Sarsven en de Banen Ontwerp Inrichtingsplan juli 2011
2 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 3
Inhoud
Dit rapport is een uitgave van: Dienst Landelijk Gebied Postbus 1237 | 6040 KE Roermond t 0475 356 756 (ma t/m vrij 9.00 – 17.00 uur) www.dienstlandelijkgebied.nl Projectleider/auteur: Tom Heijligers mobiel: 06 546 265 41 e-mail:
[email protected] Projectteam: Gemeente Nederweert:
Mw. Wernink (voorzitter) Mw. Dirkx
Waterschap Peel en Maasvallei:
Dhr. van der Valk
Gemeente Leudal:
Dhr. Minses Dhr. van Doorn
LLTB:
Mw. van Herten Dhr. van Loon Dhr. van Leeuwen
Milieufederatie Limburg:
Dhr. Kluskens
Provincie Limburg:
Dhr. Swarts
Dienst Landelijk Gebied:
Dhr. Krowinkel Dhr. T. Heijligers
Fotografie:
Dhr. H. Heijligers Dhr. Kluskens Mw. Dirkx
Opmaak:
Levi Hallmann
Kaartmateriaal:
DLG, TAUW
Juli 2011 | Publicatie-nr. ac-000006
Samenvatting
5
Voorwoord
7
Leeswijzer
8
1
Inleiding
9
1.1 1.2 1.3 1.4
2
Gebiedsbeschrijving: huidige situatie en autonome ontwikkeling
11
2.1 Natuur 2.2 Agrarische bedrijvigheid 2.3 Hydrologie 2.4 Recreatie en toerisme 2.5 Archeologie en cultuurhistorie 2.6 Ontsluiting en wegen 2.7 Landschap
11 13 16 17 18 18 18
3
Visie en doelstellingen
19
3.1 Algemene visie, streefbeeld 3.2 Natuur 3.3 Landbouw 3.4 Waterhuishouding 3.5 Recreatie en toerisme 3.6 Archeologie en cultuurhistorie 3.7 Ontsluiting en wegen 3.8 Landschap
19 19 21 22 23 24 24 25
4
Inrichtingsmaatregelen
27
4.1 Natuur 4.2 Landbouw 4.3 Water 4.4 Recreatie en toerisme 4.5 Archeologie en cultuurhistorie 4.6 Landschap 4.7 Ontsluiting en wegen
27 31 33 35 36 37 37
5
Effecten
39
5.1 Algemeen 5.2 Effecten
39 39
6
Verwerving en bestemming van gronden
41
6.1 De begrippen toewijzing en toedeling 6.2 Toewijzing van gronden in het plangebied 6.3 Korting 6.4 Toedeling van gronden voor het algemeen belang 6.5 Taakstelling 6.6 Tabel verwerving van gronden
41 42 43 44 45 45
Aanleiding Ligging en kenschets Doelen Het vervolgtraject
9 9 10 10
4 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
7
De wettelijke herverkaveling
47
7.1 Inleiding 7.2 Delegatie uitvoering 7.3 Inrichtingsplan: uitvoeren van werken 7.4 Opstellen ruilplan 7.5 Vaststellen ruilplan 7.6 Passeren ruilakte en uitvoeren van kavelaanvaardingswerken 7.7 Opstellen lijst der geldelijke regelingen 7.8 Vaststellen lijst der geldelijke regelingen 7.9 Opstellen ruilplan
47 47 47 49 50 50 50 50 51
8
Financieringsplan
53
9
Communicatie
55
10 Aanvullende informatie betreffende de realisatie
56
56 56
10.1 Relatie met bestemmingsplannen buitengebied 10.2 Vergunningen
Bijlagen en kaarten Bijlage 1: Bijlage 2: Kaart 1: Kaart 2: Kaart 3: Kaart 4: Kaart 5:
57
Vogelvluchtimpressie bestaande situatie en toekomstbeeld Begroting Ontwerp inrichtingsplan Realisatie en voorstel tot herbegrenzing EHS Maatregelenkaart recreatie Visie landschap en cultuurhistorie Huidige en toekomstige peilen
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 5
Samenvatting Aanleiding
Stand van zaken en doelstellingen
Binnen het plangebied is de tegenstelling tussen landbouw en natuur langzaam naar een situatie gegroeid die steeds acuter is geworden. Hiervoor zijn de volgende redenen aan te voeren: • Sarsven en de Banen zijn aangewezen als Natura2000gebied; Samen met deze gebieden zijn De Zoom, Kleine Moost, Groote Moost en Schoorkuilen aangewezen als prioritair verdroogde gebieden. • Aflopende (tijdelijke) vergunningen in het kader van de natuurbeschermingswet; • Het opstellen van het Nieuw Limburgs Peil (NLP).
Nadat de projectnota Sarsven en de Banen in 2007 is goedgekeurd door GS is besloten voor dit project een inrichtingsplan op te stellen op basis van de Wilg. In dit inrichtingsplan zijn de doelstellingen, maatregelen, effecten en kosten uitgewerkt.
Partijen hebben in het voortraject van het opstellen van het NLP in onderling overleg afgezien van handhaving op de vergunningen van drainage en beregening. In plaats daarvan is constructief en met succes gezocht naar een oplossing waarbij er voor zowel landbouw als natuur een meerwaarde te behalen is. Deze oplossing komt er op neer dat er, in plaats van handhaving in een 2 kilometer zone rondom de natuurgebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet, is gekozen voor het treffen van, plaatselijk vergaande, waterconserveringsmaatregelen op plekken waar dat het meest effectief is. Deze oplossing leidt tot een hogere doelrealisatie voor de na te streven natuurdoelen en tot minder negatieve gevolgen voor de landbouw. Ondanks bovenstaande werkwijze heeft uitvoering van alle plannen ingrijpende gevolgen voor het grondgebruik in de omgeving. Nieuwe natuur moet versneld worden verworven en een aantal landbouwpercelen krijgt te maken met verminderde gebruiksmogelijkheden. Zonder begeleidende maatregelen zou de aankoop van de nieuwe natuur een langdurig proces worden en bestaat er een grote kans dat de landbouwstructuur verslechtert. Dit laatste staat haaks op de nog steeds voortdurende noodzaak tot schaalvergroting voor landbouwbedrijven. Op basis van voornoemde overwegingen is er door Gedeputeerde Staten (GS), op voorspraak van de begeleidingsgroep, reeds bij de vaststelling van de projectnota gekozen voor een wettelijke aanpak volgens de Wet Inrichting landelijk gebied (Wilg). Een wettelijk inrichtingsplan met herverkaveling biedt de mogelijkheid om bij voorrang percelen toe te delen aan een bepaalde functie, middels het instrument ‘toewijzing met toepassing van korting’. Dit biedt mogelijkheden voor volledige doelrealisatie van NLP, realisatie van de EHS en voorzieningen van algemeen belang (wegen en waterlopen).
De hoofddoelstelling van het project is het uitwerken en uitvoeren van de maatregelen uit het NLP. Dit betekent de uitvoering van een haalbaar en betaalbaar pakket aan maatregelen voor een optimale waterhuishouding, gericht op de diverse functies in het gebied. In het verlengde hiervan is de realisatie van de ecologische hoofdstructuur (EHS) een belangrijke doelstelling. Met name daar waar de overlast ten gevolge van watermaatregelen samenvalt met de ligging van EHS nieuwe natuur, heeft gelijktijdige uitvoering een positieve invloed op beide functies. Voor alles wat er in het gebied gebeurt is ook de landbouw een belangrijk thema. Het gebied is in vrij intensief landbouwkundig gebruik, met voor Nederlandse begrippen bovengemiddeld goed toekomstperspectief en een bovengemiddelde verkavelingssituatie. Minimaal handhaven en waar mogelijk verbeteren van de goede landbouwstructuur is ook een belangrijk doel van het project. Tenslotte worden ook maatregelen getroffen ter versterking van de recreatieve-, cultuurhistorische- en landschapswaarden in het gebied.
6 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Maatregelen en kosten Samen met partijen in het gebied is het inrichtingsplan uitgewerkt tot op maatregelenniveau. Dit heeft geleid tot de volgende set aan maatregelen en bijbehorende kosten:
Maatregel
Aantal
Eenheid
Kosten (x mln €)
1091
ha
1,826
Landbouw Herverkaveling voor de landbouw
Tabel 1: Maatregelen en kosten
Natuur Verwerving EHS
60
ha
3,332
Inrichting EHS
118
ha
1,975
Interne maatregelen in EHS
nvt
nvt
0,290
Verwerving en inrichting EVZ en mensgerichte natuur
9,3
ha
0,624
Aanpassen watersysteem (incl. verwerving)
nvt
nvt
1,852
Natschade en compensatie natschade
nvt
nvt
0,958
1
st
0,090
Versterking recreatieve voorzieningen
nvt
nvt
0,214
Herstel landschap en cultuurhistorie
nvt
nvt
0,217
Bijkomende kosten
nvt
nvt
0,2
Water
Waterkwaliteitsmaatregelen Recreatie, landschap en archeologie
TOTAAL
11,578
De kostenverdeling is als volgt: • Hogere overheden (EU, Rijk en provincie) 9,826 mln € • Gemeente 0,667 mln € • Waterschap 0,741 mln € • Limburgs Landschap 0,176 mln € • Private partijen 0,145 mln € • Synergiegelden 0,023 mln € TOTAAL 11,578 mln €
Effecten Onderzoek door het waterschap wijst uit dat de maatregelenset uit het inrichtingsplan leidt tot vergelijkbare vernattingseffecten binnen de natuurgebieden als het NLP. Samen met de verwerving en inrichting van de nieuwe natuur worden op deze wijze de abiotische randvoorwaarden geschapen voor het behalen van de natuurdoelstellingen, niet alleen in het Natura 2000-gebied (Sarsven en de Banen), maar ook in de prioritair verdroogde gebieden Groote Moost, Kleine Moost, de Zoom en Schoorkuilen. Doordat de maatregelen uit het NLP op detailniveau zijn uitgewerkt, en daarbij op enkele belangrijke punten wat zijn gewijzigd, en er bovendien is voorzien in maatregelen ter voorkoming van natschade voor de landbouw, leidt het uiteindelijke maatregelenpakket tot fors minder natschade op landbouwpercelen dan was
voorzien in de projectnota. Waar in de projectnota sprake was van 185 ha omzetting van bouwland naar grasland, zal dit vernattend effect nu naar verwachting optreden in maximaal 10 ha. De herverkaveling zal bovendien naar verwachting zorgen voor een verbeterde kavelsituatie.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 7
Voorwoord En nu aan de slag! Eindelijk is het dan zo ver. Het inrichtingsplan Sarsven en de Banen is klaar. Na vaststelling door de Gedeputeerde Staten van de provincie Limburg kan met de uitvoering worden gestart. Buiten aan het werk, de schop in de grond. Het gebied gaat flink vernatten, maar ook de landbouw zal op een duurzame wijze verder kunnen. Dit mooie gebied verdient ook een goede invulling voor toeristen en recreanten. Dat betekent verplaatsen, inrichten en straks goed beheren. Het heeft even geduurd voordat we alles op papier hadden staan. Na de vaststelling van het projectplan zijn we drie jaar met elkaar en met betrokken partijen en burgers in de streek in gesprek gegaan. Langer dan de bedoeling was. Er kwamen veel discussiepunten boven tafel. En van de begeleidingsgroep mocht verwacht worden dat zij hier zeer serieus mee om zou gaan, voordat er conclusies werden getrokken die in het inrichtingsplan mochten landen. We merkten dat het draagvlak in het gebied groot is om dit project tot uitvoering te brengen. Dit uitte zich in de betrokkenheid van veel mensen. Het resultaat mag er dan ook zijn. Alle maatregelen die we de komende jaren gaan uitvoeren staan in dit plan verwoord. Ik voorzie dat Midden Limburg straks met trots naar dit gebied kan kijken en dat de dagelijkse gebruikers hier met plezier zullen werken, wonen en recreëren. De natuur zal het nodige water en de ruimte krijgen om zich te ontwikkelen. Mijn dank aan iedereen, zowel binnen als buiten de begeleidingsgroep, die door vragen, opmerkingen, meedenken, bekritiseren, het inbrengen van nieuwe ideeën en vooral door het open staan voor elkaars mening en visie, meegewerkt heeft om tot dit mooie inrichtingsplan te komen. En nu aan de slag! Renée Wernink Voorzitter begeleidingsgroep Sarsven en de Banen
Renée Wernink
8 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Leeswijzer Dit inrichtingsplan bevat inhoudelijke informatie over het gebied Sarsven en de Banen, de toekomstvisie en over de realisatie van deze toekomstvisie In de inleiding worden achtereenvolgens de aanleiding, ligging, doelen en de totstandkoming van dit inrichtingsplan beschreven. Tevens wordt kort ingegaan op de verdere procedure van het vaststellen van het inrichtingsplan. Vervolgens wordt in hoofdstuk 2 de huidige situatie van de diverse relevante aspecten in het gebied beschreven. Om de effecten van de uitvoering van het inrichtingsplan zo objectief mogelijk te kunnen beoordelen is er ook een beschrijving opgenomen van de te verwachten autonome ontwikkelingen, waarbij wordt beschreven hoe het gebied zich verder zou ontwikkelen als het inrichtingsplan niet wordt uitgevoerd. Hoofdstuk 3 bevat per thema een beschrijving van de visie in hoofdlijnen. Deze visie is de kapstok voor de uit te voeren maatregelen. Per thema wordt beschreven hoe het gebied Sarsven en de Banen eruit zou moeten komen te zien na uitvoering van dit inrichtingsplan. De achtereenvolgende thema’s hierin zijn: natuur, landbouw, waterhuishouding, recreatie en toerisme, archeologie, ontsluiting en wegen en landschap. Dit hoofdstuk bevat per thema naast de visie tevens een omschrijving van de belangrijkste knelpunten en kansen. In hoofdstuk 4 wordt beschreven welke maatregelen getroffen moeten worden om de gestelde doelen te realiseren en wat de verwachte doelrealisatie is bij de uitvoering van de maatregelen.
In hoofdstuk 5 worden de effecten van de uit te voeren maatregelen vergeleken met de autonome ontwikkelingen, zodat duidelijk wordt welke meerwaarde de uitvoering van het inrichtingsplan heeft. Het daarop volgende hoofdstuk 6 gaat over verwerving van gronden door vrijwillige verwerving (de taakstelling) of door het inzetten van het instrument korting. Tevens wordt hier beschreven hoe de toewijzing van gronden in eigendom, beheer en onderhoud wordt geregeld. Hoofdstuk 7 gaat over het proces van de wettelijke herverkaveling onder de Wet inrichting landelijk gebied. Hierin is veel aandacht voor de rechten en plichten van belanghebbenden in een wettelijke herverkaveling. Hoofdstuk 8 beschrijft vervolgens het financieringsplan met de kosten van uitvoering en de kostenverdeling. In hoofdstuk 9 wordt beschreven welke activiteiten er zullen worden ondernomen om de diverse belanghebbenden en gebiedspartijen adequaat te informeren over de stand van zaken van het project en over de belangrijke wettelijke ijkmomenten. Tot slot bevat hoofdstuk 10 aanvullende informatie, zoals de relatie van het inrichtingsplan met het bestemmingsplan buitengebied en het vergunningentraject rondom uitvoering van werkzaamheden.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 9
1 Inleiding 1.1 Aanleiding In het plangebied Sarsven en de Banen is er al een jarenlange dialoog gaande die betrekking heeft op de aanwezige tegenstelling tussen landbouw en natuur, met name op het gebied van het waterbeheer. Teneinde vaart te krijgen in de zoektocht en uitvoering van breed gedragen oplossingen is het gebied Sarsven en de Banen door de gebiedscommissie Nederweert voorgedragen als een gebied waar een integrale aanpak noodzakelijk is. Gedeputeerde Staten hebben daarop DLG verzocht om een projectnota op te stellen voor dit gebied. De projectnota is in oktober 2007 vastgesteld door GS. De tegenstelling tussen landbouw en natuur is met name terug te voeren tot een probleem dat ligt op het gebied van water in relatie tot de abiotische randvoorwaarden van de natuur. Bij deze natuur gaat het om het Sarsven en de Banen, Schoorkuilen, de Zoom en de Kleine en Groote Moost. Het probleem is langzaam naar een situatie gegroeid die steeds acuter is geworden. Hiervoor zijn de volgende redenen aan te voeren: • Sarsven en de Banen zijn aangewezen als Natura2000 -gebied; • Aflopende (tijdelijke) vergunningen in het kader van de natuurbeschermingswet; • Het opstellen van het GGOR (gewenst grond- en oppervlaktewater regime) in de periode 2007-2009, met als doel vaststelling door GS van Limburg eind 2010. Het GGOR is in Limburg vertaald in Nieuw Limburgs Peil (NLP). Het NLP is een gebiedsdekkend uitgewerkt plan hoe het watersysteem zou moeten worden ingericht, geredeneerd vanuit de wensen vanuit natuur, landbouw en andere functies. In de rest van het rapport wordt de term ‘NLP’ gebruikt. Diverse partijen, waaronder Waterschap Peel en Maasvallei, provincie Limburg en werkgroep Behoud de Peel, hebben in het voortraject van het opstellen van het NLP in onderling overleg afgezien van handhaving op de vergunningen van drainage en beregening. In plaats daarvan is constructief en met succes gezocht naar een oplossing waarbij er voor zowel landbouw als natuur een meerwaarde te behalen is. Deze oplossing komt er op neer dat er, in plaats van handhaving in een 2 kilometer zone rondom de natuurgebieden die vallen onder de Natuurbeschermingswet, is gekozen voor het treffen van, plaatselijk vergaande, waterconserveringsmaatregelen op plekken waar dat het meest effectief is. Het blijkt dat er met deze oplossing een hogere doelrealisatie is voor de na te streven natuurdoelen in de natuurgebieden en dat er bovendien een kleiner areaal landbouwgronden geraakt wordt door de maatregelen. Ondanks bovenstaande werkwijze heeft uitvoering van alle plannen ingrijpende gevolgen voor het grondgebruik in de
omgeving. Nieuwe natuur moet versneld worden verworven en een aantal landbouwpercelen krijgt te maken met verminderde gebruiksmogelijkheden. Zonder begeleidende maatregelen zou de aankoop van de nieuwe natuur een langdurig proces worden en bestaat er een grote kans dat de landbouwstructuur verslechtert. Dit laatste staat haaks op de nog steeds voortdurende noodzaak tot schaalvergroting voor landbouwbedrijven. Bij de keus voor de meeste geschikte aanpak werden de volgende uitgangspunten geformuleerd: • de diverse doelen moeten in samenhang worden gerealiseerd; • het behalen van het NLP is, met het oog op de gemaakte afspraken inzake het verlenen van tijdelijke vergunningen voor drainage en beregening, een resultaatsverplichting. Deze is tijd- en plaatsgebonden en er is een volledig doelbereik vereist; • er moeten middelen beschikbaar komen voor het minimaal op peil houden en waar mogelijk verbeteren van de huidige landbouwstructuur. Op basis van voornoemde overwegingen is er door GS, op voorspraak van de begeleidingsgroep, reeds bij de vaststelling van de projectnota gekozen voor een wettelijke aanpak volgens de Wet Inrichting landelijk gebied (Wilg). Een wettelijk inrichtingsplan met herverkaveling biedt de mogelijkheid om bij voorrang percelen toe te delen aan een bepaalde functie, middels ‘toewijzing met toepassing van korting’ of ‘onteigening’. Dit biedt mogelijkheden voor volledige doelrealisatie van NLP, realisatie van de EHS en voorzieningen van algemeen belang (wegen en waterlopen). Dit inrichtingsplan brengt in beeld welke maatregelen de komende jaren worden uitgevoerd om de gebiedsdoelen (zie hoofdstuk 3) te realiseren. Het inrichtingsplan geeft dus ook duidelijkheid aan de bewoners en grondgebruikers in de streek over de ontwikkelingen en maatregelen die hen als gevolg van dit inrichtingsplan te wachten staan.
1.2 Ligging en kenschets Het project Sarsven en de Banen bestaat uit 2 afzonderlijk begrensde deelgebieden. Het plangebied is gelegen in de gemeenten Nederweert en Leudal. Het westelijke deelgebied strekt zich uit vanaf de snelweg A2 in het westen tot en met het natuurgebied de Zoom in het oosten. Dit deelgebied ligt geheel binnen de gemeente Nederweert. De natuurgebieden Schoorkuilen, Sarsven, de Banen, het Vlakwater en de Zoom zijn de belangrijkste natuurkernen. Rondom deze natuurgebieden ligt een jong heide-ontginningslandschap, dat grotendeels in (intensief) agrarisch gebruik is. De landbouw in het gebied is vrij divers, met veel akkerbouw en tuinbouw, een aantal intensieve veehouderijen en enkele melkveehouderijen. Opvallend is het relatief grote aandeel van
10 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
kapitaalsintensieve teelten als graszoden- en bloembollenteelt. De afwatering van het gebied is met name gericht op het huidige landbouwkundige gebruik. Het oostelijk deelgebied bestaat uit de natuurgebieden Grote en Kleine Moost, met daaromheen een kleine schil van landbouwgronden. Het gehele plangebied is ca. 1.628 ha groot, waarvan ca. 1.100 ha. cultuurgrond (ca. 940 ha. in landbouwkundig gebruik) is en ca. 500 ha. natuurgebied. Een uitgebreide beschrijving van het gebied volgt in hoofdstuk 2.
1.3 Doelen Het realiseren van het NLP is het hoofddoel van het integrale project. Er is echter meer . Bij het opstellen van dit inrichtingsplan is geïnventariseerd welke wensen de in hoofdstuk 1.1 genoemde partijen hadden. Deze zijn (voor zover mogelijk) ook verwerkt in het plan. Samengevat spelen er de volgende doelen in dit project : 1. Realisering Nieuw Limburgs Peil (NLP met de daaraan gelieerde volgende maatregelen: • gebiedsdekkende maatregelen (autonoom proces en compenserende maatregelen) • lokale maatregelen - korte termijn (reeds uitgevoerd vóór vaststelling van dit inrichtingsplan) - middellange termijn (binnen de looptijd van dit plan) - interne maatregelen binnen natuurgebieden - waterkwaliteit in relatie tot NLP (stroombanen) Hoofddoel van de watermaatregelen is het tegengaan van de verdroging in de prioritair verdroogde gebieden Sarsven, de Banen, de Zoom, Schoorkuilen, Groote Moost en Kleine Moost. 2. Realisatie van de Ecologische Hoofd Structuur (EHS) Het NLP gaat er van uit dat de nog te realiseren EHS gerealiseerd is. Hiermee is ook de functiewijziging ter plaatse van de EHS in
feite een resultaatverplichting, tenminste voor zover het gaat om die delen van de nog te realiseren EHS die voor het functioneren van het watersysteem noodzakelijk zijn 3. Herstel van vennen 4. Maatregelen t.b.v. soortenbescherming 5. Verbeteren van de landbouwstructuur 6. Recreatieve routestructuren c.q. versterking van recreatief medegebruik 7. Ecologische verbindingszone realiseren 8. Zichtbaar maken cultuurhistorie De doelen kunnen overlappen. Zo kunnen waterconservering en ecologische verbindingszones over elkaar liggen, maar bijvoorbeeld ook realisatie van de EHS en versterking van de routestructuren. De grondbehoefte voor de realisering van de doelen is dus niet een optelling van de oppervlaktes. Ook met de beschikbare financiering kan de overlap van doelen worden benut. De doelen zijn in dit inrichtingsplan uitgewerkt tot maatregelen. De maatregelen worden beschreven in hoofdstuk 4 en, voor zover ze ruimtelijk zijn weer te geven en de (globale) locatie bekend is, weergegeven op de maatregelenkaart.
1.4 Het vervolgtraject Het concept ontwerp inrichtingsplan is voorgelegd aan de besturen van het waterschap Peel en Maasvallei, hierna te noemen het waterschap, en van de gemeenten Leudal en Nederweert. Hen is verzocht in te stemmen met de inhoud van het plan en met de hiermee samenhangende kosten die ten laste van hen komen. Hierna volgt de formele vaststellingsprocedure. Deze is in onderstaande tabel schematisch weergegeven. In 7.3.1 wordt nader ingegaan op de vaststelling en over de mogelijkheden en wettelijke termijnen voor het indienen van zienswijzen en beroepschriften. Een planning van de diverse processtappen van het gehele plan (tot en met de financiële afhandeling) is opgenomen in 7.09.
2008 - 2010
Opstellen ontwerp-inrichtingsplan door projectteam inclusief overleg doelgroepen en voorlichting.
Voorjaar 2011
Voorleggen ontwerp-inrichtingsplan aan betrokken besturen: gemeenten en waterschap.
Mei-2011
Ontwerp-inrichtingsplan ter vaststelling toezenden aan GS
Sept-2011
Vaststelling ontwerp-inrichtingsplan en instellen van bestuurscommissie door G.S.
Sept-okt 2011
Ter inzage legging inrichtingsplan door GS gedurende 6 weken en indienen zienswijzen.
Sept-2011
Algemene voorlichting over inrichtingsplan door de bestuurscommissie.
Najaar 2011
Beoordeling zienswijzen door GS.
