Toelichting GO N381 Opdracht Voor de uitvoering van het proces van gebiedsontwikkeling hebben GS de Gebiedscommissie N381op 22 maart 2010 geïnstalleerd. Zij hebben van u de opdracht gekregen om op basis van de door GS vastgestelde Startnota gebiedsontwikkeling N381 een Inrichtingsplan in het kader van de WILG op te stellen. Dit Inrichtingsplan legt de begrenzing van het gebied vast en de te treffen maatregelen en voorzieningen. GS hebben daarbij aangegeven dat dit door middel van een bottom up proces, draagvlak, open communicatie en met snelheid in het proces gerealiseerd dient te worden. Maar voor alles: na de aanleg en reconstructie van de N381 moet het gebied met een “plus” achtergelaten worden. Deze “plus” is onderdeel van het Inrichtingsplan. De totstandkoming van het concept ontwerp Inrichtingsplan Na de installatie op 22 maart 2010 is een drietal werkgroepen gevormd die ieder een bepaald deel van de planvorming hebben voorbereid. De vertegenwoordiging in deze werkgroepen was zowel ambtelijk als bestuurlijk. De verdeling van de werkzaamheden van de werkgroepen was als volgt: - natuur, landschap, cultuurhistorie, archeologie en water; - infrastructuur; - duurzaamheid, recreatie, leefbaarheid en plattelandsontwikkeling. De werkgroepen hebben ieder een lijst van maatregelen en voorzieningen uitgewerkt. Naast de inbreng van de werkgroepen heeft de commissie zich laten informeren op het gebied van landbouw en landbouwstructuur. Daarnaast is door de commissie veel energie gestoken in communicatie met de streek. Zo is gesproken met de plaatselijke belangen langs en nabij de N381, met het wegproject N381, maar ook met andere belangenpartijen. Al deze informatie heeft uiteindelijk geleid tot een Visie Ontwerp Inrichtingsplan Gebiedsontwikkeling N381. Deze Visie heeft in de periode van 24 mei tot en met 4 juli 2011 ter inzage gelegen samen met het ontwerp Provinciaal Inpassingsplan (PIP) voor de N381. Dit gelijktijdig ter inzage leggen is gedaan omdat dan voor de streek duidelijk was wat zowel het bestemmingsplan van de weg (het PIP) gaat inhouden, als ook de gebiedsontwikkeling voor het gebied buiten het PIP: het gebied van de Visie. Op de Visie zijn 37 reacties ingediend. Deze reacties heeft geleid tot een aanpassing van een aantal maatregelen van de Visie. Aanvullend heeft de commissie, gelet op de financiële situatie, nog eens kritisch naar alle onderdelen van het inrichtingsplan gekeken. Dit heeft vervolgens ertoe geleid dat de commissie op 22 november 2011 het concept ontwerp Inrichtingsplan heeft vastgesteld. De inhoud van het concept ontwerp Inrichtingsplan In het concept ontwerp Inrichtingsplan is voor de onderdelen Infrastructuur, Landschap en Cultuurhistorie, Natuur, Water, Recreatie en Duurzaamheid aangegeven wat de commissie vindt wat er aan maatregelen en voorzieningen plaats moet gaan vinden. Daarbij is onderscheid gemaakt in “plan”, “ambitie 1” en “ambitie 2”, die een fasering in tijd aangeven. De commissie is van mening dat alleen met de invulling van zowel “plan” als “ambitie 1 en 2” invulling wordt gegeven aan de wens van uw college, namelijk dat na de aanleg en reconstructie van de N381 het gebied met een “plus” achtergelaten wordt. De maatregelen van alle drie de fasen worden parallel aan de uitvoering
uitgevoerd in de periode tot een jaar na de realisatie van de weg. De planning van de gebiedsontwikkeling loopt daarmee tot en met 2016. Naast bovengenoemde onderdelen gaat de commissie in het concept ontwerp Inrichtingsplan ook in op de landbouwsituatie. Ingezet wordt op een betere verkaveling met als uitgangspunt dat dit op vrijwillige basis plaats vindt. Niettemin zijn de middelen voor een wettelijke herverkaveling wel in het concept ontwerp Inrichtingsplan opgenomen. De commissie verwacht echter dat de vrijwillige verkaveling zo succesvol zal zijn, dat er geen redenen meer zijn om tot een wettelijke herverkaveling over te gaan. Op het moment van vaststelling van dit concept ontwerp Inrichtingsplan zijn alle vrijwillige kavelruilen nog niet afgerond. De financiering van de maatregelen in het concept ontwerp Inrichtingsplan In het concept ontwerp Inrichtingsplan heeft de commissie aangegeven wat de kosten zullen gaan bedragen van de maatregelen en voorzieningen. De totale begroting bedraagt € 31,3 miljoen. Vanuit het wegproject N381 (inclusief FYLG-bijdrage) is voor de gebiedsontwikkeling een bedrag van € 13,5 miljoen beschikbaar. Daarnaast draagt de gemeente Opsterland een bedrag van € 1,25 miljoen bij en het Wetterskip Fryslân € 1,1 miljoen. De gemeente Ooststellingwerf kan op dit moment geen bijdrage leveren. Met de gemeente Ooststellingwerf gaan hierover nog wel gesprekken plaatsvinden. Samengevat houdt het voorgaande in dat er voor een bedrag van € 15,9miljoen dekking is. Opgemerkt wordt nog dat tussen uw college en de gemeenten Smallingerland, Opsterland en Ooststellingwerf afspraken zijn gemaakt over de bijdrage aan de verdubbeling van de N381 tussen Drachten en Donkerbroek. Een onderdeel van deze afspraken is dat bij een aanbestedingsvoordeel van de N381, de bijdrage van voornoemde gemeenten van € 3 miljoen ten gunste komt van de gebiedsontwikkeling N381. De planning is dat de het wegproject N381 in 2015 is afgerond en dat dan ook pas inzichtelijk is of er al dan niet sprake is van een aanbestedingsvoordeel. Vooralsnog gaat de commissie er wel vanuit dat deze € 3 miljoen in 2015 voor de gebiedsontwikkeling beschikbaar komt. Dit betekent uiteindelijk dat er voor een bedrag van €18,9 miljoen (directe) dekking is en er voor een bedrag van € 12,4 miljoen geen (directe) dekking is. Dit houdt in dat met de bijdrage van de provincie, de gemeenten en het Wetterskip ca. 60% van de opgave kan worden gerealiseerd en dat met een extra bijdrage vanuit de NUON middelen de volledige ambitie wordt ingevuld. Synergie met het wegproject Zoals eerder aangegeven heeft de Visie samen met het PIP gelijktijdig ter inzage gelegen om de streek duidelijk te maken wat er zowel in het kader van de gebiedsontwikkeling gaat plaatsvinden als in het kader van het wegproject. Ook in de uitvoering zijn deze aspecten van toepassing. Uitvoering van het wegtraject kan namelijk gelijktijdig met onderdelen van de gebiedsontwikkeling oplopen. Naast dat voor de streek dan ook gelijk al de maatregelen van het Inrichtingsplan worden uitgevoerd wat goed is voor het draagvlak, zijn hier grote synergiemogelijkheden. Dit zal een behoorlijke kostenbesparing opleveren. Verwacht wordt minimaal 30% aan synergievoordeel te behalen, maar de kans is groot dat dit voor onderdelen hoger uitvalt. Het wegproject N381 zit voor wat betreft de planvoorbereiding in de eindfase. De voorbereidingen voor de aanbesteding worden inmiddels getroffen. De planning van het wegproject N381 is dat in het voorjaar van 2012 de aanbesteding zal worden gestart. Om de synergievoordelen te effectueren zullen dan ook de maatregelen van het vastgestelde Inrichtingsplan onderdeel moeten zijn van deze
aanbesteding. Dit betekent dat hiervoor dan ook financiële dekking van de maatregelen en voorzieningen zeker zal moeten zijn. Nu is voor een gedeelte van het concept ontwerp inrichtingsplan financiële dekking, maar niet voor het geheel. De Gebiedscommissie verzoekt GS dan ook om vóór het moment dat de aanbesteding zal worden gestart, een besluit te nemen over de financiering waar op dit moment nog geen dekking voor is. Op deze wijze kan het synergievoordeel maximaal worden benut. Maatschappelijke plus De aanleg en reconstructie van de N381 zal leiden tot veranderingen in de directe omgeving van de weg. Agrarische percelen zullen worden doorsneden, recreatieve routes gaan veranderen en landschappelijke structuren worden aangetast. Om het gebied een kwaliteitsimpuls te geven hebben GS opdracht gegeven voor een gebiedsontwikkelings traject voor het gebied rondom de N381. Met dit gebiedsontwikkelings traject worden aan onderdelen als natuur, landschap, cultuurhistorie, water, infrastructuur en duurzaamheid invulling gegeven waardoor het gebied met een “plus” achter wordt gelaten en verbetert de leefbaarheid, als ook de sociaal- en economische aspecten.
Concept Ontwerp Inrichtingsplan Gebiedsontwikkeling N381
1
Inhoud Voorwoord Leeswijzer 1 Inleiding 1.1 Aanleiding 1.2 Startnota 1.3 Opgave gebiedscommissie en aanpak 1.4 Status van het concept ontwerp inrichtingsplan 1.5 Afbakening met het wegproject N381 1.6 Effectbeschrijving 2 Visie 2.1 Algemeen 2.2 Huidige situatie 2.3 Ontwerpopgaven 3 Doelstellingen, maatregelen, doelrealisatie en effecten 3.1 Algemeen 3.2 Infrastructuur 3.3 Landbouw 3.4 Landschap en Cultuurhistorie 3.5 Natuur 3.6 Water 3.7 Recreatie 3.8 Duurzaamheid 4 Verwerving en bestemming van gronden 4.1 Inleiding 4.2 Vrijwillige grondverwerving en ruiling 4.3 Wettelijke herverkaveling en korting 4.4 Regeling eigendom, beheer en onderhoud 5 Organisatie en Uitvoering 5.1 Organisatie 5.2 Uitvoering 5.3 Planologische aspecten en vergunningen 6 Kosten en financiering 6.1 Kostenraming 6.2 Financiering 6.3 Bestuurlijk en financieel akkoord 7 Communicatie, procedure en vervolgstappen 7.1 Formele processtappen Provinciaal Inpassingsplan en Plan Gebiedsontwikkeling N381 7.2 Communicatiemiddelen 7.3 Gevoerd overleg bij het opstellen van het concept ontwerp inrichtingsplan 7.4 Overleg tijdens de uitvoering van het Inrichtingsplan Bijlagen: 1. Maatregelenkaart 2. Samenvatting effectbeschrijving 3. Toelichting per criterium; Richtlijn 85/337/EEG, Bijlage III 4. Voortoets artikel 19j, Natuurbeschermingswet 5. Schetsen uitwerking onderliggend wegennet 6. Toelichting wettelijke herverkaveling 2
Voorwoord ‘In plus op it gebiet?’ Met het vaststellen van het definitieve concept ontwerp inrichtingsplan durf ik nu te stellen dat de Gebiedscommissie een heel eind in de goede richting komt. De commissie heeft alle reacties die zijn binnengekomen op het visie ontwerp inrichtingsplan nog eens kritisch tegen het licht gehouden. Aan de hand daarvan heeft de commissie een aantal maatregelen aangepast. Met deze aanpassingen hoopt de commissie voor een groot gedeelte tegemoet te komen aan de wensen uit de streek. Voor het proces van gebiedsontwikkeling N381 is de Gebiedscommissie in maart 2010 door Gedeputeerde Staten ingesteld. De reden hiervoor was dat de aanleg en reconstructie van de N381 gevolgen heeft voor de bewoners en gebruikers van het gebied. De weg doorkruist landbouw- en natuurgebieden en zal een ander beeld van het landschap geven. Door integrale gebiedsontwikkeling kunnen deze gevolgen zoveel mogelijk worden opgevangen, sterker nog: wellicht wordt het nog beter. Gedeputeerde Staten hebben namelijk de intentie om het gebied met een “plus” achter te laten. De Gebiedscommissie N381 is na de installatie voortvarend aan de slag gegaan. Om het proces efficiënt te laten verlopen is een aantal werkgroepen ingesteld. Deze werkgroepen hebben vervolgens ieder hun lijst van maatregelen uitgewerkt en daaruit een top 20 samengesteld. Daarnaast heeft de commissie het proces van kavelruil ingezet en is er al een aantal agrarische bedrijven aangekocht en verplaatst. Verder is er door de Gebiedscommissie veel energie gestoken in de communicatie met de streek. Zo is er gesproken met de plaatselijke belangen langs en nabij de N381, maar ook met andere belangenpartijen. Ook deze informatie is door de werkgroepen verwerkt in hun lijst van maatregelen. Alle informatie heeft uiteindelijk geleid tot een visie inrichtingsplan. Niet alle wensen en ideeën van de plaatselijke belangen en anderen konden worden gehonoreerd. Keuzes moesten worden gemaakt. Het visie ontwerp inrichtingsplan heeft vervolgens 6 weken ter inzage gelegen. Op grond van de reacties heeft de Gebiedscommissie besloten om een aantal maatregelen aan te passen. Ik ga er vanuit dat met het proces van gebiedsontwikkeling in het gebied rondom de N381 invulling wordt gegeven aan de realisatie van de ideeën en wensen uit de streek. Met de invulling van het plan en alle gekozen maatregelen geloof ik erin dat het gebied ook daadwerkelijk met een “plus” wordt achtergelaten.
Tine Bijstra Voorzitter Gebiedscommissie N381
3
Leeswijzer Dit inrichtingsplan bevat inhoudelijke informatie over de gebiedsontwikkeling rondom de N381 en de realisering van de doelen in dit gebied. De gebiedsontwikkeling staat los van de realisatie van de N381 zelf, hiervoor wordt verwezen naar het Provinciaal Inpassings Plan (PIP). In de inleiding worden achtereenvolgens de aanleiding, doelstellingen en totstandkoming van het inrichtingsplan beschreven. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie en visie op de toekomst van het gebied beschreven. De thema’s infrastructuur, water, natuur en landschap, cultuurhistorie, recreatie en landbouw komen integraal aan bod. In hoofdstuk 3 worden deze thema’s concreet uitgewerkt in maatregelen en beoogde effecten. Het daaropvolgende hoofdstuk 4 beschrijft het instrumentarium om de maatregelen te realiseren. Hoofdstuk 5 beschrijft de organisatie en uitvoering. Op de financiën wordt ingegaan in hoofdstuk 6. Hoofdstuk 7 tenslotte bevat de communicatie over het plan en de vervolgstappen in de procedure.
4
1 Inleiding 1.1. Aanleiding Voor u ligt het concept ontwerp inrichtingsplan voor de gebiedsontwikkeling N381. Dit integrale plan omvat een pakket van maatregelen voor de duurzame ontwikkeling van het gebied in het zuidoosten van Fryslân. In zowel het huidige (2006) als het voorgaande (1999) Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (PVVP) is opgenomen, dat de provinciale weg Drachten - Drentse grens (N381) de functie van stroomweg vervult en moet worden ingericht als autoweg met ongelijkvloerse aansluitingen. Dit heeft er toe geleid dat Provinciale Staten op 10 februari 2010 het Realisatiebesluit N381 hebben genomen waarmee de definitieve ombouw van de N381 wordt gerealiseerd. Nadat met het realisatiebesluit de reconstructie en ombouw van de N381 definitief is geworden, is het Provinciaal Inpassingsplan N381 in procedure gebracht. Dit plan vormt een juridisch-planologische basis voor de voorziene reconstructie en ombouw van de N381. Ook worden hierin de vanwege de geldende regelgeving en beleidskaders noodzakelijke compenserende en mitigerende maatregelen geregeld. Tegelijkertijd is gestart met het proces van gebiedsontwikkeling van de N381. Hiervoor is eerst de Startnota gebiedsontwikkeling N381 vastgesteld, vervolgens een visie ontwerp inrichtingsplan en nu het concept ontwerp inrichtingsplan. De aanleg en reconstructie van de N381 zal leiden tot veranderingen in de directe omgeving van de weg. Voor een aantal agrariërs houdt de aanpassing van de N381 in dat hun percelen worden doorsneden of dat de afstand tot hun kavels toeneemt. Ook worden bestaande recreatieve routes doorsneden door de N381. Waar de N381 een nieuw tracé zal gaan volgen, worden landschappelijke structuren aangetast. Om het gebied rondom de N381 een kwaliteitsimpuls te geven hebben Gedeputeerde Staten opdracht gegeven voor een gebiedsontwikkelingsproject voor het gebied rondom de N381. De volgende punten waren de directe aanleiding voor het opstarten van de gebiedsontwikkeling: het verzachten (of wegnemen) van de negatieve effecten van de weg; het realiseren van wensen en ideeën vanuit de streek en van beleidsdoelstellingen op het gebied van landbouw, water, natuur, landschap en recreatie. De oorspronkelijke doelstelling uit de startnota om ook de benodigde gronden voor de N381 via de gebiedsontwikkeling in eigendom te krijgen is, door voortschrijdend inzicht, niet meer actueel. 1.2. Startnota In 2009 is de startnota opgesteld en op 21 april 2009 door Gedeputeerde Staten (GS) vastgesteld. Daarin geven GS aan dat toepassing van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG) betekent dat er efficiënt en effectief oplossingen kunnen worden gevonden en uitgevoerd voor de gewenste kwaliteitsslag van het gebied rondom de N381 Kenmerken voor de integrale gebiedsontwikkeling: • creëren van oplossingen voor landbouw, infrastructuur, water, kansen voor natuur en landschap, recreatie en economische- & plattelandsontwikkeling; • bottom-up proces; • draagvlak vanuit de streek; • open communicatie met alle betrokkenen; • snelheid in het proces. Gedeputeerde Staten geven in de Startnota aan: “Kernpunt hierbij is dat alle betrokken partijen in het omliggende gebied rond de N381 gezamenlijk aan de slag gaan om het gebied mooier, beter bruikbaar en gereed voor de toekomst te maken. De intentie is om het gebied met een ‘plus’ achter te laten”.
5
1.3. Opgave Gebiedscommissie en aanpak Voor de uitvoering van het proces van gebiedsontwikkeling hebben Gedeputeerde Staten op 22 maart 2010 de gebiedscommissie N381 (GC) geïnstalleerd. Deze commissie bestaat uit een brede vertegenwoordiging uit de streek, namelijk een wethouder van de gemeente Opsterland en de gemeente Ooststellingwerf, een vertegenwoordiger van het dagelijks bestuur van Wetterskip Fryslân, twee vertegenwoordigers van landschap, natuur, cultuurhistorie en archeologie, twee vertegenwoordigers van de landbouworganisaties, een vertegenwoordiger van de ANWB/VVN, een vertegenwoordiger van de Recron en twee vertegenwoordigers van de plaatselijke belangen rondom de N381. De commissie wordt voorgezeten door een onafhankelijk voorzitter. De GC heeft van Gedeputeerde Staten de opdracht gekregen de uitvoering van de gebiedsontwikkeling N381 op basis van de Startnota gebiedsontwikkeling N381 en het opstellen van het Inrichtingsplan in het kader van de Wet Inrichting Landelijk Gebied (WILG). Het inrichtingsplan legt de begrenzing van het gebied vast, de landinrichting en de te treffen maatregelen en voorzieningen. Gedeputeerde Staten zijn van mening dat het gebied na de aanleg van de N381 met een “plus” moet worden achtergelaten. Deze “plus” moet onderdeel zijn van het inrichtingsplan.
1.3.1 Planvorming Na de installatie van de commissie in maart 2010 is een drietal werkgroepen gevormd die ieder een bepaald deel van de planvorming hebben voorbereid. 1. Werkgroep natuur , landschap, cultuurhistorie en archeologie. Ook het aspect water is in deze werkgroep aan de orde gesteld; 2. Werkgroep infrastructuur. Hierin zijn vooral de knelpunten in het onderliggend wegennet beoordeeld; 3. Werkgroep duurzaamheid, recreatie, leefbaarheid en plattelandsontwikkeling. Deze werkgroepen hebben ieder hun lijst van maatregelen uitgewerkt en daaruit een top 20 samengesteld. Naast de inbreng van de werkgroepen heeft de GC zich laten informeren op het gebied van de landbouw en landbouwstructuur. Hiervoor is in het najaar van 2009 een enquête gehouden onder de agrariërs in het gebied. Door de GC is veel energie gestoken in de communicatie met de streek. Zo is er gesproken met de organisaties van plaatselijk belang langs en nabij de N381, met het wegproject N381, maar ook met andere belanghebbenden. Deze informatie is door de werkgroepen verwerkt in hun lijst van maatregelen. Al deze informatie heeft uiteindelijk geleid tot een inrichtingsvisie. Niet alle wensen en ideeën konden worden gehonoreerd. Keuzes moesten worden gemaakt. Bij de keuze van in de visie op te nemen maatregelen heeft het idee: “wat draagt het meest bij aan de plus voor het gebied” voorop gestaan. Begrenzing De gebiedsontwikkeling heeft betrekking op het gebied rondom de N381. Dit gebied moet een duidelijke grens hebben. De begrenzing geeft namelijk aan binnen welk gebied planmaatregelen kunnen worden uitgevoerd in het kader van de gebiedsontwikkeling (bijlage 1). Bij het bepalen van de gebiedsgrens is rekening gehouden met eigenaren/gebruikers die grond hebben binnen de nieuwe tracégrenzen van de N381, grenzend aan de tracégrenzen of aan weerszijden van het nieuwe tracé. Het betekent dat met name in het noordelijk en middendeel van het traject van de nieuwe N381 de begrenzing van de gebiedsontwikkeling vrij ruim is. Naar het zuiden toe is het gebied nauwer begrensd. De inrichtingsopgave is in dit deelgebied kleiner, mede doordat de verkavelingssituatie tussen Oosterwolde en Appelscha geen grote aanpassing behoeft. De dorpskernen vallen zoveel mogelijk buiten de grens van de gebiedsontwikkeling. 1.3.2 Visie ontwerp inrichtingsplan De GC heeft in mei 2011 de visie ontwerp inrichtingsplan voor inspraak gepubliceerd. Het 6
doel was een snelle peiling in het gebied hoe er wordt gedacht over de voornemens van de GC. De inspraak heeft 37 reacties opgeleverd. De commissie heeft de reacties beoordeeld en op een aantal punten haar plan bijgesteld. Dat is verwoord in een reactienota op de inspraak (publicatie in november 2011). In het voorliggende concept ontwerp inrichtingsplan zijn de wijzigingen na de inspraak verwerkt. 1.3.3 Concept ontwerp inrichtingsplan Wat is er gewijzigd ten opzichte van de visie van mei 2011?: De belangrijkste veranderingen ten opzichte van het visie ontwerp inrichtingsplan van mei jl.: • Herinrichting van de oude N381 (I1); * bij de afronding van Donkerbroek wordt beplanting gerealiseerd aan de buitenkant van de ontsluitingsweg, niet aan de binnenkant zoals in de visie (figuur 6 in de visie); * bij Sluis III wordt afgezien van een fietspad over de sluis. Fietsers zullen het oude tracé van de N381 volgen vanaf de Nanningaweg tot over de brug van de Tsjonger en dan de parallelweg kunnen volgen. • Het deel van de Merkebuorren binnen de bebouwde kom van Wijnjewoude zal, in plaats van “ambitie”, als onderdeel van het “plan” worden opgenomen (I7); • Voor de Balkweg is de afspraak gemaakt dat er de komende jaren verkeerstellingen blijven plaats vinden. Indien er, twee jaar na realisatie van de N381, toch een toename van de verkeersintensiteit zou zijn van meer dan 10% boven de autonome ontwikkeling worden er ook maatregelen genomen aan de zijde van Makkinga zodat sluipverkeer wordt tegengegaan (I10); • De Herenweg-Bovenweg wordt in het “plan” opgenomen in plaats van ‘ambitie”. De verwachting van de toename van verkeersintensiteit is een belangrijke reden van deze verandering (I11); • De begrenzing van de eventuele herverkaveling is aangepast aan de binnengekomen reacties; • De versterking van het landschap door aanbrengen van hout-/bossingels is uitgebreid. Langs het nieuwe N381 tracé tussen ‘ t Hoogezand en Tjabbekamp worden in de lengterichting van de bestaande percelen extra brede stroken ingericht met grondwallen van formaat, tot een maximum hoogte ten opzichte van het maaiveld van 3 m. Er zal inheems plantmateriaal worden gebruikt, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de toepassing van bladhoudende bomen met een ondergroei. Deze bossingels worden expliciet op de kaart van de gebiedsontwikkeling aangegeven (L2); • Maatregelen voor het realiseren van vispassages in het Kleindiep zijn aan het plan toegevoegd (invulling geven aan maatregelen onder de Kaderrichtlijn Water KRW) (W4); • Maatregelen voor de recreatie in de vorm van een aanlegsteiger en voorzieningen in Klein Groningen worden in het “plan” opgenomen in plaats van “ambitie” (R7). De GC neemt daarnaast een financiële voorziening op in het inrichtingsplan om een haalbaarheidsonderzoek naar de gewenste ruimtelijke kwaliteitsverbetering van Klein Groningen mogelijk te maken; • De loopbrug over de Feart in Donkerbroek wordt uitgevoerd als lage, draaibare brug. Aanvullend worden de bestaande voorzieningen voor aanleggen van boten en de stroomvoorziening verbeterd. (R11); • Ter plaatse van het recreatieterrein de Roggeberg wordt geen omleiding voor fietsers uit het Drents-Friese Wold naar de Oude Willem/Bosberg gerealiseerd. (R16 uit de visie vervalt). • De verharding van het bestaande fietspad Kraaiheidepollen wordt doorgetrokken tot aan het nieuw verharde fietspad langs de Canadaweg. 1.3.4 Grondverwerving en kavelruil. Het proces van grondverwerving voor het tracé van de N381 wordt uitgevoerd door de provincie. Het nieuwe tracé van de N381 doorkruist landbouwgrond, wat nadelig is voor de betreffende grondeigenaren. Van enkele eigenaren zijn de volledige gronden en opstallen door de provincie aangekocht. Daarnaast is er een aantal situaties waar kavelruil mogelijk is. Voor dit proces is een kavelruilcoördinator ingezet. De kavelruilcoördinator voert gesprekken met betrokken partijen. Uiteindelijk moet dit proces leiden tot een kavelruil waarbij de benodigde grond voor het tracé 7
van de N381 wordt vrijgemaakt en waarbij voor de betreffende grondeigenaar of -eigenaren een nieuwe en betere verkavelingssituatie ontstaat. Naar verwachting wordt de eerste kavelruil in 2011 afgerond. De gronden en opstallen die door de provincie zijn aangekocht worden ook in dit proces betrokken. Voor het proces van grondverwerving van zowel de gebiedsontwikkeling als het tracé van de N381 is een Aankoop StrategiePlan (ASP) opgesteld. In dit ASP zijn de processen beschreven van de verschillende aankoopsituaties. Ook is in het ASP ingegaan op de benodigde financiën voor de aankoop van gronden. Vanuit het project N381 is geld gereserveerd voor de aankoop van grond onder het tracé. Voor de gronden die nodig zijn voor de gebiedsontwikkeling zijn nog geen financiën beschikbaar. De GC N381 heeft bij de aanbieding van het ASP aan Gedeputeerde Staten verzocht hiervoor financiën beschikbaar te stellen. 1.4. Status van het concept ontwerp inrichtingsplan Het concept ontwerp inrichtingsplan (co inrichtingsplan) is door de GC aangeboden aan Gedeputeerde Staten. Het geeft aan hoe de commissie denkt dat er invulling kan worden gegeven aan de inrichting van het gebied. De GC heeft de inspraakreacties waar mogelijk verwerkt in het plan. De GC heeft de inspraakreacties gebundeld en in een aparte reactienota aangegeven hoe zij met de reacties inhoudelijk is omgegaan en welke aanpassingen het plan hierdoor heeft ondergaan. Bij het opstellen van dit plan is rekening gehouden met de vereisten van de Wet Inrichting Landelijk Gebied. Het co inrichtingsplan is ter besluitvorming voorgelegd aan Gedeputeerde Staten van Fryslân. Voor de uitvoering van het inrichtingsplan is besluitvorming vereist op grond van de Wet inrichting landelijk gebied (WILG). Zodra Gedeputeerde Staten het Ontwerp Inrichtingsplan hebben vastgesteld, wordt het plan zes weken ter inzage gelegd. Gedurende deze termijn van de terinzageligging kunnen belanghebbenden zienswijzen inbrengen op het Ontwerp Inrichtingsplan (begin 2012). Voor de uitvoering van het plan kan de commissie het instrument wettelijke herverkaveling inzetten voor enkele deelgebieden (zie kaart voor de te herverkavelen gebieden). De wettelijke herverkaveling wil de commissie pas inzetten nadat vrijwillige kavelruil is geprobeerd en onvoldoende resultaat zou hebben opgeleverd. Het gaat daarbij vooral om het opheffen van het agrarisch over- en weergebruik van gronden aan weerszijden van de nieuwe N381 en om verbetering van de verkavelingsituatie van de agrarische bedrijven in het algemeen. Het plangebied van de gebiedsontwikkeling N381 heeft raakvlakken met de reeds lopende landinrichtingsprojecten Koningsdiep en Oosterwolde-Elsloo-Appelscha (OEA). Met de commissie van Koningsdiep is de afspraak gemaakt dat die het voortouw heeft voor de uitvoering van de werken in en bij het Âlddjip. 1.5. Afbakening met het wegproject N381 De gebiedsontwikkeling N381 heeft een nauwe relatie met het project N381. In het proces van het Provinciaal Inpassingsplan (PIP) N381 en het inrichtingsplan voor de gebiedsontwikkeling is besloten beide plannen zoveel mogelijk gelijk op te laten trekken. Zo is voor de streek duidelijk wat er in zowel het wegproject als de gebiedsontwikkeling gaat gebeuren en welke samenhang er is. Niet alleen bij de procedures, maar ook bij de uitvoering van het project N381 en de gebiedsontwikkeling N381 wordt samen gewerkt. Het wegnemen van de negatieve effecten van de weg, waarbij het gaat om mitigatie en compensatie die vanwege de geldende regelgeving en beleidskaders noodzakelijk is, is geen verantwoordelijkheid meer van de gebiedsontwikkeling. Althans, dit is in het PIP zelf geregeld. In het kader van het PIP is de uitvoering van die mitigatie en compensatie in juridisch opzicht ook verzekerd en zijn financiële middelen voor de uitvoering hiervan beschikbaar gesteld. Evenwel is besloten om de feitelijke uitvoering van (een deel van) de mitigerende en compenserende maatregelen in het kader van de gebiedsontwikkeling door de gebiedscommissie te laten plaatsvinden. Dat is de reden dat die mitigerende en compenserende maatregelen ook in dit plan zijn benoemd.
