bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Inhoudsopgave
Toelichting
5
Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4
Inleiding Aanleiding en doel Ligging en begrenzing plangebied Geldende bestemmingsplannen Leeswijzer
7 7 7 7 8
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
Planbeschrijving Historie Bestaande ruimtelijke structuur Bestaande functionele structuur Toekomstige situatie Beeldkwaliteit
9 9 9 10 11 12
Hoofdstuk 3 3.1 3.2 3.3 3.4
Beleidskader Rijksbeleid Provinciaal beleid Regionaal beleid Gemeentelijk beleid
13 13 13 17 19
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9 4.10 4.11
Omgevingsaspecten Milieueffectrapportage Bedrijven en milieuzonering Geluid Lucht Bodem Externe veiligheid Verkeer en parkeren Water Ecologie Archeologie en cultuurhistorie Duurzaamheid
21 21 21 22 23 24 25 26 26 29 31 32
Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3 5.4
Juridische planbeschrijving Inleidende regels Bestemmingen Algemene regels Overgangs- en slotregels
35 35 35 35 36
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
37
Hoofdstuk 7 7.1 7.2
Maatschappelijke uitvoerbaarheid Inleiding Overleg
39 39 39
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Akoestisch onderzoek Rijndijk 198A Hazerswoude-Rijndijk Bodemonderzoek Verkennend asbest in puin onderzoek Aanvullend verkennend bodemonderzoek Advies Omgevingsdienst Externe Veiligheid Quick scan Flora en Fauna Rijndijk 189A Hazerswoude-Rijndijk
41 43 79 97 135 197 215
3
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Inhoudsopgave NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Bijlage 7 Archeologisch verkennend bureau- en booronderzoek Rijndijk 189A Hazerswoude-Rijndijk
4
239
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
6
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Hoofdstuk 1 1.1
Inleiding
Aanleiding en doel
Door de gemeente Alphen aan den Rijn worden ter plaatse van het perceel Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk twee kavels uitgegeven. Een derde kavel is van een particuliere grondeigenaar. De gemeente heeft met deze grondeigenaar een overeenkomst gesloten over de ontwikkeling van de drie kavels. Omdat deze ontwikkeling strijdig is met het geldende bestemmingsplan, maar omdat het initiatief past op de locatie en gewenst is wordt medewerking verleend. Via voorliggend bestemmingsplan wordt gemotiveerd waarom de gemeente voornemens is medewerking te verlenen aan het plan en waarom dat kan volgens de Wet ruimtelijke ordening (Wro).
1.2
Ligging en begrenzing plangebied
Het plangebied is gelegen in Hazerswoude-Rijndijk aan de Rijndijk ter hoogte van huisnummer 189 en 189a. Onderstaande afbeelding toont de ligging van het plangebied in de omgeving.
bron: Bing maps
1.3
Geldende bestemmingsplannen
Ter plaatse van het plangebied geldt het bestemmingsplan "Tussen Rijn en Rails 1986" vastgesteld op 27-02-1986 en goedgekeurd op 07-04-1987. De gewenste ontwikkeling past niet in dat bestemmingsplan, omdat dat plan alleen het bestaande aantal woningen toe staat. Om die reden is deze partiële herziening opgesteld. Voor de kern Hazerswoude is een bestemmingsplan in voorbereiding. Het bestemmingsplan "Van Rijksweg 11 tot Rijn" moet alle vigerende bestemmingsplannen voor de kern vervangen. Dat plan wordt gemaakt in het kader van de wettelijke verplichting om iedere 10 jaar tot een actueel ruimtelijk plan te komen en is een zogenoemd actualisatieplan. De werkelijke situatie wordt vastgelegd en dit heeft tot gevolg dat het plan conserverend van aard is. Nieuwe ontwikkelingen worden niet meegenomen. Om deze reden wordt de ontwikkeling die dit bestemmingsplan mogelijk maakt niet meegenomen in het actualisatieplan, maar is hiervoor een eigen ruimtelijk plan geschreven.
7
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
1.4
Leeswijzer
Na dit inleidende hoofdstuk wordt in hoofdstuk 2 het initiatief beschreven. In hoofdstuk 3 is een beschrijving van het relevante Rijks-, provinciale-, regionale en gemeentelijke beleid en de relevante wetgeving opgenomen. In hoofdstuk 4 wordt het project inhoudelijk op haalbaarheid getoetst aan de hand van het geldende beleid en (milieu)wetgeving. In hoofdstuk 5 wordt vervolgens een juridische planbeschrijving gegeven. Hoofdstuk 6 gaat in op de economische uitvoerbaarheid van het plan. Tot slot gaat hoofdstuk 7 in op de maatschappelijke uitvoerbaarheid van het plan waarbij de uitkomsten van de inspraak en overlegmomenten zijn opgenomen.
8
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Hoofdstuk 2 2.1
Planbeschrijving
Historie
Het valt niet met zekerheid te zeggen wanneer het dorp Hazerswoude is ontstaan. Wel bestaat het in 1281 als ambacht en hogen de boeren hun landerijen op met bagger. Als bescherming tegen het steeds wassende water leggen zij dijken aan, met een grasmat van afgestoken graszoden. Het Hollandse 'moer' -een barre veenwildernis- wordt ontgonnen. De bewoners ontdekken dat het moeraswater door het graven van sloten wegloopt en de bovenste veenlagen droog vallen. De grond kan dan worden afgegraven, wat hen een rijke brandstof oplevert: de turf. Daaronder bevindt zich een zeer vruchtbare grond. Toch heeft men nog niet zoveel kennis van dit proces: de grond wordt nog verder afgegraven, nu alleen vanwege de turf, en dat blijft niet zonder gevolgen. In de vijftiende eeuw is Hazerswoude -evenals veel andere dorpen in de Rijnstreek- omgeven door water. Voor de inwoners betekent dit het einde van hun bestaan: ze trekken weg door gebrek aan bouwgrond. Vanaf 1500 komt er een kentering in het denken: er moet strijd worden geleverd tegen het water. Er ontstaat weer wat bewoning en de agrarische sector komt tot ontwikkeling. Boeren leggen zich onder andere toe op het kweken van elzen, waarvan het twijghout wordt gebruikt. Deze 'kwekerijen' vestigen zich op de nog niet uitgegeven landen langs de -huidige- Voorweg en het riviertje De Loete. Daarnaast is er sprake van huisnijverheid. Veel bewoners leggen zich toe op het weven van kaasdoeken, wat ook betekent dat er kaas wordt gemaakt. Langs de Rijndijk liggen de meeste boerderijen. Hazerswoude maakte in het verleden deel uit van de gemeente Rijnwoude. Rijnwoude ontstond in 1991 onder de naam 'Rijneveld' uit een fusie van de toen opgeheven gemeenten Benthuizen, Hazerswoude en Koudekerk aan den Rijn. In 1993 werd de gemeente omgedoopt tot Rijnwoude. Op 1 januari 2014 zijn de gemeenten Alphen aan den Rijn, Boskoop en Rijnwoude gefuseerd tot een nieuwe gemeente Alphen aan den Rijn.
2.2
Bestaande ruimtelijke structuur
Langs de Oude Rijn loopt de Rijndijk waaraan de lintbebouwing van Hazerswoude-Rijndijk ligt. De foto hieronder geeft een impressie van de omgeving.
Luchtfoto omgeving (bron: Google Maps)
Direct aan de weg ligt de lintbebouwing. Op het achterterrein van nummer 189 ligt nog een woning, Rijndijk 189a. De lintbebouwing langs de dijk is open en authentiek. Direct achter het perceel ligt een houtopstand die onderdeel uitmaakt van de EHS. Daarachter begint het open weidelandschap. Op de afgebeelde luchtfoto is de situatie te zien.
9
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Afbeelding vogelvlucht van plangebied (bron: Bing Maps)
Bijgevoegde beelden geven een impressie van het plangebied.
Beeld plangebied in richting Rijndijk
2.3
Plangebied met bestaande inrit Rijndijk 189a
Bestaande functionele structuur
Langs de dijk liggen met name woningen. Aan huis verbonden beroepen zijn toegestaan. Bedrijvigheid vindt plaats in de kernen en komt in de directe nabijheid van het plangebied niet voor. Achter het perceel ligt het veenweidelandschap dat behoort tot het Groene Hart. De houtopstand achter de woningen maakt onderdeel uit van de Ecologische Hoofdstructuur.
10
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
2.4
Toekomstige situatie
Langs de Rijndijk is nog gelegenheid voor de bouw van een woning. Naast perceel nr. 189 ligt een onbebouwd perceel dat hiervoor in aanmerking komt. Daarnaast zullen twee woningen verder van de Rijndijk af gebouwd worden, tussen nr. 189 en de verder achterop in het land gelegen woning 189a. Onderstaand een afbeelding van de inpassing van de drie nieuwe woningen.
Voorlopige impressietekening van de nieuw te bouwen woningen
Het plan betreft 3 bouwkavels, waarvan 2 bouwkavels door de gemeente worden verkocht en waarvan 1 bouwkavel door een derde te zijner tijd nader wordt ontwikkeld.
11
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
2.5
Beeldkwaliteit
In het kader van een goede inpassing van het plan in het bestaande bebouwingslint en het landschap, dient er in elk nieuw bestemmingsplan voor het buitengebied en stads- en dorpsranden een beeldkwaliteitsparagraaf opgesteld te worden. In deze paragraaf worden de eisen ten aanzien van de beeldkwaliteit uiteengezet. Het plangebied ligt op de oeverwal langs de Oude rijn. Van oorsprong zijn dit de vroegst bewoonde gebieden, door de natuurlijke hoogte werden bewoners beschermd tegen het water. Vanaf deze bebouwde gebieden is het achterliggende land ontgonnen. De ontginningsrichting is haaks op de rivier. Steden bo u wku n dig e u itg an g s pu n ten Langs de Rijndijk tussen Hazerswoude en Alphen heeft de bestaande bebouwing een verspringende rooilijn. Ook is er tweedelijnsbebouwing aanwezig. De stedenbouwkundige uitgangspunten voor de locatie gaan uit van beide principes. Eén woning is direct aan de Rijndijk gesitueerd, de andere twee liggen (schuin) achter deze woning. De volgende stedenbouwkundige uitgangspunten worden gehanteerd: De woningen zijn met de voorzijde gericht op de Rijndijk, met de achterzijde richting het open veenweidelandschap; De woningen zijn ten opzichte van de Rijndijk haaks of evenwijdig gesitueerd; De oorspronkelijke verkavelingsrichting blijft herkenbaar; De bestaande waterlopen blijven gehandhaafd; De doorzichten richting het veenweidelandschap over het water blijven zoveel mogelijk open; De woningen bestaan maximaal uit twee lagen met een kap; De kavels mogen voor maximaal 50 % worden bebouwd; De woningen worden ontsloten via één centrale uitrit. A r c h itec to n is c h e u itg an g s pu n ten Er moet vanwege de relatie met de bestaande bebouwing van het lint van de Rijndijk aansluiting worden gezocht bij de omvang van de bestaande woningen en de architectuur. Dit betekent dat nieuwe woningen een traditionele uitstraling hebben, waarbij de woningen zijn voorzien van schuine kappen. De inhoud van de bebouwing bedraagt maximaal 750 m³ inclusief aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen; De maximale goot-, en nokhoogte van het hoofdgebouw bedragen 6, respectievelijk 9 meter; De maximale goot-, en nokhoogte van bijgebouwen bedragen 3, respectievelijk 6 meter; De minimale afstand van hoofdgebouwen tot zijdelingse perceelgrens bedraagt 5 meter; Hoofgebouwen mogen niet worden voorzien van een lessenaarskap of plat dak; De nokrichting van het hoofdgebouw loopt ten opzichte van de Rijndijk haaks of evenwijdig; De kap van het hoofdgebouw bestaat uit pannen of riet; De wanden bestaan hoofdzakelijk uit baksteen of hout in gedekte kleuren, aangevuld met details in glas of metaal. Er fin r ic h tin g Kenmerkend voor de lintbebouwing aan de Rijndijk is de groene inrichting van de kavels. De huidige groene inpassing van het bestaande plangebied blijft zoveel mogelijk behouden. De kavels mogen maximaal voor 50% bebouwd worden. Om de groene uitstraling te behouden, worden de volgende eisen gesteld aan de erfinrichting: Het maximale oppervlak van vrijstaande bijgebouwen en overkappingen bedraagt 50m²; Het maximale oppervlak van bijbehorende bouwwerken beslaat 50% van het totale achtererfgebied op de kavel; Erfafscheidingen hebben een natuurlijk karakter en worden gerealiseerd als hagen of groene schermen; Erfafscheidingen zijn maximaal 2 m hoog, vóór de voorgevel maximaal 1 m hoog; Parkeren geschiedt volledig op eigen terrein.
12
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Hoofdstuk 3 3.1
Beleidskader
Rijksbeleid
Str u c tu u r v is ie In fr as tr u c tu u r en Ru im te ( SVIR) en Bes lu it alg em en e r eg els r u im telijke o r den in g ( Bar r o ) In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geeft het kabinet een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau. De structuurvisie benoemt 13 onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang. Het merendeel van die onderwerpen betreft specifieke gebieden zoals de mainportontwikkeling van Rotterdam en Schiphol, de bescherming van de waterveiligheid aan de kust en rond de grote rivieren, bescherming en behoud van de Waddenzee en enkele werelderfgoederen, de uitoefening van defensietaken, Ecologische hoofdstructuur, elektriciteitsvoorziening, toekomstige uitbreiding hoofd(spoor)wegennet en de veiligheid rond rijksvaarwegen. Een onderwerp dat niet aan bepaalde gebieden gebonden is, is duurzame verstedelijking. Voor dit onderwerp introduceert het Rijk de 'ladder voor duurzame verstedelijking' waarmee zorgvuldig ruimtegebruik door optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden en het voorkomen van overprogrammering worden nagestreefd. Provincies en gemeenten dienen in hun ruimtelijke besluiten te motiveren of een nieuwe stedelijke ontwikkeling in een actuele regionale behoefte voorziet. Als dat het geval is dient gekeken te worden of deze in bestaand stedelijk gebied past (inbreiding). Pas als dat niet het geval is komt uitbreiding in beeld onder voorwaarde van een optimale ontsluiting door verschillende vervoersmodaliteiten. In het Barro heeft het Rijk voor deze onderwerpen regels opgesteld waarmee het SVIR juridisch verankerd is richting lagere overheden. Via het Besluit ruimtelijke ordening en het Besluit omgevingsrecht zijn deze regels aanvullend verankerd. In de structuurvisie worden, naast de onderwerpen van nationaal belang, accenten geplaatst op het gebied van bestuurlijke verantwoordelijkheden. Het beleid betekent een decentralisatie van rijkstaken en bevoegdheden. Het Rijk gaat zo min mogelijk op de stoel van provincies en gemeenten zitten en lagere overheden, burgers en bedrijven krijgen, zolang het nationaal belang niet in het geding is, de ruimte om oplossingen te creëren. Plan s pec ifiek De SVIR richt zich op onderwerpen van nationaal ruimtelijk belang. Het voorliggend initiatief ligt niet in een gebied dat van belang is voor het nationaal functioneren. Het Barro geeft in die zin geen regels voor het plangebied. Daarnaast is het project verenigbaar is met de strekking van de ladder voor duurzame verstedelijking, aangezien de toevoeging van het aantal woningen regionaal is afgestemd en is opgenomen in de woonvisies. Het initiatief is niet strijdig met geldend rijksbeleid.
3.2
Provinciaal beleid
Pr o v in c iale Str u c tu u r v is ie ( PSV-2010) en Pr o v in c iale Ver o r den in g Ru im te ( 2010) Op 2 juli 2010 hebben Provinciale Staten van Zuid-Holland de provinciale structuurvisie "Visie op Zuid-Holland, Ontwikkelen met schaarse ruimte" vastgesteld. In de provinciale structuurvisie is weergegeven dat er in 2040 een aantrekkelijk woon- en leefklimaat in Zuid-Holland bestaat. Stedelijke centra, waaronder Alphen aan den Rijn, hebben hun eigen aantrekkelijk aanbod van woonmilieus. Er bestaat een gedifferentieerd aanbod van voorzieningen waar nuttige en recreatieve tijdsbesteding kan worden gecombineerd. Uitgangspunt is een balans tussen hectiek en rust. De parken, kleine groengebieden in combinatie met andere voorzieningen en de nabijheid van de omliggende groenstructuur zorgen hiervoor. Her zien in g Str u c tu u r v is ie en v er o r den in g Sinds 2010 zijn een aantal aanpassingen gedaan en reparaties uitgevoerd aan dit beleidsstuk. De volgende besluiten zijn verwerkt: Reparatiebesluit contour Gouda Zuid, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 23 november 2010 Eerste Herziening, vastgesteld door Provinciale Staten op 23 februari 2011 Aanpassing bebouwingscontour Kaag, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 20 december 2011 Actualisering 2011, vastgesteld door Provinciale Staten op 29 februari 2012 Actualisering 2012, vastgesteld door Provinciale Staten op 30 januari 2013 Kennelijke onjuistheidsprocedure ex artikel 24 van de verordening Ruimte voor de Barrepolder te Zoeterwoude, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 7 november 2013 Herziening Herijking EHS, vastgesteld door Provinciale Staten op 11 december 2013
13
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Kennelijke onjuistheidsprocedure ex artikel 24 van de verordening Ruimte voor de bebouwingscontour ter plaatse van de kruising Madepolderweg - Madesteinweg te Den Haag, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 9 januari 2014 Herziening Oostvlietpolder / Veenderveld-2, vastgesteld door Provinciale Staten op 26 februari 2014 Kennelijke onjuistheidsprocedure ex artikel 24 van de verordening Ruimte voor de bebouwingscontour te Goedereede, vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 12 maart 2014 Provinciale Staten van Zuid-Holland hebben op 23 februari 2011 de Eerste Herziening van de Provinciale Structuurvisie en de Verordening Ruimte vastgesteld. De herziening heeft betrekking op enkele onderwerpen die bij de vaststelling bij de Provinciale Structuurvisie in juli 2010 nog onvoldoende waren afgerond. De belangrijkste onderwerpen zijn: bouwen buiten de contour, landgoederenzones, landgoed- en kasteelbiotopen, aanpassing kaarten van enkele gemeenten (waaronder Hillegom en Gorinchem), begrenzing Ecologische Hoofdstructuur en procedure voor transformatiegebieden nieuwe glastuinbouwlocaties. De Verordening Ruimte stelt dat bestemmingsplannen die betrekking hebben op nieuwe ontwikkelingen op het gebied van: wonen, bedrijven, zelfstandige kantoren, detailhandel en andere stedelijke voorzieningen, moeten voorzien in een aantoonbare behoefte en gebaseerd zijn op een regionale visie op het programma terzake danwel tenminste regionaal zijn afgestemd. Nieuwe ontwikkelingen moeten voldoen aan de ladder voor duurzame verstedelijking. Dit houdt in dat wanneer een nieuwe ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt, deze nieuwe ontwikkeling binnen of aansluitend aan bestaand stedelijk gebied moet plaatsvinden. Bebouwingscontour Het bestemmingsplangebied is op de bij de verordening behorende kaart 'Bebouwingscontour' met betrekking tot de woning achter 189 gelegen binnen de bebouwingscontour. De twee woningen ten oosten van nr. 189 zijn gelegen buiten de contour. Binnen de contour is verstedelijking toegestaan en zijn er vanuit de verordening geen belemmeringen.
Uitsnede kaart bebouwingscontour Provinciale ruimtelijke verordening
Voor de twee woningen buiten de contour geldt dat deze een bijdrage moeten leveren aan de ambities die voortvloeien uit de kwaliteitskaart van de provinciale structuurvisie. Dit dient te gebeuren door de ruimtelijke kwaliteiten van het gebied te behouden en te versterken. Ladder voor duurzame verstedelijking De ladder voor duurzame verstedelijking gaat verder in op de wijze waarop verstedelijking tot stand mag komen. De ladder stuurt op herstructurering, intensivering en transformatie van bestaand stedelijk gebied,
14
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
maar ook op gebieden aansluitend aan stedelijk gebied. De voorwaarde die hieraan verbonden is, is dat sprake moet zijn van een goed beeldkwaliteitsplan, waarin wordt aangetoond dat het plan bijdraagt aan de beeldkwaliteit van de omgeving. In dit bestemmingplan is daarom een paragraaf Beeldkwaliteit opgenomen.
Uitsnede kaart Ladder duurzame verstedelijking
Volgens de kaart 'Ladder voor duurzame verstedelijking' die hoort bij de provinciale ruimtelijke verordening, valt het plangebied binnen de contouren voor nieuw stads- en dorpsgebied. Kwantitatieve opgave woningbouw De provincie stelt dat een deel van de ruimtelijke opgaven is te vertalen naar kwantitatieve woningbouwopgaven. Deze opgaven zijn, naast "het verbeteren van de ruimtelijke structuur" en "sturen op ruimtelijke kwaliteit" een belangrijk uitgangspunt voor de visie tot 2020. De volgende tabel geeft het overzicht van de kwantitatieve opgaven voor de verschillende ruimtelijke gebruiksfuncties in Zuid-Holland voor de periode 2010-2020, waarop de visie is gebaseerd. Deze opgaven zijn het resultaat van onderzoek en zijn vastgelegd in diverse bestuurlijke afspraken. Via bebouwingscontouren en afspraken zijn kaders geschetst waarbinnen gemeenten de opgaven realiseren. De cijfers laten zien dat er in de komende tien jaar nog een grote vraag naar ruimte is. Deze verschilt overigens per regio. Reg io
Pr o g r am m a
Beh o efte WBR2010
Tr en d BP2010
Zuidvleugel
115.000 + 5.000
114.800
106.800
Holland-Rijnland (deel Rijnstreek)
6.150
4.500
1.800
Midden-Holland (deel Groene Hart)
3.700
3.100
1.800
Alblasserwaard/Vijfheerenlanden
5.550
4.500
2.400
Hoeksche Waard
2.150
1.900
1.000
Goeree-Overflakkee
1.200
1.300
1.200
Gr o en e Har t + Delta
18.750
15.300
8.200
Z U ID-HO LLA ND
138.700
130.100
115.000
De woningbehoefte ramingen (WBR) 2010 gaat uit van balans in vertrek en vestiging vanaf 2010 (migratiesaldo 0). Recente woningbehoefteramingen geven aan dat de afgesproken programma’s niet zonder bijzondere inspanning haalbaar zijn. Bij het gesprek dat de provincie voert in het kader van het opstellen van een regionale woonvisie, zijn de cijfers WBR2010 het vertrekpunt van gesprek van de provincie. Het hierboven weergegeven programma betreft de toename woningbouw. Dat is exclusief compensatie sloop. De opbouw van deze programma's is verantwoord in de Provinciale Monitor Wonen 2010. Voor de regio’s in het Groene Hart en de Hoeksche Waard geldt dat programma's die kunnen worden afgeleid
15
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
van migratiesaldo nul niet afzetbaar zijn (dat is voor de markt teveel). Met de regio samen is een meer bescheiden, wel afzetbaar, programma ontwikkeld. Wonen in het Groene Hart Met het rijk is afgesproken dat het in het gehele Groene Hart gaat om 35.700 netto toe te voegen woningen in de periode 2004 tot 2020. Dit betekent voor het Zuid-Hollandse deel een toename van de voorraad van 26.600 woningen in de periode 2004-2020. De Groene Hartprovincies monitoren jaarlijks gezamenlijk de woningbouwen economische ontwikkeling in het gebied. Het restant van dit afgesproken programma voor de periode 2010 tot en met 2019 bestaat uit circa 20.000 woningen. Uit de woningmarktverkenningen Zuid-Holland 2010 blijkt dat de actuele vraag naar woningen in het Groene Hart aanmerkelijk lager is dan dit afgesproken programma. Een doorvertaling van het woningbouwprogramma op gemeentelijk niveau, is verder uitgewerkt in paragraaf 3.4. Groene Hart De provinciale structuurvisie gaat ook in op het Groene Hart. In het Groene Hart is behoud en ontwikkeling van de onderscheiden waardevolle landschappen gekoppeld aan verschillende opgaven. Deze worden per gebied genoemd. Per (deel)gebied worden de kwaliteiten toegelicht en wordt de samenhang met deze gebiedsopgaven uitgewerkt. Versterking van de landschappelijke kwaliteit richt zich globaal op de vier kernkwaliteiten die benoemd zijn in de Voorloper Groene Hart: landschappelijke diversiteit, veenweidekarakter (inclusief de strokenverkaveling en lintbebouwing), openheid en rust & stilte. De kernkwaliteiten in de deelgebieden voor het Groene Hart hebben de gezamenlijke Groene Hartgemeenten en -provincies uitgewerkt in de Kwaliteitsatlas Groene Hart. De ontwikkeling vindt plaats binnen de grenzen van het Groene Hart. Omdat het plan echter onderdeel is van het dorp Hazerswoude-Rijndijk wordt verder geen afbreuk gedaan aan de kwaliteiten van het Groene Hart. C o n c lu s ie Geconcludeerd kan worden dat het plan niet in strijd is met provinciaal beleid of provinciale belangen.
Vis ie Ru im te en Mo biliteit De provincie stuurt op (boven)regionaal niveau op de inrichting van de ruimte in Zuid-Holland. De Visie ruimte en mobiliteit (VRM), vastgesteld door Provinciale Staten op 9 juli 2014, geeft op hoofdlijnen sturing aan de ruimtelijke ordening en maatregelen op het gebied van verkeer en vervoer. Na de publicatie in het provinciaal blad omstreeks 1 augustus, treedt de VRM in werking. Hoofddoel van de VRM is het scheppen van voorwaarden voor een economisch krachtige regio. Dat betekent: ruimte bieden om te ondernemen, het mobiliteitsnetwerk op orde en zorgen voor een aantrekkelijke leefomgeving. De VRM bevat een nieuwe sturingsfilosofie. De kern daarvan is: Ruimte bieden aan ontwikkelingen. Aansluiten bij de maatschappelijke vraag naar woningen, bedrijfsterreinen, kantoren, winkels en mobiliteit. Allianties aangaan met maatschappelijke partners. Minder toetsen op regels en meer sturen op doelen. Bij de VRM horen: de Visie ruimte en mobiliteit, de Verordening ruimte, het Programma ruimte en het Programma mobiliteit. In de VRM zijn 4 thema’s te onderscheiden: 1. 2. 3. 4.
Beter benutten en opwaarderen Versterken stedelijk gebied (agglomeratiekracht) Versterken ruimtelijke kwaliteit Bevorderen van een water- en energie-efficiënte samenleving
Programma ruimte Het programma ruimte beschrijft de operationele doelen en de realisatiemix om doelen te (doen) bereiken. Ook wordt ingegaan op de rolverdeling en afspraken tussen gemeenten, regio’s en provincie. De realisatiemix uit het programma ruimte bestaat uit juridische, financiële en bestuurlijke instrumenten en nader uit te werken beleid. In de praktijk worden deze vrijwel altijd gecombineerd ingezet. Programma mobiliteit
16
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
In het programma mobiliteit staan de ambities en de provinciale belangen. Het programma mobiliteit kent een grotere dynamiek dan de visie. Het kan hierdoor bijvoorbeeld in samenhang met een nieuw collegeprogramma, elke vier jaar worden geactualiseerd. Daarbij wordt verbinding gelegd met de verschillende uitvoeringsprogramma’s, beleidsuitwerkingen en verordeningen zoals deze al bestaan voor mobiliteit. Juridisch instrumentarium (o.a. Verordening ruimte 2014) Het juridisch instrumentarium vloeit voort uit de Wet ruimtelijke ordening en staat in de Verordening ruimte 2014. Het gaat daarbij om de verordening, het provinciaal inpassingsplan en de (proactieve en reactieve) aanwijzing. De provincie kan deze instrumenten inzetten als er sprake is van provinciaal belang. De provincie beschouwt in ieder geval van provinciaal belang de in de visie opgenomen doelen en de uitwerking daarvan in het programma ruimte en mobiliteit. In de verordening staan de regels die de provincie stelt aan ruimtelijke ontwikkelingen. In de Agenda Ruimte werkt de provincie uit wat nodig is om de gewenste ontwikkelingen samen met partners of alleen te realiseren. Deze wordt in een later stadium vastgesteld. C o n c lu s ie Belangrijk ten opzichte van de Provinciale Structuurvisie en Provinciale Verordening Ruimte is dat bouwen van woningen en bedrijven buiten het bestaande stads- en dorpsgebied mogelijk wordt. Dit is echter alleen het geval wanneer binnen de bestaande bebouwing geen ruimte is, de maatschappelijke behoefte is aangetoond en de nieuwe ontwikkeling bijdraagt aan het behoud of verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. De 'rode contouren' verdwijnen. Voor onderhavig plangebied geldt dat het binnen het bestaande dorpsgebied komt te liggen. De VRM staat daarmee ontwikkeling van het initiatief niet in de weg. In lijn met de maatschappelijke behoefte zet de provincie in op het beter benutten van het bestaand stads- en dorpsgebied. Indien een gemeente een ruimtelijke ontwikkeling wil realiseren, wordt de Ladder voor duurzame verstedelijking doorlopen. De provincie wil bevorderen dat de ladder op (sub)regionaal niveau wordt toegepast en dat samenwerkende gemeenten een gezamenlijk beeld ontwikkelen van de ontwikkelmogelijkheden binnen en buiten bestaand stads- en dorpsgebied. De gemeenten stemmen de geplande opgave met behulp van actuele regionale visies voor wonen, kantoren, bedrijventerreinen en detailhandel af met andere gemeenten in de regio. De toe te voegen woningen maken reeds onderdeel uit van de regionale woonvisie. In die zin past de ontwikkeling binnen de uitgangspunten van de VRM.
3.3
Regionaal beleid
Gebieds pr o fiel Wijk en Wo u den Met de introductie van gebiedsprofielen wil de provincie ruimtelijke kwaliteit als belangrijke voorwaarde stellen voor nieuwe gebiedsontwikkelingen. Het gebiedsprofiel Wijk en Wouden (vastgesteld door de GS op 17 juli 2013) verbeeldt en beschrijft de ruimtelijke kwaliteiten en ambities voor het (landelijke) gebied in de regio rondom het plangebied. Hierdoor wordt duidelijk waar rekening mee moet worden gehouden bij nieuwe ruimtelijke ingrepen. In samenwerking met gemeenten, de regio, het waterschap en enkele maatschappelijk betrokken partijen, heeft de provincie de kwaliteiten in Wijk en Wouden bepaald. De ambities in het gebiedsprofiel richten zich op: De herkenbaarheid van de structuur van dijken en kreken. De openheid van de polders. De ontwikkeling van hoogwaardige dorpsranden. Een zonering van het landschap. Versterken van de verbindingen tussen dorp en landschap. De verdere ontwikkeling van natuur. Voor gemeenten vormt het gebiedsprofiel een handreiking bij de verplicht op te stellen beeldkwaliteitsparagraaf bij nieuwe bestemmingsplannen voor het buitengebied en stads- en dorpsranden. Voor ontwikkelaars en ontwerpbureaus bevat het gebiedsprofiel informatie voor de ruimtelijke kwaliteitseisen die zij kunnen gebruiken bij hun planuitwerking. Tot slot zijn de gebiedsprofielen zelfbindend voor de provincie. Dit betekent dat de provincie bij het opstellen van haar plannen gebruik dient te maken van de informatie in de gebiedsprofielen. C o n c lu s ie Het plangebied ligt aan de Rijndijk, onderdeel van het 'Rivierdijklint'. Dit was het vroegst bebouwde gebied, vanwaaruit het achterliggende land is ontgonnen. De ontginningsrichting is haaks op de rivier. Het rivierdijklint kenmerkt zich door een mix van bedrijvigheid en wonen, statige boerderijen en opvallend langgerekte
17
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
bebouwing met groen ingeplante erven. Enkele monumentale boerderijen staan op enige afstand van de weg, waar kleiruggen wat verder van de rivier af liggen. Tussen de bebouwing door zijn lange zichtlijnen de polder in. De weg ligt over het grootste gedeelte aan het water, vaak met het jaagpad tussen weg en water. Op smalle buitendijkse stroken land heeft zich in eerste instantie watergebonden industrie gevestigd, maar later ook woonbebouwing. Bij ontwikkelingen zijn de huidige korrel, profiel, en transparantie van het lint richtinggevend. Bij nieuwe ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met: Hoge cultuurhistorische waarde van het rivierlint, er wordt inspiratie geput uit oorspronkelijke elementen en geschiedenis. De oorspronkelijke verkavelingsrichting blijft herkenbaar. Over sloten haaks op de oeverwal blijft zicht mogelijk naar open veenweidelandschap. De directe relatie tussen het lint en de rivier blijft behouden, zowel door het zicht over het water te handhaven, als door openbare oevers te behouden. Bebouwing staat met de voorkant naar de weg, en met de achterkant naar het polderlandschap. De hiervoor beschreven uitgangspunten zijn als uitgangspunt gehanteerd bij het opstellen van de beeldkwaliteitsparagraaf in dit bestemmingsplan.
Reg io n ale s tr u c tu u r v is ie 2020 Regio Holland Rijnland ligt midden in de Randstad en telt ruim vijfhonderdduizend inwoners. De gemeenten Alphen aan den Rijn, Kaag & Braassem, Hillegom, Katwijk, Leiden, Leiderdorp, Lisse, Nieuwkoop, Noordwijk, Noordwijkerhout, Oegstgeest, Teylingen, Voorschoten en Zoeterwoude werken samen in het samenwerkingsorgaan Holland Rijnland. In de Regionale StructuurVisie 2020 verwoorden deze veertien gemeenten hun ruimtelijke visie op de regio. De Regionale Structuurvisie heeft als doel: een goede balans realiseren tussen gebiedsontwikkeling en behoud van het oorspronkelijke karakter. In de Regionale Structuurvisie van Holland Rijnland wordt inzicht gegeven in de ruimtelijke ontwikkelingen tot 2020 (met doorkijk naar 2030). Op basis van deze visie zijn de zeven kernbeslissingen geformuleerd. 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7.
Holland Rijnland als topwoonregio; Het reserveren van grond voor woningen heeft ruimtelijke prioriteit; Leiden vervult een regionale centrumfunctie; Concentratie van stedelijke ontwikkeling; Bebouwing wordt geconcentreerd in de Aaneengesloten Stedelijke Agglomeratie van Katwijk tot en met Leiden, de zone langs de Oude Rijn tussen Leiden en Alphen aan den Rijn conform de Transformatievisie Oude Rijnzone en in Alphen aan den Rijn; Groen-Blauwe kwaliteit staat centraal; de groen-blauwe ondergrond wordt gebruik als onderlegger bij het stedenbouwkundig ontwerp; Het Groene Hart, de Bollenstreek en Duin, Horst en Weide blijven open; twee economische speerpunten; opschaling van de kenniseconomie en uitbreiding van de Greenports; verbetering van de regionale bereikbaarheid.
C o n c lu s ie De onderscheidenlijke gemeenten die deel uitmaken van Holland Rijnland, maken bovenstaande 7 kernbeslissingen specifieker in hun gemeentelijk beleid. De kernbeslissingen staan ontwikkeling van het plangebied niet in de weg.
Reg io n ale Wo o n v is ie Ho llan d Rijn lan d 2009-2019 De regionale woonvisie is feitelijk de uitwerking van de regionale structuurvisie op het beleidsterrein voor wonen. De regio is een top woonregio en draagt daarmee bij aan een aantrekkelijk (internationaal) vestigingsklimaat in de Zuidvleugel. Daarom ligt de focus enerzijds de realisatie van topwoonmilieus voor hen die willen verhuizen vanwege hun werk in de groeiende bedrijfstakken zoals Bio Sciences. Anderzijds is er een belangrijke opgave voor sociale woningbouw voor doelgroepen die niet zelfstandig in hun woonbehoefte kunnen voorzien. Dus niet alleen voor de huidige maar ook voor toekomstige bewoners wil Holland Rijnland een alternatief bieden. Daarom heeft het Algemeen Bestuur ingestemd met de Woonvisie Holland Rijnland 2009-2019. Hierin staan de belangrijkste afspraken over wonen in de regio. De woningbouwopgave voor Holland Rijnland is zeer divers. In het meer verstedelijkte deel van de regio is nog steeds een kwantitatief tekort aan woningen. In de komende tien jaar zouden in heel Holland Rijnland circa 20.000 woningen erbij moeten worden gebouwd om aan de vraag te voldoen. Maar in sommige delen van het
18
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Groene Hart zet een tendens naar krimp in en zal de (kwantitatieve) vraag afnemen. Voor de hele regio geldt dat er steeds beter rekening zal moeten worden gehouden met gewijzigde woonvoorkeuren van consumenten. Kwaliteit wordt steeds belangrijker en de uitdaging zal zijn om middelen te vinden om vraag en aanbod zowel in kwantitatieve als kwalitatieve zin op elkaar af te stemmen. Die slag zal moeten worden gemaakt in de nieuwe woonvisie met een nieuw bouw- en herstructureringsprogramma. C o n c lu s ie De 3 toe te voegen woningen in het plangebied passen binnen de regionale woningafspraken met Holland Rijnland.
3.4
Gemeentelijk beleid
Sam en g es telde s tr u c tu u r v is ie Rijn wo u de 2020 ( 2008) Op grond van de Wro zijn gemeenten verplicht om voor hun grondgebied één of meer structuurvisies vast te stellen. De voormalige gemeente Rijnwoude heeft ervoor gekozen om de bestaande visies te bundelen en in één document op te nemen. De samengestelde structuurvisie bestaat uit de volgende documenten: Structuurvisie Rijnwoude 2020, Van droom naar daad (2005) en de Transformatievisie Oude Rijnzone (2007). De hoofdkeuzen uit de Structuurvisie Rijnwoude 2020 zijn nog steeds actueel. Ook na de herindeling met de gemeenten Alphen aan den Rijn en Boskoop. De hoofdkeuzen zijn: 1. 2.
3.
Rijnwoude 'Dorpen tussen steden' - versterken dorpse kwaliteiten en niet (visueel) vastgroeien aan de nabijgelegen stedelijke gebieden en Ontwikkelen Oude Rijnzone vanuit kwaliteiten. Rijnwoude een complete, leefbare gemeente van subregionaal niveau - versterking van het bestaande voorzieningencentrum, Hazerswoude-Rijndijk als hoofdvoorzieningencentrum Rijnwoude, versterken structuur Hazerswoude-Dorp en Benthuizen aan het Bentwoud; Verschil ontwikkelingsmogelijkheden 'grasland' en 'akkerland' - behouden en versterkenvan graslandschap en geleidelijke transformatie akkerland.
C o n c lu s ie De Samengestelde Structuurvisie Rijnwoude 2020 biedt geen concrete uitgangspunten die voor onderhavig initiatief van belang zijn. Het staat de ontwikkeling echter niet in de weg.
Wo o n v is ie Rijn wo u de 2005-2020 ' Wo n en in de tu in v an de Ran ds tad' De druk van steden in de regio, bijvoorbeeld de ontwikkeling van de Oude Rijnzone, was voor de gemeente Rijnwoude aanleiding om een woonvisie op te stellen. Op 22 september 2005 is deze vastgesteld door de raad. Eind 2012 is de woonvisie geactualiseerd. De gemeente heeft verantwoordelijkheden voor een goed functionerende woningmarkt. De afgelopen jaren is het besef gegroeid dat goed inspelen op de 'vraag' bepalend is voor een goed werkende woningmarkt. Dus niet regels vanuit de overheid, noch de aanbiedende partijen. Meer dan ooit blijkt de 'markt' (de vraag) te dicteren. De gemeente heeft hierin vooral een faciliterende en regisserende rol. Zij heeft verantwoordelijkheid voor een betere afstemming tussen vraag en aanbod, in het bijzonder voor groepen die dit niet op eigen (economische) kracht kunnen. De uitvoering is in handen van autonome marktpartijen (corporaties, beleggers, ontwikkelaars). Sturing geven aan de gewenste ontwikkelingen vraagt derhalve om een subtiel samenspel tussen gemeente en marktpartijen. Op grond van haar woonvisie onderneemt de gemeente de volgende activiteiten. Stimuleren: rol van de gemeente is initiëren van nieuwe ontwikkelingen en voldoende keuzemogelijkheden (variëteit). De gemeente stimuleert partijen dat zij vanuit hun verantwoordelijkheden bijdragen aan de uitvoering. Situeren: de gemeente heeft kennis en overzicht van het netwerk van partijen en bestaande initiatieven. Hierdoor is zij in staat een integrale afweging te maken. Steun creëren: de gemeente zorgt voor (blijvend) draagvlak voor het beleid bij betrokken organisaties. Deze organisaties zullen immers het beleid moeten uitvoeren. Dan is draagvlak bij hen essentieel. Sturen: de gemeente gebruikt haar beschikbare instrumenten (waaronder vergunningen en subsidies) om ontwikkelingen te sturen. Samenwerken: de gemeente is partner van marktpartijen bij ontwikkelingen. Zij helpt de gewenste ontwikkelingen van de grond te komen en ondersteunt zo partijen bij het realiseren van hun ondernemingsdoelen.
19
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Tot 2020 zijn er in Rijnwoude 85 woningen per jaar nodig om de groei in autonome woningbehoefte op te kunnen vangen. Om het tekort van afgelopen jaren op te vangen zijn 30 extra woningen per jaar haalbaar. Tevens wordt gestuurd op kwaliteit. Dit om de doorstroming op gang te kunnen brengen. Starters en senioren krijgen de prioriteit, waarbij de gemeente inzet op een sluitend aanbod van wonen, zorg en welzijn op kern- en of wijkniveau. C o n c lu s ie De te bouwen woningen zijn opgenomen in de gemeentelijke Woonvisie. Alphen aan de Rijn is bezig om haar Woonvisie aan te passen (te harmoniseren) in verband met de gemeentelijke herindeling. In 2014 zal dit nog zijn beslag krijgen. De 3 woningen op de locatie Rijndijk 189a zullen in deze Woonvisie worden opgenomen.
20
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Hoofdstuk 4
Omgevingsaspecten
De uitvoerbaarheid van een bestemmingsplan moet op grond van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) aangetoond worden (artikel 3.1.6 van het Bro). Daaronder valt zowel de onderzoeksverplichting naar verschillende ruimtelijk relevante aspecten (geluid, bodem, etc.) als ook de economische uitvoerbaarheid van het plan.
4.1
Milieueffectrapportage
In het Besluit m.e.r. is bepaald dat een milieueffectbeoordeling uitgevoerd moet worden als een projectactiviteit nadelige gevolgen heeft voor het milieu. Dergelijke projectactiviteiten zijn genoemd in bijlage onder D van het Besluit m.e.r. De beschreven activiteit wordt genoemd in de D-lijst onder categorie D 11.2 ‘Stedelijk Ontwikkelingsproject’. C ateg o r ie
A c tiv iteit
Dr em pelwaar de
D.11.2
De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.
In gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op: 1. een oppervlakte van 100 ha of meer, 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m 2 of meer.
O m v an g ac tiv iteit
oppervlakte ca. 1500 m 2 3 woningen
geen bedrijfsvloeroppervlakte
De omvang van de activiteit ligt ruim onder de drempelwaarden. In de omgeving van het plangebied liggen geen gevoelige gebieden. Een nadere beoordeling in een m.e.r.-beoordeling is niet nodig.
4.2
Bedrijven en milieuzonering
Het aspect bedrijven en milieuzonering gaat in op de invloed die bedrijven kunnen hebben op hun omgeving. Deze invloed is afhankelijk van de afstand tussen een gevoelige bestemming en de bedrijvigheid. Milieugevoelige bestemmingen zijn gebouwen en terreinen die naar hun aard bestemd zijn voor het verblijf van personen gedurende de dag of nacht of een gedeelte daarvan (bijvoorbeeld woningen). Daarnaast kunnen ook landelijke gebieden en/of andere landschappen belangrijk zijn bij een zonering tot andere, minder gevoelige, functies zoals bedrijven. Bij een ruimtelijke ontwikkeling kan sprake zijn van reeds aanwezige bedrijvigheid en van nieuwe bedrijvigheid. Milieuzonering zorgt er voor dat nieuwe bedrijven een juiste plek in de nabijheid van de gevoelige functie krijgen en dat de (nieuwe) gevoelige functie op een verantwoorde afstand van bedrijven komen te staan. Doel hiervan is het waarborgen van de veiligheid en het garanderen van de continuïteit van bedrijven als ook een goed klimaat voor gevoelige functies. Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie zoals: geluid, geur, gevaar en stof. De mate waarin de milieuaspecten gelden en waaraan de milieucontour wordt vastgesteld, is voor elk type bedrijvigheid verschillend. De 'Vereniging van Nederlandse Gemeenten' (VNG) geeft sinds 1986 de publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' uit. In deze publicatie is een lijst opgenomen, met daarin de minimale richtafstanden tussen een gevoelige bestemming en bedrijven. Indien van deze richtafstanden afgeweken wordt dient een nadere motivatie gegeven te worden waarom dat wordt gedaan. Het belang van milieuzonering wordt steeds groter aangezien functiemenging steeds vaker voorkomt. Hierbij is het motto: 'scheiden waar het moet, mengen waar het kan'. Het scheiden van milieubelastende en milieugevoelige bestemmingen dient twee doelen: het reeds in het ruimtelijk spoor voorkomen of zoveel mogelijk beperken van hinder en gevaar bij gevoelige bestemmingen; het bieden van voldoende zekerheid aan de milieubelastende activiteiten (bijvoorbeeld bedrijven) zodat zij de activiteiten duurzaam, en binnen aanvaardbare voorwaarden, kunnen uitoefenen. Plan s pec ifiek In het plangebied komen geen bedrijven voor en wordt ook geen bedrijvigheid mogelijk gemaakt. In de directe
21
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
omgeving van het plangebied liggen 2 bedrijven. Een bedrijf op een afstand van ca. 100 meter ten oosten van het plangebied en een bedrijf op ca. 130 meter ten westen van het plangebied. Beide bedrijven kennen een hindercirkel van maximaal in maximaal 30 meter ingevolge de brochure bedrijvigheid en milieuzonering van de VNG. De afstand van deze bedrijven tot het plangebied is groot genoeg. Hiermee kan gesteld worden dat onderhavig bestemmingsplan uitvoerbaar is op het gebied van milieuzonering.
4.3
Geluid
De mate waarin het geluid, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de Wet geluidhinder (Wgh). De kern van de wet is dat geluidsgevoelige objecten worden beschermd tegen geluidhinder uit de omgeving. In de Wgh worden de volgende objecten beschermd (artikel 1 Wgh per 01-04-2012): woningen; geluidsgevoelige terreinen (bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen terrein dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft); andere geluidsgevoelige gebouwen (bij algemene maatregel van bestuur als zodanig aangewezen gebouw dat vanwege de bestemming of het gebruik daarvan bijzondere bescherming tegen geluid behoeft, niet zijnde een woning). Het beschermen van deze geluidsgevoelige objecten gebeurt aan de hand van vastgestelde zoneringen. De belangrijkste geluidsbronnen die in de Wet geluidhinder worden geregeld zijn: industrielawaai, wegverkeerslawaai en spoorweglawaai. Verder gaat deze wet onder meer ook in op geluidwerende voorzieningen en geluidbelastingkaarten en actieplannen.
4.3.1
Industrielawaai
Dit plan voorziet in de mogelijkheid voor nieuwbouw van drie woningen. Van industrielawaai is in casu geen sprake. In de nabije omgeving is geen (gezoneerd) bedrijventerrein aanwezig.
4.3.2
Railverkeerslawaai
De spoorweg ligt op ca. 380 meter van de woning die het meest dicht op de spoorweg is geprojecteerd. Deze afstand is te groot om geluidshinder van railverkeer te ondervinden. Uit onderstaande afbeelding blijkt dat de planlocatie buiten de geluidszone voor spoorverkeer valt.
Geluidkaart; geluid vanwege spoorverkeer
22
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
4.3.3
Wegverkeerslawaai
Om te onderzoeken of er consequenties zijn van het wegverkeerslawaai, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is als bijlage bij dit bestemmingsplan gevoegd. Om de bouw van de woningen geluidstechnisch mogelijk te maken gaat het gemeentebestuur ervoor kiezen de bebouwde komgrens, die nu op een afstand van ca. 65 meter van het plangebied ligt, op te schuiven, zodat het plangebied binnen de bebouwde kom van Hazerswoude-Rijndijk komt te liggen. Hierdoor wordt de maximum snelheid gereduceerd tot 50 km/u en is het mogelijke een procedure hogere waarde te doorlopen tot maximaal 63 dB. Omdat er nog meer woningen aan de Rijndijk liggen tussen het plangebied en de huidige bebouwde kom is dit een geldige reden de bebouwde kom van Hazerswoude-Rijndijk uit te breiden. De drie woningen liggen op ca. 29, 58 en 60 meter uit de as van de Rijndijk. Dit is binnen de bebouwde kom een weg met een maximum snelheid van 50 km/uur en buiten de bebouwde kom een weg met een maximumsnelheid van 60 km/uur. De geluidbelasting door wegverkeer op de Rijndijk bedraagt ten hoogste 54 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. Op de hoogst geluidbelaste gevel van de meest noordelijke woning wordt de voorkeursgrenswaarde op de hoogst geluidbelaste gevel met 6 dB overschreden. Op de hoogst geluidbelaste gevel van de meest westelijke woning wordt de voorkeursgrenswaarde op één woning met 1 dB overschreden. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Op de derde woning wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden. Het besluit voor de aanpassing van de bebouwde komgrens is inmiddels genomen. Tevens is de ontheffing voor hogere waarden verleend. Hiermee kan gesteld worden dat het initiatief uitvoerbaar is op het gebied van geluid.