Begin 2012
Vaststellen inrichtingsplan door GS
Begin 2012
Mogelijkheid voor indienen van beroep bij de Raad van State tegen het door G.S. vastgestelde inrichtingsplan
Eind 2011
Start uitvoering van planonderdelen
Tabel 2: Procedure en planning opstellen en vaststellen inrichtingsplan
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 11
2 Gebiedsbeschrijving: huidige situatie en autonome ontwikkeling 2.1 Natuur 2.1.1 Huidige situatie Het plangebied Sarsven en de Banen maakt oorspronkelijk onderdeel uit van een groot hoogveenmoeras. Het grootste deel van dit moeras is ontgonnen. Alleen de natuurgebieden Sarsven, de Banen, de Zoom en de Kleine Moost en Groote Moost zijn hiervan overgebleven, de zogenaamde Peelrestanten. Verder bestaat het parelsnoer van natuurgebieden uit de Schoorkuilen, het Vlakwater en het heideterreintje aan de Leveroyse Dijk (naast de crossbaan). Buiten het plangebied strekt de gordel van peelvennen zich nog verder uit naar de Roeventerpeel, Kootspeel, Moeselpeel en Roukespeel. De Banen Het peelrestant de Banen bestaat uit een vengebied met een grote open plas omringd door een verlandingszone met rietmoerassen, berkenbroekbossen, elzenbroekbossen, soortenarme loofbossen met een matige droge ondergrond en graslanden. In 1992 is het oorspronkelijke ven gerestaureerd, waarbij verlandingsvegetatie is teruggedrongen en de directe aanvoer van oppervlaktewater dat naar het ven toeliep gestopt. Hierdoor stroomt er meer kwelwater het gebied in. In 1997 is het zanddek ontgraven en zijn er houtopstanden gekapt. Door de aanvoer van kwelwater en de neerslag is er een natuurlijke peilfluctuatie. Hiervan hebben een aantal zeer zeldzame planten geprofiteerd die behoren tot het Oeverkruidverbond. Binnen het gebied liggen ook diverse vochtige tot natte graslanden waarvan enkele in overgang zijn naar moerasvegetaties. Aandachtsoorten zijn Waterlobelia en Kleine Egelskop. De Banen is een kerngebied voor aan water en moeras gebonden vogelsoorten zoals Geoorde Fuut, Grote Zilverreiger en Roerdomp. Het is tevens het leefgebied voor enkele prioritaire soorten uit het provinciale soortenbeschermingsplan.
Sarsven Het Sarsven is samen met de Banen een Natura 2000 gebied. Gedurende de planperiode hebben het Limburgs Landschap en het waterschap Peel en Maasvallei een aantal maatregelen uitgevoerd, bestaande uit het omleiden van het landbouw- en rioolwater naar de buitenrand van het natuurgebied, het opschonen van de waterbodem van het Sarsven en het deels verwijderen van de bestaande rietkraag. Deze maatregelen maken derhalve geen deel meer uit van het inrichtingsplan. De nieuwe omstandigheden, met zwakgebufferd en aan wind blootgesteld voedselarm water met wisselende grondwaterstand, lijken geschikt voor een ontwikkeling van de soorten van het oeverkruidverbond aan de noord-oostoevers van het ven. Qua soorten is het gebied van belang voor de Waterlobelia en de prioritaire soort Drijvende Waterweegbree. Daarnaast biedt het gebied potenties voor Kleine IJsvogelvlinder en Heideblauwtje (zie bijlage tabel). Het Sarsven heeft een grote landschappelijke waarde. Hierdoor biedt het ven goede kansen voor (extensieve) recreatie. Hierbij is het van groot belang dat behoud en ontwikkeling van natuurwaarden voorop staan bij de belangenafweging. Schoorkuilen Het noordelijke deel van het natuurgebied bestaat grotendeels uit een soortenarm en nat loofbos met een moerasgebied, een broekbosrestant en een Gagelstruweel. Het zuidelijke deel bestaat uit een nat grasland, een klein Elzenbroekbos en een restant van een oud en nat loofbos met Koningsvaren. Hier liggen grote potenties voor de ontwikkeling van vegetaties uit het Oeverkruidverbond. Een deel van het broekbos is recent verwijderd en de dalbodem is opgeschoond. Hierdoor kunnen de vegetaties weer tot ontwikkeling komen. Aandachtsoort binnen het gebied is Waterlobelia. Potenties hiervoor liggen op de noord-oostoevers van zwak
12 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
gebufferd en aan wind blootgestelde voedselarme plassen met wisselende grondwaterstanden. Daarnaast biedt het gebied kansen voor nieuwe populaties van de prioritaire soorten als Bont Dikkopje en Spiegeldikkopje (zie bijlage tabel). Het westelijke deel van het ven is in het verleden opgehoogd met vrijkomend zand uit de aanleg/verbreding van het kanaal Wessem-Nederweert. In de periode 2007-2010 heeft het Limburgs Landschap venherstelwerkzaamheden uitgevoerd, die vooral bestonden uit het weer verwijderen van het opgebrachte zand. Ook in dit gebied zijn er op deze wijze weer ruime kansen voor bijzondere vegetatietypen, die afhankelijk zijn van natte, voedselarme omstandigheden. Het Vlakwater Het natuurgebied het Vlakwater bestaat uit een BerkenZomereiken- en Elzenbroekbos gelegen langs de waterloop het Vlakwater. Ook liggen in het gebied enkele natte graslanden. Het is een kerngebied voor vochtige en natte vegetaties. Het gebied biedt potenties voor het Spiegeldikkopje. De Zoom De Zoom bestaat uit een groot aaneengesloten veengebied met een verdroogde hoogveenvegetatie. Aan de randen liggen Wilgen- en Gagelstruwelen en vergraste vochtige heide. Aan de randen van de plassen groeien op enkele plaatsen slecht ontwikkelde Oeverkruidvegetaties die gedomineerd worden door een hoog opschietende begroeiing. In het uiterste noorden ligt een aangetast Berkenbroekbos. In het ven worden onder andere Blauwe Zegge, Veenpluis, Eenarig Wollegras en Klokjesgentiaan aangetroffen. Langs de open plassen groeit onder meer Snavelzegge en Waterdrieblad. Aan de zuidrand van het heidegebied groeit nog Klokjesgentiaan en aan de noordwest rand Kleine en Ronde Zonnedauw. Klokjesgentiaan is de laatste jaren sterk toegenomen in het gebied. De Zoom is kerngebied voor vochtige en natte vegetaties, voor amfibieën als Rugstreeppad, Heikikker en Vinpootsalamander en vogels als Roodborsttapuit. De Zoom is een belangrijk gebied voor het Gentiaanblauwtje. Hiervoor is een ruige kniehoge begroeiing nodig op de overgang van vochtige naar droge heide met Klokjesgentiaan en een bepaald soort Knoopmieren. In de Zoom komen ook andere prioritaire soorten voor als het Bont Dikkopje, het Spiegeldikkopje en het Heideblauwtje. Het is tevens leefgebied voor de zeldzame Moerassprinkhaan. Leveroyse Dijk Het natuurgebiedje de Leveroyse Dijk bestaat uit enkele plasjes met daaromheen struwelen, vennen, heiderestanten en droog loofbos. De grootste plas is geëutrofieerd en verzuurd en bezit slechts enkele bijzondere plantensoorten. Van de twee kleinere plassen is er één (sterk) verzuurd. De vegetatie in het andere ven kan worden getypeerd als natte heide waarin enkele hoogveensoorten voorkomen. Hier groeien onder andere Kleine Zonnedauw en Klokjesgentiaan. De populatie Klokjesgentiaan behoort tot de
grootste van Limburg. De heiderestanten zijn plaatselijk sterk vergrast. Het hooggelegen deel van dit gebied betreft een voormalige vuilstort. Groote en Kleine Moost De Groote Moost was van oorsprong een laaggelegen drassig veengebied dat deel uitmaakte van de uitgestrekte heidevelden. Het laagste deel van dit gebied is nu de Groote Moost. Het oorspronkelijke doorstromingsveen, gevoed door lokaal grondwater, is inmiddels in de vorige eeuw verveend. Ook stroomt er al vele tientallen jaren gebufferd kalkrijk Maaswater in het gebied. Nu is het een gebied met veel eutrafente soorten en in de randzones plaatselijk verdroogd elzenbroek. Op enkele plaatsen is nog een hoogveenachtige begroeiing te ontdekken. In het westelijk deel langs de Noordervaart is echter een zeer bijzondere vegetatie aanwezig door de aan de oppervlakte komende kanaalkwel. Aanwezige soorten als Moeraswespenorchis, Blauwe zegge, Heidekartelblad en Vlozegge zijn zeldzaam tot zeer zeldzaam. De bedreigde Moerassprinkhaan vindt hier eveneens zijn leefgebied. Gescheiden door een dekzandrug bevindt zich ten noordoosten hiervan het natuurgebied Kleine Moost. Dit gebied bestaat uit een klein laag gelegen complex met loofbosaanplant. De meeste percelen zijn ontwaterd middels rabatten. Door waterinlaat vanuit het kanaal is het gebied eind vorige eeuw wel vernat, echter wel met gebiedsvreemd water.
2.1.2 Autonome ontwikkeling De provincie zal doorgaan met het verwerven van de gronden voor de realisatie van de ecologische hoofdstructuur. Momenteel is de planning dat deze in 2018 geheel moeten zijn verworven. Gezien het vrijwillige karakter van de grondverwerving is het echter niet te verwachten dat dit in alle gevallen ook daadwerkelijk gaat lukken. Na aankoop zullen de verworven nieuwe natuurgebieden op een natuurlijke wijze worden ingericht en in principe worden overgedragen aan de natuurbeschermingsorganisaties. Op deze wijze neemt de natuurwaarde van de natuurgebieden toe door een vergroting van de kerngebieden.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 13
Gezien de ervaring die er de laatste jaren mee is opgedaan, komen de verdrogingsbestrijdingsprojecten slechts langzaam op gang. Bij de uitvoering hiervan ontstaan knelpunten door de uitstraling van de vernattende maatregelen in de natuurgebieden voor de aangrenzende (landbouw)gronden en de daarmee samenhangende schadecompensatie. Bovendien blijkt het lastig om de maatregelen aan het hoofdwaterlopensysteem uit te voeren omdat men voor elke wijziging in de ligging of breedte van de waterlopen afhankelijk is van de vrijwillige medewerking van een groot aantal naastliggende grondeigenaren. Een enkeling die niet meewerkt kan hierdoor voor veel vertraging zorgen. Andere oplossingen zoals verplaatsing van EHS, uitruil met andere grondeigenaren of technische maatregelen, worden al gauw erg complex of duur.
2.2 Agrarische bedrijvigheid 2.2.1 Huidige situatie Omvang Het plangebied met een grootte van ca. 1.628 ha bestaat uit ruim 500 ha natuurgebied. De rest van het gebied is voor het grootste deel in landbouwkundig gebruik. Van het landbouwkundig gebruik is een analyse gemaakt, waarbij alle bedrijven zijn meegenomen die percelen binnen het plangebied in gebruik hebben. Voor de analyse zijn de giabgegevens 2009 en de gegevens basisregistratie percelen van 2009 gebruikt. De gezamenlijke omvang van de geselecteerde bedrijven, inclusief de oppervlakte buiten het plangebied, bedraagt 4.204 ha.
Uit de analyse blijkt dat 34 % van de ondernemers ouder is dan 55 jaar. Dit is lager dan gemiddeld (In Nederland bijna 50%). In totaal hebben de agrarische bedrijven in 2009 1.136 ha cultuurgrond binnen het plangebied in gebruik. De belangrijkste gewassen binnen het plangebied zijn maïs (297 ha), grasland (264 ha), aardappelen (132 ha), suikerbieten (51 ha), groenten (79 ha), graszoden (69 ha) en granen (49 ha). In 2009 was de gemiddelde oppervlakte van de 96 bedrijven afgerond 44 ha. De gemiddelde bedrijfsoppervlakte van de melkveehouderijbedrijven bedroeg in 2009 48 ha. De bedrijfsgrootte van alle bedrijven ligt gemiddeld op 179 NGE. NGE staat voor Nederlandse Grootvee Eenheden. Van bedrijven groter dan 70 NGE wordt verwacht dat ze een gezonde landbouwonderneming zijn die in de toekomst een voortbestaan heeft. Steeds vaker wordt deze norm te laag gevonden en wordt 100 NGE als grens gehanteerd. In Sarsven en de Banen is 59 % van het aantal bedrijven groter dan 100 NGE. Dit is hoger dan het gemiddelde voor Nederland. Verkaveling: Om inzicht te krijgen in de verkaveling van alleen het plangebied “Sarsven en De Banen” is er een “GIS-analyse”uitgevoerd met behulp van de basisregistratie 2009. In deze “Gis-analyse” zijn alleen die percelen van de betrokken bedrijven meegenomen, die zich in het plangebied bevinden. De gemiddelde oppervlakte van de kavels, op basis van alle gebruikstitels is 4,77 ha. De huidige verkaveling is hiermee beter dan het landelijke gemiddelde van 4,3 ha.
Op basis van alle gebruikstitels
Bedrijfstype Akkerbouw
Aantal kavels in plangebied
Gemiddeld aantal kavels per bedrijf in plangebied
Gem opp kavel in plangebied
51
2,6
4,8
Op basis van eigendom, regulier pacht en erfpacht
Aantal kavels in plangebied
Gemiddeld aantal kavels per bedrijf in plangebied
Gem opp kavel in plangebied
36
2,1
4,9
Tuinbouw
15
1,9
3,8
8
1,6
3,7
Blijvende Teelt
11
2,8
2,2
10
3,3
2,1
Melkveehouderij
54
3,4
5,1
43
3,3
5,7
Overige Graasdierh.
30
3
4,8
12
1,7
6,9
Hokdierhouderij
30
1,6
3,4
23
1,8
3,8
Combinatiebedrijven
43
2,4
6,5
29
1,9
8
Onbekend
4
1
2,3
2
1
1,3
176
2
5,6
110
1,7
5,1
Totaal/Gemiddeld
Tabel 3: Huidige verkavelingssituatie binnen plangebied
14 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Huisbedrijfskavels Binnen het plangebied zijn 21 bedrijven gevestigd. De overige 75 bedrijven zijn buiten het plangebied gevestigd, maar hebben grond binnen het plangebied in gebruik. In tabel 4 zijn de gegevens vermeld met betrekking tot de huisbedrijfskavels bij de verschillende bedrijfstypen. De gemiddelde oppervlakte van de 6 melkveebedrijven met de huisvestiging binnen het plangebied was 42,6 ha in 2007. De gemiddelde huiskavel van deze bedrijven was 17,4 ha, hetgeen overeenkomt met 41% van de totale bedrijfsoppervlakte. Ideaal is de situatie als de huiskavel van een melkveehouderijbedrijf 70% of meer van de totale oppervlakte bedraagt.
Aantal bedrijven
Gem opp HBK
Akkerbouw
4
13,2
Melkveehouderij
6
17,3
Overige Graasdierh.
2
7,4
Hokdierhouderij
4
4
Bedrijfstype
Combinatiebedrijven
5
15
Gemiddeld
21
12,5
Tabel 4: Gegevens huisbedrijfskavels binnen plangebied
UIt de landbouwkundige analyse blijkt dat het aandeel bedrijven met percentage huiskavel boven de 75% beperkt is. Voor akkerbouw en akkerbouwmatige teelten is een laag percentage huiskavel niet een groot probleem. Bij dit bedrijfstype is de kavelgrootte en vorm belangrijker dan het huiskavel-percentage.
2.2.2 Autonome ontwikkeling Ontwikkeling per sector In 2008 is door Arvalis Advies, in opdracht van de LLTB afdeling Nederweert een toekomstvisie voor de agrarische sector Weert en Nederweert opgesteld: `Ruimte voor gezonde groei`. Bij het beschrijven van de autonome ontwikkelingen is gebruik gemaakt van de gegevens uit deze visie, voor zover betrekking hebbende op de afdeling Nederweert. Hierbij zijn de geschetste ontwikkelingen binnen deze afdeling 1 op 1 overgenomen voor het plangebied. Uit de “Toekomstvisie Nederweert en Weert” worden de volgende ontwikkelingen per sector aangegeven: Plantaardige sectoren: • Het aantal “echte akkerbouwbedrijven” daalt met 50%, met een sterke groei en specialisatie richting de vollegrondstuinbouw . • De vollegrondstuinbouw blijft gelijk door instroom vanuit de akkerbouw. Ook hier verdere groei en specialisatie. Binnen de vollegrondstuinbouw zal meer gebruik gemaakt gaan worden van teeltondersteunende voorzieningen om het teeltseizoen te verlengen. • Bij zowel de akker- als de tuinbouwbedrijven zijn bewegingen richting ver- of bewerking van producten op de locatie (opslag, vermarkting) en het produceren van duurzame energie. Intensieve veehouderij en melkveehouderij: • Door gebrek aan opvolgers en aan doorgroeimogelijkheden op de huidige locatie zal het aantal bedrijven in Nederweert de komende 10 jaar tussen de 25 en 50% dalen. Tevens spelen de aangescherpte welzijnseisen in 2012-2013 een belangrijke rol bij een nieuwe golf van stoppers. Er komen geen nieuwe bedrijven bij. • De omvang van de bedrijven die doorontwikkelen groeit de komende 10 jaar gemiddeld met gemiddeld 35 à 50 % (melkveehouderij) tot 100% (varkenshouderij). • De meeste bedrijven blijven gezinsbedrijven met inzet van een of meerdere werknemers. Samenwerking tussen varkenshouders zal zich voornamelijk richten op de afzet en de bewerking en verwerking van mest. De varkenshouders moeten hierbij zelf de initiatieven opstarten. De overheid kan de ontwikkelingen wel faciliteren • De marktgerichtheid verandert niet veel, de invloed van de markt wel. • De bedrijven houden het liefst al hun dieren op 1 locatie. Op deze manier kan het meest efficiënt gewerkt worden en kunnen moderne technieken het beste worden ingepast. Verbreding: • Het aantal bedrijven dat aan verbreding doet zal gelijk blijven of een lichte stijging laten zien. Er komen wel nieuwe bedrijven met verbreding bij maar omdat een gedeelte van de bedrijven die nu aan verbreding doet aan het uitdrijven zijn zullen er ook bedrijven verdwijnen.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 15
• D eelname aan vergoeding vanuit landschap en natuurbeheer zal afnemen omdat de gangbare agrarische productie door het intensieve karakter in dit gebied meer oplevert. • Er zal een nieuwe vorm van verbreding plaats vinden in de vorm van opwekking van energie en mestbe- en verwerking. • De bedrijven die momenteel verbredingactiviteiten hebben of deze gaan ontwikkelen zullen dan verbreding verder uitbouwen. De verbredingsector zal over het algemeen sterk gaan professionaliseren. • Verder zullen bedrijven die verbreden meerdere verschillende activiteiten ontwikkelen. • De verschillende verbredingactiviteiten zijn zo divers dat het moeilijk is om een algemene toekomstverwachting van de ontwikkelingen te geven. Uit bovenstaande blijkt dat een aanzienlijk deel van de agrarische bedrijven stopt, met name in de gebieden waar sprake is van een sterke verweving tussen woonfuncties en agrarische bedrijvigheid. Ook is te zien dat de groei in de bedrijfsomvang ongeveer 60-70% bedraagt Deze groei is noodzakelijk om te kunnen concurreren en de kostprijs laag te houden.
Milieu aspecten Natuur Het Sarsven en de Banen zijn natuurgebieden die zijn aangewezen in de Natura 2000. Voor alle Natura 2000 gebieden wordt er een beheerplan opgesteld. In het beheerplan worden de activiteiten binnen en buiten het gebied beschreven, die invloed hebben op het natuurgebied. Aan een aantal activiteiten worden randvoorwaarden gesteld. Hierbij zijn water en ammoniak de belangrijkste thema’s. De randvoorwaarden hebben invloed op de mogelijkheden voor de bedrijfsontwikkeling van een aantal bedrijven in de directe omgeving van de natuurgebieden. Water Zonder de uitvoering van het inrichtingsplan zal de uitspraak van de Raad van State, inzake het aanvragen van vergunningen voor de zonder vergunning aangelegde drainage en beregeningsputten in het gebied, leiden tot een groot knelpunt voor de landbouw. In die situatie kan een vergunning alleen verstrekt worden indien op bedrijfsniveau de negatieve gevolgen voor de natuurgebieden worden gecompenseerd. Deze compensatie op bedrijfsniveau is in de praktijk nagenoeg onuitvoerbaar. Gerelateerd hieraan speelt het beleidsvoornemen ten aanzien van het NLP-doelstelling. In november 2005 is het waterschap gestart met het opstellen van het NLP. De resultaten hiervan zijn vastgelegd in een rapportage (`Nieuw Limburgs Peil`). De maatregelen zijn zodanig samengesteld dat deze de grootste natuurwinst opleveren bij de Natura 2000 gebieden. In het plangebied dus bij de natuurgebieden Sarsven en de Banen. De maatregelen uit het NLP, met de daaruit voortvloeiende vernatting, hebben gevolgen voor de landbouw. Deze gevolgen zijn modelmatig berekend.
Het resultaat van deze berekening is vastgelegd in een kaart waaruit onder andere blijkt dat de (grond)waterpeilen in de toekomst zodanig zullen worden ingesteld dat: • een aantal percelen qua waterhuishouding hoogstwaarschijnlijk niet meer past binnen een normale agrarische bedrijfsvoering. Deze percelen zullen in de toekomst alleen geschikt zijn voor natuur of permanent grasland (beheersgebied). Dit betreft ca. 49 ha. landbouwgrond binnen het plangebied. • een aantal percelen zal, als er geen maatregelen worden genomen, zodanig nat worden dat ze in een gemiddeld jaar niet meer geschikt zijn voor gebruik als akkerland, maar alleen geschikt zijn voor grasland. Het betreft een areaal van ca. 90 ha. binnen het plangebied. Ammoniak Het uitbreiden van een bedrijf in de omgeving van een Natura 2000 gebied is momenteel alleen mogelijk indien de ammoniakdepositie niet toeneemt. Hierbij wordt de situatie per geval (bedrijfslokatie) beoordeeld. Er is echter wel een mogelijkheid voor saldering tussen bedrijven waarbij de depositie van een stoppend bedrijf kan worden ingezet voor de uitbreiding van een bestaand bedrijf. Daarbij is de provincie Limburg bezig met het opstellen van een verordening veehouderij en Natura2000. Door deze verordening zal middels een depositiebank de mogelijkheid worden geboden voor de ontwikkeling van veehouderijen indien dit gepaard gaat met een daling van de totale depositie. Gezien de ontwikkeling op dit aspect op regionaal niveau (de verordening en beheerplan) en landelijk niveau (programatische aanpak stikstof) wordt het aspect ammoniak slechts zijdelings meegenomen in dit inrichtingsplan. Er zijn geen concrete maatregelen op dit gebied voorzien.
16 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
2.3 Hydrologie 2.3.1 Huidige situatie Afwatering Het plangebied behoort in zijn geheel tot het stroomgebied van de Tungelroysebeek. De belangrijke waterlopen zijn op de plankaart aangegeven. De Hulssenlossing en haar zijlopen wateren af in westelijke richting naar de Einderbeek, welke buiten het gebied uitmondt in de Leukerbeek. Deze watert af op de Tungelroysebeek. De waterscheiding tussen de natuurgebieden Sarsven en de Banen is met de aanleg van een verbindingssloot in 2009 verdwenen, waardoor beide vensystemen nu afwateren op de Einderbeek. Alle gebieden ten oosten van de Banen, inclusief het Vlakwater, wateren af in oostelijke richting: • De Rietbeek met zijlopen ontwatert de landbouwgronden ten noorden en oosten van De Banen en watert af op de Vissensteert. • Ook de landbouwgronden rondom het natuurgebied de Zoom wateren, via de waterlopen Hollander en Koppen Hurstjens af op de Vissensteert. • De natuurgebieden Groote en Kleine Moost wateren via de waterlopen Eerste Moost en Achterste Moost af op de Roggelsebeek. De Vissensteert mondt ook uit in de Roggelsebeek welke op haar beurt weer een zijlossing is van de Tungelroysebeek. De huidige afwatering is nagenoeg geheel gericht op het landbouwkundig gebruik. Dit geldt zowel voor de dimensionering en het onderhoud van de waterlopen als voor het stuwbeheer en de detailafwatering.
Waterkwaliteit De oppervlaktewaterkwaliteit in het gebied is grofweg te onderscheiden in 2 types: • wateren met inlaat van Maaswater uit de kanalen: dit water is hard, heeft een hoge pH en is sterk belast met nitraat. • wateren zonder inlaat van gebiedsvreemd water: in het algemeen is hierop een landbouwinvloed merkbaar door de hoge belasting met sulfaat en chloride. Door verdroging en oxidatie van veen is ook op veel plaatsen een lage pH (verzuurd water). Opmerkelijk is ook dat met name in de Banen sprake is van interne eutrofiëring als gevolg van de aanwezigheid van ganzen en handhaving van langdurig hoge peilen. De grondwaterkwaliteit varieert behoorlijk: plaatselijk is dit uitermate geschikt voor het gewenste natuurdoeltype (Dalven met isoëtiden). Op deze plaatsen is het water regenwaterachtig. Op andere plaatsen is het water zuur en belast met sulfaat en chloride, soms ook met aluminium. Nieuw Limburgs Peil (NLP) Het NLP is gericht op het halen van het Optimaal Grond- en Oppervlaktewater Regime (OGOR) in de prioritaire en kansrijke natuurgebieden en Vogel- en Habitatgebieden. Het waterschap heeft de volgende maatregelen in het gebied voorzien om het NLP te kunnen halen: • Stand-still ten aanzien van beregening; • Verbrede OWL (Optimale Waterbeheer Landbouw): Een algehele verhoging van de waterpeilen in het oppervlaktewatersysteem (middels stuwen en bodemverhogingen) in combinatie met een gebiedsdekkende toepassing van peilgestuurde drainage; • Interne maatregelen: compartimentering, aanleg kade en peilverhoging door opstuwen of dempen van waterlossingen;
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 17
• L okale maatregelen: een mix van kleinschalige maatregelen rondom de natuurgebieden zoals dempen, omleiden of verondiepen van watergangen en het verminderen van ont- en afwatering in lokale laagtes. In de quick scan maatregelen NLP, uitgebracht door het waterschap, blijkt dat de waterkwaliteit in de natuurgebieden het meest negatief wordt beïnvloed door rechtstreekse instroom van oppervlaktewater. In de kwelgebieden is doorgaans sprake van lokaal grondwater: water dat infiltreert in omliggende hogere (landbouw)gronden kwelt op in de laaggelegen natuurgebieden. Natte natuurgebieden Binnen het plangebied liggen een aantal natuurgebieden die afhankelijk zijn van de waterpeilen en waterkwaliteit in het gebied. Voor een aanduiding en beschrijving van de natuurgebieden zie 2.1.1. In de huidige situatie zijn de grondwaterstanden in het algemeen te laag om de gewenste natuurdoelen in de gebieden te halen. Bovendien is de kwaliteit van het uittredende grondwater niet goed genoeg.
