INHOUD
BLAD
1 INLEIDING................................................................................................................... 5 2 BESCHRIJVING VAN HET LANDSCHAP................................................................. 7 2.1 Algemeen.................................................................................................................... 7 2.2 Geologie en geomorfologie......................................................................................... 7 2.3 Bodem en water........................................................................................................... 7 2.4 Occupatiegeschiedenis, cultuurhistorie en archeologie................................................9 2.5 Landbouw, infrastructuur en recreatie....................................................................... 11 2.6 Natuurwaarden.......................................................................................................... 12 2.7 Landschapstypen, deelgebieden en landschapselementen.........................................20 2.8 Kenmerken per deelgebied........................................................................................ 32 3 BELEIDSKADER........................................................................................................ 34 3.1 Rijksbeleid.................................................................................................................34 3.2 Provinciaal beleid...................................................................................................... 35 3.3 Gemeentelijk en lokaal beleid................................................................................... 38 4 ANALYSE.................................................................................................................... 43 4.1 Algemeen.................................................................................................................. 43 4.2 Kwaliteiten en Kansen............................................................................................... 43 4.3 Knelpunten en bedreigingen...................................................................................... 49 4.4 Overzichtstabel.......................................................................................................... 54 5 LANDSCHAPSBELEIDSVISIE................................................................................. 56 5.1 Algemeen.................................................................................................................. 56 5.2 Visie voor de lange termijn........................................................................................ 56 5.3 Visie voor de korte termijn........................................................................................ 58 5.4 Visie per deelgebied.................................................................................................. 71 6 REALISATIE EN KOSTEN........................................................................................ 76 6.1 Algemeen.................................................................................................................. 76 6.2 Rol van gemeente en betrokkenen bij uitwerking van de visie .................................76 6.3 Projecten....................................................................................................................80 6.4 Kosten uitvoering landschapsbeleidsplan ................................................................. 86 6.5 Subsidiemogelijkheden..............................................................................................91 6.6 Ten slotte................................................................................................................... 95 7 COLOFON................................................................................................................... 96 BIJLAGE 1 GERAADPLEEGDE LITERATUUR.......................................................98 BIJLAGE 2 BEGRIPPENLIJST................................................................................. 100 BIJLAGE 3 VERSLAG MINICONFERENTIE..........................................................107 BIJLAGE 4 BEHEERSMAATREGELEN.................................................................. 113
Error: Reference source not found source not found Error: Reference
september 2002, eindconcept
-3-