8
De wijze waarop compensatiemaatregelen, zoals inrichting van de Marschen, de inrichting van het Tsjongerdal en de aanleg van bosbeplanting bj de Peelrug in het PIP zijn weergegeven zijn leidend voor de gebiedsontwikkeling. Er zal zoveel mogelijk worden ingezet op het werk-met-werk maken. Dat spaart geld en vermindert ook de overlast voor omwonenden. De GC heeft de landschappelijke voorzieningen in het PIP als uitgangspunt gebruikt voor de visie op het landschap en voor de maatregelen voor het landschap die in het kader van de gebiedsontwikkeling worden uitgevoerd. 1.6 Effectbeschrijving In het Provinciaal Inpassings Plan (PIP) is de aanleg van de weginfrastructuur, inclusief de direct daaraan gerelateerde compenserende en mitigerende maatregelen voor flora en fauna en natuurgebieden geregeld. Ook staan in het PIP de maatregelen die noodzakelijk zijn om de N381 in het landschap in te passen. De begrenzing van het PIP is apart aangeven op de plankaart van de gebiedsontwikkeling. De gebiedsontwikkeling is uitvoerder van een deel van de plannen die in het PIP zijn vastgelegd. Dit geldt met name voor de compenserende maatregelen en de maatregelen op het gebied van landschap die in het PIP zijn opgenomen. Voor een beschrijving van deze maatregelen en van de effecten daarvan wordt verwezen naar het PIP en naar de daaraan ten grondslag liggende rapporten, in het bijzonder de milieueffectrapporten en de rapporten die zijn opgesteld in verband met de toetsing vanwege de in de nabijheid van de N381 gelegen Natura 2000-gebieden (in het bijzonder de passende beoordelingen). De GC wil zo duidelijk mogelijk aangeven wat de effecten zijn van de te nemen maatregelen. In de opdracht van Gedeputeerde Staten staat dat het inrichtingsplan een “plus” moet opleveren voor het gebied. In hoofdstuk 3 is per thema aangegeven welke effecten bij de maatregelen te verwachten zijn. In een samenvattend overzicht in bijlage 2 staan de effecten op een rij. De effecten zijn over een aantal aspecten bepaald, verdeeld over de thema’s People, Planet, Profit. Aanvullend aan de maatregelen in het PIP stelt de gebiedscommissie in het co inrichtingsplan enkele extra maatregelen voor die functieverandering veroorzaken. De maatregelen uit het inrichtingsplan houden een functiewijziging in van met name landbouw naar natuur/landschap. Het gaat hierbij in totaal om ca. 6 ha. De functiewijziging is een activiteit die genoemd wordt in bijlage D van het besluit m.e.r. De drempelwaarde van 125 ha wordt evenwel niet overschreden en zelfs niet benaderd. Op grond van artikel 2.5.b van het Besluit m.e.r. is daarom getoetst aan de criteria uit bijlage III van de Richtlijn 85-337/EEG Milieueffectbeoordeling. Hieruit is gebleken dat er, gezien de kenmerken en plaats van de activiteiten en de kenmerken van het potentiële effect, geen grote nadelige gevolgen voor het milieu worden verwacht. Daarom is geen formele m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. De motivatie is weergegeven in bijlage 3. De GC heeft het voornemen om een fietspad en een ruiterpad te verleggen in het DrentsFriese Wold, nabij de Tilgrupsweg. Dit valt binnen de begrenzing van het Natura 2000 gebied Drents-Friese Wold & Leggerderveld. De maatregelen (verlegging van het fietspad en het ruiterpad) zijn globaal getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 (notitie toetsing Natuurbeschermingswet i.v.m. aanleggen fietspaden Drents Friese Wold, Buro Bakker, juni 2011). Aan de hand daarvan is besloten om een voortoets te verrichten. Deze voortoets is uitgevoerd (Voortoets Natuurbeschermingswet in verband met aanpassingen van recreatieve paden in het Drents-Friese Wold, Buro Bakker, november 2011). De conclusie van de voortoets (bijlage 4) luidt: “Uit de voorgaande toetsing volgt dat de omvorming, het afsluiten en het realiseren van recreatieve paden in het Drents-Friese Wold niet leidt tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld, ook niet in cumulatie met de beoogde omvorming van de N381. Voor Wespendief, Zwarte Specht, Roodborsttapuit en Boomleeuwerik geldt dat delen van het Drents-Friese Wold na uitvoering van werkzaamheden (omvorming N381 en omleggen recreatieve paden) er rustiger op worden. Dit kan voor deze soorten een (niet te kwantificeren) positief effect opleveren.”
9
2 Visie 2.1 Algemeen De visie op de gebiedsontwikkeling bouwt voort op de Landschappelijke inpassingsvisie N381 Drachten-Drentse grens. Die visie is weer gebaseerd op een aantal bestaande documenten zoals het Streekplan Fryslân en het Landschapsbeleidsplan Zuidoost Friesland (2004-2014). De inpassingsvisie is op een aantal punten aangevuld en aangepast, op basis van voortschrijdend inzicht. Het doel van de gebiedsontwikkeling is het achterlaten van een ‘plus’ in het gebied. Waar die plus uit bestaat is omschreven in de Startnota en is gaandeweg het planvormingsproces duidelijker geworden. Centraal staat het geven van een kwaliteitimpuls aan de leefomgeving in de breedste zin. Het gaat daarbij om een goede uitgangspositie voor de landbouw, om verbetering van de leefbaarheid voor de dorpen door uitbreiding van voorzieningen voor de recreatie. Maar ook om verbetering van de verkeersveiligheid op het wegennet buiten de N381 om. Daarnaast gaat het om het meehelpen in het vergroten van de waterberging en het meedenken in maatregelen die de duurzaamheid op lange termijn helpen bevorderen. En dat alles in een zo aantrekkelijk mogelijk landschap. Daar wil de GC uitvoering aan geven. Een belangrijk onderdeel van de visie op de gebiedsontwikkeling is het signaleren van kansen voor integrale, multifunctionele oplossingen. Op die plekken valt een grote kwaliteitswinst te boeken. Een sectorale aanpak van de knelpunten zou kunnen leiden tot een optelsom van goed bedoelde maar onsamenhangende ingrepen, die afbreuk doen aan de kwaliteit van het landschap ter plekke. Dat betekent dat er een aantal belangrijke ontwerpopgaven in het plangebied ligt, waar verdere verdieping en uitwerking van de genoemde inpassingsvisie nodig is. De ontwerpopgaven worden kort toegelicht in paragraaf 2.3. De ontwerpopgaven zijn integraal uitgewerkt in schetssessies met betrokken partijen en inhoudelijk deskundigen. De integrale schetsen worden in hoofdstuk 3 thematisch toegelicht.
2.2 Huidige situatie 2.2.1 Ligging plangebied Het plangebied ligt aan weerszijden van de N381, de autoweg van Drachten tot aan de Drentse grens. De weg kruist de Drents-Friese grens ten zuiden van Appelscha, ter hoogte van de Oude Willem. De plangrens varieert van een breedte van enkele honderden meters tot enkele kilometers vanaf de N381. Het plangebied is bijzonder vanwege het landschap (zie de volgende paragrafen) maar ook vanwege de culturele betekenis. De Tsjonger of Kuunder vormt namelijk de taalgrens tussen het Fries en het Stellingwerfs. De N381 is de belangrijkste noord-zuid verbinding van Zuidoost Fryslan. Het verbindt een aantal kernen met elkaar waaronder Drachten, Ureterp, Wijnjewoude/Klein Groningen, Donkerbroek, Oosterwolde en Appelscha. De N381 is ook een belangrijke ontsluitingsroute voor verschillende dorpen die op enige afstand van de weg liggen zoals Bakkeveen, Waskemeer en Makkinga . 2.2.2 Ontstaanswijze Zuidoost Fryslân is een uitloper van het Drents Plateau. Het heeft daardoor een wezenlijk ander karakter dan de andere grote landschappelijke eenheden van Fryslân zoals bijvoorbeeld het Lage Midden (laagveengebied) en het kleigebied met terpen en kreekruggen. Kenmerkend voor Zuidoost Fryslân zijn de noordoost-zuidwest georiënteerde beeklopen. Deze zijn ontstaan in de voorlaatste IJstijd, het Saalien. Het landijs zette een pakket keileem (een mengsel van leem met stenen: een zeer slecht waterdoorlatende laag) en stenen af afkomstig uit Scandinavië. Toen het warmer werd smolt het ijs. Het smeltwater schuurde in het keileem brede geulen uit. In de geulen zijn later de beekdalen ontstaan van onder andere het Âlddjip en de Tsjonger.
10
In de laatste IJstijd was er geen landijs in Nederland, maar was er sprake van een toendraklimaat: de bodem was permanent bevroren. De combinatie van deze klimatologische omstandigheden met een hoog grondwaterniveau leidde tot het ontstaan van geïsoleerde ijslenzen, pingo’s genoemd. Het zijn een soort ijsbollen onder de grond. Met het warmer worden van het klimaat smolten de ijslenzen. In het landschap bleven ronde meertjes achter met een ringwal eromheen. Het klimaat werd warmer en de zeespiegel steeg. De afvoer van water vanaf het Drents plateau stokte. Op de natste plekken ontstond veen. De beekdalen groeiden geleidelijk vol met veen en uiteindelijk groeiden de veenkussens zover door dat ook de dekzandruggen bedekt raakten. 2.2.3 Ontginningsgeschiedenis De eerste bewoners van Zuidoost Fryslân vestigden zich op de rand van de beek. Het water was belangrijk voor het transport van mensen en goederen. Bovendien lagen de randen van de beek relatief hoog en dus droog. Op deze manier werden de beken als het Âlddjip en de Tsjonger de ontginningsbasis voor de verkaveling van het gebied. De ontginning van de gronden leidde geleidelijk tot vernatting. De reeksen van boerderijen langs de beken zijn daarom in de loop der eeuwen verplaatst, het veen op. Nabij Appelscha en Oosterwolde ontstonden esontginningen daar waar beken splitsen of sterk meanderen. Dit zijn ontginningen op hoger gelegen gronden, gekenmerkt door onregelmatige verkavelingen en verspreid voorkomende boerderijen. De rijkdom aan esrandbeplantingen maakten het tot een besloten landschap. De esontginningen van Zuidoost Fryslân zijn anders dan die van Drenthe. De esontginningen in het plangebied ontstonden vanuit éénmansessen die aan elkaar groeiden tot kleinschalige essen, in tegenstelling tot de grootschalige escomplexen in Drenthe met brinken. In de 17e tot en met de 19de eeuw is het gebied fors veranderd. Door de bevolkingstoename groeide de behoefte aan brandstof. Eerst vanuit Fryslân, maar later ook vanuit Holland werd het nog aanwezige hoogveen op projectmatige wijze afgegraven. Daarvoor is een aantal kanalen gegraven: de Skoatterlânske Kompanjonsfeart vanaf Heerenveen en de Opsterlânske Kompanjonsfeart vanaf Gorredijk. Haaks op de vaarten en kanalen werden wijken gegraven voor de afvoer van de turf. De kanalen liepen deels evenwijdig aan de beekdalen, maar de Opsterlânske Kompanjonsfeart knikt nabij Klein Groningen naar het zuiden en doorsnijdt vanaf dat punt het oorspronkelijke landschapspatroon. De vaarten leidden ook weer tot nieuwe ontwikkelingen in het landschap. Zo is landgoed Ontwijk ontworpen met het zicht op het kanaal als belangrijk uitgangspunt. 2.2.4 Landschapstypen De landschappen van Zuidoost Fryslân zijn vooral noordoost-zuidwest gericht. De N381 loopt vrijwel haaks op deze ordening. Dat verklaart het bijzondere karakter van de weg: de rijkdom aan landschappen die aan de automobilist voorbijtrekt is groot. De landschapstypen die in het gebied voorkomen zijn: Hoogveenontginningen De laatste hoogveenontginningen zijn zeer grootschalig en planmatig vormgegeven. Het steekt daardoor af tegen het kleinschalige landschap op de stroomruggen. De hoogveenontginningen worden gekenmerkt door opstrekkende verkaveling haaks op de turfvaarten en lintbebouwing, sloten met houtsingels en elzensingels als kavelscheiding. De hoofdwegen zijn vaak beplant. De hoogveenontginningen zijn afwisselend open en besloten van karakter. Sommige delen zijn grootschalig, andere zijn kleinschalig. De N381 doorsnijdt of schampt hoogveenontginningen bij Ureterp (mn westzijde) en Klein Groningen (westzijde). Woudontginningen Kenmerkend voor de woudontginningen zijn de dichte lintbebouwingen op de dekzandruggen, en de parallelle wegen (de ‘binnen’- en ‘buitenweg’ – ‘Bûtewei’). De wegen zijn vaak beplant, net als de kavelgrenzen. De verkaveling staat loodrecht op de linten. Het is een besloten landschap door de aanwezigheid van bosjes, singels en houtwallen en andere opgaande 11
beplanting. De gebieden rond de woudontginningen waren vroeger vaak nat en onbegaanbaar. De woudontginningen waren hierdoor geïsoleerde gebieden. De N381 doorsnijdt of schampt woudontginningen bij Wijnjewoude, Donkerbroek en (ten westen en op enige afstand van de weg) bij Oosterwolde en Appelscha. Heideontginningen De heideontginningen bestaan afwisselend uit bos- en heidegebieden en landbouwgebieden met singels. De heidegebieden zijn ontstaan aan het begin van de 20ste eeuw na de uitvinding van de kunstmest. De heidevelden werden overbodig als leverancier van plaggen voor de potstallen, en werden daarom ontgonnen voor de landbouw. Niet alles is ontgonnen; in het gebied komen verspreid nog heidevelden en bosjes voor. De heideontginningen zijn afwisselend open en besloten. De N381 loopt langs de heideontginningen De Marschen en Moskou/Petersburg. Beekdalen De beekdalen bevatten deels gekanaliseerde en deels meanderende beken. Het zijn vooral natte gronden met grasland en hier en daar opslag van wilg en els. De beken in het gebied hadden vroeger wisselende waterstanden. Het landschap had hierdoor een onregelmatige structuur met onder andere riet en bos/moeras. Het beeklandschap is grotendeels door de eerste bewoners in het gebied veranderd in een open landschap. Het beekdal van het Âlddjip is nog goed herkenbaar. Het is een deels open beekdal met verdichte randen en ruggen van boscomplexen en heidegronden. Het beekdal van de Tsjonger is door de verregaande kanalisatie en bekading van de beek op veel plaatsen amper herkenbaar. De bovenloop van de Tsjonger is open en slingert rond de escomplexen van Oosterwolde. Het Kleindiep is een bovenloop van de Tsjonger die rond Oosterwolde stroomt. Het is een vrij smalle en diep ingesneden beek, en daardoor niet goed zichtbaar in het landschap. De N381 kruist de beekdalen van het Âlddjip, de Tsjonger en het Kleindiep. Essenlandschap De essenlandschappen van Oosterwolde en Appelscha zijn besloten landschappen door de singels en houtwallen op de perceelsranden. Kenmerkend voor de essen is het sterke reliëf; het maaiveld golft op en neer. De essen en kampen zijn verschillend van maat. Daardoor ontstaat een sterk wisselend beeld van een besloten landschap met korte en lange doorzichten. De essen zijn vooral in gebruik als akkerland, in tegenstelling tot de andere landschapstypen waar grasland de boventoon voert. De N381 doorsnijdt het essenlandschap bij Oosterwolde en gaat langs de essenlandschappen bij Appelscha (aan de oostzijde van de weg). Drents-Friese Wold Het Nationaal Park Drents-Friese Wold is één van de grootste aaneengesloten bos- en heidegebieden van Nederland. Karakteristiek voor het Drents-Friese Wold is de afwisseling tussen gemengd half open bos en donker systematisch aangeplant bos, afgewisseld met open plekken met heide en vennen. Het is ook zeer reliëfrijk. De N381 doorsnijdt het Drents-Friese Wold tussen Appelscha en de Drents-Friese grens en doorsnijdt in het Wold ook nog de hoogveenontginning de Oude Willem. 2.2.5 Grondgebruik Het gebied rondom de N381 is voornamelijk in gebruik door de landbouw. Daarnaast heeft het gebied een woonfunctie, niet alleen in de dorpskernen, maar ook in het buitengebied. Tevens hebben enkele gebieden rondom de N381 de functie natuur. Direct grenzend aan de N381 liggen de Natura 2000-gebieden Wijnjeterper Schar en het Drents-Friese Wold. Daarnaast ligt er een opgave voor het realiseren van nieuwe natuur rond het Âlddjip. Op enkele plaatsen gaat de natuurfunctie samen met een recreatieve functie, dit is onder andere het geval in het Drents-Friese Wold. Buiten de natuurgebieden bestaan er nog meer recreatieve functies, zoals verblijfsaccommodaties en verschillende vaar-, wandel- en fietsroutes. De genoemde functies zijn, samen met de wijze waarop de infrastructuur functioneert, in hoge mate bepalend voor de leefbaarheid van het gebied.
12
2.2.5.1 Cultuurhistorische en archeologische waarden In de afgelopen eeuw is het landschap nog steeds veranderd, maar het veranderingstempo was in Zuidoost Fryslân relatief laag. Het landschap is daardoor gaaf en rijk aan cultuurhistorische elementen uit allerlei perioden. Het gaat onder andere om de volgende elementen: • Kleinere bossen inclusief kleinere landgoederen (oa. Ontwijk) • Heidevelden (droge zandkoppen) • Pingo’s • Hoogveenrestanten • Turfvaarten • Wijken • Woudontginningen met binnen en buitenweg • De trambaan • Leidijken (evenwijdig aan de beken lopende dijken, die het zure veenwater opvingen en afvoeren) • Beken • Belangrijke oude wegen Bûtewei – Ureterp, De Mersken, Bûtewei - Wijnjewoude, Weinterp, it West - Donkerbroek, Balkweg - verbinding Makkinga naar Donkerbroek, tevens trambaan , het Bûterheideveld. 2.2.5.2 Infrastructuur De huidige N381 is, uiteraard, de verbindende schakel in het plangebied. Het onderliggend wegennet is op een groot aantal locaties rechtstreeks aan de N381 verbonden. Door de wijziging tot stroomweg van de N381 veranderen een aantal aansluitingen aan het onderliggend wegennet. Het onderliggend wegennet wordt gebruikt door een grote verscheidenheid aan verkeersdeelnemers zoals lokaal verkeer, landbouwverkeer, schoolgaande kinderen en recreatieverkeer. 2.2.5.3 Water De waterlopen die binnen het plangebied voorkomen en beschreven zijn in de Kaderrichtlijn Water (KRW)zijn: • Âlddjip; • Tsjonger middenloop; • Kuunder, het Grootdiep en het Kleindiep; • Opsterlânske Kompanjonsfeart; • Tjabbekampster Waterlossing. Het Âlddjip, de Tsjonger en delen van de Kuunder en het Grootdiep maken deel uit van het provinciale netwerk van natte ecologische verbindingszones/EVZ. De Opsterlânske Kompanjonsfeart is gegraven voor de aan- en afvoer van water en het vervoeren van turf. Nu maakt de Opsterlânske Kompanjonsfeart deel uit van de Turfroute als belangrijke recreatieve route in dit gebied. De vaart heeft een gering oppervlak aan natuurvriendelijke oevers en een gering aantal inhammen en ondiepe zones. Er is weinig doorstroming en ook de mogelijkheden voor vismigratie zijn gering. 2.2.5.4 Natuurwaarden In het gebied rondom de N381 zijn enkele grote, belangrijke natuurgebieden aanwezig. Dit zijn de bossen rondom Beetsterzwaag, het Wijnjeterper Schar (Natura 2000), de bossen en heidevelden rondom Bakkeveen en Wijnjewoude en het Drents-Friese Wold (Natura 2000). Ook zijn er enkele kleine natuurterreinen rondom het plangebied van de N381. Naast de bestaande natuurgebieden, wordt het gebied ook gekenmerkt door kleinere natuurterreinen en verschillende landschapselementen. Voorbeelden hiervan zijn houtwallen, houtsingels, poelen, pingo’s, waterlopen, bosjes en lanen. Deze landschapelementen bieden vaste verblijfplaatsen aan diverse diersoorten en maken onderdeel uit van verschillende landschaptypen.
13
2.2.5.5 Landbouw Het agrarisch grondgebruik in het deelgebied “De Zuidelijke Wouden” betreft in hoofdzaak grasland voor de veehouderij. Een klein deel van de landbouwgrond is in gebruik voor de akkerbouw. Op het overgrote deel van deze akkerbouwgrond wordt snijmaïs geteeld ten behoeve van de veehouderij. Slechts een klein deel van de grond is in gebruik van akkerbouwbedrijven De meeste akkerbouwbedrijven in deze regio zijn gelokaliseerd in de gemeente Ooststellingwerf. De landbouw heeft een sterke positie in het plangebied, 65 % van alle bedrijven met grond in het gebied heeft een bedrijfsomvang van meer dan 70 NGE (Nederlands Grootte Eenheid). Over het algemeen zijn de bedrijven, en daarmee de economische betekenis, groter dan elders in Nederland waar een gemiddelde norm geldt van 45 %. Er staan 70 agrarische bedrijven geregistreerd met de bedrijfsgebouwen in het gebied. De meest voorkomende bedrijfstypen zijn melkveehouderij (67 %) en graasdierhouderij (32 %). De gemiddelde oppervlakte van de bedrijven binnen het gebied is bijna 42 hectare. Van de 70 bedrijven zijn er 23 met een oppervlakte van minder dan 20 hectare. De overige 47 hebben een gemiddelde oppervlakte van bijna 58 hectare per bedrijf. De grotere bedrijven hebben een oppervlakte variërend van 84 tot 120 hectare. Landbouwenquête 2009 De aanleg van de N381 levert knelpunten op voor de landbouwstructuur, door de doorsnijding van kavels en bedrijven. Om de problematiek scherper in beeld te krijgen, is in het najaar van 2009 via een landbouwenquête geïnventariseerd welke knelpunten de landbouw in het gebied ervaart en welke wensen er leven. Van de bedrijven met bedrijfsgebouwen in het plangebied hebben 67% van de agrarische ondernemers gereageerd. De uitkomsten hiervan – naast informatie uit het Geografisch Informatiesysteem Agrarische Bedrijven – zijn gebruikt als basis bij het maken van het inrichtingsplan. Samengevat zijn er verschillende wensen/doelen: • Verkaveling Over- en weer gebruik van de nieuwe (en de oude) N381 verminderen; Goede verkavelingsituatie van de bestaande bedrijven realiseren, ook na de aanleg van de N381; Vergroting huiskavel. • Infrastructuur Goede bereikbaarheid kavels; zo min mogelijk omrijden vanwege de N381; Veilige situatie op de wegen, met name voor landbouwverkeer en fietsers (denk aan schoolverkeer); Wegen aanpassen aan de functie die ze hebben, met name na de aanleg van de nieuwe N381; Tegengaan van sluipverkeer. • Bouwblokken In de landbouwenquête kwam de wens om bouwblokken te vergroten sterk naar voren. Soms voor uitbreiding van bedrijfsgebouwen en opslagruimte, vaak ook door toename van aantal en grootte van machines. Ook de combinatie met maatregelen voor duurzaamheid zoals mestvergisting is een aanleiding voor de wens tot vergroting van het bouwblok. Een groot deel van de geënquêteerde bedrijven streeft in de toekomst naar een bouwblok van minstens 2 tot 4 ha. Gevraagd wordt om het faciliteren van de planologische uitbreiding van bouwblokken. • Waterhuishouding De wensen voor de waterhuishouding zijn heel divers. In het gebied bestaan grote verschillen in grondsoort en hoogteligging. In de enquête wordt zowel gevraagd om grotere drooglegging als om zomerpeilverhoging; In de landbouwenquête is niet een eenduidig beeld van wensen voor een aaneengesloten groot gebied ontstaan; Vergroting van de mogelijkheden voor waterberging wordt door een aantal agrariërs positief beoordeeld, mits er sprake is van grondcompensatie. • Duurzaamheid en energie
14
-
-
Een aantal agrarische bedrijven (21 % van de geënquêteerde) bedrijven geeft aan iets te doen op het gebied van verbrede en duurzame landbouw. Naar de toekomst toe verwacht 52 % zich hier op één of andere manier mee bezig te houden; Vooral opwekking van duurzame energie en inkomsten uit natuur en landschap worden genoemd als mogelijkheden.
2.2.5.6 Recreatie In het gebied rond de N381 is de recreatieve sector voornamelijk gelokaliseerd in twee recreatieve clusters. Ten eerste is dit het heide- en bosgebied rond Bakkeveen en Wijnjewoude. Het tweede recreatieve cluster is rond Appelscha en het Drents-Friese Wold. Deze beide gebieden worden gekenmerkt door bossen en heidevelden. Het recreatieve aanbod in deze gebieden wordt met name gevormd door verblijfsaccommodaties, zoals campings en bungalowparken. Daarnaast zijn er rond Appelscha relatief veel (dag)attracties te vinden. In het overige gebied rond de N381 is de recreatieve sector wel vertegenwoordigd, maar niet volop ontwikkeld. Het recreatieve aanbod in deze gebieden bestaat onder andere uit campings, musea en visplaatsen. Daarnaast kruist de (huidige) N381 enkele landelijke fietsroutes. Het gaat hierbij om het Normaal Amsterdams Peil (NAP) route (LF9) en de Flevoroute (LF20). Ook kruist de N381 een route van een lange afstandswandelpad, namelijk het Zevenwoudenpad (LAW 1-1). Het Zevenwoudenpad start nabij Steenwijk en loopt in noordelijke richting via Dokkum naar het Lauwersmeer. Een andere recreatieve route in het gebied is de Turfroute. De Turfroute is een belangrijke historische vaarroute met een recreatieve functie.