2.3.2 Autonome ontwikkeling In de toekomst zal rekening gehouden moeten worden met klimatologische veranderingen. De neerslag zal grotere extremen vertonen. Als gevolg van temperatuurstijging zal de verdamping toenemen. Aangezien de zomers droger worden, verdroogt er in de zomer en herfst meer natuur. De behoefte aan grond- en oppervlaktewater zal toenemen. Het waterschap heeft reeds enkele grootschalige ontwikkelingen in gang gezet om water langer vast te houden in landbouwgebieden. Zo zijn er in het kader van Optimaal Waterbeheer in de Landbouw (OWL) een groot aantal ‘boerenstuwen’ geplaatst in secundaire en tertiaire waterlopen. Ook heeft het waterschap inmiddels via de Keur het vervangen van bestaande traditionele drainage door peilgestuurde drainage voor 2018 verplicht gesteld. Op deze wijze zal het grondwaterstand in het gebied stijgen, echter niet meer dan tot het punt waar het voor de laaggelegen landbouwgronden problemen gaat opleveren. Doordat het noodzakelijk is om met álle grondgebruikers op vrijwillige basis overeenstemming te bereiken over een oplossing voor de vernatting, zal het in de praktijk lastig zijn om de benodigde grondwaterstandstijgingen te realiseren. Voor het tegengaan van de verdroging in natuurgebieden is plaatselijk meer nodig. Verdrogingsbestrijdingsprojecten komen echter maar langzaam op gang. De oorzaken hiervoor zijn beschreven in 2.1.2.
2.4 Recreatie en toerisme 2.4.1 Huidige situatie
Recreatie binnen het plangebied Sarsven en de Banen is vooral gericht op dagrecreatie. Mensen uit de regio gebruiken het gebied om te wandelen en te fietsen. De recreant wordt vooral aangetrokken door de natuurgebieden en het landschap daar omheen. Recreatie vindt vooral in het weekend plaats. In het plangebied liggen de natuurgebieden het Sarsven, de Banen, Schoorkuilen, de Zoom en de Groote en Kleine Moost. Natuurgebied de Banen is als enige goed toegankelijk. De Banen is met een voetpad (dat onderdeel is van een bewegwijzerde wandelroute) en twee vogelkijklocaties het meest aantrekkelijk voor de bezoeker. Het Sarsven is, ook na de herinrichting in 2009, slechts beperkt toegankelijk. In de Zoom is de toegang verboden. De Groote en Kleine Moost zijn door hoge grondwaterstanden evenmin goed toegankelijk. Schoorkuilen is momenteel in ontwikkeling, de beheerder (Limburgs Landschap) heeft nog niet duidelijk hoe hier straks wordt omgegaan met recreatie. Net buiten het plangebied ligt landgoed ‘t Kruis, een recreatief aantrekkelijk gebied voor wandelen en fietsen. In en rondom het plangebied zijn verschillende attracties te bezoeken die gericht zijn op dagrecreatie. In het openluchtmuseum Eynderhoof is te zien hoe mensen uit de Peel rond 1900 werkten en woonden. Dagcamping de Houtsberg is een natuurlijk dagrecreatieterrein in beheer bij Stichting Limburgs Landschap. Het plangebied is onderdeel van het fietsknooppuntennetwerk. Daarnaast loopt de internationale fietsroute Route Napoleon langs de Noordervaart van Nederweert tot Neuss. Er zijn vier korte bewegwijzerde wandelroutes: de Vierkanalenroute, de Rietbeekroute, de Houtsbergroute en de Schoorroute. Deze routes sluiten op elkaar aan en bieden de mogelijkheid tot het maken van een langere wandeling. In het gebied liggen momenteel enkele ruiter- en menroutes. Gebruik van wandelpaden door ruiters, o.a het onderhoudspad langs de Rietbeek, leidt tot veel ergernis bij wandelaars. Aan de Leveroysedijk ligt een motorcrossbaan. Deze crossbaan is alleen toegankelijk voor leden. De motorcrossbaan ligt op een ongunstige plek vlakbij de beschermde natuurgebieden Sarsven en de Banen. De gemeente Nederweert bekijkt samen met de provincie de mogelijkheden voor het voortbestaan van deze baan op deze locatie. In overleg is een tijdelijke gedoogsituatie overeen gekomen, in afwachting van een definitief standpunt.
2.4.2 Autonome ontwikkeling Er ligt een goede aansluiting op het knooppuntennetwerk voor fietsers. Voor wandelaars liggen verspreid wandelroutes. De natuurgebieden zijn vaak slecht ontsloten voor wandelaars en de aanvullende voorzieningen zijn mondjes maat aanwezig. Door de gemeenten wordt onderzocht hoe de bestaande wandelroutes met elkaar kunnen worden verbonden. Extra routes aanleggen is hierbij geen optie.
18 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Door de Koninklijke Nederlandse Hippische Sportfederatie (KNHS) wordt gewerkt aan een ruiterroute netwerk, waardoor er naar verwachting binnen enkele jaren voldoende mogelijkheden zijn voor ruiters. De belangstelling onder agrariërs voor agrotoerisme neemt toe. De ontwikkeling hiervan is niet goed te sturen, omdat dit afhankelijk is van particulier initiatief. Andersom geldt: goede routestructuren in een gebied scheppen mogelijkheden voor deze initiatieven.
2.5 Archeologie en cultuurhistorie 2.5.1 Huidige situatie Binnen het plangebied zijn enkele tientallen archeologische vindplaatsen bekend. Daarnaast hebben 6 terreinen de status van archeologisch monument. Met name uit dit laatste blijkt al het grote belang van het gebied voor de archeologie. De archeologische resten van jagers-verzamelaars (tot 2000 v.C.) bevinden zich vooral geclusterd op de hogere gebiedsdelen in de directe omgeving van oppervlaktewater. Zoals tussen Sarsven/De Banen en het Vlakwater, ten westen van het Sarsven en rondom de Grote en Kleine Moost. De vondsten betreffen met name concentraties van vuursteenartefacten die op het maaiveld zijn gevonden. De archeologische resten van de landbouwende gemeenschappen (vanaf 2000 v.C. tot nu) liggen vooral op het uitgestrekte ‘dekzandeiland’ van Weert/Nederweert. Een belangrijk archeologisch monument betreft het omvangrijke urnenveld uit de vroege IJzertijd (800-400 v.C.). Dit urnenveld, met kringgreppels en grafheuvels, bevindt zich ten westen van het Sarsven. Ook aan de oostzijde van de Kleine Moost zijn urnenscherven ontdekt, waardoor ook hier een grafheuvel wordt vermoed. Historische landbouwpercelen, de zogenaamde ‘kampen’ en ‘velden’, zijn beschreven in de directe omgeving van de nederzettingen Schoor en Eind (een deel van het Schoorveld en een deel van het Einderveld). Daarnaast lagen er ook enkele kampen in de Braakpeel.
2.5.2 Autonome ontwikkelingen Het huidige beleid is met name gericht op het beschermen van de archeologische en cultuurhistorische waarden. Hierdoor zullen deze waarden niet worden aangetast. Omdat de bescherming vooral is gericht op het voorkómen van opgraven, zullen er ook niet veel nieuwe vondsten worden gedaan. Hierdoor is er weinig aandacht voor dit aspect in het plangebied. Wel zal museum Einderhoof verder aandacht besteden aan de cultuurhistorie van de streek. Daarbij zal er echter weinig verbinding worden gezocht met het buitengebied.
2.6 Ontsluiting en wegen 2.6.1 Huidige situatie Vanuit de gemeenten Nederweert en Leudal is aangegeven dat het huidige wegenpatroon prima op orde is. Bedrijven en woningen zijn prima ontsloten en binnen het plangebied zijn geen plannen ten aanzien van nieuw vestiging van bedrijven of woningen op niet ontsloten locaties. Er is geen behoefte aan extra wegen en/of verbreding van bestaande wegen. Door aankoop van de Schoorkuilen door het Limburgs Landschap heeft een deel van de weg ‘Kwegt’ de huidige functie verloren en kan komen te vervallen.
2.6.2 Autonome ontwikkelingen In de huidige situatie zal voor zover nu bekend geen wijziging komen. Het opheffen van het in 2.6.1. genoemde deel van de Kwegt zal ook zonder integraal plan het formele spoor doorlopen van een wijziging van de wegenlegger.
2.7 Landschap 2.7.1 Huidige situatie: Het betreft een jong ontginningslandschap met, niet meer als zodanig herkenbare, kampen ten zuiden van Eind. Landgoed ’t Kruis kenmerkt zich door een bijzondere landschappelijke blokverkaveling. De robuuste natuurgebieden liggen als snippers in het landschap verspreid. Al met al is het een zeer open agrarisch gebied met verrommelde boerenerven.
2.7.2 Autonome ontwikkeling Nieuwe boerenerven en nieuwbouwplannen bij bestaande bedrijven zijn met streekeigen beplanting ingepast. Door het tegenprestatie-instrument in het bestemmingsplan zie je twee ontwikkelingen ontstaan: het gebied wordt opener door de sloop van boerenschuren. En kleine landschapselementen worden gerealiseerd ten gunste van bijzondere soorten.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 19
3 Visie en doelstellingen 3.1 Algemene visie, streefbeeld Na uitvoering van de planmaatregelen zijn de grond- en oppervlaktewaterpeilen gerealiseerd zoals aangegeven in Nieuw Limburgs Peil. Hiertoe zijn een aantal waterlopen verlegd, zijn binnen de natuurgebieden alle interne hydrologische maatregelen genomen en wordt er in de landbouwgebieden op grote schaal gebruik gemaakt van boerenstuwen en peilgestuurde drainage om water zo lang mogelijk vast te houden. In de extra afvoerpieken die dit met zich mee kan brengen is voorzien in de dimensionering van het systeem van hoofdwaterlopen en het beheer daarvan. Alle nieuwe natuur (EHS) binnen het plangebied is verworven, zodat alle natuurgebieden voldoende robuust zijn om, met het gegeven van de randinvloeden, toch de gestelde natuurdoelen te behalen. Binnen de natuurgebieden is, voor zover er wordt gestreefd naar natte, voedselarme omstandigheden, de bouwvoor afgegraven tot aan het punt waar de fosfaatbelasting voldoet aan de normen. De waterhuishouding rondom de natuurgebieden is zodanig ingericht dat de voorjaarsgrondwaterstanden hoog genoeg zijn en dat er in de zomer ruimte is om de van nature voorkomende daling van grond- en oppervlaktewaterstanden mogelijk te maken. Om uitwisseling van doelsoorten tussen de natuurgebieden mogelijk te maken zijn er verbindingszones aanwezig die zowel qua omvang als qua inrichting en beheer de juiste omstandigheden bieden voor deze doelsoorten. Met name geldt dit voor de verbinding tussen het Vlakwater en de Zoom. De landbouwbedrijven hebben grote kavels, met een goede vorm en ontsluiting. De melkveehouderijen hebben een huiskavel die tenminste 50% van de totale oppervlakte van het bedrijf inneemt. De af- en ontwatering is zodanig dat er in tijden van droogte water wordt vastgehouden, maar dat er in tijden met een neerslagoverschot geen problemen ontstaan met (langdurig) te hoge grondwaterstanden. Door het vasthouden van water leidt het stand-stillbeginsel ten aanzien van beregening niet tot problemen. Door het op grote schaal aanleggen van peilgestuurde drainage, kan er op perceelsniveau maatwerk geleverd worden ten aanzien van de waterhuishouding. In het gebied zijn ruime mogelijkheden voor extensieve vormen van recreatie, door de aanwezigheid van voldoende wandel-, ruiter- en fietsroutes. Alle recreatieve voorzieningen in het gebied, inclusief de voor recreanten aantrekkelijke verbrede landbouwbedrijven, zijn aangesloten op dit routenetwerk. Ook de natuurgebieden zijn toegankelijk, voor zover dit niet leidt tot verstoring van de natuur. Er is een verbinding over de Noordervaart ter hoogte van Stokershorst om een recreatieve verbinding te maken richting de Groote Peel . De archeologisch waardevolle elementen zijn bekend en worden niet bedreigd door ontgravingen, landbouwwerkzaamheden of andere bedreigende activiteiten. De bijzondere archeologische
waarden zijn zichtbaar en toegankelijk gemaakt voor belangstellenden en recreanten. Er is hierbij aansluiting gezocht bij het museum Eynderhoof.
3.2 Natuur De uitwerking voor de natuurdoelstellingen valt uiteen in 3 deelgebieden: • Sarsven en de Banen (met Schoorkuilen); • De Zoom, inclusief de verbindingzone tussen Sarsven en de Banen en de Zoom; • Groote Moost en Kleine Moost.
3.2.1 Visie De visie stoelt op 2 gedachten. Enerzijds het inrichten en beheren van de bestaande en nieuwe natuur op een zodanige wijze dat de omstandigheden optimaal worden voor de gewenste natuurdoeltypen. Anderzijds buiten de natuurgebieden voldoende uitwisselingsmogelijkheden waarborgen. Dit kan door het in stand houden van landschapselementen en ecologische verbindingen, maar ook door het aanleggen van nieuwe ecologische verbindingen. Zeldzame vegetatietypen in Nederland zijn vaak gebonden aan schrale en natte omstandigheden. Binnen het plangebied geldt dit zeker voor de lage delen aan de randen van de Peelrestanten. De vernatting wordt deels bereikt door maatregelen aan het watersysteem, deels door het verlagen van het maaiveld. De verschraling kan worden bereikt door maai- of begrazingsbeheer, maar met de, door decennialange bemesting fosfaatverzadigde gronden in deze regio kan dat tientallen jaren duren. Voor het beschermen van zeldzame soorten duurt dit te lang. Daarom zal er vaak worden gekozen voor verschraling middels afgraven van de rijke toplaag. Sarsven en de Banen In het Stimuleringsplan worden vooral natuurdoelen genoemd die voorkomen op natte, voedselarme, zure tot zwakgebufferde plekken, zoals Kleine Zeggengrasland, Kleine Zeggenmoers, Elzenbroekbos en natte heide. Op de drogere delen wordt gestreefd naar Berken-Zomereikenbos en droge heide. Het belangrijkste vegetatietype dat hier wordt nagestreefd is het Oeverkruidverbond. Dit is een zeldzame vegetatie, ten dele reeds goed ontwikkeld aanwezig, die afhankelijk is van zwak gebufferd water. Hierdoor is het afhankelijk van regenwater, aangevuld met enigszins verrijkt grondwater. Groote Moost en Kleine Moost In het Stimuleringsplan worden vooral natuurdoelen genoemd die voorkomen op natte, voedselarme, zure tot zwakgebufferde plekken. Het verschil met het gebied rondom Sarsven en de Banen is dat rondom de Groote en Kleine Moost meer nattere bostypen
20 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
ontwikkeld moeten worden (Berkenbroekbos, Wilgenstruweel) en ook wordt gestreefd naar permanent water (voedselarme plas). De Zoom Voor het natuurgebied de Zoom wordt blijkens het Stimuleringsplan gestreefd naar hoogveenherstel. Volgens de beheerder Staatsbosbeheer is het niet mogelijk om dit ook daadwerkelijk te halen, gezien de hydrologische situatie. Aan de provincie zal worden meegedeeld dat ook na uitvoering van het inrichtingsplan Sarsven en de Banen de ontwikkeling van een natte heide vegetatie het hoogst haalbare is. Ecologische Verbindingszone Vlakwater-de Zoom Het gebied wordt onder meer gekenmerkt door een parelsnoer van losliggende natuurgebieden. Deze natuurgebieden zijn onderling slecht met elkaar verbonden. Hierdoor is de kans op uitsterven van geïsoleerde populaties zeer groot zoals recent is gebeurd met het Gentiaanblauwtje. Met name tussen de natuurgebieden Vlakwater/Leveroyse Dijk en de Zoom is er sprake van een grote barrière in de vorm van ruim 2 kilometer lengte aan intensieve landbouw. De Zoom ligt mede hierdoor nu als een eiland in het intensieve landbouwgebied. Uitwisseling van soorten van vochtige heide maar ook soorten gebonden aan vochtige bosranden of beekdalen is onmogelijk. In de Zoom bevinden zich nu nog populaties van Spiegeldikkopje en Bont dikkopje: deze zijn nu vrijwel geïsoleerd van andere populaties. Door een verbindingszone aan te leggen tussen Sarsven en Banen, Schoorkuilen, Roeventerpeel richting Swartbroek, kan het leefgebied van deze soorten flink worden uitgebreid. Ook Heideblauwtje en Levendbarende hagedis, maar ook de Das, kunnen van zo’n verbindingszone profiteren. Om voor bovengenoemde soorten te kunnen functioneren bestaat het natuurdoeltype dat nagestreefd moet worden voor de verbindingszone uit een combinatie van bosranden, vochtige ruigte en vochtige heide. De meest logische plek voor de verbindingszone ligt langs de Vissensteert. Door zijn verdiepte ligging is het langs de beek eenvoudiger om natte schrale natuurdoeltypen aan te leggen dan op hoger gelegen drogere gebieden. Momenteel ontbreken de middelen om een aaneensluitende verbindingszone voor deze soorten aan te leggen tussen de Zoom en het Vlakwater. Wel bestaat de mogelijkheid om een stapsteen aan te leggen met het juiste biotoop ter hoogte van de Leegde. De onderlinge afstand tussen de verschillende gebieden wordt hierdoor flink verkleind. In combinatie met de ruigte langs de Vissensteert kunnen soorten als Das, Levendbarende hagedis en Bont dikkopje waarschijnlijk wel vanuit De Zoom naar het stukje natte heide ten noorden van de motorcrossbaan migreren. Echter een soort als het Gentiaanblauwtje maar ook Heikikker zullen het tussenliggende landbouwgebied niet kunnen oversteken. Hiervoor is (op termijn) een doorgaande verbindingszone nodig.
3.2.2 Kansen • A lle natuurgebieden in het plangebied zijn in meer of mindere mate verdroogd. Als de peilen uit het Nieuw Limburgs Peil worden gerealiseerd, zullen de grondwaterstanden voor een groter deel voldoen aan de gewenste omstandigheden voor de natte natuurgebieden. • Door verwerving en inrichting van nieuwe natuur, aangevuld met interne maatregelen binnen de bestaande natuurgebieden, zullen de gewenste natuurdoelen in de Schoorkuilen, Sarsven, de Banen, Vlakwater, De Zoom, Groote Moost en Kleine Moost voor een groot deel behaald kunnen worden. • De aanleg van peilgestuurde drainage op landbouwpercelen zorgt voor minder uitspoeling van meststoffen uit deze landbouwpercelen (theoretische aanname: onderzoek hiervoor loopt nog). • Indien er verbindingszones voor enkele kwetsbare soorten worden aangelegd tussen de diverse natte natuurgebieden, is er een grote kans op handhaving van een stabiele, genetisch gezonde, populatie van deze soorten (denk hierbij aan soorten als Bont Dikkopje, Spiegeldikkopje en Gentiaanblauwtje). • Het verwijderen van de voedselrijke bovenlaag uit de nieuwe natuurgebieden kan op een kosteneffectieve manier gebeuren door de vrijkomende grond te verwerken op laaggelegen landbouwpercelen in de omgeving (werk met werk).
3.2.3 Knelpunten • H et is met de huidige regels en regelingen buitengewoon lastig om meer te doen dan de (landelijk) generieke maatregelen om de waterkwaliteit noemenswaardig te verbeteren. • Bij het aanleggen van natte verbindingszones stuit je al snel op de huiskavelproblematiek van de landbouw en/of tussenliggende hogere gebieden die een barrière kunnen vormen voor soorten die zijn gebonden aan natte omstandigheden. Hierdoor is het lastig om een aaneensluitende natte verbindingszone te realiseren. • Het Nieuw Limburgs Peil heeft als randvoorwaarde dat er een pakket maatregelen wordt uitgevoerd dat qua maatregelen en (financiële) consequenties in totaal haalbaar en betaalbaar wordt geacht. Dit betekent dat ook bij een 100% realisatie van het NLP nog niet alle natuurdoelen worden behaald. • In het plan is een grote oppervlakte te ontgraven gronden voorzien. Vooralsnog is hier alleen gekeken naar de wensen vanuit de natuur. Bij de uitwerking van de maatregelen op perceelsniveau moet ook worden gekeken naar aspecten als archeologie, cultuurhistorie, landschap en geomorfologie. De chemische bodemkwaliteit kan in het geval van verontreinigingen remmend werken op het proces. Door het opstellen van een bodemkwaliteitskaart voor het plangebied kan deze remmende werking grotendeels ondervangen worden.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 21
3.3 Landbouw 3.3.1 Visie
3.3.2 Kansen
De ontwikkelingen in de landbouw gaan onverminderd hard door. De inkomenssteun van de EU neemt af, waardoor de marges waarschijnlijk kleiner worden. Dit betekent dat de kostprijs nog verder omlaag moet. Hiertoe is een grotere arbeidsproduktiviteit benodigd. Zo vragen bijvoorbeeld grotere machines om grotere kavels, terwijl voor arbeidsintensieve teelten de kavelafstand bepalend is. De intensivering en schaalvergroting vraagt ook om planologische ruimte voor de ontwikkeling van bedrijven. De landbouw zal zich nadrukkelijker presenteren als beheerder van natuurgebieden: mogelijk als een nieuwe terreinbeherende organisatie. Spuit- en mestvrije zones worden gecombineerd met onderhoudspaden langs waterlopen of via gesubsidieerde bloemrijke akkerranden. Er is sprake van flexibiliteit bij de aanwijzing van natuur. Bij de begrenzing van EHS wordt rekening gehouden met de kwaliteit van de grond. Bij aanwijzing van nieuwe natuur gaat vanuit de landbouw de voorkeur uit naar marginale landbouwgronden.
• I ndien de grondwaterstanden stijgen tot het in het Nieuw Limburgs Peil beschreven haalbare en betaalbare niveau, zullen de drainage en beregeningsputten die er nu liggen worden gelegaliseerd. • Verbetering van de verkaveling van landbouwbedrijven is een uitgesproken mogelijkheid om de sector perspectief te bieden. Het gaat daarbij om vermindering van het aantal kavels per bedrijf, vergroting van de huiskavel, verbetering van de perceelsvormen en verbetering van de ontsluiting. Door een (wettelijke) herverkaveling zijn er mogelijkheden om losse percelen samen te voegen, de vorm en/of ontsluiting te verbeteren of de percelen dichter bij de bedrijfsgebouwen te situeren. • Herverkaveling biedt een goede kans om veldkavels uit te ruilen uit gebieden waar een bepaalde vorm van landbouw niet gewenst is of waar de agrariër geen uitbreidingsmogelijkheden heeft. • Grootschalige aanleg van peilgestuurde drainage geeft mogelijkheden voor een sturing van de grondwaterstanden op perceelsniveau, waardoor zowel wateroverlast als watertekorten in de toekomst minder voor zullen komen. Door de uitvoering van een integraal plan komen hiervoor financiële middelen beschikbaar. • Realisatie van de natuurdoelen (EHS) en de waterdoelen (NLP) in het gebied levert voor de landbouw duidelijkheid op. • Door de wettelijke aanpak zijn er financiële middelen beschikbaar voor herverkaveling en de hierbij behorende kavelaanvaardingswerken. • De watermaatregelen ten behoeve van de natuur zorgen voor vernatting van laaggelegen landbouwpercelen en daarmee plaatselijk voor verminderde gebruiksmogelijkheden. Bij een integrale aanpak kan compensatie hiervan plaatsvinden doordat er bij het graven van waterlopen en bij het inrichten van natuurgebied veel (boven-)grond beschikbaar komt waarmee laaggelegen landbouwgronden op een betaalbare manier kunnen worden opgehoogd (werk met werk). Hierbij zijn wellicht ook mogelijkheden om de bodemopbouw te verbeteren.
In het algemeen zijn de volgende wensen ten aanzien van de kavels en de verkaveling te formuleren: • zo groot mogelijke huiskavel: met name belangrijk voor melkveehouderij, paardenhouderij en boom-, en sierteelt. • zo groot mogelijke veldkavels: variërend van 5 ha. voor intensieve tuinbouw en boom- en fruitteelt tot minimaal 10 ha. voor akkerbouw en melkveehouderij. Kavels zijn voorzien van een beregeningsput. Voordeel bij huiskavels is dat men over het algemeen elektrisch kan beregenen. • qua ontwatering, vorm en vlakligging zijn de percelen optimaal bruikbaar voor de landbouw. • ruimte voor (tijdelijke) teeltondersteunende voorzieningen. • geen schaduwwerking van nieuwe natuur of natuurlijke ontwikkelingen.