BIJLAGE 5 EENHEIDSPRIJZEN BEHEER EN INRICHTING/HERSTEL.............128 BIJLAGE 6 PLAN VAN AANPAK KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN...........131 BIJLAGE 7 KAARTEN.............................................................................................. 137
September 2002, eindconcept
-4-
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
1
INLEIDING De gemeente Houten heeft de laatste decennia een enorme groei doorgemaakt en heeft zich van een landelijk gelegen dorp tot een verstedelijkte kern in de Randstad ontwikkeld. Deze ontwikkelingen hebben, samen met de aanleg van de A27 en andere infrastructurele voorzieningen, de (recreatieve) druk vanuit Houten en omgeving en intensivering en schaalvergroting in de landbouw, hun stempel gedrukt op de kwaliteit van natuur- en landschapswaarden in het buitengebied van de gemeente Houten. Vanwege verschillende veranderingen in het landschap door ruimtelijke ontwikkelingen die in het nabije verleden hebben plaatsgevonden, op dit moment plaatsvinden en in de toekomst gaan plaatsvinden, is binnen de gemeente Houten de behoefte ontstaan om het landschapsbeleidsplan uit 1990 te actualiseren. Ook het onderbelichten van ecologie en cultuurhistorie in het dit landschapsbeleidsplan is een reden voor de gemeente om het plan te actualiseren en aan te vullen. Om toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen met het buitengebied van de gemeente Houten het hoofd te kunnen bieden, is het van belang om de waarden en potenties van het gebied te kennen. In het voorliggende landschapsbeleidsplan wordt het landschap in de gemeente Houten in brede zin beschreven: de waarde en kwaliteit van het landschap betreft zowel de esthetische, als de ecologische en economisch-functionele kwaliteit (oftewel belevingswaarde, natuurwaarde en gebruikswaarde). Het landschapsbeleidsplan heeft een functie als beleidsstuk waarin de gemeentelijke visie is verwoord. Het is daarnaast een instrument om nieuwe ontwikkelingen op het gebied van natuur en landschap te sturen, van de grond te krijgen en daadwerkelijk tot uitvoering over te gaan. Begeleiding en sturing van beheer en onderhoud vanuit de gemeente vormt hierbij een aandachtspunt. Als uitvoeringsinstrument heeft het landschapsbeleidsplan geen dwingend karakter ook niet bij de uitwerking naar concrete maatregelen. Wel is het de bedoeling dat het landschapsbeleidsplan door de gemeenteraad wordt vastgesteld. Voorafgaand daaraan kunnen betrokkenen nog inspreken op het plan. Bij de uitvoering van het landschapsbeleidsplan wordt een morele inspanningsverplichting verwacht van de gemeente en andere betrokkenen. Het realiseren van de plannen kan alleen tot stand komen met de vrijwillige medewerking van alle betrokkenen. Begeleidingsgroep Het landschapsbeleidsplan is tot stand gekomen in nauw overleg met de begeleidingsgroep. Hierin hadden de volgende mensen zitting: Joost van Oostrum (wethouder, voorzitter), Marianne Bos (gemeente Houten) Ronald van Diessen (gemeente Houten) Paul Minkjan (gemeente Houten) Saskia Bloemberg (gemeente Houten) Gerda den Besten (gemeente Houten) september 2002, eindconcept
-5-
Esther Leenheer (gemeente Houten) Willem Dijkstra (gemeente Houten) Jan Spiegelaar (GLTO) Peter Drost (Milieuwerkgroep Houten) Frans van Diepen (Landschapsbeheer Utrecht) Daarnaast zijn er in het kader van het plan verschillende interviews gehouden met betrokkenen en heeft er een miniconferentie plaatsgevonden. Een verslag van de conferentie is te vinden in bijlage 3. Leeswijzer In hoofdstuk 2 wordt het landschap beschreven, waarbij het ontstaan, de huidige situatie en het huidige functioneren aan de orde komen. Vervolgens wordt in hoofdstuk 3 het beleid op zowel rijks-, provinciaal als gemeentelijk niveau omschreven. Op basis van hoofdstuk 2 en 3 wordt in hoofdstuk 4 een analyse gemaakt, waarbij de kwaliteiten en de knelpunten en bedreigingen aan de orde komen. In hoofdstuk 5 is de landschapsvisie verwoord. Hierbij is onderscheid gemaakt in een esthetische, ecologische en economisch-functionele visie. Vervolgens is in hoofdstuk 6 uiteengezet hoe met de realisatie van het plan kan worden omgegaan en wat de financiële consequenties zijn. Naast een bijlage met geraadpleegde literatuur (1) en een begrippenlijst (2), zijn bijlagen opgenomen met nadere informatie over inrichting, beheer en kosten (4, 5 en 6). De analyse- en visiekaarten zijn terug te vinden in bijlage 7.