2.3 Ontwerpopgaven 2.3.1 Versterken van het landschap In het kader van het PIP is gekeken hoe – gelet op de geldende regelgeving en de beleidskaders - de weg adequaat in het landschap kan worden ingepast en welke maatregelen daarvoor noodzakelijk zijn. De landschappelijke inpassing van de weg vindt plaats door de karakteristieken van de omgeving te versterken met als doel: de N381 herkenbaar in het landschap van Zuidoost Fyslân. De basis voor het versterken van de omgeving zijn de landschapstypen. De herkenbaarheid van de landschapstypen wordt versterkt door de kernkwaliteiten zoveel mogelijk te behouden en waar mogelijk te versterken. De gebiedsontwikkeling biedt de mogelijkheid om landschapsversterkende maatregelen uit te voeren die aanvullend zijn op de inpassingsmaatregelen uit het PIP. Naast het versterken van de landschapstypen en het stimuleren van erfbeplantingen zullen er maatregelen worden getroffen op het gebied van: • De ontsluiting en recreatieve toegankelijkheid Het onderliggende wegennet wordt aangepast aan de nieuwe situatie die door de aanleg/aanpassing van de N381 ontstaat. De inrichting van de wegen wordt afgestemd op de functie die ze gaan vervullen. In het verlengde van een goede infrastructuur vindt de GC het van belang dat het openbaar vervoer op een adequate wijze zal inspelen op de veranderende situatie. De nieuwe concessie voor het OV wordt in 2016 verwacht. Het recreatieve padennetwerk voor wandelaars en fietsers wordt verbeterd en aangevuld met enkele ontbrekende schakels. Ook kan er een impuls worden gegeven aan de ontwikkeling van de Turfroute, door bijvoorbeeld meer faciliteiten te bieden rondom de vaarroute. Zo zal de waterrecreatie in dit gebied worden versterkt. • De waterhuishouding Door klimaatverandering, zeespiegelstijging en bodemdaling wordt de kans op extreme omstandigheden groter. Dit betreft zowel wateroverlast als problemen met verdroging. Bij een integrale inrichting van een gebied hoort een op de toekomst gericht duurzaam watersysteem. 15
•
•
•
•
Het is van belang dat er voldoende ruimte is voor water, dat er voldoende gemaalcapaciteit is en dat de waterkwaliteit goed is. Maatregelen zijn nodig om wateroverlast in de toekomst zo veel mogelijk te voorkomen. De waterberging wordt zodanig uitgevoerd dat het eveneens voldoet aan de ecologische doelstelling uit de Europese KRW (KaderRichtlijn Water). De landbouwkundige situatie. De opwaardering van de N381 heeft gevolgen voor de landbouw in het gebied. Ten eerste is er landbouwgrond nodig voor het nieuwe wegtracé. Ten tweede worden er percelen van boerderijen doorsneden door het nieuwe wegtracé. Het belang van de herverkaveling is dan ook groot. De verkavelingssituatie wordt verbeterd, in eerste instantie door vrijwillige kavelruil, eventueel aanvullend door wettelijke herverkaveling. Duurzaamheid Duurzame ontwikkelingen spelen op dit moment een belangrijke rol, met name de thema’s klimaat en energie. De discussie over het begrip duurzaamheid en de uitwerking daarvan binnen het plangebied is een aandachtspunt van de gebiedsontwikkeling. Natuurbescherming- en ontwikkeling Bestaande natuurgebieden en de verbindingen daartussen worden versterkt door verdroging te bestrijden, door de aanleg van faunapassages en vispassages en het aanleggen van nieuwe natuur. Leefbaarheid. Bevordering van de leefbaarheid is een belangrijk doel voor de gebiedsontwikkeling N381. Het heeft veel raakvlakken met de andere thema’s. Een goede invulling op het gebied van infrastructuur, de landbouw, recreatie en natuur en landschap dragen bij aan een vitaal platteland. Dit maakt dat iedereen met plezier in het gebied kan wonen, werken en recreëren.
2.3.2 Integrale oplossingen De GC heeft gezocht naar integrale oplossingen voor een aantal ruimtelijke knelpunten. Deze zijn gebundeld in enkele ontwerpopgaven. De GC heeft in 2010 een ronde gedaan langs verschillende organisaties van plaatselijk belang rondom de N381. Tijdens deze gesprekken zijn de dorpsvisies en overige wensen uit de streek aan de orde gekomen. Een aantal wensen komt terug in de ontwerpopgaven. De GC kan echter niet tegemoet komen aan alle wensen. De GC heeft een afweging moeten maken waarbij vooral gekeken is of de wensen enigszins verband hebben met de aanleg van de nieuwe N381 en/of de herwaardering van de huidige N381. Hieronder volgt een korte beschrijving van de ontwerpopgaven: •
De Marschen De gebiedsontwikkeling zal de feitelijke realisatie van De Marschen ter hand nemen en zal daarbij het in het PIP vastgelegde plan volgen.
•
Klein Groningen – Wijnjewoude In het gebied tussen Wijnjewoude, Klein Groningen en de nieuwe N381 spelen verschillende ontwikkelingen en initiatieven vanuit de dorpen. Het gaat o.a. om: de aanleg van extra singels op vrijwillige basis; de invulling van de afgewaardeerde N381 in Klein Groningen; de wens voor extra wandelpaden en een kanoroute; aanlegplaatsen met voorzieningen in Klein Groningen; de ontsluiting van het industrieterrein bij de Driehoek.
•
Peelrug De gebiedsontwikkeling zal de feitelijke realisatie van de Peelrug ter hand nemen en zal daarbij het in het PIP vastgelegde plan volgen.
•
Entree Donkerbroek De afwaardering van de oude N381 geeft de doorsnijding een ander, meer dorps karakter. Het samenkomen van al deze ontwikkelingen op een relatief klein oppervlak maakt de omgeving Donkerbroek tot een grote ontwerpopgave voor de 16
gebiedsontwikkeling. Het inrichtingsplan brengt samenhang tussen de verschillende maatregelen die nodig zijn. Waterberging ‘t West Tussen de oude en de nieuwe N381, tegen Donkerbroek aan, ligt een laag gelegen gebied. In de huidige situatie stroomt het gebied ’s winters af en toe vol met water uit de Tjabbekampster Waterlossing. Het gebied wordt nu nog met een gemaaltje drooggemalen. Dit gemaaltje komt te vervallen door de aanleg van de nieuwe N381. Er komt geen nieuw gemaal voor terug. Het gebied is nodig als waterberging om het bovenstroomse landbouwgebied (ten noorden van Donkerbroek) te ontlasten en om piekwaterstanden in de Opsterlânske Kompanjonsfeart op te vangen. Entree Donkerbroek De N381 komt verder naar het westen te liggen. Daardoor ontstaat meer ruimte tussen deze weg en Donkerbroek die ruimte kan worden benut om de dorpsrand van Donkerbroek in het groen af te ronden. Landgoed Ontwijk Ten zuiden van Donkerbroek ligt het landgoed Ontwijk. In de huidige situatie wordt het landgoed door de N381 afgesneden van het dorp. Het nieuwe tracé maakt het mogelijk om de relatie van Ontwijk met het dorp te herstellen, evenals de zichtrelatie met de vaart. Balkweg De Balkweg is een oude verbindingsweg tussen Makkinga en Donkerbroek. Deze weg wordt veel gebruikt door sluipverkeer. De nieuwe aansluiting van de Balkweg maakt de route voor sluipverkeer minder aantrekkelijk. Evenemententerrein Het bestaande evenemententerrein, aansluitend aan de parkeervoorziening aan de G.W. Smitweg komt (mogelijk) te vervallen. Onderzoek is nodig naar een goede locatie. Tsjongerdal Het gebied tussen de nieuwe N381 en de noordzijde van de Tsjonger is in het PIP bestemd als natuurgebied. Een deel van het gebied is in het verleden al ingericht als nat natuurgebied (als onderdeel van de natte ecologische verbindingszone) maar door de bijzondere waterhuishouding functioneert het niet optimaal. De extra ruimte voor natuur maakt het mogelijk om het gebied in zijn geheel beter in te richten. De gebiedsontwikkeling zal de feitelijke realisatie van het Tsjongerdal ter hand nemen en zal daarbij het in het PIP vastgelegde plan volgen. •
Oosterwolde-Kleindiep-Duistereweg In de nieuwe situatie gaat de Duistereweg met een tunnel onder de N381 door. Dat zou betekenen dat het Kleindiep afgesneden wordt door de tunnel. Het Kleindiep moet daarom verlegd worden. De afwatering en ontsluiting van het omliggende gebiedje verandert ook. De verlegging van het Kleindiep biedt de kans deze waterloop beter zichtbaar te maken. Iets verder naar het zuiden maakt het Kleindiep onderdeel uit van een park met een drassig karakter tussen de bestaande woonwijk en de N381. In de huidige situatie gaat het Kleindiep met enkele duikers onder de weg door. Door de aanpassing van de N381 kan dat teruggebracht worden naar één duiker. De dimensies van de beek moeten hier echter wel op aangepast worden. Dat biedt kansen om ook hier het Kleindiep beter zichtbaar te maken en de dorpsrand van Oosterwolde te verfraaien. Tegelijkertijd willen de bewoners uit de wijk de N381 liever niet zien of horen. Dat vraagt om een integrale uitwerking, waarbij wordt gekeken in hoeverre aan de diverse wensen tegemoet kan en moet worden gekomen. Daar is de wens bijgekomen van het Wetterskip Fryslân om vispassages aan te leggen in het Kleindiep.
•
Recreatieve ontwikkeling Drents-Friese Wold Het Nationaal Park Drents-Friese Wold is een van de grootste aaneengesloten bos- en heideterreinen van Nederland, en daarmee een belangrijk toeristische trekker. De recreatieve maatregelen zoals versterking van de Boerestreek, mogelijke verplaatsing 17
bezoekerscentrum Staatsbosbeheer, ontwikkeling van het gebied bij de Bosberg en de ontwikkeling van verblijfsrecreatie zijn plannen waarop momenteel binnen de gemeente het accent ligt. Uitgangspunt is dat in 2013 alle maatregelen zijn gerealiseerd of in een onomkeerbare situatie verkeren. Dit betekent dat er de komende jaren een ontwikkeling zal plaatsvinden in dit gebied met als doel een nieuwe impuls voor recreatie en toerisme in Appelscha en de daarmee samenhangende economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Voor de natuur worden drie bestaande parkeerplaatsen langs de N381 opgeheven. De herinrichting van de parkeerplaatsen vraagt om een goed ontwerp, die recht doet aan de ecologische betekenis van het Drents-Friese Wold en aan de (jonge) cultuurhistorie van de weg. Tevens worden enkele oversteken van de N381 voor fietsers en ruiters opgeheven of verplaatst. •
Oude Willem De Oude Willem is een landbouwenclave in het Nationaal Park Drents-Friese Wold. De Oude Willem ligt zowel op Fries als Drents grondgebied. Onder verantwoordelijkheid van de Stuurgroep Oude Willem is een projectgroep gestart die een gezamenlijk inrichtingsplan voor zowel het Friese deel als het Drentse deel opstelt. Aangezien de Oude Willem tegen de N381 aan ligt, is afstemming van visie en maatregelen noodzakelijk.
18
3 Doelstellingen, maatregelen en effecten 3.1 Algemeen In het voorgaande hoofdstuk is de visie op het gebied beschreven, met de daarbij behorende ontwerpopgaven. De GC heeft in overleg met gebiedspartijen een lijst van maatregelen opgesteld die een oplossing bieden voor de ontwerpopgaven. Mede op basis van een globale kosten-baten analyse is in de fase van de visievorming (begin 2011) een prioritering aangebracht en de daarbij behorende status; plan of ambitie. De maatregelen met “plan”, “ambitie 1” of “ambitie 2” geven aan dat de GC een prioriteitsvolgorde heeft willen bepalen. Alle maatregelen worden door de GC echter als noodzakelijk beschouwd om de “plus” te realiseren. Onder “plan” vallen ook die maatregelen die dienen ter mitigatie en compensatie van de effecten van de weg, die vanwege de geldende regelgeving en beleidskaders noodzakelijk zijn en die zijn neergelegd in het PIP. Voor deze maatregelen geldt dat de uitvoering daarvan in juridisch opzicht in het PIP verzekerd is en dat voor de uitvoering van deze maatregelen middelen vanuit het PIP-budget beschikbaar zijn gesteld. Besloten is dat de feitelijke uitvoering van deze maatregelen plaatsvindt door de gebiedscommissie. Dit is de reden waarom deze maatregelen ook in dit plan zijn benoemd. De voorgenomen maatregelen zijn terug te vinden op de maatregelenkaart (bijlage 1) en worden hier per thema beschreven. Vervolgens worden de doelrealisatie en de effecten van de maatregelen beschreven. Onder doelrealisatie wordt verstaan in welke mate de doelen kunnen worden gerealiseerd door middel van de maatregelen. Sommige maatregelen hebben effect op verschillende thema’s; ze overlappen elkaar. 3.2 Infrastructuur 3.2.1 Doelstellingen Uitgangpunt voor de gebiedsontwikkeling zijn de voorziene maatregelen in het kader van de opwaardering van de N381. Deze opwaardering heeft infrastructurele en verkeerskundige effecten in het gebied. De gebiedsontwikkeling, met daarin een plan voor de aanpak van het onderliggend wegennet, moet inspelen op deze effecten en kansen bieden voor het realiseren van een plus voor het gebied. De doelstellingen uit de startnota voor het thema infrastructuur zijn: • verbeteren van de verkeersveiligheid en leefbaarheid in het gebied; • hierbij onderzoeken welke specifieke infrastructurele wensen en ideeën er vanuit de GVVP’s (Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan), dorpsvisies, bestuursovereenkomsten, Veilig Verkeer Nederland en plaatselijke belangen kunnen worden gerealiseerd binnen het gebied. In uitwerking op bovenstaande doelstellingen is een visie voor het onderliggend wegennet opgesteld waarbij de volgende doelstellingen zijn gehanteerd: • het onderliggend wegennet logisch aansluiten op de N381; • de functie en inrichting van het onderliggend wegennet afstemmen op de wegencategorisering; • inrichtingsvisie voor het onderliggend wegennet afstemmen op de effecten van de N381; • de inrichtingsvisie afstemmen op de knelpunten en wensen vanuit bevolking en belangenorganisaties; • toekomstige concessieverlening van het Openbaar Vervoer en de uitwerking ervan binnen het plangebied afstemmen op feitelijke situatie en gebruik van het onderliggend wegennet, na aanleg van de N381 (de GC gaat er van uit dat zij hierbij zal worden betrokken). 3.2.2 Maatregelen Op basis van een uitgebreide inventarisatie en analyse is een prioriteitenlijst opgesteld, waarbij prioriteiten zijn bepaald op basis van de volgende aspecten: • effecten verkeersintensiteiten door N381; 19
• • • •
verkeersveiligheid; (combinatie) fietsverkeer en landbouwverkeer; knelpunten en wensen vanuit dorpsbelangen; inrichting van de wegen: huidig versus wensbeeld.
Dit heeft geresulteerd in een Top-20 van wegen waarvoor maatregelen zijn opgesteld. Op basis van een nadere bestudering van de meerwaarde (de plus) voor het gebied heeft besluitvorming plaatsgevonden door de gebiedscommissie over de in de inrichtingsvisie op te nemen maatregelen. In het maatregelenpakket voor het onderliggend wegennet zijn de volgende algemene principes toegepast: • inrichting wegen conform principe Duurzaam Veilig (vigerend provinciaal beleid) • In de wegencategoriseringsplannen van de gemeenten en provincie zijn alle in de maatregelentabel opgenomen wegen aangeduid als erftoegangswegen. Conform deze functie gaat, daar waar dat nog niet het geval is, voor deze wegen buiten de bebouwde kom 60 km/h gelden en binnen de bebouwde kom 30 km/h. Binnen 60 km/h en 30 km/h gebieden heeft verkeer van rechts voorrang; • waar mogelijk toepassen van Shared Space inrichtingsprincipes; Dit heeft op meerdere locaties geresulteerd in pleinachtige herinrichtingsvoorstellen voor kruisingen en verblijfsgebieden. Deze inrichting beoogt een aangepast verkeersgedrag en zorgt tevens voor hogere ruimtelijke kwaliteit en belevingswaarde; • herinrichting van wegprofielen door toepassing van het principe met donkere kantstroken en een lichte middenstrook. Dit principe is in het gebied reeds vaker toegepast en zorgt voor herkenbaarheid en visuele versmalling; • het accentueren van kruisingen en bijzondere locaties door kruisingvlakken, accentpunten en komgrenzen uit te voeren in klinkers. Hiermee wordt attentieverhoging en snelheidsreductie beoogd.
Figuur 1; Voorbeelden pleinachtige inrichtingen
Figuur 2; Voorbeeld principe wegprofiel donker - licht - donker en accentueren kruisingsvlak met klinkers
20
Maatregelen in het kader van de herinrichting van de N381 worden hieronder nader omschreven, een overzicht van alle maatregelen is terug te vinden in figuur 8. Door de aanleg van het nieuwe tracé van de N381 gedeelte Nanningaweg - bocht Wijnjewoude gaat de huidige N381 onderdeel uitmaken van het onderliggende wegennet. Daarbij past een snelheid van 60 km/h en een versmalling van de weg tot 5,50 meter met daarlangs grasbeton. Daar waar zijwegen nu aansluiten op de parallelweg, bijvoorbeeld Tjabbekamp, zullen deze in de toekomst weer aansluiten op de hoofdrijbaan. De parallelwegen worden fietspaden, ze worden hiertoe versmald. Kruisingen worden geaccentueerd door ze uit te voeren in klinkers. Dit heeft een attentieverhogende en snelheidsreducerende werking. Er is een aantal bijzondere locaties met specifieke maatregelen te noemen. Deze worden hierna in beeld gebracht en toegelicht (voor schetsen van het onderliggend wegennet, zie bijlage 5). Situatie De Driehoek Situatie De Driehoek is de toekomstige benaming van deze locatie. In de huidige situatie is het een viersprong met verkeerslichten. De Opper Haudmare kruist hier de Weinterp om vervolgens na ‘de bocht van Wijnjewoude’ in een rechte lijn richting Drachten te vervolgen. Door het nieuwe tracé van de N381 wordt het huidige gedeelte van de N381 tussen Weinterp en ‘de bocht van Wijnjewoude’ verwijderd. De Tolleane blijft bestaan en geeft aansluiting op de Bûtewei en de bestaande parallelweg langs de verdubbelde N381. Door het verwijderen van het wegtracé tussen Weinterp en de bocht verandert de huidige grootschalige kruising met verkeerslichten in een kleinschaliger driesprong: De Driehoek. Aansluitend op het idee dat in de Ontwikkelvisie Wijnjewoude eo is opgenomen, wordt ter plaatse van De Driehoek een pleinachtige inrichting gecreëerd. De locatie verandert hierdoor van een verkeersgebied in een aantrekkelijk verblijfsgebied dat een herkenningspunt wordt voor Wijnjewoude. In aansluiting op de landschapsvisie en de Ontwikkelvisie wordt de groenstructuur ter plaatse versterkt voor het verder vergroten van de ruimtelijke kwaliteit. De ontsluiting van de bedrijven aan de Tolleane kan verbeterd worden door een aansluiting op de Opper Haudmare te realiseren. Figuur 3; Inrichtingsschets De Driehoek
-
Situatie Klein Groningen In de huidige situatie is de weginrichting ter plaatse van Klein Groningen niet afgestemd op de bebouwingssituatie ter plaatse. In aansluiting op hetgeen in de Ontwikkelingsvisie Wijnjewoude eo is voorgesteld zijn maatregelen voorzien. De grenzen van Klein Groningen worden geaccentueerd op de weg, waarbij dit verder versterkt wordt met groen. Ook de
21
kruisingen in Klein Groningen worden geaccentueerd. Aan de woningzijde komt een voetpad uitgevoerd in klinkers. Dit versterkt het bebouwingskarakter langs de weg. De groenstructuur langs de weg wordt versterkt. De huidige parkeerstrook zal benut worden als groenstrook waarin daar waar mogelijk parkeerplaatsen kunnen worden ingepast. De snelheid zal ter plaatse 60 km/h worden. Figuur 4; Inrichtingsschets Klein Groningen
-
Situatie Donkerbroek In de volgende afbeeldingen zijn de infrastructurele maatregelen in de omgeving Donkerbroek aangegeven. Het huidige tracé van de N381 tussen de Opsterlânske Kompanjonsfeart en de huidige verkeerslichten blijft grotendeels gehandhaafd. Daar waar in de huidige situatie de weg richting de verkeerslichten met een bocht naar Donkerbroek buigt, wordt de weg in de nieuwe situatie rechtdoor getrokken. Hierdoor ontstaat er meer ruimte naast het Witte Huis. Deze ruimte wordt benut voor de aanleg van een ruime parkeerplaats met carpoolmogelijkheid. De huidige grootschalige kruising met verkeerslichten wordt vervangen door een kleinschaliger pleinachtige inrichting, wat komende vanaf de nieuwe N381 de kom van Donkerbroek duidelijk markeert.
Figuur 5; Entree Donkerbroek vanaf N381: van grootschalig met verkeerslichten naar kleinschalig en pleinachtig
22
Tussen de nieuwe kruising met de G.W.Smitweg en Ontwijk wordt het huidige tracé van de N381 voor een groot deel vervangen door een nieuw tracé. Dit nieuwe tracé volgt de landschappelijke rechte structuren. Het tracé ligt verder van Donkerbroek dan het huidige tracé. Hierdoor ontstaat er een mooie beëindiging van de westzijde van het dorp. Globaal ter hoogte van het tankstation volgt de weg in zuidelijke richting een deel van het huidige tracé om vervolgens haaks op de Vaart Westzijde aan te sluiten. Ter hoogte van Ontwijk wordt een markante inrichting gecreëerd met daarbij veel aandacht voor het groene karakter. Dit punt gaat de komgrens van Donkerbroek vanaf de Vaart Westzijde markeren. De herinrichting wordt aangegrepen om de ruimtelijke kwaliteit van het gebied te versterken. De nieuwe weg tussen de G.W.Smitweg en Ontwijk komt binnen de kom van Donkerbroek te liggen. De wegen in de kom van Donkerbroek zijn in de huidige situatie 30 km/h. Dat gaat ook voor deze nieuwe weg gelden. De weg krijgt dezelfde schaal als de G.W.Smitweg en Herenweg en zal worden verhard met klinkers. De Balkweg zal haaks aan gaan sluiten op deze nieuwe dorpsstraat (de afgewaardeerde N381). Fietsers kunnen in de toekomst vanaf de Balkweg rechtdoor naar de Posthuisweg. Fietsers kunnen in de toekomst vanuit het zuiden na Ontwijk ook rechtdoor fietsen langs de Vaart. Een fietssluis zorgt er voor dat autoverkeer dit niet kan en het nieuwe wegtracé blijft volgen. Fietssluizen worden ook aangebracht aan de Fruitier de Talmaweg en aan de noordzijde van Vosseheer/Petersburg. Door de voorgestelde wegenstructuur wordt sluipverkeer op de Balkweg tegengegaan. Het tracé van de nieuwe weg en de haakse aansluiting van de Balkweg maken de route voor sluipverkeer onaantrekkelijk. Binnen het gebied van de inrichtingsschets voor Donkerbroek ligt ook de locatie van het huidige evenemententerrein. Om verplaatsing te zijner tijd mogelijk te maken is in de begroting een financiële voorziening opgenomen voor de aanleg van nutsvoorzieningen op een nieuwe locatie. Tenslotte komt er een beweegbare brug over de Feart voor langzaam verkeer ter hoogte van de Nijhof en zullen de bestaande voorzieningen voor aanleggen van boten en de stroomvoorziening worden verbeterd.
Figuur 6; Inrichtingsschets Donkerbroek
23
Situatie Nanningaweg Het huidige tracé van de N381 wordt gehandhaafd voor het onderliggend wegennet en sluit nabij de nieuwe aansluiting van de N381 aan op de Nanningaweg. De bestaande brug van de parallelweg van de oude N381 komt te vervallen. Het fietspad langs de afgewaardeerde N381 (versmalde parallelweg) stopt ter hoogte van het fietspad langs de Tsjonger. Vanaf dit punt tot de Nanningaweg rijden de fietsers over de weg. Om de herkenbaarheid van de fietsroute te vergroten zijn op dit gedeelte fietsstroken geschetst. Ter plaatse van de brug zullen fietsers vanuit Oosterwolde schuin over moeten steken naar het fietspad langs de Vaart Westzijde. De brug is inclusief dit oversteekpunt op de schets als accentpunt gemarkeerd door ter plaatse te kiezen voor een andere weginrichting (kleur/materiaal). Door de bestaande vangrails ter vervangen door leuningwerk en door op de brug ruimte te creëren als uitzichtpunt op de sluis, wordt een verblijfskarakter gecreëerd.
Figuur 7; Inrichtingsschets Nanningaweg Maatregel Infrastructuur Herinrichting N381 De Feart Selmien East Opper Haudmare parallelweg Mouneleane Merkebuorren (buiten beb. kom) Merkebuorren (binnen beb. kom) Weinterp (Opper Haudmare – Tsjerkereed) Weinterp (TsjerkereedBinnenwei) Balkweg Herenweg-Bovenweg Wester Es
Afmeting (in km.) 10
Status
EBO*
Aanduiding op kaart I1
Plan
4,4 0,5 6,6
Ambitie 2 Ambitie 1 Plan
Gem. Opsterland/ Gem. Ooststellingwerf Gem. Opsterland Provincie Fryslân Gem. Opsterland
4,4 0,5
Ambitie 1 Plan
Gem. Opsterland Gem. Opsterland
I5 I6
0,7
Plan
Gem. Opsterland
I7
1,6
Plan
Gem. Opsterland
I8
2,2
Ambitie 2
Gem. Opsterland
I9
2,7 1,5
Plan Plan Plan
Gem. Ooststellingwerf Gem. Ooststellingwerf Gem. Ooststellingwerf
I10 I11 I12
I2 I3 I4
24
Figuur 8; Overzicht maatregelen infrastructuur
* EBO -= Eigendom, Beheer en Onderhoud
3.2.3 Doelrealisatie De maatregelen in categorie “plan” omvat de aanpassing en herinrichting van circa 24 kilometer infrastructuur. De ambitie is om aanvullende maatregelen voor circa 12 kilometer infrastructuur uit te voeren. Indien deze maatregelen buiten de gebiedsontwikkeling vallen, kunnen ze als basis worden gebruikt bij toekomstige wegreconstructies (bijvoorbeeld bij het uitvoeren van groot onderhoud). Voor overige schetsen van de toekomstige situatie zie bijlage 5. 3.2.4 Effecten Verwacht wordt dat de voorgenomen infrastructurele maatregelen zullen leiden tot een verbetering van de verkeersveiligheid en leefbaarheid. Dit door een verlaging van de snelheden en een aanpassing van de weginrichting op de (verblijfs)functie van de wegen en gebieden. De verlaging van de verkeersintensiteiten op de ‘oude’ N381 zal naast een verbetering van verkeersveiligheid ook leiden tot een verbetering van de leefbaarheid. De verlaging van de verkeersintensiteit heeft een positief effect op de aspecten geluid en lucht. Ook wordt verwacht dat de voorziene maatregelen zullen leiden tot een hogere ruimtelijke kwaliteit en beleving. De infrastructurele maatregelen gaan hierbij samen met de landschappelijke en recreatieve maatregelen. Gezamenlijk vergroot dit de aantrekkelijkheid van diverse locaties in het gebied rondom de N381. In het plan voor het onderliggend wegennet is de weginrichting afgestemd op de verblijfsfunctie die in de wegencategoriseringsplannen is vastgelegd. Met de voorgenomen infrastructurele maatregelen wordt meer eenheid en herkenbaarheid in de weginrichting gerealiseerd. Dit zorgt ervoor dat de weggebruiker aan de inrichting het gewenste verkeersgedrag kan aflezen, wat bijdraagt aan de verkeersveiligheid. In het plan sluit het onderliggend wegennet op een logische wijze aan op de N381. In het plan zijn maatregelen opgenomen die inspelen op de vanuit de dorpsbelangen en andere belangenorganisaties aangegeven knelpunten en wensen.