22 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
3.3.3 Knelpunten • H et plangebied is vrij klein gehouden om de snelheid in het project te houden. Dit beperkt de mogelijkheden voor de herverkaveling. • Ten gevolge van de waterhuishoudkundige maatregelen krijgt een aantal percelen beperkingen op de gebruiksmogelijkheden. In het licht van de schaalvergroting in de landbouw, en tevens rekening houdend met de tendens om melkvee meer binnen te houden, blijken deze percelen moeilijk in te passen in een moderne bedrijfsvoering. Volgens de Wilg (Wet Inrichting landelijk gebied) hebben grondeigenaren bij de toedeling recht op grond van gelijke aard en hoedanigheid ten opzichte van de inbreng. Binnen het gebied zijn er een aantal belemmeringen voor de uitruilbaarheid van de gronden. Dit zijn de ontsluiting (er is sprake van een grote variatie), de huiskavels, de grondsoort (plaatselijke leemlagen en veenresten) en de waterhuishouding. Met name voor dit laatste aspect hebben de maatregelen uit het NLP invloed. Mogelijk nemen de gebruiksmogelijkheden van enkele percelen af. Via herverkaveling kan gestreefd worden naar toedeling aan het bedrijfstype dat het beste past binnen de hydrologische omstandigheden van deze percelen
3.4 Waterhuishouding 3.4.1 Visie Het watersysteem is zodanig ingericht dat alle functies in het gebied zo optimaal mogelijk worden bediend, zowel vanuit kwantitatief als kwalitatief oogpunt. De agrarische gronden hebben in de toekomst een ontwatering die nog meer is afgestemd op het grondgebruik. Er is vanuit de landbouw draagvlak voor het, door het waterschap per 2018 verplicht gestelde, peilgestuurd maken van alle drainage. Hiermee kan de ontwatering op perceelsniveau worden gestuurd. Als randvoorwaarde wordt gesteld dat er ruimte is voor maatwerk, rekening houdend met de hoeveelheid neerslag. Bovendien moet de afwatering via het slotenstelsel worden gegarandeerd. De agrariërs kunnen het peil van hun drainage en van de stuwtjes in de kleinere sloten (de zogenaamde ´boerenstuwtjes`) zelf instellen, binnen de grenzen die de Keur van het waterschap hieraan stelt. Op deze wijze hoeft er minder beregend te worden. Dit zorgt voor economische en milieuwinst. Rondom de (prioritair verdroogde) natuurgebieden is het waterpeil afgestemd op de natuurwaarden, waarbij de mate waarin dat gebeurt (i.c. afweging natuurbelang en landbouwbelang) wordt bepaald door het Nieuw Limburgs Peil. Er is een scheiding aangebracht van waterstromen. Het water afkomstig uit de stedelijke gebieden en van landbouwpercelen wordt zo veel mogelijk ter plekke vastgehouden. Het water dat wel tot afstroming komt wordt om de natuurgebieden heen geleid. Binnen de natuurgebieden wordt het gebiedseigen water
vastgehouden. Het water dat hier tot afstroming komt wordt via een apart stelsel van waterloopjes doorgevoerd naar het volgende natte natuurgebied.
3.4.2 Kansen Het project biedt een uitgelezen kans om de maatregelen uit het Nieuw Limburgs Peil met een grote zekerheid uit te kunnen voeren. Met name door de toepassing van de Wilg, met mogelijkheden voor het toewijzen van gronden, kunnen gronden die noodzakelijk zijn voor het verleggen van waterlopen en/of voor de verwerving van hydrologische knelpunten, onafhankelijk van de vrijwillige medewerking van de huidige eigenaar ter beschikking komen. Er is zo een grote kans op 100% doelrealisatie. Andere kansen zijn: • Doordat een aantal waterlopen opnieuw of gewijzigd wordt aangelegd, biedt het plan mogelijkheden om deze afwatering aan te passen aan de huidige/ toekomstige wensen vanuit de landbouw. • De integrale aanpak, met gelijktijdige verwerving van de nieuwe natuur, geeft mogelijkheden voor een optimale peilopzet. Zo kan er in één keer invulling worden gegeven aan het optimale waterpeil, dat is gebaseerd op de functies in het gebied. • Door de bij de herverkaveling behorende kavelaanvaardingswerken is het in een aantal gevallen mogelijk om gesubsidieerd peilgestuurde drainage aan te leggen. • Het is mogelijk om percelen via herverkaveling toe te delen aan het bedrijfstype dat het beste past binnen de hydrologische omstandigheden van deze percelen. • Het herstellen van het watersysteem en de verdrogingsgevoelige natuurgebieden.
3.4.3 Knelpunten • De inlaat van gebiedsvreemd (Maas)water uit de kanalen zorgt plaatselijk voor een hoge hardheid van het water en een belasting met nitraat. Stopzetten van de inlaat heeft echter gevolgen voor de watervoerendheid van waterlopen en zorgt ook in enkele gevallen voor verdroging van natuurgebieden. • Door de in het plan opgenomen waterconserveringsmaatregelen zal de grondwaterstand in de toekomst permanent op een hoger niveau worden gehouden en is er minder regenwaterberging mogelijk in de bodem. Dit betekent dat er sneller sprake zal zijn van wateroverlast. Dit kan in de praktijk voorkomen worden door hier met het verlagen van de detailontwatering (stuwpeilen, drainage) snel op in te spelen. Dan zal de verminderde waterbergingsmogelijkheid echter leiden tot grotere afvoeren in de sloten en beken. Bij het huidige maaibeleid, dat met het oog op vergroting van de natuurwaarden is geèxtensiveerd, kan dit plaatselijk tot problemen leiden. • De waterlopen die in de toekomst moeten zorgen voor de afwatering vanuit het Vlakwater naar de Leveroysebeek moeten aangepast worden. Deze liggen nu nog buiten het plangebied. Vooralsnog wordt er van uitgegaan dat de benodigde grond voor de beekverbreding op vrijwillige basis kan worden verworven. Als dat niet tijdig lukt, zal de benodigde strook
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 23
alsnog als toewijzing in het plan worden opgenomen. Deze beekverbreding is namelijk een cruciale maatregel voor het bereiken van de projectdoelstellingen. • Een ander aspect is het grondgebruik. Anders dan jaren geleden is er nauwelijks nog sprake van blijvend grasland. Als percelen in de toekomst een ontwatering op graslandniveau krijgen, zijn ze niet meer zonder meer inpasbaar in een rundveehouderij. De uitruilbaarheid van deze percelen in de herverkaveling kan een probleem gaan vormen. • Het huidige ecologisch onderhoud van de beken zorgt hier en daar voor wateroverlastproblemen bij hevige buien of perioden met langdurige neerslag.
3.5 Recreatie en toerisme 3.5.1 Visie Recreatie in het plangebied Sarsven en de Banen is vooral gericht op dagjesmensen die het gebied bezoeken om te wandelen of te fietsen. De natuurgebieden Sarsven en de Banen en Schoorkuilen zijn de belangrijkste publiektrekkers. In Sarsven en de Banen moet echter terughoudend om worden gegaan met recreatie om de kwetsbare natuur te beschermen. Dit wordt bereikt door een zonering toe te passen. Door gebruik van gemarkeerde routes en vogelobservatiepunten kan de bezoeker de natuur beleven, maar blijft de rust rondom kwetsbare natuurgebieden gehandhaafd. Rondom de natuurgebieden liggen museum Eynderhoof en diverse horecaondernemingen. Natuurgebieden, museum en horeca zijn onderling verbonden door een netwerk van bewegwijzerde wandel- en fietspaden. De barrières die worden gevormd door de Noordervaart zijn opgeheven door middel van een voetbrug of fietsveer. Meerdere informatiepunten (bv. Eynderhoof, de dagcamping Houtsberg en de ijsboerderij) vormen een spil in het gebied. Vanaf deze punten starten wandel- en fietsroutes en kan achtergrondinformatie worden tentoongesteld over hoe het landschap er oorspronkelijk uitzag, over de eerste bewoners en over hoe het gebied is ontgonnen. Door middel van informatieborden en foldermateriaal krijgt de bezoeker niet alleen informatie over wat er in het gebied te zien is, maar krijgt ook een overzicht van alle bezienswaardigheden en horeca in de directe omgeving. Bij de Leemkuilen is een nieuw stukje belevingsnatuur ontwikkeld. Hier kunnen diverse doelgroepen (o.a. mindervaliden) genieten van de natuur.
3.5.2 Kansen Tijdens gesprekken met recreatieondernemers, de gemeenten en andere belangenvertegenwoordigers in het gebied zijn een aantal gewenste ontwikkelingen genoemd, die een positief effect hebben op de betekenis voor recreatie en toerisme in het plangebied. Bij de navolgende gewenste ontwikkelingen kan het integraal project een rol spelen, door via herverkaveling ruimte te bieden of door het uitvoeren van concrete uitvoeringsmaatregelen: • ontwikkelen van dagcamping de Houtsberg als natuurspeeltuin. • recreatieroutes beter afstemmen op lokale horeca/attracties.
• o ntwikkelen van het knopenlopen. • ontwikkelen van thematische wandelroutes binnen het knopenlopennetwerk. • recreatief ontsluiten van het nieuwe natuurgebied Schoorkuilen. • aansluiting van routestructuren op de mogelijk aan te leggen fietsverbinding over de Noordervaart. • routenetwerken koppelen aan bestaande grotere netwerken of via andere projecten op te zetten netwerken.
3.5.3 Knelpunten Door belangentegenstellingen en beperkingen in de infrastructuur of door de wijzigingen van de waterhuishouding, zijn reeds bij voorbaat een aantal knelpunten te benoemen: • Vanwege het natuurbelang en de status van een aantal natuurgebieden is recreatief medegebruik niet overal mogelijk; • De Noordervaart en de N275 vormen voor fietsers en wandelaars een groot obstakel. De dichtstbijzijnde oversteekpunten liggen voor een voetganger erg ver uit elkaar, waardoor het gebied voor deze doelgroep minder interessant is. De realisatie van een brug is al een relatief grote kostenpost, waarbij dan tegelijkertijd ook nog een kostbare overgang over de drukke weg langs het kanaal gerealiseerd moet worden; • De drukke verkeersweg Houtsberg loopt dwars door het gebied. Erlangs ligt een fietspad, maar het oversteken van deze weg is niet ongevaarlijk.
24 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
3.6 Archeologie en cultuurhistorie 3.6.1 Visie De belangrijkste doelstelling is het behoud van het huidige erfgoed. Dit betekent dat archeologische monumenten en bekende vindplaatsen in principe niet verstoord moeten worden, o.a. door graafwerkzaamheden. Ditzelfde geldt in principe voor de gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde, zij het dat hier door aanvullend onderzoek de verwachtingswaarde van bepaalde gebieden wellicht naar beneden kan worden bijgesteld. Om de bewoners en bezoekers van het natuurgebied meer bekend te maken met de archeologische waarden in het gebied is het ook belangrijk dat er aandacht wordt besteed aan het zichtbaar maken van de bewoningsgeschiedenis van het gebied. Dit kan o.a. middels informatiepanelen of door het terugbrengen van historische landschapselementen.
3.6.3 Knelpunten Vanuit de wetenschap van de archeologie wordt ernaar gestreefd om archeologische resten niet te verstoren, omdat dit de archeologische betekenis van een vindplaats sterk kan reduceren. Dit betekent dat er regels gelden voor het verstoren van de bodem op locaties met een hoge archeologische verwachtingswaarde en ter plaatse van archeologische monumenten. De grootste verstoring treedt op bij (grootschalige) graafwerkzaamheden. Concreet betekent dit dat bodemingrepen dieper dan de bouwvoor (ca. 30 cm –mv) in gebieden met een hoge archeologische verwachtingswaarde zoveel mogelijk moet worden voorkómen. Indien een dergelijke ingreep toch moet plaatsvinden is archeologisch vervolgonderzoek nodig. Het bovenstaande zorgt voor beperkingen bij de inrichting van het gebied. Bij o.a. ontgravingen in natuurgebieden, egalisatiewerkzaamheden op landbouwgronden of het graven van nieuwe watergangen kan archeologie een beperkende factor zijn of sterk kostenverhogend werken. Dit laatste kan negatief doorwerken op het rendement van bepaalde ingrepen.
3.6.2 Kansen Kansen op toekomstige archeologische vondsten De archeologische verwachtingen voor vindplaatsen van jagerverzamelaars zijn hoog voor de gebieden die op de overgang van open water naar hoger gelegen gronden liggen (gebieden met Gt II tot Gt V). Met name in de natte (en dus zuurstofloze) milieus zijn er ook goede kansen voor het vinden van goed geconserveerd organisch materiaal, zoals pollen en macroresten. Te denken valt hierbij aan resten van kampementen, resten van eendenkooien en jachtattributen als fuiken en pijlpunten en resten van voorden, bruggen of knuppelpaden. De hoge archeologische verwachtingen voor vindplaatsen op het eigendom van landbouwers bevinden zich vooral op de in het gebied voorkomende enkeerdgronden, lemige veldpodzolgronden en lemige vorstvaaggronden. Kansen door het zichtbaar maken van de archeologie en cultuurhistorie Het zichtbaar maken van de archeologie en cultuurhistorie draagt bij aan het versterken van de eigen identiteit van het gebied voor de bewoners, maar biedt ook een uitgelezen mogelijkheid om het gebied vanuit recreatief oogpunt aantrekkelijker te maken. Met name de vele kampementen uit de Steentijd en het grote urnenveld uit de IJzertijd zijn aansprekende monumenten. Door middel van informatiepanelen kunnen recreanten worden gewezen op de archeologische rijkdom. Verwijzingen naar Eynderhoof, waarin reconstructies te zien zijn van beide vindplaatsen, kunnen weer bijdragen aan de bekendheid van dit streekmuseum. Ook het zichtbaar maken van de oude landbouwstructuren, o.a. middels het aanbrengen van lijnvormige elementen als slootjes, houtwallen of heggen, kan bijdragen aan het zichtbaar maken van de cultuurhistorie van het gebied. De historisch bekende kampen, velden en oude graslanden zijn hiervoor geschikte gebieden.
3.7 Ontsluiting en wegen 3.7.1 Visie Het huidige wegenstelsel voldoet in hoofdlijnen aan de wensen in het gebied. Alle landbouwpercelen zijn bereikbaar via een openbare of private weg. Dit geldt ook na de herverkaveling. Wegen die door de herverkaveling overbodig worden, zijn tijdens de uitvoering opgebroken en in cultuur gebracht en aan de openbaarheid onttrokken.
3.7.2 Kansen Omdat er vanuit de gemeenten geen behoefte bestaat aan het verbreden van wegen is de meerwaarde van het project alleen gelegen in het plaatselijk aanpassen van de ontsluiting van landbouwkavels, mits de herverkaveling daartoe aanleiding geeft.
3.7.3 Knelpunten • Het is mogelijk dat er door de herverkaveling enkele percelen minder goed of niet meer bereikbaar worden. Of dit het geval is en welke wegen dat zijn wordt pas ten tijde van de toedeling duidelijk. Dit betekent dat dit een onzekere factor blijft. • Dezelfde onzekerheid geldt voor verlegde opritten naar percelen. Er kunnen problemen ontstaan met de draaicirkels bij de steeds groter wordende landbouwmachines.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 25
3.8 Landschap 3.8.1 Visie
Tenslotte kunnen een aantal zichtlijnen verkregen worden door het verwijderen van bomen langs het kanaal Wessem-Nederweert.
Als algemene visie wordt aangehouden dat het karakter en de identiteit van de onderscheiden landschapstypen dient te worden behouden dan wel te worden versterkt door een kwaliteitsimpuls. Het landschap is altijd dynamisch geweest en zal dit ook blijven, aangepast aan de maatschappelijke behoefte der tijd. Enerzijds vragen veranderingen in de landbouw om nieuwe condities, terwijl anderzijds het buitengebied in toenemende mate een “groene ruimte” wordt waarin de functies wonen, werken, landschap, natuur en recreatie nauw verweven zijn. De uitdaging is ervoor te zorgen dat deze functies elkaar versterken, zodat de economische vitaliteit, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van het platteland behouden blijft. (zie bijlage 1)
Accentueren lijnvormige elementen Door de aanleg van een aantal coulissen in het landschap blijven de bestaande lanen zichtbaar. Deze coulissen kunnen gerealiseerd worden door het uitdunnen van bestaande bomenrijen. Het effect hiervan is dat de openheid in het gebied toeneemt en men vanaf een afstand kan zien waar een openbare weg loopt De Vissensteert loopt als een blauwe ader door het landschap. Met een passende beplanting zou deze meer zichtbaar gemaakt kunnen worden. Door het onderhoud aan de Vissensteert aan te passen kan aan de oevers van de beek een bloem- of kruidenrijke strook ontstaan.
3.8.2 Kansen Het landschap binnen Sarsven en de Banen kan door de onderstaande ingrepen worden versterkt: Vergroten openheid gebied Om de openheid tussen de Moosten en de Banen te vergroten is het van belang om vrijkomende agrarische bebouwing op te ruimen. Hierbij kan gedacht worden aan het opruimen van vervallen melkstalletjes of vrijgekomen stallen. Door het ontwikkelen van stimuleringsregelingen voor sloop kan hier invulling aan gegeven worden. Daarnaast dient het beleid van de gemeente Leudal en Nederweert erop gericht te zijn de bestaande laanbeplanting aan de Kruisstraat, Houtsberg, Banendijk en Leveroijsedijk uit te dunnen. De afstand tussen de bomen onderling wordt vergroot naar 50 meter. Hierdoor ontstaan meer doorkijkjes naar de openheid van het landschap, het zogenaamde coulisselandschap. Het Vlakwater is en blijft in landbouwkundig gebruik. De karakteristieke openheid van het Vlakwater dient behouden te blijven.
Versterken kampenstructuur De westzijde van het Sarsven kenmerkte zich vroeger vooral door de aanwezigheid van kampen. Deze kampen worden door de aanplant van hagen of elzensingels hersteld. Door in de inrichting en het beheer van de natuurgebieden te voorzien in kleine graanveldjes en hakhoutbosjes aan te leggen kan de kleinschaligheid van deze kampenstructuur nog meer worden benadrukt. Aardkundige waarden behouden Op de landbouwgronden welke tussen het Sarsven en de Banen liggen dienen oorspronkelijke gradiënten in het landschap behouden te blijven. Door deze vooraf in beeld te brengen kan hierbij met de werkzaamheden in het gebied rekening worden gehouden. Stimuleren lokale beplanting Het stimuleren van lokale beplanting kan gerealiseerd worden door op bedrijfsniveau erven te beplanten met streekeigen plantmateriaal. Daarnaast kan om de dorpskern van NederweertEind heen een groene dorpsrand met bijvoorbeeld boomgaarden
26 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
aangelegd worden. Op landbouwgronden, bij voorkeur rondom natuurgebieden, kan agrarisch natuurbeheer een waardevolle toevoeging betekenen voor natuur en landschap. Door een adequate vergoeding kan een ondernemer gestimuleerd worden om de akkerranden van een perceel spontaan te laten ontwikkelen. Op deze manier ontstaan er bloem- of kruidenrijke akkerranden. Om bovenstaande activiteiten te kunnen financieren zijn diverse partijen aan het onderzoeken of er een landschapsfonds kan worden ingesteld. De gemeente onderzoekt dit in het kader van de structuurvisie buitengebied. Ook de Provincie Limburg is momenteel bezig met het ontwikkelen van een landschapsfonds. Dit fonds zal zich richten op het stimuleren van aan te leggen en te beheren landschapselementen op particuliere gronden, de groen- blauwe diensten. Zie hiertoe ook 4.6.
3.8.3 Knelpunten De meest in het oog springende knelpunten zijn: • het betreft vaak particulier eigendom waardoor je afhankelijk bent van vrijwilligheid; • beschaduwing van naastgelegen landbouwgronden. Dit speelt met name bij opgaande beplanting een rol; • De financiering voor landschapontwikkeling is zeer gering • Het mogelijk ontbreken van maatschappelijk draagvlak voor zowel het planten als het rooien van bomen • beheer en onderhoud van de landschapselementen. Hierbij zullen met name de gemeenten, maar ook het waterschap uitdrukkelijk in beeld komen. Gezien de beperkte financiële middelen zal hierbij kritisch gekeken moeten worden naar onderhoudsvriendelijke elementen. Nieuwe voorzieningen zullen een duidelijke meerwaarde moeten hebben op het bestaande landschap, met waar mogelijk ook een recreatieve meerwaarde.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 27
4 Inrichtingsmaatregelen De begeleidingsgroep Sarsven en de Banen heeft als taak gekregen de wettelijke herverkaveling voor te bereiden. Als basis dient de in oktober 2007 goedgekeurde ‘projectnota integrale gebiedsuitwerking Sarsven en de Banen’. Hierin zijn de projectdoelen geformuleerd. Om deze projectdoelen in de praktijk te kunnen halen moet er een aantal maatregelen worden uitgevoerd. Deze bestaan enerzijds uit het verwerven van de benodigde gronden, anderzijds door het uitvoeren van fysieke uitvoeringsmaatregelen. In dit hoofdstuk worden beide zo concreet mogelijk beschreven.
4.1 Natuur De belangrijkste doelstelling voor natuur is de realisatie van de Ecologische hoofdstructuur (EHS) en behoud en ontwikkeling van de natuurwaarden. Per natuurgebied is aangegeven welke wijzigingen er zijn in de ligging van de nieuwe natuur (EHS) ten opzichte van het Provinciaal Natuurbeheerplan Limburg, welke beleidsmatige doelstellingen en potenties er liggen en worden de benodigde maatregelen genoemd. Naast de per gebied genoemde maatregelen zullen er ook enkele generieke maatregelen in het gebied worden uitgevoerd. De voornaamste is het vervangen van een traditioneel drainagesysteem door een peilgestuurde drainage op percelen die liggen binnen de invloedszone van de verdrogingsgevoelige natuurgebieden en waarvan de huidige drainage een significant negatief effect heeft op de waterpeilen in bedoelde natuurgebieden. Om op afzienbare termijn schrale omstandigheden te creëren, zal er in de nieuwe natuurgebieden vaak worden gekozen voor verschraling middels afgraven van de rijke toplaag. Er zijn nog geen exacte gegevens bekend van de diepte waarop de fosfaatgehaltes laag genoeg zijn voor het ontwikkelen van schrale natuurdoeltypen. Om te komen tot een inschatting van de vrijkomende hoeveelheden grond is aangenomen dat bij een gemiddelde ontgravingsdiepte van 40 cm de fosfaatverzadigde grond is weggenomen. Daar waar de aanwezigheid van fosfaat de onderscheidende factor is voor de diepte van de ontgraving, moet er voordat de terreinen definitief worden ingericht een fosfaatonderzoek plaatsvinden.
4.1.1 Sarsven Voor het gehele natuurgebied Sarsven wordt gestreefd naar een voedselarm, zwakgebufferd vensysteem. Om dit te kunnen realiseren is het noodzakelijk dat de laaggelegen gronden (de venoevers) worden verworven. De inrichting en het beheer van de naastliggende gronden, voor zover van belang als inzijggebied en aangewezen als EHS, moet gericht zijn op verschraling om vanuit die gebieden eutrofiëring van het ven te voorkómen. Het Sarsven is in 2009 reeds door het Limburgs Landschap opgeschoond. Er zijn in het plan dan ook geen verdere inrichtingsmaatregelen voorzien in het natuurgebied. Wel zal de EHS rondom het natuurgebied waar nog van toepassing worden verworven en ingericht. In het plan zijn enkele wijzigingen in de ligging van de EHS voorzien ten opzichte van het Stimuleringsplan van de provincie. De wijzigingen bestaan uit (zie kaart 2): • het afvoeren van in totaal ca. 1,21 ha EHS aan de zuidzijde van het Sarsven. Het betreft een huiskavel van 0,5 ha en enkele stroken grond van samen ca. 0,71 ha. Deze oppervlakte behoudt de landbouwkundige functie. Het betreft in beide gevallen delen van een perceel dat geen specifieke meerwaarde heeft voor de natuur. In de totale afweging is besloten hier de belangen van de huidige eigenaren in mee te wegen. • het toevoegen van 1,59 ha. aan de zuidzijde van het Sarsven. Het betreft de afronding van het natuurgebied door toevoeging van de smalle landbouwenclave welke ingeklemd ligt tussen het landgoed Philomenahoeve en de EHS ten westen van de Banen. • het toevoegen van ca. 2,5 ha EHS aan de noordzijde van het Sarsven. Het betreft hier een lager gelegen perceel, dat tijdens de venherstelwerkzaamheden in 2009 reeds door Limburgs Landschap is verworven en inmiddels is vergraven en deel uitmaakt van het natuurgebied Sarsven.
4.1.2 De Banen Ook voor de Banen is het streefbeeld een voedselarm zwakgebufferd vensysteem. Om dit te kunnen realiseren is het van belang dat de laagst gelegen gronden in de omgeving kunnen worden meegenomen bij de uitvoering. Hiertoe wordt aan de noordzijde ca. 4,3 ha extra EHS aangewezen. Het laaggelegen gebied van de Leemkuilen (ca. 3,9 ha) krijgt ook een natuurstatus, maar wordt door de gemeente ingericht als mensgerichte natuur. Het hooggelegen deel van de
28 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
landbouwgrond ten oosten van de Banen (ca. 3,7 ha, dit betreft een gedeelte van een huiskavel) wordt afgevoerd van de EHS. Dit deel heeft geen specifieke meerwaarde voor de natuur. Bij de vaststelling van de nieuwe begrenzing is rekening gehouden met de kavelvorm van de resterende landbouwkavel (huiskavel). Van de kleine landbouwenclave van ca. 1,5 ha ten westen van de Banen zal worden getracht de bestaande pacht te beëindigen zodat het perceel als natuur kan worden ingericht en beheerd. De laaggelegen percelen rondom de Banen bieden goede kansen voor het ontwikkelen van een overgang van venoever naar vochtig schraalland. Daartoe worden deze percelen grotendeels afgegraven (zie kaart 1), met het doel om de voedselrijke bovenlaag te verwijderen en zodoende voedselarme, natte omstandigheden te scheppen voor uitbreiding van de zeldzame vegetaties van de Banen. De diepte van afgraven op perceelsniveau wordt aan de hand van een uit te voeren fosfaatonderzoek bepaald. De bosstrook ten oosten van de Banen wordt opgeschoven naar de nieuwe grens met de landbouw. De bij de inrichting vrijkomende bouwvoor kan worden verwerkt op lage delen van de nabijgelegen landbouwpercelen Aan de kant van intensieve landbouwgebieden wordt binnen de EHS een bufferzone ingesteld, die ervoor zorgt dat er geen directe eutrofiëring kan plaatsvinden vanuit de landbouwgebieden. Van deze percelen wordt de bovenlaag niet verwijderd. De inrichting zal bestaan uit afrasteren ten behoeve van begrazingsbeheer. Waarschijnlijk zullen deze percelen zich ontwikkelen tot een kruidenrijk grasland. Bovendien komt er overal minimaal een greppel tussen de landbouwgronden en de natuurgebieden om lokaal afstromend landbouwwater op te vangen en af te voeren. Het landschapsbeeld blijft open, met hier en daar opgaande struweelachtige vegetaties (riet, wilgen, mogelijk gagel).
In de Banen zullen door de peilverhoging ten gevolge van NLP ook inrichtingsmaatregelen binnen het bestaande natuurgebied uitgevoerd moeten worden. Er bestaat anders een grote kans dat door een peilverhoging het grondwater zo hoog komt dat een gedeelte van de humuslaag in het bos gaat mineraliseren. De interne maatregelen die moeten zorgen voor de juiste hydrologische omstandigheden voor natuurontwikkeling, worden niet uitgevoerd in het kader van dit plan. Dit gebeurt separaat door Stichting het Limburgs Landschap.