September 2002,
-6-
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
2
BESCHRIJVING VAN HET LANDSCHAP 2.1
Algemeen
In dit hoofdstuk wordt het landschap in de gemeente Houten op hoofdlijnen beschreven. Er wordt ingegaan op de ontstaansgeschiedenis, de ontwikkelingen in het landschap, de huidige verschijningsvorm en het functioneren van het landschap. De gemeente Houten (kaart 1) ligt ten zuiden van Utrecht en wordt grotendeels begrensd door de A27 aan de westkant, de gemeente Bunnik aan de noordkant, het Kromme Rijngebied aan de oostkant en de Lek aan de zuidkant. De gemeente bestaat naast de kern van Houten uit de kleinere woonkernen Schalkwijk, Tull en ’t Waal en ‘t Goy. 2.2
Geologie en geomorfologie
Het grondgebied van de gemeente Houten is voor een groot deel gevormd door de werking van de Lek en zijrivieren. Het landschap bestaat uit kommen en stroomruggen die het gebied in oost-westelijke richting doorsnijden. De stroomruggen zijn de hoger gelegen gebieden in het landschap en de kommen de lager gelegen gebieden. De noordelijk gelegen stroomrug is de breedste stroomrug van de Lek waarop Houten en ’t Goy zijn gevestigd. De stroomruggen zijn ontstaan door de afzetting van zandig segmenten door de Lek. Ze bestaan dan ook over het algemeen uit kalkloze rivierkleigronden. Door hun natuurlijke ontwatering werden de stroomruggen als eerste ontgonnen, de eerste bebouwingsvormen werden begeleid door bouwland en boomgaarden. In de komgronden was de ontwatering tot voor enkele tientallen jaren zeer slecht. De komgronden bestaan uit fijne slib afgezet door het rustige water waarop later moeras werd gevormd. Door de slechte waterhuishouding en de onbereikbaarheid van het gebied werden deze als laatste ontgonnen. De lager gelegen kommen bestaan over het algemeen uit kalkloze kleigronden. In de komklei komen dikwijls donker gekleurde, ondoorlatende kleilagen (laklagen) voor. Het zijn begraven bovengronden die de grens markeren tussen de verschillende afzettingslagen. De geologie en geomorfologie van het gebied zijn weergegeven op kaart 2 2.3
Bodem en water
Bodem De bodemkundige opbouw van het gebied (weergegeven op kaart 3a) is onder invloed van de Lek en de Kromme Rijn gevormd. De rivierkleigronden bestaan grotendeels uit poldervaaggronden. Deze kunnen worden onderverdeeld in poldervaaggronden bestaande uit lichte klei en zavel en poldervaaggronden bestaande uit zware klei. De zware kleigronden liggen ter hoogte van de kommen waar zich in de ondergrond veen bevindt. Deze veengronden liggen ondieper naarmate het centrum van de kom wordt bereikt. september 2002, eindconcept
-7-
De zavelgronden en lichte kleigronden bevinden zich ter hoogte van de stroomruggen. Het hoogteverschil op de stroomrug bedraagt gemiddeld 0.5-1 m. Het hoogteverschil neemt toe in westelijke richting en kan maximaal 2 m bedragen. Op de overgangen van de stroomruggen en komgronden bevinden zich in de ondergrond ongerijpte zavel- en kleilagen. Door het voormalige extensieve bodemgebruik is de bodemvruchtbaarheid laag. Deze gronden werden als hooiland geëxploiteerd. Grondwater De grondwaterstand varieert tussen grondwatertrap III en grondwatertrap VI (zie kaart 3b). Bij grondwatertrap III varieert de gemiddelde hoogste grondwaterstand tussen 0 cm en 40 cm beneden maaiveld, terwijl de laagste grondwaterstand varieert tussen de 80 cm en 120 cm beneden maaiveld. Dit komt voor in centrum van het komgebied ten noorden en zuiden van Houten, namelijk rond het inundatiekanaal en Oud-Wulverbroek. Gronden met grondwatertrap VI bevinden zich ter hoogte van de hoger gelegen stroomruggen. De gemiddelde hoogste grondwaterstand is maximaal 40 cm beneden maaiveld terwijl de gemiddelde laagste waterstand zich maximaal 120 cm beneden maaiveld bevindt. De tussenliggende grondwatertrappen markeren de overgang van de stroomruggen naar de komgebieden en variëren qua grondwaterstand tussen de twee genoemde watertrappen. Door de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal en de grondwateronttrekkingen bij Tull en ’t Waal is de waterhuishouding verstoord. Dit heeft een lagere grondwaterstand in het gebied tot gevolg gehad. Waterbeheersing Het watersysteem bestaat in hoofdzaak uit de rivieren de Lek en de Kromme Rijn met elk zijn natuurlijk stroomgebied en de gegraven weteringen (Schalkwijkse, Waalse wetering, Houtense en Honswijkse wetering) in de later ontgonnen polders. Het oppervlaktewatersysteem is ingericht voor de afvoer van overtollig water en voor de aanvoer en doorspoeling van het polderwater, in de komgebieden. Ten behoeve hiervan zijn er meerdere gemalen aanwezig. Door de gemeente loopt ook het inundatiekanaal. Dit is net als de inundatievelden, dijken, forten en bunkers een onderdeel van de Hollandse Waterlinie. De uiterwaarden van de Lek zijn belangrijk voor de dynamiek van de Lek. In de winter doen ze dienst als waterberging. Het watersysteem van de nieuwe Vinex-uitbreiding is een gesloten systeem en is dus niet aangesloten op het watersysteem van het buitengebied. Op Kaart 4 is de waterhuishouding in beeld gebracht.