4.4
Lucht
In de Wet Milieubeheer gaat paragraaf 5.2 over luchtkwaliteit. Deze paragraaf vervangt het Besluit Luchtkwaliteit 2005 en staat ook wel bekend als de Wet luchtkwaliteit. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen 'kleine' en 'grote' projecten. Kleine projecten dragen 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een paar honderd grote projecten dragen juist wel 'in betekenende mate' bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het gaat hierbij vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen). Wat het begrip 'in betekenende mate' precies inhoudt, staat in de algemene maatregel van bestuur 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM). Op hoofdlijnen komt het erop neer dat 'grote' projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een 'betekenend' negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. 'Kleine' projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling 'niet in betekenende mate bijdragen'. In het kader van het opstellen van een bestemmingsplan moeten er twee aspecten in beeld gebracht worden. Ten eerste of de luchtkwaliteit de nieuwe functie toelaat. Ten tweede moet bekeken worden of het plan de luchtkwaliteit ‘niet in betekenende mate’ verslechtert. Indien het plan wel ‘in betekenende mate’ bijdraagt aan verslechtering van de luchtkwaliteit, is het van belang om te toetsen of de grenswaarden niet overschreden worden. Indien geen overschrijding van de grenswaarden plaatsvindt, kan het plan alsnog gerealiseerd worden. Plan s pec ifiek Luchtkwaliteit Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied nagegaan. Met behulp van de saneringstool (www.saneringstool.nl) die behoort bij het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kan voor diverse prognosejaren inzicht worden gegeven in de jaargemiddelde concentraties NO2 en PM10 langs relevante wegen. In dit geval is nagegaan wat de concentraties zijn in de directe omgeving, aangezien dit een maatgevende weg is voor luchtkwaliteit in de omgeving van het plangebied. In dit bestemmingsplan wordt wonen mogelijk gemaakt. Dit is een nieuwe gevoelige functie. Met behulp van de NSL Rekentool is vastgesteld of de luchtkwaliteit ter plaatse van het plangebied voldoet aan de gestelde normen. Volgens de NSL Rekentool zijn de concentraties voor het toetsingsjaar 2015: Stikstofdioxide (pg/m 3)
Fijn stof PM 10 (Mg/m 3)
Fijn stof PM2,5 (Hg/m 3)
23
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Concentratie 2015
21,9
23,2
15,1
grenswaarde
40
40
25
Uit de tabel blijkt dat in 2011 langs de Rijndijk de concentraties stikstofdioxide en fijn stof lager zijn dan de grenswaarden (respectievelijk 24,6 µg/m3 en 23,9 µg/m3). Het is de verwachting dat door het schoner worden van de autotechniek de concentratie van met name stikstofdioxide in de toekomst nog lager is. Vanuit het aspect luchtkwaliteit zijn er geen belemmeringen. Verslechtering niet in betekenende mate Het plan maakt de ontwikkeling van 3 woningen mogelijk. De verkeersaantrekkende werking van deze ontwikkeling is beperkt zodat het plan niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit. Het plan valt in één van de aangewezen categorieën die op grond van het Besluit nibm is vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit. Toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit is daarom achterwege gelaten. Geconcludeerd wordt dat in de directe omgeving van de Rijndijk aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit wordt voldaan. De Wlk staat de uitvoering van het plan niet in de weg.
4.5
Bodem
In het kader van een bestemmingsplan dient aangetoond te worden dat de kwaliteit van de bodem en het grondwater in het plangebied in overeenstemming is met het beoogde gebruik. Dit is geregeld in de Wet Bodembescherming. De bodemkwaliteit kan namelijk van invloed zijn op de beoogde functie van het plangebied. Indien sprake is van een functiewijziging zal er in veel gevallen een bodemonderzoek moeten worden uitgevoerd op de planlocatie. Middels dit onderzoek kan in beeld worden gebracht of de bodemkwaliteit en de beoogde functie van het plangebied bij elkaar passen. Plan s pec ifiek In het plangebied zijn meerdere bodemonderzoeken verricht. In eerste instantie is een verkennend bodemonderzoek gedaan om een globaal beeld te krijgen van de kwaliteit van de bodem. De resultaten van dit rapport (nr.131026v2 d.d. 2-12-13) zijn te vinden in bijlage 2. De conclusie van het rapport was een constatering van PAK verontreiniging in de bovengrond. Ook is een lichte oliereactie in het grondwater- en grondmonster waargenomen, echter deze zijn beneden de grenswaarden. Omdat ook oudere puinverharding aanwezig is op het perceel is aangeraden een verkennend onderzoek te doen naar asbest. Dit rapport is opgenomen in bijlage 3. Om beter inzicht te krijgen in de verontreinigde gronden, door de aanwezige PAKconcentratie is tevens een aanvullend verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. Deze is opgenomen in bijlage 4 (projectnr. 131104, d.d. 6-1-14). Asbest In rekenkundig opzicht overschrijdt noch de totale RE, noch de "deellokatie" van de zintuiglijk verontreinigde sleuven (1, 2 en 3), noch de worst-case benadering van sleuf 1 (met het meeste asbesthoudende materiaal) de grenswaarde van 100 mg/kgds. De maximaal gemeten waarde is 40,16 mg/kgds in sleuf 1. Er kan echter niet definitief gesteld worden dat het gehalte aan asbest zo laag is dat aan de grenswaarde zal worden voldaan òf dat het gehalte aan asbest is zo hoog dat zeker niet aan de grenswaarde zal worden voldaan. Daarom is formeel nader onderzoek naar asbest noodzakelijk. Echter, gezien de aard van het funderingsmateriaal is het nader onderzoek in de praktijk onuitvoerbaar. Zelfs een grove indicatie van het gehalte aan asbest is slecht aan te geven aangezien de verhardingslaag in feite onbewerkt sloopafval (met name puin) betreft. Voor partijen onbewerkt bouw- en sloopafval is het praktisch gezien onmogelijk om het gehalte aan asbest exact te bepalen. De stukken puin zijn namelijk te groot voor een representatieve monsterneming en het asbesthoudend afval is meestal zeer inhomogeen in de partij verdeeld. Daarom geldt het laatst gedane onderzoek als eindfase. Om elk risico uit te sluiten kan overwogen worden de funderingslaag af te voeren onder vigerende regelgeving. Ook kan overwogen worden de situatie te laten zoals deze nu is (afgedekt). Indien er onderhoud aan de weg gedaan dient te worden, wordt toezicht door een DTA geadviseerd. Deze kan mogelijke asbestnesten separaat houden.
24
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
PAK verontreiniging De PAK verontreiniging is op belendend perceel analytisch in boring niet aangetroffen, zodat geconcludeerd mag worden dat deze enkel op perceel Rijndijk 185 (loods) aanwezig is en niet binnen het plangebied. Op basis van de gegevens uit de boringen en analyses uit rapport 130403 alsmede deze aanvulling, kan worden geconcludeerd dat op de huidige onderzoekslokatie milieuhygiënisch geen problemen te verwachten voor het afgeven van een omgevingsvergunning. Voor de afvoer van grond geldt wel dat rekening moet worden gehouden dat indien grond van de locatie wordt afgevoerd deze niet zonder meer overal toegepast kan worden. Voor afvoer en hergebruik is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing.
4.6
Externe veiligheid
Externe veiligheid gaat over de beheersing van activiteiten met gevaarlijke stoffen. Die activiteiten kunnen bestaan uit het opslaan, verwerken of transporteren van gevaarlijke stoffen. Deze activiteiten kunnen een risico veroorzaken voor de leefomgeving. Daarnaast worden de risico's van het opstijgen en landen op vliegvelden ook onder het thema externe veiligheid gevangen. De risico's worden uitgedrukt in twee risicomaten; het plaatsgebonden (hierna: PR) en het groepsrisico (hierna: GR). Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of dit plan is gelegen binnen het invloedsgebied van een inrichting die valt onder het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi). Daarnaast wordt gekeken of het plan ligt binnen het invloedsgebied van de transportroute (weg, spoor, water of buisleiding) waarover gevaarlijke stoffen (o.a. LPG en benzine) worden vervoerd. Plan s pec ifiek In de nabijheid van het plangebied zijn enkele risicobronnen aanwezig die van belang zijn voor onderhavig initiatief. De Omgevingsdienst Midden Holland heeft naar aanleiding van de ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan gereageerd middels een advies over externe veiligheid. Dit advies is als bijlage bij het bestemmingsplan gevoegd. Uit het advies blijkt dat het plangebied niet binnen een plaatsgebonden risicocontour PR=10 -6 van een risicobron ligt. Het plaatsgebonden risico leidt volgens de geldende regelgeving niet tot beperkingen voor het plangebied. Het groepsrisico vanwege de hogedrukaardgasleiding A-515 ligt mogelijk hoger dan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Om hier duidelijkheid over te krijgen zijn aanvullende berekeningen nodig. Omdat het een bijzondere leiding betreft is de gemeente hiervoor echter afhankelijk van de Gasunie. Het maximaal aantal berekende dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit bij de gasleiding A-515 bedraagt enkele honderden. Het toevoegen van drie woningen door middel van dit plan zal daar hooguit 7 personen aan toevoegen. Het groepsrisico van de overige risicobronnen is lager dan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Uit hoofdstuk 5 en 6 van de Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011blijkt dat mogelijk niet voldaan aan het streefbeeld van de nota dat het groepsrisico maximaal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bedraagt. De oriëntatiewaarde wordt vanwege de hogedrukaardgasleiding A-515 mogelijk overschreden. Het bevoegd gezag is van oordeel dat, gelet op de relatief kleine bijdrage van dit plan aan de totale effecten van een calamiteit, in deze specifieke situatie afgeweken kan worden van het streefbeeld als beschreven in de Nota externe veiligheid. Daarvoor zijn de volgende maatregelen genomen: 4. 5. 6. 7.
Er zijn voorzieningen getroffen opdat de hulpdiensten tijdig gealarmeerd worden, snel ter plaatse kunnen zijn en beschikken over voldoende mogelijkheden om de calamiteit te kunnen bestrijden. Voor zover mogelijk worden aan de woningen bouwkundige maatregelen, zoals afsluitbare en uitschakelbare ventilatievoorzieningen en afzuigsystemen ter beperking van de risico's getroffen. De gemeente treedt in overleg met de Gasunie om te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om de risico's vanwege de hogedrukaardgasleiding A-515 te verlagen. De gemeente houdt de bevolking actief op de hoogte van de risico's en wat te doen bij een calamiteit.
De gemeenteraad is om de volgende redenen van oordeel dat het plan verantwoord is : 1. 2.
Het plan betreft de realisatie van 3 woningen op ca. 390 meter van de hogedrukaardgasleiding A-515; Deze 3 woningen leiden tot een potentiële verhoging met 7 dodelijke slachtoffers van het aantal dodelijke slachtoffers die berekend zijn als gevolg van een calamiteit bij de A-515. Volgens de beschikbare risicoberekeningen gaat het, zonder dit plan, om enkele honderden dodelijke slachtoffers;
25
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
3.
4.
Van de risico's van de A-515 zijn geen actuele en betrouwbare risicoberekeningen beschikbaar. Op verzoek van de gemeente wordt er al meer dan een jaar aan deze betrouwbare risicoberekeningen gewerkt. De gemeente is afhankelijk van de Gasunie voor het uitvoeren van deze berekeningen. Alleen de Gasunie kan de berekeningen voor deze specifieke leiding uitvoeren. Er is nog geen zicht op het gereed komen van deze berekeningen. De bijdrage van dit plan aan de al bestaande totale risico's van de A-515 is beperkt. Dit zal niet anders zijn bij de nu in uitvoering zijnde risicoberekeningen.
De gemeenteraad vindt het niet redelijk om, gelet op de bovenstaande punten en de onzekerheid over het wel beschikbaar komen van betrouwbare risicoberekeningen, de initiatiefnemer nog langer te laten wachten op de vaststelling van dit plan. De gemeente zal al het mogelijke doen wat binnen haar mogelijkheden ligt om de risico's vanwege de hogedrukaardgasleiding A-515 in de toekomst te beperken. Gezien de hiervoor beschreven aspecten wordt dit bestemmingsplan uitvoerbaar geacht op het gebied van externe veiligheid.
4.7
Verkeer en parkeren
Het plangebied wordt ontsloten aan de Rijndijk. Dit is de verbindingsweg tussen Alphen aan den Rijn en Hazerswoude Rijndijk. De weg kent een 60 km/u regime. De gemeente is echter voornemens de bebouwde komgrens te corrigeren, waardoor het plangebied binnen de bebouwde kom van Hazerswoude-Rijndijk komt te liggen. Door de ontwikkeling van dit plan zal geen onevenredige toename van verkeer op deze weg plaatsvinden. De gemeente Rijnwoude heeft in 2009 de parkeernota Rijnwoude vastgesteld. In de nota zijn parkeernomen vastgesteld die gebruikt zullen worden als toetsingskader bij nieuwbouw en functiewijzigingen. De parkeernormen zijn gebaseerd op landelijke cijfers en vertaald naar de situatie in Rijnwoude. Parkeren zal op de percelen zelf moeten gebeuren. Per woning dienen 2,7 parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. Dit zal geen probleem aangezien de percelen alle drie een oppervlakte hebben van meer dan 500 m 2.
4.8
Water
Het aspect water is van groot belang binnen de ruimtelijke ordening. Door verstandig om te gaan met het water kan verdroging en wateroverlast (waaronder ook risico van overstromingen e.d.) voorkomen worden en de kwaliteit van het water hoog gehouden worden. Op Rijksniveau en Europees niveau zijn de laatste jaren veel plannen en wetten gemaakt met betrekking tot water. De belangrijkste hiervan zijn het Waterbeleid voor de 21 e eeuw, de Waterwet en het Nationaal Waterplan. Water beleid v o o r de 21 e eeu w De Commissie Waterbeheer 21ste eeuw heeft in augustus 2000 advies uitgebracht over het toekomstige waterbeleid in Nederland. De adviezen van de commissie staan in het rapport ‘Anders omgaan met water, Waterbeleid voor de 21ste eeuw’ (WB21). De kern van het rapport WB21 is dat water de ruimte moet krijgen, voordat het die ruimte zelf neemt. In het Waterbeleid voor de 21e eeuw worden twee principes (drietrapsstrategieën) voor duurzaam waterbeheer geïntroduceerd: vasthouden, bergen en afvoeren: dit houdt in dat overtollig water zoveel mogelijk bovenstrooms wordt vastgehouden in de bodem en in het oppervlaktewater. Vervolgens wordt zo nodig het water tijdelijk geborgen in bergingsgebieden en pas als vasthouden en bergen te weinig opleveren wordt het water afgevoerd. schoonhouden, scheiden en zuiveren: hier gaat het erom dat het water zoveel mogelijk schoon wordt gehouden. Vervolgens worden schoon en vuil water zoveel mogelijk gescheiden en als laatste komt het zuiveren van verontreinigd water aan het bod. Water wet Centraal in de Waterwet staat een integraal waterbeheer op basis van de ‘watersysteembenadering’. Deze benadering gaat uit van het geheel van relaties binnen watersystemen. Denk hierbij aan de relaties tussen waterkwaliteit, -kwantiteit, oppervlakte- en grondwater, maar ook aan de samenhang tussen water, grondgebruik en watergebruikers. Het doel van de Waterwet is het integreren van acht bestaande wetten voor waterbeheer. Door middel van één watervergunning regelt de wet het beheer van oppervlaktewater en grondwater en de juridische implementatie van Europese richtlijnen, waaronder de Kaderrichtlijn Water. Via de Waterwet gelden verschillende algemene regels. Niet alles is onder algemene regels te vangen en daarom is er de integrale watervergunning. In deze
26
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
integrale watervergunning zijn zes vergunningen uit eerdere wetten (inclusief keurvergunning) opgegaan in één aparte watervergunning. Natio n aal Water plan Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan vastgesteld door het kabinet. Het Nationaal Waterplan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, beschikbaarheid van voldoende en schoon water en de diverse vormen van gebruik van water. Het geeft maatregelen die in de periode 2009-2015 genomen moeten worden om Nederland ook voor toekomstige generaties veilig en leefbaar te houden en de kansen die water biedt te benutten. Ho o g h eem r aads c h ap Rijn lan d Waterbeheerplan 2010-2015 Voor de planperiode 2010-2015 is het Waterbeheerplan (WBP) van Rijnland van toepassing. In dit plan geeft Rijnland aan wat haar ambities voor de komende planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen Het nieuwe WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De drie hoofddoelen zijn veiligheid tegen overstromingen, voldoende water en gezond water. Wat betreft veiligheid is cruciaal dat de waterkeringen voldoende hoog en stevig zijn én blijven en dat rekening wordt gehouden met mogelijk toekomstige dijkverbeteringen. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden. Daarbij wil Rijnland dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing. Het waterbeheerplan sorteert voor op deze ontwikkelingen. Keur en Beleidsregels 2009 Per 22 december 2009 is een nieuwe Keur in werking getreden, alsmede nieuwe Beleidsregels die in 2011 geactualiseerd zijn. Een nieuwe Keur is nodig vanwege de totstandkoming van de Waterwet en daarmee verschuivende bevoegdheden in onderdelen van het waterbeheer. Verder zijn aan deze Keur bepalingen toegevoegd over het onttrekken van grondwater en het infiltreren van water in de bodem. De 'Keur en Beleidsregels' maken het mogelijk dat het Hoogheemraadschap van Rijnland haar taken als waterkwaliteits- en kwantiteitsbeheerder kan uitvoeren. De Keur is een verordening van de waterbeheerder met wettelijke regels (gebod- en verbodsregels) voor: Waterkeringen (onder andere duinen, dijken en kaden), Watergangen (onder andere kanalen, rivieren, sloten, beken), Andere waterstaatswerken (o.a. bruggen, duikers, stuwen, sluizen en gemalen). De Keur bevat verbodsbepalingen voor werken en werkzaamheden in of bij de bovengenoemde waterstaatswerken. Er kan een ontheffing worden aangevraagd om een bepaalde activiteit wel te mogen uitvoeren. Als Rijnland daarin toestemt, dan wordt dat geregeld in een Watervergunning op grond van de Keur. De Keur is daarmee een belangrijk middel om via vergunningverlening en handhaving het watersysteem op orde te houden of te krijgen. In de Beleidsregels (voluit: Beleidsregels en Algemene Regels Inrichting Watersysteem 2011 Keur), die bij de Keur horen, is het beleid van Rijnland nader uitgewerkt. Riolering en afkoppelen Overeenkomstig het rijksbeleid geeft Rijnland de voorkeur aan het scheiden van hemelwater en afvalwater, mits het doelmatig is. De voorkeursvolgorde voor de omgang met afvalwater houdt in dat het belang van de bescherming van het milieu vereist dat: 1. 2. 3. 4. 5.
het ontstaan van afvalwater wordt voorkomen of beperkt; verontreiniging van afvalwater wordt voorkomen of beperkt; afvalwaterstromen gescheiden worden gehouden, tenzij het niet gescheiden houden geen nadelige gevolgen heeft voor een doelmatig beheer van afvalwater; huishoudelijk afvalwater en afvalwater dat daarmee wat biologische afbreekbaarheid betreft overeenkomt, worden ingezameld en naar een afvalwaterzuiveringsinrichting getransporteerd; ander afvalwater dan bedoeld in onderdeel d: zo nodig na zuivering bij de bron, wordt hergebruikt; lokaal, zo nodig na retentie of zuivering bij de bron, in het milieu wordt gebracht.
De gemeente kan gebruik maken van deze voorkeursvolgorde bij de totstandkoming van het gemeentelijk rioleringsplan (GRP). Deze voorkeursvolgorde is echter geen dogma. De uiteindelijke afweging zal lokaal moeten worden gemaakt, waarbij doelmatigheid van de oplossing centraal moet staan.
27
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Zorgplicht en preventieve maatregelen voor Hemelwater Voor de verwerking van hemelwater wijst Rijnland op de zorgplicht en op het nemen van preventieve maatregelen. Het verdient aanbeveling daar waar mogelijk aandacht te besteden aan maatregelen bij de bron. Preventie heeft de voorkeur boven 'end-of-pipe' maatregelen. Uitgangspunt is dat het te lozen hemelwater geen significante verslechtering van de kwaliteit van het ontvangende oppervlaktewater mag veroorzaken en emissie van vervuilende stoffen op het oppervlaktewater waar mogelijk wordt voorkomen door bijvoorbeeld: duurzaam bouwen; het toepassen berm- of bodempassage; toezicht en controle tijdens de aanlegfase en handhaving tijdens de beheerfase ter voorkoming van verkeerde aansluitingen; het regenwaterriool uit te voeren met (straat)kolken voorzien van extra zand- slibvang of zakputten (putten met verdiepte bodem) op tactische plekken in het stelsel; adequaat beheer van straatoppervlak, straatkolken en zakputten (straatvegen en kolken/putten zuigen); het toepassen van duurzaam onkruidbeheer; de bewoners, gebruikers en beheerders voor te lichten over de werking van de riolering en een juist gebruik hiervan; het vermijden van vervuilende activiteiten op straat zoals auto's wassen en repareren en chemische onkruidbestrijding. Daar waar ondanks de zorgplicht en de preventieve maatregelen het te lozen hemelwater naar verwachting een aanmerkelijk negatief effect heeft op de oppervlaktewaterkwaliteit, kan in overleg tussen gemeente en waterschap gekozen worden voor aanvullende voorzieningen, een verbeterd gescheiden stelsel of - als laatste keus - aansluiten op het gemengde stelsel. Ook kan de gemeente in overleg met het waterschap kiezen voor een generieke 'end-of-pipe' aanpak. Deze keuze moet dan expliciet gemaakt worden in het GRP. Plan s pec ifiek Het concept van dit bestemmingsplan is besproken met het Hoogheemraadschap van Rijnland. Het Hoogheemraadschap heeft hierop een reactie gegeven die in deze waterparagraaf is verwerkt. Regionale waterkering Bij het plangebied loopt een regionale waterkering (Rijndijk). Vanuit het oogpunt van veiligheid, stabiliteit, dagelijkse zorg (maaien en ophalen en afsteken van talud), maar ook in verband met toekomstige versterkingen gelden er door deze regionale waterkering beperkingen aan bouwwerken, kabels en leidingen, verhardingen en beplanting. In het plangebied is een klein gedeelte van het bouwvlak gelegen binnen de beschermingszone van de waterkering. Door de beschermingszone is geregeld dat dit gedeelte vrij blijft van bebouwing. De geplande bebouwing blijft buiten het beoordelingsprofiel van de waterkering. Voor wat betreft voorgenomen bouwactiviteiten in de dubbelbestemming "Waterstaat-Waterkering" zal bij de waterbeheerder in casu, het Hoogheemraadschap van Rijnland, advies worden ingewonnen. Overige watergangen Midden door het plangebied loopt een overige watergang. Deze watergang in het plangebied is bestemd als "water". Voor deze overige watergang geldt dat de eigenaren van de aanpalende kavels verantwoordelijk zijn voor het onderhoud van de watergang (en dat deze dan ook bereikbaar moet zijn). Dit wordt in de koopovereenkomst vastgelegd. Toename verhard oppervlak Als door de nieuwe ontwikkeling de hoeveelheid verhard oppervlak in het gebied met meer dat 500 m 2 toeneemt, dan moet 15% van deze toename aan verhard oppervlak worden gecompenseerd door het graven van functioneel open water zodat voldoende bergingscapaciteit binnen het watersysteem aanwezig blijft. Om dit te onderzoeken, is een berekening opgesteld.
28
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
In de berekening is te zien dat bij een footprint van woningen van 10x10 meter, garages en toeritten tot deze garages, er ten opzichte van de bestaande situatie een toename van verharding is van 563 m 2. Hiervan moet 15% gecompenseerd worden. Tevens wordt er oppervlakte water gedempt (9 m 2). Ook dit moet gecompenseerd worden. De compensatie kan niet plaatsvinden in het plangebied zelf. Daarom vindt deze compensatie plaats in het plangebied Orionhof dat zich in hetzelfde peilvlak bevindt als Rijndijk 189a. In dit plangebied is ruimte voldoende aanwezig om de compensatie toe te passen, ook als dit nog iets ruimer wordt dan in de berekening is getoond. De toekomstig op te richten bebouwing is vergunningplichtig in het kader van de Keur. De vergunningenprocedure en -doorlooptijd staan los van de procedure van de watertoets. Gezien de aard van de ontwikkeling, de afstemming met het Hoogheemraadschap (dat heeft aangegeven dat de gewenste wijzigingen correct zijn verwerkt) en de watercompensatie elders, kan gesteld worden dat het initiatief uitvoerbaar is op het gebied van water.
4.9
Ecologie
Gebieds bes c h er m in g De Natuurbeschermingswet richt zich op de bescherming van gebieden. In de Natuurbeschermingswet zijn de volgende gronden aangewezen en beschermd: Natura 2000-gebieden (Habitat- en Vogelrichtlijngebieden); beschermde Natuurmonumenten; wetlands. Naast deze drie soorten gebieden is de (Provinciale) Ecologische Hoofdstructuur ((P)EHS) in het kader van de gebiedsbescherming van belang. De (P)EHS is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebieden in Nederland. Zij bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS draagt bij aan het bereiken van de hoofddoelstelling van het Nederlandse natuurbeleid, namelijk: 'Natuur
29
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
en landschap behouden, versterken en ontwikkelen, als bijdrage aan een leefbaar Nederland en een duurzame samenleving'. Hiertoe zijn de volgende uitgangspunten van belang: vergroten: het areaal natuur uitbreiden en zorgen voor grotere aaneengesloten gebieden; verbinden: natuurgebieden zoveel mogelijk met elkaar verbinden; verbeteren: de omgeving zo beïnvloeden dat in natuurgebieden een zo hoog mogelijke natuurkwaliteit haalbaar is. So o r ten bes c h er m in g De Flora- en faunawet regelt de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren: de soortenbescherming. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties van soorten die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister (artikel 75, lid 3). Bekeken moet worden in hoeverre ruimtelijke plannen negatieve gevolgen hebben op beschermde dier- en plantensoorten en of er compenserende of mitigerende maatregelen genomen moeten worden. Daarnaast geldt voor iedereen in Nederland altijd, dus ook los van het voorliggende beoogde ruimtelijke project, dat de zorgplicht nageleefd moet worden bij het verrichten van werkzaamheden. Voor menig soort geldt dat indien deze zorgplicht nagekomen wordt een bepaald beoogd project uitvoerbaar is. Plan s pec ifiek Om de gevolgen van gebiedsbescherming te beoordelen is onderzocht of er zich in de nabijheid van plangebied beschermde natuurgebieden zijn gesitueerd. Er zijn, behalve de EHS, geen natuurgebieden in de omgeving gesitueerd. In bijgevoegde afbeelding is de ligging van het plangebied ten opzichte van de EHS aangegeven.
Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van de EHS (groen) (bron: quick-scan Econsultancy)
Het plangebied ligt echter niet in de directe omgeving van ecologische hoofdstructuur, strategische reservering natuur, weidevogelgebied en karakteristieke landschapselementen, zodat er geen belemmeringen vanuit provinciaal ecologisch beleid bestaan. Om te onderzoeken of er diersoorten aanwezig zijn die mogelijk verstoord worden door de nieuwe ontwikkeling, is op 30 april 2014 een quick-scan flora en fauna uitgevoerd (rapportnr.: 14043332). Uit de conclusie van de quick-scan blijkt dat gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling de verwachting is dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen, hetgeen goed mogelijk is. Voor een complete overweging wordt verder verwezen naar Bijlage 6.
30
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
4.10
Archeologie en cultuurhistorie
In elk bestemmingsplan moet een beschrijving worden opgenomen van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden wordt omgegaan. Denk aan aanwezige monumenten, historische gebieden, kenmerkende (straat)beelden en landschapselementen. Bij het maken van plannen kan ook (weer) rekening gehouden worden met al deze elementen die er vroeger wel waren maar nu niet meer. Een bijzonder onderdeel van cultuurhistorie is archeologie. C u ltu u r h is to r ie Onder de noemer Modernisering Monumentenzorg (MoMo) heeft het Rijk in 2009 een aanzet gegeven voor een goede afweging van het belang van de cultuurhistorie in de ruimtelijke ordening. Gepleit wordt voor een verantwoorde verankering van de integrale cultuurhistorie in structuurvisies, bestemmingsplannen en milieueffectrapportages. Het voornaamste doel hiervan is om het cultuurhistorische karakter van Nederland op gebiedsniveau te behouden en te versterken. De aandacht voor cultuurhistorie is ook wettelijk vastgelegd in het Besluit ruimtelijke ordening. Artikel 3.1.6 onder 2 van dit Besluit geeft aan dat “een beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden” in het bestemmingsplan opgenomen moet worden. Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. A r c h eo lo g ie De verantwoordelijkheid voor het archeologiebeleid is sinds 2008 van de provincie verschoven naar de gemeenten. Naar aanleiding daarvan heeft de gemeente Rijnwoude gemeentelijk archeologiebeleid opgesteld. De totstandkoming daarvan is in samenwerking met de gemeenten Zoeterwoude en Leiden gebeurd. Binnen de ABRgemeenten en de werkgroep Harmonisatie van Beleid is gekeken naar de uitbreiding van het Archeologiebeleid voor het gehele grondgebied van de nieuwe gemeente. Het Archeologiebeleid is op 13 december 2012 door de gemeenteraad vastgesteld en bedoeld om de in de grond aanwezige archeologische waarden te beschermen. In verband hiermede is een uitgangspuntennotitie archeologie opgesteld, waarin een beeld wordt geschetst van nieuwe verantwoordelijkheden ten aanzien van archeologie en van de wijze waarop de gemeente Rijnwoude aan deze nieuwe taak vorm en inhoud kan geven. In het gemeentelijke Archeologiebeleid wordt aan de hand van verschillende categorieën bepaald wanneer archeologisch onderzoek nodig is (en wanneer niet). Dit is afhankelijk van de archeologische verwachtingswaarde. Onderscheid is gemaakt naar wat bekende waarden zijn en wat, op grond van een theoretisch model, kan worden verwacht. Het gemeentelijk beleid gaat primair uit van "behoud in situ". Dit betekent dat archeologische resten zoveel mogelijk in de bodem bewaard moeten blijven. Daar waar verstoring van de bodem onvermijdelijk is, dient de ontwikkelaar zorg te dragen voor archeologisch onderzoek zodat de informatie over het verleden middels opgravingen behouden blijft. Het beleid is daarbij streng waar het moet en minder streng waar het kan en niet tot kennisverlies leidt. Dit uitgangspunt vertaalt zich naar de vrijstellingsgrenzen: daar waar veel en waardevolle archeologische resten verwacht worden, wordt aangesloten op de wettelijke voorgeschreven vrijstellingsgrens van 100 m 2. Op plaatsen waar de kans op het aantreffen van archeologische resten klein is, is de kans op informatieverlies eveneens klein en worden ruimere vrijstellingsgrenzen gehanteerd. Plan s pec ifiek Cultuurhistorie Het plan voor de 3 woningen wordt ingepast binnen de historische structuur zoals die aanwezig is aan de Rijndijk. Het open weidelandschap wordt niet aangetast, de nieuwbouw vindt plaats tussen de bestaande woning Rijndijk 189a en de dijk. De woningen passen qua maatvoering en verschijningsvorm binnen de van oudsher aanwezige bebouwing langs de Rijndijk. Archeologie Onderstaande afbeelding is een uitsnede van de verwachtingskaart van de (voormalige) gemeente Rijnwoude.
31
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
De gele gebieden betreffen gebieden met 'Verwachtingswaarde archeologie 3'. De zalmroze gebieden betreffen gebieden met 'Verwachtingswaarde archeologie 2' en de donkerrode gebieden betreffen gebieden met 'Verwachtingswaarde archeologie 1'. Het plangebied valt geheel in een gebied met verwachtingswaarde 2.
Uitsnede verwachtingskaart Rijnwoude
Omdat het plangebied Verwachtingswaarde 2 heeft (en daarnaast tevens onderdeel is van het besluitvlak 'Romeinse Limes' in de Verordening Ruimte 2014 van de provincie) is voor het plangebied een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd (bijlage 4, projectnr.: 38570613/57652 d.d. juli 2013). Op basis van beide onderzoeken blijkt dat de archeologische verwachting voor intacte archeologische resten in het plangebied zeer laag is. Ten eerste bestaat de ondergrond uit veen- en kleilagen die een lage verwachting hebben vanwege de slechte waterhuishouding. Daarnaast blijkt uit het veldonderzoek dat de in het plangebied voorkomende kleisedimenten van de Oude Rijn zijn vergraven tijdens tuinieren of afgegraven bij afkleien. Op basis hiervan heeft de top van een natuurlijk uitserst siltig kleipakket (pakket 4), dat voorkomt op een diepte van 80-90 cm (-1,8 tot -1,6 m NAP) in de tuin en 1,0 tot 1,3 m (-2,5 tot -2,1 m NAP) in het perceel van de gemeente, een zeer lage verwachting voor alle perioden die kunnen voorkomen op de afzettingen van de Oude Rijn (Neolithicum tot en met Late Middeleeuwen). Ook voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd heeft het gebied een zeer lage archeologische verwachting omdat ook de resten van eventuele bewoning aan de Rijndijk zullen zijn weggegraven met het afkleien. In pakket 4 van de bodemopbouw is de archeologische verwachting het hoogst. Het genoemde pakket 4 komt voor wat betreft de beschrijving overeen met één van de pakketten zoals deze is aangetroffen bij het archeologisch proefsleuvenonderzoek ten zuiden van het plangebied, namelijk de komklei. IDDS Archeologie gaat er echter vanuit dat er in dit geval geen sprake is van komklei en dat deze laag in het huidige plangebied een hogere verwachting heeft. De verwachting is echter lager dan die van de neolithische vindplaats 100 meter ten zuiden van het plangebied. Gezien ook het feit dat de grond naar verwachting 0,8-1,3 m is weggegraven, zouden hooguit nog diepere sporen aanwezig kunnen zijn. Om bovengenoemde redenen is aanvullend archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek is geen vervolgonderzoek nodig. In het bestemmingsplan wordt geen dubbelbestemming archeologie opgenomen, omdat de verwachting dat er archeologische restanten aanwezig zijn, uitgesloten is. Hiermee is het initiatief uitvoerbaar op het gebied van cultuurhistorie en archeologie.
4.11
Duurzaamheid
Het algemene kader voor het milieubeleid van de gemeente Rijnwoude van 2011-2014 is vastgelegd in de Duurzaamheidsagenda "Samenwerken en Verbinden", die door de raad op 15 december 2011 is vastgesteld. Deze vervangt het Milieubeleidsplan 2003-2010. Dit beleid kent een directe relatie met de ruimtelijke ordening, bijvoorbeeld met betrekking tot de doelstellingen voor duurzame inrichting, voor duurzame (steden)bouw, als ook het klimaat en energietoepassing.
32
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
De woningen zullen moeten voldoen aan de meest recente eisen omtrent het duurzaam materiaal- en energiegebruik. Dit is middels het bouwbesluit gewaarborgd. Het past daarmee binnen het streven vanuit de Duurzaamheidsagenda "Samenwerken en Verbinden".
33
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
34
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Hoofdstuk 5
Juridische planbeschrijving
Voor het bestemmingsplan is gebruik gemaakt van de in de Wet ruimtelijke ordening opgenomen standaardvorm van de Standaard Vergelijkbare Bestemmingplannen 2012 (SVBP 2012). Dit bestemmingsplan bestaat uit een verbeelding, planregels en een toelichting. De verbeelding en de planregels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. Op de verbeelding zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels betreffende het gebruik gekoppeld. De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Ook is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan. Tot slot maakt een eventuele bijlage onlosmakelijk onderdeel uit van het bestemmingsplan.
5.1
Inleidende regels
Hoofdstuk 1 (artikelen 1 en 2) bevat inleidende regels. In de inleidende regels worden de in het bestemmingsplan voorkomende begrippen beschreven en wordt de wijze van meten uitgelegd.
5.2
Bestemmingen
Hoofdstuk 2 bevat de bestemmingen. In totaal zijn er twee enkelbestemmingen en één dubbelbestemming. Artikel 3 Water De belangrijkste watergangen in het plangebied zijn bestemd als 'Water'. Deze bestemming is gericht op het behoud en beheer van de bestaande watergangen. Artikel 4 Wonen De nieuw te bouwen woningen zijn bestemd als 'Wonen'. Binnen deze bestemming zijn naast wonen ook kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten en aan-huis-gebonden beroepen toegestaan. Voor wat betreft de bouwregels is aangesloten bij de woonbestemming in het vigerend bestemmingsplan. Op de verbeelding is aangegeven hoe hoog de maximale goot- en bouwhoogte mogen zijn. Per bouwvlak is één vrijstaande woning toegestaan. Artikel 5 Waterstaat - Waterkering Middels deze dubbelbestemming worden dijken en andere waterkerende elementen beschermd. Deze dubbelbestemming beperkt de bebouwingsmogelijkheden zodat de waterkering gewaarborgd blijft.
5.3
Algemene regels
In de Algemene Regels zijn regels opgenomen die voor het hele plangebied gelden. Artikel 6 Antidubbeltelregel In deze regels is opgenomen dat grond die eerder in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan, bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing blijft. Artikel 7 Algemene bouwregels en Artikel 8 Algemene gebruiksregels In deze artikelen zijn regels opgenomen voor het bouwen en het gebruiken die in het gehele plangebied gelden. Dit gaat bijvoorbeeld over ondergronds bouwen. In de Algemene gebruiksregels is vermeld welk gebruik in ieder geval niet is toegestaan binnen het plangebied. Artikel 9 Algemene afwijkingsregels en Artikel 10 Algemene wijzigingsregels. In deze artikelen zijn de regels voor kleine afwijkingen ten opzichte van de bouwregels uit de bestemmingen opgenomen. Het bevoegd gezag kan voor dergelijke afwijkingen een omgevingsvergunning verlenen.
35
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
5.4
Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 4 (artikel 11 en 12) bevat bepalingen omtrent het overgangsrecht, de hardheidsclausule en de slotregel.
36
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Hoofdstuk 6
Economische uitvoerbaarheid
Bij de voorbereiding van een bestemmingsplan dient, op grond van artikel 3.1.6 lid 1, sub f van het Bro, onderzoek plaats te vinden naar de (economische) uitvoerbaarheid van het plan. In principe dient bij vaststelling van een ruimtelijk besluit tevens een exploitatieplan vastgesteld te worden om verhaal van plankosten zeker te stellen. Op basis van 'afdeling 6.4 grondexploitatie', artikel 6.12, lid 2 van de Wro kan de gemeenteraad bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan echter besluiten geen exploitatieplan vast te stellen indien: het verhaal van kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderszins verzekerd is; het bepalen van een tijdvak of fasering als bedoeld in artikel 6.13, eerste lid, onder c, 4°, onderscheidenlijk 5°, niet noodzakelijk is; het stellen van eisen, regels, of een uitwerking van regels als bedoeld in artikel 6.13, tweede lid, onderscheidenlijk b, c of d, niet noodzakelijk is. Plan s pec ifiek De gemeente Alphen aan den Rijn heeft een grondexploitatie voor de herontwikkeling van de locatie Rijndijk 189a. Hierin zijn de kosten voor de herontwikkeling van de locatie en het bouw- en woonrijp maken opgenomen. Kostenverhaal vindt plaats door uitgifte van twee bouwkavels, de verkoop van de bestaande woning en een overeenkomst met de eigenaar van Rijndijk 189. Hiermee is het plan financieel haalbaar.
37
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
38
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Hoofdstuk 7 7.1
Maatschappelijke uitvoerbaarheid
Inleiding
Bij de voorbereiding van een (voor)ontwerp bestemmingsplan dient op grond van artikel 3.1.6 lid 1 Wro sub c overleg te worden gevoerd als bedoeld in artikel 3.1.1 Bro. Op basis van het eerste lid van dit artikel wordt overleg gevoerd met waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen die in het plan in het geding zijn. Voor kleinere plannen kan, in overleg, afgezien worden van dit overleg. Een ontwerpbestemmingsplan dient conform afdeling 3.4 Awb gedurende 6 weken ter inzage gelegd worden. Hierbij is er de mogelijkheid voor een ieder om zienswijzen in te dienen op het plan. Na vaststelling door de Raad wordt het vaststellingsbesluit bekend gemaakt. Het bestemmingsplan ligt na bekendmaking 6 weken ter inzage. Gedurende deze termijn is er de mogelijkheid beroep in te dienen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Het bestemmingsplan treedt vervolgens daags na afloop van de tervisielegging in werking als er geen beroep is ingesteld. Is er wel beroep ingesteld dan treedt het bestemmingsplan ook in werking, tenzij naast het indienen van een beroepschrift ook om een voorlopige voorziening is gevraagd. De schorsing van de inwerkingtreding eindigt indien de voorlopige voorziening wordt afgewezen. De procedure eindigt met het besluit van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
7.2
Overleg
Conform de gemeentelijke inspraakverordening kan het bestuursorgaan zelf besluiten of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid. In het voorliggende geval wordt gezien de geringe planologische wijziging geen voorontwerpbestemmingsplan ter inzage gelegd. Wel is vooroverleg gepleegd met het Hoogheemraadschap van Rijnland. De resultaten hiervan zijn verwerkt in de waterparagraaf, paragraaf 4.8. Het ontwerp bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk zal inclusief bijbehorende bijlagen voor een periode van zes weken voor iedereen ter inzage gelegd worden.
39
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
40
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Bijlagen
41
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
42
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Bijlage 1 Akoestisch onderzoek Rijndijk 198A Hazerswoude-Rijndijk
43
Geluidbelasting wegverkeer op woningen Rijndijk te Hazerswoude-Rijndijk versie 17 juli 2014
opdrachtnummer
14-074
datum
17 juli 2014
opdrachtgever
Buro SRO S.de Landasstraat 50 6814 DG Arnhem
auteur
A.D. Postma
INHOUDSOPGAVE bladzijde
INHOUDSOPGAVE .......................................................................................... I SAMENVATTING ............................................................................................ 1 1
INLEIDING .......................................................................................... 3
2
GELUIDBELASTING WEGVERKEER........................................................ 4
3
2.1 Verkeerscijfers
4
2.2 Rekenmodel
4
2.3 Resultaten
5
CONCLUSIES ..................................................................................... 6 3.1 Toetsing Wet Geluidhinder
6
3.2 Toetsing aan het gemeentelijk beleid
6
3.3 Maatregelen
6
3.4 Hogere waarden
8
3.5 Eis geluidwering en gecumuleerde geluidbelasting
8
BIJLAGEN
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
bladzijde
pagina i
SAMENVATTING In opdracht van Buro SRO is een onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting door wegverkeer op drie nieuw te realiseren woningen op de locatie Rijndijk 189 te Hazerswoude-Rijndijk. De locatie komt naar opgave van de gemeente te liggen binnen de bebouwde kom van Hazerswoude-Rijndijk. Daartoe wordt het kombord enkele 10-tallen meters in oostelijke richting verplaatst. De drie woningen liggen op ca. 29, 58 en 60 meter uit de as van de Rijndijk. Dit is binnen de bebouwde kom een weg met een maximum snelheid van 50 km/uur en buiten de bebouwde kom een weg met een maximumsnelheid van 60 km/uur. Een situatieoverzicht is weergegeven in tekening 1 in bijlage I en figuur 1 en figuur 2 in bijlage II. De geluidbelasting is berekend met behulp van een rekenmodel op basis van de weg- en verkeersgegevens zoals aangeleverd door de gemeente Alphen aan de Rijn.
opdrachtnummer
14-074
datum
17 juli 2014
opdrachtgever
De geluidbelasting door wegverkeer op de Rijndijk bedraagt ten hoogste 54 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden in de rekenpunten 1, 2, 3 en 5. Op de hoogst geluidbelaste gevel van de meest noordelijke woning (rekenpunt 1, 2 en 3) wordt de voorkeursgrenswaarde op de hoogst geluidbelaste gevel met 6 dB overschreden. Op de hoogst geluidbelaste gevel van de meest westelijke woning (rekenpunt 5) wordt de voorkeursgrenswaarde op één woning met 1 dB overschreden. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Op de derde woning wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.
Buro SRO S.de Landasstraat 50 6814 DG Arnhem
auteur
A.D. Postma
De gemeente hanteert bij het beoordelen van de geluidbelasting de Richtlijnen voor het vaststellen van hogere waarden Wet Geluidhinder van de Omgevingsdienst West Holland. De Richtlijnen geven algemene en specifieke criteria voor het vaststellen van hogere waarden. De maximale waarde waarvoor de Richtlijnen het kader geven is 58 dB voor wegverkeerslawaai. Het geluidbeleid is er op gericht geen hogere dan deze grenswaarde te verlenen. Het verlagen van de geluidbelasting door het treffen van maatregelen aan de bron ligt niet voor de hand uit oogpunt van kosteneffectiviteit en extra onderhoud van de weg. Afscherming van de woningen is op deze locatie
eveneens niet haalbaar. Voor de gevels van de woning in rekenpunt 1 dient daarom een hogere waarde te worden aangevraagd van 54 dB. Voor de gevels van de woning in rekenpunt 5 dient een hogere waarde te worden aangevraagd van 49 dB. De hoogste geluidbelasting op de gevels van de woning in rekenpunt 1 bedraagt zonder aftrek 60 dB. De benodigde karakteristieke geluidwering GA;k bedraagt dan 25 dB. Geluidwerende voorzieningen zijn noodzakelijk aan de noordgevel, de westgevel en de oostgevel van deze woning. De hoogste geluidbelasting op de gevels van de woning in rekenpunt 5 bedraagt zonder aftrek 54 dB. De benodigde karakteristieke geluidwering GA;k bedraagt dan 21 dB. Geluidwerende voorzieningen zijn noodzakelijk aan de noordgevel van deze woning. Voor de gevels met een geluidbelasting tot en met 53 dB zonder aftrek bedraagt de benodigde karakteristieke geluidwering GA;k 20 dB, dit is de minimale waarde conform het Bouwbesluit. Er zijn voor deze gevels geen aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig.
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
bladzijde
pagina 2
1
INLEIDING In opdracht van Buro SRO is een onderzoek ingesteld naar de geluidbelasting door wegverkeer op drie nieuw te realiseren woningen op de locatie Rijndijk 189 te Hazerswoude-Rijndijk. De locatie komt naar opgave van de gemeente te liggen binnen de bebouwde kom van Hazerswoude-Rijndijk. Daartoe wordt het kombord enkele 10-tallen meters in oostelijke richting verplaatst. De drie woningen liggen op ca. 29, 58 en 60 meter uit de as van de Rijndijk. Dit is binnen de bebouwde kom een weg met een maximum snelheid van 50 km/uur en buiten de bebouwde kom een weg met een maximumsnelheid van 60 km/uur. Een situatieoverzicht is weergegeven in tekening 1 in bijlage I en figuur 1 en figuur 2 in bijlage II. De voorkeursgrenswaarde voor de etmaalwaarde van de geluidbelasting op de gevels van de woning t.g.v. een weg bedraagt 48 dB. De gemeente kan volgens art. 83, lid 1 en 2 van de Wet geluidhinder (Wgh) voor woningen een hogere waarde vaststellen, in principe tot: - 53 dB in buitenstedelijk gebied - 63 dB in stedelijk gebied. Een hogere waarde mag alleen worden vastgesteld als maatregelen om de geluidbelasting tot 48 dB te beperken onvoldoende doeltreffend zijn of als deze maatregelen ernstige bezwaren hebben van stedenbouwkundige, verkeerskundige, landschappelijke of financiële aard (Wgh art 110-a). De Omgevingsdienst West Holland, waaronder de gemeenteAlphen aan de Rijn valt, heeft in de Richtlijnen voor het vaststellen van hogere waarden Wet Geludhinder uitgewerkt onder welke voorwaarden een hogere waarde kan worden verleend.
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
bladzijde
pagina 3
De op de geplande woninggevels invallende geluidbelasting Bi is bepaald met een rekenmodel, volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012. De gebruikte rekenmethode SRM II is gebaseerd op het berekenen van de geluidemissie (afhankelijk van het aantal en type voertuigen, het soort wegdek, de rijsnelheid en enkele correctiefactoren) en de geluidoverdracht tussen de weg en het immissiepunt (woninggevel). Daarbij is gebruik gemaakt van de volgende gegevens: - situatieoverzicht en voorlopige uitgangspunten van de opdrachtgever, - verkeerscijfers van de gemeente Alphen aan de Rijn. De geluidbelasting wordt berekend in hoofdstuk 2.
2
GELUIDBELASTING WEGVERKEER
2.1
Verkeerscijfers Bij het berekenen van de geluidbelasting wordt uitgegaan van de verkeersintensiteit in de toekomstige situatie. De weg- en verkeersgegevens zijn in tabel II.1 weergegeven. Bij de berekeningen is voor de Rijndijk uitgegaan van tellingen van de verkeersintensiteit in 2011 van de gemeente Alphen aan de Rijn. Gerekend is met een jaarlijkse groei van de verkeersintensiteit van 1,5 % tussen het teljaar en 2024. TABEL II.1: overzicht weg- en verkeersgegevens Rijndijk Omschrijving - etmaalintensiteit jaar 2011
5385
- etmaalintensiteit jaar 2024
6535
- daguurintensiteit [%]
6,82
- avonduurintensiteit [%]
2,99
- nachtuurintensiteit [%] - perc. lichte mvt dag/avond/nacht [%]
2m1/1,5/2,4
- perc. zw mvt dag/avond/nacht [%]
1,1/1,4/1,7
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
bladzijde
pagina 4
50 / 60
- type wegdek
DAB
- verkeerregelinstallatie binnen 150 m
nee
- obstakel binnen 100 meter
onderwerp
0,78 96,8/98,2/95,9
- perc. mz mvt dag/avond/nacht [%]
- rijsnelheid [km/uur]
2.2
Rijndijk
ja
Rekenmodel De op de geplande woningen invallende geluidbelasting Bi kan worden bepaald met een rekenmodel, volgens het Reken- en Meetvoorschrift Geluid 2012 In deze situatie is binnen de randvoorwaarden gebruik gemaakt van rekenmethode II.
2.3
Resultaten Tabel II.2 geeft voor de Rijndijk een overzicht van de berekende invallende geluidbelasting Lden in 2024, na aftrek van 5 dB ex art 110g Wgh. TABEL II.2: overzicht berekende invallende geluidbelasting Lden (dB) tgv de Rijndijk na aftrek van 5 dB Punt
gevel
1,5 m
4,5 m
7,5 m
1
Noord
54
56
56
2
Oost
50
52
52
3
West
48
50
50
4
Zuid
37
39
40
5
Noord
46
48
49
6
Oost
46
48
48
7
West
41
43
43
8
Zuid
32
34
35
9
Noord
45
47
47
10
Oost
44
46
46
11
West
38
41
42
12
Zuid
30
32
32
Voor de invoergegevens in het model en de rekenresultaten wordt verwezen naar de berekeningen in bijlage II.
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
bladzijde
pagina 5
3
CONCLUSIES
3.1
Toetsing Wet Geluidhinder De geluidbelasting door wegverkeer op de Rijndijk bedraagt ten hoogste 54 dB na aftrek van 5 dB ex art 110-g Wgh. De voorkeursgrenswaarde van 48 dB wordt overschreden in de rekenpunten 1, 2, 3 en 5. Op de hoogst geluidbelaste gevel van de meest noordelijke woning (rekenpunt 1) wordt de voorkeursgrenswaarde op één woning met 6 dB overschreden. Op de hoogst geluidbelaste gevel van de meest westelijke woning (rekenpunt 5) wordt de voorkeursgrenswaarde op één woning met 1 dB overschreden. De maximale hogere waarde van 63 dB wordt niet overschreden. Op de derde woning wordt de voorkeursgrenswaarde niet overschreden.