3.3 Landbouw 3.3.1 Doelstellingen De wensen naar aanleiding van de landbouwenquête ( zie hoofdstuk 2.2.5.5 visie landbouw) zijn vertaald in de volgende algemene doestellingen; Nieuwe tracé N381 inpassen in de landbouwstructuur: Instandhouding van de continuïteit en levensvatbaarheid van bedrijven. 3.3.2 Maatregelen Ingezet wordt op een betere verkaveling waardoor over- en weergebruik over de N381 zoveel mogelijk tot het verleden behoort. Uitgangspunt van de GC is om dit op vrijwillige basis te laten plaats vinden. Vanaf 2009 is een kavelruilcoördinator actief om kavelruilen op te zetten op vrijwillige basis. Doel is om op deze wijze de landbouwstructuur te verbeteren. Vooral geldt dit voor het opheffen van over- en weergebruik van grond aan weerszijden van de nieuwe N381. Daarnaast in algemene zin het verkleinen van de rijafstanden van het bedrijf naar de veldkavels. De kavelruilen hebben tevens als doel om gronden vrij te maken voor het nieuwe tracé van de weg en voor doelen van de gebiedsontwikkeling (bij voorbeeld vrij maken van grond voor een voetpad). Als alle doelen van de gebiedsontwikkeling worden gerealiseerd met de vrijwillige kavelruil wordt er geen wettelijke herverkaveling opgestart. De GC heeft de middelen voor een wettelijke herverkaveling echter wel in het plan opgenomen. Het proces van wettelijke herverkaveling wordt in de bijlage 6 beschreven. Het herverkavelingsblok Vrijwillige kavelruil kan in het gehele plangebied plaats vinden. De mogelijkheid van wettelijke herverkaveling die de commissie achter de hand houdt kan alleen binnen de blokgrens van de herverkaveling plaatsvinden. Die begrenzing is apart op de kaart aangegeven (bijlage 1). Het gaat met name om het noordelijke deelgebied waar de N381 deels een nieuw tracé volgt. Het herverkavelingsblok is ca. 1660 ha. groot.
25
Kavelaanvaardingswerken Om de toegedeelde kavels (bij toepassing van wettelijke herverkaveling) vergelijkbaar te maken met de ingebrachte kavels, moeten kavelaanvaardingswerken worden uitgevoerd. Bij het ontwerpen van het ruilplan wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande landschapselementen. Kavelaanvaardingswerken, zoals bijvoorbeeld het graven van nieuwe scheidingssloten, het verbeteren van ontsluitingspunten en het verplaatsen van beplanting, worden zoveel mogelijk beperkt. Voor de realisatie van deze werken zullen separaat vergunningen, ontheffingen dan wel toestemmingen worden aangevraagd door de GC. In de begroting van de wettelijke herverkaveling zijn tevens middelen opgenomen om, waar nodig voor de toegankelijkheid van de nieuwe verkaveling, extra ontsluiting aan te brengen in de vorm van een verdichtingsweg. Onder het thema infrastructuur worden de maatregelen beschreven in het onderliggend wegennet. Deze maatregelen zijn tevens bedoeld om de verkeersveiligheid bij het landbouwverkeer te bevorderen. Het verminderen van de afstand van het bedrijf tot de veldkavels is hier een voorbeeld van. Het thema water gaat in op enkele maatregelen die genomen worden voor plaatselijke knelpunten in de waterhuishouding. Stimuleringsmaatregelen die de gebiedscommissie wil nemen voor verbreding van de landbouw en initiatieven voor duurzame energie worden behandeld bij het thema duurzaamheid. Tenslotte zal de gebiedscommissie zich inspannen in overleg met de gemeenten en de provincie om grotere bouwblokken bij de agrarische bedrijven mogelijk te maken.
Maatregel landbouw Ruilplan
Afmeting (ha.) 1660
Status
Realisatie
EBO
Plan
Toedeling
Particulieren
n.v.t.
n.v.t.
Kavelaanvaardings- n.v.t. Plan werken Figuur 9: Overzicht maatregelen landbouw
Aanduiding op kaart Plangrens herverkaveling n.v.t.
3.3.3 Doelrealisatie De verwachting is dat een aantal vrijwillige kavelruilen wordt uitgevoerd. Het achter de hand houden van de mogelijkheid van wettelijke herverkaveling geeft zekerheid over het realiseren van de doelstellingen voor landbouw. Het over- en weergebruik van landbouwgrond aan weerszijden van de nieuwe N381 zal grotendeels verdwijnen. 3.3.4. Effecten Verwacht wordt dat de landbouwkundige structuur wordt verbeterd, waardoor ook de omvang van het landbouwverkeer wordt teruggedrongen. Door de herverkaveling worden de veldkavels geconcentreerd, de afstand tussen de bedrijfsgebouwen en de veldkavels verkort, de vorm van de kavels verbeterd en de huiskavels in geringe mate vergroot. Daarnaast draagt de herverkaveling ook bij aan de leefbaarheid en verkeersveiligheid, omdat door betere verkaveling het landbouwverkeer afneemt. De GC zal de effecten van de vrijwillige kavelruilen beoordelen. Aan de hand van de effecten daarvan zal de commissie besluiten over het wel of niet toepassen van het instrument wettelijke herverkaveling.
26
3.4 Landschap en Cultuurhistorie 3.4.1 Doelstellingen De doelstellingen voor het thema landschap en cultuurhistorie in de Startnota Gebiedsontwikkeling N381 zijn: 1. behoud en herstel van landschapselementen en cultuurhistorie en het versterken met andere functies; 2. behoud en herstel van cultuurhistorisch en archeologisch waardevolle structuren; 3. herkenbaar maken van cultuurhistorische en archeologische structuren in het landschap. 3.4.2 Maatregelen Herinrichting N381 o.a. de nieuwe entree van Donkerbroek(maatregel L1 – zie ook schets Donkerbroek) Delen van de ‘oude’ N381 worden geherwaardeerd naar een smallere weg. De toegestane snelheid gaat omlaag. Dat betekent dat het karakter van de weg verandert. Tussen Wijnjewoude en de bocht bij De Marschen wordt de oude N381 geheel verwijderd. Het oude tracé krijgt een groene inrichting. Voor de maatregelen voor het gebied de Marschen zelf wordt verwezen naar de beschrijving in het PIP. De N381 wordt afgewaardeerd tot dorpsstraat. De weg wordt versmald en in de weg komen een paar knikken zodat de snelheid omlaag gaat. Er ontstaat ruimte tussen de rand van Donkerbroek en de nieuwe N381. Die ruimte wordt benut om een nieuwe dorpsrand van Donkerbroek te maken. Een groenzone tussen de bebouwing en de nieuwe N381 zorgt voor een betere afronding van de dorpsrand. De huidige parkeerplaats en het busstation worden verplaatst. Het parkeren wordt samengevoegd tot een grote parkeerplaats bij het Witte Huis. De bushaltes gaan naar de open afritten van de N381. Het fietspad ligt op de oude route van de Balkweg richting centrum. Het autoverkeer op de Balkweg buigt af voor het tankstation en sluit direct ten oosten daarvan aan op de nieuwe dorpsstraat (de afgewaardeerde N381). Tegen de dorpsrand aan ligt een waterbergingsgebied, die in de dorpsrand een rol speelt. In de volgende paragraaf wordt dat toegelicht.
Figuur 10; Inrichtingsschets herinrichting N381 (de Marschen-Bûtewei)
27
Extra landschapversterkende beplanting (versterking houtwallen en singelstructuur in overgangszones, markering ontginningswegen en cultuurhistorische aspecten (zie als voorbeeld schets omgeving Balkweg-maatregel L2) Op verschillende plekken in het plangebied worden nieuwe houtwallen en singels aangelegd. Soms direct aangrenzend aan de N381, soms wat verder van de weg af maar altijd passend in de landschapsstructuur. De vorm en beplanting van de houtwallen en singels is afgestemd op de bodemkarakteristieken en de kenmerken van de landschapstypen ter plaatse. Hoofddoel van de beplanting is het versterken van het landschap (het markeren van oude routes, het versterken van de beslotenheid van bijvoorbeeld de woudontginningen). De maatregelen voorzien in de gewenste plus op het landschap en een plus in de beleving van het landschap om de weg en zijn om die reden een aanvulling op de landschappelijke inpassingsmaatregelen uit het PIP. De GC zal langs het nieuwe N381 tracé tussen ‘ t Hoogezand en Tjabbekamp in de lengterichting van de bestaande percelen extra brede stroken inrichten met houtwallen van formaat, tot een maximum hoogte ten opzichte van het maaiveld van 3 m. Er zal inheems plantmateriaal worden gebruikt, waarbij zoveel mogelijk rekening zal worden gehouden met de toepassing van bladhoudende bomen met een ondergroei (zie figuur 11).
Figuur 11; inrichtingsschets versterking houtwallen bij de Balkweg
28
Erfbeplanting met inheems materiaal (maatregel L3) Erfbeplantingen zijn een belangrijk onderdeel van de ‘stoffering’ van het landschap. Erven zijn heel beeldbepalend, zeker in een agrarisch gebied als Zuid-Oost Friesland. Er is veel belangstelling voor een erfbeplantingsregeling vanuit het gebied. Daarom stimuleert de GC de aanleg van erfbeplantingen. De commissie kan inhoudelijk stimuleren, door te helpen met het opstellen van een goed plan en/of financieel door het subsidiëren van plantmateriaal.
Peelrug (maatregel L5) In het kader van het PIP wordt een aantal landschappelijke maatregelen uitgevoerd in het gebied Peelrug (voor beschrijving zie het PIP). De ambitie is om aanvullend hierop een (fiets-)verbinding te realiseren tussen Heechfeansterwei en de Peelrug. Hiermee wordt het reliëf in het landschap geaccentueerd en wordt een missende schakel in het fietspadennetwerk ingevuld. Deze maatregel is opgenomen bij het thema recreatie.
Herstel relatie Ontwijk met de vaart en dorp (zie schets Donkerbroek – maatregel L6) De N381 wordt afgewaardeerd tot dorpsstraat. De entree van Donkerbroek ter hoogte van Ontwijk wordt gemarkeerd in de bestrating. De tuin van Ontwijk wordt opnieuw ingericht op zo’n manier dat de zichtrelatie van Ontwijk met de vaart hersteld wordt. Eventueel kan de oude vijver ook hersteld worden. Het fietspad op de parallelweg buigt via de zuidelijke laan van de V-vorm af naar Ontwijk en via de noordelijke laan - langs het koetshuis - weer terug naar het dorp en sluit aan op de weg langs de Feart.
Maatrege landschap en cultuurhistorie Landschap herinrichting N381
Extra landschapversterkende beplanting Erfbeplanting Landschappelijke voorzieningen PIP Boscompensatie Peelrug Herstel relatie Ontwijk met Feart
Afmeting (in ha.) n.v.t.
Status
Realisatie
Plan
Vrijwillige verwerving
6
Plan
Vrijwillige verwerving
n.v.t. Geregeld in PIP
Plan Plan
n.v.t. In kader van het PIP
6,9 n.v.t.
Plan Plan
In kader van het PIP Vrijwillige verwerving
EBO Gem. Opsterland/ Gemeente Ooststellingwerf Particulieren SBB Particulieren Particulieren Wegbeheerder SBB SBB Particulier Gemeente Ooststellingwerf
Aanduiding op kaart L1
L2
L3 L4
L5 L6
Figuur 12: Overzicht maatregelen landschap
3.4.3 Doelrealisatie. De maatregelen hebben de status “plan” en worden uitgevoerd in het kader van de gebiedsontwikkeling . 3.4.4 Effecten. Naar verwachting hebben de maatregelen een positief effect op de landschappelijke inpassing van zowel het nieuwe als oude tracé van de N381. Herinrichting van delen van het oude tracé van de N381 resulteert in een betere aansluiting op bestaande landschapselementen. In Donkerbroek en Klein-Groningen wordt de weg een dorpsstraat met een groen karakter. Het doorsnijdende en scheidende effect van de weg in het landschap wordt daardoor sterk verminderd. Waardevolle (cultuur-) historische elementen worden geaccentueerd of hersteld en maken het gebied ook recreatief aantrekkelijker. Als gevolg van de maatregelen is er ook een positief effect te verwachten op het gebied van natuur en water. 29
3.5 Natuur 3.5.1 Doelstellingen
Uit de Startnota gebiedsontwikkeling N381 volgen de volgende doelstellingen met betrekking tot natuur: 1. Het versterken van bestaande en ontwikkelen van nieuwe natuur – realiseren van natuurcompensatie; 2. Behoud en herstellen van landschapselementen en het versterken met andere functies; - onderzoeken en afwegen of aansluiten bij/samenwerken met bestaande natuuropgaven wenselijk is; - zoeken naar mogelijkheden binnen het gebied om bestaande natuurgebieden te versterken en beoogde ecologische verbindingszones te realiseren. Het geheel passend bij de gewenste landschappelijke structuur; - inventariseren welke specifieke natuurwensen en ideeën uit verschillende dorpsvisies en bestuursovereenkomsten kunnen worden gerealiseerd binnen het gebied. 3.5.2 Maatregelen De doelstellingen uit de startnota zijn vertaald in een aantal maatregelen. Een deel van deze maatregelen zijn terug vinden in het PIP. Het betreft hierbij de inrichting van het Tsjongerdal en de Marschen.
Aanleg diverse faunapassages in het onderliggende (vaar-)wegennet (maatregel N1). In het wegenproject worden op tal van plaatsen faunapassages aangebracht. Deze maatregelen beperken zich tot het feitelijke tracé van de N381 en zijn terug te vinden in het PIP. In het kader van de gebiedsontwikkeling worden aanvullende faunapassages en ecologische verbindingen aangelegd. Deze worden hieronder besproken.
Ecologische verbinding tussen Tsjonger en Kuunder De Tsjonger en de Kuunder (Boven-Tsjonger) vormen samen een natte Ecologische Verbindingszone, met de Ringslang als belangrijkste en meest kansrijke doelsoort. In de huidige situatie bevinden zich enkele belemmeringen tussen de Tsjonger en de Kuunder in de vorm van een viaduct (tracé huidige N381), de beschoeide oevers van de Opsterlânske Kompanjonsfeart en het eerste deel van de Kuunder. De Kuunder stroomt op deze locatie via een brede duiker onder de Opsterlânske Kompanjonsfeart en de huidige N381 door en mondt uit in de Tsjonger. De stroomsnelheid in deze duiker is te groot en de wanden zijn te steil om hierin een verbindingszone te kunnen realiseren. Met name voor de Ringslang heeft het terugbrengen van een verbinding tussen de Kuunder en de Tsjonger prioriteit. Vanuit het wegenproject wordt er ter plekke van de Tsjonger een ecologische brug gerealiseerd. Onder deze brug is er voldoende ruimte voor diersoorten om de weg te passeren. Om de verbinding naar de Kuunder mogelijk te maken zal er een aantal ingrepen plaatsvinden tussen de Tsjonger en de Kuunder. Deze zijn weergegeven in figuur 13 In de bestaande natuurstrook ten noorden van de Tsjonger worden enkele poelen gegraven. Ook wordt er een poel gegraven in het gebied tussen de huidige N381 en de Opsterlânske Kompanjonsfeart. De poelen zijn noodzakelijk om de weerstand voor migrerende reptielen en amfibieën voor ongeschikte terreingedeelten te verlagen. Een extensief maaibeheer zal leiden tot een verdere verlaging van deze weerstand. De Opsterlânske Kompanjonsfeart en het eerste deel van de Kuunder (tot de vuilafvanginstallatie) zijn beschoeid. Deze beschoeiing vormt een barrière voor migrerende fauna. Om deze barrière te slechten wordt aan beide zijden van de vaart een gedeelte beschoeiing verwijderd en vervangen door steenbestorting (zie figuur 14) voor een voorbeeld), zodat Ringslangen en andere diersoorten zonder problemen de vaart in en uit kunnen komen.
30
Figuur 13. Verbindingszone voor de Ringslang. Zwart = toekomstig tracé N381; blauw = locatie poelen; bruin is locatie verbindingszone onder viaduct en brug; geel = locatie uittredeplaatsen; rood = optionele locatie faunapassage; paars = geplande faunapassage onder de nieuwe N381.
Wilduittredeplaatsen Opsterlânske Kompanjonsfeart (Wijnjeterpverlaat en Donkerbroek) en Tsjonger De oevers van de Opsterlânske Kompanjonsfeart en de Tsjonger zijn over het algemeen erg steil en vormen daardoor een barrière voor diersoorten die de vaart willen oversteken. Dit zijn vaak Reeën, maar het kunnen ook Vossen, Dassen of kleinere marterachtigen zijn. Het verdrinkingsrisico voor deze soorten is daarbij erg groot. Dit risico kan sterk verlaagd worden door het creëren van wilduittredeplaatsen. Het plaatsen van enkele houten trapconstructies zal al veel effect opleveren. Op belangrijke locaties, waar meerdere soorten de vaart oversteken of een vaste route hebben, wordt aan beide zijden van de vaart een gedeelte van de beschoeiing verwijderd en vervangen door steenbestorting (zie figuur 14).
31
Figuur 14; Voorbeeld van een uittredeplaats met steenbestorting.
Er worden enkele houten uittredeconstructies gerealiseerd in de Opsterlânske Kompanjonsfeart aan weerszijden van de nieuwe N381 nabij Wijnjeterpverlaat. Het gaat hierbij om zes constructies, die om de 100 meter aan weerszijden van de vaart geplaatst worden. Daarnaast worden 15 van deze constructies aangebracht langs de Opsterlânske Kompanjonsfeart tussen Ontwijk en de sluis bij de Tsjonger. Halverwege dit traject wordt tevens twee vaste constructies met steenbestorting aangelegd ter plekke van een potentiële migratieroute van de Das. Langs de Tsjonger komen twee vaste en 15 houten uittredeplaatsen.
Faunapassage Oude Willem Ten oosten van de kruising Oude Willem en de N381, ter hoogte van de Hildenberg, bevindt zich een zeer nat heideterrein wat zeer waardevol is voor enkele zeldzame en strikt beschermde reptielen en amfibieën. Met name Poelkikker, Heikikker, Ringslang en Adder komen hier voor. De Oude Willem wordt ter plekke van dit natte terrein jaarlijks gepasseerd door de vele duizenden Heikikkers en Poelkikkers, die tijdens het voorjaar migreren tussen winterbiotoop en zomerbiotoop. Hierbij vallen slachtoffers. In het kader van het wegproject wordt de Oude Willem over de N381 geleid en wordt er onder de Oude Willem een kleine faunatunnel aangelegd. Aanvullend hierop worden nog twee faunatunnels, inclusief geleidende rasters, aangelegd, In plaats van tunnels kunnen ook enkele sleuven in de weg gemaakt worden met een raster erboven.
Inrichting De Marschen (maatregel N2) De inrichting van de graslandstrook tussen de N381 en De Marschen is een opgave vanuit het PIP en betreft de inrichting van circa 8,5 hectare natuur. Details van de inrichting zijn te vinden in het PIP.
32
Ecologische inrichting Tsjongerdal (maatregel N3) De inrichting van het Tsjongerdal is een opgave vanuit het PIP en betreft de inrichting van circa 13 hectare natuur. Details van de inrichting zijn te vinden in het PIP. Met de aanleg van nieuwe natuurgebieden De Marschen en Tsjongerdal Noord wordt de verdrogingsproblematiek in de reeds bestaande natuurgebieden bij de Marschen en langs de noordzijde van de Tsjonger aangepakt.
Figuur 15; inrichtingsschets Tsjongerdal
Maatregel natuur
Afmeting
Status
Aanleg faunapassages
n.v.t.
Plan
Inrichting De Marschen
Geregeld in PIP Geregeld in PIP
Plan
Inrichting Tsjongerdal
Plan
Realisatie
In het kader van het PIP In het kader van het PIP
EBO Wetterskip Provincie SBB SBB
Aanduiding op kaart N1 N2 N3
Figuur 16; Overzicht maatregelen natuur
3.5.3 Doelrealisatie De compenserende en mitigerende maatregelen “Inrichting Tsjongerdal” en “Inrichting De Marschen” zijn noodzakelijk in verband met de geldende regelgeving en beleidskaders op deze terreinen. De maatregelen zijn in het PIP voorzien en voor de uitvoering zijn de middelen gereserveerd in het PIP. Deze maatregelen worden uitgevoerd. De aanvullende maatregelen vanuit gebiedsontwikkeling hebben de status plan. 3.5.4 Effecten Het effect van de maatregelen “Inrichting Tsjongerdal” en “Inrichting De Marschen” wordt beschreven in het PIP.
33
De realisatie van de diverse faunapassages zal het aantal verdrinking- en verkeersslachtoffers op de aangegeven locaties reduceren. Dit versterkt de ecologische verbinding tussen de populaties van de diverse soortgroepen. De aanleg van (aanvullende) houtsingels en bos in het kader van het PIP en in het kader van de gebiedsontwikkeling vergroot de uitwisselingsmogelijkheden en leefgebieden van diverse soorten zoogdieren. Inrichting van de natuurzone langs de Tjonger heeft vooral een effect op het tegengaan van de verdroging van het huidige natuurgebied. Door tevens het gebied aanzienlijk te vergroten en meer oppervlakte in te richten als plas / dras gebied wordt tevens het oppervlaktewater langer vastgehouden. De aanvoer van het betrekkelijk schone water van de Boven Tjonger in combinatie met aanvoer van landbouwwater moet zorg dragen van een meer constante aanvoer van water. Door het monitoren van het landbouwwater in combinatie met mogelijk directe afvoer kan een goede waterkwaliteit binnen het natuurgebied gewaarborgd blijven.
3.6 Water 3.6.1 Doelstellingen De doelstellingen voor het thema water en bodem zijn: • Vergroten en aansluiten waterberging bij gewenste landschappelijk structuur • Verdrogingsbestrijding in natuur en landbouwgebieden • Koppeling van opgaven uit het huidig waterbeleid KRW etc. met inrichtingsopgaven ten behoeve van infrastructuur, natuur, landschap, landbouw, recreatie en leefbaarheid • Behoud van een goede waterhuishouding voor de natuur, landbouw, infrastructuur, recreatie etc. 3.6.2 Maatregelen
Waterberging ’t West (maatregel W1) De huidige bemalen polder Het West ligt aan de opvaart Tjabbekampster Waterlossing en watert af op de Tjonger. Het betreft een omvangrijk peilgebied met een gemiddeld waterpeil van NAP + 2,10 m. De opvaart Tjabbekamp fungeert daarin als hoofdwatergang van deels bemalen en deels vrijafstromende landbouwgronden (als onderdeel van het voormalige beekdal van de noordelijkste loop van de Tsjonger die ten westen van Donkerbroek liep De realisatie van waterberging het West met een oppervlakte van ca. 18 ha. heeft primair als doelstelling om inundaties van de landbouwgronden gelegen aan de Tjabbekampster Waterlossing te verminderen. Daarnaast kan vanuit het hogere peilgebied van de Kompanjonsfeart welke ook deels afwatert op het peilgebied van de Tjonger en indirect dus de Tjabbekampster Waterlossing ook water worden geborgen in de aan te leggen waterberging Het West. Door het realiseren van een waterberging wordt voldaan aan de Nationaal Bestuursaccoord Water-normen. De waterberging heeft echter niet alleen een positief effect op het voorkomen van inundatie van landbouwgronden maar is ook gunstig voor het vasthouden van water. Daarnaast wordt ook de toestroom van kwelwater in een bemalinggebied door het amoveren van het gemaal tegen gegaan.
Knelpunten in waterhuishouding landbouw oplossen (maatregel W2) Deze maatregel omvat het vervangen van enkele stuwen, het verbreden van watergangen en lokale verdrogingsbestrijding door de aanleg van een stuw. Problematiek van overstorten wordt door de gemeente uitgewerkt.
Herkenbaarheid Kleindiep (beekdallandschap) i.c.m. doeleinden KRW (Kaderrichtlijn Water – maatregel W3). Het Kleindiep is een bovenloopje dat aantakt op de Tsjonger. Het kruist de N381 een aantal keer. Voor de Gebiedsontwikkeling is de kruising bij de Duistereweg en bij Oosterwolde West van belang. Door extra waterberging te realiseren bij Oosterwolde wordt een oplossing gevonden voor de ervaren geringe wateroverlast (water onder de vloer klachten). Tevens kan invulling worden gegeven aan de kader richtlijn water voor verbetering van de natuurwaarden van het 34
Kleindiep. Langs de huidige weg, de N381 wordt de aanwezige ruimte voor zover mogelijk benut voor extra waterberging. Een vijverpartij wordt aangesloten op het stroomgebied van het Kleindiep en de afvoer wordt verlegd opdat de afvoer via een dubbele duiker onder de te verbreden weg door, kan worden vermeden. Het Kleindiep wordt verlegd ter hoogte van de Duistereweg. Het nieuwe tracé van de beek is gekozen op basis van landschappelijke kenmerken en grondeigendommen en krijgt een natuurlijke uitstraling. Een nieuwe afwateringssloot zorgt voor de afwatering van de weg en de omliggende percelen. Een klein bosje wordt verwijderd en de twee andere bestaande bosjes aan weerszijden van de N381 worden sterk gedund: de grotere bomen blijven staan, opslag en struweel wordt zoveel mogelijk verwijderd. Het Kleindiep wordt door alle maatregelen beter zichtbaar. Het nieuwe tracé wordt verankerd in het landschap. Bij de kruising van Kleindiep en Duistereweg wordt een ecoduiker aangelegd zodat fauna de weg kan passeren. De meest noordelijke duiker onder de N381 bij Oosterwolde West wordt verwijderd. De zuidelijke duiker bij het park blijft behouden. De afmetingen van het Kleindiep worden afgestemd op de veranderde situatie. De verlanding van het Kleindiep in het park wordt aangepakt. Langs de N381 wordt een nieuwe beplanting aangelegd vanaf de grondwal tot aan ongeveer de Duistereweg. Het bestaande gat in de grondwal wordt gedicht. De ruimte tussen grondwal en N381 nabij de af- en oprit Oosterwolde zuid wordt benut voor een extra brede bermsloot, die een bijdrage kan leveren aan het oplossen van lokale waterproblematiek.
Aanleg vispassages Kleindiep (maatregel W4) Het Wetterskip Fyslân werkt aan maatregelen in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW). Een van de onderdelen is het bevorderen van vismigratie in beken, waaronder het Kleindiep. Het houdt het plaatsen in van een aantal vistrappen op de plek waar nu stuwen liggen, op enkele plaatsen gecombineerd met een bypass zodat vismigratie kan plaatsvinden, waar het peilverschil voor een vistrap te groot is.
Figuur 17; Voorbeeld van een vistrap ( lokatie:Betlehemsebeek in Oost-Twente.)
35
Maatregel Water Waterberging ‘t West Knelpunten waterhuishouding Herkenbaarheid Kleindiep Vispassages Kleindieo
Afmeting
Status
Realisatie
EBO
22 ha
Plan
Vrijwillige verwerving
Particulier Wetterskip Wetterskip
Plan Ambitie 2
4 stuks
Plan
Vrijwillige verwerving
Wetterskip Gemeente Ooststellingwerf Wetterskip
Aanduiding op kaart W1 W2 W3
W4
Figuur 18; Overzicht maatregelen water
3.6.3 Doelrealisatie De maatregelen hebben de status plan en worden uitgevoerd in het kader van de gebiedsontwikkeling. Uitzondering hierop is de maatregel “Herkenbaarheid Kleindiep”, deze heeft de status Ambitie 2. 3.6.4 Effecten De aanleg van het bergingsgebied ‘t West heeft een positief effect op de inundatie van landbouwgronden langs de opvaart Tjabbekamp. De oppervlakte landbouwgrond welke zal voldoen aan de zogenaamde NBW normen zal toenemen. Omdat de berging een dusdanige capaciteit heeft is het effect van vasthouden van water voor het hele stromingsgebied / peilgebied + 2,10 m en de lagere gelegen ontvangende peilgebieden merkbaar. Door het amoveren van het gemaal voor de huidige diepe bemaling van ‘t West worden naast het vervallen van de betreffende exploitatiekosten ook het wegvangen van het kwelwater ter plaatse tegengegaan. Dit heeft weliswaar een geringe maar toch positief effect op de verdroging van de flanken van het beekdal. Door de mogelijkheid van berging van water uit de naastgelegen Kompanjonsfeart kunnen piekwaterstanden en de daarbij mogelijk voorkomende calamiteiten zoals de mogelijkheid van water onder de vloer bij laaggelegen woningen langs de Kompanjonsfeart en het onder water lopen van de kelder en de elektrische installatie van de brug in Donkerbroek worden voorkomen. De waterhuishouding in de landbouwgebied wordt verbeterd door het plaatsen van stuwen, de gebruikswaarde van de landbouwgronden wordt vergroot wat naar verwachting zal leiden tot een grote productiviteit voor de landbouwsector. Inrichten van natuurzones in combinatie met aansluiting op bestaande vijverpartijen van het water het Kleindiep geeft extra berging en zorgt voor een langere verblijftijd van het oppervlaktewater van het Kleindiep. Dit heeft een gunstig effect op de kwaliteit van het water in het Kleindiep. Door het tegengaan van piekwaterstanden door het creëren van extra berging wordt tevens het grondwaterpeil meer constant gehouden waardoor klachten over water onder de vloer bij de woningen in Oosterwolde gelegen nabij het Kleindiep opgelost danwel verminderd worden. De aanleg van vispassages zal een positief effect hebben op de vismigratie door het Kleindiep.