September 2002,
-8-
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
2.4
Occupatiegeschiedenis, cultuurhistorie en archeologie
Occupatiegeschiedenis Het gebied tussen de Kromme Rijn en de Lek was al vroeg aantrekkelijk voor bewoning en laat een nauwe relatie zien tussen bodemgesteldheid en occupatievormen. Op de Houtense stroomgordel zijn er vindplaatsen die stammen uit de IJzertijd en tussen Utrecht en Wijk bij Duurstede zijn er doorgaande wegen die over de stroomgordels lopen. Deze zijn waarschijnlijk aangelegd als verbinding tussen de Romeinse forten van Vechten, Utrecht en Wijk bij Duurstede. Een zuidelijke weg loop via de kernen van ’t Goy en Houten. Na een periode van ontvolking nam vanaf de 8 ste eeuw de bevolking toe. Langs de zuidelijke lopende verbindingsweg ontstond het brinkdorp Houten en het gehucht ’t Goy. Vanaf de 9ste eeuw vond er op de stroomrug een blokvormige ontginning plaats ten gevolge van de vrije vestiging en de vruchtbare grond. Deze gebieden ontwaterden goed waardoor ze ook geschikt waren voor agrarisch gebruik zoals fruitteelt, veeteelt en later ook bomenteelt. Pas in de 11de en 12de eeuw werden de lager gelegen kommen ontgonnen.
De situatie in Houten rond 1850
september 2002, eindconcept
-9-
Grote delen van dit gebied bestonden vroeger uit wildernissen en moerassen die voornamelijk door kapittels en kloosters van het bisdom Utrecht werden beheerd. Deze instellingen (leenheren) sloten overeenkomsten (zogenaamde copes) met groepen ontginners (pachtboeren), waarbij een groot stuk wildernis voor ontginning werd uitgegeven. Deze gronden, die tegenwoordig polders vormen zijn nog te herkennen als cope door de naamgeving zoals polder Vuijlcop. Ook polder Blokhoven, polder Biester, polder de Hoon en polder Rietveld zijn een ‘cope’. Het laaggelegen veenmoeras werd ontgonnen tot een groot aantal evenwijdige langgerekte percelen. Deze structuur is nog steeds zichtbaar. Er werd ontgonnen vanuit de ontginningsassen waarop de bebouwing werd geconcentreerd. De verkaveling is loodrecht op deze assen en loopt meestal tot aan een kade of een wetering. Dit is waar men elkaar vroeger tegenkwam, omdat er vanuit verschillende ontginningsassen werd gewerkt. Er werd een wetering gegraven of een landstrook gehandhaafd en opgehoogd waardoor landscheidingen (zuwes) werden gevormd. De uiterwaardenklei van de Lek is over het algemeen geschikt als grondstof voor de baksteenindustrie. In de loop der eeuwen zijn er meerdere uiterwaarden afgegraven ten behoeve van deze industrie. Op sommige plaatsen is alle klei weg gegraven waardoor er een moeras of open water ontstaat. Deze gronden noemt men ook ‘afgetichelde gronden’ en het open water een tichelgat. Cultuurhistorie Het hele gebied rond Houten is cultuurhistorisch gezien van zeer groot belang, omdat in het huidige landschap nog heel goed zichtbaar is hoe het gebied ontstaan en ontwikkeld is. Belangrijk zijn de oude landschapskenmerken, patronen en de samenhang die nog in het landschap herkenbaar zijn en die voor een groot deel de karakteristiek van het landschap bepalen zoals de kom- en cope-ontginningen in de komgebieden en de oude wegenstructuur en onregelmatige verkavelingstructuur op de stroomrugontginningen. Ook de Nieuwe Hollandse Waterlinie en de karakteristieke (verdedigbare) boerderijen zijn belangrijke cultuurhistorische elementen in het landschap van Houten. De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een kunstwerk van dijken en forten, gebouwd voor de verdediging van de Hollandse steden en Utrecht. Meerdere forten zoals ’t Hemeltje en Fort Honswijk staan in verbinding met elkaar door een