3.2
Toetsing aan het gemeentelijk beleid De gemeente hanteert bij het beoordelen van de geluidbelasting de Richtlijnen voor het vaststellen van hogere waarden Wet Geluidhinder van de Omgevingsdienst West Holland. De Richtlijnen geven algemene en specifieke criteria voor het vaststellen van hogere waarden. De maximale waarde waarvoor de Richtlijnen het kader geven is 58 dB voor wegverkeerslawaai. Het geluidbeleid is er op gericht geen hogere dan deze grenswaarde te verlenen. De bovengrens van 58 dB wordt niet overschreden. Er hoeft voor het toekennen van hogere waarden niet van het geluidbeleid te hoeven afgeweken. Een hogere waarde kan slechts worden vastgesteld als maatregelen tot het terugbrengen van de geluidbelasting tot de voorkeursgrenswaarde onvoldoende doeltreffend zijn, of als er ernstige bezwaren zijnop het gebied van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard.
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
bladzijde
pagina 6
3.3
Maatregelen Hieronder zijn maatregelen beschreven om de geluidbelasting ten gevolge van de Rijndijk op twee geluidbelaste woningen zo mogelijk tot de voorkeursgrenswaarde te doen afnemen.
Maatregelen aan de bron: stil asfalt De Rijndijk is voorzien van een standaard asfalt (DAB), dit is een asfalt type zonder geluidreductie ten opzichte van het referentiewegdek. Door het toepassen van een stil wegdek zou de geluidbelasting met ca. 4 dB (dunne deklaag 2) afnemen. Het vervangen van een wegdek is een taak van de wegbeheerder. Het wegdek van de Rijndijk moet over een lengte van ca. 200 meter worden vervangen door een stil wegdek met een geluidreductie van ten minste 4 dB. De kosten van een dunne deklaag in de situatie van groot onderhoud bedragen ca. € 26,-- /m2 (prijspeil 2005, bron: RWS: Advies dunne deklagen op niet-autosnelwegen (2007)). De kosten voor aanleg van een stil wegdek bedragen daarmee ca. € 31.200,-- voor een weglengte van ca. 200 meter (bij een breedte van 6 meter). Hierin zijn de meerkosten voor extra onderhoud niet meegenomen. Wellicht dat ook meerkosten ontstaan door de geringe weglengte die wordt vervangen. Diverse gemeenten en provincies geven aan dat zeer terughoudend wordt omgegaan met de aanleg van stil asfalt waar het gaat om korte weglengtes, omdat daarbij verschillende onderhoudsproblemen ontstaan (met name op overgangen stil en gewoon asfalt). Gezien de kosten van stil asfalt en de problemen met onderhoud van stille wegdekken met een korte weglengte is deze oplossing voor het terugdringen van de geluidbelasting op twee woningen niet kosteneffectief. Maatregelen aan de bron: verlagen van de maximumsnelheid De maximumsnelheid op de Rijndijk wordt nabij de woningen reeds teruggebracht van 60 naar 50 km/uur. Het nog verder terugbrengen van de snelheid op de Rijndijk ten behoeve van het terugbrengen van de geluidbelasting op drie woningen is niet haalbaar en is niet verder uitgewerkt.
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
bladzijde
pagina 7
Afscherming van de woningen geluidscherm Het afschermen van de woningen met een geluidscherm langs de Rijndijk zou de geluidbelasting omlaag kunnen brengen. Een scherm van 4,5 meter hoogte tussen de woning en de weg kan de geluidbelasting met meer dan 4 - 10 dB terugdringen. De aanleg van een verdiepinghoog geluidscherm binnen de bebouwde kom ten behoeve van het terugbrengen van de geluidbelasting op twee woningen stuit op stedenbouwkundige bezwaren en is bovendien niet kosteneffectief.
3.4
Hogere waarden Het verlagen van de geluidbelasting door het treffen van maatregelen aan de bron ligt niet voor de hand uit oogpunt van kosteneffectiviteit en extra onderhoud van de weg. Afscherming van de woningen is op deze locatie eveneens niet haalbaar. Voor de gevels van de woning in rekenpunt 1 dient daarom een hogere waarde te worden aangevraagd van 54 dB voor wegverkeer op de Rijndijk, conform tabel II.2. Voor de gevels van de woning in rekenpunt 5 dient een hogere waarde te worden aangevraagd van 49 dB voor wegverkeer op de Rijndijk, conform tabel II.2. De woningen voldoen aan de volgende specifieke criteria uit de Richtlijnen voor het verlenen van een hogere waarde Wet Geluidhinder: - de woning vult een open plaats op tussen bestaande bebouwing - er is sprake van twee stille gevels - er kan met twee geluidluwe gevels eenvoudig worden voldaan aan de eis dat één verblijfsruimte en één buitenruimte zich niet bevindt aan de gevel met de hoogste geluidbelasting. - er is met een geluidbelasting op de achtergevel van 38 dB op de begane grond en 40 dB op de verdieping reeds sprake van een extra stille achtergevel/buitenruimte. - de hogere waarde van 58 dB wordt niet overschreden.
3.5
Eis geluidwering en gecumuleerde geluidbelasting Volgens het Bouwbesluit moet de zgn. karakteristieke geluidwering GA;k van de uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied in een woning ten minste gelijk zijn aan de invallende geluidbelasting verminderd met 33 dB; voor verblijfsruimten gelden 2 dB lagere waarden voor de geluidwering GA;k. De voorschriften hebben tot doel de geluidbelasting binnenshuis in de verblijfsgebieden van een woning te beperken tot 33 dB. Bij het bepalen van de benodigde geluidwering mag geen aftrek plaatsvinden ex. artikel 110-g Wgh. Tabel III.1 geeft overzicht van de berekende invallende geluidbelasting Lden in 2024 zonder aftrek.
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
bladzijde
pagina 8
TABEL III.1: overzicht berekende invallende geluidbelasting Lden (dB) tgv de Rijndijk zonder aftrek Punt
gevel
1,5 m
4,5 m
7,5 m
1
Noord
59
60
60
2
Oost
55
57
57
3
West
53
55
55
4
Zuid
42
44
45
5
Noord
51
53
54
6
Oost
51
53
53
7
West
46
48
48
8
Zuid
38
39
40
9
Noord
50
52
52
10
Oost
49
51
51
11
West
43
46
47
12
Zuid
35
37
38
De hoogste geluidbelasting op de gevels van de woning in rekenpunt 1 bedraagt zonder aftrek 60 dB. De benodigde karakteristieke geluidwering GA;k bedraagt dan 25 dB. Geluidwerende voorzieningen zijn noodzakelijk aan de noordgevel, de westgevel en de oostgevel van deze woning. De hoogste geluidbelasting op de gevels van de woning in rekenpunt 5 bedraagt zonder aftrek 54 dB. De benodigde karakteristieke geluidwering GA;k bedraagt dan 21 dB. Geluidwerende voorzieningen zijn noodzakelijk aan de noordgevel van deze woning. Voor de gevels met een geluidbelasting tot en met 53 dB zonder aftrek bedraagt de benodigde karakteristieke geluidwering GA;k 20 dB, dit is de minimale waarde conform het Bouwbesluit. Er zijn voor deze gevels geen aanvullende geluidwerende voorzieningen nodig.
A.D. Postma. onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
bladzijde
pagina 9
Bijlage I Tekeningen
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
bladzijde
pagina 10
Bijlage II Berekeningen geluidbelasting en toelichting
opdrachtnummer
14-074
datum
17 juli 2014
opdrachtgever
Buro SRO S.de Landasstraat 50 6814 DG Arnhem
auteur
A.D. Postma
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude Rijndijk Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Bijlage II 14-07-2014 Invallende geluidbelasting tgv Rijndijk na 5 dB aftrek
Resultatentabel eerste model aangepaste kavel LAeq totaalresultaten voor toetspunten Rijndijk Ja
Naam Toetspunt 01_A 01_B 01_C 02_A 02_B
Omschrijving noordgevel noordgevel noordgevel oostgevel oostgevel
02_C 03_A 03_B 03_C 04_A
Hoogte 1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
Dag 53,1 54,9 55,0 49,3 51,1
Avond 49,6 51,4 51,4 45,8 47,6
Nacht 43,9 45,7 45,7 40,0 41,9
Lden 53,7 55,5 55,5 49,8 51,7
oostgevel westgevel westgevel westgevel noordgevel
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
51,2 47,6 49,5 49,6 36,4
47,7 44,1 46,0 46,1 32,9
42,0 38,3 40,2 40,3 27,1
51,8 48,1 50,0 50,1 36,9
04_B 04_C 05_A 05_B 05_C
noordgevel noordgevel noordgevel noordgevel noordgevel
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
38,7 39,2 45,4 47,6 48,0
35,2 35,7 41,9 44,1 44,5
29,4 29,9 36,2 38,4 38,8
39,2 39,7 46,0 48,2 48,6
06_A 06_B 06_C 07_A 07_B
oostgevel oostgevel oostgevel westgevel westgevel
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
45,2 47,2 47,6 40,2 42,4
41,7 43,7 44,1 36,7 38,9
35,9 38,0 38,4 31,0 33,1
45,7 47,8 48,2 40,8 42,9
07_C 08_A 08_B 08_C 09_A
westgevel zuidgevel zuidgevel zuidgevel noordgevel
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
42,8 32,0 33,5 34,5 44,1
39,3 28,5 30,0 30,9 40,6
33,5 22,7 24,2 25,2 34,8
43,3 32,5 34,0 35,0 44,6
09_B 09_C 10_A 10_B 10_C
noordgevel noordgevel oostgevel oostgevel oostgevel
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
46,2 46,6 43,3 45,3 45,8
42,7 43,1 39,7 41,8 42,3
36,9 37,4 34,0 36,0 36,6
46,7 47,2 43,8 45,8 46,4
11_A 11_B 11_C 12_A 12_B
westgevel westgevel westgevel zuidgevel zuidgevel
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
37,6 40,3 41,4 29,7 31,1
34,1 36,8 37,9 26,2 27,6
28,3 31,0 32,1 20,4 21,8
38,1 40,8 41,9 30,2 31,6
12_C
zuidgevel
7,50
32,0
28,5
22,7
32,5
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V2.40
14-7-2014 14:08:31
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude Rijndijk Rapport: Model: Groep: Groepsreductie:
Bijlage II 14-07-2014 Invallende geluidbelasting tgv Rijndijk zonder aftrek
Resultatentabel eerste model aangepaste kavel LAeq totaalresultaten voor toetspunten (hoofdgroep) Nee
Naam Toetspunt 01_A 01_B 01_C 02_A 02_B
Omschrijving noordgevel noordgevel noordgevel oostgevel oostgevel
02_C 03_A 03_B 03_C 04_A
Hoogte 1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
Dag 58,1 59,9 60,0 54,3 56,1
Avond 54,6 56,4 56,4 50,8 52,6
Nacht 48,9 50,7 50,7 45,0 46,9
Lden 58,7 60,5 60,5 54,8 56,7
oostgevel westgevel westgevel westgevel noordgevel
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
56,2 52,6 54,5 54,6 41,4
52,7 49,1 51,0 51,1 37,9
47,0 43,3 45,2 45,3 32,1
56,8 53,1 55,0 55,1 41,9
04_B 04_C 05_A 05_B 05_C
noordgevel noordgevel noordgevel noordgevel noordgevel
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
43,7 44,2 50,4 52,6 53,0
40,2 40,7 46,9 49,1 49,5
34,4 34,9 41,2 43,4 43,8
44,2 44,7 51,0 53,2 53,6
06_A 06_B 06_C 07_A 07_B
oostgevel oostgevel oostgevel westgevel westgevel
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
50,2 52,2 52,6 45,2 47,4
46,7 48,7 49,1 41,7 43,9
40,9 43,0 43,4 36,0 38,1
50,7 52,8 53,2 45,8 47,9
07_C 08_A 08_B 08_C 09_A
westgevel zuidgevel zuidgevel zuidgevel noordgevel
7,50 1,50 4,50 7,50 1,50
47,8 37,0 38,5 39,5 49,1
44,3 33,5 35,0 35,9 45,6
38,5 27,7 29,2 30,2 39,8
48,3 37,5 39,0 40,0 49,6
09_B 09_C 10_A 10_B 10_C
noordgevel noordgevel oostgevel oostgevel oostgevel
4,50 7,50 1,50 4,50 7,50
51,2 51,6 48,3 50,3 50,8
47,7 48,1 44,7 46,8 47,3
41,9 42,4 39,0 41,0 41,6
51,7 52,2 48,8 50,8 51,4
11_A 11_B 11_C 12_A 12_B
westgevel westgevel westgevel zuidgevel zuidgevel
1,50 4,50 7,50 1,50 4,50
42,6 45,3 46,4 34,7 36,1
39,1 41,8 42,9 31,2 32,6
33,3 36,0 37,1 25,4 26,8
43,1 45,8 46,9 35,2 36,6
12_C
zuidgevel
7,50
37,0
33,5
27,7
37,5
Alle getoonde dB-waarden zijn A-gewogen
Geomilieu V2.40
14-7-2014 14:08:54
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk Model: Groep:
Naam 01 02 03 04
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van bodemgebieden
eerste model (hoofdgroep) Lijst van Bodemgebieden, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Omschr. hard hard hard hard
Geomilieu V2.40
Bf 0,00 0,00 0,00 0,00
16-4-2014 8:46:33
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude Rijndijk Model: Groep:
Bijlage II 14-07-2014 Lijst van gebouwen
eerste model aangepaste kavel (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012
Naam 01 02 03 10 11
Omschr. woning nieuw woning nieuw woning nieuw gebouw bestaand gebouw bestaand
Hoogte 9,00 9,00 9,00 9,00 9,00
Maaiveld 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Hdef. Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
Cp dB dB dB dB dB
Zwevend False False False False False
Refl. 63 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 125 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 250 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 500 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 1k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 2k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 4k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
Refl. 8k 0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
X-1 101333,24 101339,52 101318,73 101312,55 101291,34
Y-1 460454,13 460434,85 460439,43 460477,42 460473,88
12 13 14 15 16
gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw
bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand
9,00 9,00 4,00 4,00 9,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
101279,22 101261,80 101289,61 101195,55 101324,75
460476,59 460477,69 460445,61 460474,53 460402,96
17 18 19 20 21
gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw
bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand
9,00 9,00 9,00 9,00 9,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
101401,85 101437,25 101456,36 101486,39 101513,01
460398,62 460418,74 460435,43 460424,68 460414,86
22 23 24 25 26
gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw
bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand
9,00 9,00 9,00 9,00 9,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
101500,49 101428,13 101164,81 101154,41 101126,14
460363,64 460384,02 460507,54 460510,36 460507,84
27 28 29 30 31
gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw
bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand
9,00 9,00 9,00 9,00 9,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
101103,67 101120,37 101103,32 101127,25 101138,82
460511,39 460480,62 460478,37 460457,49 460444,06
32 33 34 35 36
gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw
bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand
9,00 9,00 9,00 9,00 9,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
101254,51 101178,78 101157,32 101101,38 101131,38
460524,92 460553,88 460554,79 460566,02 460575,41
37 38 39 40 41
gebouw gebouw gebouw gebouw gebouw
bestaand bestaand bestaand bestaand bestaand
9,00 9,00 9,00 9,00 9,00
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
0 0 0 0 0
dB dB dB dB dB
False False False False False
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
0,80 0,80 0,80 0,80 0,80
101138,52 101151,32 101328,02 101350,67 101359,59
460560,21 460636,60 460584,81 460577,48 460565,41
42 43
gebouw bestaand gebouw bestaand
9,00 9,00
0,00 0,00
Relatief Relatief
0 dB 0 dB
False False
0,80 0,80
0,80 0,80
0,80 0,80
0,80 0,80
0,80 0,80
0,80 0,80
0,80 0,80
0,80 0,80
101437,11 101465,10
460549,49 460541,01
Geomilieu V2.40
14-7-2014 14:10:12
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude Rijndijk Model: Groep:
Naam 44 45 46
Bijlage II 14-07-2014 Lijst van gebouwen
eerste model aangepaste kavel (hoofdgroep) Lijst van Gebouwen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Omschr. gebouw bestaand gebouw bestaand gebouw bestaand
Geomilieu V2.40
Hoogte 9,00 9,00 9,00
Maaiveld 0,00 0,00 0,00
Hdef. Relatief Relatief Relatief
Cp 0 dB 0 dB 0 dB
Zwevend False False False
Refl. 63 0,80 0,80 0,80
Refl. 125 0,80 0,80 0,80
Refl. 250 0,80 0,80 0,80
Refl. 500 0,80 0,80 0,80
Refl. 1k 0,80 0,80 0,80
Refl. 2k 0,80 0,80 0,80
Refl. 4k 0,80 0,80 0,80
Refl. 8k 0,80 0,80 0,80
X-1 101480,04 101496,58 101507,90
Y-1 460535,45 460531,70 460528,35
14-7-2014 14:10:12
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude Rijndijk Model: Groep:
Bijlage II 14-07-2014 Lijst van ontvangers
eerste model aangepaste kavel (hoofdgroep) Lijst van Rekenpunten, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012
Naam 01 02 03 04 05
Omschr. noordgevel oostgevel westgevel noordgevel noordgevel
Maaiveld 0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Hdef. Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
Hoogte A 1,50 1,50 1,50 1,50 1,50
Hoogte B 4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
Hoogte C 7,50 7,50 7,50 7,50 7,50
Hoogte D ------
Hoogte E ------
Hoogte F ------
Gevel Ja Ja Ja Ja Ja
06 07 08 09 10
oostgevel westgevel zuidgevel noordgevel oostgevel
0,00 0,00 0,00 0,00 0,00
Relatief Relatief Relatief Relatief Relatief
1,50 1,50 1,50 1,50 1,50
4,50 4,50 4,50 4,50 4,50
7,50 7,50 7,50 7,50 7,50
------
------
------
Ja Ja Ja Ja Ja
11 12
westgevel zuidgevel
0,00 0,00
Relatief Relatief
1,50 1,50
4,50 4,50
7,50 7,50
---
---
---
Ja Ja
Geomilieu V2.40
14-7-2014 14:10:35
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk Model: Groep:
Naam 01 02
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van wegen
eerste model (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Omschr. Rijndijk 60 km/u Rijndijk 50 km/u
Geomilieu V2.40
ISO H 0,00 0,00
ISO M 1,40 1,40
Hdef. Relatief Relatief
Type Verdeling Verdeling
Cpl False False
Cpl_W 1.5 dB 1.5 dB
Hbron 0,75 0,75
Helling 0 0
Wegdek W0 W0
V(MR(D)) ---
V(MR(A)) ---
V(MR(N)) ---
V(MRP4) ---
V(LV(D)) 60 50
V(LV(A)) 60 50
16-4-2014 8:45:23
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk Model: Groep:
Naam 01 02
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van wegen
eerste model (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 V(LV(N)) 60 50
Geomilieu V2.40
V(LVP4) ---
V(MV(D)) 60 50
V(MV(A)) 60 50
V(MV(N)) 60 50
V(MVP4) ---
V(ZV(D)) 60 50
V(ZV(A)) 60 50
V(ZV(N)) 60 50
V(ZVP4) ---
Totaal aantal 6535,00 6535,00
%Int(D) 6,80 6,80
%Int(A) 3,00 3,00
%Int(N) 0,78 0,78
%IntP4 ---
%MR(D) ---
%MR(A) ---
16-4-2014 8:45:23
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk Model: Groep:
Naam 01 02
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van wegen
eerste model (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 %MR(N) ---
Geomilieu V2.40
%MRP4 ---
%LV(D) 96,80 96,80
%LV(A) 98,20 98,20
%LV(N) 95,90 95,90
%LVP4 ---
%MV(D) 2,10 2,10
%MV(A) 1,40 1,40
%MV(N) 2,40 2,40
%MVP4 ---
%ZV(D) 1,10 1,10
%ZV(A) 1,40 1,40
%ZV(N) 1,70 1,70
%ZVP4 ---
MR(D) ---
MR(A) ---
MR(N) ---
MRP4 ---
LV(D) 430,16 430,16
LV(A) 192,52 192,52
LV(N) 48,88 48,88
16-4-2014 8:45:23
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk Model: Groep:
Naam 01 02
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van wegen
eerste model (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 LVP4 ---
Geomilieu V2.40
MV(D) 9,33 9,33
MV(A) 2,74 2,74
MV(N) 1,22 1,22
MVP4 ---
ZV(D) 4,89 4,89
ZV(A) 2,74 2,74
ZV(N) 0,87 0,87
ZVP4 ---
LE (D) 63 80,81 80,92
LE (D) 125 88,80 87,88
LE (D) 250 94,43 94,03
LE (D) 500 101,11 99,98
LE (D) 1k 108,05 106,46
LE (D) 2k 104,44 102,99
LE (D) 4k 97,62 96,22
16-4-2014 8:45:23
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk Model: Groep:
Naam 01 02
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van wegen
eerste model (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 LE (D) 8k 87,06 86,29
Geomilieu V2.40
LE (A) 63 77,29 77,37
LE (A) 125 85,14 84,21
LE (A) 250 90,71 90,24
LE (A) 500 97,64 96,51
LE (A) 1k 104,55 102,96
LE (A) 2k 100,93 99,47
LE (A) 4k 94,10 92,69
LE (A) 8k 83,49 82,69
LE (N) 63 71,79 71,91
LE (N) 125 79,77 78,92
LE (N) 250 85,54 85,27
LE (N) 500 92,04 90,90
LE (N) 1k 98,73 97,16
16-4-2014 8:45:23
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk Model: Groep:
Naam 01 02
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van wegen
eerste model (hoofdgroep) Lijst van Wegen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 LE (N) 2k 95,13 93,71
Geomilieu V2.40
LE (N) 4k 88,31 86,95
LE (N) 8k 77,88 77,25
LE P4 63 ---
LE P4 125 ---
LE P4 250 ---
LE P4 500 ---
LE P4 1k ---
LE P4 2k ---
LE P4 4k ---
LE P4 8k ---
16-4-2014 8:45:23
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk Model: Groep:
Naam 1 2 3
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van drempels
eerste model (hoofdgroep) Lijst van Obstakels, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Omschr. drempel drempel
Geomilieu V2.40
16-4-2014 8:48:27
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk Model: Groep:
Naam 01 02
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van hoogtelijnen
eerste model (hoofdgroep) Lijst van Hoogtelijnen, voor rekenmethode Wegverkeerslawaai - RMW-2012 Omschr. hoogte rijndijk hoogte rijndijk
Geomilieu V2.40
ISO H 1,40 0,00
16-4-2014 8:49:08
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk Rapport: Model:
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van rekenparameters
Lijst van model eigenschappen eerste model
Model eigenschap Omschrijving Verantwoordelijke Rekenmethode Aangemaakt door
eerste model ad RMW-2012 ad op 10-4-2014
Laatst ingezien door Model aangemaakt met Standaard maaiveldhoogte Rekenhoogte contouren
Postma op 16-4-2014 Geomilieu V2.40 0 4
Detailniveau toetspunt resultaten Detailniveau resultaten grids Standaard bodemfactor Zichthoek [grd] Geometrische uitbreiding
Groepsresultaten Groepsresultaten 1,00 2 Volledige 3D analyse
Meteorologische correctie C0 waarde Maximum aantal reflecties Reflectie in woonwijkschermen Aandachtsgebied
Conform standaard 3,50 1 Ja --
Max. refl.afstand van bron Max. refl.afstand van rekenpunt Luchtdemping Luchtdemping [dB/km]
--Conform standaard 0,00; 0,00; 1,00; 2,00; 4,00; 10,00; 23,00; 58,00
Geomilieu V2.40
16-4-2014 8:49:40
Adviesburo Van der Boom bv Zutphen 14-074 Woningen Rijndijk Hazerswoude-Rijndijk
Bijlage II 16-04-2014 Lijst van rekenparameters
Commentaar
Geomilieu V2.40
16-4-2014 8:49:40
Grenswaarden nieuwe woningen langs bestaande wegen Wanneer de geluidbelasting op een nieuw te bouwen woning(en), door wegverkeer, in het zgn. maatgevende jaar (10 jaar na aanvraag vergunning) en na toepassing van de zgn. "tijdelijke aftrek" ex. art. 110-g Wgh, hoger is dan de voorkeursgrenswaarde van 48 dB, kan alleen een bouwvergunning worden verleend als het bevoegd gezag een hogere grenswaarde heeft vastgesteld. In de meeste gevallen zijn B&W bevoegd om een hogere waarde vast te stellen (Wgh art 110 a). Uitzonderingen zijn: - de aanleg van een rijks- of provinciale weg of een hoofdspoorweg - bij vaststellen of wijzigen van een zone rond een industrieterrein van regionale betekenis Volgens art. 83 lid 1, 2 en 4 kan een hogere toelaatbare geluidbelasting worden vastgesteld voor nieuwe woningen langs een bestaande weg, van ten hoogste: - 53 dB in buitenstedelijk gebied - 58 dB voor een agrarische bedrijfswoning - 63 dB in stedelijk gebied - 68 dB voor een spoorweg Een hogere waarde mag alleen worden vastgesteld als maatregelen om de geluidbelasting tot 50 dB(A) te beperken onvoldoende doeltreffend zijn of als deze maatregelen ernstige bezwaren hebben van stedenbouwkundige, verkeerskundige, vervoerskundige, landschappelijke of financiële aard (Wgh art 110a) Met de wijziging van de Wet geluidhinder op 1 januari 2007 is het merendeel van de overige randvoorwaarden en criteria, waaronder een hogere waarde kan worden verleend, komen te vervallen. De gemeente of GS moet zelf motiveren waarom ze een hogere waarde wil vaststellen en waarom niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan.
Het bevoegd gezag kan geen hogere waarde vaststellen dan de maximale hogere waarden voor de betreffende situatie. Op grond van de Interimwet Stad en Milieu kan hier onder strikte voorwaarden van worden afgeweken. B&W laten de vastgestelde hogere waarde zo snel mogelijk vastleggen in het kadaster. Adviesburo Van der Boom 17-01-07
onderwerp
Geluidbelasting woning
opdrachtnummer
14-074
bestand
14-074r1.doc
2
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Bijlage 2
Bodemonderzoek
79
OPDRACHTGEVER
Benbouw Adviezen Dhr. B. Oostdam Rijndijk 99a 2394 AE HAZERSWOUDE RIJNDIJK
RAPPORTNUMMER
131026v2 DATUM
02 december 2013
OMSCHRIJVING
TOELICHTING OP VERKENNEND BODEMONDERZOEK 130403 (NEN 5740)
Rijndijk 185 e.o 2394 CB HAZERSWOUDE RIJNDIJK
kadastrale aanduiding beoordeelde lokaties: gemeente Hazerswoude, sectie I, nummers 346 en 491 (allen ged) ONDERZOEKSBUREAU
Almad Eco B.V. Maatschapslaan 31 2404 CL ALPHEN AAN DEN RIJN tel. 0172 – 24 00 30
Almad Eco B.V.
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Aanleiding en doelstelling 1.3 Partijdigheid
3 3 3 3
2.
Vooronderzoek 2.1 Inleiding 2.2 Uitwerking gegevens 2.3 Hydrologie en geologie 2.4 Terreinsituatie 2.5 Opstelling onderzoekshypothese rapportage 130403
4 4 4 5 5 5
3.
Uitgevoerd bodemonderzoek 3.1 Veldwerkzaamheden 3.2 Conclusies en aanbevelingen uit rapport 130403 3.3 Uitgevoerde uitsplitsing mm1
6 6 7 8
4.
Beoordeling 4.1 Veldwerkzaamheden 4.2 Samenstelling mengmonsters 4.3 Conclusies en aanbevelingen
9 9 9 9
5.
Beperkingen en aansprakelijkheid
11
Bijlagen bijlage 1 bijlage 2
Regionale situatie / kadastrale kaart Situatieschets
131026v2 toelichting op verkennend bodemonderzoek 130403 Rijndijk 185 e.o. te Hazerswoude Rijndijk 02 december 2013
2
Almad Eco B.V.
1.
Inleiding
1.1 Algemeen Benbouw heeft opdracht verstrekt voor een toelichting op het verkennend bodemonderzoek van Almad Eco B.V., rapportnummer 130403 van 10 juni 2013 op een gedeelte van de locatie gelegen aan en nabij Rijndijk 185 te Hazerswoude Rijndijk. Het thans te beoordelen terrein maakt deel uit van een locatie die kadastraal bekend staat als gemeente Hazerswoude, sectie I, nummers 346 en 491 (ged.). Het perceel Rijndijk 185 (Familie Stip, kadastraal nummer 534 en 535) is uit het bouwplan en deze rapportage vervallen. Over blijft een gedeelte van het perceel Rijndijk 189 (Fam. van Wetten) en Rijndijk 189a (Gemeente Rijnwoude). Een situatieschets van de onderzoekslocatie is weergegeven in bijlage 2.
1.2 Aanleiding en doelstelling Aanleiding tot deze toelichting op het verkennend bodemonderzoek is de wens van de opdrachtgever om derden een inzicht te geven in de verontreinigingsproblematiek van Rijndijk 185 (achterzijde) uit het initiële bodemonderzoek (130403). Doel van deze toelichting is de thans te beoordelen kadastrale nummers apart te beoordelen, alsmede de beperkingen die hieruit voortvloeien.
1.3 Partijdigheid Almad Eco B.V. wil als keuringsinstelling volledig onafhankelijk zijn van de partijen waarvoor zij werkzaamheden verricht. Almad Eco B.V. verklaart hierbij dat zij geen eigenaar is van de betreffende te keuren bodem. Zowel Almad Eco B.V. als keuringsinstelling en haar personeel zullen zich op geen enkele wijze inlaten met activiteiten die de objectiviteit van de keuring negatief beïnvloeden. Almad Eco B.V. heeft als onderzoeksbureau vastgelegd in haar kwaliteitszorgsysteem dat de beïnvloeding van werknemers door derden wordt vastgelegd. In principe wordt hier niet op ingegaan. Mocht dit gebeuren en wijzigt de onderzoeksstrategie hierdoor, dan wordt dit in de verslaglegging op locatie en in de rapportage vermeld.
131026v2 toelichting op verkennend bodemonderzoek 130403 Rijndijk 185 e.o. te Hazerswoude Rijndijk 02 december 2013
3
Almad Eco B.V.
2.
Vooronderzoek
2.1 Inleiding Met historisch onderzoek werden voorafgaand gegevens verzameld over de bodemkwaliteit. Verder werd nagegaan of op basis van de verkregen informatie plaatsen zijn aan te geven waar aanleiding bestaat tot mogelijke bodemverontreiniging en wat de vermoedelijke aard en ligging van deze eventueel aanwezige bodemverontreiniging is.
2.2
Uitwerking gegevens
Opdrachtgever Van opdrachtgever is begrepen dat er in het verleden een taxibedrijf (stalling) zou hebben gezeten. Verder zijn geen bijzonderheden bekend. Bodemloket en Atlasleefomgeving ZH167209384: Rijndijk t.h.v. 187. Almad Eco B.V. d.d. 01-09-1999. T.g.v. olie in de berm na een ongeval, is de berm volledig gesaneerd op olie. ZH167209382: Rijndijk 179-181, voldoende onderzocht, geen verontreiniging. ZH167209555: Oostvaartpark: voldoende onderzocht, niet ernstig verontreinigd. A1672019963: Taxibedrijf (6022). De Milieudienst West-Holland/ Stragisweb Bodemrapportage BIP opgevraagd 05-04-2013. Locatiecode AA167204417 Oostvaartpark: licht tot matig verontreinigd. Verdacht voor asbest op basis UBI-code/asbestsignaleringskaart/anders. Voldoende onderzocht. Taxibedrijf van Ooyen, Rijndijk 185. Geen gegevens beschikbaar. Groene Hart Archieven: Bouw en hinderwetvergunningen. Inventarisnummer 1217: bouwen dubbel woonhuis (1934) Inventarisnummer 1236: bouwen opslagplaats fourage (1953) Inventarisnummer 1235: bouwen opslagloods met garage (1955) Geen bijzonderheden aangetroffen in dossiers. Veldinspectie d.d. 01-05-2013 Op betreffende percelen staan woonhuizen met tuin. Achter Rijndijk 185/187 is een loods aanwezig welke tot het onderzoeksgebied behoort. In de loods staan vaste goederen en ligt een tegelvloer. Het perceel ernaast (Rijndijk 189) is alleen onderzocht in de achtertuin (grens: doorzicht noordelijke gevel loods achter 185/187). Het betreft een siertuin. Als laatste deel van het onderzoeksgebied is de strook grond onderzocht westelijk van het toegangspad naar Rijndijk 189a. De huidige wegconstructie behoort bij het onderzoeksgebied en is volgens omwonenden met puin opgehoogd. Aanwijzingen voor een eventuele voormalige ondergrondse tank zijn niet aangetroffen in de vorm van een vul-, of ontluchtingspunt. 131026v2 toelichting op verkennend bodemonderzoek 130403 Rijndijk 185 e.o. te Hazerswoude Rijndijk 02 december 2013
4
Almad Eco B.V.
2.3
Hydrologie en geologie
Wij verwijzen hier rapportnummer 130403 van 10 juni 2013 van ons bureau. 2.4 Terreinsituatie De te beoordelen onderzoekslocatie heeft thans een herziene totale oppervlakte van ca. 1.650 m². De regionale ligging en een situatieschets van het terrein zijn respectievelijk weergegeven in bijlage 1 en 2.
2.5 Opstelling onderzoekshypothese rapportage 130403 Voorafgaand aan de uitvoering van het veld- en laboratoriumonderzoek diende op basis van de verkregen informatie een hypothese te worden opgesteld. Het betrof een aanname omtrent het al dan niet aanwezig zijn van bodemverontreiniging op de te onderzoeken locatie. De oppervlakte van de onderzoekslocatie bedroeg destijds ca. 2.100 m2. Op basis van de beschikbare resultaten uit het vooronderzoek werd de huidige onderzoekslocatie vooralsnog als "onverdacht" beschouwd om reden dat aandachtsstoffen in het standaardpakket zitten en voor asbest een maaiveldinspectie wordt uitgevoerd. De te meten stoffenconcentraties dienen onder of op de desbetreffende achtergrondwaarden liggen.
131026v2 toelichting op verkennend bodemonderzoek 130403 Rijndijk 185 e.o. te Hazerswoude Rijndijk 02 december 2013
5
Almad Eco B.V.
3.
Uitgevoerd bodemonderzoek
3.1 Veldwerkzaamheden Tijdens de veldwerkzaamheden op 01 mei 2013 zijn in totaal 12 boringen uitgevoerd door erkend veldwerkers C.J. Blom, B. Gieling en L.G.F. Schmidt. Resumé t.a.v. de huidige te beoordelen lokatie: boringen 1 (peilbuis), 2, 3 en 5 zijn gezet in een andere kadastraal gebied, dit kadastrale gebied is uit deze rapportage vervallen. In het huidig te beoordelen gebied zijn -volgens de richtlijn- formeel te weinig boringen gezet, namelijk: 2 ondiepe boringen 1 peilbuis De boringen werden destijds handmatig verricht met voornamelijk een edelmanboor. Hierbij is het uitkomende materiaal door de veldwerker tevens beoordeeld op de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal, welke zintuiglijk niet is aangetroffen in het opgeboorde materiaal en tijdens de maaiveldinspectie.
Zintuiglijk waargenomen afwijkingen in het bodemmateriaal (130403) BODEMTRAJEKT (M-MV)
ZINTUIGLIJK WAARGENOMEN AFWIJKINGEN
1(0,08-0,23) 1(0,23-0,73) 2(0,20-0,50) 3(0,40-0,50) 4(0,05-0,55) 5(0,00-0,50) 6(0,00-0,50) 7(0,00-0,50) 8(0,00-0,40) 9(0,00-0,50) 10(0,00-0,50) 10(0,50-1,00) 11(0,10-0,70) 12(0,10-0,50) 12(0,50-0,70) 1= licht, 2 = matig, 3 = sterk, 4 = uiterste bijmenging
schelpen 1, olie/water test: licht positief puin1, olie/water test: licht positief puin4, koolas2, grind2 verbrandingsresten4, grind3 wortelresten1 puin1 puin1 puin1, grind1 puin1, STUIT (0,40) puin1 puin1, grind1, glas1 verbrandingsresten1 puin4, grind4, STUIT(0,70) puin1, wortelresten1 puin2, koolas2, grind3, STUIT(0,70)
131026v2 toelichting op verkennend bodemonderzoek 130403 Rijndijk 185 e.o. te Hazerswoude Rijndijk 02 december 2013
6
Almad Eco B.V.
Samenvatting van de mengmonstersamenstelling uit rapport 130403 en toetsing aan de Wbb: Overzicht gemeten verontreinigingen in grond Grond (AS3000) HuAchtergrondwaarde overschrijding mus:2, Lutum:2.8 mm bg1: 2b+3b+11a+12a kobalt(6.5) lood(49) nikkel(17) taal olie C10 - C40(50) Grond (AS3000) Humus:5.7, Lutum:21 mm bg2: 5a+6a+7a+9a+10a
Achtergrondwaarde overschrijding
Grond (AS3000) Humus:5.6, Lutum:34 mm og1: 1c+10b
Achtergrondwaarde overschrijding
Grond (AS3000) Humus:2.2, Lutum:25 1a
Achtergrondwaarde overschrijding
zink(84)
Tussenwaarde overschrijding to- -
Tussenwaarde overschrijding cadmium(0.55) koper(35) kwik(0.43) lood(130) zink(150) som PCB (7) (0.7 factor)(12 µg/kgds)
-
totaal olie C10 - C40(180)
Interventiewaarde overschrijding pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)(53) Interventiewaarde overschrijding -
Tussenwaarde overschrijding -
Interventiewaarde overschrijding -
Tussenwaarde overschrijding -
Interventiewaarde overschrijding -
Overzicht gemeten verontreinigingen in grondwater Grondwater (AS3000)
Streefwaarde overschrijding
Pb1
barium(210) xylenen (0.7 factor)(2.0) som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen (0.7 factor)(0.14)
Tussenwaarde overschrijding -
Interventiewaarde overschrijding -
3.2 Conclusies en aanbevelingen uit rapport 130403 Inleiding De voor de locatie opgestelde hypothese voor het vastleggen van de algemene bodemkwaliteit "onverdacht" is formeel niet juist. Mogelijk PAK verontreiniging in bovengrond. In mm bg1 van de bovengrond wordt PAK totaal gemeten boven de interventiewaarde. Vanwege de overschrijding werd nader onderzoek naar PAK aanbevolen. Voor de overige (lichte) verontreinigingen genoemd in voorgaande paragraaf (5.2) behoeft, om reden dat de tussenwaarde niet wordt overschreden, op basis van vigerend beleid, geen nader onderzoek te worden uitgevoerd. Wel wordt geadviseerd bij bouwrijp maken alert te zijn op minerale olie nabij boring 1 en bij twijfel direct ons bureau te raadplegen. Afgifte bouwvergunning Indien er in de toekomst bijvoorbeeld een bouwvergunning wordt aangevraagd, zijn er conform vigerend beleid op basis van de uitkomsten van voorliggend onderzoek milieuhygiënisch mogelijk problemen te verwachten voor het afgeven van een bouwvergunning wegens de sterk verhoogde PAKwaarde. Bevoegd gezag kan verder altijd aanvullende eisen stellen. Het advies van bevoegd gezag is altijd bindend. Afvoer grond en ander materiaal Rekening dient gehouden te worden dat indien grond van de locatie wordt afgevoerd deze niet zondermeer overal toegepast kan worden. Voor afvoer en hergebruik is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Geadviseerd werd de rapportage af te stemmen met het bevoegd gezag. 131026v2 toelichting op verkennend bodemonderzoek 130403 Rijndijk 185 e.o. te Hazerswoude Rijndijk 02 december 2013
7
Almad Eco B.V.
3.3
Uitgevoerde uitsplitsing mm1
In opvolging van ons advies is destijds naderhand opdracht gegeven om mm1 bg uit te splitsen. Vanwege de kosten is beslist destijds niet te rapporteren. Uit de resultaten (Alcontrol analysecertificaat 11905246 d.d. 02-07-2013) bleek het volgende na toetsing: Overzicht gemeten verontreinigingen in grond Grond (AS3000) Humus:2, Lu- Achtergrondwaarde overschrij- Tussenwaarde overtum:2.8 ding schrijding 2b 3b 11a 12a
pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)(5.8) pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)(1.6)
-
Interventiewaarde overschrijding pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)(57) -
-
-
De sterk verhoogde PAK waarden zijn afkomstig uit boring 2, laag b (0,20-0,50) m-mv. Een afperking is niet uitgevoerd.
131026v2 toelichting op verkennend bodemonderzoek 130403 Rijndijk 185 e.o. te Hazerswoude Rijndijk 02 december 2013
8
Almad Eco B.V.
4.
Beoordeling huidig aandachtsgebied
4.1 Veldwerkzaamheden Boringen 1(peilbuis), 2, 3 en 5 zijn gezet in een andere kadastraal gebied. In het huidige te beoordelen gebied zijn dan -volgens de richtlijn- formeel te weinig boringen gezet, namelijk: 2 ondiepe boringen en 1 peilbuis.
4.2
Samenstelling mengmonsters
Uit het toenmalige onderzoeksgebied zijn voor de bovengrond mm bg1: 2b+3b+11a+12a en mm bg2: 5a+6a+7a+9a+10a ingezet. Uit het toenmalige onderzoeksgebied is voor de ondergrond mm og1: 1c+10b ingezet. Voor het grondwater is gebruik gemaakt van peilbuis Pb1. Boringen 1, 2, 3 en 5 en hun deelmonsters alsmede het grondwatermonster uit Pb1 zijn derhalve niet relevant voor de beoordeling op de nieuwe –kleinere- locatie.
4.3
Conclusies en aanbevelingen
Uit de analyseresultaten uit rapport 130403, alsmede de uitsplitsing van het mengmonster mm bg1 is gebleken dat: De PAK verontreiniging in de bovengrond zich ter plekke van boring 2 (buiten de te beoordelen locatie) bevindt. De PAK verontreiniging is echter niet afgeperkt in horizontale richting en zou theoretisch perceelsgrens overschrijdend kunnen zijn. Vanwege een sterke antropogene bijmenging in de bodem ter plekke van de loods achter Rijndijk 185 (zie boorstaten boringen 2 en 3) is het aannemelijk dat deze (immobiele) verontreiniging zich echter onder deze loods bevindt. Verder is een lichte oliereactie waargenomen in boring 1(buiten de te beoordelen locatie). In het grondwater hier, alsmede het meest verdachte separate grondmonster is olie echter niet gemeten boven de nader onderzoeksgrens. Deze zintuiglijke oliereactie bevindt zich bovendien > 20 meter buiten de te beoordelen percelen. De overige analyseresultaten van de samengestelde monsters van boven- en ondergrond laten geen bijzonderheden zien die nader onderzoeksplichtig zijn. De analyseresultaten van het grondwater uit Pb1 zijn niet relevant voor de huidige te beoordelen locatie, maar kunnen wel als indicatie gebruikt worden.
131026v2 toelichting op verkennend bodemonderzoek 130403 Rijndijk 185 e.o. te Hazerswoude Rijndijk 02 december 2013
9
Almad Eco B.V.
Wij adviseren op basis van de oudere puinverharding (voor 1993) onder het toegangspad naar huisnummer 189a een verkennend onderzoek naar asbest en -indien een sluitend volledig beeld volgens de norm NEN5740 gewenst is-, wordt aanbevolen aanvullend verkennend onderzoek te doen (Aanvullende 3 boringen). Verder wordt dan aangeraden een extra boring ten oosten van boring 2 uit te voeren en separaat te analyseren op PAK om uit te sluiten dat de PAK verontreiniging bij boring 2 perceelsgrens-overschrijdend is. Wij adviseren de rapportage te laten beoordelen door het bevoegde gezag. In het vertrouwen U voldoende te hebben geïnformeerd. Voor het beantwoorden van eventuele vragen houden wij ons beleefd aanbevolen (0172 –24 00 30). Hoogachtend, Almad Eco B.V.
L.G.F. Schmidt.
131026v2 toelichting op verkennend bodemonderzoek 130403 Rijndijk 185 e.o. te Hazerswoude Rijndijk 02 december 2013
10
Almad Eco B.V.
5.
Beperkingen en aansprakelijkheid
Wij aanvaarden onze opdrachten op basis van een inspanningsverplichting en niet op basis van een resultaatsverplichting waarbij wij onze werkzaamheden zorgvuldig verrichten volgens de wettelijke voorgeschreven methoden en, in geval van ontbreken hiervan volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Zo streven wij naar een optimale representativiteit bij elk bodemonderzoek. Echter, een bodemonderzoek is gebaseerd op informatie van derden en het plaatsen van een beperkt aantal boringen met een peilbuis en het nemen van een beperkt aantal monsters. Het chemisch analytisch onderzoek is beperkt tot het analyseren op standaard parameters (NEN 5740) van een beperkt aantal grond(meng)monsters en een grondwatermonster. Zo blijft het toch mogelijk dat er lokale afwijkingen kunnen voorkomen en verontreinigingen aanwezig kunnen zijn die tijdens het bodemonderzoek niet zijn aangetoond. In onderhavige beoordeling dient terdege rekening gehouden te worden dat er formeel te weinig boringen op de te beoordeelde locatie gezet zijn en dus ook niet in de analyses zijn betrokken. Verder zijn analyses ingezet met deelmonsters van buiten de te beoordelen locatie. Dit kan van invloed zijn voor een juiste beoordeling. Almad Eco B.V. acht zich niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade of gevolgen van welke aard ook. Verder dient opgemerkt te worden dat het uitgevoerde bodemonderzoek een momentopname is. Na uitvoering van het onderzoek kan de kwaliteit van grond, grondwater en verhardingsmaterialen beïnvloed worden door stort van materiaal, morsingen, lekkages, verplaatsing e.d. Naarmate de periode tussen de uitvoering van het bodemonderzoek en het gebruik van de resultaten van het bodemonderzoek langer wordt, zal meer voorzichtigheid geboden dienen te worden bij gebruik van het bodemonderzoeksrapport. Wij adviseren om tijdens herinrichting, het bouwrijp maken, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen e.d. alert te blijven en bij het onverwacht aantreffen van bijvoorbeeld asbestverdacht materiaal of bij afwijkende geuren de werkzaamheden direct te stoppen en contact op te nemen met ons bureau.
Almad Eco B.V. wil als keuringsinstelling volledig onafhankelijk zijn van de partijen waarvoor zij werkzaamheden verricht. Almad Eco B.V. verklaart hierbij dat zij geen eigenaar is van de betreffende te keuren grond. Zowel Almad Eco B.V. als keuringsinstelling en haar personeel zullen zich op geen enkele wijze inlaten met activiteiten die de objectiviteit van de keuring, negatief beïnvloeden.
131026v2 toelichting op verkennend bodemonderzoek 130403 Rijndijk 185 e.o. te Hazerswoude Rijndijk 02 december 2013
11
Almad Eco B.V.
Bijlage 1 Regionale situatie/ kadastrale kaart
Uittreksel Kadastrale Kaart
Uw referentie: 130403 342
Rijnd
ijk
339
189
183 185 187
535 344
343
345
340
534
346
491
189a
0m
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer 25 Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 5 april 2013 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
12345
5m
25 m
Schaal 1:500 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
HAZERSWOUDE I 346
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Almad Eco B.V.
Bijlage 2 Situatieschets
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
96
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Bijlage 3 Verkennend asbest in puin onderzoek
97
OPDRACHTGEVER
Gemeente Rijnwoude Dhr. R. Bruin Postbus 115 2394 AE Hazerswoude RAPPORTNUMMER
131104-asb DATUM
09 januari 2014
OMSCHRIJVING ONDERZOEK
NEN5897
VERKENNEND ONDERZOEK NAAR ASBEST IN AFGEDEKTE FUNDERINGSLAAG
Rijndijk 189a 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK kadastrale aanduiding: gemeente Hazerswoude, sectie I, nummer 491 (ged) ONDERZOEKSBUREAU
Almad Eco B.V. Maatschapslaan 31 2404 CL ALPHEN AAN DEN RIJN tel. 0172 – 24 00 30
Almad Eco B.V.
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Aanleiding en doelstelling 1.3 Opbouw van het rapport 1.4 Partijdigheid
3 3 3 3 3
2.
Vooronderzoek 2.1 Inleiding 2.2 Terreinsituatie 2.3 Uitkomst vooronderzoek 2.4 Opstelling onderzoekshypothese
4 4 4 4 4
3.
Uitvoering bodemonderzoek 3.1 Veldwerkzaamheden 3.2 Samenstelling van de bodem 3.3 Zintuiglijke waarnemingen bodem
5 5 5 6
4.
Analyseresultaten 4.1 Toetsingscriteria asbest 4.2 Analyses 4.3 Analyseresultaten
7 7 7 8
5.
Evaluatie 5.1 Inleiding 5.2 Resultaten 5.3 Conclusies en aanbevelingen
9 9 9 10
6.
Beperkingen en aansprakelijkheid
11
Tabellen Overzicht inspectie uitgekomen materiaal in sleuven Geselecteerde monsters voor vaststellen asbest (grove en fijne fraktie) Analyses asbestverdacht materiaal en berekening grove fractie
Bijlagen bijlage 1 bijlage 2 bijlage 3 bijlage 4 bijlage 5
Regionale situatie / Kadastrale gegevens Situatieschets Analysecertificaten Boorprofielen Foto’s
131104-asb Verkennend onderzoek naar asbest in afgedekte funderingslaag Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 09 januari 2014
2
Almad Eco B.V.
1.
Inleiding
1.1 Algemeen De Gemeente Rijnwoude heeft op 21 november 2013 schriftelijk opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een verkennend onderzoek naar asbest in een afgedekte funderingslaag onder (een gedeelte van) het toegangspad naar Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk. Het te onderzoeken terrein maakt deel uit van een locatie die kadastraal bekend staat als gemeente Hazerswoude, sectie I, nummer 491. Een situatieschets van de onderzoekslocatie is weergegeven in bijlage 2.