4.1.3 Vlakwater In het Vlakwater wordt enerzijds gestreefd naar ecologisch en hydrologisch herstel van het broekbos in het centraal gelegen natuurgebied. Anderzijds is een hogere grondwaterstand in het naastgelegen landbouwgebied van belang om te zorgen voor tegendruk, waardoor de grondwaterinvloed in de Banen toeneemt. Voor het realiseren van voornoemde doelen worden de laagstgelegen gronden rondom het Vlakwater, met een totale oppervlakte van ca. 5,5 ha. extra begrensd als nieuwe natuur (zie kaart 2). Deze gronden vormen een buffer tussen de landbouwgronden en het natuurgebied en maken het natuurgebied robuuster. Door de lage ligging zijn deze gronden van minder belang voor de landbouw en bij uitstek geschikt voor het ontwikkelen van natte natuurwaarden. Voor de laaggelegen gronden om de natuurkern Vlakwater wordt gestreefd naar een vochtig kruidenrijk grasland. Om dit mogelijk te maken wordt de fosfaatrijke bovenlaag van deze percelen ontgraven. De vrijkomende bovengrond kan worden verwerkt op de aanliggende landbouwgronden.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 29
4.1.4 Schoorkuilen Er wordt al jaren gewerkt aan herstel van het vensysteem in de Schoorkuilen. In het inrichtingsplan wordt verder herstel van het vensysteem nagestreefd. Hiertoe worden de laaggelegen percelen ten noorden en ten oosten van het natuurgebied extra begrensd als EHS. Het betreft in totaal ca. 6,7 ha. Tevens wordt het perceel ten zuidoosten van de Schoorkuilen met een oppervlakte van ca. 6,2 ha extra begrensd. Al deze gronden komen grotendeels ten goede aan de mogelijkheden voor uitbreiding van de venoever, deels echter ook voor de aanleg van een verbindingszone aan de oostzijde richting het Sarsven en aan de zuidzijde richting Wellensteijn. Bovendien dragen ze bij aan een verbetering van de waterkwaliteit in het ven. De inrichting van de percelen bestaat uit het (deels) afgraven van de voedselrijke bovenlaag van de verschillende percelen. De percelen ten noorden, ten zuiden en ten oosten van de bestaande vennen worden zodanig ingericht dat er een natte overgangszone ontstaat van de venoever naar de hoger gelegen delen. De verbindingszone zal worden ingericht met een afwisseling van open water, nat grasland en struweelbegroeiing. De bestaande Einderbeek wordt hiertoe vergraven tot een ondiep kronkelend waterloopje, dat nog slechts dient om overloopwater uit het Sarsven naar de Schoorkuilen te leiden (zie ook 4.1.8. en 4.3.). Daaromheen komt een afwisseling van gras en struweel. De bij de werkzaamheden vrijkomende bovengrond kan worden verwerkt op nabijgelegen landbouwpercelen. De Einderbeek ten westen van het kanaal Wessem-Nederweert wordt verlegd naar de nieuwe rand van het natuurgebied. Van de nieuwe natuur zal ook daar de fosfaatrijke bovenlaag worden verwijderd, waardoor er een natuurlijke overgang ontstaat naar het onlangs gerestaureerde ven.
4.1.5 Groote Moost en Kleine Moost De grootste potenties voor dit gebied liggen hier in het centrale gedeelte. Voor deze deelgebieden is in 2008 door DLG al een inrichtingsplan opgesteld. Dit plan gaat uit van het herstel van het centraal gelegen ven. Rondom dit ven kan zich klein zeggemoeras ontwikkelen en op de hoger gelegen gedeelten heide. De potenties voor de extra nieuwe natuur ten oosten van de Groote Moost liggen op het vlak van Klein Zeggengrasland of Vochtige heide. Door de peilverhoging in de waterloop Eerste Moost zal een areaal landbouwgrond te nat worden voor toekomstig landbouwkundig gebruik. Deze gronden hebben echter ook goede potenties voor het ontwikkelen van voedselarme plas en nat schraalland voor de laagste delen en kruidenrijk grasland voor de hogere delen. In totaal wordt hiertoe ca. 20,2 ha. extra landbouwgrond aangewezen als EHS nieuwe natuur. Er zijn echter ook enkele percelen waarvan de in het verleden toegekende EHS-status duidelijk bedoeld was als afrondingsaankoop van het bestaande bos. Op basis van een combinatie van de huidige gebruiksfunctie van deze percelen (huiskavel, deels zeer
intensief ingericht) met de te verwachten geringe meerwaarde voor natuur is besloten in totaal 1,9 ha af te voeren als EHS (zie kaart 2). De inrichting van de gronden zal bestaan uit herstel van het ven aan de zuidzijde van het gebied Groote Moost, met een geleidelijke overgang naar de hoger gelegen gronden. Om de gewenste vensituatie en schraalheid van de bodem te realiseren zal hier minimaal de voedselrijke bovenlaag worden verwijderd. Plaatselijk zal er tot een grotere diepte worden gegraven. Van de gronden ten zuiden van de Kleine Moost (ten oosten van Luisheuvel) wordt de fosfaatrijke bovenlaag grotendeels afgegraven. Hier ontstaat een overgang naar de hoger gelegen bosgebieden aan weerszijden van dit nieuwe natuurgebied. De bij de werkzaamheden vrijkomende bovengrond kan worden verwerkt op nabijgelegen landbouwpercelen.
30 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
4.1.6 Verbindingszone Vlakwater – de Zoom Voor de typische flora en fauna van de natte natuurgebieden is het intensief gebruikte landbouwgebied een barrière om te migreren van het ene natuurgebied naar het andere. Met name tussen de natuurgebieden Vlakwater/Leveroyse Dijk en de Zoom is er sprake van een grote barrière in de vorm van ruim 2 kilometer lengte aan intensieve landbouw. In het plan is ruimte gemaakt voor de aanleg van een verbindingszone in de vorm van een ‘stepping stone’. Ten behoeve van de realisatie hiervan wordt er in totaal ca. 5,3 ha landbouwgrond, die in de toekomst toch te nat zal worden voor landbouw, omgezet naar natuur. Deze verbindingszone wordt gerealiseerd door de gemeente Nederweert met inzet van de compensatie-verplichtingen uit nieuwbouw elders. De verbindingszone, met een lengte van ca. 550 m., zal tot een diepte van gemiddeld ca. 40 cm afgegraven worden. In de breedterichting van de verbindingszone ontstaat een overgang van droog (bereikbaarheidspad van de waterloop) via vochtige heide/ nat schraalland naar een vochtige ruigte naar het open water van de Vissensteert. In de lengterichting wordt veel variatie aangebracht door het beurtelings afgraven van smalle en brede delen langs de beekloop, variatie in diepte van het afgraven en variatie in de taluds (van steilrand tot zeer flauw). Door het uitstrooien van maaisel zal de vegetatieontwikkeling bevorderd worden. Ook wordt via het onderhoud gestreefd naar een grote variatie in begroeiing, van grazig tot ruigtes. Opgaande (struik-) begroeiing wordt beperkt tot maximaal 10% van de oppervlakte. De vrijkomende grond kan worden verwerkt op laaggelegen landbouwpercelen in de omgeving.
4.1.7 De Zoom Het lijkt niet mogelijk om voor het natuurgebied de Zoom een hoogveenvegetatie te ontwikkelen. Wel blijkt uit de aanwezige waarden en de recente historie dat er goede mogelijkheden zijn voor het ontwikkelen van natte heide. Ook hiertoe moet echter de grondwaterstand, met name in het voorjaar, verhoogd worden ten opzichte van de huidige situatie.
Hiertoe wordt er aan de oostzijde van het gebied, tegen de grens met het landbouwgebied, een kwelscherm in de ondergrond aangebracht. Dit kwelscherm voorkomt horizontale wegzijging van grondwater uit het natuurgebied. Uit onderzoek zal blijken tot op welke diepte dit kwelscherm moet reiken. De drainage van percelen rondom het natuurgebied wordt vervangen door peilgestuurde drainage om zodoende een grotere toestroom van lokaal grondwater te bevorderen. Verder worden er maatregelen genomen aan het watersysteem: eenkleine peilverhoging in de Vissensteert en het vervangen van de bestaande stuw in de waterlossing ‘Hollander’.
4.1.8 Herstel parelsnoer van vennen Vanuit de Banen zal in westelijke richting worden gewerkt aan het herstel van het oorspronkelijke systeem van doorstroommoerassen. Hierbij zal een apart watersysteem worden aangelegd dat ervoor zorgt dat het kwalitatief goede water dat overloopt uit de natte natuurgebieden en vennen wordt doorgeleid naar het volgende vennen: een snoer dat de parels met elkaar verbindt. Hiertoe worden binnen de (nieuwe) natuurgebieden ondiepe watergangen gegraven. Waar nodig zullen nieuwe duikers worden aangelegd onder wegen. Zoveel mogelijk worden echter bestaande onderdoorgangen gebruikt. Hiermee wordt aangesloten op de verbinding die in 2009 reeds is gemaakt tussen de Banen en het Sarsven.
4.1.9 Leemkuilen Het gebied Leemkuilen is vroeger gebruikt voor de winning van leem. Doordat het maaiveld van dit gebied relatief laag ligt, zal het grondwater, na uitvoering van de planmaatregelen, dicht onder maaiveld komen. Het gebiedje biedt door de ligging nabij Nederweert-Eind een goede mogelijkheid om te koppelen aan een plaatselijk ommetje. Middels de inrichting van het gebied worden de cultuurhistorische waarden zichtbaar gemaakt, worden de potenties voor natte natuur geoptimaliseerd en ontstaat er nabij de kern van Eind een divers en goed toegankelijk wandelgebied.
Berkenzomereikenbos
Vochtig kruidenrijk grasland
Vochtige oeverruigte Vochtige heide
Principeprofiel verbindingszone
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 31
4.2. Landbouw Het toekomstperspectief van de agrarische sector dient te worden versterkt. Dit draagt niet alleen bij aan de lokale economie maar is ook in het belang van het behoud van het landschap. Bij het thema landbouw wordt gestreefd naar: • het verbeteren van de verkavelingsstructuur ten behoeve van de ontwikkeling van de landbouw; • het verbeteren van de abiotische omstandigheden van de landbouwgronden, middels verbetering van de bodemstructuur en aanpassingen in de ont- en afwatering. De verkavelingssituatie in het plangebied is gemiddeld genomen vrij goed maar kan nog worden verbeterd. Dit gebeurt door gebruik te maken van een wettelijke herverkaveling van de gronden en vervolgens door het uitvoeren van kavelwerken.
4.2.1 Herverkaveling en kavelaanvaardingswerken Voor de landbouw wordt een herverkaveling uitgevoerd waardoor de landbouwkundige structuur wordt verbeterd en gronden worden vrijgemaakt om de overige maatregelen te realiseren. Het herverkavelen betekent dat er ruilingen van grond plaatsvinden. De waardeverschillen na ruiling worden verrekend tussen de afgaande en opkomende eigenaren. Het herverkavelingsblok bestaat uit het plangebied minus de bestaande natuurgebieden (zie kaart 1). De te verkavelen oppervlakte binnen het herverkavelingsblok bedraagt ca. 940 ha. Teneinde de herverkaveling mogelijk te maken zal worden getracht 20 ha courante ruilgronden extra te verwerven: de zogenaamde landmetersha’s. De gronden die worden toegewezen aan een instantie maken geen onderdeel uit van het ruilplan. De gronden die worden toegedeeld aan een instantie maken wel onderdeel uit van het ruilplan. Met de herverkaveling worden de volgende doelen nagestreefd: 1. Uitbreiding van de huisbedrijfskavels, met name voor de melkveehouderijen. 2. Kavelconcentratie: het realiseren van goed gevormde kavels met een oppervlakte van minimaal 5 ha. Uiteraard moet de inbrengsituatie van voldoende omvang zijn. Bestaande pachtverhoudingen mits tijdig geregistreerd blijven zo veel mogelijk gehandhaafd. Wanneer het belang van de herverkaveling zeer groot is, kan bij het ruilplan een bestaande pachtverhouding worden opgeheven en een nieuwe pachtverhouding worden gevestigd. Nieuwe kavelgrenzen zullen zoveel mogelijk worden geprojecteerd op bestaande topografische grenzen. Deze topografische grenzen zullen voor de wenszitting worden geïnventariseerd en worden opgenomen op een zogenaamde vaste grenzenkaart behorende bij de nog te formuleren uitgangspunten voor de herverkaveling.
Om kavelconcentratie mogelijk te maken kan het nodig zijn om: • plaatselijk beplantingen en kleine bosjes te verwijderen en/of; • maatregelen met betrekking tot de ontsluiting van kavels uit te voeren en/of; • landmeterhectares beschikbaar te hebben. Deze hectares zijn nodig om de toedeling te laten aansluiten bij vaste grenzen. Dit betekent soms kleine onderbedelingen maar vaker overbedelingen. Voor deze landmeterhectares is naar schatting 20 ha grond nodig. Deze oppervlakte wordt in overbedeling gegeven aan de betreffende eigenaren en dient contant te worden betaald bij de eindafrekening van het project. Kavelaanvaardingswerken zijn nodig om binnen de nieuw gevormde kavels te komen tot percelen, die naar grootte, vorm, ligging van het maaiveld en ontwateringtoestand in redelijke mate vergelijkbaar zijn met de door de nieuwe eigenaar en/of gebruiker ingebrachte percelen. De werken kunnen onder meer bestaan uit het in cultuur brengen van onverharde wegen die hun functie hebben verloren, het verwijderen van houtopstanden, het verplaatsen van houtopstanden, het plaatselijk ophogen en egaliseren van percelen, het graven of dempen van kavelsloten en greppels, het aanbrengen of aanpassen van (peilgestuurde) drainage en het aansluiten van perceelsgedeelten. Voor kavelaanvaardingswerken is geen extra grond nodig. De kosten hiervoor zijn opgenomen in de begroting. Hierbij wordt opgemerkt dat voor de realisatie van kavelaanvaardingswerken vergunningen, ontheffingen dan wel toestemmingen dienen te worden aangevraagd bij gemeenten, waterschap en/of provincie. Belangrijke cultuurhistorische en archeologische waarden en waardevolle landschapselementen worden bij de kavelaanvaardingswerken in principe ontzien. Hierbij zal worden aangesloten bij de door de gemeente gemaakte keuze van de meest waardevolle landschapselementen, zoals die in de bij het bestemmingsplan behorende bijlage landschapelementen is opgenomen. Een bijzondere vorm van kavelaanvaardingswerken in dit project zijn de werken die tot doel hebben de negatieve effecten van de watermaatregelen voor de landbouw te compenseren. Het gaat hierbij met name om (zie ook 4.2.2 en kaart 1): a. ophoging van het maaiveld. Deze ophoging zal plaatsvinden op landbouwpercelen die na de uitvoering van het plan te nat zijn voor akkerbouwmatig gebruik. De ophoging moet ervoor zorgen dat deze percelen weer aan de akkerbouwkundige droogleggingsnormen uit de Keur van het Waterschap Peel en Maasvallei gaan voldoen. De peilen die hierbij gehanteerd worden zijn een zomerpeil van 0,50m. -/- maaiveld en een winterpeil van 0,70m. -/- maaiveld. De gemiddelde ophoging van de percelen zal maximaal 0,20 m. bedragen. De percelen welke opgehoogd dienen te worden zijn indicatief opgenomen op kaart 1. b. het aanbrengen van peilgestuurde drainage of vervangen van de bestaande gangbare drainage door peilgestuurde drainage.
32 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Het doel is om de ontwateringsmogelijkheden van de ingebrachte percelen vóór uitvoering van de plannen en toegedeelde percelen ná uitvoering van de plannen op een minimaal vergelijkbaar niveau te brengen.
4.2.2 Oplossingen voor vernatting ten gevolge van Nieuw Limburgs Peil Uit het NLP-eindrapport ‘Nieuw Limburgs Peil’ van het waterschap Peel en Maasvallei blijkt dat een aanzienlijke oppervlakte in het plangebied te maken kan krijgen met gebruiksbeperkingen ten gevolge van de uitvoering van Nieuw Limburgs Peil. Deze gebruiksbeperkingen betekenen, als er geen compenserende maatregelen worden genomen, in het algemeen dat het huidige akkerbouwmatige gebruik (volgens de droogleggingsnormen) niet meer mogelijk is dan wel dat het huidige weiland (verder) vernat en te maken kan krijgen met natschade. Gezien het grote economische belang van de landbouw in het plangebied is dat niet wenselijk. Daarom worden de navolgende instrumenten ingezet om financiële schade op landbouwbedrijven te voorkómen: 1. Herbegrenzing van EHS / aanwijzen van extra EHS. Op basis van de door GS goedgekeurde projectnota is reeds gebleken dat er binnen het plangebied door de uitvoering van de maatregelen aan het watersysteem een aantal landbouwpercelen zodanig nat wordt dat deze landbouwkundig niet meer bruikbaar zijn: de drooglegging zit ruim onder de normen voor graslandgebruik. Ondanks wijzigingen bij de verdere uitwerking van het waterlopenplan bleek dit knelpunt qua omvang ongeveer gelijk. Omdat deze percelen niet zijn in te passen in een moderne bedrijfsvoering, maar vaak voor natuurontwikkeling erg gunstig liggen, is besloten deze percelen als EHS nieuwe natuur of als ecologische verbindingszone te begrenzen. Het betreft ca. 47 ha. EHS, ca. 5,4 ha ecologische verbindingszone en ca. 3,9 ha mensgerichte natuur. In hoofdstuk 6 is beschreven op welke wijze deze percelen worden verworven. Overigens is ook gebleken dat ca. 7 ha bestaande EHS erg waardevol is voor de landbouw (huiskavel) en weinig toege-
voegde waarde heeft voor de natuur. Deze oppervlakte zal dan ook komen te vervallen als EHS. 2. Technische oplossingen. Een aantal knelpunten kan ook worden opgelost door middel van technische aanpassingen. Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in: - aanleg van peilgestuurde drainage. Daar waar planmaatregelen dit noodzakelijk maken zal dit kunnen gebeuren zonder, of met een geringe, bijdrage van de grondeigenaar. - ophogen en/of egaliseren van het maaiveld - (tijdelijke) onderbemaling Doordat er bij de inrichting van de nieuwe natuurgebieden veel (boven-)grond vrijkomt biedt ophoging van het maaiveld binnen het project een uitgelezen kans om werk met werk te maken. Onderbemaling wordt op één punt toegepast: in de Rietbeek aan de zuidzijde van de Braakpeel. Hierbij is in het voortraject voldoende onderbouwd dat dit niet ten koste gaat van de doelrealisatie in de natuurgebieden. 3. Incidentele verslechtering van perceelsdelen. Voor kleinere eenheden van percelen waarvoor de bovengenoemde oplossingen niet mogelijk blijken te zijn wordt gedurende de uitvoering van het project bekeken op welke wijze dit wordt opgelost. Hiervoor staan de volgende instrumenten ter beschikking: - wijziging van grondgebruik: de juiste teelt op de juiste plaats. Via uitruil passende gronden toedelen. Bijvoorbeeld rundveebedrijven grond toedelen die geschikt is voor grasland en akkerbouwers grond toedelen die daarvoor geschikt is. De wettelijke herverkaveling biedt goede mogelijkheden om dit te realiseren, waarbij echter wel het recht bestaat op toedeling van grond van gelijke aard en hoedanigheid ten opzichte van de inbreng. - Vergoeden van natschade: het betreft hier in het algemeen een eenmalige vergoeding als afkoop van de gebruiksbeperkingen op het perceel.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 33
4.3 Water De in het kader van het project uit te voeren watermaatregelen hebben allen tot doel om de waterpeilen in de natuurgebieden te verhogen. De maatregelen sluiten aan bij de maatregelen zoals deze zijn opgenomen in de eindrapportage van Nieuw Limburgs Peil van het waterschap Peel en Maasvallei. Te opzichte van Nieuw Limburgs Peil zijn er wel een aantal aanpassingen gedaan die er op gericht zijn om de problemen in het landbouwgebied, voor zover mogelijk, te verminderen. Het totaal aan wijzigingen ten opzichte van Nieuw Limburgs Peil mag echter niet leiden tot significante wijzigingen in de te behalen grondwaterstanden in de natuurgebieden. Uit het opnieuw doorrekenen van de maatregelen blijkt dit ook niet het geval te zijn. De uit te voeren maatregelen zijn hieronder beschreven en zijn ook terug te vinden op de kaart 1. Op kaart 5 zijn de huidige- en toekomstige waterpeilen overzichtelijk weergegeven.
Einderbeek en Schoorwater De Einderbeek wordt omgeleid om het nieuwe natuurgebied Schoorkuilen. Zo wordt voorkomen dat er landbouwwater rechtstreeks door het natuurgebied stroomt. Ook de waterloop Schoorwater wordt verlegd naar de nieuwe grens tussen de landbouwgrond en het natuurgebied. Daar waar de Schoorwater het natuurgebied doorkruist, is in het laagste deel een overkluizing voorzien om zo negatieve invloed van deze beek op het venpeil en op de waterkwaliteit in het ven te voorkomen. Ten westen van het kanaal Wessem-Nederweert wordt de Einderbeek opgeschoven naar de nieuwe scheidslijn tussen natuur en landbouw. Vanuit het Sarsven wordt er in het nieuwe natuurgebied een nieuw ondiep slootje gegraven om overtollig venwater van het Sarsven en de Banen door te leiden naar het nieuwe ven in Schoorkuilen en van daar uit naar de ten westen van het kanaal gelegen Roeventerpeel. Hiermee wordt de natuurlijke dynamiek van de natuur, middels hydrologisch herstel van de doorstroommoerassen, zoveel mogelijk hersteld. Zie hiertoe ook 4.1.8 Nederweerter Vlakwater In de huidige situatie watert de waterloop Nederweerter Vlakwater in noordelijke richting af op de Vissensteert. Vanwege de peilverhoging in de Vissensteert is dat in de toekomst niet meer mogelijk. De afwatering wordt verlegd naar zuidelijke richting en zal uiteindelijk uitkomen in de Leveroysebeek. De huidige waterloop Nederweerter Vlakwater, voor zover gelegen binnen het natuurgebied Vlakwater, wordt gedempt. Zowel ten westen als ten oosten van het natuurgebied wordt een nieuwe waterloop aangelegd. Beide zullen afwateren richting het zuiden, via de waterloop Nederweerter Vlakwater. Om dit water af te kunnen voeren wordt het zuidelijke deel van de Nederweerter Vlakwater verruimd. Ook benedenstrooms van het plangebied zijn aanpassingen nodig om de wijziging van afwateringsrichting mogelijk te maken. De hiertoe benodigde maatregelen zullen op vrijwillige basis, onder verantwoordelijkheid van het waterschap, kunnen worden gerealiseerd. Tenslotte zal er een noodvoorziening worden gemaakt vanuit de nieuwe waterloop in het Vlakwater naar de Vissensteert die gebruikt kan worden voor de afvoer van water bij extreem natte situaties. Deze wordt met name aangelegd ten behoeve van het buitenblokse laaggelegen landbouwgebied ‘De Koelen’. Rietbeek Het deel van de Rietbeek dat is gelegen binnen het natuurgebied de Banen wordt gedempt, Ten oosten van de Banen wordt op de nieuwe grens tussen het natuurgebied en de landbouwpercelen een nieuwe Rietbeek gegraven. Teneinde enerzijds het peil in deze nieuwe Rietbeek te kunnen verhogen maar anderzijds hiermee geen grote wateroverlastproblemen in de Braakpeel te veroorzaken, wordt er ter hoogte van de Kruisstraat een gemaal geplaatst. Het waterpeil wordt geregeld via een te plaatsen stuw ter hoogte van de instroom in de Vissensteert.
34 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Ruwvenlossing Ook de (overkluisde) Ruwvenlossing binnen het natuurgebied zal worden gedempt. Deze Ruwvenlossing wordt, in de vorm van een open watergang, omgeleid om de nieuwe begrenzing van het natuurgebied. Door het hogere peil in de Rietbeek zal ook de Ruwvenlossing een hoger peil krijgen. Eerste Moost De Eerste Moost watert in de huidige situatie in oostelijke richting af in de Roggelsebeek. Hierbij loopt deze waterloop grotendeels door bestaande en nieuwe natuur (Groote Moost en Kleine Moost). Dit zorgt voor verdroging en eutrofiëring van het natuurgebied. In het plan is daarom voorzien in het dempen van de bestaande waterloop en het graven van een nieuwe waterloop op de nieuwe
Naam waterloop
Stuwcode
grens tussen landbouw en natuur. Het waterpeil in de nieuwe Eerste Moost wordt geregeld via een te plaatsen stuw ter hoogte van de Meijelseweg. Overstort Nederweert Eind Ter hoogte van de overstort van Nederweert wordt een groene berging aangelegd. De grootte van de berging is nog niet precies bekend. Daarnaast onderzoekt de gemeente of er nog mogelijkheden zijn om het probleem bij de bron aan te pakken: infiltratie van het regenwater ter plaatse van de verharde oppervlakte. Stuwen Om de ontwateringsbasis in het gebied te verhogen worden er een aantal stuwen vervangen, verbeterd of verplaatst. Waar dit gevolgen heeft voor de waterpeilen is dit in tabel 5 aangegeven.