dijkensysteem of het inundatiekanaal. Andere belangrijke elementen in het landschap zijn de (restanten van) kastelen zoals Kasteel Heemstede, Huis te Wickenburgh, Kasteel Schonauwen, Kasteel ‘t Goy en Kasteel Marckenburg en de landgoederen of boerderijen zoals Morgenstond, Snellestein en de Kroon. Archeologie In het gebied komen er verschillende archeologische waardevolle terreinen voor. Door de Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB) zijn hierin een vijftal categorieën terreinen onderscheiden: beschermde archeologische monumenten, te beschermen archeologische monumenten, terreinen van hoge archeologische waarde, terreinen van archeologische betekenis en terreinen van archeologische waarde. Deze September 2002,
- 10 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
categorieën staan op de archeologische monumentenkaart (AMK). In Houten zijn de hoger gelegen gebieden (stroomruggen) archeologische gezien van belang. Deze gebieden worden geclassificeerd als gebieden van hoge archeologische waarde. Langs de Schalkwijkse wetering en op de stroomrug komen plaatselijk gebieden voor die archeologisch beschermd zijn. Ook in de overgangsgebieden tussen polder en uiterwaarden bevinden zich terreinen van hoge archeologische waarde. Daarnaast bestaat een groot areaal van Houten uit gebieden waar de trefkans op archeologische vondsten groot is. Deze gegevens staan op de indicatieve kaart archeologische waarden (IKAW). Ook is er een Cultuurhistorische Waardenkaart gemaakt van het zuidelijk deel van Houten; voor het noordelijke deel moet deze nog gemaakt worden. De gegevens die op de AMK en de IKAW staan zijn samen met de cultuurhistorische waarden opgenomen op kaart 5. 2.5
Landbouw, infrastructuur en recreatie
Landbouw Het buitengebied van de gemeente Houten heeft een belangrijke functie als landbouwgebied. Verschillende typen landbouw zijn in het gebied gevestigd, afhankelijk van de plaatselijke waterhuishouding en bodemtype. Op de stroomruggen bevindt zich de fruitteelt (Beusichemse weg, Hoogdijk, Tuurdijk, Pothuizerweg, Achterdijk) en boomteelt (Beusichemse weg en Hoogdijk), terwijl op de lager gelegen komgronden, Polder Vuylcop, Polder Blokhoven en Polder de Hoon, graasdierbedrijven (veeteelt) gevestigd zijn. Volgens de landbouwtellingen van het CBS bevinden er zich 123 graasdierbedrijven en 79 tuinbouw- en blijvende teeltbedrijven. Deze typen bedrijven vormen het hoofdbestanddeel van de aanwezige bedrijven in Houten. Door recente ruilverkavelingen, Schalkwijk en Kromme Rijn, zijn de waterhuishouding, de ontsluiting en de kavels verbeterd. Infrastructuur De Gemeente Houten wordt bovenlokaal ontsloten door twee snelwegen, de A12 en de A27. Andere grote infrastructuurelementen binnen de gemeente zijn de spoorlijn Utrecht ‘s-Hertogenbosch en het Amsterdam-Rijnkanaal. De A27 ligt aan de westzijde van de bebouwde kom van Houten en scheidt het gebied Laagraven met Kasteel Heemstede van de rest van de gemeente. Het verkeer van de A27 wordt in de richting van de afslag Houten geleid. Het verkeer van en naar de snelweg A12 maakt gebruik van de Utrechtse weg, Houtense weg en Laagravense weg, Alle verkeer van en naar Houten wordt eerst via de rondweg afgewikkeld waarna het via een radiaalstructuur van of naar het centrum of de desbetreffende wijk wordt ontsloten. De rondweg wordt uitgebreid en zal ook de nieuwe Vinex-uitbreidingen van Houten gaan ontsluiten. Op interlokaal gebied, wordt het verkeer via de provinciale wegen Beusichemseweg (Wijk bij Duurstede) en de Schalkwijkseweg (Culemborg) ontsloten. Overige wegen fungeren vooral als plaatselijke ontsluitingswegen.