1.2 Aanleiding en doelstelling Aanleiding tot het uitvoeren van het verkennend bodemonderzoek naar asbest in de funderingslaag van het toegangspad volgt uit een advies uit het verkennend bodemonderzoek van ons bureau, gerapporteerd onder projectnummer 130403. Op de locatie is eigendomsoverdracht en de aanvraag van een omgevingsvergunning gepland. Gezien de afgedekte funderingslaag welke is aangetroffen tijdens dit eerder door Almad Eco B.V. uitgevoerd bodemonderzoek werd, alvorens met de herinrichting wordt aangevangen, een asbestonderzoek geadviseerd conform NEN5897. Het doel van het verkennend onderzoek naar asbest is om met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of de afgedekte funderingslaag wel of niet verdacht is voor verontreiniging met asbest. Er kunnen verschillende uitkomsten mogelijk zijn: Het gehalte aan asbest is zo laag dat aan de grenswaarde zal worden voldaan Het gehalte aan asbest is zo hoog dat zeker niet aan de grenswaarde zal worden voldaan In alle andere gevallen is nader onderzoek naar asbest noodzakelijk. Op basis van de onderzoeksresultaten moet kunnen worden vastgesteld of vervolgacties noodzakelijk zijn.
1.3 Opbouw van het rapport De resultaten van het vooronderzoek zijn beschreven in hoofdstuk 2. De opzet van het onderzoek, de interpretatie van het veldonderzoek en het laboratoriumonderzoek zijn beschreven in de hoofdstukken 3 en 4. Het nader bodemonderzoek wordt in hoofdstuk 5 geëvalueerd.
1.4 Partijdigheid Almad Eco B.V. wil als keuringsinstelling volledig onafhankelijk zijn van de partijen waarvoor zij werkzaamheden verricht. Almad Eco B.V. verklaart hierbij dat zij geen eigenaar is van de betreffende te keuren bodem. Zowel Almad Eco B.V. als keuringsinstelling en haar personeel zullen zich op geen enkele wijze inlaten met activiteiten die de objectiviteit van de keuring negatief beïnvloeden. Almad Eco B.V. heeft als onderzoeksbureau vastgelegd in haar kwaliteitszorgsysteem dat de beïnvloeding van werknemers door derden wordt vastgelegd. In principe wordt hier niet op ingegaan. Mocht dit gebeuren en wijzigt de onderzoeksstrategie hierdoor, dan wordt dit in de verslaglegging op lokatie en in de rapportage vermeld.
131104-asb Verkennend onderzoek naar asbest in afgedekte funderingslaag Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 09 januari 2014
3
Almad Eco B.V.
2.
Vooronderzoek
2.1 Inleiding Voor het vooronderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd: Voor het volledige historische onderzoek verwijzen wij u naar onze rapportage 130403, § 2.2. De Milieudienst West-Holland/ Stragisweb Bodemrapportage BIP opgevraagd 05-04-2013. Locatiecode AA167204417 Oostvaartpark: licht tot matig verontreinigd. Verdacht voor asbest op basis UBI-code/asbestsignaleringskaart/anders. De huidige wegfundering is in het verleden (<1993) volgens omwonenden met puin aangevuld en vanwege dit feit verdacht voor het voorkomen van asbest.
2.2 Terreinsituatie De onderzoekslocatie betreft een gedeelte van het toegangspad, bestaande uit een klinkerverharding met daaronder een funderingslaag en is gelegen aan de Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk. De onderzoekslocatie heeft een oppervlakte van 62,0 x 3,20 m zijnde ca. 198,4 m2. De regionale ligging en een situatieschets van het terrein zijn respectievelijk weergegeven in bijlage 1 en 2.
2.3 Uitkomst vooronderzoek Tijdens het eerder uitgevoerde bodemonderzoek (rapport 130403, Almad Eco B.V.) zijn geen verdachte plaatmaterialen in de puinverharding geconstateerd, welke mogelijk asbesthoudend kunnen zijn. Het onderzoek werd echter met een edelmanboor uitgevoerd. Vanwege de uiterste puinverharding en de toepassing van vóór 1993, werd verkennend asbestonderzoek aanbevolen.
2.4 Opstelling onderzoekshypothese Op basis van het vooronderzoek wordt het onderzoek uitgevoerd conform de onderzoeksstrategie verkennend onderzoek afkomstig uit de NEN 5897, december 2005. Voor het bodemonderzoek wordt dan ook –voor wat betreft de funderingslaag van het toegangspaduitgegaan van een verdachte lokatie voor asbest. Dit vanwege het toepassen van de funderingslaag waarschijnlijk in de periode 1970-1995 (de kans op aantreffen asbest is dan groot tot tamelijk groot). In afwijking van de NEN 5897 is besloten (conform afspraak met opdrachtgever) om een indicatief (meng) monster van de fijne fractie van het verhardingsmateriaal op asbestvezels te laten analyseren.
131104-asb Verkennend onderzoek naar asbest in afgedekte funderingslaag Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 09 januari 2014
4
Almad Eco B.V.
3.
Uitvoering bodemonderzoek
3.1 Veldwerkzaamheden Veldwerk bij dit type milieuhygiënisch bodemonderzoek valt niet onder erkenningsplicht. Er is nog geen erkenning voor mogelijk. Visuele inspectie maaiveld Een visuele inspectie van het maaiveld is op 04 december 2013 uitgevoerd. De werkzaamheden zijn na zonsopkomst en voor zonsondergang uitgevoerd. Er was geen regenval van meer dan 10 mm/h met als gevolg plasvorming. Er was geen hagel, sneeuwval of mist. Het maaiveld van onderzoeksgebied bestaat uit een aaneengesloten klinkerverharding en derhalve is een visuele inspectie onmogelijk. Aan de randen (bermstroken) is een visuele inspectie ook niet mogelijk aangezien deze volledig met gras is begroeid en er in de bermstroken kabels-, en leidingen aanwezig zijn en er niet handmatig voorgestoken kan worden. Daarom kan de onderzoekslokatie niet worden opgedeeld in verschillende homogene deellokaties. Kleinschalige locaties hebben een funderingslaag die uit diverse circuits afkomstig kunnen zijn. Verder is de inspectie-efficiëntie van het uitgegraven materiaal ingeschat. De inspectie-efficiëntie is onder andere afhankelijk van de weersomstandigheden en de ervaring van de inspecteur. De inspectie-efficiency van het uitgegraven materiaal is ingeschat op 90-100%. Het veldwerk is uitgevoerd op 04 december 2014 tussen 09.00 uur en 14.00 uur door monsternemers C.J. Blom en L.G.F. Schmidt, geassisteerd door een 1 tons minigraver met machinist. Tijdens de veldwerkzaamheden zijn volgens de richtlijn (hoofdstuk 7.6.2) voor de betreffende oppervlakte op vier locaties sleuven van 2,0 x 0,3 breed tot een maximale diepte van 0,5 m-bovenzijde puinlaag gegraven en is het uitgekomen materiaal naast de sleuf uitgespreid, doorgeharkt met een hark waarvan de tanden op minder dan 2 cm uit elkaar staan en visueel beoordeeld in een laagdikte van maximaal 5 cm. Voor nadere gegevens over de plaats van de proefsleuven wordt verwezen naar bijlage 2. Het volume van de sleuven is per sleuf ca. 0,3m3. Voor de geconsolideerde dichtheid van het verdichte materiaal (met name onbewerkt puin) is gerekend met een waarde van 2.000 kg per 1m3 cf. hoofdstuk 7.8.1. 3.2 Samenstelling van de bodem Tijdens de werkzaamheden is het uitgekomen materiaal zintuiglijk onderzocht. De bodem is vanaf onderzijde verharding tot een diepte van 0,75 m-mv (einde diepste proefsleuf) opgebouwd uit voornamelijk (zeer grof) onbewerkt puin. Een grove indicatie van de korrelgrootte is slecht aan te geven aangezien de verhardingslaag in feite onbewerkt sloopafval (met name puin) betreft. Voor partijen onbewerkt bouw- en sloopafval is het praktisch gezien onmogelijk om het gehalte aan asbest exact te bepalen. De stukken puin zijn te groot voor een representatieve monsterneming en het asbesthoudend afval is meestal zeer inhomogeen in de
131104-asb Verkennend onderzoek naar asbest in afgedekte funderingslaag Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 09 januari 2014
5
Almad Eco B.V.
partij verdeeld. Voor een indruk van de samenstelling van de bodemopbouw ter plaatse wordt verwezen naar de beschrijving van de proefsleuven, welke in bijlage 4 zijn weergegeven. 3.3 Zintuiglijke waarnemingen bodem Tijdens de visuele inspectie zijn in het uitgekomen materiaal verdachte plaatmaterialen geconstateerd, welke mogelijk asbesthoudend kunnen zijn. Overzicht inspectie uitgekomen materiaal in sleuven Sleufnummer 1
aantal stukjes per type 7 stuks type 1 (golfplaat) 1 stuks type 2 (vlakke plaat)
totaalgewicht per type 160 gram 140 gram
2
1 stuks type 1 (golfplaat)
20 gram
3
1 stuks type 1 (golfplaat)
20 gram
4
-
0 gram
Het droge stof percentage van het monster van de fijne fractie is analytisch vastgesteld op 83 gew. %. In het verkennend onderzoek hoeven in principe geen monsters te worden genomen. In afwijking van de richtlijn en in overleg met de opdrachtgever is toch besloten een mengmonster van de fijne fractie (16 mm na zeving) indicatief in te zetten. Het mengmonster is genomen uit enkel de sleuven waarin in de grove fractie asbestverdacht materiaal is waargenomen en is uitgevoerd cf. 7.7.3. selectieve monsterneming. Deze monsterneming betreft echter onbewerkt bouw en sloopafval, wat het ons inziens in feite ook is.
131104-asb Verkennend onderzoek naar asbest in afgedekte funderingslaag Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 09 januari 2014
6
Almad Eco B.V.
4.
Analyseresultaten
4.1 Toetsingscriteria asbest Om een schatting te kunnen maken van de mate van verontreiniging van de verhardingslaag met asbest te kunnen beoordelen zijn de analyseresultaten getoetst cf. het zgn. stopcriteria. De hergebruikswaarde (restconcentratienorm) voor asbest bedraagt 100 mg/kgds gewogen asbest. Indien de aangetroffen concentratie asbest zich beneden de hergebruikswaarde bevindt, mag toepassing en hergebruik van de betreffend puin ten aanzien van asbest plaatsvinden. Indien de gewogen concentratie asbest gelijk aan of hoger is dan 100 mg/kgds wordt de betreffende puin als met asbest verontreinigd aangemerkt.
4.2
Analyses
Geselecteerde monsters asbestverdacht materiaal AANDUIDING
sleuf 1, type 1 sleuf 1, type 2
SOORT
golfplaat plaat, twijfelachtig
GEWICHT GRAM
18,7655 24,8271
ANALYSE
asbest asbest
Van het uitgekomen materiaal uit de drie proefsleuven waarin zintuiglijk asbestverdacht materiaal is waargenomen is indicatief één mengmonster samengesteld cf. hoofdstuk 7.7.3. Het monster is bij het geaccrediteerde milieulaboratorium van Alcontrol B.V. te Rotterdam aangeleverd en geanalyseerd. De geselecteerde analyse staat vermeld in onderstaande tabel. Geselecteerd monster voor vaststellen indicatieve asbestgehalte in verdachte proefsleuven (fijne fraktie <16mm) AANDUIDING
MM1 (sleuf 1, 2 en 3)
ZINTUIGLIJK AANGETROFFEN
-
GEWICHT
emmer 10 kg
ANALYSE
asbest
De analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 4.
131104-asb Verkennend onderzoek naar asbest in afgedekte funderingslaag Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 09 januari 2014
7
Almad Eco B.V.
4.3
Analyseresultaten
analyses asbestverdacht materiaal AANDUIDING
sleuf 1, type 1 sleuf 1, type 2 MM1
SOORT
golfplaat plaat, twijfelachtig fijne fractie <16 mm, 10 kg
PERCENTAGE
12,5% NVT <2 mg/kgds (gewogen)
SOORT EN HECHTGEBONDENHEID
CHRYSOTIEL, HECHTGEBONDEN NVT CHRYSOTIEL CROCIDOLIET
Asbest in grond NEN5897 Projectnummer 131104 Werk: Rijndijk 189a HAZERSWOUDE Ruimtelijke eenheid 1 (t.p.v. TOEGANGSPAD) type Sleuf 1 Sleuf 2 Sleuf 3 Sleuf 4 Totale gewogen hoeveelheid asbest in gram sleuf 1 t/m 4
omschrijving puinlaag 0,5 m puinlaag 0,5 m puinlaag 0,5 m puinlaag 0,5 m
onder pad onder pad onder pad onder pad
Monstergegevens Onderzocht volume in kg/ds Berekend gehalte in mg/kgds
rekengewicht [gram] 20 2,5 2,5 0 25
deeltjes [aantal] 7 1 1
rekengewicht [gram] 20 2,5 2,5
1992 12,55
Ruimtelijke eenheid 1 (t.p.v. alleen sleuven met asbest) type Sleuf 1 Sleuf 2 Sleuf 3
deeltjes [aantal] 7 1 1 0
omschrijving puinlaag 0,5 m onder pad puinlaag 0,5 m onder pad puinlaag 0,5 m onder pad
Totale gewogen hoeveelheid asbest in gram Monstergegevens Onderzocht volume in kg/ds Berekend gehalte in mg/kgds
Onderzocht volume in kg (sleuf 1, 2 en 3) Berekend gehalte in mg/kgds per sleuf Sleuf 1 Sleuf 2 Sleuf 3
131104-asb Verkennend onderzoek naar asbest in afgedekte funderingslaag Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 09 januari 2014
25 1494 16,73
498 40,16 5,02 5,02
8
Almad Eco B.V.
5.
Evaluatie
5.1 Inleiding De Gemeente Rijnwoude heeft op 21 november 2013 schriftelijk opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een verkennend onderzoek naar asbest in een afgedekte funderingslaag onder (een gedeelte van) het toegangspad naar Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk. Het te onderzoeken terrein maakt deel uit van een locatie die kadastraal bekend staat als gemeente Hazerswoude, sectie I, nummer 491. Een situatieschets van de onderzoekslocatie is weergegeven in bijlage 2. Aanleiding tot het uitvoeren van het verkennend bodemonderzoek naar asbest in de funderingslaag volgt uit een advies uit het verkennend bodemonderzoek van ons bureau, gerapporteerd onder projectnummer 130403. Op de locatie is eigendomsoverdracht en de aanvraag van een omgevingsvergunning gepland. Gezien de afgedekte funderingslaag welke is aangetroffen tijdens dit eerder door Almad Eco B.V. uitgevoerd bodemonderzoek werd, alvorens met de herinrichting wordt aangevangen, een asbestonderzoek geadviseerd conform NEN5897. Het doel van het verkennend onderzoek naar asbest is om met een relatief geringe onderzoeksinspanning vast te stellen of de afgedekte funderingslaag wel of niet verdacht is voor verontreiniging met asbest. Er kunnen verschillende uitkomsten mogelijk zijn: Het gehalte aan asbest is zo laag dat aan de grenswaarde zal worden voldaan Het gehalte aan asbest is zo hoog dat zeker niet aan de grenswaarde zal worden voldaan In alle andere gevallen is nader onderzoek naar asbest noodzakelijk. Op basis van de onderzoeksresultaten moet kunnen worden vastgesteld of vervolgacties noodzakelijk zijn. 5.2 Resultaten Er zijn ter plekke 4 proefsleuven gegraven. In drie van de vier proefsleuven is inderdaad asbesthoudend materiaal aangetroffen, zodat geconcludeerd kan worden dat de lokatie inderdaad verdacht is voor het voorkomen van asbest. In het -indicatieve-mengmonster van de fijne fractie (MM1) is in de fractie 2-4 mm ook asbest aangetroffen, echter beneden de ondergrens. Daarom wordt de gemeten waarde niet bij de grove fractie opgeteld.
131104-asb Verkennend onderzoek naar asbest in afgedekte funderingslaag Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 09 januari 2014
9
Almad Eco B.V.
5.3 Conclusies en aanbevelingen De voor de locatie opgestelde hypothese "verdacht" voor de aanwezigheid van asbest is juist. In rekenkundig opzicht overschrijdt noch de totale RE, noch de "deellokatie" van de zintuiglijk verontreinigde sleuven (1, 2 en 3), noch de worst-case benadering van sleuf 1 (met het meeste asbesthoudende materiaal) de grenswaarde van 100 mg/kgds. De maximaal gemeten waarde is 40,16 mg/kgds in sleuf 1. Ons inziens kan echter niet definitief gesteld worden dat het gehalte aan asbest is zo laag dat aan de grenswaarde zal worden voldaan òf dat het gehalte aan asbest is zo hoog dat zeker niet aan de grenswaarde zal worden voldaan. Daarom is formeel nader onderzoek naar asbest noodzakelijk. Echter, gezien de aard van het funderingsmateriaal is het nader onderzoek in de praktijk onuitvoerbaar. Zelfs een grove indicatie van het gehalte aan asbest is slecht aan te geven aangezien de verhardingslaag in feite onbewerkt sloopafval (met name puin) betreft. Voor partijen onbewerkt bouw- en sloopafval is het praktisch gezien onmogelijk om het gehalte aan asbest exact te bepalen. De stukken puin zijn namelijk te groot voor een representatieve monsterneming en het asbesthoudend afval is meestal zeer inhomogeen in de partij verdeeld. Dan geldt dit onderzoek als eindfase. Om elk risico uit te sluiten kan overwogen worden de funderingslaag af te voeren onder vigerende regelgeving. Ook kan overwogen worden de situatie te laten zoals deze nu is (afgedekt). Indien er onderhoud aan de weg gedaan dient te worden, adviseren wij in ieder geval toezicht door een DTA. Deze kan mogelijke asbestnesten separaat houden. Slot Geadviseerd wordt de rapportage af te stemmen met bevoegd gezag en alle betrokken partijen. In het vertrouwen U voldoende te hebben geïnformeerd. Voor het beantwoorden van eventuele vragen kunt U contact opnemen met ondergetekende (0172 - 24 00 30). Hoogachtend, Almad Eco B.V.
L.G.F. Schmidt
131104-asb Verkennend onderzoek naar asbest in afgedekte funderingslaag Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 09 januari 2014
10
Almad Eco B.V.
6.
Beperkingen en aansprakelijkheid
Wij aanvaarden onze opdrachten op basis van een inspanningsverplichting en niet op basis van een resultaatsverplichting waarbij wij onze werkzaamheden zorgvuldig verrichten volgens de wettelijke voorgeschreven methoden en, in geval van ontbreken hiervan volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Zo streven wij naar een optimale representativiteit bij elk bodemonderzoek. Echter, een bodemonderzoek is gebaseerd op informatie van derden en het plaatsen van een beperkt aantal proefsleuven, en het nemen van een beperkt aantal monsters. Het analytisch onderzoek is beperkt tot het analyseren van een beperkt aantal (meng)monsters. Zo blijft het toch mogelijk dat er lokale afwijkingen kunnen voorkomen en verontreinigingen aanwezig kunnen zijn die tijdens het bodemonderzoek niet zijn aangetoond. Almad Eco B.V. acht zich niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade of gevolgen van welke aard ook. Verder dient opgemerkt te worden dat het uitgevoerde bodemonderzoek een momentopname is. Na uitvoering van het onderzoek kan de kwaliteit van grond, grondwater, slib en verhardingsmaterialen beïnvloed worden door stort van materiaal, morsingen en lekkages, verplaatsing e.d. Naarmate de periode tussen de uitvoering van het bodemonderzoek en het gebruik van de resultaten van het bodemonderzoek langer wordt, zal meer voorzichtigheid geboden dienen te worden bij gebruik van het bodemonderzoeksrapport. Wij adviseren om tijdens herinrichting, het bouwrijp maken, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen e.d. alert te blijven en bij het onverwacht aantreffen van bijvoorbeeld asbestverdacht materiaal of bij afwijkende geuren de werkzaamheden direct te stoppen en contact op te nemen met ons bureau.
131104-asb Verkennend onderzoek naar asbest in afgedekte funderingslaag Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 09 januari 2014
11
Almad Eco B.V.
Bijlage 1 Regionale situatie / kadastrale gegevens
Omgevingskaart
Klantreferentie: 130403
0m
125 m
Deze kaart is noordgericht.
625 m
Schaal 1: 12500
Hier bevindt zich Kadastraal object HAZERSWOUDE I 346 Rijndijk , HAZERSWOUDE-RIJNDIJK © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
Uittreksel Kadastrale Kaart
Uw referentie: 130403 342
Rijnd
ijk
339
189
183 185 187
535 344
343
345
340
534
346
491
189a
0m
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer 25 Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 5 april 2013 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
12345
5m
25 m
Schaal 1:500 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
HAZERSWOUDE I 346
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Kadastraal bericht object
pagina 1 van 2
Kadaster
Dienst voor het kadaster en de openbare registers in Nederland Gegevens over de rechtstoestand van kadastrale objecten, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum:
HAZERSWOUDE I 491 Rijndijk 189 A 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK 130403 4-4-2013
5-4-2013 9:23:25
Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: Locatie: Koopsom: Herinrichtingsrente: Ontstaan op:
HAZERSWOUDE I 491 32 a 70 ca 101333-460412 WONEN ERF - TUIN Rijndijk 189 A 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK € 670.000 Jaar: 2004 € 3,12 Eindjaar: 2021 13-10-2003
Ontstaan uit:
HAZERSWOUDE I 16 gedeeltelijk
Aantekening kadastraal object LOCATIEGEGEVENS ONTLEEND AAN BASISREGISTRATIES ADRESSEN EN GEBOUWEN Ontleend aan: ATG 75254 d.d. 3-8-2011 Publiekrechtelijke beperkingen Er zijn geen beperkingen bekend in de gemeentelijke beperkingenregistratie en de kadastrale registratie.
Kadastraal bericht object
Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum:
Gerechtigde
pagina 2 van 2
Kadaster
HAZERSWOUDE I 491 Rijndijk 189 A 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK 130403 4-4-2013
5-4-2013 9:23:25
EIGENDOM
Gemeente Rijnwoude Frederik van Eedenplein 4 2394 EB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK Zetel: HAZERSWOUDE Recht ontleend aan:
HYP4 40487/73 reeks ZOETERMEER d.d. 30-12-2004 HAZERSWOUDE I 491
Eerst genoemde object in brondocument: Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 62740/156 d.d. 3-4-2013 HYP4 8042/5 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 8421/59 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN 2BI 103 d.d. 25-4-1990 AKTE M.B.T. RECHTEN ZONDER BEPAALDE AANWIJZING HYP4 8211/62 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 8407/49 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 8824/13 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN ACG 4095 d.d. 6-12-1990 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 9668/21 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 40521/17 reeks ZOETERMEER d.d. 1-3-2005 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN
Gerechtigde
ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT Hoogheemraadschap van Rijnland Archimedesweg 1 2333 CM LEIDEN Postadres: Postbus: 156 2300 AD LEIDEN Zetel: LEIDEN Recht ontleend aan:
HYP4 9470/1 reeks S-GRAVENHAGE d.d. 3-5-1991
Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet.
Almad Eco B.V.
Bijlage 2 Situatieschets •
Overzicht locatie met proefgaten
Almad Eco B.V.
Bijlage 3 Analysecertificaten
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Maatschapslaan 31 2404 CL ALPHEN A/D RIJN
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 8
: Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk : 131104 : 11959980, versienummer: 1
Rotterdam, 23-12-2013 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 131104. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 8 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 8
Analyserapport Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 131104
Orderdatum 04-12-2013 Startdatum 05-12-2013 Rapportagedatum 23-12-2013
- 1
11959980
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002 003
Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht
sleuf 1 type 1 sleuf 1 type 2 MM1
Analyse
Eenheid
Q
ASBESTONDERZOEK aangeleverd materiaal
kg
Q
ASBEST IN MATERIAALMONSTERS amosiet % (m/m) actinoliet % (m/m) tremoliet % (m/m) crocidoliet % (m/m) chrysotiel % (m/m) anthophylliet % (m/m) hechtgebondenheid
KWANTITATIEF ASBESTONDERZOEK gemeten totaal mg/kgds asbestconcentratie gewogen asbestconcentratie mg/kgds mg/kgds gewogen niethechtgebonden asbestconcentratie ondergrens (95% mg/kgds betrouwb.interval) bovengrens (95% mg/kgds betrouwb.interval) chrysotiel mg/kgds Concentratie chrysotiel mg/kgds (ondergrens) Concentratie chrysotiel mg/kgds (bovengrens) amosiet mg/kgds Concentratie amosiet mg/kgds (ondergrens) Concentratie amosiet mg/kgds (bovengrens) crocidoliet mg/kgds Concentratie crocidoliet mg/kgds (ondergrens) Concentratie crocidoliet mg/kgds (bovengrens) anthophylliet mg/kgds Concentratie anthophylliet mg/kgds (ondergrens) Concentratie anthophylliet mg/kgds (bovengrens) tremoliet mg/kgds Concentratie tremoliet mg/kgds (ondergrens)
Q Q Q Q Q Q Q
001
002
003
9.914
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 12.5 <0.1 hechtgebonden
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.1 niet van toepassing
Q
<2
Q Q
<2 <2
Q
<2
Q
<2
Q Q
<2 <2
Q
<2
Q Q
<2 <2 <2
Q Q
<2 <2
Q
<2
Q Q
<2 <2
Q
<2
Q Q
<2 <2
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 8
Analyserapport Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 131104
Orderdatum 04-12-2013 Startdatum 05-12-2013 Rapportagedatum 23-12-2013
- 1
11959980
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002 003
Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht
sleuf 1 type 1 sleuf 1 type 2 MM1
Analyse
Eenheid
Q
001
002
003
Concentratie tremoliet (bovengrens) actinoliet Concentratie actinoliet (ondergrens) Concentratie actinoliet (bovengrens) gemeten serpentijnasbestconcentratie gemeten amfiboolasbestconcentratie gemeten bepalingsgrens
mg/kgds
Q
<2
mg/kgds mg/kgds
Q Q
<2 <2
mg/kgds
Q
<2
mg/kgds
Q
<2
mg/kgds
Q
<2
mg/kgds
Q
1.7
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 4 van 8
Analyserapport Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 131104 11959980
Orderdatum 04-12-2013 Startdatum 05-12-2013 Rapportagedatum 23-12-2013
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
amosiet actinoliet tremoliet crocidoliet chrysotiel anthophylliet hechtgebondenheid gemeten totaal asbestconcentratie gewogen asbestconcentratie gewogen niet-hechtgebonden asbestconcentratie ondergrens (95% betrouwb.interval) bovengrens (95% betrouwb.interval) chrysotiel Concentratie chrysotiel (ondergrens) Concentratie chrysotiel (bovengrens) amosiet Concentratie amosiet (ondergrens) Concentratie amosiet (bovengrens) crocidoliet Concentratie crocidoliet (ondergrens) Concentratie crocidoliet (bovengrens) anthophylliet Concentratie anthophylliet (ondergrens) Concentratie anthophylliet (bovengrens) tremoliet Concentratie tremoliet (ondergrens) Concentratie tremoliet (bovengrens) actinoliet Concentratie actinoliet (ondergrens) Concentratie actinoliet (bovengrens) gemeten serpentijnasbestconcentratie gemeten amfiboolasbestconcentratie gemeten bepalingsgrens
Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht Asbestverdacht
Conform NEN 5896 Idem Idem Idem Idem Idem Idem conform NEN5707 en/of NEN5897
Asbestverdacht Asbestverdacht
Idem Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht Asbestverdacht
Conform NEN 5896 conform NEN5707 en/of NEN5897
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht Asbestverdacht
Conform NEN 5896 conform NEN5707 en/of NEN5897
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht Asbestverdacht
Conform NEN 5896 conform NEN5707 en/of NEN5897
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht Asbestverdacht
Conform NEN 5896 conform NEN5707 en/of NEN5897
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht Asbestverdacht
Conform NEN 5896 conform NEN5707 en/of NEN5897
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht Asbestverdacht
Conform NEN 5896 conform NEN5707 en/of NEN5897
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Asbestverdacht
Idem
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 8
Analyserapport Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk 131104 11959980
Orderdatum 04-12-2013 Startdatum 05-12-2013 Rapportagedatum 23-12-2013
- 1
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 002 003
P5105464 P5105463 E1034973
05-12-2013 05-12-2013 05-12-2013
05-12-2013 05-12-2013 05-12-2013
ALC295 ALC295 ALC291
Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol rapportnummer
11959980 - 1
Blad 6 van 8
ALcontrol rapportnummer
11959980 - 1
Blad 7 van 8
ALcontrol rapportnummer
11959980 - 1
Blad 8 van 8
Almad Eco B.V.
Bijlage 4 Boorprofielen
Betekenis van afkortingen G/g
: grind/grindig
Z/z
: zand/zandig
Klei-afdichting :
L/s
: leem/siltig
Filter
K/k
: klei/kleiig
V/h
: veen/humeus
m
: mineraal arm
W/w
: Waterkolom
Blinde buis
:
:
Grondwaterst. :
Overig Ongeroerd monster
:
Geroerd monster
:
Projectcode 131104asb Beschrijver L.G.F. Schmidt
Projectnaam Rijndijk 189a te Hazerswoude RD Boorfirma Almad Eco B.V.
Boornummer sleuf 1
Locatie Deellocatie
Boormethode graafmachine
Maaiveldhoogte
Datum x; y 4-12-201 4 Globale grondwaterstand
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster 0m
sleuf1
1m
2m
3m
4m
5m
Bodemonderzoek 0-10; Klinker 10-25; Matig fijn zand; Kleur: grijsbruin 25-75; Zeer grof (onbewerkt) puinlaag, asbestplaatjes (totaal 160 gr); Kleur: bruinrood
Projectcode 131104asb Beschrijver L.G.F. Schmidt
Projectnaam Rijndijk 189a te Hazerswoude RD Boorfirma Almad Eco B.V.
Boornummer sleuf 2
Locatie Deellocatie
Boormethode graafmachine
Maaiveldhoogte
Datum x; y 4-12-201 4 Globale grondwaterstand
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster 0m
sleuf 2
1m
2m
3m
4m
5m
Bodemonderzoek 0-10; Klinker 10-25; Matig fijn zand; Kleur: grijsbruin 25-75; Zeer grof (onbewerkt) puinlaag, asbestplaatjes (totaal 20 gr); Kleur: bruinrood
Projectcode 131104asb Beschrijver L.G.F. Schmidt
Projectnaam Rijndijk 189a te Hazerswoude RD Boorfirma Almad Eco B.V.
Boornummer sleuf 3
Locatie Deellocatie
Boormethode graafmachine
Maaiveldhoogte
Datum x; y 4-12-201 4 Globale grondwaterstand
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster 0m
sleuf 3
1m
2m
3m
4m
5m
Bodemonderzoek 0-10; Klinker 10-25; Matig fijn zand; Kleur: grijsbruin 25-75; Zeer grof (onbewerkt) puinlaag, asbestplaatjes (totaal 20 gr); Kleur: bruinrood
Projectcode 131104asb Beschrijver L.G.F. Schmidt
Projectnaam Rijndijk 189a te Hazerswoude RD Boorfirma Almad Eco B.V.
Boornummer sleuf 4
Locatie Deellocatie
Boormethode graafmachine
Maaiveldhoogte
Datum x; y 4-12-201 4 Globale grondwaterstand
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster 0m
sleuf 4
1m
2m
3m
4m
5m
Bodemonderzoek 0-10; Klinker 10-25; Matig fijn zand; Kleur: grijsbruin 25-75; Zeer grof (onbewerkt) puinlaag, geen asbestplaatjes aangetroffen; Kleur: bruinrood
Almad Eco B.V.
Bijlage 5 Foto’s
Almad Eco B.V.
Almad Eco B.V.
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Bijlage 4 Aanvullend verkennend bodemonderzoek
135
OPDRACHTGEVER
Gemeente Rijnwoude Afd. Openbare werken & Veiligheid Dhr. R. Bruin Postbus 115 2394 ZG HAZERSWOUDE RIJNDIJK
RAPPORTNUMMER
131104 DATUM
06 januari 2014
OMSCHRIJVING ONDERZOEK
AANVULLEND VERKENNEND BODEMONDERZOEK (NEN 5740)
Rijndijk 189 en 189a 2394 CB HAZERSWOUDE RIJNDIJK
kadastrale aanduiding: gemeente Hazerswoude, sectie I, nummers 346 en 491 (ged.) ONDERZOEKSBUREAU
Almad Eco B.V. Maatschapslaan 31 2404 CL ALPHEN AAN DEN RIJN tel. 0172 – 24 00 30
Almad Eco B.V.
Inhoudsopgave
blz.
1.
Inleiding 1.1 Algemeen 1.2 Aanleiding en doelstelling 1.3 Opbouw van het rapport 1.4 Partijdigheid
3 3 3 3 3
2.
Vooronderzoek 2.1 Inleiding 2.2 Uitwerking gegevens 2.3 Terreinsituatie 2.4 Opstelling onderzoekshypothese
4 4 4 7 7
3.
Uitvoering bodemonderzoek 3.1 Algemeen 3.2 Veldwerkzaamheden 3.3 Samenstelling van de bodem 3.4 Zintuiglijke waarnemingen 3.5 Grondwater
8 8 8 9 9 10
4.
Laboratoriumonderzoek 4.1 Geselecteerde analyses 4.2 Toetsingscriteria grond en grondwater Toetsing analyseresultaten grond 4.3 Overzicht toetsing analyseresultaten
11 11 12 13 14
5.
Evaluatie 5.1 Inleiding 5.2 Onderzoeksresultaten 5.3 Conclusies en aanbevelingen
16 16 16 17
6.
Beperkingen en aansprakelijkheid
18
Tabellen tabel 1 tabel 2 tabel 3 tabel 4 tabel 5
Uitgevoerde aanvullende veldwerkzaamheden....................................................................8 Zintuiglijk waargenomen afwijkingen in het bodemmateriaal ............................................9 Veldmetingen grondwater..................................................................................................10 Geselecteerde analyses ......................................................................................................11 Overzicht gemeten verontreinigingen in grond en grondwater .........................................14
Bijlagen bijlage 1 bijlage 2 bijlage 3 bijlage 4 bijlage 5
Regionale situatie / kadastrale kaart Situatieschets Toetsing analyseresultaten en analysecertificaten grond en grondwater Bodemprofielen Functiescheiding bij veldwerk
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
2
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
1.
Inleiding
1.1 Algemeen Gemeente Rijnwoude heeft opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een aanvullend verkennend bodemonderzoek op een gedeelte van de locatie gelegen aan en nabij Rijndijk 189/189a te Hazerswoude Rijndijk. Het te onderzoeken terrein maakt deel uit van een locatie die kadastraal bekend staat als gemeente Hazerswoude, sectie I, nummers 346 en 491 (ged.). Een situatieschets van de onderzoekslocatie is weergegeven in bijlage 2.
1.2 Aanleiding en doelstelling Aanleiding tot het uitvoeren van het aanvullend verkennend bodemonderzoek is de wens van de opdrachtgever dit terrein milieuhygiënisch onderzocht te hebben in het kader van een omgevingsvergunning. In het kader van deze omgevingsvergunning, wordt een inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem noodzakelijk geacht. Onderzoekslokatie maakte deel uit van eerder uitgevoerd onderzoek door ons (Almad Eco B.V. rapport 130403). Rijndijk 185 maakte ook deel uit van het toenmalige onderzoeksgebied, echter wegens gewijzigde ontwikkelingsplannen maakt dat thans geen deel meer uit van het onderzoeksgebied. Aangezien een aantal boringen en analyses destijds ook bij Rijndijk 185 gezet is, zijn er in principe te weinig boringen en analyses gezet in het huidige onderzoeksgebied. Daarom is besloten aanvullend 3 boringen uit te voeren in huidige onderzoeksgebied. Met dit veldwerk wordt het huidige onderzoeksgebied in combinatie met het eerder uitgevoerde onderzoek 130403 geacht voldoende onderzocht te zijn. Doel van het aanvullend verkennend bodemonderzoek is het toetsen of er op de onderzoekslocatie mogelijk een bodemverontreiniging aanwezig is. Op basis van de onderzoeksresultaten moet kunnen worden vastgesteld of vervolgacties noodzakelijk zijn.
1.3 Opbouw van het rapport De resultaten van het vooronderzoek zijn beschreven in hoofdstuk 2. De opzet van het onderzoek, de interpretatie van het veldonderzoek en het laboratoriumonderzoek zijn beschreven in de hoofdstukken 3 en 4. In hoofdstuk 5 wordt het verkennend bodemonderzoek geëvalueerd.
1.4 Partijdigheid Almad Eco B.V. wil als keuringsinstelling volledig onafhankelijk zijn van de partijen waarvoor zij werkzaamheden verricht. Almad Eco B.V. verklaart hierbij dat zij geen eigenaar is van de betreffende te keuren bodem. Zowel Almad Eco B.V. als keuringsinstelling en haar personeel zullen zich op geen enkele wijze inlaten met activiteiten die de objectiviteit van de keuring negatief beïnvloeden. Almad Eco B.V. heeft als onderzoeksbureau vastgelegd in haar kwaliteitszorgsysteem dat de beïnvloeding van werknemers door derden wordt vastgelegd. In principe wordt hier niet op ingegaan. Mocht dit gebeuren en wijzigt de onderzoeksstrategie hierdoor, dan wordt dit in de verslaglegging op locatie en in de rapportage vermeld.
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
3
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
2.
Vooronderzoek
2.1 Inleiding Met historisch onderzoek worden gegevens verzameld over de bodemkwaliteit. Verder wordt nagegaan of op basis van de verkregen informatie plaatsen zijn aan te geven waar aanleiding bestaat tot mogelijke bodemverontreiniging en wat de vermoedelijke aard en ligging van deze eventueel aanwezige bodemverontreiniging is. Voor het historisch onderzoek zijn de volgende bronnen geraadpleegd:
2.2
De opdrachtgever; Bodemloket en Atlasleefomgeving De Milieudienst West-Holland/ Stragisweb Groene Hart Archieven (Alphen aan den Rijn) Veldinspectie door Almad Eco B.V.
Uitwerking gegevens
Opdrachtgever Verder zijn geen bijzonderheden bekend Bodemloket en Atlasleefomgeving ZH167209384: Rijndijk t.h.v. 187. Almad Eco B.V. d.d. 01-09-1999. T.g.v. olie in de berm is de berm volledig gesaneerd op olie. ZH167209382: Rijndijk 179-181, voldoende onderzocht, geen verontreiniging. ZH167209555: Oostvaartpark: voldoende onderzocht, niet ernstig verontreinigd. A1672019963: Taxibedrijf (6022).
De Milieudienst West-Holland/ Stragisweb Bodemrapportage BIP opgevraagd 05-04-2013. Locatiecode AA167204417 Oostvaartpark: licht tot matig verontreinigd. Verdacht voor asbest op basis UBI-code/asbestsignaleringskaart/anders. Voldoende onderzocht. Taxibedrijf van Ooyen, Rijndijk 185. Geen gegevens beschikbaar. Groene Hart Archieven: Bouw en hinderwetvergunningen. Inventarisnummer 1217: bouwen dubbel woonhuis (1934) Inventarisnummer 1236: bouwen opslagplaats fourage (1953) Inventarisnummer 1235: bouwen opslagloods met garage (1955) Geen bijzonderheden aangetroffen in dossiers.
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
4
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
Veldinspectie d.d. 01-05-2013 Op betreffende perceel staan woonhuizen met tuin. Achter Rijndijk 185/187 is een loods aanwezig welke thans niet meer tot het onderzoeksgebied behoort. In de loods staan vaste goederen en ligt een tegelvloer. Het perceel ernaast (Rijndijk 189) is alleen onderzocht in de achtertuin (grens: doorzicht noordelijke gevel loods achter 185/187). Het betreft een siertuin. Als laatste deel van het onderzoeksgebied is de strook grond onderzocht westelijk van het toegangspad naar Rijndijk 189a. De huidige wegconstructie behoort bij het onderzoeksgebied en is volgens omwonenden met puin opgehoogd. Aanwijzingen voor een eventuele voormalige ondergrondse tank(s) zijn niet aangetroffen in de vorm van een vul-, of ontluchtingspunt. Almad Eco B.V. heeft in mei 2013 een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd op huidige lokatie. Echter, Rijndijk 185 maakt ook deel uit van het onderzoeksgebied. Uit dat onderzoek werd het volgende geconcludeerd: De voor de locatie opgestelde hypothese voor het vastleggen van de algemene bodemkwaliteit "onverdacht" is formeel niet juist. Samenvatting van de mengmonstersamenstelling uit rapport 130403 en toetsing aan de Wbb: Overzicht gemeten verontreinigingen in grond Grond (AS3000) HuAchtergrondwaarde overschrijding mus:2, Lutum:2.8 mm bg1: 2b+3b+11a+12a kobalt(6.5) lood(49) nikkel(17) taal olie C10 - C40(50) Grond (AS3000) Humus:5.7, Lutum:21 mm bg2: 5a+6a+7a+9a+10a
Achtergrondwaarde overschrijding
Grond (AS3000) Humus:5.6, Lutum:34 mm og1: 1c+10b
Achtergrondwaarde overschrijding
Grond (AS3000) Humus:2.2, Lutum:25 1a
Achtergrondwaarde overschrijding
zink(84)
Tussenwaarde overschrijding to- -
Tussenwaarde overschrijding cadmium(0.55) koper(35) kwik(0.43) lood(130) zink(150) som PCB (7) (0.7 factor)(12 µg/kgds)
-
totaal olie C10 - C40(180)
Interventiewaarde overschrijding pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)(53) Interventiewaarde overschrijding -
Tussenwaarde overschrijding -
Interventiewaarde overschrijding -
Tussenwaarde overschrijding -
Interventiewaarde overschrijding -
Overzicht gemeten verontreinigingen in grondwater Grondwater (AS3000)
Streefwaarde overschrijding
Pb1
barium(210) xylenen (0.7 factor)(2.0) som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen (0.7 factor)(0.14)
Tussenwaarde overschrijding -
Interventiewaarde overschrijding -
Mogelijk PAK verontreiniging in bovengrond. In mm bg1 van de bovengrond wordt PAK totaal gemeten boven de interventiewaarde. Vanwege de overschrijding werd nader onderzoek naar PAK aanbevolen. Voor de overige (lichte) verontreinigingen genoemd in voorgaande paragraaf (5.2) behoefde, om reden dat de tussenwaarde niet werd overschreden, op basis van toenmalig beleid, geen nader onderzoek te worden uitgevoerd. Wel werd geadviseerd bij bouwrijp maken alert te zijn op minerale olie nabij boring 1 en bij twijfel direct ons bureau te raadplegen. 131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
5
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
In opvolging van ons advies is destijds naderhand opdracht gegeven om mm1 bg uit te splitsen. Vanwege de kosten is door opdrachtgever beslist destijds niet te rapporteren. Uit de resultaten (Alcontrol analysecertificaat 11905246 d.d. 02-07-2013) bleek het volgende na toetsing: Overzicht gemeten verontreinigingen in grond Grond (AS3000) Humus:2, Lu- Achtergrondwaarde overschrij- Tussenwaarde overtum:2.8 ding schrijding 2b 3b 11a 12a
pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)(5.8) pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)(1.6)
-
Interventiewaarde overschrijding pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor)(57) -
-
-
De sterk verhoogde PAK waarden zijn afkomstig uit boring 2, laag b (0,20-0,50) m-mv. Een afperking is niet uitgevoerd. Boring 2 is uitgevoerd in de loods achter Rijndijk 185 en maakt geen deel uit van het huidige onderzoeksgebied. Wel zou theoretisch de PAK verontreiniging uit boring 2 perceelsgrensoverschrijdend kunnen zijn.
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
6
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
2.3 Terreinsituatie De huidige onderzoekslocatie heeft een totale oppervlakte van ca. 1.500 m². De regionale ligging en een situatieschets van het terrein zijn respectievelijk weergegeven in bijlage 1 en 2.
2.4 Opstelling onderzoekshypothese Voorafgaand aan de uitvoering van het veld- en laboratoriumonderzoek dienen op basis van de verkregen informatie hypothesen te worden opgesteld. Het betreft een aanname omtrent het al dan niet aanwezig zijn van bodemverontreiniging op de te onderzoeken locatie. De oppervlakte van de onderzoekslocatie bedraagt ca. 1.500 m2. Op basis van de beschikbare resultaten uit het vooronderzoek wordt de huidige onderzoekslocatie vooralsnog als "onverdacht" beschouwd om reden dat aandachtsstoffen in het standaardpakket zitten en voor asbest een maaiveldinspectie wordt uitgevoerd. De te meten stoffenconcentraties dienen onder of op de desbetreffende achtergrondwaarden liggen. Het bodemonderzoek zal worden uitgevoerd conform de NEN 5740. Aandachtstoffen: De te onderzoeken stoffen in grond zijn zware metalen PAK, PCB’s en minerale olie. In het grondwater zijn de te onderzoeken stoffen zware metalen, vluchtige aromaten, gehalogeneerde koolwaterstoffen en minerale olie.
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
7
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
3.
Uitvoering bodemonderzoek
3.1 Algemeen Voorafgaand aan de uitvoering van het veld- en laboratoriumonderzoek is op basis van de beschikbare informatie een hypothese opgesteld. Op basis van een hypothese is een onderzoeksstrategie opgesteld. De onderzoeksstrategie betreft de uitvoering van het veld- en laboratoriumonderzoek. Het veld- en laboratoriumonderzoek is uitgevoerd conform de van toepassing verklaarde meest recentelijk: - Nederlandse Normen [NEN]; - BRL SIKB 2000; - VKB protocol 2001+2002. 3.2 Veldwerkzaamheden Tijdens de aanvullende veldwerkzaamheden op 02 december 2013 zijn in totaal 3 aanvullende boringen uitgevoerd door erkend veldwerker C.J. Blom. Voor nadere gegevens over de plaats van de boringen, wordt verwezen naar bijlage 2. Boring 103 is gezet om een eventuele PAK overschrijding in de bovengrond te detecteren. In onderstaande tabel is een overzicht van de werkzaamheden weergegeven. Tabel 1
Uitgevoerde aanvullende veldwerkzaamheden TERREINDEEL
VELDWERK
onderzoekslocatie van ca. 1.500 m2 grond en grondwater
BORING
PEILBUIS
1 t/m 103
Pb103
Het betreft boringen welke aanvullend zijn geplaatst om te voldoen aan de NEN5740 voor deze 1.500 m2. De boringen zijn handmatig verricht met voornamelijk een edelmanboor. Hierbij is het uitkomende materiaal door de veldwerker tevens beoordeeld op de aanwezigheid van asbestverdacht materiaal, welke zintuiglijk niet is aangetroffen in het opgeboorde materiaal en tijdens de maaiveldinspectie. De grondmonsters zijn verpakt in glazen potten en afgesloten met een neopreen deksel. Na elke boring zijn de boormaterialen schoongemaakt.
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
8
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
3.3 Samenstelling van de bodem Tijdens de boorwerkzaamheden is de grond zintuiglijk onderzocht. Globaal is de bodem als volgt opgebouwd: Vanaf maaiveld wordt klei aangetroffen tot maximaal 2,50 m-mv (einde diepste boring De toegangsweg naar Rijndijk 189a bestaat onder de klinkers uit zand en is uiterst/volledig puinhoudend. Dit puin zal op asbest worden onderzocht en dat onderzoek zal separaat worden gerapporteerd. Voor een indruk van de samenstelling van de bodemopbouw ter plaatse wordt verwezen naar de boorprofielen, welke in bijlage 4 zijn weergegeven. Voor de toetsing worden de analyseresultaten van de grond(meng)monsters vergeleken met de bodemspecifieke toetsingswaarden, welke afhankelijk zijn van de samenstelling van de bodem. 3.4 Zintuiglijke waarnemingen Tijdens de boorwerkzaamheden is in het opgeboorde materiaal van bodem afwijkend materiaal waargenomen. Tijdens de olie/water-test zijn geen positieve reactie waargenomen. Een overzicht van de zintuiglijk waargenomen afwijkingen is weergegeven in onderstaande tabel.
Tabel 2
Zintuiglijk waargenomen afwijkingen in het bodemmateriaal
BODEMTRAJEKT (M-MV)
ZINTUIGLIJK WAARGENOMEN AFWIJKINGEN
101(0,00-0,50) 101(1,00-1,50) 101(1,50-2,50) 102(0,00-0,50) 103(0,00-0,50) 1= licht, 2 = matig, 3 = sterk, 4 = uiterste bijmenging
puin1 houtresten1 houtresten2 puin1 houtresten1, wortelresten1
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
9
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
3.5 Grondwater Het grondwater is 10 december 2013 bemonsterd door erkend veldwerker L.G.F. Schmidt. Om een representatief grondwatermonster te verkrijgen is na het plaatsen van de peilbuis en voor de monstername een hoeveelheid water afgepompt gelijk aan minimaal drie maal de stijghoogte in de peilbuis. Het grondwatermonster is in voorbehandelde flessen opgeslagen. Monstername geschiedt conform de NEN5744:2011. Van het grondwater zijn in het veld de grondwaterstand, de zuurgraad (pH) en het geleidingsvermogen (EC) alsmede de troebelheid ná afpompen en vóór monstername bepaalt, welke in onderstaande tabel worden weergegeven. Tabel 3
Veldmetingen grondwater
PEILBUIS NUMMER
FILTERSTELLING IN M-MV
ZUURGRAAD pH
GELEIDBAARHEID EC IN µS/cm
TROEBELHEID NTU
GRONDWATERSTAND IN M-MV
Pb101
1,85-2,85
6,7
1480
85
0,29
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
10
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
4.
Laboratoriumonderzoek
4.1 Geselecteerde analyses Ten behoeve van de chemische analyses zijn de grond- en grondwatermonsters bij het geaccrediteerde milieulaboratorium van Alcontrol B.V. te Hoogvliet aangeleverd en geanalyseerd. De geselecteerde analyses staan vermeld in onderstaande tabel. Tabel 4
Geselecteerde analyses
AANDUIDING
DEELMONSTERS
ANALYSE
bovengrond 103a mm1
101a+102a
PAK incl. lutum en org. stof STAP-1 NEN 5740 pakket grond incl. lutum en org. stof
grondwater Pb101
-
STAPW NEN5740
De samenstelling van genoemde pakketten is als volgt: STAP-1 NEN 5740 pakket grond: Zware metalen (barium, cadmium, cobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink); Polycyclische aromatische koolwaterstoffen totaal (10 van VROM) ; PCB’s (28, 52, 101, 118, 138, 153, 180) Minerale olie.