3.7 Recreatie 3.7.1 Doelstellingen De doelstelling voor het thema Recreatie is: - Versterken van de recreatieve sector - Afstemmen van de recreatieve ontwikkeling op overige gebruiksfuncties 3.7.2 Maatregelen Nieuwe recreatieve routes worden aangelegd of verbeterd op oude tracés van verbindingspaden en een trambaan, over bestaande waterschapkades en door bestaande watergangen. Door de herverkaveling van landbouwgronden liggen er nu ook kansen voor nieuw routes langs nieuwe kavelgrenzen. Met de opwaardering van de N381 komen een aantal oversteekplaatsen te vervallen, als gevolg hiervan worden een aantal recreatieve verbindingen omgelegd. 36
Mede in het kader van het Friese Merenproject wordt de Turfroute opgewaardeerd, zo worden nieuwe recreatieve watersportvoorzieningen in Opsterlânske Kompanjonsfeart voorgesteld. Bij Klein Groningen wordt een aanlegsteiger gebouwd met voorzieningen (zie figuur 19). Deze maatregel is een eerste stap naar een ruimtelijke kwaliteitsverbetering voor Klein Groningen. Daarnaast neemt de GC een financiële voorziening op in het inrichtingsplan om een haalbaarheidsonderzoek naar de gewenste kwaliteitsverbetering mogelijk te maken.
Figuur 19; Aanlegsteiger Klein Groningen
Figuur 20, fietspad Kraaiheidepollen (maatregel R15)
37
De loopbrug over de Feart in Donkerbroek wordt uitgevoerd als lage, draaibare brug. Aanvullend worden de bestaande voorzieningen voor aanleggen van boten en de stroomvoorziening verbeterd (R11). Het totaal aan recreatieve maatregelen is terug te vinden in onderstaande tabel. Maatregel Recreatie Saneren oversteken N381 Wandelverbinding Bûtewei-Wijnjewoude Kanoroute
Afmeting
Status
Realisatie
EBO
800 m
Plan Plan
n.v.t. Vrijwillige verwerving Vrijwillige verwerving Vrijwillige verwerving Vrijwillige verwerving
n.v.t. Gemeente Opsterland
Aanduiding op kaart R1 R2
Wetterskip
R3
Gemeente Heerenveen Gemeente Opsterland
R4
Gemeente Opsterland, Gemeente Heerenveen Gemeente Opsterland, Wetterskip Gemeente Opsterland
R6
Gem. Ooststellingwerf Wetterskip
R9 R10
Gem. Ooststellingwerf SBB
R11 R12
Gem. Ooststellingwerf SBB SBB
R13
SBB SBB SBB
R15 R16 R17
3500 m
Ambitie 2 Ambitie 2 Plan
Fietsverbinding 500 m Heechfeansterwei-Peelrug Recr verbinding 1425 m Wijnjewoude-Klein Groningen Oude trambaan tussen 1500 m Ambitie Kappelwei en Tjalling 1 Harkeswei Aanlegsteiger Klein Plan Groningen Verbinding LeidykPlan Petersburg Kanosteigers in de Feart Plan Wandelpad kade Plan waterberging Brug over de Feart Plan Voorzieningen bos van Plan Ontwijk Wandelpad Jansmadraai – 350 m Plan bos van Ontwijk Verbinding Duistereweg 1200 m Plan Bûterheidefjild Kraaiheidepollen 2800 m Plan Fietspad Tilgrupsweg 1140 m Plan Ruiterpad Tilgrupsweg 500 m Plan Figuur 21; Overzicht maatregelen recreatie
Vrijwillige verwerving Vrijwillige verwerving n.v.t. n.v.t. Vrijwillige verwerving
Vrijwillige verwerving
R5
R7 R8
R14
3.7.3 Doelrealisatie In het plan wordt circa 14 kilometer aan recreatieve routes aangelegd of verbeterd. Tevens worden bij de Feart een kanosteiger en brug aangelegd en een aanlegsteiger met voorzieningen in Klein Groningen. Als ambitie is aangegeven nog enkele kilometers aanvullende recreatieve routes aan te leggen.
3.7.4 Effecten Door het verbinden van recreatieve routes worden extra wandel- en fietspaden gerealiseerd. Meer en veiligere fiets- en wandelmogelijkheden levert een positieve bijdrage op de gezondheid van de bewoners en recreanten. Daarbij geven nieuwe voorzieningen vooral langs de Turfroute een impuls aan de regionale economie. Door het landschap, de natuur en oude
38
verbindingswegen te ontsluiten voor de recreanten en bewoners neemt de belevingswaarde van de streek toe en wordt de leefbaarheid van de bewoners in het gebied verbeterd.
Figuur 22; voorbeeld brug over de Feart (maatregel R11)
3.8 Duurzaamheid 3.8.1 Doelstellingen: De doelstellingen uit de startnota voor het thema duurzaamheid zijn: Creëren van duurzame energie: Onderzoeken naar wensen en mogelijkheden voor betrekken van burgers en ondernemers bij duurzame energie en voorkomen van uitstoot van CO2; Onderzoeken welke vormen van duurzame energie en duurzame ontwikkelingen inpasbaar zijn in het landschap. Voor meer inhoudelijke toelichting van doelstellingen, werkwijze, maatregelen en effecten, zie de rapportage “Uitwerking Duurzaamheid Gebiedsontwikkeling N381” d.d. 7 februari 2011. Het vormgeven van duurzaamheid in de gebiedsontwikkeling van de N381 staat los van het vormgeven van duurzaamheid ten aanzien van het feitelijke wegtracé van de N381. Voor wat betreft dit wegtracé heeft een afzonderlijk onderzoek plaatsgevonden waarbij de meest kansrijke duurzame maatregelen in beeld zijn gebracht. Hierbij is te denken aan specifieke asfalttoepassingen en funderingen alsmede houten geleiderail e.d. Deze duurzaamheidsaspecten komen hier niet aan de orde.
3.8.2 Maatregelen: Om tot de meest kansrijke maatregelen te komen is de volgende werkwijze gehanteerd; vanuit de 3 P’s (People, Planet en Profit) geredeneerd zijn diverse aandachtgebieden onderscheiden waarbij vervolgens maatregelen zijn geformuleerd. Daarnaast zijn diverse ontwikkelingen in kaart gebracht, zowel algemene ontwikkelingen als regionale. Tevens is gekeken naar de beleidskaders en hebben diverse gesprekken met belanghebbenden plaatsgevonden. 39
Dit heeft geresulteerd in een aantal voor de regio N381 interessante duurzame maatregelen. Vervolgens zijn deze maatregelen nader onderzocht. Enerzijds ten aanzien van duurzaamheidswinst en toepasbaarheid in de regio. Anderzijds ten aanzien van kosten/rendement en het feit of het al dan niet een beproefde maatregel is. Dit heeft, na beoordeling door de GC, geleid tot de uiteindelijke selectie van meest kansrijke duurzame maatregelen voor de gebiedsontwikkeling van de N381: -Cranberryteelt; -Dorpstuinen; -Decentrale mestraffinage eventueel i.c.m. een biogasleiding; -Een Greenpoint;
Maatregel Cranberryteelt Aanleiding om de cranberryteelt mee te nemen als optie in deze rapportage is de inventarisatie vanuit de 3 P’s enerzijds (onder meer de vraag wat kunnen we doen met de aanwezige bodemkwaliteit?). De arme (zand)gronden in Noord-Nederland met een lage Ph-waarde (4,5 5) blijken goede omstandigheden te bieden voor het telen van cranberry's. Uit onderzoek blijkt dat lokaal geteelde biologische cranberry’s een veelbelovend toekomstperspectief hebben. De kansen voor West-Europese telers liggen juist in de biologische cranberryteelt, die in Noord-Amerika nauwelijks voorkomt en tevens hogere marges heeft. Hier ligt een kans voor verbreding van de landbouw. Concreet worden financiële middelen gereserveerd voor het vergoeden van bepaalde onkosten die geïnteresseerde ondernemers maken, zoals het uitvoeren van bodemonderzoek waarin phwaarden en bodemgeschiktheid van de gronden kunnen worden vastgesteld of de financiering van adviesuren van cranberryteelt-deskundigen bijvoorbeeld door het organiseren van voorlichtingsavonden in het gebied.
Maatregel Dorpstuinen Het idee achter de dorpstuinen is het creëren van een gezamenlijke biologische tuin voor de teelt van groente en/of fruit. Een tuin voor en door dorpsbewoners, niet te verwarren met het begrip volkstuin, wat een heel ander karakter heeft. Bij een dorpstuin kan men voor bijvoorbeeld een x bedrag per jaar, wekelijks biologische groente en fruit “van eigen tuin” betrekken. Op deze wijze wordt bijgedragen aan de gezondheid van de dorpsbewoners en wordt de band met de natuur verstevigd. Daarnaast draagt het bij aan het saamhorigheidsgevoel in een dorp, het is tevens een (sociale) ontmoetingsplek en draagt in die zin bij aan de levendigheid van een dorp. Door ook de jeugd te betrekken bij de dorpstuinen, wordt de binding van de jeugd met het dorp versterkt en leert men waar groente en fruit vandaan komen. Er liggen daarom goede mogelijkheden in de relatie met onderwijs. Bijvoorbeeld door het koppelen van leerwerktrajecten aan de ontwikkeling en het beheer van de dorpstuinen. Een andere mogelijkheid is dat scholen een stuk van de dorpstuin “adopteren”.
Zorgboerderijen Door samenwerking te zoeken met één of meerdere zorgboerderijen in de omgeving van de N381, kan enerzijds een positief effect worden verkregen op de exploitatiekosten voor een dorpstuin (cliënten dragen bij aan beheer en onderhoud), anderzijds een positief effect ten aanzien van het welzijn van de zorgcliënten. Tevens zal bij de aanleg van dorpstuinen aansluiting gezocht worden bij bestaande biologische kwekerijen. Naast het opzetten van een aparte dorpstuin liggen er ook zeker mogelijkheden in het combineren van functies. Denk hierbij aan agrariërs die een dorpstuin als nevenactiviteit starten (hetgeen ook kan met cranberry- en roggeteelt). Of aan een zorgboerderij die van een stuk land een dorpstuin maakt. Ook voor deze maatregel geldt dat de GC financiën reserveert om mee te helpen in de opstart van een dorpstuin, eventueel gecombineerd met medewerking bij het verkrijgen van de benodigde grond op de juiste locatie. Het initiatief ligt bij (georganiseerde) particulieren. 40
Decentrale mestraffinage Bij de huidige generatie covergisters, waarbij mest tezamen met co-produkten als bijvoorbeeld maïs wordt vergist, geldt enerzijds de noodzaak om biomassa elders aan te trekken en anderzijds dat de hoeveelheid mest/digestaat in het gebied daardoor verdubbelt (omdat er meer comaterialen worden aangetrokken). Aan dergelijke vergisters dient operationeel veel aandacht te worden besteed. Verwacht wordt dat met dit soort vergisters niet voldaan wordt aan het primaire belang van de meeste veehouders, namelijk zoveel mogelijk aandacht besteden aan de productie van bijvoorbeeld melk. Dit heeft ook geen positief effect op de economische activiteiten van agrariërs. Daarom wordt rond de N381 ingestoken op decentrale mestraffinage, die beter past bij de primaire bedrijfsactiviteiten van een veehouder. Onder decentrale mestraffinage wordt in dit geval verstaan, kleinschalige vergisting met uitsluitend mest op boerderijschaal. Dit met als doel de produktie van biogas. Het te produceren biogas kan direct op het bedrijf worden gebruikt voor de productie van elektriciteit en warmte. De elektriciteit kan worden gebruikt ter vervanging van de huidige afname van het energiebedrijf en het overige kan worden geleverd aan het net. Daarnaast kan de warmte voor een beperkt gedeelte worden gebruikt voor het eigen bedrijf en de vergister. Nadere uitwerking van businesscases is nodig om hierin een weloverwogen keuze te maken (evt. in combinatie met transport van biogas via een centrale biogasleiding naar een centrale plek met grote afnemers). Ook bij deze maatregel geldt dat de gebiedscommissie wil optreden als katalysator om particulier initiatief te ondersteunen. Daarnaast evt. medefinanciering van businesscases.
Greenpoint In de regio worden reeds duurzame brandstoffen gebruikt. In Drachten bevindt zich een aardgastankstation waar veel voertuigen gebruik van maken, wat aangeeft dat het rijden op duurzame brandstoffen leeft in de regio. Het aardgasvulpunt in Drachten is zelfs het best lopende tankstation in Fryslân. Deze ontwikkeling wordt doorgezet met het maken van Greenpoints, duurzame tankstations. Als invulling van de Greenpoints zijn er vele mogelijkheden, van basic tot uitgebreid en zeer duurzaam. Om nu te zorgen dat de greenpoints herkenbaar zijn qua uitstraling en functionaliteit en te voorkomen dat het een “allegaartje” aan duurzame opties wordt, is bewust een aantal greenpoint-concepten gevormd waarbij de focus telkens op een ander aspect ligt. Voor de regio N381 heeft de gebiedscommissie gekozen voor een combinatie van de greenpointconcepten Duurzaam Facilitair en Mobiliteit. De focus ligt in het concept Duurzaam Facilitair, op de mens en de kwaliteit van reizen. Duurzaamheid is immers meer dan enkel energiebesparing. Vandaar dat bij dit type greenpoint aandacht wordt besteed aan het Peopleaspect, te vertalen in faciliteiten voor mens en vervoermiddel, mogelijkheden tot communicatie e.d. Het betreft hier een full-service tankstation waar verschillende duurzame brandstoffen geleverd worden (zoals hiervoor beschreven), maar waar ook de auto en de mens verzorgd worden. Omdat de duurzaamheid verder gaat dan alleen het thema energie, wordt er op dit Greenpoint onder andere aandacht gegeven aan duurzaam materiaalgebruik en het verantwoord omgaan met water. Bij het greenpointconcept Mobiliteit ligt de focus op de transferiumfunctie. Duurzame mobiliteit draait met name om het terugdringen van de CO2-uitstoot door het aantal transportbewegingen te beperken. Door een transferium of mobiliteitsknooppunt te realiseren, wordt hierin geoptimaliseerd. Op dit mobiliteitsknooppunt komen de verschillende weggebruikers (automobilisten, fietser, OV-gebruikers, carpoolers) bij elkaar en ligt de focus op comfortabel overstappen. Hier liggen veel kansen om mensen vanuit de auto in het OV te krijgen. Architectuur en esthetica speelt bij dit Greenpoint een belangrijke rol. Door de bebouwing een kenmerkende uitstraling te geven, wordt het duurzame karakter van het Greenpoint en de uitstraling van de N381 versterkt. Het project wordt het vlaggenschip van de duurzame N381. De rol van de GC is het meedenken en meehelpen bij initiatieven van particuliere zijde. 41
Maatregel Duurzaamheid Cranberryteelt Dorpstuinen Decentrale mestraffinage Greenpoint
Afmeting
Status
Realisatie
EBO
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Plan Plan Plan
n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Particulier Particulier Particulier
Aanduiding op kaart n.v.t. n.v.t. n.v.t.
n.v.t.
Plan
n.v.t.
Particulier
n.v.t.
Figuur 23; overzicht maatregelen duurzaamheid 3.8.3 Doelrealisatie De maatregelen hebben de status plan en worden door de gebiedsontwikkeling uitgevoerd. Het betreft maatregelen die duurzame initiatieven stimuleren, daadwerkelijke realisatie van deze projecten is afhankelijk van de medewerking en initiatieven van derden. 3.8.4 Effecten People De potentie van cranberry’s als streekprodukt rond de N381, gecombineerd met het feit dat de cranberry een gezond product is, levert een positieve bijdrage voor wat betreft het Peopleaspect (gezondheid, link met het toeristisch produkt, bijdrage aan samenhang/cohesie in een streek). Het realiseren van dorpstuinen en zorgboerderijen levert een positieve bijdrage aan de beleving van kleinschaligheid en cultuurhistorie en verhogen het welzijn. Door het onderwijs te betrekken bij de tuinen wordt het milieubewustzijn gestimuleerd. Het greenpoint verhoogt veiligheid en comfort en heeft een positief effect op de belevingswaarde. Planet Cranberryteelt past goed op de aanwezige bodemkwaliteit en heeft een minimale bemestingsbehoefte. Mestvergisting is een duurzame vorm van energieopwekking en dit zal ook met het Greenpoint worden gestimuleerd. Daarnaast zal het Greenpoint naar verwachting bijdragen in een afname van transportbewegingen en het project een duurzame “groene” uitstraling geven. Profit Optimaal (bedrijfsmatig) benutten van lokale omstandigheden verhoogt de efficiëntie en daarmee de opbrengst. Cranberryteelt speelt in op een kans in de markt. Mestraffinage en de productie van biogas dragen bij aan duurzame energie en beperken het transport van mest. Bovendien kunnen bedrijven met deze methode zelf kunstmestvervanger produceren.
42
4. Verwerving en bestemming van gronden 4.1 Inleiding Om de maatregelen in het concept ontwerp inrichtingsplan te kunnen realiseren zijn gronden nodig. Als voorlopige taakstelling voor de gebiedsontwikkeling wordt het volgende geraamd (in ha’s): • grondpot voor wettelijke herverkaveling (2%) 33 ha • landschap/recreatie (inschatting) 6 ha Deze gronden komen beschikbaar door vrijwillige verwerving, de zogenoemde taakstelling, soms in combinatie met ruiling door herverkaveling. De gronden die nodig zijn voor de compensatie als gevolg van de aanleg van de N381 (zoals vastgelegd in het PIP) worden rechtstreeks door de provincie verworven of door vrijwillige kavelruil vrijgemaakt. Dit geldt voor de Marschen (N2), Peelrug (L5), Tsjongerdal-Noord (N3), en de landschappelijke voorzieningen uit het PIP (L4). Ook de grondverwerving c.q.-ruiling voor de waterberging ‘t West (W1) vindt plaats door de provincie Fryslân. Deze gronden vormen geen onderdeel van de taakstelling van de gebiedsontwikkeling.
4.2 Vrijwillige grondverwerving en ruiling. De provincie Fryslân koopt alle gronden aan, vallend onder het PIP voor de N381. Dus zowel voor het tracé, de natuurcompensatie als de landschappelijke inpassing binnen de PIPgrenzen. De overige verworven gronden zijn beschikbaar voor ruilingen met andere eigenaren onder het wegtracé of voor inzet ten behoeve van de gebiedsontwikkeling. Aanvullend koopt het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) gronden aan ten behoeve van de gebiedsontwikkeling N381, na goedkeuring van het Aankoop Strategieplan door GS (zie par. 1.3.4.) Aankopen door BBL worden nauw afgestemd op de aankopen die de provincie doet. Uitgangspunt voor de gebiedsontwikkeling is vrijwillige verwerving van de benodigde gronden. De prijs is gebaseerd op actuele marktconforme waarde en worden met het volgende doel aangekocht; -gronden die direct benodigd zijn voor gebiedsontwikkeling; -gronden die op een later moment in een kavelruil ingezet worden; Omdat de meeste vrijwillig verworven gronden niet op de goede plek zullen liggen is ruiling van gronden erg belangrijk. De GC wil dat ruilingen zoveel mogelijk op vrijwillige basis plaats vinden. Daarom heeft de commissie in 2010 en 2011 sterk ingezet op de het realiseren van enkele vrijwillige kavelruilen. Voordeel van vrijwillige kavelruil voor de N381 en de gebiedsontwikkeling is dat benodigde gronden voor het tracé van de weg en maatregelen van de gebiedsontwikkeling snel beschikbaar kunnen komen. Voordeel voor de betrokken grondeigenaar is snelle zekerheid over de toekomstige ligging van de percelen. Kavelruil kan in een korte doorlooptijd worden afgerond wat van groot belang is voor de landbouw. Ook de uitvoering van het inrichtingsplan heeft hier baat bij.
4.3 Wettelijke herverkaveling en korting De GC gaat er van uit dat met vrijwillige aankopen en ruilingen alle doelen van het plan worden gerealiseerd. Toch bestaat het risico dat er onvoldoende vrijwillige medewerking is aan het realiseren van de landbouwkundige functies van het inrichtingsplan. De Wet Inrichting Landelijk Gebied biedt de mogelijkheid één of meer gebieden te bepalen waar een wettelijk ruilproces wordt toegepast. Voordeel van een wettelijk ruilproces is dat, waar goede oplossingen voorhanden zijn, deze zonodig afgedwongen kunnen worden. Ook hier gelden beperkingen. Niemand mag er slechter van worden. Nadeel van het proces is vooral de lange doorlooptijd (te rekenen is met 5 jaar voor de nieuwe kavels gebruikt kunnen worden) en de kosten.
43
In het plan zijn de financiën voor ca 1660 ha wettelijke herverkaveling vastgelegd. Indien de uitkomsten van de vrijwillige kavelruilen aantonen dat de doelen van de gebiedsontwikkeling op het onderdeel landbouw onvoldoende kunnen worden behaald, dan zal de commissie dit wettelijk instrumentarium inzetten. Of dit wordt uitgevoerd is dus voor een groot deel afhankelijk van het succes van de vrijwillige kavelruilen.
4.3.1 Wettelijke herverkaveling Door de ruiling van percelen binnen de wettelijke herverkaveling wordt er voor gezorgd dat de benodigde gronden op de juiste plaats komen. De uitkomst hiervan is in principe gelijk aan de uitkomst van de vrijwillige kavelruil. Voor ruiling binnen de wettelijke herverkaveling hoeft echter vooraf geen overeenstemming te zijn met de andere inbrengende en ruilende partijen. Om gronden toegedeeld te krijgen in de wettelijke herverkaveling moeten er wel gronden in bezit zijn binnen de grenzen van de gebiedsontwikkeling. Dit kan door middel van minnelijke aankoop. De procedures van een wettelijke herverkaveling worden uitgelegd in bijlage 4. 4.3.2 Korting Een ander instrument dat kan worden ingezet voor de grondverwerving binnen een wettelijke herverkaveling is het toepassen van een algemene korting op de inbreng van alle gronden. De gebiedscommissie heeft het voornemen de wettelijke mogelijkheid van korting niet toe te passen.
4.4 Regeling eigendom, beheer en onderhoud In het inrichtingsplan zijn maatregelen opgenomen om de verschillende doelen te verwezenlijken. Een aantal van deze maatregelen is zo belangrijk dat eigendom, beheer en onderhoud bij openbare instanties ondergebracht dienen te worden. Dit geldt met name voor nieuwe wegen en paden (of aanpassing daarvan). Maatregel R1 omvat het saneren van enkele oversteken over de huidige N381. Het betreft een stuk fietspad ten oosten van de N381 nabij Wijnjeterperschar (zie bijlage 1; de kaart bij het inrichtingplan), het fietspad ten zuiden van de Tjabbekamp, een fietspad bij de Roggeberg (ten westen van de kruising van de Bosberg met de N381) en het fietspad en ruiterpad ten westen van de Tilgrupsweg. De GC zal deze fietspaden/ruiterpad aan de openbaarheid onttrekken (art. 33, lid 1).. Als over een bestaande openbare voorziening, bijvoorbeeld een weg of een waterloop niets wordt vermeld, verandert er niets aan de bestaande situatie van eigendom, beheer en onderhoud. Alle gronden die nodig zijn voor de te realiseren maatregelen worden op vrijwillige basis verkregen. Voor nieuwe paden en wegen geldt dat deze, na overdracht van het eigendom aan de in hoofdstuk 3 aangewezen instantie, nog openbaar gemaakt dienen te worden.
De grotere landschaps- en matuurelementen komen in eigendom, beheer en onderhoud bij Staatsbosbeheer. Voor overdracht in beheer van de nieuwe houtwallen bij de Balkweg (onder L2) is in de begroting een voorziening opgenomen voor afkoop van beheerkosten. Kleine nieuwe en te versterken landschappelijke elementen komen zoveel mogelijk in eigendom, beheer en onderhoud bij aanliggende eigenaren.
44
5 Organisatie en Uitvoering 5.1. Organisatie De gebiedsontwikkeling van de N381 valt onder de verantwoordelijkheid en aansturing van de provincie Fryslân. Gedeputeerde Staten van Fryslân hebben de GC N381 ingesteld als zgn. bestuurscommissie . Onze Commissie heeft daarmee taken en verantwoordelijkheden in het kader van de WILG bij het opstellen en het uitvoeren van het inrichtingsplan. De GC stuurt de uitvoeringsorganisatie voor de gebiedsontwikkeling aan. 5.2. Uitvoering De voorbereiding en uitvoering van vrijwillige kavelruilen loopt al vanaf 2009. Ze hebben meerdere doelen. Naast het vrijmaken van gronden voor de wegaanleg en voor de gebiedsontwikkeling betekent het ook het middel voor de grondgebruikers om snel duidelijkheid te hebben over de uiteindelijke verkaveling. De commissie laat het van het succesvol verlopen van de kavelruilen afhangen of er , tijdens de uitvoering van de gebiedsontwikkeling, nog gebruik zal worden gemaakt van de mogelijkheid voor wettelijke herverkaveling (voor uitleg over wettelijke herverkaveling: zie bijlage 4). De besluitvorming van Gedeputeerde Staten over het ontwerp inrichtingsplan zal, naar verwachting, in 2012 plaats vinden. Voor de uitvoering van verschillende onderdelen van het inrichtingsplan wacht de GC de besluitvorming van GS af. In het Provinciaal Inpassings Plan (PIP) van de weg zijn verschillende mitigatie- en compensatiemaatregelen aangegeven. Het gaat in het bijzonder om de boscompensatie aan de Peelrug, de maatregelen voor natuur bij de Marschen en de inrichting van het TjongerdalNoord. Voor deze maatregelen geldt dat de besluitvorming daarover in het kader van het PIP heeft plaatsgevonden en de planologisch-juridische basis hiervoor in het PIP is gegeven. Voor deze maatregelen geldt dat de GC als taak heeft meegekregen om deze maatregelen feitelijk te realiseren. Tot uitvoering van deze maatregelen wordt overgegaan, nadat de inspraak- en de eventuele beroepsfase van het PIP zijn afgerond en vaststaat dat het plan onherroepelijk is geworden. Deze maatregelen staan dan ook in 2012 en 2013 op het uitvoeringsprogramma. In 2012 zal een planning worden gemaakt voor de uitvoering van de overige maatregelen. Dit hangt sterk samen met de financiële mogelijkheden van de betrokken partijen op dat moment. De gebiedscommissie heeft de intentie om zoveel mogelijk synergievoordeel te halen uit het gezamenlijk uitvoeren van werken voor de wegaanleg en de gebiedsontwikkeling. Er zijn onzekerheden mbt het beschikbaar komen van (rijks)overheidsgelden voor 2012 en later. Voor de periode 2013-2020 worden nog afspraken gemaakt tussen Rijk en provincies. Omdat dit ook en nieuwe periode is voor het Plattelandsontwikkelingsprogramma, zijn ook de Europese geldstromen anders dan ze nu zijn. Een en ander levert nog aanzienlijke onzekerheden op voor de uitvoering van het inrichtingsplan. De uitvoeringsduur en de volgorde van de uitvoering van maatregelen zal hier mede door bepaald worden Overigens geldt wel dat alle in het PIP neergelegde mitigatie- en compensatiemaatregelen in ieder geval vóór de ingebruikname van de nieuwe N381 zullen zijn gerealiseerd..
5.3. Planologische aspecten en vergunningen Voor de uitvoering van een deel van de maatregelen is het van belang dat er een goede afstemming is tussen het inrichtingsplan en het gemeentelijk planologisch beleid. Daartoe is tijdens de voorbereiding regelmatig contact geweest. Bij het opstarten van de voorbereiding van de uitvoering zullen de benodigde vergunningen, toestemmingen, besluiten en ontheffingen aangevraagd worden. Op grond van de WILG heeft in 2011 formeel overleg plaats met de instanties over het inrichtingsplan. In deze fase geven de instanties hun medewerking aan het plan, wat betreft inhoud, planning, financiën en benodigde procedures. Indien ten behoeve van de Gebiedsontwikkeling in de toekomst een nieuwe planologische basis noodzakelijk is, dan vindt wederzijdse afstemming plaats in vigerende en indien nodig in nieuw op te stellen bestemmingsplannen van de betrokken gemeenten.