Huidige stuwpeilen
Nieuwe stuwpeilen
Zomerpeil
Winterpeil
Zomerpeil
Winterpeil
Eerste Moost
EMo1
nvt
nvt
28.50
28.00
Eerste Moost
EMo3
nvt
nvt
28.12
27.82
De Zoom
Zoo1
28.60
28.20
28.60
28.40
Vissensteert
Vis3
27.60
27.50
27.60
27.55
Vis4
27.85
27.50
28.00
28.00
Vis 5
-
-
28.60
28.60
Nieuwe Rietbeek
Rie1
28.25
28.05
28.75
29.00
Vlakwater
Vwt1
-
-
28.25
28.25
Leveroysedijk
Led1
-
-
28.10
27.70
Hulsenlossing
Hul2
-
-
29.00
29.00
Gemaal Braakpeel
Bp1
-
-
28.80
28.60
De volgende stuwen komen te vervallen: Luisheuvel Lui1 (zomerpeil 28.30, winterpeil 28.00) Rietbeek Rie1 (zomerpeil 28.25, winterpeil 28.05) Nederweerter Vlakwater Nvw1 (vast peil 27.57) Hulsenlossing Hul1 (vast peil 28.83)
Tabel 5: Gewijzigde stuwpeilen
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 35
4.4 Recreatie en toerisme Algemeen De bestaande wandel-, fiets- en ruiterpaden zijn ingericht op het bestaand recreatief gebruik in de omgeving. Met het uitbreiden van de natuurgebieden binnen het plangebied is het van belang de recreatieve routestructuren hierop aan te passen. Op een aantal plaatsen zal de recreatieve structuur versterkt worden door een voorziening, bijvoorbeeld door het plaatsen van een vogelkijkhut. Alle bestaande en nieuwe routes zijn aangegeven op kaart 3. Men- en Ruiterroutes: De bestaande ruiterpaden blijven in gebruik. De manege Jasmijnhoeve wordt aan de zuidzijde ontsloten met een nieuw aan te leggen ruiterpad. Dit nieuwe ruiterpad wordt via het onderhoudspad van de Braakpeel langs de westzijde van de “nieuwe Rietbeek” aangelegd. Vanuit veiligheidsoverwegingen is het ruiterpad gescheiden van het daar nieuw aan te leggen wandelpad.
• •
•
• Fietsroutes: Het bestaande fietsknooppuntennetwerk blijft gehandhaafd. De regionale fietsroute langs de Zuid-Willemsvaart wordt verbonden met het fietsknooppunten netwerk rondom Sarsven en de Banen. Wandelroutes: De bestaande wandelroutes worden fors uitgebreid. Binnen de gemeenten Leudal en Nederweert worden de bestaande en nieuwe wandelpaden verbonden middels het knopenlopen. Op deze manier is het voor iedereen mogelijk om een eigen route uit te zetten. De volgende nieuwe wandelroutes zijn opgenomen in het plan: • een wandelpad over het onderhoudspad van de verlegde Einderbeek bij het natuurgebied Schoorkuilen. • een verhard pad aan de noordzijde van het Sarsven naar de nieuwe vogelkijkwand. Dit pad is geschikt voor minder-validen. • een onverhard wandelpad ten zuiden van het Sarsven. Dit loopt vanuit het bestaande wandelpad tussen het Sarsven en de
•
Banen richting het zuidwesten, langs bestaande natuur. Vanuit dit zuidelijk gelegen wandelpad bestaat de mogelijkheid om naar de tweede nieuwe vogelkijkhut bij het Sarsven te lopen, maar ook om via landgoed Philomenahoeve naar de dagcamping Houtsberg te lopen. een nieuw halfverhard wandelpad in en nabij het nieuwe natuurgebied Leemkuilen vanuit minicamping de Riet wordt het mogelijk om via het onderhoudspad van de Braakpeel naar de Banen te lopen. Langs het tracé van de nieuwe Rietbeek komt een nieuw wandelpad parallel aan het nieuwe ruiterpad te liggen. De huidige vogelkijkwand en vogelkijkhut bij de Banen worden met het opzetten van het waterpeil in de Banen verplaatst naar de nieuwe oostelijke grens van het natuurgebied. in de berm van de Banendijk wordt richting de dagcamping een wandelpad aangelegd om zo verkeersonveilige situaties op de Banendijk te voorkomen. Vanuit het onderhoudspad van de Rietbeek kan de route vervolgd worden over het onderhoudspad van de Vissensteert in de richting van de Zoom. via een onverhard wandelpad aan de zuidzijde van het natuurgebied Leveroijsedijk en over de dijk aan de westzijde van de Zoom worden ook deze natuurgebieden toegankelijk voor wandelaars. tenslotte kunnen bij de Groote en Kleine Moost bestaande wegen opgenomen worden in nieuwe routes. Hier wordt alleen de bewegwijzering aangepast. Hierbij kan in de toekomst worden aangesloten op een mogelijk (in het kader van Gebiedsontwikkeling Midden Limburg, GOML) aan te leggen oversteek over de Noordervaart nabij Stokershorst.
De dagcamping Houtsberg vervult vanuit recreatief oogpunt een centrale rol in het gebied. Vanuit de dagcamping is het mogelijk om verschillende routes in de omgeving te lopen. Er kan bijvoorbeeld vanuit de dagcamping richting Schoorkuilen gelopen worden om daar via een nieuwe wandelverbinding naar het landgoed Wellensteijn te lopen. Hier wordt eveneens een nieuwe vogelkijkhut geplaatst die ook te bereiken is voor mindervaliden.
36 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
4.5 Archeologie en cultuurhistorie Binnen het plangebied bevinden zich vier cultuurhistorische sterlocaties, namelijk: Leemkuilen, dagcamping de Houtsberg, de Philomenahoeve en de IJsboerderij. Dit zijn locaties waarop de cultuurhistorie van het gebied op een actieve manier gepresenteerd kan gaan worden aan recreanten. Daarnaast bevindt een vijfde cultuurhistorische sterlocatie zich buiten het plangebied, het openluchtmuseum Eynderhoof. Voor de locaties zie kaarten 3 en 4. Cultuurhistorische sterlocaties: De sterlocaties worden door middel van een thematische wandelroute met elkaar verbonden. Deze thematische wandelroute staat in het teken van het jagen en verzamelen welke door de eeuwen plaats heeft gevonden in het gebied van Sarsven en de Banen. Tussen de sterlocaties worden op deze thematische wandelroute archeologische landmarks, in de vorm van stalen silhouetten van jagers en verzamelaars, geplaatst. Deze landmarks symboliseren de ontginningsgeschiedenis van dit gebied. De sterlocaties worden als volgt ingericht: • De locatie Eynderhoof zal in deze route in het teken staan van de voedselbereiding. Hierbij kan gedacht worden aan het verzamelen van fruit uit naburig gelegen boomgaarden en de verwerking hiervan. • Leemkuilen zal zoals de naam zelf al zegt gaan over de winning van het grondstof leem. Deze voormalige leemkuil voorzag de omgeving van leem. Door een aantal leemkuilen te herstellen kunnen bezoekers van dit stukje mensgerichte natuur kennis maken met deze manier van ontginnen.
• Op dagcamping de Houtsberg worden boomstammen en dikke twijgen neergelegd om bezoekers zo kennis te laten maken met het bouwen van hutten. • Het landgoed Philomenahoeve zal tal van kleinschalige landschapselementen gaan herbergen. Door een heideterrein, een hakhoutbosje en een paddenpoel aan te leggen wordt hier nog meer invulling aan gegeven. Op de gronden van Limburgs Landschap nabij het landgoed wordt een schaapskooi aangelegd die onderdak gaat bieden aan een schaapskudde. Deze schaapskudde kan hiermee o.a. ingezet worden voor het beheer van het geplande heideterreintje bij de Philomenahoeve. • Nabij de Ijsboerderij Gommers zal een grafheuvel / urnenveld gereconstrueerd worden. In de buurt van het Sarsven is een dergelijk urnenveld tijdens een archeologische vooronderzoek aangetroffen. Door het urnenveld te herstellen wordt een stukje geschiedenis weer zichtbaar in de streek. Versterken cultuurhistorie d.m.v. voorzieningen: Om de ontstaansgeschiedenis van het gebied te versterken worden er op een aantal plaatsen ondersteunende voorzieningen aangelegd. Hierbij kan gedacht worden aan: • het zichtbaar maken van een wellende grondwaterput (Leemkuilen); • het herstellen van een loopgraaf uit de 2e wereldoorlog (Kleine Moost); • het herstellen van het veerpont bij Stokershorst; • het accentueren van een vroegere locatie van een galg; • Het plaatsen van herkenningspunten van archeologische vondsten
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 37
4.6. Landschap
4.7. Ontsluiting en wegen
De openheid van het plangebied wordt vergroot door bestaande laanbeplanting uit te dunnen naar een onderlinge afstand van 30 meter. Daarnaast zal de bestaande laanbeplanting langs het kanaal ter hoogte van de het natuurgebied Schoorkuilen gerooid worden. Hierdoor krijgt Schoorkuilen een nog opener karakter. Het rooien van de bomen langs het kanaal heeft een positief effect op de windwerking op de Schoorkuilen. Kleine landschapselementen zoals solitaire en kleine clusters bomen zullen gehandhaafd blijven binnen het natuurgebied Schoorkuilen.
De Kwegt
Groen-Blauwe diensten: Het landschap kan op vrijwillige basis versterkt worden m.b.v. groen-blauwe diensten. Voor wat betreft het opruimen van bebouwing kan worden aangesloten bij stimulerende (sloop-) regelingen, die echter een tijdelijk karakter en een financieel plafond hebben. Voor het versterken van landschappelijke structuren kan een beroep worden gedaan op het provinciale landschapsfonds Limburg. Hiertoe moet dit fonds wel aangevuld worden met een evenredige bijdrage vanuit het gebied (waterschap en/of gemeenten)
Een deel van de verharde weg ‘de Kwegt’ loopt dwars door natuurgebied Schoorkuilen. Dit deel, met een lengte van ca. 600 m, wordt opgebroken en aan de openbaarheid onttrokken (zie kaart 1). De ondergrond gaat deel uitmaken van het natuurgebied. Aan de doodlopende einden van de te handhaven delen worden waar nodig draailussen aangelegd ten behoeve van de landbouw. De weg wordt opgebroken om de navolgende redenen: Om te kunnen voldoen aan de kernopgave voor het Natura-2000 gebied Sarsven en de Banen is uitbreiding van de habitattypen ‘Zeer zwakbufferende vennen en Zwakbufferende vennen’ nodig, terwijl van het habitattype Kranswierenwateren de oppervlakte minimaal gelijk dient te blijven. In de omgeving van de Kwegt worden grote inspanningen gedaan om de hier tot circa 1925 aanwezige vennen te herstellen. De verharde weg ‘Kwegt’ (gerealiseerd omstreeks 1975-1980) doorsnijdt het vennengebied de Kwegt dusdanig dat hierdoor drie deelvennen zijn ontstaan. Natuurlijke peilfluctuaties, windwerking en natuurlijke gradiëntenen oeverlijnen kunnen zich hierdoor slecht ontwikkelen. Door het wegnemen van de weg de Kwegt in het vennengebied zal een groter aaneengesloten oppervlaktewater ontstaan. Door de grootte heeft dit op zich al grotere natuurwaarden dan een klein natuurgebied. Maar ook door meer natuurlijke waterdynamiek, windwerking, gradiënten in waterkwaliteit en natuurlijke oeverlijnen zal de natuurkwaliteit toenemen. Verwacht mag worden dat de doelhabitats zoals hierboven omschreven dan in oppervlakte en kwaliteit toenemen. Door afsluiting voor het verkeer zal ook de verstoring in het grotere natuurgebied afnemen. O.a. de avifauna en herpetofauna (meer rust) zullen hiervan profiteren.
Ontsluiting van kavels Het is mogelijk dat er na de herverkaveling (toegangs-)wegen overbodig worden of juist aangelegd moeten worden. Daar nu nog niet bekend is waar dit zich voordoet is in de financiering een stelpost opgenomen van 100 m aan te leggen (semi-) verharde weg en 100 m op te breken (semi-) verharde weg. In deze stelpost is rekening gehouden met de waarde van de ondergrond (kopen of verkopen) en de kosten van het in cultuur brengen van opgebroken wegen.
38 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 39
5 Effecten 5.1 Algemeen De landinrichting heeft gevolgen voor het plangebied. Voor de besluitvorming om over te gaan tot een wettelijke herverkaveling is het van belang dat er een goed inzicht bestaat in de relatie tussen de maatregelen en de effecten van de verschillende alternatieven. Daarom is ervoor gekozen om, ondanks dat het project niet MER-plichtig is, toch inzicht te geven in de effecten en het doelbereik van de te nemen maatregelen. Hierbij worden twee alternatieven vergeleken: de autonome situatie en de situatie na uitvoering van het inrichtingsplan. Autonome situatie De autonome situatie is het toekomstscenario waarin geen sprake is van landinrichting. Ook in het geval er geen landinrichting is zullen er toch veel veranderingen plaatsvinden in het gebied. Daarbij wordt rekening gehouden met vaststaand beleid, voor zover dit beleid concreet is vastgelegd in het Provinciaal natuurbeheerplan Limburg. De autonome ontwikkelingen zijn per aspect beschreven in hoofdstuk 2. Inrichtingsplan In dit alternatief worden de toekomstige ontwikkelingen beschreven, rekening houdend met de uitvoering van de maatregelen die in dit inrichtingsplan zijn opgenomen, voor zover de doelrealisatie middels het wettelijke verkavelinginstrument als zekerheid kan worden gezien. De maatregelen zijn opgenomen in Hoofdstuk 4.
5.2 Effecten 5.2.1 Natuur Het inrichten van de EHS en de aanleg van een ecologische verbindingszone heeft een gunstig effect op de biodiversiteit in het plangebied. De verwerving van de gronden voor de realisatie van de EHS zorgt voor een toename van de oppervlakte natuur met ca. 25%. Door de inrichting, gericht op verschraling van het gebied door het afvoeren van de voedselrijke toplaag, komen de gewenste natte en voedselarme omstandigheden op korte termijn binnenbereik. De natte ecologische verbindingszone zorgt voor een betere verbinding tussen de kerngebieden de Banen / Vlakwater en de Zoom en daarmee voor verbeterde migratiemogelijkheden voor amfibieën en zoogdieren. Doordat de Philomenahoeve gebruik gaat maken van particulier natuurbeheer ontstaat daar een geleidelijke overgang van agrarische bedrijvigheid en natuur. Het hanteren van het NLP-peilen leidt ertoe dat in de vijf TOP anti-verdrogingsgebieden de haalbare en betaalbare doelen uit
het NLP worden gerealiseerd. In vier gebieden leidt dit tot een significante afname van de verdroging. Dit verhoogt de kans voor het behalen van de gestelde natuurdoelen voor Schoorkuilen, Sarsven en de Banen, de Groote Moost en de Kleine Moost. Naar verwachting zal het natuurdoel binnen de TOP-gebied de Zoom niet behaald worden. De aanleg van een nieuw watersysteem, dat voedselrijk en voedselarm water scheidt, heeft een gunstig effect op het terugdringen van de eutrofiering van de natuurgebieden. Een bijkomend negatief effect is de grotere scheiding tussen landbouw en natuur. Door de natuurgebieden Sarsven, de Banen en Schoorkuilen hydrologisch met elkaar te verbinden wordt invulling gegeven aan het parelsnoer van Peelgebieden. Hierdoor ontstaat een doorstroommoeras van zwakgebufferde vennen die in elkaar overlopen. Geconcludeerd kan worden dat de uitvoering van het integrale plan met een wettelijke herverkaveling, ten opzichte van de autonome ontwikkeling, ervoor zorgt dat de gewenste waterpeilen met zekerheid gerealiseerd worden en dat de verwerving en inrichting van de nieuwe natuur meer in samenhang en sneller en goedkoper gebeurt dan zonder dit plan.
Relatie met het Natura2000 beheerplan Sarsven en de Banen Door binnen het inrichtingsplan invulling te geven aan het NLP wordt een grote stap gezet om de instandhoudingsdoelen zoals genoemd in het Natura2000 beheerplan Sarsven en de Banen te behalen. De uit te voeren maatregelen leveren een positieve bijdrage aan het tegengaan van negatieve effecten op de habitattypen en soorten uit het beheerplan.
5.2.2 Landbouw De grootste winst voor de landbouw is gelegen in het feit dat , wanneer door uitvoering van het plan de gewenste vernatting van de hydrologische gevoelige natuurgebieden is bereikt, het voor de landbouw niet meer noodzakelijk is om op bedrijfsniveau compenserende maatregelen te treffen voor de legalisatie van de geregistreerde grondwaterputten en drainages. Op basis van het plan kunnen deze door het bevoegd gezag vergund worden. De ondernemers in het gebied krijgen hierdoor duidelijkheid en weten waar ze aan toe zijn.
40 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
De voorgenomen waterhuishoudkundige maatregelen zullen de beregeningsbehoefte doen dalen. De slootaanpassingen, perceelsophogingen en peilgestuurde drainage zullen plaatselijk leiden tot een verhoging van de grondwaterstanden. Dit kan op de ene plaats leiden tot vermindering van de gebruiksmogelijkheden, op de andere plaats voor een verlagend effect op de beregeningsbehoefte. Dit zal leiden tot respectievelijk een verlaging dan wel verhoging van de opbrengst van een perceel. Verlaagde opbrengsten worden gecompenseerd, waar mogelijk met technische maatregelen maar met als vangnet een financiële tegemoetkoming (zie 4.2.2) Ingeschat wordt dat de wettelijke herverkaveling, met extra mogelijkheden als kavelaanvaardingswerken, een positief effect zal hebben op de landbouwkundige structuur van het gebied, met name voor wat betreft de gemiddelde kavelgrootte. Ook zullen er middelen beschikbaar komen die bijdragen aan waardevermeerderende maatregelen als egalisaties en het omzetten van een traditioneel drainagesysteem naar peilgestuurde drainge. Het stimuleren van duurzaam ondernemen vanuit de overheden als ook vanuit het landbouwbedrijfsleven zelf zal bijdragen aan verlaging van de uitstoot van schadelijke stoffen (residuen van gewasbeschermingsmiddelen, ammoniak, meststoffen). Verbreding van de economische activiteiten op landbouwbedrijven zal positief bijdragen aan de inkomenssituatie van de ondernemers, aan de werkgelegenheid en daarmee ook aan de leefbaarheid van het gebied. Compensatie van opbrengstderving als gevolg van de maatregelen voor verbetering van de waterhuishouding en de natuurwaarden, zoals bedoeld in de Verklaring van Roermond, zijn onderdeel van dit plan (zie hoofdstuk 4)
5.2.3 Water De uit te voeren maatregelen in het watersysteem dragen bij aan verdrogingbestrijding en aan het realiseren van de gewenste natuurdoeltypen. Het water dat geconserveerd wordt draagt bij aan het opheffen van de droogteproblematiek binnen de landbouw en de natuur. De in het plan opgenomen maatregelen zullen leiden tot het doelbereik zoals omschreven in het NLP, en zijn hier grotendeels ook rechtstreeks uit afgeleid. De aanleg van een groene berging draagt bij aan een verbetering van de kwaliteit van het oppervlaktewater. Het vasthouden van water in de natuurgebieden heeft een gunstig effect op de grondwaterstand. Het omleggen van watergangen vanuit de kern van natuurgebieden naar de rand, zal een positief effect hebben op de waterkwaliteit in de natuurgebieden. Door een combinatie met een wettelijke herverkaveling en de mogelijkheden voor het oplossen van de knelpunten in de landbouw leidt de uitvoering van dit plan, ten opzichte van de autonome situatie, tot een versnelde en volledige realisatie van het NLP-maatregelen en –doelstellingen.
5.2.4 Recreatie en toerisme Door de maatregelen op het gebied van recreatie zullen meer bewoners en recreanten gebruik maken van een aantrekkelijk buitengebied. Dit zal leiden tot meer mogelijkheden voor verbreding van (agrarische) bedrijvigheid. In het plan is rekening gehouden met zowel de bewoners en recreanten in het buitengebied als met de balangen van de (agrarische) ondernemingen en de natuurgebieden. De maatregelen zullen zo worden genomen dat de ondernemers en de natuur er zoveel mogelijk profijt en zo min mogelijk lasten van zullen ondervinden. De integrale aanpak in het plan geeft de ruimte en financiële middelen om de maatregelen uit te voeren.
5.2.5 Archeologie en cultuurhistorie Na uitvoering van de voorgestelde maatregelen is de ontginningsgeschiedenis van het gebied meer beleefbaar. Bewoners, ondernemers en recreanten krijgen hierdoor meer gevoel met de ontstaansgeschiedenis van het gebied. Ook hier leidt de integrale aanpak, ,met een verwevenheid met recreatie, natuur en water, tot een meerwaarde voor de archeologie en cultuurhistorie.
5.2.6 Landschap Door het uitdunnen en op locatie rooien van aanwezige laanbeplanting ontstaat meer openheid in het gebied. Hierdoor wordt het landschappelijk beeld uit het verleden versterkt. Daarnaast heeft het vergroten van de openheid in het gebied een gunstig effect op de windwerking op de vennen. De dynamischere windwerking en daarbij horende golfslag heeft op zijn beurt weer een positief effect op de ontwikkeling van de doelsoort het Oeverkruidverbond. Daarnaast zijn er op vrijwillige basis mogelijk kansen in het kader van groen-blauwe diensten (zie 4.6.) die kunnen leiden tot versterking van de landschappelijke structuur, een positieve invloed op de leefbaarheid van het gebied en de aantrekkingskracht m.b.t. wonen, werken en ontwikkeling van de toeristischrecreatieve sector
5.2.7 Ontsluiting en wegen Het opheffen van een deel van de weg De Kwegt heeft een gunstig effect op de ontwikkeling van het natuurgebied Schoorkuilen. Verder zijn er geen maatregelen voorzien. Mogelijk heeft de herverkaveling wel een gunstige invloed op de bereikbaarheid van landbouwpercelen.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 41
6 Verwerving en bestemming van gronden Wettelijke herverkaveling is een instrument dat in inrichtingsplannen op grond van de Wet inrichting landelijk gebied (Wilg) aan de orde kan zijn. Via herverkaveling wordt een nieuwe kavelindeling tot stand gebracht om zo de doelen van het plan te realiseren. Daarnaast wordt er gestreefd naar een zo optimaal mogelijke ligging van de herverkavelde gronden voor de individuele belanghebbenden. Bij de toedeling zal rekening worden gehouden met het eigendom zoals opgenomen in de lijst van rechthebbenden en geregistreerde pacht ingevolge artikel 65 van de Wilg. Om de functiewijzigingen en maatregelen uit het inrichtingsplan te kunnen realiseren zijn er gronden nodig. Deze gronden kunnen beschikbaar komen door vrijwillige verwerving (taakstelling) en door het inzetten van het instrument korting.
6.1 De begrippen toewijzing en toedeling
In het plan wordt onderscheid gemaakt in het realiseren van maatregelen en voorzieningen via de toewijzing en via de toedeling. Verder in deze paragraaf is een toelichting opgenomen over beide begrippen.
6.1.1 Toewijzing en korting In het inrichtingsplan zijn maatregelen opgenomen om de verschillende doelen te verwezenlijken. Een aantal van die maatregelen is van dusdanig groot maatschappelijk belang om op die specifieke locatie te realiseren, dat deze gronden worden toegewezen aan openbare instanties en dat hiervoor de korting moet worden toegepast. Het betreft de volgende maatregelen: • waterlopen, op grond van artikel 28, van de Wilg en artikel 56, eerste lid, onder a en b, van de Wilg; • EHS (nieuwe natuur) en ecologische verbindingszones, op grond van artikel 28, van de Wilg en artikel 56, eerste lid, onder c, van de Wilg; De gronden die nodig zijn voor de realisatie van het plan op het gebied van wegen en waterlopen met bijbehorende voorzieningen, zoals genoemd in hoofdstuk 4, worden door de gezamenlijke eigenaren op grond van art. 56, 1e lid onder a. en b. van de Wilg afgestaan. De gronden die nodig zijn voor de realisatie van de maatregelen op het gebied van aanleg nieuwe natuur, de ecologische verbindingszone en mensgerichte natuur, zoals genoemd in hoofdstuk 4, worden door de gezamenlijke eigenaren op grond van art. 56, 1e lid, onder c. en d. van de Wilg afgestaan.
Voor zover voor bovengenoemde voorzieningen gronden nodig zijn worden deze verworven via de korting. In de Wilg is opgenomen dat deze korting maximaal 5% mag bedragen. Dit wordt verder uitgewerkt in 6.3. Toewijzing van gronden in eigendom, beheer en onderhoud vormen een onderdeel van het inrichtingsplan. Zienswijzen die verband houden met de toewijzing en korting kunnen dan ook alleen ingediend worden op het ontwerpinrichtingsplan (zie hoofdstuk 7.4.). Later is hier geen gelegenheid meer voor. De eigenaar behoudt ondanks de toewijzing wel zijn/haar rechten voor de toedeling. Bij de toedeling worden deze gronden, waar mogelijk, gecompenseerd. Betrokkenen kunnen bezwaar maken tegen de toedeling van de compensatiegrond bij het ruilplan. De toewijzing van voorzieningen van openbaar nut, staat dus veel eerder vast dan de toedeling van de overige gronden. Bij de toewijzing van gronden in eigendom, beheer en onderhoud aan een openbare instantie gelden de volgende uitgangpunten: • Beheer en onderhoud van bestaande voorzieningen gaat over op de toekomstige eigenaar op het moment van bekendmaking van het inrichtingsplan. • Beheer en onderhoud van aan te leggen of te wijzigen voorzieningen gaat over op de toekomstige eigenaar op een nader te bepalen tijdstip. • Toewijzing van gronden in eigendom, beheer en onderhoud vormen een onderdeel van het inrichtingsplan. Zienswijzen die betrekking hebben op dit onderdeel kunnen dan ook alleen ingediend worden op het ontwerpinrichtingsplan. De toewijzing van het eigendom beheer en onderhoud is opgenomen op de kaart 2. Verder zijn voor de aan te leggen en te verbreden waterlopen schetsjes opgenomen.
6.1.2 Toedeling Voor zover de gronden niet zijn toegewezen, worden deze in het ruilplan aan de eigenaren toegedeeld. Na de vaststelling van het inrichtingsplan worden voor het ruilplan eerst nadere regels opgesteld. De pacht wordt geregistreerd en alle eigenaren en geregistreerde pachters worden uitgenodigd voor een zogenaamde wenszitting. Nadat alle wensen zijn geïnventariseerd wordt een afweging gemaakt tussen de uitgebrachte wensen en de maatregelen uit het plan. Dit wordt opgenomen in het plan van toedeling. Het plan van toedeling wordt als onderdeel van het ruilplan ter inzage gelegd. Tegen dit plan kunnen weer bezwaren worden ingediend. Voor meer informatie over het proces van de toedeling zie hoofdstuk 7.