STAPW NEN5740 pakket grondwater: Zware metalen (barium, cadmium, cobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel, zink); Vluchtige aromaten (benzeen, tolueen, ethylbenzeen, oxyleen, p- en m-xyleen, xylenen, styreen, naftaleen); Gehalogeneerde koolwaterstoffen Minerale olie.
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
11
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
4.2
Toetsingscriteria grond en grondwater
Toetsing analyseresultaten grond Resultaten zijn getoetst aan 5- BoToVa toets 12- beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb 2013 versie 1.1.0 na 01 januari 2014 Legenda Verklaring kolommen AR
ALcontrol rapport resultaat
BT
Door BoToVa berekend toetsresultaat
BC
BoTova toets conclusie
Verklaring toetsingsoordelen --
Geen toetsoordeel mogelijk
NV
Niet verspreidbaar
<=AW
Kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde
V
Verspreidbaar
NT>I
Niet Toepasbaar of groter dan interventiewaarde
>S
Groter dan de streefwaarde
NT
Niet toepasbaar
<=S
Kleiner dan of gelijk aan de streefwaarde
IN
Industrie
TG
Toepasbaar in GBT
WO
Wonen
NTG
Niet toepasbaar in GBT (>EW)
>IW
Groter dan interventiewaarde
T<=S
Toepasbaar (<=SW)
NT>E
Niet toepasbaar (> EW)
NT>S
Niet toepasbaar (> SW)
BoToVa informatie Status
:
https://www.botova-service.nl/Testing
Normen : Voor actuele wetgeving verwijzen we u graag naar https://www.botova-service.nl/PublicFiles/20130806NormenDefinitiesEnStandaarden.xlsx Handleiding
:
https://www.botova-service.nl/PublicFiles/HandleidingV1.0.0.pdf
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
12
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
Toetsing analyseresultaten grondwater Resultaten zijn getoetst aan- BoToVa toets 13- beoordeling kwaliteit van ondiep grondwater volgens Wbb 2013 versie 1.0.1 na 01 januari 2014 Legenda Verklaring kolommen AR
ALcontrol rapport resultaat
BT
Door BoToVa berekend toetsresultaat
BC
BoTova toets conclusie
Verklaring toetsingsoordelen --
Geen toetsoordeel mogelijk
NV
Niet verspreidbaar
<=AW
Kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde
V
Verspreidbaar
NT>I
Niet Toepasbaar of groter dan interventiewaarde
>S
Groter dan de streefwaarde
NT
Niet toepasbaar
<=S
Kleiner dan of gelijk aan de streefwaarde
IN
Industrie
TG
Toepasbaar in GBT
WO
Wonen
NTG
Niet toepasbaar in GBT (>EW)
>IW
Groter dan interventiewaarde
T<=S
Toepasbaar (<=SW)
NT>E
Niet toepasbaar (> EW)
NT>S
Niet toepasbaar (> SW)
BoToVa informatie Status
:
https://www.botova-service.nl/Testing
Normen : Voor actuele wetgeving verwijzen we u graag naar https://www.botova-service.nl/PublicFiles/20130806NormenDefinitiesEnStandaarden.xlsx Handleiding
:
https://www.botova-service.nl/PublicFiles/HandleidingV1.0.0.pdf
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
13
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
4.3 Overzicht toetsing analyseresultaten De analyseresultaten zijn vergeleken met de (bodemspecifieke) toetsingswaarden. Een overzicht van de gemeten verontreiniging in grond en grondwater is weergegeven in tabel 5. Tabel 5
Overzicht gemeten verontreinigingen in grond en grondwater
Overzicht gemeten verontreinigingen in grond uit rapport 130403 Grond (AS3000)
Achtergrondwaarde overschrijding totaal olie C10 - C40(180) kobalt(6,5), lood(49), nikkel(17), zink(84), totaal olie C10 - C40(50) cadmium(0.55) koper(35) kwik(0.43) lood(130) zink(150) som PCB (7) (0.7 factor)(12 µg/kgds)
Interventiewaarde overschrijding PAK totaal (10 van VROM) (53)
Conclusie
-
overschrijding achtergrondwaarde
-
-
voldoet aan achtergrondwaarde
overschrijding achtergrondwaarde overschrijding interventiewaarde
Overzicht gemeten verontreinigingen uitsplitsing mm bg1 rapport 130403 Grond (AS3000) 2b 3b 11a 12a
Achtergrondwaarde overschrijding PAK totaal (10 VROM) (5,8) PAK totaal (10 VROM) (1,6)
Interventiewaarde overschrijding PAK totaal (10 van VROM) (57) -
Conclusie overschrijding interventiewaarde voldoet aan achtergrondwaarde overschrijding achtergrondwaarde overschrijding achtergrondwaarde
Overzicht gemeten verontreinigingen in grondwater uit raport 130403 Grondwater (AS3000) Pb1
Streefwaarde overschrijding barium(210), cadmium (0,56), xylenen (0.7 factor)(2.0), naftaleen (<0,05), minerale olie(<100)
Interventiewaarde overschrijding -
Conclusie overschrijding streefwaarde
uit uitsplitsing mm1
Overzicht gemeten verontreinigingen in grond uit huidig aanvullend onderzoek Grond (AS3000)
Achtergrondwaarde overschrijding 103a mm 1: 101a+102a kwik(0,32), lood(81)
Interventiewaarde overschrijding -
Conclusie voldoet aan achtergrondwaarde overschrijding achtergrondwaarde
Overzicht gemeten verontreinigingen in grondwater uit huidig aanvullend onderzoek Grondwater (AS3000) Pb101
Streefwaarde overschrijding barium(130) xylenen (0.7 BoToVa)(2,11), minerale olie (60)
Interventiewaarde overschrijding -
Conclusie overschrijding streefwaarde
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
14
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
*niet toetbaar **zie voetnoot analysecertificaten
Opmerking:
De concentratie van stoffen is in de grond is weergegeven in mg/kgds, behalve voor PCB, deze in µg/kgds; in grondwater in µg/l. -
Analytisch geen verhoogde waarde aangetoond.
OVERZICHT MENGMONSTERS:
zie tabel 4
De volledige toetsing van de analyseresultaten alsmede de analysecertificaten zijn opgenomen in bijlage 3.
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
15
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
5.
Evaluatie
5.1 Inleiding Gemeente Rijnwoude heeft opdracht verstrekt voor het uitvoeren van een aanvullend verkennend bodemonderzoek op een gedeelte van de locatie gelegen aan en nabij Rijndijk 189/189a te Hazerswoude Rijndijk. Aanleiding tot het uitvoeren van het aanvullend verkennend bodemonderzoek is de wens van de opdrachtgever dit terrein milieuhygiënisch onderzocht te hebben in het kader van een omgevingsvergunning. In het kader van deze omgevingsvergunning, wordt een inzicht in de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem noodzakelijk geacht. Onderzoekslokatie maakte deel uit van eerder uitgevoerd onderzoek door ons (Almad Eco B.V. rapport 130403). Rijndijk 185 maakte ook deel uit van het toenmalige onderzoeksgebied, echter wegens gewijzigde ontwikkelingsplannen maakt dat thans geen deel meer uit van het onderzoeksgebied. Aangezien een aantal boringen en analyses destijds ook bij Rijndijk 185 gezet is, zijn er in principe te weinig boringen en analyses gezet in het huidige onderzoeksgebied. Daarom is besloten aanvullend 3 boringen uit te voeren in huidige onderzoeksgebied. Met dit veldwerk wordt het huidige onderzoeksgebied in combinatie met het eerder uitgevoerde onderzoek 130403 geacht voldoende onderzocht te zijn. Doel van het aanvullend verkennend bodemonderzoek is het toetsen of er op de onderzoekslocatie mogelijk een bodemverontreiniging aanwezig is. Op basis van de onderzoeksresultaten moet kunnen worden vastgesteld of vervolgacties noodzakelijk zijn. 5.2 Onderzoeksresultaten De resultaten van het veld- en laboratoriumonderzoek worden in deze paragraaf geïntegreerd. Op basis hiervan is de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem beoordeeld. Daarbij zijn de gemeten stoffenconcentraties getoetst aan de streef- en interventiewaarden.
VELDWERKZAAMHEDEN
Tijdens de veldwerkzaamheden zijn in totaal 3 aanvullende boringen uitgevoerd, waarvan 1 boring is afgewerkt met een peilbuis om teneinde het grondwater te kunnen bemonsteren. Tijdens de boorwerkzaamheden zijn in het opgeboorde materiaal van bodem afwijkende materialen waargenomen. Asbestverdacht materiaal is op maaiveld en in opgeboord materiaal niet aangetroffen. Tijdens de olie/water-test zijn geen positieve reacties waargenomen. Monsterselectie heeft plaatsgevonden op basis van zintuiglijke waarnemingen.
BOVENGROND
In separaat bovengrondmonster 103A –geanalyseerd om een PAK verontreiniging afkomstig van belendend perceel (Rijndijk 185) op te merken- is PAK niet verhoogd gemeten. Om mm1 samengesteld van overige monsters van de bovengrond zijn kwik en lood boven de achtergrondwaarde gemeten. De overige aandachtsstoffen zijn niet verhoogd gemeten.
ONDERGROND
In het ondergrondmonster zijn de aandachtsstoffen zijn niet verhoogd gemeten. Het betreft een monster uit rapport 130403. 131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
16
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
GRONDWATER
In het grondwater afkomstig uit peilbuis Pb 101 zijn barium(130), xylenen (0.7 BoToVa)(2,11) en minerale olie(60) –deels rekenkundig- licht verhoogd gemeten. Overige aandachtsstoffen zijn niet verhoogd gemeten. De zuurgraad en geleidbaarheid wijken niet af voor waarden die doorgaans in dergelijke bodems worden gemeten.
5.3 Conclusies en aanbevelingen Inleiding De voor de locatie opgestelde hypothese voor het vastleggen van de algemene bodemkwaliteit "onverdacht" is formeel niet juist om reden dat in de bodem lichte verontreinigingen worden gemeten. Voor de lichte verontreinigingen genoemd in voorgaande paragraaf (5.2) behoeft, om reden dat de (voormalige) tussenwaarde niet wordt overschreden, geen nader onderzoek te worden uitgevoerd. De PAK verontreiniging uit boring 2 (rapport 130403) is op belendend perceel analytisch in boring 103A niet aangetroffen, zodat geconcludeerd mag worden dat deze enkel op perceel Rijndijk 185 (loods) aanwezig is. Op basis van de gegevens uit de boringen en analyses uit rapport 130403 alsmede deze aanvulling, kan worden geconcludeerd dat op de huidige onderzoekslokatie milieuhygiënisch geen problemen te verwachten voor het afgeven van een omgevingsvergunning. Wij maken u erop attent dat de puinlaag onder het toegangspad verdacht is voor asbest. Dit zal in een separaat onderzoek (NEN 5897) worden gerapporteerd. Bevoegd gezag kan verder altijd aanvullende eisen stellen. Het advies van bevoegd gezag is altijd bindend. Afvoer grond en ander materiaal Rekening dient gehouden te worden dat indien grond van de locatie wordt afgevoerd deze niet zondermeer overal toegepast kan worden. Voor afvoer en hergebruik is het Besluit Bodemkwaliteit van toepassing. Slot Geadviseerd wordt de rapportage af te stemmen met het bevoegd gezag.
In het vertrouwen U voldoende te hebben geïnformeerd. Voor het beantwoorden van eventuele vragen houden wij ons beleefd aanbevolen (0172 –24 00 30). Hoogachtend, Almad Eco B.V.
L.G.F. Schmidt
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
17
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
6.
Beperkingen en aansprakelijkheid
Wij aanvaarden onze opdrachten op basis van een inspanningsverplichting en niet op basis van een resultaatsverplichting waarbij wij onze werkzaamheden zorgvuldig verrichten volgens de wettelijke voorgeschreven methoden en, in geval van ontbreken hiervan volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Zo streven wij naar een optimale representativiteit bij elk bodemonderzoek. Echter, een bodemonderzoek is gebaseerd op informatie van derden en het plaatsen van een beperkt aantal boringen met een peilbuis en het nemen van een beperkt aantal monsters. Het chemisch analytisch onderzoek is beperkt tot het analyseren op standaard parameters (NEN 5740) van een beperkt aantal grond(meng)monsters en een grondwatermonster. Zo blijft het toch mogelijk dat er lokale afwijkingen kunnen voorkomen en verontreinigingen aanwezig kunnen zijn die tijdens het bodemonderzoek niet zijn aangetoond. Almad Eco B.V. acht zich niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende schade of gevolgen van welke aard ook. Verder dient opgemerkt te worden dat het uitgevoerde bodemonderzoek een momentopname is. Na uitvoering van het onderzoek kan de kwaliteit van grond, grondwater en verhardingsmaterialen beïnvloed worden door stort van materiaal, morsingen, lekkages, verplaatsing e.d. Naarmate de periode tussen de uitvoering van het bodemonderzoek en het gebruik van de resultaten van het bodemonderzoek langer wordt, zal meer voorzichtigheid geboden dienen te worden bij gebruik van het bodemonderzoeksrapport. Wij adviseren om tijdens herinrichting, het bouwrijp maken, graafwerkzaamheden, aanleg van kabels en leidingen e.d. alert te blijven en bij het onverwacht aantreffen van bijvoorbeeld asbestverdacht materiaal of bij afwijkende geuren de werkzaamheden direct te stoppen en contact op te nemen met ons bureau.
Almad Eco B.V. wil als keuringsinstelling volledig onafhankelijk zijn van de partijen waarvoor zij werkzaamheden verricht. Almad Eco B.V. verklaart hierbij dat zij geen eigenaar is van de betreffende te keuren grond. Zowel Almad Eco B.V. als keuringsinstelling en haar personeel zullen zich op geen enkele wijze inlaten met activiteiten die de objectiviteit van de keuring, negatief beïnvloeden.
131104 aanvullend verkennend bodemonderzoek Rijndijk 189 en 189a te Hazerswoude Rijndijk 06 januari 2014
18
ALLE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD VOLGENS BRL SIKB 2000 VERSIE 3.2a D.D. 13-03-2007 VKB PROTOCOL 2001V3.1+2002V3.2 D.D. 13-03-2007
Almad Eco B.V.
Bijlage 1 Regionale situatie/ kadastrale kaart
Omgevingskaart
Klantreferentie: 130403
0m
125 m
Deze kaart is noordgericht.
625 m
Schaal 1: 12500
Hier bevindt zich Kadastraal object HAZERSWOUDE I 346 Rijndijk , HAZERSWOUDE-RIJNDIJK © De auteursrechten en databankenrechten zijn voorbehouden aan de Topografische Dienst Kadaster.
Uittreksel Kadastrale Kaart
Uw referentie: 130403 342
Rijnd
ijk
339
189
183 185 187
535 344
343
345
340
534
346
491
189a
0m
Deze kaart is noordgericht Perceelnummer 25 Huisnummer Vastgestelde kadastrale grens Voorlopige kadastrale grens Administratieve kadastrale grens Bebouwing Overige topografie Voor een eensluidend uittreksel, Apeldoorn, 5 april 2013 De bewaarder van het kadaster en de openbare registers
12345
5m
25 m
Schaal 1:500 Kadastrale gemeente Sectie Perceel
HAZERSWOUDE I 346
Aan dit uittreksel kunnen geen betrouwbare maten worden ontleend. De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt zich de intellectuele eigendomsrechten voor, waaronder het auteursrecht en het databankenrecht.
Kadastraal bericht object
pagina 1 van 2
Kadaster
Dienst voor het kadaster en de openbare registers in Nederland Gegevens over de rechtstoestand van kadastrale objecten, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum:
HAZERSWOUDE I 346 Rijndijk HAZERSWOUDE-RIJNDIJK 130403 4-4-2013
5-4-2013 9:17:09
Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: Locatie: Ontstaan op:
HAZERSWOUDE I 346 5 a 32 ca 101311-460427 ERF - TUIN Rijndijk HAZERSWOUDE-RIJNDIJK 28-3-1994
Ontstaan uit:
HAZERSWOUDE B 3508
Publiekrechtelijke beperkingen Er zijn geen beperkingen bekend in de gemeentelijke beperkingenregistratie en de kadastrale registratie.
Gerechtigde Onbekend aandeel in EIGENDOM
De heer Leonardus Hendricus van Wetten Rijndijk 189 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK Geboren op: 19-01-1950 Geboren te: LEIDEN (Persoonsgegevens zijn conform GBA) Recht ontleend aan: Eerst genoemde object in brondocument:
HYP4 10217/49 reeks S-GRAVENHAGE HAZERSWOUDE B 3508
Aantekening recht BURGERLIJKE STAAT GEHUWD Betrokken persoon: Mevrouw Elisabeth Cornelia Jacoba Uljee Rijndijk 189 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK Geboren op: 19-09-1951 Geboren te: HAZERSWOUDE (Persoonsgegevens zijn conform GBA) Ontleend aan: BSA 504/20003 reeks ZOETERMEER d.d. 15-4-2005
Kadastraal bericht object
Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum:
pagina 2 van 2
Kadaster
HAZERSWOUDE I 346 Rijndijk HAZERSWOUDE-RIJNDIJK 130403 4-4-2013
5-4-2013 9:17:09
Gerechtigde Onbekend aandeel in EIGENDOM
Mevrouw Elisabeth Cornelia Jacoba Uljee Rijndijk 189 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK Geboren op: 19-09-1951 Geboren te: HAZERSWOUDE (Persoonsgegevens zijn conform GBA) Recht ontleend aan: Eerst genoemde object in brondocument:
HYP4 10217/49 reeks S-GRAVENHAGE HAZERSWOUDE B 3508
Aantekening recht BURGERLIJKE STAAT GEHUWD Betrokken persoon: De heer Leonardus Hendricus van Wetten Rijndijk 189 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK Geboren op: 19-01-1950 Geboren te: LEIDEN (Persoonsgegevens zijn conform GBA) Ontleend aan: BSA 504/20003 reeks ZOETERMEER d.d. 15-4-2005 Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet.
Kadastraal bericht object
pagina 1 van 2
Kadaster
Dienst voor het kadaster en de openbare registers in Nederland Gegevens over de rechtstoestand van kadastrale objecten, met uitzondering van de gegevens inzake hypotheken en beslagen Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum:
HAZERSWOUDE I 491 Rijndijk 189 A 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK 130403 4-4-2013
5-4-2013 9:23:25
Kadastraal object Kadastrale aanduiding: Grootte: Coördinaten: Omschrijving kadastraal object: Locatie: Koopsom: Herinrichtingsrente: Ontstaan op:
HAZERSWOUDE I 491 32 a 70 ca 101333-460412 WONEN ERF - TUIN Rijndijk 189 A 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK € 670.000 Jaar: 2004 € 3,12 Eindjaar: 2021 13-10-2003
Ontstaan uit:
HAZERSWOUDE I 16 gedeeltelijk
Aantekening kadastraal object LOCATIEGEGEVENS ONTLEEND AAN BASISREGISTRATIES ADRESSEN EN GEBOUWEN Ontleend aan: ATG 75254 d.d. 3-8-2011 Publiekrechtelijke beperkingen Er zijn geen beperkingen bekend in de gemeentelijke beperkingenregistratie en de kadastrale registratie.
Kadastraal bericht object
Betreft: Uw referentie: Toestandsdatum:
Gerechtigde
pagina 2 van 2
Kadaster
HAZERSWOUDE I 491 Rijndijk 189 A 2394 CB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK 130403 4-4-2013
5-4-2013 9:23:25
EIGENDOM
Gemeente Rijnwoude Frederik van Eedenplein 4 2394 EB HAZERSWOUDE-RIJNDIJK Zetel: HAZERSWOUDE Recht ontleend aan:
HYP4 40487/73 reeks ZOETERMEER d.d. 30-12-2004 HAZERSWOUDE I 491
Eerst genoemde object in brondocument: Nog niet (volledig) verwerkte brondocumenten: HYP4 62740/156 d.d. 3-4-2013 HYP4 8042/5 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 8421/59 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN 2BI 103 d.d. 25-4-1990 AKTE M.B.T. RECHTEN ZONDER BEPAALDE AANWIJZING HYP4 8211/62 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 8407/49 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 8824/13 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN ACG 4095 d.d. 6-12-1990 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 9668/21 reeks ZOETERMEER AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN HYP4 40521/17 reeks ZOETERMEER d.d. 1-3-2005 AKTE VAN ALGEMENE VOORWAARDEN
Gerechtigde
ZAKELIJK RECHT ALS BEDOELD IN ART.5,LID 3,ONDER B,VAN DE BELEMMERINGENWET PRIVAATRECHT Hoogheemraadschap van Rijnland Archimedesweg 1 2333 CM LEIDEN Postadres: Postbus: 156 2300 AD LEIDEN Zetel: LEIDEN Recht ontleend aan:
HYP4 9470/1 reeks S-GRAVENHAGE d.d. 3-5-1991
Einde overzicht De Dienst voor het kadaster en de openbare registers behoudt ten aanzien van de kadastrale gegevens zich het recht voor als bedoeld in artikel 2 lid 1 juncto artikel 6 lid 3 van de Databankenwet.
Almad Eco B.V.
Bijlage 2 Situatieschets
Almad Eco B.V.
Bijlage 3 Toetsing analyseresultaten en analysecertificaten grond en grondwater
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 185 eo te Hazerswoude 130403 1a Grond (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
Overschrijding Achtergrondwaarde AR BT BC BI
droge stof gew.-%-[%] 86,2 gewicht artefacten g <1 aard van de artefacten g Geen organische stof (gloeiverlies) % 2,2 MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
Monstercode 11888115-001 Bodemtypehumus Monster 4 2.2% BoToVa info
86.2
--
2.2
<5 30 75 72 180
15.9 136 341 327 818
----NT 0.13
Monsteromschrijving 1a lutum 25%
:Toetsingsversie 1.1.0(
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.12 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:48)
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 185 eo te Hazerswoude 130403 mm bg1: 2b+3b+11a+12a Grond (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
Overschrijding Interventiewaarde AR BT BC BI
Malen van monstermateriaal droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies)
0 gew.-%-[%] 83,9 g <1 g Geen % 2,0
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)
% vd DS
METALEN barium+ cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
83.9
2
2,8
60 <0,2 6,5 16 0,09 49 0,8 17 84
211 0.238 21 32.2 0.128 76 0.8 46.5 192
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kg 1,2 fenantreen mg/kg 13 antraceen mg/kg 4,2 fluoranteen mg/kg 12 benzo(a)antraceen mg/kg 5,3 chryseen mg/kg 4,4 benzo(k)fluoranteen mg/kg 2,2 benzo(a)pyreen mg/kg 4,5 benzo(ghi)peryleen mg/kg 2,5 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg 2,7 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg 53
1.2 13 4.2 12 5.3 4.4 2.2 4.5 2.5 2.7 52
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor)
ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9
3.5 3.5 3.5 3.5 3.5 3.5 3.5 24.5
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
<5 22 15 13 50
17.5 110 75 65 250
Monstercode 11888115-002 Bodemtypehumus Monster 1 2% BoToVa info
--
-<=AW -0.03 WO 0.03 <=AW -0.05 <=AW 0.00 WO 0.05 <=AW 0.00 IN 0.18 WO 0.09
NT>I 1.31
<=AW -
----IN 0.01
Monsteromschrijving mm bg1: 2b+3b+11a+12a lutum 2.8%
:Toetsingsversie 1.1.0(
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.12 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:48)
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 185 eo te Hazerswoude 130403 mm bg2: 5a+6a+7a+9a+10a Grond (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
Overschrijding Achtergrondwaarde AR BT BC BI
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies)
gew.-%-[%] 72,5 g <1 g Geen % 5,7
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)
% vd DS
METALEN barium+ cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
72.5
--
5.7
21
89 0,55 8,5 35 0,43 130 1,5 23 150
102 -0.648 WO 0.00 9.71 <=AW -0.03 40.6 WO 0.00 0.462 WO 0.01 144 WO 0.20 1.5 <=AW 0.00 26 <=AW -0.14 173 WO 0.06
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kg <0,01 fenantreen mg/kg 0,13 antraceen mg/kg 0,03 fluoranteen mg/kg 0,31 benzo(a)antraceen mg/kg 0,16 chryseen mg/kg 0,17 benzo(k)fluoranteen mg/kg 0,11 benzo(a)pyreen mg/kg 0,17 benzo(ghi)peryleen mg/kg 0,13 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg 0,12 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg 1,3
0.007 0.13 0.03 0.31 0.16 0.17 0.11 0.17 0.13 0.12 1.34 <=AW 0.00
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor)
ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg
<1 <1 <1 <1 2,7 3,3 2,8 12
1.23 1.23 1.23 1.23 4.74 5.79 4.91 20.4
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
<5 9 14 13 40
6.14 15.8 24.6 22.8 70.2
Monstercode 11888115-003 Bodemtypehumus Monster 2 5.7% BoToVa info
WO 0.00
----<=AW -0.02
Monsteromschrijving mm bg2: 5a+6a+7a+9a+10a lutum 21%
:Toetsingsversie 1.1.0(
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.12 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:48)
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 185 eo te Hazerswoude 130403 mm og1: 1c+10b Grond (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
Voldoet aan Achtergrondwaarde AR BT BC BI
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies)
gew.-%-[%] 64,3 g <1 g Geen % 5,6
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)
% vd DS
METALEN barium+ cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
64.3
--
5.6
34
93 0.145 7.34 16.7 0.0464 21.8 0.6 27 60.2
-<=AW -0.04 <=AW -0.04 <=AW -0.16 <=AW 0.00 <=AW -0.06 <=AW 0.00 <=AW -0.12 <=AW -0.14
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kg <0,01 fenantreen mg/kg 0,01 antraceen mg/kg <0,01 fluoranteen mg/kg 0,02 benzo(a)antraceen mg/kg 0,01 chryseen mg/kg <0,01 benzo(k)fluoranteen mg/kg <0,01 benzo(a)pyreen mg/kg 0,01 benzo(ghi)peryleen mg/kg <0,01 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg <0,01 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg 0,09
0.007 0.01 0.007 0.02 0.01 0.007 0.007 0.01 0.007 0.007 0.092
<=AW -0.04
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 factor)
ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg
1.25 1.25 1.25 1.25 1.25 1.25 1.25 8.75
<=AW -
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
6.25 6.25 8.93 6.25 25
----<=AW -0.03
Monstercode 11888115-004 Bodemtypehumus Monster 3 5.6% BoToVa info
120 <0,2 9,4 18 0,05 23 0,6 34 69
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9
<5 <5 5 <5 <20 Monsteromschrijving mm og1: 1c+10b
lutum 34%
:Toetsingsversie 1.1.0(
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.12 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:48)
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 185 eo 130403 2b Grond (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
Overschrijding Interventiewaarde AR BT BC BI
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-%-[%] 76,2 g 75 g Stenen
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kg 0,45 fenantreen mg/kg 12 antraceen mg/kg 3,6 fluoranteen mg/kg 14 benzo(a)antraceen mg/kg 6,4 chryseen mg/kg 5,5 benzo(k)fluoranteen mg/kg 2,8 benzo(a)pyreen mg/kg 5,5 benzo(ghi)peryleen mg/kg 2,9 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg 3,0 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg 57 Monstercode 11905246-001 Bodemtypehumus Monster 1 2% BoToVa info
76.2
--
0.45 12 3.6 14 6.4 5.5 2.8 5.5 2.9 3 56.2
NT>I 1.42
Monsteromschrijving 2b lutum 2.8%
:Toetsingsversie 1.1.0(
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.12 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:48)
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 185 eo 130403 3b Grond (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
Voldoet aan Achtergrondwaarde AR BT BC BI
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-%-[%] 84,7 g <1 g Geen
84.7
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kg 0,03 fenantreen mg/kg 0,17 antraceen mg/kg 0,04 fluoranteen mg/kg 0,14 benzo(a)antraceen mg/kg 0,03 chryseen mg/kg 0,04 benzo(k)fluoranteen mg/kg 0,02 benzo(a)pyreen mg/kg 0,03 benzo(ghi)peryleen mg/kg 0,02 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg 0,01 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg 0,54 Monstercode 11905246-002 Bodemtypehumus Monster 1 2% BoToVa info
--
0.03 0.17 0.04 0.14 0.03 0.04 0.02 0.03 0.02 0.01 0.53 <=AW -0.03
Monsteromschrijving 3b lutum 2.8%
:Toetsingsversie 1.1.0(
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.12 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:48)
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 185 eo 130403 11a Grond (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
Overschrijding Achtergrondwaarde AR BT BC BI
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-%-[%] 90,8 g <1 g Geen
90.8
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kg 0,02 fenantreen mg/kg 0,28 antraceen mg/kg 0,34 fluoranteen mg/kg 1,1 benzo(a)antraceen mg/kg 0,62 chryseen mg/kg 0,45 benzo(k)fluoranteen mg/kg 0,46 benzo(a)pyreen mg/kg 0,93 benzo(ghi)peryleen mg/kg 0,82 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg 0,81 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg 5,8 Monstercode 11905246-003 Bodemtypehumus Monster 1 2% BoToVa info
0.02 0.28 0.34 1.1 0.62 0.45 0.46 0.93 0.82 0.81 5.83
--
WO 0.11
Monsteromschrijving 11a lutum 2.8%
:Toetsingsversie 1.1.0(
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.12 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:48)
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 185 eo 130403 12a Grond (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
Overschrijding Achtergrondwaarde AR BT BC BI
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-%-[%] 89,2 g <1 g Geen
89.2
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kg <0,01 fenantreen mg/kg 0,09 antraceen mg/kg 0,05 fluoranteen mg/kg 0,36 benzo(a)antraceen mg/kg 0,20 chryseen mg/kg 0,14 benzo(k)fluoranteen mg/kg 0,13 benzo(a)pyreen mg/kg 0,24 benzo(ghi)peryleen mg/kg 0,18 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg 0,18 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 factor) mg/kg 1,6 Monstercode 11905246-004 Bodemtypehumus Monster 1 2% BoToVa info
0.007 0.09 0.05 0.36 0.2 0.14 0.13 0.24 0.18 0.18 1.58
--
WO 0.00
Monsteromschrijving 12a lutum 2.8%
:Toetsingsversie 1.1.0(
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.12 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:48)
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grondwater volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 185 eo te Hazerswoude 130403 Pb1 Grondwater (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l
210 <0,8 11 <15 <0,05 <15 <3,6 <15 <60
210 0.56 11 10.5 0.035 10.5 2.52 10.5 42
>S 0.28 >S 0.03 <=S <=S <=S <=S <=S <=S <=S -
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 factor) styreen naftaleen
ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l
<0,2 2,1 0,24 0,54 1,5 2,0 <0,2 <0,05
0.14 2.1 0.24 0.54 1.5 2.04 0.14 0.035
<=S <=S <=S -
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan ug/l 1,2-dichloorethaan ug/l 1,1-dichlooretheen ug/l cis-1,2-dichlooretheen ug/l trans-1,2-dichlooretheen ug/l som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen (0.7 factor) ug/l dichloormethaan ug/l 1,1-dichloorpropaan ug/l 1,2-dichloorpropaan ug/l 1,3-dichloorpropaan ug/l som dichloorpropanen (0.7 factor) ug/l tetrachlooretheen ug/l tetrachloormethaan ug/l 1,1,1-trichloorethaan ug/l 1,1,2-trichloorethaan ug/l trichlooretheen ug/l chloroform ug/l vinylchloride ug/l tribroommethaan ug/l
<0,6 <0,6 <0,1 <0,1 <0,1 0,14 <0,2 <0,25 <0,25 <0,25 0,53 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,6 <0,6 <0,1 <0,2
0.42 0.42 0.07 0.07 0.07 0.14 0.14 0.175 0.175 0.175 0.525 0.07 0.07 0.07 0.07 0.42 0.42 0.07 0.14
<=S <=S <=S -
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l
Monstercode 11890264-001
BoToVa info:Toetsingsversie 1.0.1(
Overschrijding Streefwaarde AR BT BC
<25 35 <25 <25 <100
17.5 35 17.5 17.5 70
BI
>S 0.03 <=S >S 0.00
<=S <=S -
<=S <=S <=S <=S <=S <=S <=S <=S --
---->S 0.04
Monsteromschrijving Pb1
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.13 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:54)
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 189/189a te Hazerswoude Rd 131104 103a Grond (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
Voldoet aan Achtergrondwaarde AR BT BC BI
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies)
gew.-%-[%] 62,0 g <1 g Geen % 12,9
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)
% vd DS
Bodemtypehumus Monster 1 12.9% BoToVa info
--
12.9
24
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kg 0,02 fenantreen mg/kg 0,06 antraceen mg/kg 0,02 fluoranteen mg/kg 0,14 benzo(a)antraceen mg/kg 0,07 chryseen mg/kg 0,07 benzo(k)fluoranteen mg/kg 0,05 benzo(a)pyreen mg/kg 0,07 benzo(ghi)peryleen mg/kg 0,06 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg 0,06 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 BoToVa) mg/kg 0,62 Monstercode 11959184-001
62
0.0155 0.0465 0.0155 0.109 0.0543 0.0543 0.0388 0.0543 0.0465 0.0465 0.481 <=AW -0.03
Monsteromschrijving 103a lutum 24%
:Toetsingsversie 1.1.0(
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.12 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:59)
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grond volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 189/189a te Hazerswoude Rd 131104 mm1: 101a+102a Grond (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
Overschrijding Achtergrondwaarde AR BT BC BI
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies)
gew.-%-[%] 73,9 g <1 g Geen % 4,2
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem)
% vd DS
METALEN barium+ cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
73.9
--
4.2
30
97 0,41 9,8 24 0,32 81 0,9 28 100
83.5 0.461 8.48 24.3 0.313 81.8 0.9 24.5 95.7
-<=AW -0.01 <=AW -0.04 <=AW -0.10 WO 0.00 WO 0.07 <=AW 0.00 <=AW -0.16 <=AW -0.08
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kg <0,01 fenantreen mg/kg 0,08 antraceen mg/kg 0,01 fluoranteen mg/kg 0,13 benzo(a)antraceen mg/kg 0,06 chryseen mg/kg 0,05 benzo(k)fluoranteen mg/kg 0,04 benzo(a)pyreen mg/kg 0,06 benzo(ghi)peryleen mg/kg 0,05 indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kg 0,05 pak-totaal (10 van VROM) (0.7 BoToVa) mg/kg 0,537
0.007 0.08 0.01 0.13 0.06 0.05 0.04 0.06 0.05 0.05 0.537 <=AW -0.03
POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 BoToVa)
ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg ug/kg
1.67 1.67 1.67 1.67 1.67 1.67 1.67 11.7
<=AW -
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg mg/kg
8.33 8.33 8.33 8.33 33.3
----<=AW -0.03
Monstercode 11959184-002 Bodemtypehumus Monster 2 4.2% BoToVa info
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4,9
<5 <5 <5 <5 <20 Monsteromschrijving mm1: 101a+102a
lutum 30%
:Toetsingsversie 1.1.0(
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.12 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 10:59)
Almad Eco B.V.
Legenda Verklaring kolommen AR ALcontrol rapport resultaat BT Door BoToVa berekend toetsresultaat BC BoTova toets conclusie BI ALcontrol berekende BodemIndex waarde, de waarde is berekend uit: (BoToVa omgerekende resultaatwaarde - ALcontrol bijgehouden achtergrondwaarde) / (ALcontrol bijgehouden interventiewaarde - ALcontrol bijgehouden achtergrondwaarde) De BoToVa conclusie = <=achtergrond waarde (BodemIndex waarde <= 0) Verklaring toetsingsoordelen -Geen toetsoordeel mogelijk # verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat + De normen voor barium zijn ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde barium gehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte door het bevoegd gezag worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 625 mg/kg d.s. Deze voormalige interventiewaarde is op dezelfde manier onderbouwd als de interventiewaarden voor de meeste andere metalen. Zie voetnoot 17, Bijlage B. , behorende bij hoofdstuk 4 van de Regeling bodemkwaliteit Achtergrondwaarden en maximale waarden voor grond en baggerspecie NV Niet verspreidbaar <=AW Kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde V Verspreidbaar NT>I Niet Toepasbaar of groter dan interventiewaarde >S Groter dan de streefwaarde NT Niet toepasbaar <=S Kleiner dan of gelijk aan de streefwaarde IN Industrie TG Toepasbaar in GBT WO Wonen NTG Niet toepasbaar in GBT (>EW) >IW Groter dan interventiewaarde T<=S Toepasbaar (<=SW) NT>E Niet toepasbaar (> EW) NT>S Niet toepasbaar (> SW) Kleur informatie Rood > Interventiewaarde (index waarde > 1)(BoToVa oordeel = 24), Niet Toepasbaar > Interventiewaarde(BoToVa oordeel = 3), Niet toepasbaar(BoToVa oordeel = 4), Nooit toepasbaar(BoToVa oordeel = 13), Niet toepasbaar in GBT (>EW)(BoToVa oordeel = 35), Niet toepasbaar (> SW)(BoToVa oordeel = 40), Niet toepasbaar (> EW)(BoToVa oordeel = 43) Oranje >= Tussenwaarde (index waarde ligt tussen 0.5 en 1), B(BoToVa oordeel = 15) Blauw >= Achtergrond waarde (index waarde < 0.5), > Streefwaarde(BoToVa oordeel = 25), Industrie(BoToVa oordeel = 6), Wonen(BoToVa oordeel = 7) BoToVa informatie Status :https://www.botova-service.nl/Testing Normen :Voor actuele wetgeving verwijzen we u graag naar https://www.botova-service.nl/PublicFiles/20130806NormenDefinitiesEnStandaarden.xlsx Handlei-:https://www.botova-service.nl/PublicFiles/HandleidingV1.0.0.pdf ding
Almad Eco B.V.
Beoordeling kwaliteit van grondwater volgens Wbb Projectnaam Projectcode Monsteromschrijving Monstersoort
Rijndijk 189 /189a te Hazerswoude Rd 131104 Pb101 Grondwater (AS3000)
Monster conclusie Analyse
Eenheid
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l
130 <0,2 13 5,2 <0,05 <2 <2 6,4 31
130 0.14 13 5.2 0.035 1.4 1.4 6.4 31
>S 0.14 <=S <=S <=S <=S <=S <=S <=S <=S -
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 BoToVa) styreen
ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l
<0,2 0,20 0,26 0,41 1,7 2,11 <0,2
0.14 0.2 0.26 0.41 1.7 2.11 0.14
<=S <=S <=S -
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen ug/l <0,02
0.014
<=S -
GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan ug/l 1,2-dichloorethaan ug/l 1,1-dichlooretheen ug/l cis-1,2-dichlooretheen ug/l trans-1,2-dichlooretheen ug/l som (cis,trans) 1,2- dichloorethenen (0.7 BoToVa) ug/l dichloormethaan ug/l 1,1-dichloorpropaan ug/l 1,2-dichloorpropaan ug/l 1,3-dichloorpropaan ug/l som dichloorpropanen (0.7 BoToVa) ug/l tetrachlooretheen ug/l tetrachloormethaan ug/l 1,1,1-trichloorethaan ug/l 1,1,2-trichloorethaan ug/l trichlooretheen ug/l chloroform ug/l vinylchloride ug/l tribroommethaan ug/l
0.14 0.14 0.07 0.07 0.07 0.14 0.14 0.14 0.14 0.14 0.42 0.07 0.07 0.07 0.07 0.14 0.14 0.14 0.14
<=S <=S <=S -
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
ug/l ug/l ug/l ug/l ug/l
Monstercode 11961735-001
BoToVa info:Toetsingsversie 1.0.1(
Overschrijding Streefwaarde AR BT BC
<0,2 <0,2 <0,1 <0,1 <0,1 0,14 <0,2 <0,2 <0,2 <0,2 0,42 <0,1 <0,1 <0,1 <0,1 <0,2 <0,2 <0,2 <0,2
<25 <25 <25 <25 60
17.5 17.5 17.5 17.5 60
BI
>S 0.03 <=S -
<=S <=S -
<=S <=S <=S <=S <=S <=S <=S <=S --
---->S 0.02
Monsteromschrijving Pb101
SUCCES) -
SIKB versie: 11.0.0Toetsingskeuze: T.13 Toetsingsdatum: (03-01-2014 - 11:12)
Almad Eco B.V.
Legenda Verklaring kolommen AR ALcontrol rapport resultaat BT Door BoToVa berekend toetsresultaat BC BoTova toets conclusie BI ALcontrol berekende BodemIndex waarde, de waarde is berekend uit: (BoToVa omgerekende resultaatwaarde - ALcontrol bijgehouden achtergrondwaarde) / (ALcontrol bijgehouden interventiewaarde - ALcontrol bijgehouden achtergrondwaarde) De BoToVa conclusie = <=achtergrond waarde (BodemIndex waarde <= 0) Verklaring toetsingsoordelen -Geen toetsoordeel mogelijk # verhoogde rapportagegrens, voor meer informatie zie analysecertificaat + De normen voor barium zijn ingetrokken. Gebleken is dat de interventiewaarde voor barium lager was dan het gehalte dat van nature in de bodem voorkomt. Indien er sprake is van verhoogde barium gehalten ten opzichte van de natuurlijke achtergrond als gevolg van een antropogene bron, kan dit gehalte door het bevoegd gezag worden beoordeeld op basis van de voormalige interventiewaarde voor barium van 625 mg/kg d.s. Deze voormalige interventiewaarde is op dezelfde manier onderbouwd als de interventiewaarden voor de meeste andere metalen. Zie voetnoot 17, Bijlage B. , behorende bij hoofdstuk 4 van de Regeling bodemkwaliteit Achtergrondwaarden en maximale waarden voor grond en baggerspecie NV Niet verspreidbaar <=AW Kleiner dan of gelijk aan de achtergrondwaarde V Verspreidbaar NT>I Niet Toepasbaar of groter dan interventiewaarde >S Groter dan de streefwaarde NT Niet toepasbaar <=S Kleiner dan of gelijk aan de streefwaarde IN Industrie TG Toepasbaar in GBT WO Wonen NTG Niet toepasbaar in GBT (>EW) >IW Groter dan interventiewaarde T<=S Toepasbaar (<=SW) NT>E Niet toepasbaar (> EW) NT>S Niet toepasbaar (> SW) Kleur informatie Rood > Interventiewaarde (index waarde > 1)(BoToVa oordeel = 24), Niet Toepasbaar > Interventiewaarde(BoToVa oordeel = 3), Niet toepasbaar(BoToVa oordeel = 4), Nooit toepasbaar(BoToVa oordeel = 13), Niet toepasbaar in GBT (>EW)(BoToVa oordeel = 35), Niet toepasbaar (> SW)(BoToVa oordeel = 40), Niet toepasbaar (> EW)(BoToVa oordeel = 43) Oranje >= Tussenwaarde (index waarde ligt tussen 0.5 en 1), B(BoToVa oordeel = 15) Blauw >= Achtergrond waarde (index waarde < 0.5), > Streefwaarde(BoToVa oordeel = 25), Industrie(BoToVa oordeel = 6), Wonen(BoToVa oordeel = 7) BoToVa informatie Status :https://www.botova-service.nl/Testing Normen :Voor actuele wetgeving verwijzen we u graag naar https://www.botova-service.nl/PublicFiles/20130806NormenDefinitiesEnStandaarden.xlsx Handlei-:https://www.botova-service.nl/PublicFiles/HandleidingV1.0.0.pdf ding
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Maatschapslaan 31 2404 CL ALPHEN A/D RIJN
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 5
: Rijndijk 189/189a te Hazerswoude Rd : 131104 : 11959184, versienummer: 1
Rotterdam, 11-12-2013 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 131104. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 5 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 2 van 5
Analyserapport Rijndijk 189/189a te Hazerswoude Rd 131104
Orderdatum 03-12-2013 Startdatum 03-12-2013 Rapportagedatum 11-12-2013
- 1
11959184
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002
Grond (AS3000) Grond (AS3000)
103a mm1: 101a+102a
Analyse
Eenheid
Q
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten
gew.-% g g
S S S
62.0 <1 geen
73.9 <1 geen
organische stof (gloeiverlies)
% vd DS
S
12.9
4.2
KORRELGROOTTEVERDELING lutum (bodem) % vd DS
S
24
30
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
S S S S S S S S S
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen mg/kgds S fenantreen mg/kgds S antraceen mg/kgds S fluoranteen mg/kgds S benzo(a)antraceen mg/kgds S chryseen mg/kgds S benzo(k)fluoranteen mg/kgds S benzo(a)pyreen mg/kgds S benzo(ghi)peryleen mg/kgds S indeno(1,2,3-cd)pyreen mg/kgds S pak-totaal (10 van VROM) mg/kgds S (0.7 BoToVa) POLYCHLOORBIFENYLEN (PCB) PCB 28 µg/kgds PCB 52 µg/kgds PCB 101 µg/kgds PCB 118 µg/kgds PCB 138 µg/kgds PCB 153 µg/kgds PCB 180 µg/kgds som PCB (7) (0.7 BoToVa) µg/kgds
S S S S S S S S
001
002
97 0.41 9.8 24 0.32 81 0.9 28 100
0.02 0.06 0.02 0.14 0.07 0.07 0.05 0.07 0.06 0.06 0.62
1)
<0.01 0.08 0.01 0.13 0.06 0.05 0.04 0.06 0.05 0.05 0.537
<1 <1 <1 <1 <1 <1 <1 4.9
2) 1)
1)
MINERALE OLIE
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 3 van 5
Analyserapport Rijndijk 189/189a te Hazerswoude Rd 131104
Orderdatum 03-12-2013 Startdatum 03-12-2013 Rapportagedatum 11-12-2013
- 1
11959184
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001 002
Grond (AS3000) Grond (AS3000)
103a mm1: 101a+102a
Analyse
Eenheid
fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds mg/kgds
Q
S
001
002 <5 <5 <5 <5 <20
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Analyserapport Rijndijk 189/189a te Hazerswoude Rd 131104 11959184
- 1
Blad 4 van 5
Orderdatum 03-12-2013 Startdatum 03-12-2013 Rapportagedatum 11-12-2013
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
002
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1 2
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor volgens BoToVa Het gehalte is indicatief i.v.m. de aanwezigheid van componenten die een storende invloed hebben op de meting.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 5
Analyserapport Rijndijk 189/189a te Hazerswoude Rd 131104 11959184
Orderdatum 03-12-2013 Startdatum 03-12-2013 Rapportagedatum 11-12-2013
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
droge stof gewicht artefacten aard van de artefacten organische stof (gloeiverlies) lutum (bodem) naftaleen fenantreen antraceen fluoranteen benzo(a)antraceen chryseen benzo(k)fluoranteen benzo(a)pyreen benzo(ghi)peryleen indeno(1,2,3-cd)pyreen pak-totaal (10 van VROM) (0.7 BoToVa) barium
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Grond: gelijkwaardig aan NEN-ISO 11465, Grond (AS3000): conform AS3010-2 Conform AS3000, NEN 5709 Idem Grond/Puin: gelijkwaardig aan NEN 5754. Grond (AS3000): conform AS3010 Conform AS3010-4 Conform AS3010-6 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem
Grond (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
lood
Grond (AS3000)
molybdeen nikkel zink PCB 28 PCB 52 PCB 101 PCB 118 PCB 138 PCB 153 PCB 180 som PCB (7) (0.7 BoToVa) totaal olie C10 - C40
Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000) Grond (AS3000)
Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS 3010-5 en conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN-ISO 16772) Conform AS3010-5, conform NEN 6950 (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform NEN 6966) eigen methode (ontsluiting conform NEN 6961, meting conform ISO 22036). Idem Idem Idem Conform AS3010-8 Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform prestatieblad 3010-7 Gelijkwaardig aan NEN-EN-ISO 16703
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 002 002
Y4567460 Y4567392 Y4567467
03-12-2013 03-12-2013 03-12-2013
03-12-2013 03-12-2013 03-12-2013
ALC201 ALC201 ALC201
Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALcontrol B.V. Steenhouwerstraat 15 · 3194 AG Rotterdam Tel.: +31 (0)10 231 47 00 · Fax: +31 (0)10 416 30 34 www.alcontrol.nl
Analyserapport
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Maatschapslaan 31 2404 CL ALPHEN A/D RIJN
Uw projectnaam Uw projectnummer ALcontrol rapportnummer
Blad 1 van 6
: Rijndijk 189 /189a te Hazerswoude Rd : 131104 : 11961735, versienummer: 1
Rotterdam, 19-12-2013 Geachte heer/mevrouw, Hierbij ontvangt u de analyse resultaten van het laboratoriumonderzoek ten behoeve van uw project 131104. Het onderzoek werd uitgevoerd conform uw opdracht. De gerapporteerde resultaten hebben uitsluitend betrekking op de geteste monsters. De door u aangegeven omschrijvingen voor de monsters en het project zijn overgenomen in dit analyserapport. Het onderzoek is, met uitzondering van eventueel door derden uitgevoerd onderzoek, uitgevoerd door ALcontrol Laboratories, gevestigd aan de Steenhouwerstraat 15 in Rotterdam (NL). Dit analyserapport bestaat inclusief bijlagen uit 6 pagina's. In geval van een versienummer van '2' of hoger vervallen de voorgaande versies. Alle bijlagen maken onlosmakelijk onderdeel uit van het rapport. Alleen vermenigvuldiging van het hele rapport is toegestaan. Mocht u vragen en/of opmerkingen hebben naar aanleiding van dit rapport, bijvoorbeeld als u nadere informatie nodig heeft over de meetonzekerheid van de analyseresultaten in dit rapport, dan verzoeken wij u vriendelijk contact op te nemen met de afdeling Customer Support. Wij vertrouwen er op u met deze informatie van dienst te zijn. Hoogachtend,
R. van Duin Laboratory Manager
ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Analyserapport Rijndijk 189 /189a te Hazerswoude Rd 131104 11961735
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
Pb101
Analyse
Eenheid
Q
METALEN barium cadmium kobalt koper kwik lood molybdeen nikkel zink
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S S S
130 <0.2 13 5.2 <0.05 <2 <2 6.4 31
VLUCHTIGE AROMATEN benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 BoToVa) styreen
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
S S S S S S S
<0.2 0.20 0.26 0.41 1.7 2.11 <0.2
Blad 2 van 6
Orderdatum 10-12-2013 Startdatum 10-12-2013 Rapportagedatum 19-12-2013
001
1)
POLYCYCLISCHE AROMATISCHE KOOLWATERSTOFFEN naftaleen µg/l S <0.02 GEHALOGENEERDE KOOLWATERSTOFFEN 1,1-dichloorethaan µg/l S 1,2-dichloorethaan µg/l S 1,1-dichlooretheen µg/l S cis-1,2-dichlooretheen µg/l S trans-1,2-dichlooretheen µg/l S som (cis,trans) 1,2µg/l dichloorethenen (0.7 BoToVa) dichloormethaan µg/l S 1,1-dichloorpropaan µg/l S 1,2-dichloorpropaan µg/l S 1,3-dichloorpropaan µg/l S som dichloorpropanen (0.7 µg/l S BoToVa) tetrachlooretheen µg/l S tetrachloormethaan µg/l S 1,1,1-trichloorethaan µg/l S 1,1,2-trichloorethaan µg/l S trichlooretheen µg/l S chloroform µg/l S vinylchloride µg/l S tribroommethaan µg/l S
<0.2 <0.2 <0.1 <0.1 <0.1 0.14
<0.2 <0.2 <0.2 <0.2 0.42
1)
1)
<0.1 <0.1 <0.1 <0.1 <0.2 <0.2 <0.2 <0.2
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Analyserapport Rijndijk 189 /189a te Hazerswoude Rd 131104 11961735
- 1
Nummer
Monstersoort
Monsterspecificatie
001
Grondwater (AS3000)
Pb101
Analyse
Eenheid
MINERALE OLIE fractie C10 - C12 fractie C12 - C22 fractie C22 - C30 fractie C30 - C40 totaal olie C10 - C40
µg/l µg/l µg/l µg/l µg/l
Q
S
Blad 3 van 6
Orderdatum 10-12-2013 Startdatum 10-12-2013 Rapportagedatum 19-12-2013
001
<25 <25 <25 <25 60
De met S gemerkte analyses zijn geaccrediteerd en vallen onder de AS3000-erkenning. Overige accreditaties zijn gemerkt met een Q.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Analyserapport Rijndijk 189 /189a te Hazerswoude Rd 131104 11961735
- 1
Blad 4 van 6
Orderdatum 10-12-2013 Startdatum 10-12-2013 Rapportagedatum 19-12-2013
Monster beschrijvingen
001
*
De monstervoorbehandeling en analyses zijn uitgevoerd conform Accreditatieschema AS3000, dit geldt alleen voor de analyses die worden gerapporteerd met het "S" kenmerk.