september 2002, eindconcept
- 11 -
Meerdere fietspaden verbinden Houten met omliggende gemeenten. Bij de nieuwe Vinexuitbreidingen worden alle nieuwe fietspaden richting het buitengebied van tunnels voorzien daar waar de nieuwe rondweg gekruist wordt. Verder is er buiten de rondweg een fietspad gepland dat alle radialen met elkaar verbindt. Op kaart 6 staat de infrastructuur in Houten weergegeven. Dit is tevens de kaart voor recreatie, omdat het grootste deel van de recreatieve voorzieningen uit fiets- en wandelpaden bestaat. Recreatie Door de toenemende bebouwingsdruk, grotendeels te wijten aan de Vinex-lokatie ten zuiden van het huidige Houten, is er een grote vraag naar recreatieve ontwikkelingen in het buitengebied. Door de hoge kwaliteit van het landschap en zijn karakteristieke landschappelijke elementen leent het buitengebied zich hiervoor uitstekend. Momenteel worden noord-zuid verbindingen zoals het Elpad, en in mindere mate het Marckenburghpad, veel gebruikt. Over het Elpad en het Marckenburghpad wordt respectievelijk het fiets- en wandelverkeer van en naar de komgronden en uiterwaarden geleid waar de dagrecreatiecomplexen ’t Waal en Heulsewaard gelegen zijn. Deze paden zijn tevens recreatief aantrekkelijke paden. Huidige dagrecreatieverblijven zoals de Heulsewaard en ’t Waal en natuurontwikkelingsgebied de Steenwaard vormen een meerwaarde voor de Gemeente Houten. Voor het dagrecreatieverblijf ’t Waal zijn er momenteel plannen voor de aanleg van een recreatieplas. De recreatieve voorzieningen staan op kaart 6 weergegeven, samen met de infrastructurele voorzieningen. 2.6
Natuurwaarden
Het grootste deel van de natuur in de gemeente Houten is door de overwegend agrarische functie van het gebied voornamelijk cultuurvolgend. Het hogere stroomruggengebied met boomgaarden, karakteristieke landschapselementen als bosjes, lanen, open water rond rustige forten, het lagere komgebied met de sloten, weteringen, grienden maar ook landschapselementen als knotwilgen en hagen en de uiterwaarden met natte graslanden en bosjes herbergen een grote verscheidenheid aan gradiënten en leefgemeenschappen. 2.6.1
Natuurgebieden en gebieden van ecologische betekenis
Uiterwaarden Het uiterwaardengebied van de Lek is een ecologisch waardevol gebied; het is rijk aan microreliëf, gevarieerd in grondwaterstand en is rustig en geïsoleerd gelegen. De uiterwaarden bestaan voor een groot deel uit graslanden die rijk aan soorten zijn, mits extensief beheerd. Voorkomende boomsoorten in de uiterwaarden zijn (knot)wilgen, en meidoorn. Ook de hondsroos komt voor in de uiterwaarden. De steenuil is een vogel die in het halfopen landschap van de uiterwaarden voorkomt. Ook zijn de afgelopen jaren de grauwe gans, bruine kiekendief, visdief, ijsvogel en
September 2002,
- 12 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
blauwborst gesignaleerd, die allen op de rode lijst voorkomen en waarvan een aantal in de Vogelrichtlijn genoemd staan. In de Schalkwijker Buitenwaard komen soorten voor als kruisdistel, grasklokje, kattendoorn en sikkelklaver op een soortenrijk grasland aan de rivier grenzend. In de Honswijkerwaarden zijn nog restanten aanwezig van vegetaties die specifiek zijn voor het rivierengebied. In de buurt van de zomerdijk komen nog soorten voor als echt walstro, gele morgenster, grote bevernel en heksenmelk en langs de winterdijk pastinaak en thrincia. Verder is het een belangrijk broedgebied voor kievit en scholekster en in mindere mate de rode lijstsoorten grutto en tureluur. In de