42 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
6.2 Toewijzing van gronden in het plangebied 6.2.1 Wegen en paden Anders dan in de vroegere Landinrichtingswet verandert de status van de wegen in het plangebied niet, tenzij dit in het plan en op de plankaart is aangegeven. Binnen dit plan is slechts één maatregel voorzien aan het openbare wegennet. Het betreft de Kwegt: van een deel van deze weg, met een lengte van ca. 600 m, komt de openbaarheid te vervallen (zie kaart 1) Eigendom, beheer en onderhoud De status (inclusief eigendom, beheer en onderhoud) van de openbare wegen en van wegen die zijn opgenomen op de gemeentelijke wegenlegger verandert niet ten gevolge van dit plan, tenzij dit op de kaart 1 is aangegeven. De ondergrond onder het te vervallen deel van de Kwegt zal in principe worden toegedeeld aan het Limburgs Landschap. Er is dus geen sprake van toewijzing van gronden voor dit thema.
6.2.2 Waterlopen met bijbehorende kunstwerken Het waterschap heeft de verantwoordelijkheid voor het water in het gebied. De maatregelen voor de waterlopen zijn erop gericht om de wensen van het waterschap zoals deze zijn uitgewerkt in het vastgestelde NLP, in te vullen, zie hoofdstuk 4. Waterlopen met bijbehorende voorzieningen. Op basis hiervan is opgenomen dat alle aan te leggen of aan te passen waterlopen zoals aangegeven op kaart 1 en tabel 6 in eigendom over gaan naar het waterschap. Dit betekent dat de
Naam watergang Eerste Moost
Rietbeek
waterloop, met bij voorkeur een onderhoudspad met minimaal aan weerszijden een strook van 0,5 meter gemeten vanuit de insteek van de beek, in eigendom komt van het waterschap. De ecologische verbindingszone langs de Vissensteert heeft geen afwaterende functie en wordt derhalve niet aan het waterschap toegedeeld of toegewezen, maar aan de gemeente Nederweert. Toewijzing eigendom, beheer en onderhoud Het eigendom beheer en onderhoud van de waterlopen, inclusief de schouwpaden en kunstwerken, zoals op kaart 1a is aangegeven, worden toegewezen aan het waterschap Peel en Maasvallei bij de vaststelling van het inrichtingsplan door Gedeputeerde Staten van Limburg. De voor de waterlopen inclusief de aanliggende stroken benodigde grond betreft in totaal een oppervlakte van 9,8 ha. Deze oppervlakte wordt verkregen middels toepassing van de toewijzing, artikel 56 lid 1. onder a. en b. van de Wilg. Voor wat betreft de onderhoudspaden is het uitgangspunt dat nieuwe primaire en secundaire waterlopen een eenzijdig onderhoudspad krijgen toegewezen en nieuwe tertiaire waterlopen geen onderhoudspad. De aanpassingen aan de waterloop Nederweerter Vlakwater (buiten het blok gelegen) worden meegenomen in dit plan. De grondverwerving (ca. 1,9 ha) zal echter geschieden op vrijwillige basis. De waterloop valt dan ook buiten het herverkavelingsgebied. Van de bestaande waterlopen en voorzieningen, welke niet in tabel 6 of op de kaarten 1 en 2 worden genoemd, verandert de status (inclusief eigendom, beheer en onderhoud) niet.
Breedte (m)
Lengte (m)
Opp. (ha)
8,5
1.140
0.9690
10
410
0.4100
12
750
0.9000
10
380
0.3800
8
460
0.3680
11
870
0.9570
9
230
0.2070
Ruwvenlossing
8
120
0.0960
9
650
0.5850
Einderbeek
10
520
0.5200
11
690
0.7590
Schoorwater
9
510
0.4590
Zijtak Vlakwater West
8
940
0.7520
Zijtak Vlakwater Oost
8
730
0.5840
Nederweerter Vlakwater
3
550
0.1650
TOTAAL Tabel 6: Toewijzing als gevolg van aanleg/wijziging waterlopen
81.110
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 43
6.2.3 Natuur Voor de realisatie van de gebieden voor nieuwe natuur (inclusief de ecologische verbindingszone en mensgerichte natuur) wordt onderscheid gemaakt in toewijzing en toedeling. In deze paragraaf is beschreven welke gronden worden toegewezen aan een instantie. In paragraaf 6.4.3. staat welke gronden via toedeling worden verworven. Criteria toewijzing Grondverwerving door middel van toewijzing is opgenomen voor enkele gebieden waarvan het zeer belangrijk is dat deze gronden op de desbetreffende lokatie in eigendom worden verkregen om zodoende de projectdoelstellingen te kunnen behalen. Deze doelstellingen hebben met name betrekking op de realisatie (aankoop en inrichting) van nieuwe natuur, de ecologische verbindingszone, mensgerichte natuur en/of de realisatie van de maatregelen uit Nieuw Limburgs Peil. Binnen het plangebied vallen slechts percelen onder de toewijzing die: • óf na uitvoering van de maatregelen te maken krijgen met dusdanig hoge grondwaterstanden dat van een doelmatig agrarisch gebruik geen sprake meer kan zijn. In het algemeen betreft dit de laagste gronden aan de randen van de natuurgebieden. Deze gronden zijn hiermee essentieel om de doelstellingen van het plan, en daarmee de Rijks- en provinciale doelstellingen, uit te voeren. • óf waarbij op het perceel zelf sprake is van een hoge potentie voor de gewenste natuurdoelen dan wel dat het perceel in belangrijke mate bijdraagt aan het realiseren van de natuurdoelen in de (bestaande) natuurkerngebieden; Het kan hierbij gaan om gronden die reeds in eigendom zijn van BBL, Limburgs Landschap of Staatsbosbeheer, maar ook om gronden van particulieren en ondernemers. Voor deze laatste wordt middels het instrument korting tijdens de herverkaveling vervangende grond vrijgemaakt, zodat deze eigenaren desgewenst met grond kunnen worden gecompenseerd (zie 6.3.). Percelen die om bovengenoemde redenen zijn opgenomen op kaart 2 en in tabel 6, worden verkregen middels toepassing van de toewijzing, artikel 56 lid 1. onder c. van de Wilg. Het betreft een totale oppervlakte van ca. 26,5 ha. De toewijzing voor natuur bestaat uit ca. 3 ha ecologische verbindingszone, 3,9 ha mensgerichte natuur en ca. 19,6 ha. nieuwe natuur in het kader van de ecologische hoofdstructuur. Toewijzing eigendom, beheer en onderhoud Het eigendom, beheer en onderhoud van de percelen nieuwe natuur, mensgerichte natuur en ecologische verbindingszone (allen met hydrologische noodzaak) wordt toegewezen aan Limburgs Landschap, Staatsbosbeheer, BBL of de gemeente Nederweert. De ontvangende partij is expliciet aangegeven op kaart 2.
6.3 Korting In totaal zal 34,6 ha. door de belanghebbenden worden afgestaan door toewijzing aan een overheid of instantie (zie tabel 7). Deze oppervlakte komt overeen met ca. 3,2 % van het te verkavelen gebied. Het middel dat hiervoor wordt ingezet is korting. De oppervlakte van deze gronden blijft hiermee ruim binnen het in de Wilg toegestane maximum van 5%. Belanghebbenden kunnen in de wenszitting aangeven of ze kiezen voor een algehele vergoeding in geld of voor vervangende grond bij de toedeling. Voor de verwerving van de gronden via toewijzing artikel 56.1.c hebben de eigenaren de keuze uit een algehele vergoeding (op basis van onteigeningswaarde) in geld of voor vervangende grond bij de toedeling. Bij toewijzing via artikel 56.1.a en b (voor wegen en waterlopen) bestaat alleen de mogelijkheid voor compensatie in grond of voor verwerving op basis van vrijwilligheid.
De korting In de Tabel 3 bestemming van gronden is opgenomen dat voor de verwerving van gronden door middel van toewijzing voor de waterlopen en natuur via de korting 34,6 ha grond nodig is. Deze gronden komen beschikbaar door gebruik te maken van de mogelijkheid van korting. Deze regeling van de Wilg houdt in dat iedere eigenaar recht heeft op een oppervlakte in kavels die gelijk is aan de oppervlakte van de door hem ingebrachte kavels verminderd met het percentage waarmee de totale oppervlakte van alle in het herverkavelingsblok opgenomen gronden door de korting is afgenomen. Compensatie van de korting voor natuur Vanwege het belang dat eigenaren hechten aan het verkrijgen van dezelfde oppervlakte als de inbreng is het mogelijk om de korting bij de uitvoering van het plan te compenseren met de ruilgronden die in eigendom zijn van BBL (momenteel ca. 65 ha). In dit project is besloten om de beschikbare ruilgronden primair in te zetten voor compensatie van de korting voor natuur (groot 26,5 ha). Compensatie van de korting voor waterlopen In principe wordt de korting voor de waterlopen niet gecompenseerd met beschikbare ruilgronden, tenzij de volledige taakstelling wordt aangekocht. Hierdoor bestaat de kans dat de gezamenlijke grondeigenaren daadwerkelijk gekort worden met in totaal ca. 8,1 ha,, overeen komend met ca. 0,74% van het te verkavelen gebied.
44 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
6.4 Toedeling van gronden voor het algemeen belang Bij de toedeling/ruilplan heeft iedere eigenaar aanspraak op het verkrijgen van een recht van dezelfde aard en hoedanigheid als hij had, waarbij de toegewezen gronden niet meer ter beschikking staan. Gronden in eigendom van overheden en andere instanties worden echter primair ingezet om plandoelen te bereiken. Het voornemen is om de benodigde gronden voor de maatregelen zoals beschreven in hoofdstuk 4, en voor zover niet toegewezen in paragraaf 6.6. en kaart 2, zoveel mogelijk via de toedeling te realiseren. Dit betekent dat bij het opstellen van het ruilplan de afweging gemaakt wordt tussen de voornoemde maatregelen en het particuliere belang. Onderstaand zijn opgenomen de te realiseren maatregelen voor water, natuur, landschap en landbouw zoals in hoofdstuk 4 aangegeven en niet onder de toewijzing vallen. In hoofdstuk 7 is het proces voor de toedeling verder uitgewerkt.
6.4.1 Wegen De wijzigingen in de hoofdwegenstructuur zijn in 6.2.1.aangegeven. Bij het opstellen van het ruilplan zullen aanvullend hierop de onderstaande maatregelen verder worden uitgewerkt. 1. Afhankelijk van de nieuwe verkaveling kunnen voor de ontsluiting van kavels aanvullende wegen nodig zijn. Deze wegen worden verdichtingswegen genoemd. Naar verwachting zullen deze nagenoeg overal ter plaatse van huidige wegen worden gesitueerd. 2. Opgenomen is dat de recreatieve paden, zie plankaart 1a, voor zover deze samenvallen met de openbare wegen, zijn opgenomen bij de toewijzing. De overige paden worden in het ruilplan zoveel mogelijk toegedeeld aan de gemeenten, Limburgs Landschap of Staatsbosbeheer. Het is echter mogelijk dat er een verbindingspad moet worden gerealiseerd. Er is rekening gehouden met 250 m verbindingspad, waardoor de extra oppervlakte die hiervoor nodig is wordt geraamd op 0,05 ha.
De intentie is dat deze oppervlakte wordt toebedeeld aan de gemeente. Voor de wegen is hiermee naar verwachting een oppervlakte nodig voor toedeling van in totaal 0,05 ha. De intentie is dat die grond overgaat naar de gemeente. Gezien de geringe oppervlakte en de onzekerheid over de noodzaak is deze oppervlakte niet meegenomen in de taakstelling. Indien de genoemde oppervlakte toch nodig blijkt te zijn, kan deze worden toegedeeld aan de gemeente.
6.4.2 Waterlopen De waterlopen met samenhangende voorzieningen zijn opgenomen bij de toewijzing. Hierbij is rekening gehouden met de benodigde onderhoudspaden (zie tabel 7 en kaart 2). Het totaal zal in eigendom, beheer en onderhoud overgaan naar het waterschap.Hierbij zal voor de inbreng bijzondere aandacht zijn voor tertiaire waterlopen in eigendom bij het waterschap, die het waterschap niet meer nodig acht voor de uitoefening van haar taken. Deze kunnen dan wellicht worden toegedeeld aan agrariërs. De aan te leggen groene berging zal in eigendom, beheer en onderhoud worden overgedragen aan de gemeente Nederweert.
6.4.3 Natuur Op kaart 2 zijn alle nog aan te kopen en/of in te richten percelen nieuwe natuur opgenomen. Een deel van de benodigde gronden wordt verkregen via toewijzing (zie 6.2.3.) Toewijzing vindt vooral plaats voor die percelen waar een functiewijziging gewenst is vanuit hydrologische doeleinden. Het resterende deel wordt getracht te realiseren via toedeling. Dit betreft een oppervlakte van ca. 40,4 ha. aan gebieden met status nieuwe natuur. Voor zover de beschikbare oppervlakte ruilgronden dit toelaat, is het streven de oppervlakte nieuwe natuur aan Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) toe te delen en hierna in te richten. Daarna kan, afhankelijk van het stimuleringsplan, de grond door BBL worden overgedragen aan Limburgs Landschap, Staatsbosbeheer of een particuliere eindbeheerder.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 45
Op kaart 2 zijn deze percelen opgenomen als realisatie via toedeling en is expliciet aangegeven aan welke instantie ze kunnen worden toegedeeld.
6.5 Taakstelling Voor de realisatie van een aantal maatregelen is het noodzakelijk dat op vrijwillige basis gronden worden verworven en ingebracht door het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) en andere instanties. De hectares die door deze partijen worden ingebracht als compensatie van de korting, worden niet vergoed als zijnde een onderbedeling tegen een algehele vergoedingmaar verrekend conform de agrarische verkeerswaarde. Op 1 april 2011 is er een totale taakstelling van ca. 156,2 ha. Op 1 april 2011 heeft BBL hiervan ca. 126,2 ha. verworven. De waterlopen worden verworven via de toewijzing (8,1 ha). Dit betekent dat nog ca. 21,9 ha. moet worden ingebracht of verworven door betrokken instanties en overheden. Het aankopen van gronden door BBL op vrijwillige basis kan doorgaan tot op het moment van de peildatum in de kader van het ruilplan, zie hoofdstuk 7.
Indien een afwijking tussen de verworven oppervlakte en de taakstelling van betekenis is, doen Gedeputeerde Staten op grond van art. 20 van de Wilg tijdig nadere voorstellen, waarin wordt aangegeven tot welke oppervlaktes de verworven gronden voor de verschillende maatregelen worden gebruikt. Bij de vaststelling van dit inrichtingsplan worden de beschikbare ruilgronden van BBL echter, zoals vermeld in 6.1. , primair aangewend om het mogelijk te maken dat de korting kan worden gecompenseerd met grond.
6.6 Tabel verwerving van gronden In de tabel ‘wijze van verwerving’ (zie tabel 7) wordt een overzicht gegeven van de bestemming van gronden in ha, die worden verworven door toepassing van korting (artikel 56 lid 1. onder a., b. en c. van de Wilg) en worden toegedeeld of op vrijwillige basis verworven door Limburgs Landschap, Staatsbosbeheer of het Bureau Beheer Landbouwgronden (BBL) Onder taakstelling worden de gronden verstaan welke op de juiste plaats moeten worden gelegd via het Plan van Toedeling, welke moeten worden toegewezen aan de eindbeheerder en welke gronden nog verworven moeten worden.
Toewijzing
Toedeling
Restant taakstelling
Toe te wijzen/ toe de delen aan
-
-
-
Gemeente Nederweert
8,1
-
8,1
-
-
-
Te realiseren nieuwe natuur (EHS)
-
40,4
40,4
Te realiseren nieuwe natuur (EHS)
17
-
17
Limburgs Landschap
Te realiseren nieuwe natuur (EHS)
2,6
-
2,6
Staatsbosbeheer
Reeds verworven nieuwe natuur (EHS)
24,2
-
Limburgs Landschap
Reeds verworven nieuwe natuur (EHS)
34,9
-
Staatsbosbeheer
3
3
Gemeente Nederweert
Reeds verworven ecologische verbindingszone
2,3
-
Gemeente Nederweert
Te realiseren mensgerichte natuur
3,9
3,9
Gemeente Nederweert
Maatregel Wegen en paden Te verbeteren/aan te leggen wegen en wandelpaden Waterbeheersing Te verbeteren/aan te leggen waterlopen (binnen blok) Aan te leggen groene berging
Waterschap Peel en Maasvallei Gemeente Nederweert
Natuur en Landschap
Te realiseren ecologische verbindingszone
Bureau Beheer Landbouwgronden
Herverkaveling Totaal toe te wijzen In te brengen door instanties ter afronding van het ruilplan (‘landmetersha’s’)
Limburgs Landschap, Staatsbosbeheer en gemeente Nederweert
96,0 20
20
Reeds verworven ruilgronden
-/- 65
Te verwachten korting (waterlopen)
-/- 8,1
Restant taakstelling (1 mrt 2011) Tabel 7: Wijze van verwerving (stand van zaken 1 april 2011)
21,9
46 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 47
7 De wettelijke herverkaveling De wettelijke herverkaveling en het bijbehorende inrichtingsplan Sarsven en de Banen zijn gebaseerd op de Wilg. In dit hoofdstuk wordt het proces van de wettelijke herverkaveling onder de Wilg beknopt toegelicht en worden de verschillende wettelijke procedures en momenten die kenmerkend zijn voor wettelijke herverkaveling kort beschreven.
7.1 Inleiding In het plangebied Sarsven en de Banen is een herverkavelingsblok van ca. 1.100 hectare aangewezen. Op plankaart 1b is de grens van het te verkavelen gebied aangegeven. De begrenzing van het te herverkavelen blok is het gebied binnen de gehele plangebiedsbegrenzing waar het herverkavelinginstrument wordt toegepast en waarvoor een ruilplan en lijst der geldelijke regelingen worden vastgesteld. Het omvat het geheel van in een herverkaveling begrepen onroerende zaken die ingezet en meedoen met het wettelijke herverkavelinginstrument. Zonder dat wijzigingen van het inrichtingsplan vereist zijn, kunnen Gedeputeerde Staten de grenzen van het blok wijzigen tot het tijdstip waarop het ontwerp van het ruilplan ter inzage wordt gelegd. Zie artikel 44 van de Wilg.
7.2 Delegatie uitvoering Gedeputeerde Staten zijn op grond van artikel 36, van de Wilg belast met de uitvoering van het inrichtingsplan en dus ook met de herverkaveling. Zij zullen de uitvoering, op grond van artikel 2, derde lid Wilg juncto artikel 81, eerste lid van de Provinciewet, delegeren aan de bestuurscommissie Sarsven en de Banen.
7.3 Inrichtingsplan: uitvoeren van werken 7.3.1 Vaststelling inrichtingsplan De toenmalige gebiedscommissie Nederweert heeft van de provincie opdracht gekregen tot de opstelling van dit ontwerpinrichtingsplan. De begeleidingsgroep Sarsven en de Banen heeft het ontwerp namens deze commissie vervaardigd. Het ontwerpinrichtingsplan zal in de eerste helft van 2011 worden aangeboden aan Gedeputeerde Staten van Limburg (GS), waarna GS het plan op grond van art. 3:11 van de Algemene Wet Bestuursrecht (Awb) ter inzage zullen leggen. De periode van terinzage legging bedraagt 6 weken (op grond van art. 3:11, 4e lid, juncto art. 3:16, 1e lid, van de Awb). Conform artikel 17, lid 1 van de Wilg zal, alvorens over te gaan tot het besluit tot toepassing van de landinrichting door het vaststellen van het landinrichtingsplan, de ‘commissie Platteland Limburg’ om advies worden gevraagd.
Voorafgaande aan de ter inzage legging heeft de begeleidingsgroep namens GS conform artikel 18, lid 2 van de Wilg, overleg gevoerd met ten minste de burgemeester en wethouders van de betrokken gemeenten en het dagelijks bestuur van het waterschap en eventuele andere betrokken besturen. Alle adviezen zijn verwerkt in het inrichtingsplan dat door GS ter visie wordt gelegd. In de periode van de terinzagelegging zal het projectteam als aanvulling op de formele procedure voorlichting geven over het inrichtingsplan en wordt aan belangstellenden op verzoek nadere informatie verstrekt over de inhoud van het plan en het proces tot vaststelling ervan. Van de terinzagelegging wordt door GS elektronisch kennisgeving gedaan. Daarnaast wordt de terinzagelegging gepubliceerd in één of meerdere lokale huis aan huisbladen. Belanghebbenden in de streek worden hierover tijdig geïnformeerd. Gedurende de wettelijk termijn van zes weken kunnen zienswijzen worden ingediend. De schriftelijke zienswijzen kunnen worden ingediend bij GS. De mondelinge zienswijzen kunnen op afspraak bij een nog nader te benoemen contactpersoon worden kenbaar gemaakt.
48 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Na de periode van de terinzagelegging worden belanghebbenden, voor zover hun zienswijzen nog nadere toelichting behoeven, in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen mondeling toe te lichten tijdens één of meerdere hoorzittingen. De nog in te stellen bestuurscommissie Sarsven en de Banen kan GS ondersteunen bij de afhandeling van de zienswijzen. GS zullen uiteindelijk beslissen of de zienswijzen leiden tot aanpassing van het uiteindelijke inrichtingsplan. Indien sprake is van ingrijpende wijzigingen als gevolg van de ingediende zienswijze kunnen GS overwegen om de gebiedscommissie, zoals bedoeld in artikel 17 van de Wilg, opnieuw te horen. Uiteindelijk stellen GS het inrichtingsplan vast. GS maken dit bekend aan de belanghebbenden in het gebied en de indieners van zienswijzen in het bijzonder. Tegen een besluit tot vaststelling of wijziging van een inrichtingsplan kan een belanghebbende beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op grond van art. 6:13 van de Awb kunnen alleen belanghebbenden die zienswijzen hebben ingediend of die worden getroffen door een wijziging van het inrichtingsplan ten opzichte van het ter inzage gelegde ontwerp inrichtingsplan beroep aantekenen. Beroep kan slechts worden ingesteld voor zover het betreft: a. de begrenzing van blokken, bedoeld in artikel 17, derde lid onderdeel b; b. de aanduiding van voorzieningen, bedoeld in artikel 17, tweede lid, onderdeel b, inhoudende de toepassing van korting als bedoeld in artikel 56, eerste lid; c. de toewijzing van eigendom, beheer en onderhoud van voorzieningen van openbaar nut, bedoeld in artikel 28; d. de aanduiding van wegen met de daartoe behorende kunstwerken, bedoeld in artikel 33, eerste lid, en de opname van wegen met de daartoe behorende kunstwerken als openbare weg, bedoeld in artikel 33, tweede lid.
7.3.2 Verstrekken opdracht Op grond van de Wilg zijn Gedeputeerde Staten (GS) belast met de uitvoering van het inrichtingsplan en dus ook met de herverkaveling. In de onderstaande procesbeschrijving is uitgegaan van de verantwoordelijkheden zoals aangegeven in de Wilg. GS hebben veel bevoegdheden gedelegeerd aan de nog te benoemen bestuurscommissie Sarsven en de Banen. De benoemde activiteiten en processtappen zijn in paragraaf 7.10 globaal weergegeven in de tijd.
7.3.3 Start uitvoering Vanaf het moment van de bekendmaking van de vaststelling van het inrichtingsplan kan de bestuurscommissie Sarsven en de Banen de uitvoering van werken ter hand nemen. Anders gezegd: zodra het inrichtingsplan door Gedeputeerde Staten is vastgesteld, kan worden gestart met de realisatie van de in dit plan genoemde maatregelen. Op grond van artikel 41, van de Wilg moeten eigenaren en gebruikers dulden dat dergelijke werken worden uitgevoerd en dat hun terreinen en gebouwen daartoe worden betreden.
De bestuurscommissie Sarsven en de Banen heeft de bevoegdheid de werken te laten uitvoeren door de toekomstig eigenaar en beheerder ervan. Bij de meeste werken is de beschikking over de gronden noodzakelijk. Op grond van artikel 45, van de Wilg wordt de mogelijkheid geboden om dit door het tijdelijk in gebruik geven van gronden te regelen. In de regel worden infrastructurele werken uitgevoerd vóór het vaststellen van het ruilplan. Een gedeelte van de werken wordt echter uitgevoerd, nadat de betrokken gronden zijn overgegaan naar de nieuwe eigenaar. Dit geldt met name voor de aanleg van landschapselementen en de inrichting van nieuwe natuurgebieden. Ook hiervoor kan de bestuurscommissie Sarsven en de Banen, op grond van artikel 38, van de Wilg, bepalen dat de werkzaamheden worden uitgevoerd door de toekomstige eigenaar en beheerder.