Voetnoten 1
De sommatie na verrekening van de 0.7 factor volgens BoToVa
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Blad 5 van 6
Analyserapport Rijndijk 189 /189a te Hazerswoude Rd 131104 11961735
Orderdatum 10-12-2013 Startdatum 10-12-2013 Rapportagedatum 19-12-2013
- 1
Analyse
Monstersoort
Relatie tot norm
barium
Grondwater (AS3000)
cadmium kobalt koper kwik lood
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
molybdeen nikkel zink benzeen tolueen ethylbenzeen o-xyleen p- en m-xyleen xylenen (0.7 BoToVa) styreen naftaleen 1,1-dichloorethaan 1,2-dichloorethaan 1,1-dichlooretheen cis-1,2-dichlooretheen trans-1,2-dichlooretheen som (cis,trans) 1,2dichloorethenen (0.7 BoToVa) dichloormethaan 1,1-dichloorpropaan 1,2-dichloorpropaan 1,3-dichloorpropaan som dichloorpropanen (0.7 BoToVa) tetrachlooretheen tetrachloormethaan 1,1,1-trichloorethaan 1,1,2-trichloorethaan trichlooretheen chloroform vinylchloride tribroommethaan totaal olie C10 - C40
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3110-3 en conform NEN-EN-ISO 17852 Conform AS3110-3 en Conform NEN 6966 (meting conform NEN-EN-ISO 11885) Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Conform AS3130-1 Conform AS3130-1 Conform AS3110-4 Conform AS3130-1 Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem
Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000) Grondwater (AS3000)
Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Idem Conform AS3110-5
Monster
Barcode
Aanlevering
Monstername
Verpakking
001 001
B1191994 G8607027
10-12-2013 10-12-2013
10-12-2013 10-12-2013
ALC204 ALC236
Theoretische monsternamedatum Theoretische monsternamedatum
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
ALMAD ECO BV Luc Schmidt Projectnaam Projectnummer Rapportnummer
Analyserapport Rijndijk 189 /189a te Hazerswoude Rd 131104 11961735
- 1
Monsternummer:
001
Monster beschrijvingen
Pb101
Blad 6 van 6
Orderdatum 10-12-2013 Startdatum 10-12-2013 Rapportagedatum 19-12-2013
Karakterisering naar alkaantraject benzine
C9-C14
kerosine en petroleum diesel en gasolie motorolie
C10-C16 C10-C28 C20-C36
stookolie
C10-C36
De C10 en C40 pieken zijn toegevoegd door het laboratorium en worden gebruikt als interne standaard.
Paraaf : ALCONTROL B.V. IS GEACCREDITEERD VOLGENS DE DOOR DE RAAD VOOR ACCREDITATIE GESTELDE CRITERIA VOOR TESTLABORATORIA CONFORM ISO/IEC 17025:2005 ONDER NR. L 028 AL ONZE WERKZAAMHEDEN WORDEN UITGEVOERD ONDER DE ALGEMENE VOORWAARDEN GEDEPONEERD BIJ DE KAMER VAN KOOPHANDEL EN FABRIEKEN TE ROTTERDAM INSCHRIJVING HANDELSREGISTER: KVK ROTTERDAM 24265286
Almad Eco B.V.
Bijlage 4 Bodemprofielen
Betekenis van afkortingen G/g
: grind/grindig
Z/z
: zand/zandig
Klei-afdichting :
L/s
: leem/siltig
Filter
K/k
: klei/kleiig
V/h
: veen/humeus
m
: mineraal arm
W/w
: Waterkolom
Blinde buis
:
:
Grondwaterst. :
Overig Ongeroerd monster
:
Geroerd monster
:
Projectcode 131104 Beschrijver C.J. Blom
Projectnaam Rijndijk 189-189a te Hazerswoude-Rijndijk Boorfirma Almad Eco B.V.
Boornummer 101
Locatie Deellocatie
Datum 2-12-2013
Boormethode Edelmanboor
Maaiveldhoogte
Globale grondwaterstand 100 cm-mv
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Filter- Bodembuis monster 0m
Bodemonderzoek 0-50; Klei, licht zandig, licht siltig; puin (licht); Kleur: bruin
101-a G.W. 50-100; Klei, licht zandig, licht siltig; Kleur: bruin 101-b 1m
100-150; Klei, licht zandig, licht siltig; Houtresten (licht); Kleur: bruingrijs 101-c 150-200; Klei, licht zandig, licht siltig; Houtresten (matig); Kleur: bruingrijs 101-d
2m
200-250; Klei, licht zandig, licht siltig; Houtresten (matig); Kleur: bruingrijs 101-e
3m
4m
5m pH 6,7
Grondwaterbemonstering: 10-12-2013 EGV Temperatuur Grondwaterstand 1480 µS/cm 9 °C 29 cm-mv
Monsternemingsfilter Diepte Perforatie 285 cm-mv 185-285 cm-mv
Projectcode 131104 Beschrijver C.J. Blom
Projectnaam Rijndijk 189-189a te Hazerswoude-Rijndijk Boorfirma Almad Eco B.V.
Boornummer 102
Locatie Deellocatie
Datum 2-12-2013
Boormethode Edelmanboor
Maaiveldhoogte
Globale grondwaterstand 100 cm-mv
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster 0m
0-50; Klei, licht zandig, licht siltig; puin (licht); Kleur: bruin 102-a
1m
2m
3m
4m
5m
Bodemonderzoek
Projectcode 131104 Beschrijver C.J. Blom
Projectnaam Rijndijk 189-189a te Hazerswoude-Rijndijk Boorfirma Almad Eco B.V.
Boornummer 103
Locatie Deellocatie
Datum 2-12-2013
Boormethode Edelmanboor
Maaiveldhoogte
Globale grondwaterstand 100 cm-mv
Boorprofiel getekend volgens NEN 5104 Bodemmonster 0m 103-a
1m
2m
3m
4m
5m
Bodemonderzoek 0-50; Klei, licht zandig, licht siltig; Houtresten (licht), plantenresten (licht); Kleur: bruin
Almad Eco B.V.
Bijlage 5 Functiescheiding bij veldwerk (BRL SIKB 2000) en erkenning
Ik verklaar dat het veldwerk onafhankelijk van de opdrachtgever is uitgevoerd conform de eisen van BRL SIKB 2000 en de daarbij behorende protocollen. Projectnummer: 131104 Locatie: Rijndijk 189/189a te Hazerswoude-Rijndijk Naam erkend geregistreerd veldwerker: Dhr. C.J. Blom Datum: december 2013
Handtekening:
Bijzonderheden: -
Almad Eco B.V.
Instelling
Adres
Normdocument
Erkend van
Tot
Status
Certificaat
Persoon
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 2000 - 2001 19-8ALPHEN AAN DEN RIJN 2011
heden
Toege- EC-SIKkend 20246
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 2000 - 2001 11-12ALPHEN AAN DEN RIJN 2009
19-082011
Gewij- EC-SIKzigd 20246
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 2000 - 2001 7-9ALPHEN AAN DEN RIJN 2007
11-122009
Gewij- EC-SIKzigd 20246
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 2000 - 2001 12-7ALPHEN AAN DEN RIJN 2007
07-092007
Gewij- EC-SIKzigd 20246
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 2000 - 2002 19-8ALPHEN AAN DEN RIJN 2011
heden
Toege- EC-SIKkend 20246
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 2000 - 2002 11-12ALPHEN AAN DEN RIJN 2009
19-082011
Gewij- EC-SIKzigd 20246
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 2000 - 2002 7-9ALPHEN AAN DEN RIJN 2007
11-122009
Gewij- EC-SIKzigd 20246
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 2000 - 2002 12-7ALPHEN AAN DEN RIJN 2007
07-092007
Gewij- EC-SIKzigd 20246
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 6000 - 6001- 1-11ALPHEN AAN DEN RIJN 2012 processturing
heden
Toege- EC-SIKkend 60014
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 6000 - 6001- 11-12ALPHEN AAN DEN RIJN 2009 processturing
01-112012
Gewij- EC-SIKzigd 60014
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 6000 - 6001- 1-9ALPHEN AAN DEN RIJN 2009 processturing
11-122009
Gewij- EC-SIKzigd 60014
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 6000 - 6001- 12-7ALPHEN AAN DEN RIJN 2007 processturing
01-092009
Gewij- EC-SIKzigd 60014
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 6000 - 6001- 1-11ALPHEN AAN DEN RIJN 2012 verificatie
heden
Toege- EC-SIKkend 60014
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 6000 - 6001- 11-12ALPHEN AAN DEN RIJN 2009 verificatie
01-112012
Gewij- EC-SIKzigd 60014
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 6000 - 6001- 1-9ALPHEN AAN DEN RIJN 2009 verificatie
11-122009
Gewij- EC-SIKzigd 60014
de heer C.J. Blom
Almad Eco B.V.
Maatschapslaan 31, 2404 CL SIKB 6000 - 6001- 12-7ALPHEN AAN DEN RIJN 2007 verificatie
01-092009
Gewij- EC-SIKzigd 60014
de heer C.J. Blom
Records 1 tot 16 van de 16 records.
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Bijlage 5 Advies Omgevingsdienst Externe Veiligheid
197
Omgevingsdienst West-Holland
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
Alphen aan den\iijn " 5 FEB
A
Postbus 13
f
d
-
2015
^
2400AA ALPHEN AAN DEN RIJN O p b e r g e n
Betreft:
Contactpersoon: D.W. Hake D.Hake(S)odwh.nl
VERZONDEN
- 3 FEB. 2015
RO milieuadvies Rijndijk 189a in Hazerswoude-Rijndijk
Geachte heer Bazen, Op 26 januari 2015 ontvingen wij van u het verzoek om een aangepaste paragraaf externe veiligheid voor het bestemmingsplan voor Rijndijk 189a in Hazerswoude-Rijndijk. Aanleiding vormt het feit dat een risicoberekening door Gasunie van de gasleiding A-515 nog steeds niet beschikbaar is. B&W zal het bestemmingsplan aan de raad aanbieden zonder exacte berekening van de risico's in verband met de gasleiding. Bij gevoegd vindt u de aangepaste paragraaf externe veiligheid.
Wilt u meer informatie? Neem dan contact op met de heer D.W. Hake via 071-4083282 of D.Hake(a)odwh.nl. Namens het dagelijks bestuur van de Omgevingsdienst West-Holland, Met vriendelijke groet, mw. N.E. Mier Hoofd afdeling Advies
Deze brief is in een geautomatiseerd systeem aangemaakt en daarom niet persoonlijk ondertekend.
Telefoon 071-4083100
Correspondentieadres:
Bezoekadres:
Fax 071-4083101
Postbus 159
Schipholweg 128
www.odwh.nl
2300 AD Leiden
2316 XD Leiden
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
Advies ruimtelijke plannen Gegevens project Project Gemeente Datum vraag Contactpersoon gemeente Contactpersoon Omgevingsdienst Gegevens project en procedure Soort procedure Strijdigheid met het vigerende bestemmingsplan Nummer OLO (indien van toepassing)
Rijndijk 189a in Hazerswoude-Rijndijk Alphen aan den Rijn 26 januari 2015 A. Bazen D.W. Hake
bestemmingsplan
Plan Het plan voor drie woningen aan de Rijndijk 189a loopt al enkele jaren. De besluitvorming wordt steeds opgehouden door de onzekerheid over de risico's van de gasleiding A-515, die op bijna 400 meter van de locatie ligt. Dit is een bijzondere gasleiding, omdat hij op het maaiveld ligt. Daarom kan alleen de Gasunie de benodigde risicoberekeningen uitvoeren. Eind januari bleek dat een rapport over de risico's van de gehele leiding opnieuw werd uitgesteld. B&W zal het bestemmingsplan daarom aan de raad aanbieden zonder exacte berekening van de risico's in verband met de gasleiding. Ruimfelijkeplannen.nl Help | FAQ ; Contact
Verbeelding van het plan
Omgevingsdienst West-Holland
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
Vraag De Omgevingsdienst is gevraagd om de paragraaf externe veilig te herzien op basis van de nu bekende risico-informatie in verband met de gasleiding. —-Begin tekstvoorstel paragraaf externe veiligheid=== Externe veiligheid Beleid en Regelgeving Externe veiligheid heef betrekking op het gebruik, de productie, de opslag en het transport van gevaarlijke stoffen. De overheid stelt grenzen aan de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen. Deze grenzen zijn vertaald in een norm voor het plaatsgebonden risico (PR) en een oriëntatiewaarde en verantwoordingsplicht voor het groepsrisico (GR). Voor het plaatsgebonden risico zijn wettelijke grenswaarden vastgesteld. Hier mag niet van worden afgeweken. 1
2
Plaatsgebonden risico Het plaatsgebonden risico (PR) kent een grenswaarde van 10 . Binnen de PR=10 contour mogen geen kwetsbare objecten aanwezig zijn. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt deze waarde als richtwaarde en in nieuwe situaties moet in beginsel ook aan deze waarde worden voldaan. 6
6
Verantwoordingsplicht groepsrisico Het groepsrisico is een maat voor de maatschappelijke ontwrichting in situaties waarin zich een ramp met gevaarlijke stoffen voordoet. De verantwoordingsplicht is erop gericht om een weloverwogen afweging te maken over de risico's in relatie tot de (ruimtelijke) ontwikkelingen in het plangebied. Het groepsrisico wordt vergeleken met de oriëntatiewaarde: de kans op een ongeval met 10 dodelijke slachtoffers van 1 0 per jaar, met de kans op een ongeval met 100 dodelijke slachtoffers van 1 0 per jaar, en met de kans op 1000 of meer dodelijke slachtoffers van 1 0 per jaar. De oriëntatiewaarde voor het groepsrisico voor het transport van gevaarlijke stoffen over de weg en via buisleidingen ligt een factor 10 lager dan voor inrichtingen. In de verantwoording van het groepsrisico worden onderwerpen behandeld die van belang zijn bij het maken van een afweging over het risico en de ruimtelijke situatie. Het groepsrisico wordt kwantitatief beoordeeld. Daarnaast komen ook planologische aspecten aan de orde en de mogelijkheden tot rampenbestrijding (zie ook Handreiking verantwoordingsplicht groepsrisico voor inrichtingen). 5
7
1
9
PR: Risico op een plaats buiten de inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar, dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, verblijft overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij de transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is (zie ook artikel 1, lid 1 onderdeel p van het BEVI). GR: De cumulatieve kansen dat per jaar dat een groep van 10,100 of 1000 personen overlijdt als rechtstreeks gevolg hun aanwezigheid in het invloedsgebied in het invloedsgebied van een inrichting of een transport-as en een ongewoon voorval binnen die inrichting of bij een transport-as, waarbij een gevaarlijke stof betrokken is (zie ook artikel 1, lid 1 onderdeel k van het BEVI). 2
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
Inrichtingen Het beleid voor inrichtingen is vastgelegd in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en de Regeling externe veiligheid inrichtingen (Revi). Buisleidingen Voor buisleidingen geldt het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en de Regeling externe veiligheid buisleidingen (Revb). Vervoer over de weg Voor het transport over de weg is de Circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (Rnvgs) van toepassing. Eind 2013 is het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) vastgesteld. De verwachting is dat het Bevt op 1 april 2015 in werking treedt. In het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) worden voor het basisnet, in lijn met het Bevi, de risiconormen voor het plaatsgebonden risico (uitgedrukt als veiligheidszone) en het groepsrisico vastgelegd. Het Bevt stelt voor bestemmingsplannen die betrekking hebben op een gebied dat geheel of gedeeltelijk gelegen is binnen 200 meter van een transportroute, een verantwoording groepsrisico verplicht. Deze verantwoording mag achterwege blijven indien: • het groepsrisico niet hoger is dan 0,1 maal de oriëntatiewaarde OF • het groepsrisico met niet meer dan 10% toeneemt EN • de oriëntatiewaarde niet wordt overschreden. Indien het plangebied zich niet binnen 200 meter van een transportroute bevindt, maar wel binnen het invloedsgebied van een transportroute, dienen de mogelijkheden voor hulpverlening, de zelfredzaamheid van de aanwezigen en de bestrijdbaarheid van een calamiteit, de zogenaamde HZB-aspecten, beoordeeld te worden. Provinciaal Beleid De provincie Zuid Holland ambieert een veilig Zuid-Holland. In de provinciale structuurvisie (PSV) staat als provinciaal belang genoemd het 'beschermen van grote groepen mensen tegen ongevallen met gevaarlijke stoffen'. De provincie wil voorkomen dat risicovolle activiteiten gevestigd worden in de omgeving van grote groepen mensen of dat een nieuwe ontwikkeling gepland wordt binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Het is niet altijd te voorkomen dat dit soort functies gecombineerd worden en het groepsrisico toeneemt. In dat geval vraagt de provincie van de verantwoordelijke bestuurders dat zij een verantwoording groepsrisico schrijven: een heldere en transparante toelichting waarin zij uitleggen waarom deze ontwikkeling op deze locatie noodzakelijk is. Op basis van een verantwoording groepsrisico moet aannemelijk worden gemaakt dat op termijn in de eindsituatie wordt voldaan aan de oriëntatiewaarde. Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011 De gemeenteraad heeft in haar vergadering van 10 november 2011 de Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011 vastgesteld.
Omgevingsdienst West-Holland
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
In deze nota heeft de gemeente vastgelegd wat haar beleid is ten aanzien van risicovolle activiteiten in de gemeente en de relatie van deze risicovolle activiteiten met kwetsbare en beperkt kwetsbare bestemmingen zoals woningen, winkels, recreatie-inrichtingen etc. In de nota is in bijlage 7 een afwegingskader voor het groepsrisico opgenomen op basis van zonering van het groepsrisicodiagram (het fN-diagram).
0,01*OW
10
100
1000
N
Figuur 1: afwegingskader groepsrisico Het model gaat uit van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Aan de zones in het diagram zijn verschillende handelswijzen gekoppeld. Als de groepsrisicocurve voor een bepaalde activiteit of ruimtelijke ontwikkeling in een bepaalde zone uitkomt, volgt uit het beslismodel onder welke voorwaarden de activiteit of ruimtelijke ontwikkeling is toegestaan. Daarnaast zijn in hoofdstuk 4 van de nota streefbeelden opgenomen. Het plangebied is in de nota gekarakteriseerd als een gebied met een gemengde functie. Als streefbeeld is in tabel 1 voor een gebied met een gemengde functie de volgende milieukwaliteit benoemd: • Er wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico PR=10' . • Het groepsrisico is maximaal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. 6
Situatie plangebied Hieronder is een uitsnede van de risicokaart opgenomen van de omgeving van het plangebied.
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
Figuur 2: Uitsnede risicokaart In deze afbeelding hebben de verschillende symbolen de volgende betekenis: • rode stippellijn is een buisleiding (A-515); • rode doorgetrokken lijn is transportroute gevaarlijke stoffen ( N l l ) . Uit deze uitsnede blijkt dat de volgende risicobronnen relevant zijn voor het plangebied. Buisleidingen: • Hogedrukaardgasleiding A-515 (van oost naar west evenwijdig aan spoorlijn). Transport van gevaarlijke stoffen over de weg: • Nll. Beoordeling risicobronnen 1) Buisleidingen In de omgeving van het plangebied ligt een hogedrukaardgasleiding (A-515). Deze leiding ligt op maaiveld met gronddekking er over heen. De leiding loopt van oost naar west parallel aan de spoorlijn Alphen aan den Rijn - Leiden.
Omgevingsdienst West-Holland
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
In de onderstaande tabel is een aantal belangrijke gegevens van de in het plangebied aanwezige buisleidingen opgenomen. Leidingnr.
Diameter
Werkdruk
A-515 (gedeelte 36 inch 66 bar op maaiveld) Figuur 3: Gegevens buisleiding
100%-
1%-
letaliteitsgebied
letaliteitsgebied (=invloedsgebied) 600 meter
405 meter
Belemmeringen strook 5 meter
Binnen het 100%-letaliteitsgebied van een buisleiding zal iedereen komen te overlijden als gevolg van een maatgevende calamiteit met deze leiding. Het plangebied ligt binnen het 100% letaliteitsgebied en binnen het 1%-letaliteitsgebied van de bovenbedoelde leiding. De A-515 ligt ter hoogte van het plangebied op maaiveld met gronddekking er over heen. De risico's zijn daardoor anders dan bij ondergrondse gelegen hogedrukaardgasleidingen. Door de ligging op maaiveld zal, bij een calamiteit bij de leiding, het gas niet alleen in verticale richting uit de leiding stromen, zoals bij een ondergronds gelegen leiding, maar ook in horizontale richting. Hierdoor en vanwege de hoge druk in de leiding van 66 bar zullen de effecten van een dergelijke calamiteit in een groter gebied merkbaar zijn. Vanwege de bijzondere ligging op maaiveld en de daardoor grotere effecten zal ook sprake zijn van een groter risico voor de omgeving. Ook zal bij een calamiteit een groter aantal dodelijke slachtoffers vallen. De afstand tot het plangebied bedraagt ca. 390 meter. Het plangebied ligt binnen het 100%- en het 1%-letaliteitsgebied van de A-515. Van de A-515 zijn geen betrouwbare risicoberekeningen beschikbaar. Dit heeft mede te maken met de bijzondere ligging van de A-515. De risico's van de A-515 zijn niet met het standaard rekenprogramma Carola voor de berekening van de risico's van ondergrondse gasleidingen te berekenen. Risicoberekeningen moeten voor de A-515, voor zover gelegen op maaiveld, uitgevoerd worden met het rekenprogramma PipeSafe. DNV GL voert de berekeningen onder licentie van de Gasunie uit. Mede op verzoek van de gemeente wordt sinds eind 2013 door DNV GL een herberekening van de risico's uitgevoerd. Er is echter nog geen zicht op wanneer de resultaten van deze herberekening beschikbaar komen. Door het ontbreken van betrouwbare risicoberekeningen is onduidelijk hoe hoog de risico's zijn en hoe groot het aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit kan zijn. Naast de onduidelijkheid rond de risico's van de A-515 zelf, is ook onduidelijk of en zo ja in hoeverre de windturbines die ten zuiden van de N l l liggen een risicoverhogend effect op de risico's van de gasleiding A-515 hebben. De windturbines liggen buiten het plangebied op een afstand van ca. 200 meter van de gasleiding. De effecten van de gasleiding en het eventuele risicoverhogend effect van de windturbines kunnen tot een verhoging van de risico's van de A515 ter plaatse van het plangebied leiden. Plaatsgebonden risico Uit de tot nu toe uitgevoerde risicoberekeningen blijkt dat de plaatsgebonden risicocontour PR=10 van de A-515 niet tot over het plangebied reikt. 6
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
Groepsrisico Uit de tot nu toe uitgevoerde risicoberekeningen blijkt dat mogelijk sprake is van een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Verder blijkt uit deze berekeningen dat er honderden dodelijke slachtoffers kunnen vallen als gevolg van een calamiteit. Het groepsrisico ligt mogelijk in zone 2 als bedoeld in het afwegingskader van de Nota externe veiligheid gemeente Rijnwoude. 2) Transport van gevaarlijke stoffen over de weg Uit de inventarisatie is gebleken dat voor het plangebied het transport van gevaarlijke stoffen over de N l l relevant is. Het plangebied ligt op ongeveer 525 meter van de N l l en ligt binnen het effectgebied van 800 meter van de N l l . Over de N l l vindt o.a. transport van brandbare vloeistoffen, toxische vloeistoffen en brandbare gassen plaats. Het ongevalscenario dat relevant is voor het plangebied is het vrijkomen van giftige dampen bij een ongeval met toxische stoffen. Aan de hand van de Handleiding risicoanalyse transport (d.d. 17 juni 2014, uitgave Rijkswaterstaat) is een inschatting gemaakt van de risico's vanwege het transport van gevaarlijke stoffen. De N l l is volgens de handleiding een autosnelweg, aangezien de weg buiten de bebouwde kom ligt en de maximum snelheid 100 km/uur bedraagt. In par. 1.2.2 van de bijlage bij de handleiding zijn vuistregels gegeven voor een autosnelweg. Plaatsgebonden risico In par. 1.2.2.1 van de bijlage bij de Handleiding zijn vuistregels voor het plaatsgebonden risico PR=10" gegeven. Volgens vuistregel 2 is er geen plaatsgebonden risicocontour PR=10" indien het aantal transporten GF3 (bijv. LPG) lager is dan 4000 per jaar. Uitgaande van een aantal van 1500 transporten GF3 is de conclusie dat geen sprake is van een plaatsgebonden risicocontour PR=10" . 6
6
6
Groepsr/s/co In par. 1.2.2.2 van de bijlage bij de Handleiding zijn vuistregels voor het groepsrisico gegeven. Voor toepassing van de vuistregels zijn de aard van de transporten, de personendichtheid, de afstand van bebouwing tot de as van de weg en de vraag of sprake is van 1- of 2-zijdige bebouwing van belang. Aan de hand van de vuistregels kan worden vastgesteld of een GR berekening nodig is. Volgens vuistregel 1 is een schatting met behulp van de handleiding mogelijk omdat er geen LT3, GT4 of GTS transporten over de N l l plaatsvinden. Voor toepassing van vuistregel 2 is uitgegaan van eenzijdige bebouwing met een dichtheid van 200 personen/ha en een afstand van de woningen tot de wegas van 200 meter. Volgens de meest recente telgegevens vindt er geen transport van gevaarlijke stoffen LT3, GT4 of GTS plaats over de N l l . Uit tabel 3 blijkt dan dat, indien maximaal 22.040 GF3-transporten per jaar
Omgevingsdienst West-Holland
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
(bijv. LPG) plaatsvinden, het groepsrisico lager ligt dan 10 % van de oriëntatiewaarde. Een GR berekening is dan niet nodig (zie noot 2 bij de vuistregels). Op grond van de bijlage bij de Regeling basisnet bedraagt het aantal GF3-transporten over de N l l maximaal 1.500. Het groepsrisico ligt lager dan 0,01 * de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Volgens het afwegingskader groepsrisico van de Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011 valt het groepsrisico vanwege het transport van gevaarlijke stoffen over de N l l in zone 4. Conclusie risico's Uit het bovenstaande blijkt dat: • De planlocatie niet binnen een plaatsgebonden risicocontour PR=10' ligt; • De planlocatie binnen het 100%-letaliteitsgebied van de leiding A-515 ligt; • De planlocatie binnen het effectgebied van de N l l ligt; • Het groepsrisico vanwege de leiding A-515 mogelijk hoger ligt dan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico; • Het groepsrisico vanwege de N l l kleiner is van 0,01 * de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. 6
Toetsing aan de Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011 Toetsing streefbeeld Volgens de nota is de omgeving van het plangebied in hoofdzaak te karakteriseren als een gebied met een gemengde functie. Als streefbeeld is in hoofdstuk 4, tabel 1 voor een gebied met een gemengde functie de volgende milieukwaliteit benoemd: • Er wordt voldaan aan de norm voor het plaatsgebonden risico PR=10" . • Het groepsrisico is maximaal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. 6
6
Het plangebied ligt niet binnen een PR=10 contour. Het berekende groepsrisico ligt als gevolg van de A-515 mogelijk boven de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Hiermee wordt niet voldaan aan het streefbeeld van de nota. Deze situatie bestaat al vele jaren. De A-515 maakt sinds de jaren 1960 onderdeel uit van het hoofddistributienet van de Gasunie. Maatregelen om de risico's te verlagen zijn hierdoor niet zonder meer mogelijk. Het groepsrisico zal als gevolg van het toevoegen van 3 extra woningen niet wijzigen. Ook zal het aantal dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit niet substantieel toenemen. Het gaat immers om een toevoeging van ca. 7 personen op een totaal berekend aantal dodelijke slachtoffers van enkele honderden. Gelet op de relatief kleine bijdrage van dit plan aan de totale effecten van een calamiteit is het bevoegd gezag van oordeel dat in deze specifieke situatie afgeweken kan worden van het streefbeeld als beschreven in de Nota externe veiligheid. Toetsing afwegingskader groepsrisico Uit de voorgaande paragraaf blijkt dat het groepsrisico vanwege de verschillende risicobronnen in zone 2 of 4 als bedoeld in het afwegingskader ligt. Volgens de nota leidt dit
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
tot een verschillende beoordeling van de risico's. Een activiteit die leidt tot een groepsrisico in zone 2 is niet toegestaan, tenzij wordt voldaan aan de volgende voorwaarden: • •
• •
• •
De activiteit heeft een groot maatschappelijk nut op de betreffende locatie; Er zijn voorzieningen getroffen die maken dat de hulpdiensten tijdig worden gealarmeerd, snel ter plaatse kunnen zijn en beschikken over voldoende mogelijkheden om de calamiteit te kunnen bestrijden; Alle mogelijke te treffen maatregelen om het risico bij de bron te beperken zijn benut; Er is een reductie van het groepsrisico te verwachten binnen afzienbare tijd. Door een periodieke evaluatie zal dit worden bevorderd. Op termijn is zicht op het voldoen aan de oriëntatiewaarde; Er bevinden zich geen beperkt zelfredzame personen binnen het effectgebied; De bevolking is en blijft actief geïnformeerd, en weet wat er te doen staat in het geval van een calamiteit.
Een activiteit die leidt tot een groepsrisico in zone 4 is toegestaan. Het groepsrisico is verwaarloosbaar. Er zijn geen maatregelen nodig. Wel moeten de aspecten hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid beoordeeld worden. Op deze risicobronnen wordt verder niet ingegaan. De bovenstaande voorwaarden zijn meegenomen in de groepsrisicoverantwoording die is opgenomen in de volgende paragraaf. Toetsing provinciaal beleid Volgens het provinciaal beleid moet in principe voldaan worden aan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Een overschrijding van de oriëntatiewaarde is alleen mogelijk indien het aannemelijk is dat door het treffen van maatregelen het groepsrisico op termijn teruggebracht wordt tot onder de oriëntatiewaarde. Uit de uitgevoerde risicoberekeningen blijkt dat de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico vanwege de A-515 mogelijk wordt overschreden. Deze overschrijding wordt veroorzaakt door een al vele jaren bestaande situatie. Een aantal mogelijke risico reducerende maatregelen heeft de Gasunie al getroffen. In de volgende paragraaf wordt daar nader op ingegaan. De gemeente zal in overleg treden met de Gasunie om te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om het groepsrisico verder te verlagen. Verantwoording groepsrisico Uitgaande van het bovenstaande worden in de volgende paragrafen maatregelen besproken die de risico's van de risicobronnen kunnen beperken. Voor de N l l kan dit beperkt blijven tot de aspecten hulpverlening, zelfredzaamheid en bestrijdbaarheid van een calamiteit. Vooreen goede beoordeling van deze aspecten is van belang om welk maatgevend scenario van toepassing is. De verantwoording is aan de hand van de voorwaarden van de Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011 opgebouwd.
10
Omgevingsdienst West-Holland
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
Maatgevend scenario Het maatgevend scenario is het ongevalscenario dat bepalend is voor het aantal slachtoffers van een calamiteit. Het maatgevend scenario van de A-515 wordt veroorzaakt door leidingbreuk en ontsteking van het uitstromende gas met een fakkelbrandscenario tot gevolg. Voor dit scenario geldt dat er directe ontsteking plaatsvindt, waardoor er sprake is van een snel scenario van ontwikkeling van de calamiteit. Tijd om te vluchten is hierdoor niet aanwezig of minimaal, waardoor het aantal dodelijke slachtoffers groot kan zijn. De tijdsduur van dit scenario is afhankelijk van de snelheid waarmee de gastoevoer van de leiding kan worden afgesloten. Het maatgevend scenario vanwege transport van gevaarlijke stoffen over de weg is het bij een calamiteit vrijkomen van toxische stoffen. De omvang, verplaatsingsrichting en verstrooiing van deze toxische wolk is mede afhankelijk van de weersgesteldheid op dat moment. Personen dienen zoveel mogelijk binnen te schuilen en ramen en deuren te sluiten. Als dit gebeurt, dan kan enkele uren veilig in een gebouw verbleven worden. In veel gevallen zal een toxische wolk zodanig verdund zijn dat de risico's van de wolk beperkt zijn. Bronmaatregelen Door het treffen van bronmaatregelen, zoals het dieper leggen van een leiding, het afdekken van een leiding met een betonplaat e.d., is het groepsrisico vanwege de A-515 te verlagen. De A-515 leidt ter hoogte van het plangebied mogelijk tot een overschrijding van de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Voor deze leiding zijn al de volgende bronmaatregelen getroffen: • de leiding ligt in eigen terrein van de leidingbeheerder, de Gasunie; • het leiding tracé is niet voor derden toegankelijk door de aanwezigheid van sloten aan weerszijde van de leiding, aangevuld met een hekwerk. Mogelijke verdergaande bronmaatregelen die nog kunnen worden genomen zijn: • het dieper leggen van de leiding; • het afdekken van de leiding met een betonplaat; • het opbrengen van meer gronddekking op de leiding. Het dieper leggen leidt tot hoge kosten. De beide andere mogelijke maatregelen leiden tot extra gewicht op de leiding. Dat leidt, gelet op de slappe ondergrond waarin de leiding ligt, tot mogelijke doorbuigingsverschijnselen. Deze kunnen tot breuk leiden met alle gevolgen van dien. Geconcludeerd kan worden dat aanvullende bronmaatregelen aan de A-515 niet zonder meer mogelijk zijn en zullen leiden tot aanzienlijke kosten. Omdat de bijdrage van het plangebied aan het totaal berekende groepsrisico marginaal is, en sprake is van een al jaren bestaande situatie, is het treffen van bronmaatregelen in het kader van dit bestemmingsplan niet redelijk. De gemeente zal in overleg met de Gasunie treden om te bezien hoe de risico's van deze leiding beperkt kunnen worden. li
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
Ruimtelijke maatregelen Een ruimtelijke maatregel om de risico's te beperken is het vergroten van de afstand tussen de risicobron en de (beperkt) kwetsbare bestemmingen of het aanbrengen van een afscherming tussen de risicobron en de (beperkt) kwetsbare bestemming. Het verleggen van een hogedrukaardgasleiding naar een ander tracé is tegen hoge kosten mogelijk. De risico's zullen dooreen dergelijke maatregel afnemen. De haalbaarheid van het verleggen van de leiding zal de gemeente meenemen in het overleg met de Gasunie over de risico's van de A-515. Andere ruimtelijke maatregelen in de vorm van een afschermende aarden wal hebben geen effect op de gevolgen van een calamiteit met een hogedrukaardgasleiding. Bouwkundige maatregelen Met bouwkundige maatregelen (bij de ontvanger) kan de veiligheidssituatie geoptimaliseerd worden. Bouwkundige maatregelen zijn vooral mogelijk om de gevolgen van een toxische wolk voor de aanwezigen in woningen en andere gebouwen te beperken. Het snel sluiten van ramen, deuren en andere ventilatieopeningen is hierbij van groot belang. Dergelijke maatregelen kunnen de verblijftijd in een gebouw in geval van het vrijkomen van een toxische wolk vergroten. Tegen de gevolgen van een explosie als gevolg van een maatgevende calamiteit bij de A-515 zijn bouwkundige maatregelen voor het plangebied weinig doeltreffend. Vooreen calamiteit van meer beperkte omvang kan een goed gesitueerd en stevig gebouwd gebouw wel effect hebben op het beperken van de gevolgen van een explosie. Rampenbestrijding Bij de rampenbestrijding zijn de bereikbaarheid en de bestrijdbaarheid belangrijke elementen. Voor de bereikbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten: • het plangebied moet goed bereikbaar en toegankelijk zijn voor hulpdiensten. Dit geldt ook voor de risicobronnen; • de wegen waarover de hulpdiensten aan moeten rijden, moeten minimaal 3,25 meter breed zijn en moeten een gewicht kunnen dragen van 10.000 kg asdruk. Voor de bestrijdbaarheid gelden de volgende relevante aandachtspunten: • de aanrijtijd van de hulpdiensten; • de maximale afstand tussen een bluswatervoorziening en de inzetlocatie bedraagt 160 meter voor secundaire bluswatervoorziening; • brandkranen moeten op 15 meter benaderbaar zijn; • eventueel open water, dat benut kan worden als secundaire bluswatervoorziening. Een uitgebreide beschrijving van aandachtspunten staat in de, in 2005 vastgestelde, praktijkrichtlijnen Bereikbaarheid en Bluswatervoorziening van de regionale Brandweer Hollands Midden. Om een calamiteit goed en snel te kunnen bestrijden is van belang dat de hulpdiensten snel ter plaatse zijn met de juiste hulpmiddelen en blusmiddelen. De wijze en de snelheid van alarmering en de bereikbaarheid van de locatie van een calamiteit spelen hierbij een essentiële rol. 12
Omgevingsdienst West-Holland
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
Omdat sprake is van een bestaande situatie waarin 3 woningen worden bijgebouwd wordt aan de bovenstaande aandachtspunten voldaan. Zelfredzaamheid Algemeen Onder zelfredzaamheid wordt verstaan: de mogelijkheid van personen om zichzelf, zonder daadwerkelijke hulp van hulpverleningsdiensten, in veiligheid te brengen. De fysieke eigenschappen van personen, gebouwen en omgeving zijn van invloed op de zelfredzaamheid. Het zelfredzame vermogen van personen in de omgeving van een risicobron is een belangrijke voorwaarde om grote effecten bij een incident te voorkomen. Van personen die verminderd zelfredzaam zijn wordt verondersteld dat zij het gebied niet zelfstandig kunnen verlaten. De woningen in het plangebied zijn niet specifiek bestemd voor verminderd zelfredzame personen. Er kan daarom vanuit gegaan worden dat de bewoners zich zonder hulp van hulpdiensten in veiligheid kunnen brengen. Hieronder is de zelfredzaamheid bij 2 mogelijke calamiteitscenario's, het vrijkomen van een giftige gaswolk en een calamiteit bij de gasleiding beschreven. Giftige gaswolk Bij een incident waarbij giftige stoffen of giftige verbrandingsproducten vrijkomen, zit enige tijd tussen het ontstaan van het ongeval en het ontstaan van letsel bij aanwezigen. Daarbij is ook de duur van de blootstelling van invloed op de ernst van het letsel. In geval van een toxische wolk dienen personen in een gebouw te blijven en ramen, deuren en ventilatieopeningen te sluiten en de eventueel aanwezige luchtbehandelingsinstallatie(s) uit te schakelen. Mensen zijn in gebouwen enkele uren beschermd tegen de effecten van toxische dampen. Normaal gesproken is het gevaar van de toxische dampen na die tijd verdwenen. Calamiteit gasleiding Bij een calamiteit bij de A-515 moet de afstand tot deze leiding zo snel mogelijk zo groot mogelijk gemaakt worden. Bij een dreigende calamiteit bij de gasleiding is het belangrijk om in ieder geval het 100%-letaliteitsgebied van 405 meter zo snel mogelijk te verlaten. Vanuit het plangebied kan de Rijndijk snel bereikt worden. Via deze weg kan zowel in westelijke als in oostelijke richting gevlucht worden, evenwijdig aan de A-515. De Oude Rijn vormt echter een barrière voor het snel verder vergroten van de afstand tot de A-515. Omdat het plangebied op 390 meter van de A-515 ligt, zullen de toekomstige bewoners toch relatief snel de afstand tot de calamiteitslocatie kunnen vergroten en daarmee buiten het 100%-letaliteitsgebied komen. Communicatie Bij een eventuele calamiteit is van belang dat aanwezige personen weten wat hen te doen staat. Hierbij speelt een goede risicocommunicatie een belangrijke rol. Juist omdat de tijd tussen alarmering en gevaarszetting zo kort kan zijn, is het van het grootste belang dat na alarmering direct actie ondernomen wordt. Een snelle alarmering is hierbij essentieel. De gemeente zal periodiek aandacht besteden aan de risico's en wat te doen in geval van een calamiteit. 13
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
Conclusie externe veiligheid Plaatsgebonden risico Het plangebied ligt niet binnen een plaatsgebonden risicocontour PR=10" van een risicobron. Het plaatsgebonden risico leidt volgens de geldende regelgeving niet tot beperkingen voor het plangebied. 6
Hoogte groepsrisico Het groepsrisico vanwege de hogedrukaardgasleiding A-515 ligt mogelijk hoger dan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Om hier duidelijkheid over te krijgen zijn aanvullende berekeningen nodig. Omdat het een bijzondere leiding betreft is de gemeente hiervoor echter afhankelijk van de Gasunie. Het maximaal aantal berekende dodelijke slachtoffers als gevolg van een calamiteit bij de gasleiding A-515 bedraagt enkele honderden. Het toevoegen van drie woningen door middel van dit plan zal daar hooguit 7 personen aan toevoegen. Het groepsrisico van de overige risicobronnen is lager dan de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico. Nota externe veiligheid Rijnwoude 2011 Uit hoofdstuk 5 en 6 blijkt dat mogelijk niet voldaan aan het streefbeeld van de nota dat het groepsrisico maximaal de oriëntatiewaarde voor het groepsrisico bedraagt. De oriëntatiewaarde wordt vanwege de hogedrukaardgasleiding A-515 mogelijk overschreden. Het bevoegd gezag is van oordeel dat, gelet op de relatief kleine bijdrage van dit plan aan de totale effecten van een calamiteit, in deze specifieke situatie afgeweken kan worden van het streefbeeld als beschreven in de Nota externe veiligheid. Maatregelen 1. Er zijn voorzieningen getroffen opdat de hulpdiensten tijdig gealarmeerd worden, snel ter plaatse kunnen zijn en beschikken over voldoende mogelijkheden om de calamiteit te kunnen bestrijden. 2. Voor zover mogelijk worden aan de woningen bouwkundige maatregelen, zoals afsluitbare en uitschakelbare ventilatievoorzieningen en afzuigsystemen ter beperking van de risico's getroffen. 3. De gemeente treedt in overleg met de Gasunie om te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om de risico's vanwege de hogedrukaardgasleiding A-515 te verlagen. 4. De gemeente houdt de bevolking actief op de hoogte van de risico's en wat te doen bij een calamiteit. Verantwoording De gemeenteraad is om de volgende redenen van oordeel dat het plan verantwoord is : 1. Het plan betreft de realisatie van 3 woningen op ca. 390 meter van de hogedrukaardgasleiding A-515; 2. Deze 3 woningen leiden tot een potentiële verhoging met 7 dodelijke slachtoffers van het aantal dodelijke slachtoffers die berekend zijn als gevolg van een calamiteit bij de A-515. Volgens de beschikbare risicoberekeningen gaat het, zonder dit plan, om enkele honderden dodelijke slachtoffers; 14
Omgevingsdienst West-Holland
Datum: 3 februari 2015 Kenmerk: 2015002650
3. Van de risico's van de A-515 zijn geen actuele en betrouwbare risicoberekeningen beschikbaar. Op verzoek van de gemeente wordt er al meer dan een jaar aan deze betrouwbare risicoberekeningen gewerkt. De gemeente is afhankelijk van de Gasunie voor het uitvoeren van deze berekeningen. Alleen de Gasunie kan de berekeningen voor deze specifieke leiding uitvoeren. Er is nog geen zicht op het gereed komen van deze berekeningen. 4. De bijdrage van dit plan aan de al bestaande totale risico's van de A-515 is beperkt. Dit zal niet anders zijn bij de nu in uitvoering zijnde risicoberekeningen. De gemeenteraad vindt het niet redelijk om, gelet op de bovenstaande punten en de onzekerheid over het wel beschikbaar komen van betrouwbare risicoberekeningen, de initiatiefnemer nog langer te laten wachten op de vaststelling van dit plan. De gemeente zal al het mogelijke doen wat binnen haar mogelijkheden ligt om de risico's vanwege de hogedrukaardgasleiding A-515 in de toekomst te beperken.
Einde tekstvoorstel paragraaf externe veiligheid
15
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
214
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Bijlage 6 Quick scan Flora en Fauna Rijndijk 189A Hazerswoude-Rijndijk
215
QUICKSCAN FLORA EN FAUNA RIJNDIJK 189A TE HAZERSWOUDE-RIJNDIJK GEMEENTE ALPHEN AAN DEN RIJN
QUICKSCAN FLORA EN FAUNA Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk in de gemeente Alphen aan den Rijn Opdrachtgever
Buro SRO Sweerts de Landasstraat 50 6814 DG Arnhem
Project Rapportnummer Versienummer
ALP.SRO.ECO1 14043332 D1
Status
Eindrapportage
Datum
30 april 2014
Vestiging
Boxmeer
Opsteller
Ing. M. Koen
Paraaf
Kwaliteitscontrole
Drs. B.G.W. Aarts
Paraaf
Kwaliteitszorg Econsultancy is lid van het Netwerk Groene Bureaus (NGB). Het NGB is een vereniging van ecologische advies- en onderzoeksbureaus die werkt aan de kwaliteit van advisering gericht op natuur, landschap, water, milieu en ruimte en die de belangen behartigt van groene adviesbureaus. Het Netwerk hanteert een gedragscode die opdrachtgevers en andere belanghebbenden een basis biedt om de leden aan te spreken op de kwaliteit van hun werk. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving ten aanzien van natuurwetgeving. Het onderzoek betreft een momentopname en geeft een inschatting van de geschiktheid van de onderzoekslocatie voor beschermde soorten. Het incidenteel voorkomen van beschermde soorten is echter nooit met zekerheid te voorspellen. Econsultancy accepteert derhalve op voorhand geen aansprakelijkheid ten aanzien van mogelijke beslissingen die de opdrachtgever naar aanleiding van het door Econsultancy uitgevoerde onderzoek neemt. In het algemeen kan gesteld worden dat een quickscan geldig is voor een periode van 2 tot 3 jaar, tenzij in deze periode de ecologische omstandigheden wezenlijk zijn veranderd en/of de Flora- en faunawet dan wel inzichten hieromtrent zijn gewijzigd. Bij uitstel van de uitvoering van een project met meer dan 3 jaar verdient het de aanbeveling de resultaten van de quickscan opnieuw te toetsen.
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2
GEBIEDSBESCHRIJVING ......................................................................................................... 2 2.1 2.2 2.3
Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving ............................................................... 2 Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen ..................... 4 Ligging ten opzichte van beschermde gebieden .............................................................. 4
3
ONDERZOEKSMETHODIEK ..................................................................................................... 5
4
TOEPASSING VAN DE NATIONALE NATUURWETGEVING .................................................. 6 4.1 4.2
5
ONDERZOEKSRESULTATEN ................................................................................................. 10 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6
6
Vogels ............................................................................................................................. 10 Vleermuizen .................................................................................................................... 10 Overige zoogdieren ........................................................................................................ 11 Reptielen, amfibieën en vissen....................................................................................... 11 Ongewervelde soorten ................................................................................................... 12 Vaatplanten..................................................................................................................... 12
TOETSING AAN WET- EN REGELGEVING ........................................................................... 13 6.1 6.2
7
Flora- en faunawet ............................................................................................................ 6 Gebiedsbescherming ........................................................................................................ 9
Flora- en faunawet .......................................................................................................... 13 Gebiedsbescherming ...................................................................................................... 14
SAMENVATTING EN CONCLUSIES ....................................................................................... 15
14043332 ALP.SRO.ECO1
1
INLEIDING
Econsultancy heeft van Buro SRO opdracht gekregen voor het uitvoeren van een quickscan flora en fauna aan de Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk in de gemeente Alphen aan den Rijn (voorheen gemeente Rijnwoude). De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. De quickscan heeft tot doel om in te schatten of het bestemmingsplan uitvoerbaar is in de zin van de Wro (artikel 3.1.6 Bro). Het onderzoek heeft niet als doel om vergunningen in het kader van de Floraen faunawet of overige natuurwetgeving te verkrijgen, maar beoordeelt of het beoogde plan binnen de planperiode uitgevoerd zou kunnen worden, binnen de huidige randvoorwaarden die de natuurwetgeving stelt. Econsultancy is lid van de branchevereniging "Netwerk Groene Bureaus" en werkt volgens de door het Netwerk opgestelde gedragscode en protocollen. In dat kader verklaart Econsultancy ten behoeve van de onderzoekslocatie niet eerder betrokken te zijn geweest voor ecologische advisering of ecologisch onderzoek. Voor zover bij de opdrachtgever bekend, is er niet eerder ecologisch onderzoek op de onderzoekslocatie uitgevoerd.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 1 van 16
2 2.1
GEBIEDSBESCHRIJVING Huidig gebruik onderzoekslocatie en omgeving
De onderzoekslocatie (± 1.473 m²) is gelegen aan de Rijndijk 189a, nabij de kern van HazerswoudeRijndijk, in de gemeente Alphen aan den Rijn (voorheen gemeente Rijnwoude). In figuur 1 is de topografische ligging van de onderzoekslocatie weergegeven. Volgens de topografische kaart van Nederland zijn de coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie X = 101.326, Y = 460.435.