45
6 Kosten en financiering 6.1. Kostenraming Voor alle maatregelen in de visie is een gedetailleerde kostenraming gemaakt. De begroting is gebaseerd op prijspeil 1 januari 2011. In de raming zijn naast de kosten voor de inrichting ook kosten opgenomen voor ondergrond van wegen, bermen ed , kosten van verleggen van nutsleidingen, schadevergoedingen, risico, prijsstijgingen en onvoorzien. Naast de concrete raming voor de maatregelen zijn er ook proceskosten, zoals de kosten voor de gebiedscommissie en kosten voor de herverkaveling. Alle bedragen zijn excl. BTW. In de begroting is een bedrag opgenomen voor BTW-afdracht. Dit heeft te maken met het gegeven dat BTW-compensatie niet voor alle belanghebbende instanties mogelijk is.
Begroting concept ontwerp inrichtingsplan Alle bedragen in duizenden euro's, incl. staartkosten, excl BTW Op kaart Maatregelen Infrastructuur Herinrichting N381 Nanningaweg - bocht Wijnjewoude (Nanningaweg, Donkerbroek, Klein Groningen, De I1 Driehoek) I2 De Feart I3 Selmien East I4 Opper haudmare parallelweg (sobere variant) I5 Mouneleane I6 Merkebuorren (bubeko) I7 Merkebuorren (bibeko) I8 Weinterp (Opper haudmare - Tsjerkereed) I9 Weinterp (Tsjerkereed - Binnenwei) I10 Balkweg I11 Herenweg - Bovenweg Wester Es (inclusief kruisingen nabij kampeerboerderij Wouda, Wester Es-De Maden en Wester Es I12 Aekingaweg Maatregelen Landbouw blokgrens ruilplan n.v.t. kavelaanvaardingswerken Maatregelen Landschap Landschap herinrichting N381 (incl. traject Wijnjeterperschar-Driehoek) L1
L2 L3 L4 L5 L6
N1 N2 N3 W1
W2 W3 W4
Wegbeplanting aansluitend op N381 trace, versterking houtsingelgebied, grondwal Oosterwolde Erfbeplanting met inheems materiaal Landschappelijke voorzieningen PIP Boscompensatie Peelrug (PIP) Herstel relatie Ontwijk met de vaart en het dorp Maatregelen Natuur Aanleg faunapassages in het onderliggende vaar- en wegennet, incl ecol. verbindingszone Tsjonger Inrichting De Marschen: graslandstrook tussen N381 en De Marschen (PIP) inrichting Tsjongerdal (PIP) Maatregelen Water Waterberging Het West Knelpunten waterhuishouding landbouw oplossen, aanpassing stuwen en herprofilering watergangen Herkenbaarheid Kleindiep vergroten in combinatie met Kaderrichtlijn Water Vispassages Kleindiep
Kosten grond Inrichtingskosten: ambitie ambitie plan 1 2
7.202
143 1.694 510
1.008 1.615 256 931 862 1.107
4 2
210 1.142
402 996 1.677
226
2
488 99 559 97 50
313
331 458 922 945
61
5 20
163
11
46
Maatregelen Recreatie
R6
Saneren van oversteken en recreatiepaden Wijnjeterper Schar, Tsjongerdal (Tjabbekamp) en Drents-Friese Wold Aanleg van een wandelverbinding vanaf de Bûtewei naar Wijnjewoude Aanleg van een kanoroute van de Kompanjonsfeart naar it Âlddjip door aanpassingen van bestaande watergangen Nieuwe fietsverbinding door bossingel bij de Heechfeansterwei richting Peelrug Nieuwe recreatieve verbindingen in het landelijk gebied tussen Klein Groningen en Wijnjewoude Toegankelijk maken van de oude trambaan tussen Kappelwei en Tjalling Harkeswei
R7
Aanlegsteiger in Klein Groningen in samenwerking met het Friese Merenproject - opwaardering van de turfroute
250
R8
Oude verbinding tussen Leidyk-Petersburg herstellen en geschikt maken voor recreatief gebruik
0
R1 R2
R3 R4 R5
42 3
n.v.t.
Proceskosten
n.v.t.
Proceskosten provincie: (PL, administratie, Huisvesting)
1.070
n.v.t.
Proceskosten GC, communicatie, DLG en overige kosten
1.900
n.v.t.
Mogelijke BTW-afdracht
R12
R13 R14 R15 R16 R17
39
18 80
131
n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
R10 R11
171
142
Aanleg van kanosteigers i.c.m. trailerhelling in de Feart bij Donkerbroek Aanleg van een wandelpad over de kade van het nieuwe waterbergingsgebied Donkerbroek Aanleg van een loopbrug over de Feart Bos van Ontwijk, herstel / aanleg van (nieuwe) voorzieningen Aanleg wandelpad Bos van Ontwijk - Tjabbekamp: nieuwe wandelroute langs de Pegge-Jansmadraai- bos van Ontwijk Opwaardering van bestaande route BûterheideveldDuistere weg Bestaand fietspad ten noorden van de Kraaiheidepollen verbeteren Fietspad ten noorden van de Tilgrupsweg omleggen Ruiterpad ten noorden van de Tilgrupsweg omleggen Stimuleringsmaatregelen Duurzaamheid Cranberrieteelt Dorpstuinen Mestraffinage Greenpoint
R9
241
53
4
20 12 199 143
29
15
58 327 168 59 112 122 100 50
1.061
Som
24.952
Totaal Plan + Ambitie 1 en 2 + grondkosten t.b.v. gebiedsontwikkeling
31.274
2.256
50
94
3.151
915
Figuur 24; Begroting concept ontwerp inrichtingsplan
47
6.2. Financiering De provincie Fryslân baseert zich voor de financiering van de gebiedsontwikkeling op haar provinciaal meerjarenprogramma Landelijk gebied 2007-2013 (pMJP). In dit pMJP staan doelen en prestaties gericht op de versterking van de kwaliteit van het landelijk gebied en tevens de financiering hiervoor, zowel van nationale als ook van internationale bronnen. De doelstellingen van de gebiedsontwikkeling N381 zijn voor zover mogelijk vertaald naar de doelstellingen uit het pMJP. Bij de voorbereiding van de plannen voor de gebiedsontwikkeling is er een nauwe samenhang met de maatregelen voor de aanleg van de N381. Een aantal maatregelen binnen de gebiedsontwikkeling is gericht op het aanpakken van de doorsnijding, versnippering en verstoring van de weg. Dit betreft onder andere de aanpassing van de verkaveling, inclusief de kavelwerken en het herstel van het landschap. De GC zal zoveel mogelijk gebruik maken van Europese subsidies zoals het Plattelands Ontwikkelings Programma (POP) of andere Europese regelingen. Indien wettelijke herverkaveling wordt toegepast zal er geen beroep worden gedaan op medefinanciering door gezamenlijke eigenaren (art 17, lid 2 onder f van de WILG). Er zijn ook voorzieningen waar eigenaren/gebruikers zelf voor kunnen kiezen en (deels) door hen zelf betaald worden, zoals erfbeplanting. Een aantal instanties heeft financiële middelen ter beschikking gesteld. In de onderstaande tabel zijn deze weergegeven. Instantie Wegproject N381 • Afwaardering N381 • Landschap inclusief natuurelementen ter compensatie (PIP) • Bijdrage FYLG voor landschap en natuur (PIP) • Proceskosten
Financieringsbijdrage € x 1000 6.373 2.200 3.000 1.900
Wetterskip Fryslân
1.100
Gemeente Opsterland
1.250
Friese Meren project Gemeenten Opsterland en Ooststellingwerf Bij meevallende aanbestedingen van het wegproject, bij afsluiting per 2015: maximaal Figuur 25; Overzicht bijdragende instanties
83
3.000
Er is een financieel verschil tussen begroting en beschikbare financiële middelen. Dit verschil wordt aan Gedeputeerde Staten van Fryslân voorgelegd. Overigens zijn voor de mitigerende en compenserende maatregelen die noodzakelijk zijn op basis van de geldende regelgeving en beleidskaders en die zijn neergelegd in het PIP, reeds financiële middelen gereserveerd vanuit het PIP-budget. Daarmee is in financieel opzicht verzekerd dat deze maatregelen kunnen worden gerealiseerd. 6.3. Bestuurlijk en financieel akkoord Door in te stemmen met het inrichtingsplan verklaren de gemeenten niet alleen dat zij akkoord gaan met het inrichtingsplan, maar geven zij ook een bestuurlijke toezegging af voor de financiering. Bij het Wetterskio Fryslân wordt de beslissing hierover in januari 2012 verwacht.
48
7 Communicatie, procedure en vervolgstappen 7.1 Formele processtappen Provinciaal Inpassingsplan en Plan Gebiedsontwikkeling N381 De rode draad in de communicatiekalender van de N381 is dat de communicatiemomenten van het Ontwerp Provinciaal Inpassingsplan (PIP) en van de visie ontwerp inrichtingsplan zoveel mogelijk gebundeld worden. Hiervoor is gekozen omdat dit voor bewoners van het gebied helderder is, aangezien er vanuit het gebied geen verschil wordt gezien tussen deze beide processen. Juridisch zijn de processen van het PIP en de concept ontwerp inrichtingsplan wel anders. In onderstaand schema worden de processtappen weergegeven (in grijs wat inmiddels gerealiseerd is). Tijdspad 2de kwartaal 2011
4de kwartaal 2011
1ste kwartaal 2012
2de kwartaal 2012
Mijlpaal Vaststellen Ontwerp PIP door Gedeputeerde Staten Vaststellen Visie Ontwerp Inrichtingsplan door GC Inzageperiode Ontwerp PIP Inzageperiode Visie Ontwerp Inrichtingsplan Vaststelling PIP door Gedeputeerde Staten Vaststelling Concept Ontwerp Inrichtingsplan door Gebiedscommissie Vaststellen PIP door Provinciale Staten Inzageperiode PIP Behandelen Ontwerp Inrichtingsplan door Gedeputeerde Staten Procedure Raad van State voor PIP Inzageperiode Ontwerp-Inrichtingsplan Vaststellen Inrichtingsplan door Gedeputeerde Staten, met besluit tot uitvoering Inzageperiode Inrichtingsplan
3de kwartaal 2012 Figuur 26; Planning 7.2 Communicatiemiddelen De streek en belangstellenden zijn in 2011 geïnformeerd over de voortgang en status van het (Ontwerp) Provinciaal Inpassingsplan en (de Visie) Ontwerp Inrichtingsplan door de traditionele communicatiemiddelen als nieuwsbrief, website, persbericht en advertentie. Na 2011 zal gekeken worden of ook de inzet van social media kan bijdragen aan de beeldvorming van de beide plannen en het draagvlak in de streek. Tijdens de inzageperiode van het Ontwerp Provinciaal Inpassingsplan en de Visie Ontwerp Inrichtingsplan, is op 15 juni 2011 een inloopmarkt georganiseerd. Op de inloopmarkt werden beide toegelicht en kon de streek vragen stellen aan de opstellers van de plannen. Na de inzageperiode van het Ontwerp Provinciaal Inpassingsplan en de Visie Ontwerp Inrichtingsplan is in november een middag voor de gemeenteraden, het algemeen bestuur van Wetterskip Fryslân en Provinciale Staten georganiseerd. Tijdens deze middag werden de (vervolg)stappen van beide plannen toegelicht en werd een terugblik gegeven op de ingekomen zienswijzen en reacties. 7.3 Gevoerd overleg bij het opstellen van het concept Ontwerp Inrichtingsplan Voorafgaand aan het opstellen van het concept Ontwerp Inrichtingsplan heeft de GC N381 met verschillende dorpsbelangen en plaatselijk belangen een gesprek gevoerd over hun wensen en ideeën voor het gebied rondom de N381. Er is ook overleg geweest met enkele stichtingen en individuen. Bij het opstellen van het concept Ontwerp Inrichtingsplan is zowel ambtelijk als 49
bestuurlijk overleg gevoerd met de provincie Fryslân (en de Projectorganisatie N381 Drachten – Drentse grens in het bijzonder), het Wetterskip Fryslân, de gemeenten Smallingerland, Opsterland, Heerenveen en Ooststellingwerf, de Landinrichtingscommissies Koningsdiep en de Gebiedsontwikkeling Oude Willem. 7.4 Overleg tijdens de uitvoering van het inrichtingsplan De uitvoering van het inrichtingsplan neemt volgens de huidige planning circa zeven jaar in beslag, indien gebruik wordt gemaakt van het instrument wettelijke herverkaveling. De genoemde zeven jaar is het gevolg van de wettelijke herverkaveling, zo’n proces vergt namelijk veel tijd. Gezien deze lange periode is het nodig om goede communicatie te onderhouden met de streek en de verschillende instanties die op enige wijze betrokken zijn bij het Inrichtingsplan. Hiervoor heeft de GC N381 al in 2010 een communicatieplan laten opstellen. In 2011 is dit plan geactualiseerd door een nieuwe communicatiekalender (gezamenlijk met het Provinciaal Inpassingsplan). Deze communicatiekalender geeft inzicht in de communicatiemomenten in relatie tot de verschillende communicatiemiddelen en doelgroepen die de GC N381 wil bereiken.
50
Drachtstercompagnie N381 tracé Omlegging fiets- en ruiterpad Tilgrupsweg
Zevenhuizen
Ruiterpad Pad verwijderen Fietspad bestaand Menpad bestaand
N1
R1
R1
6
R1 7
I2
R1
Frieschepalen
R1
art Fe
De
7
Siegerswoude I3
Ureterp
st Ea en i lm Se
I4
Me rsk enr eed
wei Bute
Bakkeveen I5 M
en rsk Me De
ou nl ea ne
p dji Âld
O
p
p
e
rh
R a
u
d
m
a
R
1
re
Merkebuorren
't
(N
3
1
S
k
je
I7
r
)
Wijnjewoude
R
8
3
2
N2
e rr o rb
3
e p
a n
e
I8
e
id
O
H
e
p
1
ll
e
8
o
g
T
e
N
H
5
u
R
n
I6
L1
Nije Heawei
e
P oa u
w
e
i
Klein Groningen
I1
n se B
te
R7
I8
rk
rp
e re
L4
e d
in
je
ar je
e
s
Sp W
te
T
I9
H
e
e
c
h
fe
a
n
s
w
e
i Le
rd
e
Haule
Bokkekampsweg
W2 R4
a
i
M os
Hanestreek
ko
ll
H
g
e
w
jk
R8
bu
u
T
ja
in
rk
s
i id
Peelrug
R6
Hemrik t ear nsf gno a p Com
L5W2
I11
L4 ij
w
R1
e
i
g we en r He
/
B
we en ov
g
B
ij
d
e
L
e
0
W1
R9
K ap el ei
t M ag nu sw
e yk
in
W1
R11 L6
ei
I10
w
in W
Donkerbroek
Luitzen Oetsesweg
le
S
Kapelweg
't West
I1
N381 incl. PIP Bos; Groen; Natuur
't Hoogezand
R13
N3 Miedwei
R1
W2
Waterberging
N1
Tjabbekamp
g we se d n la er ot h Sc
R12 Balkweg
J u b b e gInpassingsplan a Provinciaal
M
L3 L2
ed
Pastorijereed
W
d ul
re er
L1 g
Gebiedsontwikkeling
N1
N1
er Ts j o n g
W4
Oosterwolde
Du
Bûteheidevel
Prikkedaem
R14
Herverkavelingsblok
ist ere we
Plangebied
W4
Maatregelen Saneren
W4
W3
Infrastructuur Water
Bu tti ng a
Recreatie
Makkinga
Natuur en Landschap
L2 W4
V
e
n
e
k
o
te
n
t hors Boek N 3 8
Dienst Landelijk Gebied werkt vandaag aan het landschap van morgen
1
aden De M
Ie ge po
0
1:22.500
ij
A0 - schaal
ed
Copyright Dienst Landelijk Gebied 2010. Aan deze kaart kunnen geen rechten worden ontleend.
0,4 Km
el
Bronnen: © De auteursrechten en databankrechten: Topografische Dienst Kadaster, Emmen
k
Langedijke
T e rw is s c h a
Nijeberkoop
I12
Appelscha
Wester Es
Ae kin ga we g
Gebiedsontwikkeling N381
R15
Concept Ontwerp-Inrichtingsplan
L4
Maatregelenkaart rg Bosbe
81
R1
R1
R1
Oldeberkoop
N3
Elsloo
8 november 2011 DLGNN2011BW-0514_v3
In opdracht van A. de Vries
N1 R1
7 R1
R1 7
O u d e W il le m
Zandhuizen
6
R1
L4
R1
T
g il
ru
p
sw
e
g
Deelgebied Algemeen Noord Noord Noord Noord Noord Noord Noord Noord Midden Midden Zuid Deelgebied algemeen algemeen Deelgebied Algemeen Algemeen Algemeen Algemeen Noord Midden Deelgebied Algemeen Noord Midden Deelgebied Midden Algemeen Zuid Zuid Deelgebied Algemeen Noord Noord Noord Noord Noord Noord Noord Midden Midden Midden Midden Midden Zuid Zuid Zuid Zuid Deelgebied algemeen algemeen algemeen algemeen
Maatregelen Infrastructuur Herinrichting N381 Nanningaweg - bocht Wijnjewoude (Nanningaweg, Donkerbroek, Klein Groningen, De Driehoek) De Feart Selmien East Opper haudmare parallelweg (sobere variant) Mouneleane Merkebuorren (bubeko) Merkebuorren (bibeko) Weinterp (Opper haudmare - Betondijk) Weinterp (Tsjerkereed - Binnenwei) Balkweg Herenweg - Bovenweg Wester es (inclusief kruisingen nabij kampeerboerderij Wouda, Wester Es-De Maden en Wester Es - Aekingaweg
Maatregelen Landbouw ruilplan kavelaanvaardingswerken
Maatregelen Landschap en cultuurhistorie Landschap herinrichting N381 Extra landschapsversterkende beplanting in het buitengebied Donkerbroek West en bij de grondwal Oosterwolde Erfbeplanting met inheems materiaal Landschappelijke voorzieningen (PIP) Boscompensatie Peelrug (PIP) Herstel relatie Ontwijk met de vaart en het dorp
Maatregelen Natuur Aanleg faunapassages in het onderliggende vaar- en wegennet, zoals Kompanjonsfeart, Tsjonger en Oude Willem Inrichting De Marschen: graslandstrook tussen N381 en De Marschen (PIP) inrichting Tsjongerdal (PIP)
Maatregelen Water Waterberging 't West Knelpunten waterhuishouding landbouw oplossen, aanpassing stuwen en herprofilering watergangen Herkenbaarheid Kleindiep vergroten in combinatie met Kaderrichtlijn Water Vispassages Kleindiep
Maatregelen Recreatie Saneren van oversteken en recreatiepaden Wijnjeterper Schar, Tsjongerdal (Tjabbekamp) en Drents Friese wold Aanleg van een wandelverbinding vanaf de Finne naar Wijnjewoude Aanleg van een kanoroute van de Kompanjonsfeart naar it Âlddjip door aanpassingen van bestaande watergangen Nieuwe fietsverbinding door bossingel bij de Heechfeansterwei richting Peelrug Nieuwe recreatieve verbindingen in het landelijk gebied tussen Klein Groningen en Wijnjewoude Toegankelijk maken van de oude trambaan tussen Kappelwei en Tjalling Harkeswei Aanlegsteiger in Klein Groningen in samenwerking met het Friese Merenproject - opwaardering van de turfroute Oude verbinding tussen Leidyk-Petersburg herstellen en geschikt maken voor recreatief gebruik Aanleg van kanosteigers in de Feart bij Donkerbroek Aanleg van een wandelpad over de kade van het nieuwe waterbergingsgebied Donkerbroek Aanleg van een brug over de Feart Bos van Ontwijk, herstel / aanleg van (nieuwe) voorzieningen Aanleg wandelpad Bos van Ontwijk - Tjabbekamp: nieuwe wandelroute langs de Pegge-Jansmadraai- bos van Ontwijk Opwaardering van bestaande route Bûterheideveld- Duistere weg Bestaand fietspad ten noorden van de Kraaiheidepollen verbeteren Fietspad ten noorden van de Tilgrupsweg omleggen Ruiterpad ten noorden van de Tilgrupsweg omleggen
StimuleringsMaatregelen Duurzaamheid Cranberrieteelt Dorpstuinen Mestraffinage Greenpoint
Bijlage 2; Samenvatting effectbeschrijving
2
1
2 1
Status plan plan plan plan
Status plan plan ambitie 2 ambitie 2 plan ambitie 1 plan plan plan plan plan plan plan plan plan plan plan
Status plan plan ambitie 2 plan
Status plan plan plan
Status plan plan plan plan plan plan
Status plan plan
Status plan ambitie ambitie plan ambitie plan plan plan ambitie plan plan plan
Aanduiding op kaart n.v.t. n.v.t. n.v.t. n.v.t.
Aanduiding op kaart R1 R2 R3 R4 R5 R6 R7 R8 R9 R10 R11 R12 R13 R14 R15 R16 R17
Aanduiding op kaart W1 W2 W3 N2 en N3
Aanduiding op kaart N1 N2 N3
Aanduiding op kaart L1 L2 L3 L4 L5 L6
Aanduiding op kaart blokgrens n.v.t.
Aanduiding op kaart I1 I2 I3 I4 I5 I6 I7 I8 I9 I10 I11 I12
++ ++ + ++
+ + + + ++ + + + + + + + + +
+ ++
+
++
+
++
++ + + ++
+
+ + + ++
+ + + ++
+ + ++
+ + + + + +
-
Effecten op: People Planet ++ + + + + + + + + + + + + + +
+ + + +
+
+ +
+ +
Profit
Bijlage 3: Concept ontwerp inrichtingsplan N381 Betreft: Toelichting per criterium, afkomstig uit Bijlage III van de Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieu-effectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten
Zie paragraaf 1.6 van het concept ontwerp inrichtingsplan. Hierin staat: “Aanvullend aan de maatregelen in het PIP stelt de gebiedscommissie in het co inrichtingsplan enkele extra maatregelen voor, die functieverandering veroorzaken. De maatregelen uit het inrichtingsplan houden o.a. een functiewijziging in van met name landbouw naar natuur/landschap. Het gaat hierbij in totaal om ca 6 ha. De functiewijziging is een activiteit die genoemd wordt in bijlage D van het besluit m.e.r.; de drempelwaarde van 125 ha wordt evenwel niet overschreden en zelfs niet benaderd. Op grond van artikel 2.5.b van het Besluit m.e.r. is daarom getoetst aan de criteria uit bijlage III van de Richtlijn 85-337/EEG Milieueffectbeoordeling. Hieruit is gebleken dat er, gezien de kenmerken en plaats van de activiteiten en de kenmerken van het potentiële effect, geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu worden verwacht. Daarom is geen formele m.e.r.-beoordeling uitgevoerd. De motivatie is in een apart document weergegeven (bijlage)”. In dit document wordt de bovengenoemde motivatie gegeven. Om welke functieverandering gaat het: Aanduiding op kaart L2
R17 L7 L8
R1
Omschrijving
Functieverandering
Aanleg houtwallen/bossingels, met name in gebied bij Donkerbroek –West. Mogelijk ook elders in het plangebied aanvulling van bossingels. Functieverandering van landbouw naar landschap. Verleggen fietspad in het Drents Friese Wold. Functieverandering van bestaand bospad naar fietspad Wijziging entree Donkerbroek, samenhangende verandering in infra en afronding dorpskern Relatie Ontwijk met de Feart Verleggen van de oude N381, met uitbreiding voortuin Ontwijk Functieverandering van infra, naar landschap Saneren van fietspaden bij Wijnjeterperschar en Tsjongerdal-Noord Functieverandering van recreatie naar landschap/natuur
Ca 4,5 ha
0,2 ha < 1 ha 0,1 ha
0,2 ha
De maatregelen worden getoetst aan de volgende criteria: 1. Kenmerken van de projecten 2. Plaats van de projecten 3. Kenmerken van het potentiële effect 1. Kenmerken van de projecten/maatregelen de omvang van het project:
Aanleg van enkele hout- en boswallen concentreert zich in gebied bij Donkerbroek ten westen van de Balkweg, en ten zuiden van ’t Hoogezand. Het betreft in totaal 4 ha. Overige maatregelen zeer kleinschalig van aard.
de cumulatie met andere
Aanleg vindt plaats in de onmiddellijke nabijheid van de nieuw
projecten
aan te leggen N381.
het gebruik van natuurlijke hulpbronnen
R17 betreft het opruimen van een schelpenfietspad (880m) en het aanleggen van een betonnen fietspad (1140m)
de productie van afvalstoffen
Alleen tijdens aanleg. Daarna niet
verontreiniging en hinder
Alleen tijdens de aanleg enige hinder. Daarna vrijwel niet.
risico van ongevallen, met name gelet op de gebruikte stoffen of technologieën
Geen verhoogd risico
2. Plaats van de projecten het bestaande grondgebruik
de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de natuurlijke hulpbronnen van het gebied
het opnamevermogen van het natuurlijke milieu, met in het bijzonder aandacht voor bepaalde typen gebieden.
Maatregel L2: landbouw Maatregel R17: bestaand bospad Maatregel L7: mengeling van infra, parkeerterrein (zie schets) Maatregel L8: infra met verbrede berm Maatregel R1: recreatief fietspad Maatregel R17 ligt in het Drents Friese Wold, een natura-2000 gebied. De maatregel is globaal getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 (notitie toetsing Natuurbeschermingswet i.v.m. aanleggen fietspaden Drents Friese Wold, juni 2011). Aan de hand daarvan is besloten om een voortoets te verrichten. Deze voortoets is inmiddels uitgevoerd (Voortoets Natuurbeschermingswet in verband met aanpassingen van recreatieve paden in het Drents-Friese Wold, Buro Bakker, november 2011). Zie boven voor maatregel R17. Voor maatregel L2 geldt dat deze wordt uitgevoerd in het woudontginningslandschap ten westen van Donkerbroek. Dit gebied is landschappelijk van belang. De maatregel van aanleg van hout-/bossingels is ingegeven om de bestaande landschapsstructuur te versterken.
3. Kenmerken van het potentiële effect het bereik van het effect
Er worden geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu voorzien.
het grensoverschrijdende karakter van het effect
geen
de orde van grootte en de complexiteit van het effect
-
de waarschijnlijkheid van het effect:
-
duur, de frequentie en de omkeerbaarheid van het effect:
-
VOORTOETS NATUURBESCHERMINGSWET IN VERBAND MET AANPASSINGEN VAN RECREATIEVE PADEN IN HET DRENTS-FRIESE WOLD.
VOORTOETS NATUURBESCHERMINGSWET IN VERBAND MET AANPASSINGEN VAN RECREATIEVE PADEN IN HET DRENTS-FRIESE WOLD.
G:\BBPROJECT\Tekst\P10164 Advisering gebiedsontwikkeling N381\Rapportages\Voortoets fietspaden DFW\Voortoets aanpassing fietspaden DFW.doc 18 november 2011
© Gebruik en overname van gegevens alleen toegestaan met volledige bronvermelding: Buro Bakker (2011); Voortoets Natuurbeschermingswet in verband met aanpassingen van recreatieve paden in het Drents-Friese Wold. Buro Bakker adviesburo voor ecologie B.V. te Assen, in opdracht van Gebiedscommissie N381.
in opdracht van:
GEBIEDSCOMMISSIE N381 Contactpersoon:
DHR. M.S. BOS (DIENST LANDELIJK GEBIED)
uitgevoerd door:
BURO BAKKER ADVIESBURO VOOR ECOLOGIE BV Weiersloop 9 Postbus 10034 9400 CA Assen tel. 0592-313389 e-mail.
