
Openbaar bestuur en overheidsdiensten
14,7
14
11,8
22,8
8,1
52,8
34,3
75,9
120,8
8,1
54,7
24,5
442,5
Gesubsidieerd onderwijs
15,5
12,9
7,2
25,8
6,3
41,4
30,2
52
68,2
6,2
46,3
21,4
333,4
Gezondheids- en welzijnszorg
34,2
33,2
25,6
61,2
11,9
107
68,3
137,7
175,6
18,6
118,4
58,8
850,5
Totaal
201,4
220,2
160,6
419,4
115,6
738,8
518,4
1113,5
1337,3
128,8
980,7
401
6335,7
Bron: CBS
Toerisme: de banenmotor
45