Figuur 1. Topografische ligging van de onderzoekslocatie.
De onderzoekslocatie bestaat uit een graslandperceel en een gedeelte van een siertuin in eigendom van een particulier met daartussen een sloot gelegen. Aan de noordzijde bevindt zich de Rijndijk met daarachter gelegen rivier de Oude Rijn. Ten zuiden van de onderzoekslocatie bevindt zich een woning en een bosperceel. In figuur 2 is een luchtfoto van de onderzoekslocatie en de directe omgeving weergegeven. De figuren 3 t/m 8 geven een impressie van de onderzoekslocatie, middels foto’s die zijn genomen tijdens het veldbezoek.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 2 van 16
Figuur 2. Luchtfoto onderzoekslocatie en directe omgeving.
Figuur 3.
Figuur 4.
Figuur 5.
Figuur 6.
Figuur 7.
Figuur 8.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 3 van 16
2.2
Toekomstig gebruik van de onderzoekslocatie en voorgenomen ingrepen
De initiatiefnemer is voornemens drie vrijstaande woningen te realiseren. Twee van deze woningen staan gepland op het terrein van Rijndijk 189a, de derde woning wordt gerealiseerd op het aangrenzend perceelsgedeelte (siertuin) van Rijndijk 189, in eigendom van een particulier waarmee door de gemeente afspraken zijn gemaakt. Ten behoeve van de voorgenomen nieuwbouw zal de aanwezige vegetatie en sierbeplanting worden verwijderd. Daarnaast zal een klein gedeelte van de bestaande sloot worden gedempt en zal elders een gedeelte worden verbreed. In figuur 9 is een inrichtingsplan van de toekomstige situatie weergegeven.
Figuur 9. Inrichtingsplan van de toekomstige situatie (bron: Van der Waal & Partners).
2.3
Ligging ten opzichte van beschermde gebieden
Natura 2000 De onderzoekslocatie is niet gelegen binnen de grenzen, of in de directe nabijheid van een gebied dat aangewezen is als Natura 2000. Het meest nabijgelegen Natura 2000-gebied, De Wilck, bevindt zich op circa 3,2 kilometer afstand ten zuidwesten van de onderzoekslocatie. Ecologische Hoofdstructuur De onderzoekslocatie maakt geen deel uit van de EHS. Het meest nabijgelegen EHS-onderdeel bevindt zich 400 meter ten zuiden van de locatie. Het betreffen graslanden met poldersloten, welke zijn gelegen tussen het spoor en de N11. In figuur 10 is de ligging van de onderzoekslocatie ten opzicht van de EHS weergegeven.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 4 van 16
Figuur 10. Ligging onderzoekslocatie ten opzichte van de EHS (groen).
3
ONDERZOEKSMETHODIEK
Het onderzoek is uitgevoerd middels het verrichten van een veldbezoek en een bureauonderzoek. Op deze wijze is inzicht verkregen in de aanwezigheid van geschikt habitat en de daarbij te verwachten beschermde soorten, gesitueerd op of nabij de onderzoekslocatie. Het veldbezoek is afgelegd op 18 april 2014. Tijdens dit veldbezoek is de gehele onderzoekslocatie, alsmede de directe omgeving onderzocht. Gedurende het veldbezoek is gelet op de mogelijke aanwezigheid van beschermde en bedreigde soorten op basis van het aanwezige habitat. Vanwege de aanwezigheid van oppervlaktewater op de onderzoekslocatie is er met behulp van een RAVON schepnet gezocht naar amfibieën en vissen op en in de directe omgeving van de onderzoekslocatie. Verder is aan de hand van verspreidingsatlassen, andere standaardwerken en op basis van “expert judgement” nagegaan welke bijzondere planten- en diersoorten er voor kunnen komen op de onderzoekslocatie en zijn omtrent gebiedsbescherming gegevens van de provincie Zuid-Holland geraadpleegd. Verspreidingsgegevens van soorten zijn veelal weergegeven op kilometerhokniveau (1 x 1 kilometer) of op uurhokniveau (5 x 5 kilometer). Aangezien met de schaal van kilometerhokken of uurhokken een groter gebied wordt beschouwd dan alleen de onderzoekslocatie, betekent dit niet dat de kritische soorten ook daadwerkelijk voorkomen binnen de begrenzing van de onderzoekslocatie. Verder zijn sommige verspreidingsgegevens niet erg actueel. Dit betekent dat de meest recente verspreidingsgegevens reeds verouderd kunnen zijn. De meeste te gebruiken gegevens vormen daarom geen uitsluitsel over het aantal soorten en type waarneming van een soort in het betreffende gebied, maar enkel een indicatie over het voorkomen. Een quickscan flora en fauna is een toets van de ecologische potenties van de onderzoekslocatie en betreft geen volwaardig soort(en) specifiek onderzoek. Er worden in het onderhavige onderzoek geen inventarisaties uitgevoerd van soorten en soortgroepen. Een ecologische inventarisatie beslaat meerdere veldbezoeken gedurende de voor de soortgroep meest gunstige periode van het jaar.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 5 van 16
4
TOEPASSING VAN DE NATIONALE NATUURWETGEVING
Dit hoofdstuk geeft achtergrondinformatie over de natuurwetgeving waaraan de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie wordt getoetst. Er wordt een globale toelichting gegeven ten aanzien van potentiële overtredingen van de Flora- en faunawet bij de meest voorkomende soorten en soortgroepen. Dit hoofdstuk is niet toegespitst op de situatie op de onderzoekslocatie, maar geeft enkel een beschrijving van de vigerende wetgeving. 4.1
Flora- en faunawet
De Europese natuurwetgeving is in Nederland, op het gebied van de soortbescherming, uitgewerkt in de Flora- en faunawet. Deze wet heeft tot doel alle in Nederland in het wild voorkomende planten- en diersoorten te beschermen en in stand te houden. Om dit doel te bereiken, bevat de wet een aantal verbodsbepalingen (zie tabel I). Hierbij wordt het zogenaamde “nee, tenzij…” principe gehanteerd. Dit wil zeggen dat activiteiten met een (potentieel) schadelijk effect op beschermde soorten in principe verboden zijn (“nee”). Van dit verbod kan echter onder voorwaarden (“tenzij”) afgeweken worden door ontheffingen of vrijstellingen. Tabel I.
Verbodsbepalingen Flora- en faunawet
Artikel 8
Het is verboden planten, behorende tot een beschermde inheemse plantensoort, te plukken, te verzamelen, af te snijden, uit te steken, te vernielen, te beschadigen, te ontwortelen of op enigerlei andere wijze van hun groeiplaats te verwijderen.
Artikel 9
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te doden, te verwonden, te vangen, te bemachtigen of met het oog daarop op te sporen.
Artikel 10
Het is verboden dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, opzettelijk te verontrusten.
Artikel 11
Het is verboden nesten, holen of andere voortplantings- of vaste rust- of verblijfsplaatsen van dieren, behorende tot een beschermde inheemse diersoort, te beschadigen, te vernielen, uit te halen, weg te nemen of te verstoren.
Voor de Flora- en faunawet geldt dat vaste rust- en verblijfplaatsen van bepaalde soorten zijn beschermd. De Flora- en faunawet maakt onderscheid in drie beschermingscategorieën. Iedere categorie heeft zijn eigen ontheffingsmogelijkheden en toetsingscriteria. Hierbij vallen vogels onder een aparte categorie. Tabel II. Tabel 1
Soortbeschermingscategorieën Flora- en faunawet algemeen beschermde soorten
Voor de soorten in Tabel 1 van de Flora- en faunawet geldt, bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet. Voor deze activiteiten hoeft geen ontheffing in het kader van artikel 75 aangevraagd te worden. Voorbeelden zijn: ree, haas konijn, egel, bruine kikker, gewone pad, wijngaardslak, brede wespenorchis, grote kaardenbol Tabel 2
overige beschermde soorten
Voor de soorten in Tabel 2 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen een ontheffing aangevraagd te worden. Echter indien er volgens een door het Ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode gewerkt wordt, geldt er bij ruimtelijke ontwikkeling en inrichting, bestendig beheer en onderhoud en bestendig gebruik, een vrijstelling van de verbodsbepalingen en hoeft er geen ontheffing aangevraagd te worden. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan het criterium ‘doet geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort’ (‘lichte toets’). Voorbeelden zijn: eekhoorn, steenmarter, kleine modderkruiper, gele helmbloem, steenbreekvaren, tongvaren, maretak
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 6 van 16
Tabel 3
strikt beschermde soorten
Voor de soorten van Tabel 3 van de Flora- en faunawet dient bij overtreding van de verbodsbepalingen bij alle activiteiten (waaronder ruimtelijke ontwikkeling en inrichting) een ontheffing aangevraagd te worden. In een zeer beperkt aantal gevallen kan er op basis van een door het Ministerie van EZ goedgekeurde gedragscode een vrijstelling verleend worden voor de ontheffingsverplichting bij een zeer beperkt aantal activiteiten. De ontheffingaanvraag wordt getoetst aan een drietal criteria (uitgebreide toets). Bij de uitgebreide toets dient aan alle afzonderlijke criteria te worden voldaan. De criteria zijn als volgt: de activiteiten of werkzaamheden doen geen afbreuk aan gunstige staat van instandhouding van de soort, er is geen andere bevredigende oplossing (alternatief) voor de geplande activiteiten of werkzaamheden, die minder schade oplevert voor de betreffende soort en er moet sprake zijn van een bij de wet genoemd belang. Voorbeelden zijn: das, waterspitsmuis, alle vleermuissoorten, rugstreeppad, boomkikker, kamsalamander
Bij een quickscan flora en fauna wordt in beeld gebracht of er (potentiële) vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn van de soorten uit de verschillende beschermingscategorieën. Vervolgens wordt beoordeeld of de voorgenomen ingreep verstorend kan zijn en of nader onderzoek noodzakelijk wordt geacht. Broedvogels en vleermuizen zijn soortgroepen uit de strengste beschermingscategorie. Voor de overige soortgroepen is de beschermingsstatus afhankelijk van de soort. Broedvogels Alle broedende inheemse vogels en hun nesten zijn wettelijk strikt beschermd en qua beschermingregime te vergelijken met Tabel 3 van de Flora- en faunawet. Broedvogels vallen onder een aparte beschermingsgroep en zijn ingedeeld in een vijftal beschermingscategorieën (Aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen, Dienst Regelingen, 2009). Zie tabel III voor een indeling van de bescherming van broedvogels. Tabel III.
Beschermingscategorieën aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Dienst Regelingen
Broedvogels Voor vogels geldt dat er altijd een ontheffing aangevraagd dient te worden. Indien activiteiten plaatsvinden waarbij verbodsbepalingen worden overtreden ten aanzien van (broed)vogels dient er een uitgebreide toets, zoals beschreven bij Tabel 3 Flora- en faunawet toegepast te worden. Bij broedvogels kan een overtreding in de meeste gevallen gemakkelijk voorkomen worden door de werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Beschermingscategorie 1
nesten jaarrond beschermd, ook buiten broedseizoen
Nesten die, behalve gedurende het broedseizoen als nest, buiten het broedseizoen in gebruik zijn als vaste rust- en verblijfplaats (voorbeeld:steenuil).
Beschermingscategorie 2
Nesten van koloniebroeders die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing of biotoop. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: roek, gierzwaluw en huismus).
Beschermingscategorie 3
Nesten van vogels, zijnde geen koloniebroeders, die elk broedseizoen op dezelfde plaats broeden en die daarin zeer honkvast zijn of afhankelijk van bebouwing. De (fysieke) voorwaarden voor de nestplaats zijn vaak zeer specifiek en limitatief beschikbaar (voorbeeld: ooievaar, kerkuil en slechtvalk).
Beschermingscategorie 4
Vogels die jaar in jaar uit gebruik maken van hetzelfde nest en die zelf niet of nauwelijks in staat zijn een nest te bouwen (voorbeeld: boomvalk, buizerd en ransuil).
Beschermingscategorie 5
Nesten jaarrond beschermd als zwaarwegende feiten of ecologische omstandigheden dat rechtvaardigen
Nesten van vogels die weliswaar vaak terugkeren naar de plaats waar zij het jaar daarvoor hebben gebroed of de directe omgeving daarvan, maar die wel over voldoende flexibiliteit beschikken om, als de broedplaats verloren is gegaan, zich elders te vestigen.
Overige broedvogels (“algemeen” voorkomende broedvogels)
Nesten die niet het hele jaar door zijn beschermd; enkel binnen broedseizoen.
Vogels die elk broedseizoen een nieuw nest maken of in staat zijn een nieuw nest te maken. De vogelnesten voor eenmalig gebruik.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 7 van 16
Vleermuizen Alle in Nederland voorkomende vleermuissoorten genieten zowel binnen de Flora- en faunawet als binnen de Natuurbeschermingswet een strikte bescherming. Alle vleermuissoorten staan vermeld in bijlage IV van de Europese Habitatrichtlijn. Dit betekent dat ze beschermd zijn tegen verstoring van vaste rust- en verblijfplaatsen. Onder deze vaste rust- en verblijfplaatsen wordt verstaan: "het gehele systeem waarvan een populatie gebruik maakt tijdens de jaarcyclus van de soort". Dit houdt in dat niet alleen alle verblijfplaatsen maar ook de verbindingen hiertussen (vliegroutes) en de foerageergebieden bescherming genieten. Vleermuizen zijn streng beschermd omdat ze erg kwetsbaar zijn. De afgelopen vijftig jaar zijn sommige soorten erg zeldzaam geworden of geheel verdwenen. Wanneer overwinterende dieren worden verstoord, is de kans groot dat ze sterven omdat ze dan teveel van hun vetreserve gebruiken. Maar al te vaak worden bomen gekapt en oude gebouwen gerenoveerd of gesloopt. Als zich hierin een vleermuiskolonie bevindt, heeft dat negatieve gevolgen voor de vleermuisstand op lokaal niveau. Omdat ze meestal maar één jong per jaar krijgen, kan herstel erg lang duren. Vleermuizen kunnen zelf geen verblijfplaatsen maken en zijn dus afhankelijk van bestaande verblijfplaatsen. Daarnaast hebben ingrepen in het landschap ook negatieve gevolgen doordat foerageergebieden en vliegroutes, waar vleermuizen jaren achtereen gebruik van maken, verdwijnen. De impact die een ingreep kan hebben verschilt sterk per situatie en per soort waardoor meestal gedetailleerde gegevens nodig zijn om een passend advies te geven. Algemene Zorgplicht De algemene zorgplicht houdt in dat een ieder die redelijkerwijs kan vermoeden dat door zijn handelen nadelige gevolgen voor de flora en fauna kunnen ontstaan, verplicht is dergelijk handelen achterwege te laten of maatregelen te nemen om de nadelige gevolgen te voorkomen. Zo kan er bijvoorbeeld rekening worden gehouden met amfibieën en kleine zoogdieren worden wanneer materialen en houtstapels, waaronder de dieren verblijven, worden verwijderd. Tabel III.
Algemene Zorgplicht
Algemene Zorgplicht (artikel 2) Een belangrijk uitgangspunt binnen de Flora- en faunawet is dat op elke burger de plicht rust om voldoende zorg in acht te nemen voor alle in het wild levende planten en dieren en hun directe leefomgeving. Dit houdt in dat iedereen zich dient in te spannen om de nadelige gevolgen voor een soort te voorkomen, te beperken of ongedaan te maken. De zorgplicht is te allen tijde van toepassing, ook al vindt er geen overtreding van een verbodsbepaling plaats.
De algemene zorgplicht is in de meeste gevallen voornamelijk van toepassing op beschermde soorten die staan vermeld in Tabel 1 van de Flora- en faunawet. Dit betreffen algemeen voorkomende soorten, waarvoor bij ruimtelijke ontwikkeling een vrijstelling geldt. Indien er aanleiding is maatregelen te nemen ten aanzien van de zorgplicht, zal dat voor de betreffende soortgroep worden aangegeven.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 8 van 16
4.2
Gebiedsbescherming
De quickscan flora en fauna toetst voornamelijk aan de Flora- en faunawet. Indien een plangebied in of nabij een gebied is gelegen dat tot de EHS behoort of onder de Natuurbeschermingswet valt, dient te worden bepaald of er een effect valt te verwachten. Bij een toetsing aan de Natuurbeschermingswet spelen vaak andere facetten mee, zoals de aanwezige doelsoorten en kernwaarden van het betreffende beschermde gebied. Natura 2000 De Natuurbeschermingswet 1998 heeft tot doel bijzondere natuurgebieden in Nederland te beschermen en in stand te houden. De wet omvat onder andere de richtlijnen van de Europese Habitat- en Vogelrichtlijn ten aanzien van gebiedsbescherming. Doordat de Habitatrichtlijn en de Vogelrichtlijn beide zijn opgenomen in de Natura 2000-wetgeving, zijn de termen “Habitatrichtlijngebied” en “Vogelrichtlijngebied” komen te vervallen. Natura 2000 is een samenhangend netwerk van beschermde natuurgebieden op het grondgebied van de Europese Unie. Handelingen die een negatieve invloed hebben op gebieden die binnen dit netwerk vallen, worden slechts onder strikte voorwaarden toegestaan. Een vergunning is vereist. Door middel van het Nederlandse vergunningsstelsel wordt een zorgvuldige afweging gewaarborgd. De vergunningen zullen beoordeeld en afgegeven worden door het Ministerie van Economische Zaken (via Dienst Regelingen) of door de Provincie. Ecologische hoofdstructuur (EHS) De Nederlandse Ecologische Hoofdstructuur (EHS) is een netwerk van gebieden dat planten- en diersoorten in staat stelt zich door en tussen verschillende natuurgebieden te verplaatsen. Het netwerk moet voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat gebieden hun ecologische waarde verliezen. De EHS is onderdeel van een Europees ecologisch netwerk en bestaat uit kerngebieden (in Nederland de Natura-2000 gebieden, Beschermde Natuurmonumenten en de Wetlands) of verweven gebieden (gericht op de verweving van landbouw, wonen en natuur) die onderling verbonden worden door ecologische verbindingszones. Ecologische verbindingszones zijn stroken en stukjes natuur die de verspreid liggende natuurgebieden met elkaar verbinden. Op deze manier kunnen dieren en planten zich van het ene naar het andere leefgebied verplaatsen. Met name de kleine populaties die met uitsterven worden bedreigd, blijven hierdoor levensvatbaar. Negatieve invloed op de werking van een verbinding of aantasting van een verbinding dient vermeden en gecompenseerd te worden zodat het netwerk niet verslechtert.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 9 van 16
5
ONDERZOEKSRESULTATEN
In dit hoofdstuk wordt op basis van het aanwezige habitat / verblijfsmogelijkheden en verspreidingsgegevens beschreven welke beschermde soorten binnen de onderzoekslocatie kunnen voorkomen. Afhankelijk van de soort wordt ingegaan op de potentiële aanwezigheid van vaste rust- en verblijfplaatsen, foerageergebied en verbindingroutes. Indien van toepassing wordt tevens beoordeeld of de voorgenomen plannen een verstorend effect kunnen hebben op de mogelijk aanwezige beschermde soorten. 5.1
Vogels
Broedvogels (beschermingscategorie 1 t/m 4) In huidige situatie is geen bebouwing op de onderzoekslocatie aanwezig, waardoor de locatie ongeschikt is als broedplaats voor jaarrond beschermde soorten, zoals huismus en gierzwaluw. De coniferenhaag rondom de particuliere tuin en enkele dichte naaldbomen zouden gebruikt kunnen worden als gemeenschappelijke schuilplaats van huismussen. Op de onderzoekslocatie zijn echter geen aanwijzingen gevonden dat huismussen gebruik maken van de begroeiing als schuilplaats. Tevens zijn tijdens het veldbezoek geen huismussen waargenomen in de omgeving, waardoor verstoring ten opzichte van een vaste rust- of verblijfplaats niet te verwachten is. Verder zijn ook geen aanwijzingen gevonden die erop duiden dat de onderzoekslocatie een andere (belangrijke) functie heeft of kan hebben voor andere vogelsoorten, zoals sperwer en ransuil, waarvan het nest conform categorie 1 t/m 4 jaarrond beschermd is. Overige broedvogels In het te verwijderen groen op de onderzoekslocatie is langs de sloot een nest van een wilde eend waargenomen. Door de grote hoeveelheid aan groen zijn tevens nesten van algemene soorten als merel, heggenmus, winterkoning, roodborst en houtduif te verwachten. Dergelijke soorten kunnen in de directe omgeving voldoende alternatieve nestgelegenheden vinden, gezien de aanwezigheid van de grote hoeveelheid bos en grasland rondom de onderzoekslocatie. Op de onderzoekslocatie zijn dan ook geen nesten van vogelsoorten aanwezig of te verwachten die in dit geval conform beschermingscategorie 5 op ecologische gronden een jaarrond beschermde status zouden moeten genieten. 5.2
Vleermuizen
Volgens het cursusdictaat "Vleermuizen en Planologie" (Limpens et al., 2010) is de onderzoekslocatie gelegen in een deel van Nederland waar de volgende vleermuissoorten kunnen voorkomen: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, rosse vleermuis, laatvlieger, gewone grootoorvleermuis, tweekleurige vleermuis, franjestaart, meervleermuis, baardvleermuis en watervleermuis. De bomen op de onderzoekslocatie zijn onderzocht op mogelijk geschikte holtes voor vleermuizen, deze zijn echter niet aangetroffen. Op basis daarvan en het feit dat geen bebouwing aanwezig is op de onderzoekslocatie kan uitgesloten worden dat vleermuizen gebruik maken van de onderzoekslocatie als verblijfplaats. Verblijfplaatsen buiten de onderzoekslocatie Het is door de onderlinge afstand tot de bebouwing en de bomen in de omgeving niet aannemelijk dat er in de directe invloedssfeer van de onderzoekslocatie potentiële verblijfplaatsen aanwezig zijn die negatieve invloed kunnen ondervinden van de werkzaamheden. Foeragerende vleermuizen Het aanwezige groen op de onderzoekslocatie kan worden gebruikt om te foerageren door in de omgeving verblijvende vleermuizen, zoals de gewone dwergvleermuis en de laatvlieger.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 10 van 16
De mogelijkheden tot foerageren zullen echter niet in het geding komen, doordat voldoende alternatief foerageergebied in de omgeving aanwezig is, met name in de vorm van bosgebied. Daarbij kunnen vleermuizen ook boven de tuinen van de nieuwbouw blijven foerageren. Vliegroutes Vleermuizen maken veelal gebruik van lijnvormige (donkere) landschapselementen als houtsingels, beken en lanen om zich te verplaatsen tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden. Doordat dergelijke lijnvormige elementen ontbreken op de onderzoekslocatie, worden er geen potentiële vliegroutes verstoord. Ook de aanwezige sloot maakt in dit geval geen deel uit van een potentiële verbinding tussen verblijfplaatsen en foerageergebieden of tussen foerageergebieden onderling. 5.3
Overige zoogdieren
Licht beschermde soorten De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor een aantal soorten grondgebonden zoogdieren. Het gaat daarbij om algemene soorten als egel, mol, huisspitsmuis en konijn. Dergelijke soorten kunnen beschutting vonden tussen de aanwezige vegetatie. Er is echter geen sprake van aantasting van essentieel leefgebied. Streng beschermde soorten De onderzoekslocatie vormt, in combinatie met het naastgelegen bosperceel, geschikt habitat voor de eekhoorn. De hoge bomen op de onderzoekslocatie konden door het ontbreken van een dicht bladerdek goed worden onderzocht op de aanwezigheid van nesten. Er zijn geen nesten van eekhoorns aangetroffen, zodat de aanwezigheid van een vaste- rust of verblijfplaats van eekhoorn kan worden uitgesloten. Het voorkomen van andere streng beschermde grondgebonden zoogdieren, zoals steenmarter, das en bever, is tijdens het veldbezoek niet vastgesteld. Vanwege het ontbreken van geschikt habitat, verspreidingsgegevens en/of verblijfsindicatoren kan het voorkomen ervan redelijkerwijs worden uitgesloten. 5.4
Reptielen, amfibieën en vissen
Reptielen Volgens verspreidingsgegevens van RAVON (2013) zijn op enkele kilometers van de onderzoekslocatie geen reptielen waargenomen, uitgezonderd de ringslang. Deze soort stelt specifieke eisen aan zijn habitat die niet aanwezig zijn op de onderzoekslocatie. Zo ontbreken een sterk ontwikkelde oevervegetatie langs de sloot en een plek als goede ei-afzetplaats zoals composthopen of hooibergen op de locatie of in directe omgeving. Amfibieën Op basis van habitatkarakteristieken en/of verspreidingsgegevens van RAVON (2013) zijn geen soorten te verwachten die conform de Flora- en faunawet een streng beschermde status genieten. Tevens zijn tijdens het veldbezoek in en rondom de aanwezige sloot geen amfibieën aangetroffen. De sloot evenals het omliggend groen op de onderzoekslocatie biedt wel geschikt habitat voor algemene soorten, als gewone pad, bruine kikker en kleine watersalamander. Voor deze algemene soorten is voldoende alternatief habitat in de omgeving beschikbaar, waardoor aantasting van essentieel habitat niet aan de orde is.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 11 van 16
Vissen Voor de vissen die conform tabel 3 van de Flora- en faunawet beschermd zijn, geldt dat het voorkomen in de sloot redelijkerwijs kan worden uitgesloten op basis van verspreidingsgegevens en/of habitatkarakteristieken. Van de tabel 2 soorten zou de kleine modderkruiper op basis van habitatkarakteristieken kunnen voorkomen op de onderzoekslocatie. Echter, tijdens het veldbezoek is na intensief scheppen met een schepnet geen individu aangetroffen van deze soort, waardoor aanwezigheid van deze soort niet te verwachten is. Wel zijn tijdens het scheppen enkele individuen van de zeelt waargenomen, een zeer algemene vissensoort. 5.5
Ongewervelde soorten
Libellen De onderzoekslocatie vormt geschikt habitat voor algemene soorten libellen door aanwezigheid van een geschikte voortplantingslocatie in de vorm van een sloot. Gelet op het aanwezige habitat op de onderzoekslocatie en de specifieke habitateisen van beschermde soorten, is echter niet te verwachten dat er beschermde libellensoorten van de onderzoekslocatie gebruik maken. Dit geldt ook voor de in de omgeving waargenomen groene glazenmaker, omdat deze soort voor zijn voortplanting strikt gebonden is aan de waterplant krabbenscheer. Deze plant is niet aangetroffen op de onderzoekslocatie waardoor het voorkomen kan worden uitgesloten. Dagvlinders Beschermde dagvlinders stellen specifieke eisen aan het voortplantingshabitat met waard- en nectarplanten. Het is uitgesloten dat er binnen de onderzoekslocatie geschikt habitat aanwezig is voor een (deel)populatie van een beschermde vlindersoort. Overige ongewervelde soorten De overige beschermde ongewervelde soorten, zoals vliegend hert en Europese rivierkreeft zijn niet op de onderzoekslocatie te verwachten. Er is geen geschikt habitat voor dergelijke beschermde soorten op de onderzoekslocatie aanwezig en/of er zijn geen waarnemingen bekend in de directe omgeving van de onderzoekslocatie. Ook de platte schijfhoren en de gestreepte waterroofkever, beide komen wel voor in het veenweidegebied in de omgeving van Hazerswoud-Rijndijk, zijn niet te verwachten door het ontbreken van sterk ontwikkelde ondergedoken watervegetatie in de sloot op de onderzoekslocatie. Wel zijn tijdens het veldbezoek, waarbij de sloot met behulp van een RAVON-schepnet is bemonsterd, algemene ongewervelde soorten als spinnende waterkever, geelgerande waterroofkever, poelslag en posthoornslak aangetroffen. 5.6
Vaatplanten
De aanwezigheid van water, de zuurgraad van de bodem, de beschikbare hoeveelheid voedingsstoffen, de hoeveelheid zonlicht en de antropogene beïnvloeding bepalen in hoeverre een groeiplaats voor een bepaalde plant geschikt is. Aangezien de locatie geheel bestaat uit grasveld, verharding, siertuin en een gedeelte van een sloot is het niet te verwachten dat er beschermde of zeldzame plantensoorten (van nature) op de locatie aanwezig zijn. Daarbij zijn tijdens het veldbezoek geen beschermde (water)planten aangetroffen.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 12 van 16
6
TOETSING AAN WET- EN REGELGEVING
Als gevolg van de voorgenomen ingreep op de onderzoekslocatie kunnen er overtredingen van verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet optreden of kan er sprake zijn van negatieve gevolgen voor door de wetgever vanuit natuurwetgeving beschermde gebieden. In dit hoofdstuk wordt beschreven voor welke soorten er sprake is van dreigende overtreding van de Flora- en faunawet en overige natuurwetgeving en of met eenvoudige maatregelen overtreding is te voorkomen. Verder wordt beschreven voor welke soorten een vervolgtraject noodzakelijk is, bijvoorbeeld omdat toetsing van de ingreep aan de Flora- en faunawet op basis van de huidige onderzoeksinspanning niet mogelijk is, en wat de eventuele consequenties zijn ten aanzien van vergunningen en ontheffingen. 6.1
Flora- en faunawet
Broedvogels Voor broedvogels geldt in dit geval dat indien het verwijderen van het groen buiten het broedseizoen plaatsvindt er geen overtreding plaats zal vinden ten aanzien van de Flora- en faunawet. Globaal kan voor het broedseizoen de periode maart tot half augustus worden aangehouden. Geldend is echter de aanwezigheid van een broedgeval op het moment van ingrijpen. Grondgebonden zoogdieren en amfibieën Voor algemeen voorkomende grondgebonden zoogdieren en amfibieën geldt bij ruimtelijke ontwikkelingen een vrijstelling van de Flora- en faunawet, waardoor bij verstoring geen ontheffing hoeft te worden aangevraagd. Het is echter in het kader van de algemene zorgplicht wel noodzakelijk om voldoende zorg te dragen voor de aanwezige individuen en al het redelijkerwijs mogelijke dient gedaan te worden om het doden van individuen te voorkomen. Met betrekking tot voortplantingshabitat van de sloot voor amfibieën heeft het de voorkeur om demping van de sloot plaats te laten vinden buiten de voorplantings- en overwinteringsperiode en individuen zoveel mogelijk weg te vangen om op deze wijze schadelijke effecten te minimaliseren. De maanden september en oktober zijn daarvoor de meest geschikte periode. Vissen Voor algemeen voorkomende vissen als de zeelt geldt ook vrijstelling van de Flora- en faunawet bij ruimtelijke ontwikkeling. In het kader van de algemene zorgplicht wordt wel geadviseerd om demping te laten plaatsvinden in de maanden september of oktober om schadelijke effecten te minimaliseren. Daarnaast wordt geadviseerd om aanwezige vissen weg te vangen en/of weg te leiden uit de te dempen sloot. Overige soorten Voor beschermde soorten uit de overige soortgroepen is overtreding van de Flora- en faunawet wegens het ontbreken van geschikt habitat of op grond van bekende verspreidingsgegevens, aanwezigheid van voldoende alternatieven of het ontbreken van verblijfsindicaties niet aan de orde.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 13 van 16
6.2
Gebiedsbescherming
De quickscan flora en fauna toetst voornamelijk aan de Flora- en faunawet. Indien een plangebied in of nabij een gebied is gelegen dat tot de EHS behoort of onder de Natuurbeschermingswet valt, dient te worden bepaald of er een effect valt te verwachten. Bij een toetsing aan de Natuurbeschermingswet spelen vaak andere facetten mee, zoals de aanwezige doelsoorten en kernwaarden van het betreffende beschermde gebied. Het onderzoeksgebied is echter niet gelegen in of nabij een gebied dat is aangewezen als deel van het EHS netwerk of Natura 2000. De meest nabijgelegen EHS-onderdelen en Natura 2000-gebieden zijn op voldoende afstand gelegen om geen effect te ondervinden van de uit te voeren bouwplannen op de onderzoekslocatie.
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 14 van 16
7
SAMENVATTING EN CONCLUSIES
Econsultancy heeft in opdracht van Buro SRO een quickscan flora en fauna uitgevoerd aan de Rijndijk 189a te Hazerswoude-Rijndijk in de gemeente Alphen aan den Rijn. De quickscan flora en fauna is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. Het onderzoek heeft tot doel te onderzoeken of het plan uitvoerbaar is in de zin van de Wro. De initiatiefnemer is voornemens drie vrijstaande woningen te realiseren. Twee van deze woningen staan gepland op het terrein van Rijndijk 189a, de derde woning wordt gerealiseerd op het aangrenzend perceelsgedeelte (siertuin) van Rijndijk 189, in eigendom van een particulier waarmee door de gemeente afspraken zijn gemaakt. Ten behoeve van de voorgenomen nieuwbouw zal de aanwezige vegetatie en sierbeplanting worden verwijderd. Daarnaast zal een klein gedeelte van de bestaande sloot worden gedempt en zal elders een gedeelte worden verbreed. De aanwezigheid van geschikt habitat op de onderzoekslocatie voor de verschillende soorten en soortgroepen is weergegeven in tabel IV. In de tabel is samengevat of de voorgenomen ingreep mogelijk verstorend kan werken en wat de consequenties zijn voor eventuele vervolgstappen, zoals soortgericht nader onderzoek of vergunningtrajecten. In de tabel is weergegeven of maatregelen noodzakelijk zijn om overtreding van de Flora- en faunawet voor bepaalde soortgroepen te voorkomen. Tabel IV. Overzicht geschiktheid onderzoekslocatie voor soortgroepen en te nemen vervolgstappen Soortgroep Broedvogels
Vleermuizen
Geschikt habitat
Ingreep verstorend
Nader onderzoek
Ontheffingsaanvraag
algemeen
ja
ja
nee
nee
het verwijderen van nestgelegenheden buiten het broedseizoen uitvoeren
jaarrond beschermd
nee
nee
nee
nee
-
verblijfplaatsen
nee
nee
nee
nee
-
ja
nee
nee
nee
-
foerageergebied vliegroutes
Bijzonderheden / opmerkingen
nee
nee
nee
nee
-
Grondgebonden zoogdieren
ja
ja
nee
nee
aandacht voor zorgplicht ten aanzien van aanwezige algemene soorten als huisspitsmuis, mol, konijn en egel
Amfibieën
ja
ja
nee
nee
in kader van de algemene zorgplicht, sloot dempen buiten overwinterings- of voortplantingsperiode (september- oktober) en wegvangen/wegleiden van mogelijk aanwezige algemene amfibieën
Reptielen
nee
nee
nee
nee
-
ja
ja
nee
nee
in kader van de algemene zorgplicht sloot dempen in minst schadelijke periode (september-oktober) wegvangen/wegleiden van algemene soorten uit de sloot
Vissen
Ongewervelde soorten
ja
ja
nee
nee
-
nee
nee
nee
nee
-
Gebied aanwezig
Ingreep verstorend
Nader onderzoek
Vergunningplicht
Natura 2000
op ± 3,2 km
nee
nee
nee
-
EHS
op ± 400 m
nee
nee
nee
-
Vaatplanten Gebiedsbescherming
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 15 van 16
Voor algemene broedvogels geldt in dit geval dat indien werkzaamheden buiten het broedseizoen worden uitgevoerd er geen overtreding plaats zal vinden ten aanzien van de Flora- en faunawet. Indien door een ecoloog is vastgesteld dat er geen nesten aanwezig zijn in het groen op de locatie, kunnen werkzaamheden ook binnen het broedseizoen plaatsvinden. Ten aanzien van algemeen voorkomende soorten geldt bij ruimtelijk ontwikkelingen een vrijstelling van de Flora- en faunawet en hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden, echter de algemene zorgplicht is te allen tijde van kracht. In het kader van deze algemene zorgplicht wordt geadviseerd om het dempen van de sloot te laten plaatsvinden in september/oktober om op deze wijze verstoring ten opzichte van algemene soorten amfibieën, vissen en ongewervelden te minimaliseren. Tevens wordt aanbevolen voordat demping van de sloot plaatsvindt aanwezige individuen weg te vangen en/of weg te leiden. Hiervoor dienen eerst schotten geplaatst te worden voor en achter het deel van de sloot waar dempingswerkzaamheden plaatsvinden om instroom van nieuwe individuen te voorkomen. Daarna dienen achtergebleven individuen weggevangen te worden met behulp van schepnetten en overgeplaatst te worden naar andere delen van de sloot. Conclusie Gelet op de gevonden en te verwachten ecologische waarden en de beoogde planontwikkeling is de verwachting dat de wijziging van het bestemmingsplan uitvoerbaar is. Tijdens het uitvoeren van de werkzaamheden dient het bepaalde in de Flora- en faunawet in acht te worden genomen, hetgeen – zie tabel IV en bovenstaande – goed mogelijk is.
Econsultancy Boxmeer, 30 april 2014
14043332 ALP.SRO.ECO1
Pagina 16 van 16
LITERATUUR Creemers, R.C.M. & J.J.C.W. van Delft (RAVON)(redactie) 2009. De amfibieën en reptielen van Nederland. - Nederlandse Fauna 9. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, European Invertebrate Survey - Nederland, Leiden. Dienst Regelingen, aangepaste beoordeling ontheffing ruimtelijke ingrepen Flora- en faunawet, augustus 2009. Dietz C., O. von Helversen & D. Nill, 2011. Vleermuizen ‘Alle soorten van Europa en NoordwestAfrika. Vertaling en bewerking P.H.C. Lina. De Fontein/Tirion Uitgevers B.V., Utrecht Heusden, W.R.M. van & Vreugdenhil, S.J., 2008. Handreiking Flora- en faunawet. Dienst Landelijk Gebied. Odé, B., Beringen, R. & van der Slikke, W. 2009. Rapportage Bedreigde Soorten Project 2009. Floron, Leiden. Limpens, H., Regelink, J. & Koelman, R. (2010). Vleermuizen en planologie. Zoogdiervereniging, Nijmegen. SOVON Broedvogelonderzoek Nederland 2002. Atlas van de Nederlandse broedvogels 19982000. Nederlandse fauna 5. Nationaal Natuurhistorisch Museum Naturalis, KNNV Uitgeverij & European Invertibrate Survey-Nederland, Leiden. INTERNET www.zuid-holland.nl (EHS en beschermde gebieden in Zuid-Holland) www.ravon.nl (soortgegevens amfibieën, reptielen en vissen) www.rvo.nl (nationale natuurwetgeving en soortenstandaards) www.sovon.nl (soortgegevens vogels) www.vlinderstichting.nl (soortgegevens dagvlinders en libellen) www.zoogdiervereniging.nl (soortgegevens zoogdieren)
14043332 ALP.SRO.ECO1
Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. Diensten Wij kunnen u van dienst zijn met een uitgebreid scala aan onderzoeken op het gebied van bodem, waterbodem, water, archeologie, ecologie en milieu. Op www.econsultancy.nl vindt u uitgebreide informatie over de verschillende onderzoeken. Werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerkt onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en draagt zorg voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Alle beschikbare kennis wordt snel en effectief ingezet. De medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want het werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. Creativiteit Onze medewerkers zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Kwaliteit Er wordt continue gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: 2008. Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. Opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Projecten in opdracht van particulier tot de Rijksoverheid, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangt. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten in de werkvelden bodem, waterbodem, ecologie, archeologie, water en milieu kunnen uitgebreide referentielijsten worden verschaft.
Vestiging Limburg Rijksweg Noord 39 6071 KS Swalmen Tel. 0475 - 504961
[email protected]
Vestiging Gelderland Fabriekstraat 19c 7005 AP Doetinchem Tel. 0314 - 365150
[email protected]
Vestiging Brabant Rapenstraat 2 5831 GJ Boxmeer Tel. 0485 - 581818
[email protected]
bestemmingsplan Rijndijk 189a - Hazerswoude-Rijndijk - Toelichting NL.IMRO.0484.B128rijndijk189a-VA01 vastgesteld
Bijlage 7 Archeologisch verkennend bureauen booronderzoek Rijndijk 189A Hazerswoude-Rijndijk
239
Archeologisch bureauonderzoek & Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase
Rijndijk 189, Hazerswoude-Rijndijk Gemeente Rijnwoude IDDS Archeologie rapport 1566
Colofon Projectnummer In opdracht van Auteur Redactie Versie Status
38570613/57652 dhr. L. van Wetten dr. A.W.E. Wilbers drs. S. Moerman 1.2 Concept
Autorisatie B. A. Corver
Senior Prospector
30-07-2013
Goedkeuring A. Ditmer
© IDDS Archeologie Noordwijk, juli 2013 ISSN 2212-9650
Gemeente Rijnwoude
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
SAMENVATTING: In opdracht van dhr. L. van Wetten en de gemeente Rijnwoude zijn in juli 2013 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Rijndijk 189 in HazerswoudeRijndijk, gemeente Rijnwoude. Op basis van beide onderzoeken blijkt dat de archeologische verwachting voor intacte archeologische resten in het plangebied zeer laag is. Ten eerste bestaat de ondergrond uit veen- en kleilagen die een lage verwachting hebben vanwege de slechte waterhuishouding. Daarnaast blijkt uit het veldonderzoek dat de in het plangebied voorkomende kleisedimenten van de Oude Rijn zijn vergraven tijdens tuinieren of afgegraven bij afkleien. Op basis hiervan heeft de top van een natuurlijk uitserst siltig kleipakket (pakket 4), dat voorkomt op een diepte van 80-90 cm (-1,8 tot -1,6 m NAP) in de tuin en 1,0 tot 1,3 m (-2,5 tot -2,1 m NAP) in het perceel van de gemeente, een zeer lage verwachting voor alle perioden die kunnen voorkomen op de afzettingen van de Oude Rijn (Neolithicum tot en met Late Middeleeuwen). Ook voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd heeft het gebied een zeer lage archeologische verwachting omdat ook de resten van eventuele bewoning aan de Rijndijk zullen zijn weggegraven met het afkleien. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren.
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
INHOUDSOPGAVE: ADMINISTRATIEVE GEGEVENS VAN HET PLANGEBIED ............................................................... 4 1. INLEIDING ........................................................................................................................................ 5
1.1. Aanleiding ............................................................................................................................... 5 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek............................................................................... 5 1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied ........................................................................... 6 2. BUREAUONDERZOEK .................................................................................................................... 7
2.1. Werkwijze ................................................................................................................................ 7 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem ........................................................................................ 7 2.3. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden ................................................. 9 2.4. Historische situatie en mogelijke verstoringen ...................................................................... 10 2.5. Huidig landgebruik ................................................................................................................ 10 2.6. Gespecificeerd verwachtingsmodel ...................................................................................... 10 3. VELDONDERZOEK ........................................................................................................................ 12
3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet ........................................................................ 12 3.2. Werkwijze .............................................................................................................................. 12 3.3. Resultaten ............................................................................................................................. 12 3.4. Interpretatie ........................................................................................................................... 14 4. CONCLUSIE EN AANBEVELINGEN ............................................................................................. 16
4.1. Beantwoording vraagstelling ................................................................................................. 16 4.2. Aanbevelingen ...................................................................................................................... 17 4.3. Betrouwbaarheid ................................................................................................................... 17 GERAADPLEEGDE BRONNEN ........................................................................................................ 18 VERKLARENDE WOORDENLIJST ................................................................................................... 19 LIJST VAN AFKORTINGEN .............................................................................................................. 20
BIJLAGEN 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Topografische kaart Archis-informatie Boorlocatiekaart Boorbeschrijvingen Periodentabel Historische kaart
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
Administratieve gegevens van het plangebied Onderzoeksmeldingsnummer
57652
Toponiem
Rijndijk 189
Plaats
Hazerswoude-Rijndijk
Gemeente
Rijnwoude
Kadastrale aanduiding
Hazerswoude I346 en I491
Provincie
Zuid-Holland
Kaartblad
31C
Coördinaten Centrum Hoekpunten
101.325 / 460.430 101.326 / 460.440 (NO) 101.349 / 460.463 (NW) 101.337 / 460.414 (ZW) 101.300 / 460.421 (ZO) 2
Oppervlakte
1350 m
Onderzoekskader
Bestemmingsplanwijziging en Omgevingsvergunning voor de bouw van 3 woningen
Uitvoerder
IDDS Archeologie Contactpersoon: dhr. A. Wilbers Postbus 126 2200 AC Noordwijk (ZH) Tel: 071-4028586 E-mail:
[email protected]
Bevoegde overheid
Gemeente Rijnwoude Afdeling Ruimtelijke en Maatschappelijke Ontwikkeling/Beleid Contactpersoon: Dhr. A. Ditmer Postbus 115 2394 ZG Hazerswoude-Rijndijk Tel: 071-3428282 E-mail:
[email protected]
Adviseur namens de bevoegde overheid
mevr. J van Zwienen Omgevingsdienst West-Holland Postbus 159 2300 AD Leiden Tel: 071-4083100 E-mail:
[email protected]
Beheer en plaats van documentatie
Provinciaal Depot voor Bodemvondsten van de provincie Zuid-Holland
Uitvoeringsdatum veldwerk
26 juli 2013
4
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
1. Inleiding 1.1. Aanleiding In opdracht van dhr. L. van Wetten en de gemeente Rijnwoude heeft IDDS Archeologie in juli 2013 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd aan de Rijndijk 189 en een naastgelegen ongenummerd perceel in Hazerswoude-Rijndijk, gemeente Rijnwoude. De aanleiding voor dit onderzoek is de wijziging van het bestemmingsplan voor de locatie om de bouw van een drietal woningen mogelijk te maken. Graafwerkzaamheden ten behoeve van de bouw van de woningen zullen zorgen voor een nog onbekende bodemverstoring. Aangenomen wordt dat de verstoringen niet dieper zullen reiken dan 2,0 m beneden maaiveld. De kans bestaat dat eventueel aanwezige archeologische waarden hierdoor verstoord dan wel vernietigd zullen worden. Het plangebied staat op de gemeentelijke verwachtingskaart aangegeven als een gebied met een hoge archeologische waarde en op basis van het gemeentelijk beleid moet daarom een archeologisch vooronderzoek worden uitgevoerd. 1.2. Doel- en vraagstelling van het onderzoek De doelstelling van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Dit gebeurt aan de hand van bestaande bronnen over bekende en verwachte archeologische waarden binnen het plangebied. Het doel van het verkennende veldonderzoek is het toetsen en zo nodig aanvullen van de gespecificeerde verwachting. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap in het plangebied, voor zover deze vormeenheden van invloed kunnen zijn geweest op de bruikbaarheid van de locatie door de mens in het verleden. Op basis van de resultaten van het onderzoek kunnen kansarme zones van het plangebied worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor behoud of voor vervolgonderzoek. Om deze doelstelling te kunnen realiseren, wordt op de volgende vragen een antwoord gegeven (Wilbers 2013):
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? Zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP?
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
Hoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, kunnen er toch archeologische indicatoren worden aangetroffen. Indien deze worden aangetroffen, dan gelden tevens de volgende vragen: wat is de verticale en horizontale ligging van de aangetroffen indicatoren, wat is de datering en wat is de invloed van deze vondsten op de archeologische verwachting van het plangebied?
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden?
Het archeologisch bureauonderzoek en het inventariserend veldonderzoek zijn uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2 (Centraal College van Deskundigen 2010) en de gemeentelijke eisen. Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar Bijlage 5. Afkortingen en enkele vaktermen worden achterin dit rapport uitgelegd (zie lijst van afkortingen en begrippen).
5
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
1.3. Ligging van het plan- en onderzoeksgebied De ligging van het (her) in te richten gebied, ofwel het plangebied, is weergegeven in Bijlage 1. Het plangebied ligt ten zuiden van de Rijndijk. Het plangebied heeft een oppervlakte van ongeveer 1350 m2 en een gemiddelde maaiveldhoogte van -1,0 m NAP. Een deel van het plangebied bestaat uit een gedeelte van de achtertuin van huisnummer 189 (gebouwd in 1930). Ten oosten van deze tuin ligt een strook grond begrensd door de oprit van huisnummer 191 (gebouwd in 1990-2000). Deze strook is eigendom van de gemeente Rijnwoude. Ten westen van de achtertuin van 189 staat in de achtertuin van 187 een grote schuur (gebouwd in 1938). Deze schuur en de bodem eronder zijn onderdeel van het plangebied van het bureauonderzoek, maar niet van het verkennend booronderzoek. De exacte ligging en contouren van het plangebied zijn nader weergegeven in Bijlage 3 en Figuur 1. Om tot een gespecificeerde verwachting voor het plangebied te komen, is niet alleen gekeken naar bekende gegevens over het plangebied zelf maar ook naar de omgeving. Voor het totale onderzochte gebied, oftewel het onderzoeksgebied, is als begrenzing een straal van 500 m rondom het plangebied gekozen. De straal van 500 m is dusdanig gekozen dat verschillende onderzoeken die zijn uitgevoerd op de zuidelijke oeverwal van de Oude Rijn worden meegenomen. De onderzoeken op de noordelijke oeverwal zijn buiten beschouwing gelaten.
189
Figuur 1: Het plangebied (rood omlijnd) op een luchtfoto uit 2005 (bron: Google Earth).