[email protected]
Projectleiding: Ir. M.S. van Kerkvoorde Rapportage: Ing. J.R. Offereins
________ Inhoud
1
2
3
INLEIDING.......................................................................................................................................... 1 1.1
AANLEIDING ...................................................................................................................................... 1
1.2
OPZET ................................................................................................................................................. 1
1.3
LEESWIJZER ........................................................................................................................................ 2
BESCHERMING EN INSTANDHOUDINGSDOELEN ........................................................ 3 2.1
NATUURBESCHERMINGSWET 1998 EN NATURA 2000................................................................ 3
2.2
NATURA 2000-GEBIED DRENTS-FRIESE WOLD .......................................................................... 3
Korte karakteristiek.................................................................................................. 3
2.2.2
Doelstellingen ........................................................................................................... 4
BESCHRIJVING VOORGENOMEN ACTIVITEIT EN AANWEZIGHEID BESCHERMDE WAARDEN ........................................................................................................... 6 3.1
STUDIEGEBIED .................................................................................................................................. 6
3.2
GEBIEDSBESCHRIJVING ................................................................................................................... 6
3.3
BESCHRIJVING VOORGENOMEN ACTIVITEITEN.......................................................................... 7
3.4
4
2.2.1
3.3.1
Aanleiding.................................................................................................................. 7
3.3.2
Kraaiheidepollen....................................................................................................... 7
3.3.3
Omgeving Tilgrupsweg/Oude Willem ................................................................. 8
AANWEZIGHEID BESCHERMDE WAARDEN .................................................................................. 9
3.4.1
Habitattypen.............................................................................................................. 9
3.4.2
Broedvogels.............................................................................................................10
3.4.3
Habitatrichtlijnsoorten ..........................................................................................11
ANALYSE VAN MOGELIJKE EFFECTEN.............................................................................13 4.1
MOGELIJKE EFFECTEN .................................................................................................................. 13
4.2
CONCLUSIE MET BETREKKING TOT HET TOETSINGSKADER ................................................. 14
4.2.1
Habitattypen............................................................................................................14
5
Broedvogels.............................................................................................................14
4.2.3
Habitatrichtlijnsoorten ..........................................................................................14
4.3
VERSTORING DOOR GELUID ......................................................................................................... 14
4.4
OPTISCHE VERSTORING ................................................................................................................. 14
4.5
GEVOELIGHEID VOOR MOGELIJKE EFFECTEN ......................................................................... 15
EFFECTBEOORDELING..............................................................................................................16 5.1
GELUID EN OPTISCHE VERSTORING TIJDENS DE AANLEG ..................................................... 16
5.2
GELUID EN OPTISCHE VERSTORING TIJDENS HET GEBRUIK .................................................. 16
5.3
CUMULATIE ...................................................................................................................................... 17
5.4
6
4.2.2
5.3.1
Omvorming N381 Drachten - Drentse grens...................................................17
5.3.2
Overige cumulatie ..................................................................................................18
CONCLUSIE ....................................................................................................................................... 18
BRONNEN .........................................................................................................................................19
1
INLEIDING
1.1
AANLEIDING Vanwege de omvorming van de N381 tussen Drachten en de Drentse grens komen ter plekke van het Drents-Friese Wold twee oversteekplaatsen voor fietsers en ruiters te vervallen. Deze oversteekplaatsen bevinden zich ter hoogte van de Roggeberg en ten noorden van de Tilgrupsweg. Door deze afsluitingen is het noodzakelijk dat enkele fiets- en ruiterpaden worden verlegd en dat er nieuwe trajecten worden gerealiseerd om de fietsers en ruiters door het gebied te leiden. Tegelijkertijd komen er delen van fietspaden te vervallen en dienen er trajectdelen opgewaardeerd te worden. Deze ingreep wordt door de Gebiedscommissie N381 opgepakt. Bovenstaande heeft mogelijke effecten op de omgeving. Het plangebied maakt deel uit van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld (hierna: Drents-Friese Wold). De beoogde ingrepen en activiteiten kunnen derhalve een effect hebben op de door de Natuurbeschermingswet beschermde natuurwaarden van het Natura 2000-gebied . Het Drents-Friese Wold is in december 2010 aangewezen als Natura 2000-gebied (Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (EL&I), 2010). De bescherming van Natura 2000-gebieden is geregeld via de Natuurbeschermingswet 1998. Projecten of activiteiten die niet noodzakelijk zijn of verband houden met het beheer van de natuurwaarden van Natura 2000-gebieden en mogelijk negatieve effecten hebben op deze waarden dienen getoetst te worden aan de Natuurbeschermingswet. In het onderhavige rapport zal middels een verkennende toetsing worden beoordeeld of er als gevolg van de beoogde ingrepen al dan niet sprake is van significante dan wel negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold.
1.2
OPZET De rapportage van de toetsing aan de Natuurbeschermingswet 1998 geeft antwoord op de volgende vragen: • • • • •
Wat zijn de huidige natuurwaarden waarvoor het Drents-Friese Wold is aangewezen als Natura 2000-gebied? Welke functie(s) heeft het Natura 2000-gebied voor deze waarden? Wat zijn de verwachte effecten van de ingrepen op de beschermde waarden van Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold? Is er mogelijk sprake van negatieve en/of significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied? Is er in samenhang met andere activiteiten en projecten (cumulatie) mogelijk sprake van negatieve en/of significante effecten op de instandhoudingsdoelstellingen voor het Natura 2000-gebied?
Voor deze toetsing is gebruik gemaakt van resultaten van door Buro Bakker uitgevoerd veldonderzoek in 2007 en 2011 ten behoeve van de omvorming van de N381 (Buro Bakker, 2007 en 2011c), literatuur, de informatiesite van het ministerie van EL&I over de natuurwetgeving, gebieden, soorten etc.
Toetsing Natuurbeschermingswet aanpassing fietspaden Drents-Friese Wold
1
1.3
LEESWIJZER In hoofdstuk 2 worden het beschermingsregime en de doelstellingen voor het Natura 2000gebied Drents-Friese Wold besproken. In hoofdstuk 3 wordt de voorgenomen activiteit behandeld, en worden het voorkomen en de verspreiding van de beschermde waarden besproken. In hoofdstuk 4 worden de mogelijke effecten van de voorgenomen activiteit verkend. In hoofdstuk 5 worden de effecten beoordeeld, ook in cumulatie. Hoofdstuk 6 geeft een overzicht van de gebruikte en relevante literatuur.
2
buro bakker 2011/P10164
2
BESCHERMING EN INSTANDHOUDINGSDOELEN
2.1
NATUURBESCHERMINGSWET 1998 EN NATURA 2000 Per 1 oktober 2005 is de Natuurbeschermingswet 1998 in werking getreden. In de Natuurbeschermingswet zijn de verplichtingen vanuit de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn voor gebiedsbescherming geïmplementeerd. De verplichtingen voor soortbescherming zijn opgenomen in de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, die ten uitvoering van de bovengenoemde Europese richtlijnen zijn of worden aangewezen. Natura 2000 is een samenhangend Europees netwerk van beschermde gebieden, met als doel de waardevolle en gevarieerde Europese natuur te behouden. De Natura 2000-gebieden in Nederland worden op dit moment aangewezen. Een bestuursorgaan houdt bij het nemen van een besluit tot het vaststellen van een plan dat, gelet op de instandhoudingsdoelstelling voor een Natura 2000-gebied, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in dat gebied kan verslechteren of een significant verstorend effect kan hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen, ongeacht de beperkingen die terzake in het wettelijk voorschrift waarop het berust, zijn gesteld, rekening met de gevolgen die het plan kan hebben voor het gebied (Art. 19j lid 1, Natuurbeschermingswet 1998).
2.2
NATURA 2000-GEBIED DRENTS-FRIESE WOLD
2.2.1 KORTE KARAKTERISTIEK
Het Drents-Friese Wold vormt een zeer afwisselend landschap. Het gebied kent veel naaldbossen, maar daarnaast zijn stuifzanden, heidevelden, Jeneverbesstruweel, schrale graslanden, zwak gebufferde vennen, loofbossen en beken aanwezig. Het stuifzand komt vooral voor op het Aekingerzand. In Berkenheuvel komen uitgestrekte Kraaiheidebegroeiingen voor. Het Doldersummerveld en het Wapserzand zijn twee grote heideterreinen met vochtige en natte heide met vennetjes. Natte slenken en droge zandruggen wisselen elkaar af (Ministerie van LNV, 2007). In het gebied van de Vledder Aa is herstel van oorspronkelijke beekdalnatuur tot stand gebracht. Ook bij de Schaopedobbe heeft natuurherstel plaats gevonden. Het is een heuvelachtig heidegebied met zandverstuivingen en vennen ('dobben') (Ministerie van LNV, 2007). Het Leggelderveld bestaat uit natte heiden, pioniervegetaties met snavelbiezen en heischraal grasland (Ministerie van LNV, 2007).
Toetsing Natuurbeschermingswet aanpassing fietspaden Drents-Friese Wold
3
Schaopedobbe
Drents-Friese Wold
Leggelderveld
Figuur 1. Kaart Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld (Ministerie van ELI, 2011). Groen: Vogelrichtlijngebied + Habitatrichtlijngebied (6613 ha), Geel: Habitatrichtlijngebied (853 ha)
2.2.2 DOELSTELLINGEN
In tabellen 1 t/m 3 staan de instandhoudingsdoelen voor Natura-2000 gebied Drents-Friese Wold (Ministerie van EL&I, 2011). Habitattypen
SVI Landelijk
Doelst. Oppvl.
Doelst. Kwal.
H2310
Stuifzandheiden met struikhei
--
>
>
H2320
Binnenlandse kraaiheibegroeiingen
-
=
>
H2330
Zandverstuivingen
--
>
>
H3110
Zeer zwakgebufferde vennen
--
=
>
H3130
Zwakgebufferde vennen
-
=
>
H3160
-
=
>
-
>
>
H4010A
Zure vennen Beken en rivieren met waterplanten (waterranonkels) Vochtige heiden (hogere zandgronden)
-
>
>
H4030
Droge heiden
--
=
=
H5130
Jeneverbesstruwelen
-
=
>
H6230
*Heischrale graslanden
--
>
>
H7110B
*Actieve hoogvenen (heideveentjes)
--
>
>
H7150
Pioniervegetaties met snavelbiezen
-
>
>
H9190
Oude eikenbossen
-
>
>
H3260A
Landelijke staat van instandhouding (SVI Landelijk): --: zeer ongunstig, -: matig ongunstig, +:gunstig Doelstelling oppervlakte (oppvl.): =: behoud omvang, >: uitbreiding omvang Doelstelling kwaliteit (kwal.): =: behoud kwaliteit, >: verbetering kwaliteit
Tabel 1. Instandhoudingsdoelstellingen habitattypen Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold (Ministerie van EL&I, 2011)
4
buro bakker 2011/P10164
Habitatsoorten
H1166 H1831
Kamsalamander Drijvende waterweegbree
SVI Landelijk
Doelst. Oppvl.
Doelst. Kwal.
Doelst. Pop.
-
>
>
>
-
=
=
=
Landelijke staat van instandhouding (SVI Landelijk): --: zeer ongunstig, -: matig ongunstig, +:gunstig Doelstelling oppervlakte (oppvl.) leefgebied: =: behoud omvang, >: uitbreiding omvang Doelstelling kwaliteit (kwal.) leefgebied: =: behoud kwaliteit, >: verbetering kwaliteit Doelstelling populatie: =: behoud populatie, >: uitbreiding populatie
Tabel 2. Instandhoudingsdoelstellingen Habitatrichtlijnsoorten Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold (Ministerie van EL&I, 2011)
Broedvogels
SVI Landelijk
Doelst. Oppvl.
Doelst. Kwal.
Draagkracht aantal paren
A004
Dodaars
+
=
=
40
A072
Wespendief
+
=
=
8
A233
Draaihals
--
>
>
5
A236
Zwarte Specht
+
=
=
30
A246
Boomleeuwerik
+
=
=
110
A275
Paapje
--
=
=
18
A276
Roodborsttapuit
+
=
=
100
A277
Tapuit
--
>
>
60
A338
Grauwe Klauwier
--
>
>
20
Landelijke staat van instandhouding (SVI Landelijk): --: zeer ongunstig, -: matig ongunstig, +:gunstig Doelstelling oppervlakte (oppvl.) leefgebied: =: behoud omvang, >: uitbreiding omvang Doelstelling kwaliteit (kwal.) leefgebied: =: behoud kwaliteit, >: verbetering kwaliteit
Tabel 3. Instandhoudingsdoelstellingen broedvogels Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold (Ministerie van EL&I, 2011)
Toetsing Natuurbeschermingswet aanpassing fietspaden Drents-Friese Wold
5
3
BESCHRIJVING VOORGENOMEN ACTIVITEIT AANWEZIGHEID BESCHERMDE WAARDEN
3.1
STUDIEGEBIED
EN
In onderstaand figuur is de begrenzing van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold en de ligging van de om te vormen recreatieve paden weergegeven. In paragraaf 3.3 wordt de voorgenomen activiteit nader beschreven.
Figuur 2. Studiegebied: Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold (gele omlijning en arcering) en het plangebied van de padenaanpassingen Kraaiheidepollen (rode lijn) en omgeving Tilgrupsweg (rode omcirkeling; zie ook figuur 3). De te saneren oversteekplaatsen zijn met een blauwe lijn weergegeven. Figuur ontleend aan website ministerie van EL&I Onderwerpen, Natura 2000, Gebiedendatabase.
3.2
GEBIEDSBESCHRIJVING De ingrepen zijn verdeeld over twee gebieden (zie figuur 2). Het noordelijke gebied (Kraaiheidepollen) betreft een fietspad met schelpenverharding tussen de weg Canada in de westpunt en de aansluiting met de Sanatoriumweg in de oostpunt. Het gebied aan weerszijden is bebost met een mix van Eiken en Grove den en is heuvelachtig vanwege het verleden als zandverstuiving. Het zuidelijke gebied (omgeving Tilgrupsweg/Oude Willem) is niet heuvelachtig. Het omringende gebied bestaat uit productiebos met verschillende boomsoorten. In het gebied liggen enkele kleine vennen en heideterreintjes.
6
buro bakker 2011/P10164
3.3
BESCHRIJVING VOORGENOMEN ACTIVITEITEN
3.3.1 AANLEIDING
Vanwege de omvorming van de N381 komen ter plekke van het Drents-Friese Wold twee oversteekplaatsen voor fietsers te vervallen (zie figuur 2). Deze oversteekplaatsen bevinden zich ter hoogte van de Roggeberg en ten noorden van de Tilgrupsweg. Om de fietsers vanaf de bestaande fietsroutes in het Drents-Friese Wold toch aan weerszijden van de nieuwe N381 te brengen, zijn extra fietspaden nodig om de fietsers naar de oversteekplaat bij de Tilgrupsweg te leiden. Tegelijkertijd is het wenslijk dat het fietspad aan weerszijde van de te handhaven oversteek Kraaiheidepollen wordt opgewaardeerd. 3.3.2 KRAAIHEIDEPOLLEN
Het fietspad Kraaiheidepollen tussen de recent verharde noord-zuid fietsroute langs de weg Canada en de Sanatoriumweg (zie figuur 2) bestaat in de huidige situatie uit een schelpenverharding van ruim 1 meter breed. Dit zal worden omgevormd naar een betonnen verharding van twee meter breed. Deze verbreding zal ten koste gaan van het naastgelegen zandpad (zie foto 1 en 2).
Foto 1. Huidig fietspad Kraaiheidepollen tussen de N381 en de weg Canada, kijkend naar het westen.
Foto 2. Huidig fietspad Kraaiheidepollen tussen de N381 en de Sanatoriumweg, kijkend naar het oosten.
Foto 3. Tot fietspad om te vormen pad aan de Oude Willem.
Toetsing Natuurbeschermingswet aanpassing fietspaden Drents-Friese Wold
7
3.3.3 OMGEVING TILGRUPSWEG/OUDE WILLEM
De te nemen maatregelen in het padennetwerk nabij de Tilgrupsweg/Oude Willem staan in onderstaande figuur weergegeven.
Figuur 3. Ingrepen ten noorden van de Tilgrupsweg/Oude Willem. Bron: Dienst Landelijk Gebied. Het gebied langs de N381 met de groene arcering betreft een te vervallen verzorgingsplaats (zie §5.3).
De in figuur 3 met kruisjes weergegeven trajecten komen te vervallen. Dit zullen onderhoudspaden blijven voor Staatsbosbeheer. De nieuwe fietspaden in het bosgebied worden aangelegd op bestaande zand- en graspaden (zie foto 3) en zullen in de nieuwe situatie betonpaden worden. De Tilgrupsweg en de Oude Willem gaan onderdeel uitmaken van de nieuwe fietsroute. Hiertoe zullen (delen van) deze wegen herbestraat worden vanwege loszittende klinkers. De ondergrond van de nieuwe men- en ruiterpaden wordt niet aangepast. Verder zal het noodzakelijk zijn om de bewegwijzering aan te passen middels bebording. Er zullen ten behoeve van deze ingrepen geen bomen worden gekapt. Wel zal het nodig zijn om ten behoeve van de toegankelijkheid enkele bomen en struiken bij te snoeien. Er wordt geen verlichting aangebracht. Het tijdstip van uitvoeren is nog niet bekend, maar er zal buiten het broedseizoen voor vogels gewerkt worden. Dit conform eisen die voortvloeien uit de Flora- en faunawet.
8
buro bakker 2011/P10164
3.4
AANWEZIGHEID BESCHERMDE WAARDEN
3.4.1 HABITATTYPEN
Momenteel wordt gewerkt aan het in kaart brengen van de habitattypen in het Natura 2000gebied. Inmiddels is er een gepubliceerde conceptkaart beschikbaar, deze is hieronder opgenomen in figuur 4. De begrenzing ervan is gebaseerd op het ontwerp-aanwijzingsbesluit (2007). In de nieuwe begrenzing is (onder andere) de situatie ter plekke van het Bosberggebied en de Oude Willem veranderd (vergelijk met figuur 1 en 2).
Figuur 4. Ligging habitattypen en verspreiding vogelsoorten (broedparen) van Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold in de omgeving van de geplande ingrepen nabij Kraaiheidepollen (rode lijn) en de Tilgrupsweg (rood omcirkeld). Ontleend aan: DLG, 2011. Verspreiding vogelsoorten op basis van gegevens in Van der Heijden (2006) uit 2004 (Van Manen, 2004; SOVON, It Fryske Gea).
Toetsing Natuurbeschermingswet aanpassing fietspaden Drents-Friese Wold
9
Uit figuur 4 blijkt dat er zich habitattypen bevinden nabij de om te vormen en nieuw aan te leggen paden. De nieuwe paden betreffen in de huidige situatie echter zandpaden en er worden met de omvorming ervan geen habitattypen doorsneden. Het meest oostelijke aan te leggen fietspad bij de Tilgrupsweg bevindt zich formeel buiten de Natura 2000-begrenzing. 3.4.2 BROEDVOGELS
In tabel 5 is de aantalsontwikkeling van het aantal broedparen van de doelsoorten van het Drents-Friese Wold in de periode 2004-2009 weergegeven. In figuur 4 is aangegeven welke daarvan op en nabij de geplande ingrepen voorkomen.
Soort
Functie
Aantal in
2005
2006
2007
2008
2009
Start trend
Trend sinds start
Trend sinds 2000
Boomleeuwerik
b
paren
110
120
125
135
-
1990
+
0
Dodaars
b
paren
37
43
40
40
36
1990
+
?
Draaihals
b
paren
0
0
1
0
2
1990
?
?
Grauwe Klauwier
b
paren
19
29
31
37
32
1990
++
++ --
Paapje
b
paren
15
12
11
12
9
1990
-
Roodborsttapuit
b
paren
155
160
170
180
-
1990
++
+
Tapuit
b
paren
27
35
39
41
41
1990
-
?
1990
0
?
Wespendief
b
paren
9
9
9
7
5
Zwarte Specht
b
paren
-
25
-
25
-
© Netwerk Ecologische Monitoring (SOVON, RWS, CBS) Functie: b broeden, f foerageren, s slapen (slaapplaats) Trends worden weergegeven voor de lange termijn (startjaar aangegeven) en voor de laatste tien jaar (broedvogels), resp. laatste tien seizoenen (winter- en trekvogels). Gebruikte trendsymbolen: ++ significante sterke toename van >5% per jaar + significante matige toename van < 5% per jaar 0 stabiel, geen significante trend - matige significante afname van < 5% per jaar -- sterke significante afname van >5% per jaar ? onzeker, geen betrouwbare trendindicatie mogelijk
Tabel 4. Aantalsontwikkeling doelsoorten Drents-Friese Wold tussen 2004 en 2009. Bron: SOVON, RWS & CBS, 2010 op www.sovon.nl
Ter plekke van de beoogde ingrepen bevinden zich geen broedgevallen van Natura 2000 doelsoorten vogels. Deze bevinden zich wel in de omgeving van om te vormen fietspaden (zie figuur 4). Nabij Kraaiheidepollen bevinden zich broedparen van Boomleeuwerik en Zwarte Specht en in het zuidelijke deel van Wespendief, Boomleeuwerik en Roodborsttapuit. Boomleeuwerik en Zwarte Specht bevinden zich op enige afstand tot het op te waarderen en reeds bestaande fietspad bij de Kraaiheidepollen. Tijdens veldonderzoek in 2011 (Buro Bakker, 2011a) is de Zwarte Specht overigens niet meer op deze locatie aangetroffen, maar wel in een beukenbos ten zuidwesten van Aekinga, circa 500 meter westelijker dan de in figuur 4 weergegeven locatie. Dit is op circa 200 meter afstand tot het om te vormen fietspad. Tijdens veldonderzoek in 2010 is de Boomleeuwerik nog wel op (vrijwel) dezelfde locatie aangetroffen (Buro Bakker 2011c). Het broedgeval van de Wespendief in het zuidelijke deel bevindt zich nabij de bestaande weg (Tilgrupsweg). Tijdens veldonderzoek in 2007 en 2010 werd hier overigens een Buizerd aangetroffen (Buro Bakker, 2007 en 2011c). Deze had het destijds door de Wespendief gebruikte nest overgenomen. Van Wespendieven is bekend dat deze met grote regelmaat een nieuw nest bouwen, terwijl de Buizerd vooral gebruik maakt van bestaande nesten (Bijlsma, 1993). 10
buro bakker 2011/P10164
Overige doelsoorten (Dodaars, Draaihals, Grauwe Klauwier, Paapje en Tapuit) komen niet in of nabij het plangebied voor. Voor deze soorten is ter plekke van de ingrepen ook geen geschikt biotoop voorhanden. Effecten op deze soorten kunnen op voorhand uitgesloten worden. 3.4.3 HABITATRICHTLIJNSOORTEN Kamsalamander
Het Drents-Friese Wold en omgeving is een zeer belangrijk gebied voor de Kamsalamander. De Kamsalamander komt voor op Berkenheuvel, Dieverzand, Doldersummerveld en Boschoord. Daarnaast is de soort aangetroffen nabij de Bosweg bij Hoogersmilde. Het betreft één van de belangrijkste metapopulaties voor Nederland (Ministerie van LNV, 2007). In figuur 5 is de verspreiding van de Kamsalamander in het Drents-Friese Wold en omgeving weergegeven. Hierin is de locatie nabij de Bosweg niet opgenomen, maar dit is op enkele kilometers afstand tot het plangebied. De soort komt dus niet op of in de directe omgeving van de locaties voor de geplande ingrepen voor. Op basis hiervan kan worden uitgesloten dat de in dit rapport beoordeelde activiteiten en ontwikkelingen leiden tot een (significant) negatief effect op het instandhoudingsdoel voor de Kamsalamander. Drijvende waterweegbree
Drijvende waterweegbree komt voor in de Vledder Aa. Dit beekje loopt langs Doldersum richting Vledder en Steenwijk. De soort is ook bekend van de Schaopedobbe (Ministerie van LNV, 2007; Plantinga et al., 2009 (bron: SBB) geciteerd in: Van der Heijden & Sikkema, 2010). De soort komt dus niet op of in de directe omgeving van de geplande ingrepen voor. Op basis hiervan kan worden uitgesloten dat de in dit rapport beoordeelde activiteiten en ontwikkelingen leiden tot een (significant) negatief effect op het instandhoudingsdoel voor de Drijvende waterweegbree.
Toetsing Natuurbeschermingswet aanpassing fietspaden Drents-Friese Wold
11
Figuur 5. Waarnemingen van de Kamsalamander in het Drents-Friese Wold in de periode voor 1991 en vanaf 1991. Ontleend aan: Zollinger & Van Diepenbeek, 2005. Blauwe en rode stippen zijn waarnemingen op hectometerniveau, kleine cirkels zijn waarnemingen op kilometerhokniveau en grote cirkels zijn waarnemingen op uurhok-niveau. Recentere gegevens op gebiedsniveau voor de verspreiding van de Kamsalamander in het Drents-Friese Wold ontbreken. De locaties van de ingrepen zijn met een roze lijn (Kraaiheidepollen) en omkadering (omgeving Tilgrupsweg) aangegeven. Zie hiervoor ook figuur 2 en 3.
12
buro bakker 2011/P10164
4
ANALYSE VAN MOGELIJKE EFFECTEN
4.1
MOGELIJKE EFFECTEN Oppervlakteverlies
De ingrepen vinden op bestaande (zand)paden plaats. Tijdens de aanleg wordt er niet binnen beschermde habitattypen gewerkt en er worden geen bomen gekapt. Effecten als gevolg van oppervlakteverlies zijn niet aan de orde. Versnippering
Omdat de om te vormen en aan te leggen recreatieve paden zich op bestaande (zand)paden bevinden en er geen habitattypen worden doorsneden is van versnippering geen sprake. Verontreiniging, verzuring en vermesting
De aanleg en het latere gebruik van de recreatieve paden gaat niet gepaard met verontreiniging van de directe omgeving of met de uitstoot van verzurende en vermestende stoffen. De paden zijn niet bedoeld voor gemotoriseerd verkeer. Effecten als gevolg van verontreiniging, verzuring en vermesting kunnen uitgesloten worden. Verdroging
Omdat er geen ingrepen in de hydrologie plaatsvinden, zoals het verlagen van waterpeilen of het graven dan wel dempen van sloten, zijn effecten als gevolg hiervan uit te sluiten. Verstoring door licht
Tijdens de aanleg van de paden wordt er niet in het donker gewerkt. Daarnaast wordt er langs de paden geen verlichting aangebracht. Effecten als gevolg van licht zijn hierdoor uit te sluiten. Verstoring door trilling
Tijdens de aanleg zal er niet van zodanig zwaar materieel gebruik gemaakt worden dat er effecten als gevolg van trilling zullen optreden. Betreding
Tijdens de aanleg wordt er niet binnen beschermde habitattypen gewerkt en er worden geen bomen gekapt. Toekomstige gebruikers van de paden worden geacht zich enkel op en niet buiten de paden te begeven. Effecten als gevolg van betreding zijn uitgesloten. Veranderingen in populatiedynamiek
De storende factor verandering in populatiedynamiek treedt op indien er een direct effect is van een activiteit op de populatie-opbouw en/of populatiegrootte. Er wordt hier vooral gedoeld of de situatie wanneer er sprake van sterfte van individuen, bijvoorbeeld door wegverkeer. Aangezien het hier fiets- en menpaden betreft waar geen gemotoriseerd verkeer op wordt toegestaan én het in het geval van de Kraaiheidepollen een reeds bestaand fietspad betreft, zal er van sterft als gevolg van wegverkeer geen sprake zijn.
Toetsing Natuurbeschermingswet aanpassing fietspaden Drents-Friese Wold
13
Geluid en optische verstoring
Tijdens de aanleg en het latere gebruik van de recreatieve paden kunnen zich effecten als gevolg van geluid en optische verstoring (aanwezigheid van mensen) voordoen. In het geval van recreatie treden deze storingsfactoren vaak gezamenlijk op en deze worden in de effectenbeoordeling dan ook gezamenlijk getoetst.
4.2
CONCLUSIE MET BETREKKING TOT HET TOETSINGSKADER
4.2.1 HABITATTYPEN
Omdat er in het natuurgebied niet van de paden afgeweken mag worden, zal er ook geen betreding van habitattypen plaatsvinden. Ook in de aanlegfase zal het werkgebied niet tot in naast de paden gelegen habitattypen reiken. Effecten als gevolg van verdroging, verzuring en vermesting treden niet op. Voor de overige storingsfactoren zijn habitattypen niet gevoelig. Negatieve effecten op habitattypen kunnen daarom op voorhand uitgesloten worden. Omdat er geen habitattypen worden doorsneden en er wordt gewerkt op bestaande paden is er van verstoring van typische soorten van naast de paden gelegen habitattypen evenmin sprake. Voor zover deze typische soorten bestaan uit doelsoorten (broedvogels) van het Natura 2000-gebied worden deze daar behandeld. 4.2.2 BROEDVOGELS
Nabij de om te vormen recreatieve paden komen doelsoorten broedvogels voor van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold. Het gaat hierbij om de soorten Wespendief, Zwarte Specht, Boomleeuwerik en Roodborsttapuit. Deze kunnen in principe hinder ondervinden van geluid en aanwezigheid van mensen gedurende de aanleg en het latere gebruik van deze paden. Deze effecten zullen in deze toetsing worden beoordeeld. 4.2.3 HABITATRICHTLIJNSOORTEN
In hoofdstuk 3 is reeds aangetoond dat de Habitatrichtlijnsoorten Kamsalamander en Drijvende waterweegbree niet in of nabij het plangebied voorkomen. Deze zullen dan ook niet in de verdere toetsing worden meegenomen.