7.3.4 Rol Gedeputeerde Staten, DLG, Kadaster, Bestuurscommissie en de commissie Platteland Limburg bij de uitvoering Zoals eerder vermeld zijn Gedeputeerde Staten op grond van de Wilg verantwoordelijk voor de vaststelling en uitvoering van het inrichtingsplan. Gedeputeerde Staten zijn voornemens om bij de vaststelling van het inrichtingsplan ook een besluit te nemen over de invulling van de uitvoeringsorganisatie. Hierbij wordt ingezet op delegatie van de uitvoering aan de te benoemen bestuurscommissie Sarsven en de Banen. Deze commissie gaat in opdracht van Gedeputeerde Staten het inrichtingsplan uitvoeren. In onderstaande paragrafen is dit reeds als een gegeven beschouwd. In artikel 21 van de Wilg is het volgende opgenomen: 1. De Dienst Landelijk Gebied staat Gedeputeerde Staten bij in de vervulling van de bij of krachtens deze of enige andere wet aan hen opgedragen en op de landinrichting betrekking hebbende taken. 2. Het bestuur van de Dienst voor het kadaster en de openbare registers besluit na overleg met Gedeputeerde Staten omtrent de door de Dienst te leveren bijstand aan Gedeputeerde Staten bij de vervulling van de in het eerste lid bedoelde taken. Nu de bestuurscommissie Sarsven en de Banen het inrichtingsplan gaat uitvoeren worden zij bijgestaan door DLG en het Kadaster. Verder staat in de Wilg dat Gedeputeerde Staten de gebiedscommissie gehoord moet hebben voor de vaststelling van het inrichtingsplan. Bij ingrijpende wijzigingen naar aanleiding van ingediende zienswijzen kunnen Gedeputeerde Staten opnieuw advies vragen aan de gebiedscommissie. De provincie Limburg kent thans maar één gebiedscommissie, de ‘commissie Platteland Limburg’. Aan deze commissie zal het concept-ontwerp inrichtingsplan worden voorgelegd.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 49
7.4 Opstellen ruilplan In het plangebied Sarsven en de Banen gaan gronden van eigenaar verwisselen. Aan de hand van een aantal in de Wilg vastgelegde stappen wordt hiervoor een ruilplan opgesteld. Het ruilplan bestaat op grond van artikel 48 van de Wilg uit een lijst van rechthebbenden en een plan van toedeling. De nieuwe kavels moeten zoveel mogelijk vergelijkbaar zijn met de oude, ingebrachte kavels. Soms zijn er werken nodig als het verbeteren van de afwatering of het egaliseren van een kavel om de nieuwe kavels op het juiste landbouwkundig niveau te brengen. Deze zogenoemde kavelaanvaardingswerken worden in het algemeen uitgevoerd in het jaar van de vaststelling van het ruilplan en de daarmee samenhangende kavelovergang.
7.4.1 Lijst van rechthebbenden De eerste stap voor het opstellen van het ruilplan is het bepalen wie er recht hebben op toedeling van grond. Daarvoor wordt een lijst van rechthebbenden opgesteld. Deze lijst bevat de namen van alle rechthebbenden en de aard en omvang van ieders recht. De vaststelling van ieders recht gebeurt op basis van de kadastrale gegevens. Naast het eigendom valt hier ook het recht van overpad onder. In artikel 1, eerste lid onder sub i, van de Wilg is bepaald wie rechthebbende kan zijn: • hetzij de eigenaar en degene aan wie een niet onder omschrijving van eigenaar benoemd beperkt recht toebehoort waaraan een tot het blok behorende onroerende zaak is onderworpen • de huurder van zulk een zaak of • degene aan wie met betrekking tot zulk een zaak een recht als bedoeld in artikel 6:252, van het Burgerlijk Wetboek toebehoort. Hier worden kwalitatieve verplichtingen bedoeld.
7.4.2 Pachtregistratie De geregistreerde pachtverhoudingen blijven op grond van artikel 53, van de Wilg gehandhaafd. Omdat er geen landelijke registratie van de pacht bestaat, worden de pachters in de gelegenheid gesteld hun pachtcontracten te laten registreren bij bestuurscommissie Sarsven en de Banen. Alleen deze pachtcontracten worden, op grond van artikel 65, van de Wilg, meegenomen bij het opstellen van het plan van toedeling.
7.4.3 Het ruilproces Op grond van artikel 52, van de Wilg, geldt als basis voor het ruilen, dat iedere rechthebbende recht heeft op een oppervlakte in toedeling van gelijke aard, hoedanigheid en gebruiksbestemming als door hem is ingebracht. Binnen het herverkavelingsblok Sarsven en de Banen heeft iedere eigenaar aanspraak op een oppervlakte in kavels die gelijk is aan de oppervlakte van de door hem ingebrachte kavels, verminderd met het kortingspercentage van 3,2 %.
Voorafgaand aan het ruilproces laat de bestuurscommissie Sarsven en de Banen ‘ruilklassen’ opstellen. Uitruilbare gronden worden geclassificeerd in categorieën van gelijke hoedanigheid en gebruiksbestemming. Gronden die tot dezelfde ruilklasse behoren, hebben een vergelijkbare bodemgeschiktheid per gebruiksbestemming. Behalve gelijke aard, hoedanigheid en gebruiksbestemming gelden nog andere uitgangspunten voor het opstellen van het plan van toedeling. Deze worden ontleend aan het inrichtingsplan en het Besluit herverkaveling. Het Besluit herverkaveling berust op artikel 63, van de Wilg. Bij de toedeling van gronden met een andere hoedanigheid of gebruiksbestemming dan door de desbetreffende eigenaar is ingebracht, kan de bestuurscommissie Sarsven en de Banen die eigenaar compenseren. Dit kan in de vorm van een oppervlaktecorrectie dan wel door een compensatie in geld. De geldelijke compensatie vindt plaats op basis van de verkeerswaarde van de landbouwgronden in het herverkavelingsblok Sarsven en de Banen. Deze agrarische verkeerswaarde wordt door bestuurscommissie Sarsven en de Banen vastgesteld kort voordat het ontwerp-ruilplan ter inzage wordt gelegd.
7.4.4 Wenszitting De belanghebbenden worden door de bestuurscommissie Sarsven en de Banen in de gelegenheid gesteld hun wensen voor toedeling naar voren te brengen tijdens een wenszitting. Ten tijde van de wenszitting zijn de uitgangspunten voor de toedeling en de kaart met ruilklassen in beginsel beschikbaar.
7.4.5 Plan van toedeling Alle uitgebrachte wensen van belanghebbenden worden vastgelegd in het wensenregister. Aan de hand van het wensenregister, de geformuleerde uitgangspunten voor de toedeling en de vastgestelde ruilklassen wordt het plan van toedeling opgesteld. Ten behoeve van het afronden van het opmaken van het plan van toedeling wordt een peildatum vastgesteld. Het plan van toedeling is gebaseerd op de rechtstoestand, de eigendomsverhoudingen, per peildatum. De peildatum wordt vastgelegd op ongeveer een half jaar vóór de afronding van het ontwerp plan van toedeling. Het plan van toedeling bevat de volgende onderdelen: • nieuwe kavelindeling; • toedeling van te handhaven, op te heffen en nieuw te vestigen rechten; • begrenzing van de eigendom van de openbare wegen, waterlopen met de daarbij behorende kunstwerken en van de overige voorzieningen van algemeen belang; • te handhaven, op te heffen en te vestigen pachtverhoudingen; • bepalingen inzake de ingebruikneming van de kavels.
50 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
7.5 Vaststellen ruilplan Op basis van het ontwerp plan van toedeling en de lijst van rechthebbenden stelt de bestuurscommissie Sarsven en de Banen, op grond van artikel 3:11, van de Awb, het ontwerp ruilplan vast en leggen dat ter inzage. De periode van ter inzage legging bedraagt op grond van artikel 3:11, vierde lid, juncto artikel 3:16, eerste lid, van de Awb 6 weken. Gedurende deze periode kunnen over het ruilplan door belanghebbenden, op grond van artikel 3:15, van de Awb schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen naar voren worden gebracht. Vervolgens worden belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen mondeling toe te lichten tijdens één of meerdere hoorzittingen. Met inachtneming van de ingediende zienswijzen gaat de bestuurscommissie Sarsven en de Banen over tot de vaststelling van het ruilplan. Tegen het besluit tot vaststelling van het ruilplan door de bestuurscommissie kunnen belanghebbenden, op grond van 6:7, van de Awb, binnen 6 weken beroep aantekenen bij de civiele kamer van de rechtbank door indiening van een verzoekschrift. Tegen de beslissing van de rechtbank is, op grond van artikel 69, van de Wilg, geen hoger beroep mogelijk.
7.6 Passeren ruilakte en uitvoeren van kavelaanvaardingswerken Na het onherroepelijk worden van het ruilplan wordt de ruilakte opgemaakt door een notaris. In de ruilakte staat, naast de toedeling, ook de toewijzing van het eigendom voor voorzieningen van openbaar nut. Uiterlijk rond het tijdstip van het passeren van de ruilakte geeft de bestuurscommissie Sarsven en de Banen opdracht om de nieuwe kavelgrenzen op basis van het onherroepelijk geworden ruilplan in het terrein uit te zetten en de kavelaanvaardingswerken uit te voeren.
7.7 Opstellen lijst der geldelijke regelingen
Voor zowel de financiële compensaties als de verrekening van kosten van de herverkaveling wordt een ‘lijst der geldelijke regelingen’ opgesteld. Bestuurscommissie Sarsven en de Banen geeft op grond van artikel 68 van de Wilg de opdracht aan door hen aangewezen schatters om een schatting uit te voeren. De schatters bepalen de waardeverandering van de onroerende zaken als gevolg van de herverkaveling. Deze veranderingen kunnen een gevolg zijn van wijzigingen in grootte en vorm van kavels en percelen, afstand tot bedrijfsgebouwen, ontsluiting, waterbeheersing of andere zaken. Verder worden de verrekenposten bepaald die van belang zijn voor de overgang van onroerende zaken van de oude naar de nieuwe eigenaar. Elke eigenaar wordt belast naar rato van het nut dat hij heeft gehad van de herverkaveling. De lijst der geldelijke regelingen bevat de uitkomsten van de waardeveranderingen van de onroerende goederen als gevolg van het ruilplan. In de lijst worden ook alle kosten en vergoedingen opgenomen, zoals schadevergoedingen en verrekening van de korting en onder- en overbedeling.
7.8 Vaststellen lijst der geldelijke regelingen De ontwerp lijst der geldelijke regelingen wordt op grond van artikel 3:11, van de Awb door de bestuurscommissie bekendgemaakt en ter inzage gelegd. De periode van ter inzage legging bedraagt op grond van artikel 3:11, vierde lid, juncto artikel 3:16, eerste lid, van de Awb 6 weken. Gedurende deze periode kunnen over de lijst der geldelijke regeling door belanghebbenden, op grond van artikel 3:15, van de Awb schriftelijk dan wel mondeling zienswijzen naar voren worden gebracht. Vervolgens worden
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 51
belanghebbenden in de gelegenheid gesteld om hun zienswijzen mondeling toe t e lichten tijdens één of meerdere hoorzittingen. Met inachtneming van de ingediende zienswijzen gaan de bestuurscommissie over tot de vaststelling van het ruilplan. Tegen het besluit tot vaststelling van de lijst der geldelijke regelingen door de bestuurscommissie kunnen, op grond van artikel 6:7, van de Awb, belanghebbenden binnen 6 weken beroep aantekenen bij de civiele kamer van de rechtbank door indiening van een verzoekschrift. Tegen de beslissing van de rechtbank is, op grond van artikel 70, derde lid, van de Wilg, geen hoger beroep mogelijk, maar slechts beroep in cassatie bij de Hoge Raad. Zodra de lijst der geldelijke regelingen is vastgesteld worden op grond van artikel 90, van de Wilg de kosten van de landinrichting, voor zover niet door anderen gefinancierd, in rekening gebracht bij de rechthebbenden. De over de eigenaren omgeslagen kosten worden op grond van artikel 91, van de Wilg door middel van een aanslag door de Belastingdienst geheven en ingevorderd.
7.9 Planning Voor het doorlopen van de diverse processtappen van de wettelijke herverkaveling wordt uitgegaan van onderstaande planning. Eind 2011
Vaststellen inrichtingsplan door GS en start uitvoering
Najaar 2012
Definitief worden van inrichtingsplan met: - beroep bij de Raad van State
Vanaf najaar 2011
Start uitvoering van werken
2011 - 2012
Opstellen ruilplan met eerst: - lijst van rechthebbenden - Registratie pachtcontracten - bepalen gebruiksbestemmingen - houden wenszittingen
2013 – 2014
Vaststellen ruilplan met eerst; - Ter inzage legging ruilplan - Indienen zienswijzen - Afhandelen zienswijzen - Indienen beroep - Afhandelen beroep door de rechtbank (ruilplan staat dan vast) - Cassatie bij de Hoge Raad
2014 – 2015
In bezit neming nieuwe kavels en uitvoering werken op toegedeelde gronden en opmaken ruilakte
2015
Opstellen en vaststellen lijst der geldelijke regelingen (LGR) met - Ter inzage legging LGR - Indienen zienswijzen - Afhandelen zienswijzen - Indienen beroep - Afhandelen beroep door de rechtbank - Cassatie bij de Hoge Raad
52 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 53
8 Financieringsplan Kostenraming Op basis van de in hoofdstuk 4 omschreven maatregelen en voorzieningen is door de Dienst Landelijk Gebied een raming van kosten samengesteld. De kosten zijn geraamd aan de hand van de huidige inzichten en het prijspeil van 1 januari 2011. De toekomstige loon en prijsstijgingen gedurende de uitvoeringsperiode zijn geschat op 12%. Deze stijging is in de begroting meegenomen. In de kosten zijn de kosten van grondverwerving, schadevergoedingen en opnamen verwerkt.
Europese bijdrage De Europese bijdrage vormt een onzekerheid in de financiële dekking van het project. Daarom is deze bijdrage in de begroting vrij minimaal gelaten en het tekort evenredig verdeeld over de betrokken partijen (betreft in bijna alle gevallen de Provincie en het Rijk . Gedurende de uitvoeringsperiode van het plan zal wel worden getracht zoveel mogelijk bijdragen uit de EU ten goede te laten komen aan dit project. Voor de kosten van verkaveling ligt het risico volledig bij Rij k en provincie. Als de Europese bijdrage wordt ontvangen komt dit weer naar evenredigheid ten gunste van de betrokken partijen
Kosten private partijen Wettelijk is niet toegestaan om meer kosten bij belanghebbenden in rekening te brengen dan het nut. Op basis van het pMJP bedragen de kosten van private partijen gemiddeld 10% van de kosten van herverkaveling. Het deel van het opmaken van het Ruilplan dat wordt toegerekend aan de agrariërs wordt voor 100% vergoed. Grotendeels zijn de kosten voor het opmaken van het Ruilplan echter ook toegerekend naar de natuur- en watermaatregelen, omdat dit de belangrijkste partijen zijn die nut hebben bij de herverkaveling. De kosten die zijn toegerekend aan de afzonderlijke eigenaren zijn laag omdat er in de huidige situatie reeds sprake is van een goed verkaveling in het gebied. Samen met de relatief kleine oppervlakte van het herverkavelingsgebied leidt dit tot de verwachting dat het uiteindelijke nut voor de landbouw niet al te groot zal zijn. Voor een overzicht van de geraamde kosten en de verdeling zie de bijgevoegde begroting. Door in te stemmen met het inrichtingsplan verklaren de desbetreffende instanties (gemeenten, waterschap en Limburgs Landschap) niet alleen akkoord te gaan met de inhoud van het inrichtingsplan, maar geven ook bestuurlijke toezegging af voor de financiering conform de verdeling in de in de tabel opgenomen bedragen en medewerking te verlenen bij vergunningverlening etc. De bijdrage van de instanties worden in beginsel tegelijkertijd met de uitvoering betaald. De afrekening wordt opgemaakt aan de hand van de werkelijk gemaakte kosten en de kostenverdeling per pMJP doel. Aanvullend aan het inrichtingsplan worden over de uitvoering nadere afspraken vastgelegd met de betrokken
instanties. In deze overeenkomst worden onder meer zaken als inzet van gronden, aanpassen bestemmingplan, verlenen benodigde vergunningen, betalingsschema, hoe om te gaan met tegen- of meevallers, voortgangsrapportage, doelen die niet worden gehaald, Europese bijdrage etc. Zodra inzicht bestaat in een te verwachten overschrijding van de totale raming zal een herziening van de begroting worden voorgelegd aan de financiers. Wijzigingen van het inrichtingsplan zijn mogelijk via planwijzigingen overeenkomstig de Wilg. Gedeputeerde Staten garanderen de financiering door het rijk en de provincie met de vaststelling van het inrichtingsplan. Uiterlijk gelijktijdig met de vaststelling van het inrichtingsplan zullen Gedeputeerde Staten ook een besluit nemen over de uitvoeringsorganisatie.
Kosten gezamenlijke eigenaren Ook belanghebbende grondeigenaren dragen bij in de kosten van het plan. Deze zijn in de kolom private partijen weergegeven. De verdeling van het bedrag over de gezamenlijke eigenaren is afhankelijk van het nut dat men heeft bij de herverkaveling. Bij geen nut betaalt men niets. Bij weinig nut betaalt men weinig, bij veel nut betaalt men meer. Bepalend voor het nut is onder meer: • De vergroting van de bedrijfskavel. • Verkorting van de afstand tot de veldkavels. • De vermindering van het aantal veldkavels. • Kavelconcentratie en vormverbetering.
54 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Het nut wordt contant afgerekend bij de Lijst der geldelijke regelingen en wordt verrekend met andere te verrekenen bedragen. Bij een negatief bedrag wordt bij de eindafrekening contant betaald. Bij een positief bedrag, dus voordeel en betalen, wordt het bedrag van de eindafrekening geïnd door de belastingdienst. In verband hiermee worden de kosten van de gezamenlijke eigenaren, die via de fiscus wordt geïnd, voorgefinancierd door de provincie. Voorzover de private bijdrage hoger is dan de opbrengst van het nut worden deze kosten in rekening gebracht bij de betrokken instanties.
Financiering Het pMJP is de basis voor de financiering en de kostenverdeling van deze herverkaveling. In de tabel 6 is het totaal per pMJP doel opgenomen van de overzichten van hoofdstuk 5. De totale kosten bedragen met een bijdrage van EU, Rijk en Provincie samen van Gemeente Nederweert Limburgs Landschap Waterschap Peel en Maasvallei Synergie-gelden en de private partijen
€ 11,578 mln € 9,826 mln € 0,667 mln € 0,176 mln € 0,741 mln € 0,023 mln € 0,145 mln
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 55
9 Communicatie Reeds in de planfase was het streven van de begeleidingsgroep erop gericht om voor zover mogelijk opmerkingen en wensen van belanghebbenden en belangstellenden in een zo vroeg mogelijk stadium in het plan op te nemen. De communicatie over de uitvoering begint met de melding door Gedeputeerde Staten over de vaststelling van het plan en wat eventueel door Gedeputeerde Staten wordt gewijzigd. Dit is een verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten. Naar verwachting zullen Gedeputeerde Staten dan een besluit nemen over uitvoeringsorganisatie. De nieuwe uitvoeringsorganisatie zal dan gevraagd worden om de communicatie te organiseren.De communicatiemiddelen die zijn ingezet bij de voorbereiding worden ook ingezet bij de uitvoering. Denk hierbij aan voorlichtingsbijeenkomsten, inloopdagen, persoonlijke gesprekken, nieuwsbrieven en de Website www. sarsvenendebanen.nl. De primaire doelgroepen voor de communicatie zijn de grondeigenaren, pachters, overheid, opdrachtgever(s), inwoners en natuur- en cultuurorganisaties. Onder secundaire doelgroepen vallen de media, vrienden van het project, de plaatselijke economie, terreinbeheerders en recreanten. De communicatiestrategie voor Sarsven en de Banen richt zich op drie sporen:
Spoor 1, de communicatie met de direct betrokkenen bij de landinrichting Spoor 1 richt zich primair op de grondeigenaren. Zij worden altijd als eerste geïnformeerd. Mondelinge communicatie wordt ondersteund met middelen. Voor eigenaren die betrokken zijn bij de wettelijke herverkaveling is van belang dat ze: • tijdig worden geïnformeerd over het project zodat ze aandacht
krijgen voor het project en er ontvankelijk voor worden; • inzicht krijgen in de mogelijkheden van het project; • gemotiveerd worden om mee te werken om de mogelijkheden te realiseren. Bij direct belanghebbenden past en persoonlijke communicatie; voor mensen die geen belang hebben maar alleen belangstelling hebben is kennis beschikbaar stellen over het project voldoende.
Spoor 2, de algemene informatie over het project Het tweede spoor richt zich op alle doelgroepen. In spoor 2 is de bestuurscommissie een belangrijke communicator, maar er zijn ook andere intermediairs die communiceren. Naast mondelinge communicatie worden ook schriftelijke en elektronische middelen ingezet. Wel wordt steeds de mogelijkheid geboden tot interactie. De middelen hebben een eigen, herkenbaar uiterlijk en stijl. Tijdens de uitvoering van het plan verandert er veel in het gebied. De commissie biedt mogelijkheden om persoonlijke vragen te stellen (o.a.via spreekuur, e-mail en telefonisch). Via nieuwsbrieven, folders, de website en informatiebijeenkomsten zal iedereen op de hoogte worden gehouden. Bij de voorbereiding van werken worden de direct betrokkenen tijdig geïnformeerd.
Spoor 3, de formele, procedurele communicatie Tenslotte richt spoor 3 zich primair op alle doelgroepen maar kan zich ook richten op de betrokkenen bij specifieke onderwerpen zoals de bezwarenbehandeling. In hoofdstuk 7 is het proces voor de wettelijke herverkaveling uitgebreid beschreven. Over alle hierbij benoemde processtappen zal informatie worden verstrekt. Voor met name de processen waarbij eigenaren direct betrokken zijn zoals: uitvoeren van werken, opstellen ruilplan inclusief uitgangspunten voor de toedeling en wenszitting, vaststellen ruilplannen, opstellen lijst der geldelijke regeling zullen eigenaren en pachters individueel worden aangeschreven.
56 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
10 Aanvullende informatie betreffende de realisatie 10.1 Relatie met bestemmingsplannen buitengebied De gemeente Nederweert heeft in 2010 het bestemmingsplan buitengebied vastgesteld. Hier is, waar mogelijk, voorgesorteerd op de maatregelen uit dit inrichtingsplan. Toch kan het voorkomen dat de nadere uitwerking van elementen uit dit inrichtingsplan een wijziging van het bestemmingsplan vraagt. Dit zal dan te zijner tijd in overleg met de gemeente via de juiste planologische procedures worden opgelost.
Flora en faunawet De Fora en Faunawet regelt de bescherming van soorten. De wet heeft betrekking op onder meer bestrijding van schade veroorzaakt door beschermde diersoorten, jacht, handel en bezit en overige menselijke activiteiten met een mogelijk schadelijk effect op beschermde soorten. Voor sommige werkzaamheden zal een ontheffing op grond van deze wet nodig zijn. Is er ook een omgevingsvergunning nodig, dan maakt de ontheffing van de Flora- en Faunawet onderdeel uit van de omgevingsvergunning.
Bouwstoffenbesluit
De gemeente Leudal is gestart met de voorbereiding voor een nieuw bestemmingsplan buitengebied. De prognose is dat dit eind 2012 afgerond zal zijn. De gemeente zal gevraagd worden om het bestemmingsplan volledig af te stemmen met dit inrichtingsplan. Daarover zal te zijner tijd intensief overleg plaatsvinden met de gemeente om dit goed uit te werken. Ook hiervoor geldt dat mogelijk op onderdelen aanpassingen plaats moeten vinden en dat de daarvoor geldende procedures zullen worden gevolgd.
Op grond van het Besluit bodemkwaliteit is de gemeente of het waterschap het bevoegd gezag indien grond uit een afgraving weer wordt toegepast in een ander werk. Het waterschap is bevoegd gezag indien het om waterlopen gaat en de gemeente in overige gevallen, zoals het ophogen van gronden. Gedurende de voorbereiding van het inrichtingsplan is een bodemkwaliteitskaart voor de gemeente Nederweert opgesteld. Deze kan worden gebruikt als milieuhygiensiche verklaing bij grondverzet. Bij voorkomende verontreinigingen zal er echter naar oplossingen moeten worden gezocht, waarbij het Besluit bodemkwaliteit het toetsingskader vormt voor het bevoegd gezag.
10.2 Vergunningen
De Keur
Voor het uitvoeren van de maatregelen in dit inrichtingsplan dienen verschillende vergunningen te worden verkregen. Per maatregel zullen de benodigde vergunningen worden aangevraagd.
Ontgrondingvergunning Indien er werkzaamheden worden uitgevoerd gericht op het permanent dan wel tijdelijk verlagen van de hoogteligging van het maaiveld is deze vergunning vereist.
Omgevingsvergunning Voor werkzaamheden zoals kappen, bouwen en graven van sloten en andere werkzaamheden waar voorheen een aanlegvergunning nodig was, is een omgevingsvergunning nodig op grond van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet Voor werkzaamheden die invloed (kunnen) hebben op Natura 2000 gebieden is een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet noodzakelijk. Bij de aanvraag wordt onder meer getoetst aan de Habitatrichtlijn. Is er ook een omgevingsvergunning nodig, dan maakt de vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet onderdeel uit van de omgevingsvergunning.
Is een verordening van het waterschap die regelt wat wel en niet mag in of nabij oppervlaktewater en dijken. Indien nodig zal ontheffing van de Keur worden aangevraagd bij het waterschap.
Archeologie Bescherming van het archeologisch erfgoed is geregeld in het verdrag van Malta. Binnen gebieden die op grond van rijks- en provinciaal beleid een wettelijke status hebben morgen geen werkzaamheden worden uitgevoerd die de archeologische waarden nadelig beïnvloeden. De gemeente is bevoegd gezag in deze. Met de gemeente wordt nauw samengewerkt in de uitvoering om geen onherstelbare schade aan te richten aan het cultuurhistorisch erfgoed.
Munitie Daar waar gedruende de 2e wereldoorlog gevechtshandelingen hebben plaatsgevonden bevinden zich mogelijke explosieven in de ondergrond. Deze vormen een gevaar bij graafwerkzaamheden. Bij de gemeenten is bekend welke locaties potentieel gevaarlijk zijn. Op basis van die informatie zal tijdens de uitvoering besloten worden op welke locaties munitie-onderzoek uitgevoerd moet worden.
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 57
Bijlage 1
58 | Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan
Sarsven en de Banen - Ontwerp Inrichtingsplan | 59
Dienst Landelijk Gebied werkt vandaag aan het landschap van morgen. Als publieke organisatie met kennis van het landelijk gebied zorgen wij dat beleid wordt uitgevoerd. Wonen, werken en recreëren in een mooi en duurzaam ingericht Nederland. Met waardevolle natuur, ruimte voor water en gezonde landbouw. Daar zetten wij ons voor in, samen met bewoners, overheden en belanghebbenden. Van ontwerp tot realisatie.
Dienst Landelijk Gebied werkt vandaag aan het landschap van morgen
Dit rapport is een uitgave van: Dienst Landelijk Gebied Postbus 1237 | 6040 KE Roermond www.dienstlandelijkgebied.nl Juli 2011