6
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
2. Bureauonderzoek 2.1. Werkwijze Tijdens het bureauonderzoek zijn gegevens verzameld over het onderzoeksgebied. Er is gekeken naar bekende archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden, uitgevoerde archeologische onderzoeken, de fysieke kenmerken van het oude en huidige landschap en naar informatie over bodemverstoringen. Er is gebruik gemaakt van de verwachtingskaart van de gemeente Rijnwoude (Sueur et al. 2012) en van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van de provincie Zuid-Holland. Daarnaast is er gekeken naar de landelijke verwachtingskaart (de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden; IKAW) en naar het Archeologisch Informatie Systeem (Archis II) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). Aanvullende historische informatie is verkregen uit beschikbaar historisch kaartmateriaal, waaronder het Minuutplan van begin 19e eeuw en enkele historische topografische kaarten (watwaswaar.nl), en via de website van de Atlas Leefomgeving (www.atlasleefomgeving.nl). Om inzicht te krijgen in de opbouw en ontwikkeling van het landschap is onder andere gebruik gemaakt van de bodemkaart van Nederland (Stichting voor Bodemkartering 1976), de stroomruggenkaart van het Nederlands rivierengebied (Cohen et al. 2012) en de geomorfologische kaart van Nederland (Alterra 2006). Daarnaast is gebruik gemaakt van het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN; ahn.geodan.nl). Voor informatie omtrent bodemsaneringen en ontgrondingenvergunningen is het Bodemloket (www.bodemloket.nl) geraadpleegd. Om de ligging van kabels en leidingen in het plangebied te bepalen, is een KLIC-melding gedaan. Deze gegevens zijn aangevuld met informatie uit onderzoeksrapporten en achtergrondliteratuur (zie literatuurlijst). 2.2. Geologie, geomorfologie en bodem 2.2.1. Ontstaansgeschiedenis landschap Het plangebied ligt aan de Oude Rijn. De Oude Rijn is actief geworden in 3200 voor Chr. (Cohen et al. 2012) en mondde tot ongeveer 4000 jaar geleden uit in een estuarium (een riviermonding waar zoet en zout water bij elkaar komen) dat begon ter hoogte van Leiden. Door het sluiten van de kust met strandwallen (tussen 5000 en 2000 jaar geleden) verdween het estuarium en ontstond er een delta in de Noordzee. De Oude Rijn was tot in de delta een meanderende rivier, waarvan de actieve fase vooral beperkt is tot de prehistorie. Sinds de vorming van de Waal rond het jaar nul nam het belang van de Oude Rijn voor de afvoer van Rijnwater geleidelijk af. Sinds die tijd begon de Oude Rijn steeds minder water af te voeren naar zee en begon de delta te verdwijnen. In ongeveer 1122 na Chr. werd de Oude Rijn geheel inactief door de afdamming van de Kromme Rijn bij Wijk bij Duurstede. Uiteindelijk werd door stormen in de 12e eeuw ook de monding van de Oude Rijn afgesloten en begon de Oude Rijn te verlanden.
7
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
Een meanderende rivier heeft een kronkelende geul, waarbij door de erosie van de oevers de bochten steeds groter worden en/of langzaam stroomafwaarts migreren (Figuur 2). De breedte van de geul blijft echter vrijwel gelijk. Hierdoor wordt in de binnenbocht van een meander zand afgezet en ontstaat door de migratie over vele jaren een breed zandlichaam in de bodem. Buiten de geul worden bij overstromingen zand en zandige kleien afgezet op de oevers van de geul en zo worden oeverwallen gevormd. Steeds verder van de geul verwijderd, in de lager gelegen komgebieden, wordt steeds fijner sediment afgezet in de vorm van siltige kleien. Die delen van de komgebieden die zo ver van de rivier afliggen dat het water geen sediment meer bevat kennen dusdanig hoge (grond)waterstanden dat afgestorven plantenresten niet meer kunnen vergaan en er veen ontstaat. Bij actieve rivieren zijn met name de oeverwallen belangrijk voor de mens. Door de hogere ligging overstromen de oeverwallen minder vaak dan de komgebieden, waardoor ze beter bewoonbaar zijn. Daarnaast is de textuur van de zandige kleien van de oeverwallen beter geschikt voor akkerbouw dan de zware kleien en het veen van de komgebieden.
Figuur 2: Blokdiagram van de afzettingen van meanderende rivieren en gerelateerde organische afzettingen in de Betuwe. De rivier stroomt naar links (Berendsen/Stouthamer 2001). In sommige gevallen kan bij hoge waterstanden een oeverwal doorbreken en ontstaat er een crevasse. In de oeverwal vormt een crevasse een smalle diepe geul en achter de oeverwal, in de kom, vormt zich een grote delta-achtige vlakte met uitwaaierende geulen. In het geval een crevasse ontstaat in de nabijheid van de monding van een rivier in zee kan de crevassegeul lange tijd open blijven doordat er (zoetwater) getij aanwezig is. In een dergelijk geval worden de crevassegeulen meestal aangeduid als kreken. 2.2.2. Geomorfologie en geologie Uit de verschillende geomorfologische bronnen (Geomorfologische kaart, Stroomruggenkaart, Landschapskaart van CHS, De Limeskaart van Van Dinther (2013)) blijkt dat het plangebied op de zuidelijke oeverwal van de Oude Rijn stroomgordel ligt. Deze stroomgordel is ontstaan in ongeveer 3200 voor Chr. De oeverwal behoort tot de middeleeuwse geul, die direct ten noorden van het plangebied ligt, en is waarschijnlijk ontstaan tussen ongeveer 100 en 1100 na Chr. In de 12de eeuw wordt de Oude Rijn aan beide zijden afgedamd en is de huidige geul alleen nog als restgeul aanwezig. Het plangebied ligt op de middelhoge delen van de stroomgordel en heeft een maaiveldhoogte van -1,2 tot -0,8 m NAP. Oeverwallen zijn op zichzelf al aantrekkelijk voor bewoning en gebruik door de mens en hebben daarom altijd een hoge verwachting. In dit geval betreft het de
8
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
zuidelijke oeverwal waardoor er een extra hoge verwachting geldt voor de periode Romeinse tijd omdat de Oude Rijn in die periode de noordgrens van het Romeinse Rijk vormde. 2.2.3. Bodem Volgens de bodemkaart en de grondsoortenkaart bestaat de bodem in het plangebied uit rivierafzettingen. Deze afzettingen zijn dicht bij de restgeul, en dus in het plangebied, zandiger en worden naar het zuiden toe steeds kleirijker (en bevatten dan geen zand meer). Volgens de bodemkaart komen in het plangebied leek/woudeerdgronden voor. Dit zijn kleigronden met een door de mens bewerkte humeuze bovengrond met een dikte van 20 tot 50 cm. In het plangebied wordt het sediment naar onder toe waarschijnlijk steeds zandiger of er is mogelijk binnen 80 cm –mv een dikke laag zand aanwezig. Ten zuiden van het plangebied is de bodem kleiiger en komt in de ondergrond een pakket zware klei voor. Op de bodemkaart staat met het voorvoegsel “e” aangegeven dat er in het plangebied op de rivierkleien nog een laagje zeeklei aanwezig kan zijn. Dit laagje is echter dunner dan 40 cm en is waarschijnlijk afgezet bij de laatste overstromingen van de Oude Rijn aan het einde van de 12de eeuw. Op de bodemkaart wordt ook aangegeven dat in het gebied waarin het plangebied ligt veel klei is afgegraven. Afkleien werd gedaan omdat de zandige zeeklei zeer geschikt was voor de productie van bakstenen en dakpannen. De grondwatertrap in het plangebied is V. Grondwatertrap V duidt op gronden met een sterk wisselende grondwaterstand. Bij grondwatertrap V wordt de GHG aangetroffen op minder dan 40 cm -mv terwijl de GLG wordt aangetroffen op een diepte van meer dan 120 cm –mv. 2.3. Archeologische en ondergrondse bouwhistorische waarden Binnen het plangebied zijn geen terreinen aanwezig die op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) als waardevol staan aangegeven. Ook zijn er geen waarnemingen en vondsten gemeld. Een deel van het plangebied (het met gras begroeide deel dat eigendom is van de gemeente Rijnwoude) is onderdeel van een veel groter onderzocht gebied dat bekend staat als Oostvaartpark. Tijdens de onderzoeken zijn er echter geen werkzaamheden uitgevoerd in het huidige plangebied. . In het plangebied zijn geen ondergrondse bouwhistorische waarden bekend (www.atlasleefomgeving.nl). Het plangebied staat op de gemeentelijke verwachtingskaart aangegeven als een gebied met een hoge archeologische waarde. Deze verwachting is gebaseerd op de ligging van het terrein in de oeverwalzone van de Oude Rijn. Deze zone is bekend van archeologische vindplaatsen, oude nederzettingen, oude dorpslinten en locaties van molens, kerken, galgen, begraafplaatsen, buitenplaatsen, pannenbakkerijen etc. (Sueur et al. 2012). Op basis van de inventarisatiekaart (Sueur et al. 2012) ligt het plangebied in de Romeinse Limeszone aan de zuidzijde van de Oude Rijn. Op ongeveer 50-60 m ten zuiden van het plangebied wordt de ligging van de Romeinse weg langs de Limes vermoed. Deze weg is op ongeveer 80 m ten zuidoosten van het plangebied waargenomen in de bodem. Ten zuiden van de weg, op ongeveer 200 m van het plangebied, ligt het hart van een Romeinse nederzetting. Met name ten zuiden van het plangebied zijn reeds verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd, reikend van bureauonderzoeken tot uitgebreide proefsleuven (onderzoeksmeldingen 8170, 18740 en 34445). Volgens Archis is een gedeelte van het plangebied onderdeel van een van de proefsleuvenonderzoeken. De resultaten van deze onderzoeken zijn slechts gedeeltelijk uitgewerkt in rapporten (Diependaele/ter Schegget 2007; Diependaele 2009). Uit deze rapporten blijkt dat in het huidige plangebied geen onderzoek heeft plaatsgevonden, wel direct ten westen en zuiden van het plangebied. Het huidige plangebied ligt volgens de resultaten van de verschillende onderzoeken in een gebied met komafzettingen in de ondergrond. Ongeveer 100 m ten zuiden van het plangebied liggen de resten van een brede riviergeul of crevasse in de vorm van een zandbaan en een met venig materiaal opgevulde restgeul. Op de zandbaan is een uitgebreide vindplaats uit voornamelijk de Romeinse tijd aangetroffen (die hierboven al werd benoemd). Op deze vindplaats zijn ook resten aangetroffen die al wijzen op bewoning in het Laat-Neolithicum (mogelijk Vlaardingen-cultuur). De sporen en vondsten zijn aangetroffen in de top van een zandig pakket op 50 tot 80 cm –mv. Daarboven komen naast de bouwvoor ook nog licht zandige of sterk siltige kleien voor die later door de Oude Rijn zijn afgezet. Ter hoogte van het huidige plangebied bestaat volgens deze onderzoeken de bodem uit een dik pakket siltige klei met veel plantenmateriaal. Deze klei wordt beschouwd als te
9
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
zijn afgezet in de kom van de rivier en wordt bedekt door hetzelfde overstromingsdek als de vindplaats. De dikte van het overstromingsdek is wisselend en waarschijnlijk gekoppeld aan de mate van afkleien in het gebied. Onderzoeken op grotere afstand van het plangebied doen minder ter zake tenzij deze ook langs de zuidelijke Rijndijk liggen. Op ongeveer 100 m ten westen van het plangebied is een bureau- en booronderzoek uitgevoerd (onderzoeksmelding 52696). Bij het booronderzoek werd de reeds vermoede aanwezigheid van de Romeinse weg bevestigd. Aanbevolen werd deze locatie in situ te bewaren of indien dit niet mogelijk is deze te onderzoeken middels proefsleuven. Op deze locatie is vooralsnog geen vervolgonderzoek uitgevoerd. Op ongeveer 450 m ten noordwesten van het plangebied is een bureau- en booronderzoek uitgevoerd aan de noordzijde van de Rijndijk, tussen de weg en de geul (onderzoeksmelding 34914). Uit dit onderzoek bleek dat het plangebied lag op de restgeulafzettingen van de Oude Rijn en dat er daarom geen archeologische resten (anders dan een lage verwachting voor Nieuwe tijd) in het plangebied aanwezig kunnen zijn. Van verschillende andere onderzoeken (onderzoeksmeldingen 5344, 5791, 23591, 35189), die zijn uitgevoerd tussen 150 en 400 m ten westen van het plangebied, zijn geen resultaten bekend. 2.4. Historische situatie en mogelijke verstoringen Het plangebied staat afgebeeld op verschillende historische kaarten die gemaakt zijn sinds de 17e eeuw. Op de kaart van Balthasar uit 1615 staat aangegeven dat het plangebied ligt in de Rijnenburger Polder. Voor zover dat goed te bepalen is, is het plangebied niet bebouwd, maar langs de zuidzijde van de Rijndijk is wel sporadisch bebouwing aanwezig. Op verschillende andere kaarten uit de 17e en 18e eeuw van Dou en Bolstra is de situatie vergelijkbaar. Op de kaarten uit de 19e en begin 20e eeuw ligt direct ten zuiden van het plangebied een uitgestrekt boerenbedrijf met veel weilanden en boomgaarden maar ook een ornamentale vijver. Het plangebied is onderdeel van twee percelen die in 1811 beide in gebruik zijn als weiland (bijlage 6). Vanaf de topografische kaart uit 1950 is er aan de Rijndijk bij het plangebied bebouwing aanwezig. De verschillende gebouwen zijn volgens de informatie van Edugis.nl gebouwd in 1930 tot 1938. Een deel van het plangebied is vanaf dit moment in gebruik als tuin of erf. Het andere deel is nog steeds in gebruik als weiland. Terwijl in de omgeving van het plangebied de woonwijken steeds dichter bij het plangebied komen blijft de situatie van 1950 gehandhaafd tot in de huidige situatie. 2.5. Huidig landgebruik Ten tijde van het veldonderzoek was het plangebied in gebruik als grasland en (achter)tuin (Figuur 1). Het perceel dat eigendom is van de gemeente Rijnwoude is begroeid met grassen en kruiden en wordt feitelijk niet gebruikt. Het woonhuis van huisnummer 191 achter dit perceel is niet bewoond. Het deel van het plangebied dat ligt achter huisnummer 189 is in gebruik als een siertuin met veel bloemen, struiken en bomen. Uit een gesprek met de bewoonster van 189 blijkt dat dit deel van het plangebied als tuin is gebruikt sinds de bouw van het huis in de jaren 30 van de 20e eeuw. De schuur op het naastgelegen perceel is vervallen en niet meer in gebruik. Tussen de achtertuin van 189 en het perceel van de gemeente ligt een 1,0 tot 1,5 m brede sloot. Op basis van de Klic-melding liggen er in het plangebied geen kabels of leidingen. 2.6. Gespecificeerd verwachtingsmodel Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt verwacht dat het plangebied op de zuidelijke oeverwal van de Oude Rijn ligt. Deze oeverwal is al bewoond sinds het Laat-Neolithicum, maar was vooral belangrijk in de Romeinse Tijd toen de Oude Rijn onderdeel was van de grens van het Romeinse Rijk (de Limes). Langs de hele zuidelijke oeverwal van de Oude Rijn zijn reeds vele Romeinse vindplaatsen aangetroffen. De Romeinse weg langs deze grens liep ongeveer 50 m ten zuiden van het plangebied. De Oude Rijn bleef actief tot het begin van de Late Middeleeuwen, maar
10
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
ook daarna waren de oevers nog de plaats waar de meeste mensen woonden. De Rijndijk is aangelegd in de Late Middeleeuwen en al op de eerste kaarten van het gebied uit de 17e eeuw staat weergegeven dat langs deze dijk verschillende huizen voorkwamen. De bebouwing rondom het plangebied stamt uit het begin van de 20e eeuw en voor zover bekend heeft in het plangebied geen andere bebouwing gestaan dan de nog aanwezige schuur. Het plangebied heeft een hoge verwachting voor archeologische resten indien het inderdaad ligt op de oeverwal van de Oude Rijn. Deze resten kunnen afkomstig zijn uit de periode Laat Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd, maar vooral uit de Romeinse Tijd is de kans op archeologische waarden in het plangebied hoog. Het kan daarbij gaan om archeologische resten van verschillende menselijke activiteiten zoals landbouw, bewoning en infrastructuur. Ook resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd hebben een grotere waarschijnlijkheid omdat er op verschillende plaatsen bewoning voorkwam langs de Rijndijk. De archeologische resten uit de periode Neolithicum tot en met de Late Middeleeuwen worden verwacht op en in de afzettingen van de oeverwal, dus vanaf enkele decimeters tot ongeveer 1,0 m –mv. Eventuele archeologische resten uit de Nieuwe tijd worden aan het maaiveld of direct onder een bouwvoor verwacht. Om het verwachtingsmodel te toetsen en waar nodig aan te vullen en om te controleren in hoeverre de bodemopbouw in het plangebied nog intact is, is er een Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase, uitgevoerd.
11
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
3. Veldonderzoek 3.1. Onderzoekshypothese en onderzoeksopzet Het doel van het Inventariserend Veldonderzoek, verkennende fase, is om de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting te toetsen en waar nodig aan te passen. Tijdens het veldonderzoek wordt vastgesteld waar de oorspronkelijke bodemopbouw intact is gebleven en waar niet. Daarnaast wordt inzicht verkregen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden. Kansarme zones worden uitgesloten en kansrijke zones worden geselecteerd voor de volgende fasen. Het veldonderzoek bestond uitsluitend uit een booronderzoek. Een veldkartering was door de begroeiing en het gebruik als tuin niet mogelijk. 3.2. Werkwijze In het plangebied aan de Rijndijk zijn vijf boringen gezet (Bijlagen 3 en 4), waarvan vier met een diepte van 2,0 m en één (boring 2) met een diepte van 4,0 m. De boringen zijn evenredig verdeeld over de beide percelen, ongeveer in een profiellijn loodrecht op de Oude Rijn. Er is gebruik gemaakt van een Edelmanboor met een diameter van 12 cm en beneden een diepte van 1,0 m van een guts met een diameter van 3 cm. Het veldonderzoek is uitgevoerd door dr. A.W.E. Wilbers (senior prospector en fysische geograaf). De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008) met behulp van een veldcomputer en het programma TerraIndex van I.T. Works. De locaties van de boringen (x- en y-waarden) zijn ingemeten met een in de veldcomputer ingebouwde GPS. De hoogtes van de boringen (z-waarden) zijn bepaald aan de hand van het Actueel Hoogtebestand van Nederland. De opgeboorde monsters zijn door middel van verbrokkelen in het veld onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerk, baksteen, vuursteen, huttenleem en bot. 3.3. Resultaten 3.3.1. Lithologie en geologie Van de boringen is een profiel gemaakt die een schematische dwarsdoorsnede geeft van de bodemopbouw in het plangebied (Figuur 3). Uit de boringen en het profiel blijkt dat de bodemopbouw in het plangebied zeer gevarieerd is. In totaal kunnen in de dwarsdoorsnede negen sedimentpakketten worden onderscheiden. Pakket 1 is alleen in boring 2 aangetroffen op een diepte van meer dan 3,7 m –mv (-4,8 m NAP) en bestaat uit een kalkloze, zwak humeuze, uiterst siltige klei met plantenresten en dunne zandlagen. Omdat deze laag maar in één boring is aangetroffen is de genese van de afzetting moeilijk te bepalen. Waarschijnlijk is dit pakket ontstaan in stromend water met sterk wisselende stroomsnelheden. Zand wordt getransporteerd bij duidelijk hogere stroomsnelheden dan klei, dat word afgezet in stilstaand water. Pakket 2 bestaat uit zwak kleiig bosveen met enkele zandlenzen. Ook dit pakket is alleen aangetroffen in boring 2 omdat het voorkomt tussen 2,8 en 3,7 m –mv (-4,8 en -3,9 m NAP). Veen ontstaat in gebieden die zeer nat zijn maar ver van de rivier liggen zodat geen klei kan worden aangevoerd. De zandlenzen wijzen op een enkele dieper reikende overstroming. Pakket 3 is aangetroffen in boringen 2 en 3 en bestaat uit een kalkloze, zwak humeuze, matig tot uiterst siltige klei met veel houtresten. Dit pakket komt voor vanaf een diepte van 1,7 m –mv (-2,8/-2,9 m NAP) tot een diepte van 2,8 m –mv (-3,9 m NAP). Sedimentologisch wijst dit pakket op een verandering in de ligging van een riviergeul: waar deze tijdens de veenvorming nog ver weg lag, ligt deze nu dichterbij waardoor tussen de bomen (hout in de klei) een dik pakket klei kan worden afgezet.
12
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
Figuur 3: Schematische doorsnede van de bodemopbouw op basis van de boringen in het plangebied. Pakket 4 bestaat uit een kalkloze, uiterst siltige klei met plantenresten (niet alleen bestaande uit hout). Deze afzetting wijst er op dat de riviergeul nog dichter bij ligt. Het gebied is minder begroeid met bomen en meer met andere planten. Dit pakket is aangetroffen in boringen 2, 3, 4 en 5, maar de top van dit pakket is door de mens verstoord en daarom komt de bovengrens van het pakket voor op verschillende diepten. In boringen 4 en 5 is pakket 4 aanwezig vanaf een diepte van 0,8 tot 0,9 m – mv (-1,8 tot -1,6 m NAP), bij boringen 2 en 3 is het pakket aanwezig vanaf 1,0 tot 1,3 m –mv (-2,5 tot 2,1 m NAP). De ondergrens van pakket 4 is alleen vastgesteld in boringen 2 en 3, op een diepte van 1,7 m –mv (-2,8/-2,9 m NAP), een vergelijkbaar niveau is ook mogelijk in boringen 4 en 5 maar daarvoor is niet diep genoeg geboord. Pakket 5 is alleen aangetroffen in boring 3 op een diepte van 0,8 tot 1,3 m –mv (-2,5 tot -2,0 m NAP). Dit pakket bestaat uit een laag matig humeuze, uiterst siltige klei. Aan het uiterlijk van de laag kon worden afgeleid dat de laag oorspronkelijk venig was, maar door bioturbatie en veraarding is het veen omgezet in humus. De laag bevat ook sporen van houtskool en heeft een scherpe overgang met de onderliggende laag en kan op basis daarvan ook door de mens zijn omgewerkt. In boring 1 wijkt het onderste pakket af van de andere boringen omdat de uiterst siltige klei hier wel kalkrijk is (pakket 6). Dit pakket komt voor vanaf een diepte van 1,0 m –mv (-2,1 m NAP) tot een diepte van ten minste 2,0 m –mv (-3,1 m NAP) en reikt daarom tot ongeveer 30-40 cm dieper dan de top van pakket 3 (Figuur 3). Mogelijk is dit pakket later afgezet, na erosie van pakketten 3 en 4, en is er sprake van de vulling van een erosiegeul. Op basis van één boring is dit echter niet met zekerheid vast te stellen. Op een vergelijkbare diepte met pakket 5 uit boring 3 komt in boringen 1 en 2 een 20 cm dikke zwak humeuze, zwak zandige kleilaag voor (0,8 m –mv; -1,9 m NAP). Deze kleilaag, pakket 7, heeft de
13
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
kleur en samenstelling die wordt geassocieerd met slootbagger. De laag heeft ook een scherpe overgang met de laag eronder en in de top van de onderliggende laag komen enkele kleine fosfaatvlekken voor. Pakket 8 bestaat uit een laag uiterst siltige klei met veel gleyverschijnselen die alleen is aangetroffen in boringen 1, 2 en 3. De klei is kalkloos maar bevat wel resten van baksteen, steen, aardewerk, houtskool en wortels. De laag is niet duidelijk omgewerkt, maar op basis van de bijmengingen wel degelijk door de mens bewerkt of mogelijk aangebracht. De top van pakket 8 ligt op een diepte van 0,4 tot 0,5 m –mv (-1,7 tot -1,5 m NAP) en de laag heeft een dikte van 30 tot 40 cm. Pakket 9 ten slotte ligt aan het maaiveld en bestaat uit recent en veelvuldig bewerkte zwak zandige klei. In de tuin, boringen 4 en 5, heeft dit pakket (de bouwvoor) een dikte van 80 tot 90 cm. Bij de andere boringen op het met gras begroeide deel heeft de laag een dikte van 40 tot 50 cm. Deze bouwvoor is niet overal even humeus en op basis daarvan ook niet telkens beschreven als de Ahorizont. De zwak zandige klei van pakket 9 is wel duidelijk geroerd door graafwerkzaamheden en bevat bijmengingen als plastic, baksteen, grind en veel wortels. 3.3.2. Bodemopbouw In het plangebied is geen sprake van een natuurlijke bodemopbouw. De verwachte leek/woudeerdgronden komen dan ook niet voor. In de tuin is de bodem door tuinaanleg en onderhoud tot een diepte van 80-90 cm regelmatig omgezet. Mogelijk is er ook sprake van een gedeeltelijke ophoging. In het met gras begroeide deel van het plangebied is de bouwvoor dunner maar lijken de pakketten daaronder ook verstoord te zijn door de mens (pakketten 5, 7 en 8). De verstoringen reiken daardoor tot een diepte van 1,0 tot 1,3 m –mv en daarmee is de bodem nog dieper verstoord dan in de tuin. 3.3.3. Archeologische indicatoren In de bovenste pakketten van boringen 1, 2 en 3 zijn verschillende mogelijke archeologische indicatoren aangetroffen.1 Zo werd in boring 1 in pakket 8 een randfragment van een faience kom/schaal met tinglazuur aangetroffen die dateert uit ongeveer 1700-1780 (Nieuwe tijd B). In hetzelfde pakket werden in boringen 2 en 3 verbrande steen, sintels, een wandfragment van industrieel witgoed met een florale versiering in kobaltoxide en een fragment van sterk verweerd roodbakkend aardewerk aangetroffen. De scherf industrieel witgoed dateert uit ongeveer 1850 -1950 (Nieuwe tijd C) en de scherf roodbakkend aardewerk uit ongeveer 1600-1850 (Nieuwe tijd A-B). In boring 2 werd in pakket 7 een wandfragment van een schoteltje van industrieel witgoed aangetroffen. Deze scherf dateert uit ongeveer 1850 -1950 (Nieuwe tijd C) en is dus jonger dan enkele van de vondsten uit het bovenliggende pakket. Op basis hiervan kan worden aangenomen dat pakket 8 later is aangebracht op pakket 7 en dat de vondsten hierbij zijn meegebracht. Van pakket 7 wordt aangenomen dat het om een laag slootbagger gaat en daarom is ook de vondst die hier uit komt geen archeologische indicator voor een vindplaats. Waarschijnlijk is het afval dat in de bagger is gegooid. Omdat alle mogelijke archeologische indicatoren zijn aangetroffen in omgewerkte of opgebracht bodemlagen zijn de vondsten niet volledig beschreven en ook niet bewaard. 3.4. Interpretatie De bodemopbouw van het plangebied is complex en het is dan ook onzeker hoe deze opbouw exact ontstaan is. Wat wel duidelijk is, is het onderscheid tussen de bodemopbouw in de tuin van huisnummer 189 en het met gras begroeide perceel van de gemeente Rijnwoude. In de tuin is een dikke bouwvoor (80-90 cm) aanwezig op de natuurlijke riviersedimenten. De riviersedimenten bestaan uit uiterst siltige klei met plantenresten, die zijn afgezet langs de buitenste rand van de oeverwal of langs de randen van een grote crevasse. In het perceel van de gemeente komen dezelfde riviersedimenten voor, die daar liggen op sedimenten die duidelijk verder van een riviergeul zijn afgezet. De top van de natuurlijke riviersedimenten (pakket 4 en 6) ligt 30 tot 90 cm lager dan de top in de tuin en met een scherpe overgang ligt op deze sedimenten een laag humeuze klei, een soort 1
Vondsten zijn gedetermineerd en gedateerd door senior archeoloog B. A. Corver.
14
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
slootbagger. Waarschijnlijk is in het perceel van de gemeente, in tegenstelling tot in de tuin, klei afgegraven. Na het weggraven van de klei heeft het gebied een tijd lang onder water gelegen. Waarschijnlijk was het gebied sterk begroeid en stond er meestal een laag water, waardoor de baggerlaag is ontstaan. Om het gebied weer bruikbaar te maken, is het terrein later weer opgehoogd. De klei van pakketten 8 en 9 is waarschijnlijk van elders aangevoerd en bevatte al resten van baksteen, aardewerk en ander puin. De top van de natuurlijke afzettingen in het perceel van de gemeente ligt op een diepte van 1,0 tot 1,3 m (-2,5 tot -2,1 m NAP). De natuurlijke afzettingen die in de boringen zijn aangetroffen komen sterk overeen met de beschrijvingen uit de onderzoeken van Diependaele/ter Schegget (2007) en Diependaele (2009). Volgens die onderzoeken zou het huidige plangebied liggen in een gebied waar in de ondergrond komafzettingen voorkomen bestaande uit klei met plantenresten. Deze klei komt overeen met pakket 4 uit het plangebied maar het is onduidelijk of het hierbij inderdaad om komklei gaat. Het plangebied ligt dicht bij de Oude Rijn en de aangetroffen klei is uiterst siltig. Beide zijn geen aanwijzing voor komkleien, eerder voor afzettingen langs de buitenste randen van een oeverwal of mogelijk dekafzettingen van een crevasse. Dat laatste zou overeen komen met de mogelijk een crevasse die ten zuiden van het plangebied is aangetroffen (Diependaele/ter Schegget 2007; Diependaele 2009). De verwachting voor archeologische resten op de kleilagen van pakket 4 is laag vanwege de slechte waterhuishouding van klei. Daarnaast is het duidelijk dat de top van het kleipakket verstoord is of zelfs deels afgegraven. In de tuin van huisnummer 189 is de top van pakket 4 verstoord geraakt door de aanleg en onderhoud van de tuin. Op pakket 4 is een bouwvoor aanwezig van 80-90 cm die deels bestaat uit de omgespitte top van pakket 4 en deels zal zijn aangevoerd als ophoging. In het met gras begroeide perceel van de gemeente is de top van pakket 4 afgegraven voor de kleiwinning. De top van pakket 4 ligt hier nog eens ongeveer 50 cm lager dan in de tuin. Op pakket 4 is hier alleen een recent ophoogpakket aanwezig. De archeologische verwachting voor dieper liggende pakketten is ook laag, wederom vanwege de slechte waterhuishouding in deze sedimenten.
15
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
4. Conclusie en aanbevelingen In opdracht van dhr. L. van Wetten en de gemeente Rijnwoude zijn in juli 2013 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO), verkennende fase, uitgevoerd in verband met de geplande (her)ontwikkeling van het plangebied aan de Rijndijk 189 in HazerswoudeRijndijk, gemeente Rijnwoude. Op basis van beide onderzoeken blijkt dat de archeologische verwachting voor intacte archeologische resten in het plangebied zeer laag is. Ten eerste bestaat de ondergrond uit veen en kleilagen die een lage verwachting hebben vanwege de slechte waterhuishouding. Daarnaast blijkt uit het veldonderzoek dat de in het plangebied voorkomende kleisedimenten van de Oude Rijn zijn vergraven of afgegraven. Op basis hiervan heeft de top van pakket 4, die voorkomt op een diepte van 80-90 cm (-1,8 tot -1,6 m NAP) in de tuin en 1,0 tot 1,3 m (2,5 tot -2,1 m NAP) in het perceel van de gemeente, een zeer lage verwachting voor alle perioden die kunnen voorkomen op de afzettingen van de Oude Rijn (Neolithicum tot en met Late Middeleeuwen). Ook voor resten uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe tijd heeft het gebied een zeer lage archeologische verwachting omdat ook de resten van eventuele bewoning aan de Rijndijk zal zijn weggegraven met het afkleien. 4.1. Beantwoording vraagstelling
Wat is de fysiek-landschappelijke ligging van de locatie?
Het plangebied ligt op de rand van de oeverwal van de Oude Rijn of op dekafzettingen van een crevasse. Onder deze oeverwal-/dekafzettingen komen komafzettingen voor.
Hoe is de bodemopbouw in het plangebied en in welke mate is deze nog als intact te beschouwen?
In het plangebied komen geen natuurlijke bodems voor. De bodemopbouw is verstoord door de aanleg en onderhoud van een tuin en door het afgraven van een deel van de klei. De afgraving is opgevuld met een pakket aangevoerde klei.
Bevinden zich archeologisch relevante afzettingen in het plangebied? En zo ja, op welke diepte ten opzichte van het maaiveld en het NAP?
Indien in het plangebied archeologische resten zouden voorkomen dan zouden deze resten zich bevinden in de top van pakket 4. De archeologische verwachting voor de aanwezigheid van resten is echter op basis van de lithologie van pakket 4 (klei) al laag, daarnaast is de top van pakket 4 vergraven of afgegraven waardoor de archeologische verwachting voor intacte resten zeer laag is.
Wat is de specifieke archeologische verwachting van het plangebied en wordt deze bij het veldonderzoek bevestigd?
Volgens het bureauonderzoek heeft het plangebied een hoge verwachting voor archeologische resten indien het inderdaad ligt op de oeverwal van de Oude Rijn. Deze resten kunnen afkomstig zijn uit de periode Laat- Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd, maar vooral uit de Romeinse Tijd is de kans op archeologische waarden in het plangebied hoog. Het kan daarbij gaan om archeologische resten van verschillende menselijke activiteiten zoals landbouw, bewoning en infrastructuur. Ook resten uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe tijd hebben een grotere waarschijnlijkheid omdat er op verschillende plaatsen bewoning voorkwam langs de Rijndijk. Uit het veldonderzoek blijkt dat het plangebied eerder op de uiterste rand van de oeverwal ligt of op dekafzettingen van een crevasse. Op basis van de lithologie heeft het plangebied al een lage archeologische verwachting, omdat de top van pakket 4 ook vergraven of afgegraven is, is de verwachting zeer laag voor alle perioden.
Hoewel niet het doel van een verkennend booronderzoek, kunnen er toch archeologische indicatoren worden aangetroffen. Indien deze worden aangetroffen, dan gelden tevens de volgende vragen: wat is de verticale en horizontale ligging van de aangetroffen indicatoren, wat is de datering en wat is de invloed van deze vondsten op de archeologische verwachting van het plangebied?
16
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
In de boringen zijn enkele vondsten aangetroffen. Deze vondsten komen allemaal uit recent opgebrachte ophooglagen en zijn daardoor geen archeologische indicator. De vondsten zijn dan ook gedeselecteerd.
In hoeverre worden eventueel aanwezige archeologische waarden bedreigd door de voorgenomen bodemverstorende werkzaamheden?
Ondanks dat niet exact bekend is hoe de drie mogelijke woningen gebouwd zullen worden is er op basis van de aangetroffen bodemopbouw en archeologische verwachting geen aanleiding te veronderstellen dat de geplande werkzaamheden eventueel archeologische resten kunnen verstoren. 4.2. Aanbevelingen Tijdens het onderzoek is geconstateerd dat de bodem in het plangebied vergraven of afgegraven is. Op basis van de resultaten van het inventariserend veldonderzoek wordt geadviseerd om geen vervolgonderzoek uit te laten voeren. NB. Bovenstaand advies dient gecontroleerd en beoordeeld te worden door de bevoegde overheid, in dit geval de Gemeente Rijnwoude. Deze zal vervolgens een besluit nemen inzake de te volgen procedure. IDDS Archeologie wil meegeven dat voordat dit besluit genomen is, er niet begonnen kan worden met bodemverstorende activiteiten of activiteiten die voorbereiden op bodemverstoringen. 4.3. Betrouwbaarheid Het uitgevoerde onderzoek is op zorgvuldige wijze verricht volgens de algemeen gebruikelijke inzichten en methoden. Het archeologisch onderzoek is erop gericht om de kans op het onverwacht aantreffen dan wel het ongezien vernietigen van archeologische waarden bij bouwwerkzaamheden in het plangebied te verkleinen. Aangezien het onderzoek is uitgevoerd door middel van een steekproef kan echter, op basis van de onderzoeksresultaten, de aan- of afwezigheid van eventuele archeologische waarden niet gegarandeerd worden. Wij wijzen u er graag op dat indien archeologische waarden worden aangetroffen deze conform de Monumentenwet 1988, artikel 53, bij de minister voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gemeld dienen te worden. Dit kan door het invullen van het vondstmeldingsformulier op de website van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (www.cultureelerfgoed.nl) of door contact op te nemen met de InfoDesk (
[email protected]).
17
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
Geraadpleegde bronnen Alterra, 2006: Geomorfologische kaart van Nederland, 1:50.000, blad 31 W/O, Wageningen. ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Zuid-Holland 1:25.000, Den Haag. Berendsen, H.J.A. /E. Stouthamer, 2001: Geological – Geomorphological map of the Rhine-Meuse delta, the Netherlands, in H.J.A. Berendsen/E. Stouthamer (eds.), Palaeogeographical development of the Rhine-Meuse delta, the Netherlands, Assen. Centraal College van Deskundigen, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Gouda. Cohen, K.M./ E. Stouthamer/ H.J. Pierik/ A.H. Geurts, 2012: Rhine‐Meuse Delta Studies’ Digital Basemap for Delta Evolution and Palaeogeography, Utrecht. Diependaele, S., 2009: Evaluatieverslag van het archeologisch onderzoek aan het Oostvaartpark, te Hazerswoude-Rijndijk (Gemeente Rijnwoude). Inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van proefsleuven. ArcheoMedia rapporten A09-014-R. Diependaele, S./F. ter Schegget, 2007: Verkennend archeologisch onderzoek Oostvaartpark te Hazerswoude-Rijndijk, gemeente Rijnwoude. Inventariserend veldonderzoek met boringen en proefsleuven. Capelle aan den IJssel (ArcheoMedia rapporten A04-540-K en A06-302-I). Dinther, M. van, 2013: The Roman Limes in the Netherlands: how a delta landscape determined the location of the military structures. Netherlands Journal of Geosciences – Geologie en Mijnbouw, 92-1, 11-32. Mulder, E.F.J. de/ M.C. Geluk/ I.L. Ritsema/ W.E. Westerhoff/ T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland, Groningen/Houten. SIKB, 2008: Archeologische standaard boorbeschrijving, Archeologie Leidraad, Gouda. Stichting voor Bodemkartering, 1976: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 31 West Utrecht, Wageningen. Sueur, C/K.M. van Dijk/M.E. Lobbes/N. van der Voet, 2012: Archeologische waarden- en verwachtingenkaart gemeente Rijnwoude en gemeente Zoeterwoude. Buro de Brug ACR b.v. B11124 Wilbers, A.W.E., 2013: Plan van aanpak. Rijndijk 189 in Hazerswoude-Rijndijk, gemeente Rijnwoude, Noordwijk (Intern rapport, IDDS Archeologie).
Websites ahn.geodan.nl watwaswaar.nl www.atlasleefomgeving.nl www.bodemloket.nl www.edugis.nl
18
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
Verklarende woordenlijst antropogeen
Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen veroorzaakt/gemaakt).
ARCHIS-melding
Elke melding bij het centraal informatiesysteem (ARCHIS).
artefact
Alle door de mens vervaardigde of gebruikte voorwerpen.
bioturbatie
Verstoring van de oorspronkelijke bodemstructuur en/of transport van materiaal door plantengroei en dierenactiviteiten.
buitendijks
Gronden die aan de rivierzijde van een dijk liggen. In het buitendijkse gebied liggen de uiterwaarden.
crevasse
Doorbraakgeul door een oeverwal.
Edelmanboor
Een handboor voor bodemonderzoek.
estuarium
In inham aan de kust waarin met name het getijde grote invloed uitoefent op het landschap, bijvoorbeeld de Westerschelde.
fluviatiel
Door rivieren gevormd, afgezet.
Hollandveen
Holocene formatie, ontstaan tussen 3500 en 1500 voor Chr.
Holoceen
Jongste geologisch tijdvak dat nog steeds voortduurt (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar voor Chr.).
horizont
Kenmerkende laag binnen de bodemvorming.
humeus
Organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem.
in situ
Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren.
kom
Laag gebied waar na overstroming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken.
kreek
waterweg waarbij het water vanuit zee of rivier onder invloed van het getijde in en uitstroomt.
kronkelwaard
Deel van een stroomgebied omgeven – en grotendeels opgebouwd – door een meander.
laag
Een vervolgbare grondeenheid die op archeologische of geologische gronden als eenheid wordt onderscheiden.
limes
Grens (meer in het bijzonder de noordgrens van het Romeinse rijk).
lithologie
Wetenschap die zich bezighoudt met de beschrijving en het ontstaan van de sedimentaire gesteenten.
lutum
Kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm
meander
Min of meer regelmatige lusvormige rivierbocht (genoemd naar de Meander in Klein Azië, thans Menderes).
meanderen
(van rivieren of beken) Zich bochtig door het landschap slingeren.
oeverafzetting
Rug langs een rivier, bestaande uit overwegend kleiafzettingen.
oeverwal
Langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van de stroom het grovere materiaal het grovere materiaal het eerst bezinkt.
oxidatie
Reactie met zuurstof (roesten/corrosie bij metalen; ‘verbranding’ bij veen).
plangebied
gebied waarbinnen de realisering van de planvorming het bodemarchief kan bedreigen
19
IDDS Archeologie rapport 1566 Versie 1.2 (concept)
silt
Zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm
stratigrafie
Opeenvolging van lagen in de bodem.
stratigrafisch
De ligging der lagen betreffend.
stroomgordel
Het geheel van rivieroeverwal-, rivierbedding- en kronkelwaard-afzettingen, al dan niet met restgeul(en).
stroomrug
Oude riviergeul die zodanig is opgehoogd met zandige afzettingen dat de rivier een nieuwe loop heeft gekregen; blijven door inklinking van de komgebieden als een rij in het landschap liggen.
vaaggronden
Minerale gronden zonder duidelijke podzol-B-horizont, zonder briklaag en zonder minerale eerdlaag.
vicus
Een burgelijke nederzetting uit de Romeinse tijd met een stedelijk karakter maar zonder stadsrechten.
vindplaats
Ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische informatie bevindt.
zavel
Grondsoort die tussen 8 en 25% lutum (kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat.
Lijst van Afkortingen AHN AMK ARCHIS CHS GHG GLG GPS IVO IKAW indet KNA -mv NAP NEN OAT PvE RCE
Actueel Hoogtebestand Nederland Archeologische Monumenten Kaart Archeologisch Informatie Systeem CultuurHistorische Hoofdstructuur Gemiddeld hoogste grondwaterstand Gemiddeld laagste grondwaterstand Global Positioning System Inventariserend Archeologisch Onderzoek Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden niet determineerbaar Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie beneden maaiveld (het landoppervlak) Normaal Amsterdams Peil Nederlandse Norm Oorspronkelijk Aanwijzende Tabel (kadaster) Programma van Eisen Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (voormalig RACM)
20
Bijlage 1: Topografische kaart
459750
460000
460250
460500
460750
461000
461250
º
0 100500
100750
101000
101250
Projectnummer: 38570613 Projectnaam: Rijndijk 185, Hazerswoude-Rijndijk Legenda
plangebied
101500
101750
250 m 102000
Bijlage 2: Gemeentelijke verwachtingenkaart 461250
41941
!
234007
4150
24649
º
18692 3882
!
24583
!8798
31352
23537 3364
!
461000
15706
23242
2463924633
!1961
17306
! 8126
4475
! !
460750
27296 23785 25429 47700
!
460500
34914 424317 23591
! !
460250
!
24595
35189
7948
5791
!!
52696 24594
!
24591
432563 34445 8170 425305 18740 402322 402320
!
!
460000
4026 23260 404162
!
427197 19212 18487 426034
! ! !
13279 459750
!
5344
0 100500 100750 101000 Projectnummer: 38570613 Projectnaam: Rijndijk 185, Hazerswoude-Rijndijk Legenda
!
waarnemingen
Y
vondstmeldingen
monumenten Archeologische waarde Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd onderzoeksmeldingen plangebied
101250
101500
101750
250 m 102000
Bijlage 3: Boorlocatie Kaart
º
ijk
460475
Rijnd
189 1
460450
! .
! .
2
5
! .
! .
460425
4
3
! .
0 101275
101300
Projectnummer: 38570613 Projectnaam: Rijndijk 185, Hazerswoude-Rijndijk Legenda
! .
boorplanning
plangebied
101325
15 m 101350
Bijlage 4: Boorbeschrijvingen
Pagina 1 / 2
Boring:
1
Boring:
2
Boring:
3
Datum:
26-7-2013
Datum:
26-7-2013
Datum:
26-7-2013
X:
101339,64
X:
101335,74
X:
101332,53
Y:
460464,1
Y:
460445,44
Y:
460429,02
Hoogte (m NAP):
-1,1
Hoogte (m NAP):
-1,1
Hoogte (m NAP):
-1,2
Opmerking:
0
Opmerking: -110
-150
50
-190
100
-210
gras Klei, zwak zandig, zwak humeus, sporen plastic, sporen baksteen, zwak wortelhoudend, grijsbruin, geleidelijk, omgewerkte grond, A-horizont, roestvlekken: spoor, kalkloos Klei, uiterst siltig, sporen baksteen, sporen aardewerk, sporen houtskool, licht grijsbruin, veel ba op overgang, scherp, gleyhorizont, C-horizont, roestvlekken: veel, kalkloos
0
50
Klei, uiterst siltig, resten planten, sporen schelpen, sporen hout, lichtgrijs, indetop fosfaatvlekken, kalkrijk
-110
-160
-190
100
Klei, zwak zandig, matig humeus, sporen baksteen, donkergrijs, lijkt op slootbagger, scherp, kalkloos
150
Opmerking:
-210
-240
200
Klei, uiterst siltig, sporen stenen, sporen houtskool, licht grijsbruin, scherp, gleyhorizont, C-horizont, roestvlekken: veel, kalkloos Klei, zwak zandig, zwak humeus, sporen aardewerk, donkergrijs, lijkt een beetje op slootbagger, scherp, homogeen, kalkloos Klei, uiterst siltig, resten planten, lichtgrijs, geleidelijk, fosfaatvlekken: spoor, kalkloos
150
-280
-310
gras Klei, zwak zandig, zwak wortelhoudend, sporen baksteen, sporen grind, licht grijsbruin, geleidelijk, omgewerkte grond, C-horizont, roestvlekken: spoor, kalkloos
50
-120
100
-250
150
-290
200
gras Klei, zwak zandig, sporen baksteen, sporen stenen, zwak wortelhoudend, licht grijsbruin, geleidelijk, brokkelig, C-horizont, roestvlekken: spoor, kalkloos
-170
-200
Klei, uiterst siltig, resten planten, lichtgrijs, geleidelijk, kalkloos Klei, uiterst siltig, zwak humeus, zwak houthoudend, lichtbruin, geleidelijk, kalkloos
200
0
-320
Klei, uiterst siltig, sporen baksteen, sporen wortels, sporen aardewerk, sporen houtskool, licht grijsbruin, scherp, aan de basis humeus, gleyhorizont, C-horizont, roestvlekken: veel, kalkloos Klei, uiterst siltig, matig humeus, resten planten, sporen houtskool, donker grijsbruin, oorsprongkelijk venig, scherp, C-horizont, roestvlekken: weinig, kalkloos Klei, uiterst siltig, zwak houthoudend, lichtgrijs, geleidelijk, kalkloos Klei, matig siltig, zwak humeus, matig houthoudend, lichtbruin, kalkloos
250
-390
Veen, zwak kleiïg, matig houthoudend, lenzen zand, grijsbruin, geleidelijk, kalkloos
300
350
-480
400
-510
Klei, uiterst siltig, zwak humeus, resten planten, licht grijsbruin, gelaagd, zandlagen, kalkloos
Projectcode: 38570613 getekend volgens NEN 5104
Pagina 2 / 2
Boring:
4
Boring:
5
Datum:
26-7-2013
Datum:
26-7-2013
X:
101310,05
X:
101316,55
Y:
460441,08
Y:
460421,06
Hoogte (m NAP):
-0,9
Hoogte (m NAP):
-0,8
Opmerking:
0
Opmerking: -90
tuin Klei, zwak zandig, zwak humeus, sporen hout, sporen baksteen, licht grijsbruin, scherp, matig gevlekt, omgewerkte grond, A-horizont, roestvlekken: weinig
50
0
-80
tuin Klei, zwak zandig, zwak humeus, matig wortelhoudend, grijsbruin, scherp, omgewerkte grond, A-horizont, roestvlekken: weinig, kalkloos
50
-160
Klei, uiterst siltig, resten planten, lichtgrijs, naar onder toe humeuzer, kalkloos
-180
Klei, uiterst siltig, resten planten, lichtgrijs, C-horizont, kalkloos
100
150
200
100
150
-290
200
-280
Projectcode: 38570613 getekend volgens NEN 5104
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
overig bijzonder bestanddeel
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
Legenda afkortingen Archeologische Boorbeschrijving (conform ASB 2008) Percentages en Mediaan Klasse Zandmediaan Uiterst fijn 63-105 µm Zeer fijn 105-150 µm Matig fijn 150-210 µm Matig grof 210-300 µm Zeer grof 300-420 µm Uiterst grof 420-2000 µm Nieuwvormingen (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Afkorting Nieuwvormingen FEC IJzerconcreties FFC Fosfaatconcreties FOV Fosfaatvlekken MNC Mangaanconcreties ROV Roestvlekken VIV Vivianiet VKZ Verkiezeling ZAV Zandverkittingen Bodemkundige interpretaties Code Bodemkundige interpretaties BOD Bodem BOV Bouwvoor ESG Esgrond GLE Gleyhorizont HIN Humusinspoeling INH Inspoelingshorizont KAT Katteklei KBR Klei, brokkelig LOO Loodzand MOE Moedermateriaal OMG Omgewerkte grond OPG Opgebrachte grond OXR Oxidatie-reductiegrens POD Podzol RYP Gerijpt TKL Top kalkloos TRP Terpaarde UIT Uitspoelingshorizont VEN Vegetatieniveau VNG Gelaagd vegetatieniveau VRG Vergraven
Bodemhorizont Code Bodemhorizont BHA A-horizont BHAB BHAC BHAE BHB BHBC BHC BHE BHEB BHO BHR
AB-horizont AC-horizont AE-horizont B-horizont BH-horizont C-horizont E-horizont EB-horizont O-horizont R-horizont
Omschrijving Minerale bovengrond Overgangshorizont Overgangshorizont Overgangshorizont Inspoelingshorizont Overgangshorizont Uitgangsmateriaal Uitspoelingshorizont Overgangshorizont Strooisellaag Vast gesteente
Sedimentaire karakteristiek, laaggrens Afkorting Afmeting Klasse overgangszone BDI ≥ 3,0 - < 10,0 cm Basis diffuus BGE ≥ 0,3 - < 3,0 cm Basis geleidelijk BSE < 0,3 cm Basis scherp Kalkgehalte Code Kalkgehalte CA1 Kalkloos CA2 Kalkarm CA3 kalkrijk Archeologische indicatoren (1=spoor, 2=weinig, 3=veel) Code Omschrijving AWF Aardewerkfragmenten BST Baksteen GLS Glas HKB Houtskoolbrokken HKS Houtskoolspikkels MXX Metaal OXBO Onverbrand bot OXBV Verbrand bot SGK Gebroken kwarts SLA Slakken/sintels SVU Vuursteen SXX Natuursteen VKL Verbrande klei VSR Visresten
Bijlage 5: Periodentabel
Bijlage 6: Historische kaart
Bijlage 6: Kadasterkaar Minuutplan 1811-1832
460325
460350
460375
460400
460425
460450
460475
460500
460525
460550
º
0 101200
101225
101250
101275
101300
101325
Projectnummer: 38570613 Projectnaam: Rijndijk 185, Hazerswoude-Rijndijk Legenda
plangebied
101350
101375
101400
45 m 101425
101450