4.3
VERSTORING DOOR GELUID Verstoring door geluid treedt in principe op door onnatuurlijke geluidsbronnen. Het betreft permanente bronnen zoals geluid wegverkeer of tijdelijke bronnen zoals geluidsbelasting bij evenementen. Vocale aanwezigheid van mensen kan echter ook verstorend werken. Verstoring door geluid treedt vaak op samen met visuele (optische) verstoring. Alleen diersoorten zijn gevoelig voor directe effecten van geluid. Geluid is een belangrijke factor in de verstoring van fauna. De verstoring door geluid wordt beïnvloed door het achtergrondgeluid en de duur, frequentie en sterkte van de geluidsbron zelf. Geluidsbelasting kan leiden tot stress en/of vluchtgedrag van individuen. Dit kan vervolgens weer leiden tot verminderd broedsucces of het tijdelijk of permanent verlaten van het leefgebied. In bepaalde gevallen kan ook gewenning optreden, in het bijzonder bij continu geluid (http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/effectenindicator.aspx?subj=effectenmatrix, geraadpleegd september 2011).
4.4
OPTISCHE VERSTORING Optische verstoring betreft verstoring door de aanwezigheid en/of beweging van mensen dan wel voorwerpen die niet thuishoren in het natuurlijke systeem. Dit effect treedt vaak samen met verstoring door geluid op.
14
buro bakker 2011/P10164
Optische verstoring leidt vooral tot vluchtgedrag van dieren. De soort reageert bijvoorbeeld op beweging, omdat een potentiële vijand wordt verwacht. Andersom kan optische verstoring juist ook het uitzicht van soorten beperken waardoor zij potentiële vijanden niet zien naderen. De daadwerkelijke effecten zijn zeer soortspecifiek en hangen af van de schuwheid van de soort en de mate waarin gewenning optreedt. Bovendien kunnen de effecten afhankelijk zijn van de periode van de levenscyclus van de soort: in de broedtijd zijn soorten over het algemeen schuwer en dus gevoeliger voor optische verstoring (http://www.synbiosys.alterra.nl/natura2000/effectenindicator.aspx?subj=effectenmatrix, geraadpleegd september 2011).
GEVOELIGHEID VOOR MOGELIJKE EFFECTEN
Optische verstoring
De gevoeligheid van de beschermde waarden van Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold die beïnvloed kunnen worden door de beoogde ingrepen staat weergegeven in tabel 5. Verstoring door geluid
4.5
Wespendief
G
ZG
Zwarte Specht
G
G
Boomleeuwerik
G
G
Roodborsttapuit
G
G
Soorten
Tabel 5. Gevoeligheid van de beschermde waarden van Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold voor storingsfactoren oppervlakteverlies, verzuring, vermesting, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid en optische verstoring (effectenindicator, www.minlnv.nl, 2010). NG= niet gevoelig, G= gevoelig, ZG= zeer gevoelig, n.v.t.= niet van toepassing
De Zwarte Specht wordt in de beschikbare literatuur als vrij verstoringsgevoelig voor geluid en aanwezigheid van mensen geacht (Henkens, 1998; Henkens et al., 2003), maar er zijn weinig gegevens bekend waaruit een verstoringsgevoeligheid kan worden afgeleid (Krijgsveld et al., 2004). De Wespendief is matig gevoelig voor geluid en optische verstoring. De soort staat bekend als minder gevoelig voor verstoring dan andere roofvogelsoorten (Krijgsveld et al., 2008). Wel is de soort erg gevoelig voor langdurige aanwezigheid van mensen bij de nestlocatie, zoals is weergegeven in de effectenindicator bij 'optische verstoring'. Voor een aantal soorten kleine zangvogels van open habitats is aangetoond dat de dichtheid aan broedvogels afnam in de buurt van paden en wegen. Dit betrof onder andere Tapuit en Paapje (Krijgsveld et al., 2008). Voor de broeddichtheid van Boomleeuwerik en Roodborsttapuit echter werd geen effect gevonden van de nabijheid van wegen of paden. Dit is wel het geval wanneer er met honden wordt gewandeld en deze honden loslopen. In het DrentsFriese Wold geldt een hondenbeleid, waarbij er gebieden aangewezen zijn waar honden los kunnen lopen, waar honden aangelijnd dienen te blijven en waar honden tijdens het broedseizoen verboden zijn (folder 'Wandelen met de hond', van het Nationaal Park Drents-Friese Wold). Deze bepalingen zullen met de in dit rapport getoetste omvorming van de recreatieve paden niet wijzigen.
Toetsing Natuurbeschermingswet aanpassing fietspaden Drents-Friese Wold
15
5
EFFECTBEOORDELING
5.1
GELUID EN OPTISCHE VERSTORING TIJDENS DE AANLEG De aanleg en omvorming van de paden vindt plaats buiten het broedseizoen voor vogels. Effecten op broedvogels zijn dan ook uit te sluiten.
5.2
GELUID EN OPTISCHE VERSTORING TIJDENS HET GEBRUIK Effecten op Wespendief
In 2004 is een broedgeval van de Wespendief aangetroffen nabij de Tilgrupsweg (zie figuur 4). Tijdens latere veldonderzoeken is hier telkens een Buizerd aangetroffen. Van de Wespendief is bekend dat deze regelmatig nieuwe nestlocaties betrekt. Daarnaast is het bij deze soort opvallend dat deze in de buurt van wegen broedt, waarschijnlijk om op deze wijze predatie door de veel schuwere Havik te voorkomen (Tauw, 2007). Met de beoogde ingrepen blijft er potentieel geschikt broedbiotoop aanwezig nabij de Tilgrupsweg. Omdat de soort zich relatief laat in het broedseizoen vestigt (doorgaans in de loop van mei) en het recreatieve seizoen dan al begonnen is, heeft de soort daarnaast de mogelijkheid een locatie uit te kiezen die relatief vrij is van verstoring. De ingrepen zullen daarom geen (significant) negatief effect hebben op het instandhoudingsdoel van de Wespendief. Omdat in het gebied niet buiten de paden gelopen mag worden, zijn verstorende effecten als gevolg van betreding eveneens niet aan de orde. Effecten op Zwarte Specht
De soort broedt op circa 200 meter afstand van het om te vormen fietspad bij Kraaiheidepollen. Omdat de ligging en het gebruik niet veranderen, is het niet aannemelijk dat de Zwarte Specht hinder zal ondervinden van het gebruik van het fietspad na de omvorming. De soort is niet broedend vastgesteld in de omgeving van de Tilgrupsweg. Toekomstige vestiging wordt hier niet tegengegaan door de beoogde ingrepen, aangezien deze soort regelmatige langs of in de buurt van (fiets) paden tot broeden komt. Veel lijkt hierbij af te hangen van het gedrag van mensen, en niet van hun aanwezigheid of nabijheid (Sierdsema et al., 2008). Daarnaast zal de geschiktheid als nestlocatie naar verwachting meer de doorslag geven dan de (relatieve) rust van het gebied. Uit bovenstaande volgt dat (significant) negatieve effecten op het instandhoudingsdoel voor de Zwarte Specht uitgesloten kunnen worden. Effecten op Boomleeuwerik
De Boomleeuwerik broedt zowel nabij het fietspad Kraaiheidepollen als nabij de af te sluiten paden ten noorden van de Tilgrupsweg/Oude Willem. Met de omvorming van het fietspad Kraaiheidepollen zal het gebruik ervan niet veranderen. Het broedgeval in de zuidelijk locatie bevindt zich nabij een af te sluiten fiets- en ruiterpad. Voor dit gebiedsdeel geldt dat het voor de Boomleeuwerik rustiger zal worden, dit is een positief effect. Als gevolg hiervan zijn (significant) negatieve effecten op het instandhoudingsdoel als gevolg van de beoogde ingrepen uitgesloten. Effecten op Roodborsttapuit
De Roodborsttapuit broedt in het zuidelijke gebiedsdeel nabij af te sluiten fiets- en ruiterpaden. Voor dit gebiedsdeel geldt dat het voor de Roodborsttapuit rustiger zal worden. Dit is een positief effect. Als gevolg hiervan zijn (significant) negatieve effecten op het instandhoudingsdoel voor de Roodborsttapuit als gevolg van de beoogde ingrepen uitgesloten. 16
buro bakker 2011/P10164
5.3
CUMULATIE
5.3.1 OMVORMING N381 DRACHTEN - DRENTSE GRENS Algemeen
In het Provinciaal Verkeer en Vervoer Plan (1999 & 2006) is door Provincie Fryslân geconcludeerd dat de ontsluiting naar Drenthe te wensen overlaat. Automobilisten kiezen voor routes die niet geschikt zijn als doorgaande route en die woonkernen doorsnijden. Hierdoor komt de leefbaarheid in deze kernen onder druk te staan. Provincie Fryslân wil dit probleem oplossen door de N381, de weg tussen Drachten en Drenthe, als een stroomweg in te richten, waardoor het verkeer zal worden gebundeld op deze route (Buro Bakker, 2011b). De N381 zal ter hoogte van het Drents-Friese Wold het bestaande tracé volgen en de maximumsnelheid zal 100 km/h blijven bedragen. De rijbaan zal in beperkte mate worden verbreed en aan weerszijden van de weg zullen aarden walletjes van ca. 1,5 meter hoog worden aangelegd. Het doel van deze walletjes is drieledig: het vergroten van de verkeersveiligheid, het beperken geluidshinder en het creëren van een mantelzoomvegetatie. De drie bestaande verzorgingsplaatsen (parkeerplaatsen) in het Drents-Friese Wold worden opgeheven, o.a. ten zuiden van de Hildenberg (Buro Bakker, 2011b, zie groen gearceerd gebiedje in figuur 3). Ter hoogte van de kruising Wester Es - Terwisscha wordt de N381 verdiept aangelegd. De Wester Es blijft op het bestaande niveau. Ten noorden van de Kraaiheidepollen wordt een tunnel voor fietsers en voetgangers aangelegd. Langs het fietspad komt een doorlopende berm, zodat de tunnel tevens dienst kan doen als faunapassage. Bij de Hildenberg wordt een ongelijkvloerse aansluiting gerealiseerd. De N381 blijft op maaiveldniveau en Oude Willem en de Bosberg kruisen bovenlangs. Bij de kruising met Oude Willem/Tilgrupsweg wordt een tunnel voor fietsers en voetgangers aangelegd (Buro Bakker, 2011b). Onderdeel van de omvorming van de N381 is het aanbrengen van tweelaags ZOAB (of een qua geluidsreducerende eigenschappen vergelijkbaar asfalttype). Hierdoor zal sprake zijn van een sterke geluidsreductie ten opzichte van de huidige situatie. De werkzaamheden in het kader van de omvorming van de N381 zullen aanvangen na afloop van het broedseizoen (september) en zullen dan worden afgerond voor aanvang van het tweede broedseizoen. Er wordt alleen overdag gewerkt. De beoogde omvorming van de N381 is getoetst aan de Natuurbeschermingswet 1998 (Buro Bakker, 2011b). Het resultaat van deze toetsing is dat de omvorming van de N381 met zekerheid niet leidt tot significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen voor Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold en realisatie van de instandhoudingsdoelen dus niet in gevaar brengt. Effectenbeoordeling
De omvorming van de N381 ter plekke van het Drents-Friese Wold zal niet leiden tot grootschalige ingrepen in het landschap. De geluidsbelasting van het gebied zal omlaag gaan. Het opheffen van de drie verzorgingsplaatsen (parkeerplaatsen) langs de weg in het Drents-Friese Wold alsmede het afsluiten van twee oversteeklocaties voor fietsers zal de rust in delen van het gebied ten goede komen. Dit geldt met name voor het gebied rond de verzorging ten zuiden van de Hildenberg, waar vlakbij tevens een oversteekplaats voor fietsers komt te vervallen. Effecten op doelsoorten (broedvogels)
De omvorming zal de rust in delen van het Drents-Friese Wold doen toenemen, aangezien het toepassen van geluidsarm asfalt tot sterke geluidsreductie ten opzichte van de huidige situatie zal leiden. Ook het opheffen van de verzorgingsplaatsen zal op alle drie locaties leiden tot minder betreding en daarmee tot meer rust in het gebied. Per saldo zal het DrentsToetsing Natuurbeschermingswet aanpassing fietspaden Drents-Friese Wold
17
Friese Wold langs de N381 er daarom stiller op worden. Dit is gunstig voor die doelsoorten die relatief dicht bij de N381 broeden (Wespendief, Boomleeuwerik, Roodborsttapuit en Dodaars), maar ook voor de Zwarte Specht, aangezien autoverkeer van (snel)wegen een merkbaar negatief effect heeft op de vestiging van deze soort (Sierdsema et al., 2008), waarschijnlijk als gevolg van het permanente geraas. Van Wespendieven is bekend dat deze, ook in het Drents-Friese Wold, in de nabijheid van wegen broeden, mogelijk om predatie door de veel schuwere Havik te voorkomen (Tauw, 2007). Op basis van bovenstaande kan gesteld worden dat in cumulatie met de omvorming van de N381 de in dit rapport beoordeelde ingrepen niet leiden tot (significant) negatieve effecten voor Wespendief, Zwarte Specht, Boomleeuwerik en Roodborsttapuit. Voor deze soorten kan gesteld worden dat er zelfs sprake is van een (niet te kwantificeren) positief effect als gevolg van de toename van de rust. 5.3.2 OVERIGE CUMULATIE
Er zijn verder geen concrete projecten of plannen1 bekend die in cumulatie met het in dit rapport getoetste plan tot negatieve en/of significante effecten op de beschermde waarden van Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold leiden.
5.4
CONCLUSIE Uit de voorgaande toetsing volgt dat de omvorming, het afsluiten en het realiseren van recreatieve paden in het Drents-Friese Wold niet leidt tot (significant) negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van het Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld, ook niet in cumulatie met de beoogde omvorming van de N381. Voor Wespendief, Zwarte Specht, Roodborsttapuit en Boomleeuwerik geldt dat delen van het Drents-Friese Wold na uitvoering van werkzaamheden (omvorming N381 en omleggen recreatieve paden) er rustiger op worden. Dit kan voor deze soorten een (niet te kwantificeren) positief effect opleveren.
1 Concreet in juridische zin: projecten of plannen waarvoor reeds een Natuurbeschermingswet vergunning is verleend of tenminste een aanvraag voor een vergunning is ingediend.
18
buro bakker 2011/P10164
6
BRONNEN Literatuur
Bijlsma, R. G. (1993); Ecologische Atlas van de Nederlandse roofvogels. Schuyt &Co Uitgevers en Importeurs BV, Haarlem. Buro Bakker (2007); Onderzoek Flora en Fauna en opstellen compensatiepakketten naar aanleiding van de omvorming N381 Drachten - Drentse grens. In opdracht van Provincie Fryslân. Buro Bakker (2011a); Onderzoek naar beschermde flora en fauna in het Bosberggebied in Appelscha. Buro Bakker adviesburo voor ecologie B.V. te Assen, in opdracht van gemeente Ooststellingwerf. Buro Bakker (2011b); Passende Beoordeling in verband met de omvorming van de N381 ter hoogte van Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld. Buro Bakker adviesburo voor ecologie B.V. te Assen, in opdracht van provincie Fryslân. Buro Bakker (2011c); Compensatie- en mitigatieplan N381 Drachten - Drentse grens, inclusief actualisatie flora- en faunagegevens. Buro Bakker adviesburo voor ecologie B.V. te Assen, in opdracht van Provincie Fryslân. Henkens R.J.H.G. (1998); Ecologische capaciteit natuurdoeltypen I. Methode voor bepaling effect recreatie op broedvogels. IBN-rapport 363 Henkens R.J.H.G., R. Jochem, D.A. Jonkers, J.G. de Molenaar, R. Pouwels, M.J.S.M. Reijnen, P.A.M. Visschedijk & S. de Vries (2003); Verkenning van het effect van recreatie op broedvogels. Alterra werkdocument 2003/29. Wageningen Krijgsveld, K.L., S.M.J. van Lieshout, J. van der Winden & S. Dirksen (2004); Verstoringsgevoeligheid van vogels. Literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Bureau Waardenburg in opdracht van Vogelbescherming Nederland. Krijgsveld, K.L., R.R. Smits & J. van der Winden (2008); Verstoringsgevoeligheid van vogels. Update literatuurstudie naar de reacties van vogels op recreatie. Bureau Waardenburg in opdracht van Vogelbescherming Nederland. Ministerie van LNV (2007); Ontwerp-aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld Ministerie van LNV (2008); Profielendocumenten habitattypen en vogels Ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (ELI) (2010); Aanwijzingsbesluit Natura 2000-gebied Drents-Friese Wold & Leggelderveld Plantinga, J.E., Van der Veen, K. & Bijkerk, W. (2009); De vegetatie van het Drents-Friese Wold 1999-2008. Vegetaties, kwalificerende habitattypen en kenmerkende soorten. A&W-rapport 1203, Altenburg & Wymenga, Veenwouden. Geciteerd in: Van der Heijden & Sikkema, 2010 Sierdsema, H., J. van Diermen, B. Aarts, L. van den Bremer en A. van Kleunen (2008); Factsheets van broedvogels in de Natura 2000-gebieden van Gelderland. SOVONonderzoeksrapport 2008/14. SOVON, Beek-Ubbergen.
Toetsing Natuurbeschermingswet aanpassing fietspaden Drents-Friese Wold
19
Tauw BV (2007); Voortoets uitbreiding attractiepark 'Nieuw Duinenzathe'. In opdracht van gemeente Ooststellingwerf. Van der Heijden, E. (2006); Ecologische voortoets van de effecten van recreatie in en rondom het Drents-Friese Wold. A&W - rapport 718. Altenburg & Wymenga, Veenwouden. Van der Heijden, E. & Sikkema, M. (2010); Ecologische beoordeling Landinrichting Oosterwolde-Elsloo-Appelscha 2de module. A&W-rapport 1447, Altenburg & Wymenga, Veenwouden. Van Manen, W. (1998); Aantalsverloop van de Zwarte specht Dryocopus martius in Drenthe. Drentse Vogels 11: 43-49. Geciteerd in WAD, 2008 Zollinger, R. & Van Diepenbeek, A. (2005); Instandhoudingsdoelstellingen en analyse begrenzingen Habitatrichtlijngebieden voor kamsalamander (Triturus cristatus Laurenti, 1768). RAVON, rapportnr. 2005-15 Verder:
- http://www.rijksoverheid.nl/ - Google earth Pro - concept-habitattypenkaart en verspreiding vogels, dd.10-1-2011 (DLG) - aantalsontwikkeling doelsoorten Drents-Friese Wold in het Natura 2000-gebied en in heel Nederland tussen 2004 en 2009. SOVON, RWS & CBS, 2011 op www.sovon.nl - Folder 'Wandelen met de hond in het Drents-Friese Wold'. Uitgave van het Nationaal Park.
20
buro bakker 2011/P10164
november 2011
Fotografie: Rudy Offereins, Drachten Vormgeving: Joop Striker, Assen
Afwaardering N381
traject Nanningaweg - Wijnterp (i1-incl. i10)
Principeschets 26 november 2010 - revisie 1 november 2011
Overzicht principeoplossingen
Bijzondere locaties
Principe oplossing kruisingen
Principeprofielen
Principe oplossingen i5
Principe oplossingen i3
Principe oplossingen i2
i3Principe bovenaanzicht
i2 Principe bovenaanzicht
i5 Principe bovenaanzicht
i2 - A Principe oplossing kruising De Feart - Verbindingsweg
i5 - A Principe oplossing kruising Mouneleane - De Finne
i3 Principe oplossing kruising Selmien East- Tsjerkeleane
i2 - B Principe oplossing kruising De Feart - Liponwyk
i5 - B Principe oplossing kruising Mouneleane - Situatie Koningsdiep
Principe p oplossingen p g i4
i2 - C Principe oplossing kruising De Feart - Skoalleane
Aanpak Onderliggend wegennet N381
Principeschetsen 23 december 2010 - revisie 1 november 2011 - Blad 2 (i2, i3, i4, i5)
Gebiedsontwikkeling N381
i5 - C Principe oplossing kruising Mouneleane - De Mersken
i2 - D Principe oplossing kruising De Feart/De Slûs - Leidyk
i4 Principe bovenaanzicht
Blad 2 (i2, i3, i4, i5)
i5 - D Principe oplossing kruising Mouneleane - Bûtewei/Beakendyk
i2 - E Principe oplossing kruising De Slûs/Kromhoek - Tolheksleane
i6 Principe bovenaanzicht
Principe oplossingen i7
Principe oplossingen i6
i7 Bijzondere locatie Merkebuorren
Principe oplossingen i9
Principe oplossingen i8
i9 - D Principe oplossing kruising
i8 en i9 Principe bovenaanzicht
i8 - A Principe oplossing kruising Weinterp - Tolleane
Aanpak Onderliggend wegennet N381
Principeschetsen 23 december 2010 - revisie 1 november 2011 - Blad 3 (i6, i7, i8, i9)
Gebiedsontwikkeling N381
i9 - E Principe oplossing kruising Sparjeburd -Weinterp
i8 - B Principe oplossing kruising Weinterp - N381
Blad 3 (i6, i7, i8, i9)
i9 - F Principe oplossing kruising Sparjeburd -Binnenwei
i8 - C Principe oplossing kruising Weinterp - Tsjerkereed
Principe oplossingen i12
Principe oplossingen i11
i12 Principe bovenaanzicht
i11 Principe bovenaanzicht
i12 - A Principe oplossing kruising Wester Es - De Maden
i11 - A Principe oplossing kruising Herenweg - Kloosterweg
Aanpak Onderliggend wegennet N381
Principeschetsen 23 december 2010 - revisie 1 november 2011 - Blad 4 (i11, i12)
Gebiedsontwikkeling N381
i12 - B Principe oplossing kruising Wester Es - Aekingaweg
i11 - B Principe oplossing kruising Herenweg/Bovenweg - Schansmeerweg
Blad 4 (i11, i12)
i12 - C Principe oplossing kruising Wester Es
i11 - C Principe oplossing kruising Zwetteweg - Kruisweg
Bijlage 6:
Wettelijke herverkaveling
1. Wettelijk kader Herverkaveling is een instrument dat in inrichtingsplannen op grond van de Wet inrichting landelijk gebied (WILG) aan de orde kan zijn. Met wettelijke herverkaveling wordt een nieuwe kavelindeling binnen een afgebakend gebied tot stand gebracht, waarbij de rechten van grondeigenaren en pachters worden vastgesteld en de nieuwe kavels worden toegedeeld. De uitkomst van het ruilproces is verplichtend, waar het de acceptatie van de tot stand gebrachte grondruilingen betreft. 2. Meerwaarde Het instrument is bij uitstek geschikt als sprake is van omvangrijke en/of plaatsgebonden functiewijziging, een hoog ambitieniveau en het willen behouden c.q. versterken van een goede verkaveling voor de landbouw. Mede door toepassing van wettelijke herverkaveling in landinrichtingsplannen zijn natuurgebieden gerealiseerd, recreatiegebieden aangelegd en is de landbouwstructuur verbeterd. Voor het realiseren van bijvoorbeeld de aanleg van een bos of recreatiegebied of voor verbetering van de landbouwstructuur, is het veelal noodzakelijk om gronden te verwerven en/of te ruilen. Dit kan op verschillende manieren. Bijvoorbeeld door aankoop ter plaatse; vrijwillig (met of zonder volledige schadeloosstelling) of verplicht (door middel van onteigening). Maar het kan ook door ruilen van gronden; vrijwillig met behulp van het instrument kavelruil of verplicht door inzet van wettelijke herverkaveling. Wettelijke herverkaveling heeft een verplichtend karakter, maar de ervaring leert dat bij toepassing ervan slechts enkele betrokkenen daadwerkelijk ‘verplicht’ moeten worden om mee te werken. Door de zorgvuldige werkwijze wordt het overgrote deel van de wettelijke herverkaveling in goed overleg en met vrijwillige medewerking van betrokkenen gerealiseerd. 3. Inrichtingsplan Het inrichtingsplan vormt een belangrijk uitgangspunt voor de wettelijke herverkaveling dat moet leiden tot een ruilplan voor het hele gebied. Deze wettelijke verkaveling vergt de nodige tijd en daarom kan in overleg met de agrarische sector al een plan van aanpak opgesteld worden om vooruitlopend op de wettelijke verkaveling versneld tot vrijwillige kavelruilen te komen. De ervaring leert dat een wettelijke herverkaveling 5 tot 8 jaar kan duren. 4. Proces Een globaal processchema wettelijke herverkaveling, met belangrijke mijlpalen, ziet er als volgt uit:
5. Procedure toegelicht De eerste stap is het bepalen wie er recht hebben op toedeling van grond. Deze lijst wordt opgesteld door het Kadaster, in opdracht van Gedeputeerde Staten. Dit is de lijst van rechthebbenden. Eventuele pachtcontracten kunnen bij het Kadaster geregistreerd worden. Deze worden dan meegenomen bij het opstellen van het plan van toedeling. In de WILG is vastgelegd dat iedere rechthebbende aanspraak heeft op een toedeling van een recht van gelijke aard, hoedanigheid en gebruiksbestemming als door hem is ingebracht. Iedere eigenaar heeft aanspraak op een oppervlakte in kavels die gelijk is aan de oppervlakte van de door hem ingebrachte kavels verminderd met het zogenoemde kortingspercentage. In het inrichtingsplan van de N381 wordt het instrument korting niet toegepast. Tevens worden er kaarten opgesteld met betrekking tot bodemgeschiktheid ten behoeve van het ruilen van gronden. Op die kaarten staan de uitruilbare gronden aangegeven in categorieën van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming (zogenaamde ruilklassen). Deze indeling is van belang voor de mate waarin grond aan een andere eigenaar kan worden toegedeeld. De gronden die tot dezelfde ruilklasse behoren hebben een vergelijkbare bodemgeschiktheid per gebruiksbestemming (en mogen onderling geruild worden). Gedeputeerde Staten kan aangeven onder welke voorwaarden uitruil mogelijk is tussen verschillend gewaardeerde ruilklassen. Bij toedeling van gronden met een andere hoedanigheid of gebruiksbestemming dan door de desbetreffende eigenaar is ingebracht kunnen Gedeputeerde Staten die eigenaar compenseren. Dit kan in de vorm van een oppervlaktecorrectie dan wel door een compensatie in geld. Een compensatie in geld gebeurt op basis van de door Gedeputeerde Staten vastgestelde verkeerswaarde van de landbouwgronden in het blok. De vaststelling van deze agrarische verkeerswaarde gebeurt kort voordat het ontwerp ruilplan ter inzage wordt gelegd. Vervolgens worden belanghebbenden door GS in de gelegenheid gesteld hun wensen ten aanzien van de toedeling naar voren te brengen tijdens een zogenoemde wenszitting. Het resultaat wordt vastgelegd in het wensenregister. Hierin zijn dan de uitgebrachte wensen van alle belanghebbenden opgenomen. Aan de hand van het wensenregister en de geformuleerde uitgangspunten voor de toedeling en de vastgestelde ruilklassen, ontwerpt het Kadaster het plan van toedeling. Het ruilplan bestaat uit de lijst van rechthebbenden en het plan van toedeling. Het besluit voor het ontwerp ruilplan wordt door GS bekendgemaakt en ter inzage gelegd. Op grond van de Algemene Wet Bestuursrecht (AWB) hebben alle belanghebbenden de mogelijkheid zienswijzen omtrent het ontwerp naar voren te brengen. Ze worden door GS in de gelegenheid gesteld hun zienswijze toe te lichten. Vervolgens wordt het ruilplan vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met de ingediende zienswijzen. Tegen het besluit tot vaststelling van het ruilplan kunnen belanghebbenden in beroep gaan bij de civiele kamer van de rechtbank. De rechtbank beslist omtrent de wijze waarop het ruilplan wordt gewijzigd indien het beroep gegrond is. Voor de belanghebbende die voor de rechtbank is verschenen en voor GS staat beroep in cassatie open. Met inachtname van de wijzigingen van de rechtbank volgt hierna een nieuw besluit over het ruilplan door GS. Na het onherroepelijk worden van het ruilplan wordt de ruilakte opgemaakt door een notaris. In de ruilakte worden tevens opgenomen de toewijzing van het eigendom van voorzieningen van openbaar nut. De ruilakte wordt ondertekend door de Commissaris van de Koningin en de secretaris van Gedeputeerde Staten. De akte wordt vervolgens ingeschreven in de openbare registers van het Kadaster. Hiermee is de ruil afgerond.