Steenwaard komen nog een aantal kleiputten (tichelgaten) voor met soorten als karwij, bitterkruid en knolboterbloem. Ook kruisdistel, muurpeper en goudhaver zijn aanwezig, deze op de rivierduinen. In lagere nattere delen van de Steenwaard, in het oostelijk deel, zijn verschillende soorten fonteinkruid, blaasjeskruid, waterviolier en beekpunge aanwezig. Verder is het gebied een geschikte leefomgeving voor kleine watersalamander, groene en bruine kikker en moerasvogels waaronder zeldzame soorten als waterral en porseleinhoen. In de graslanden broeden weidevogels als watersnip, zomertaling en slobeend. Landgoed Wickenburg Het bos rond huis te Wickenburg is het enige oudere opgaande bos in de omgeving. Het is zeer gevarieerd en bestaat voor een deel uit eiken-berkenbos (bron: bestemmingsplan buitengebied) met een rijke ondergroei. Het herbergt een bijzondere stinzenflora met soorten als bosanemoon, grote sneeuwroem en Maarts viooltje. Ook soorten als hartbladzonnebloem en gevlekte aronskelk komen voor. Op het landgoed Wickenburg worden de volgende vogels aangetroffen: wielewaal, boomklever, appelvink en kleine bonte specht. Ook is er een broedkolonie van de blauwe reiger aanwezig. Evenals rond de forten is het water rond het kasteel van goede kwaliteit. Langs de oevers komen soorten als wollige munt, slanke waterkers, waterzuring en kleine leeuwenbek voor. Libellensoorten als grote keizerlibel en pantserjuffer zijn aangetroffen op het landgoed. Volgens tellingen uit 1995 gaat het ook om bloedrode heidelibel, paardenbijter, blauwe glazenmaker en houtpantserjuffer. Verder zijn er tellingen uit 1995 waaruit blijkt dat er verschillende soorten sprinkhanen (Chorthippus albomarginatus, C. branneus en C. bigathulus) voorkomen. Ook standvlinders zoals klein geaderd witje en kleine vos en de trekvlinder atalanta zijn aangetroffen op en rond het landgoed Wickenburg. Dit zijn geen zeldzame soorten. (Restanten van) forten Rond de forten is er op relatief korte afstand veel variatie in reliëf en grond- en oppervlaktewater. Omdat het vaak om rustige gebieden gaat heeft zich in de loop der tijd een variatie aan bos-, ruigte-, grasland-, oever- en watervegetatie kunnen ontwikkelen. Er zijn verschillende boomsoorten rond de forten te vinden. Op enkele plaatsen komt september 2002, eindconcept
- 13 -
vochtig eiken-iepenbos en eiken-elzenbos voor. Voor diersoorten wordt hier naast de rust door de beplanting beschutting geboden om te broeden en foerageren. De forten hebben, vanwege de beschutting en rust, ook een belangrijke betekenis als overwinteringsplaats voor vleermuizen. De forten met de meeste ecologische betekenis zijn het fort Werken aan de Groeneweg, fort Honswijk en het fort Werk aan de Waalsewetering. In de bossen rond de twee laatstgenoemde forten broeden verschillende roofvogels zoals steenuil (rode lijstsoort), sperwer en torenvalk. Bij fort Werken aan de Groeneweg en fort Honswijk komen tevens waardevolle graslandvegetaties voor. Het water rond de forten en in de fortgrachten is relatief schoon en biedt plaats aan watervegetaties met soorten als watergentiaan, waterlelie en kikkerbeet. Ook vissen als rietvoorn en karper komen voor in het water. In het water rond fort Werk aan de Korte Uitweg zijn krabbescheervegetaties aanwezig. Ook is hier de kamsalamander aangetroffen. Veel onderdelen van de Hollandse waterlinie (fortificaties, fortgracht, inundatiekanaal en dijken) zijn gebieden van belangrijke ecologische betekenis. Eendenkooi De Knoest In de eendenkooi is een variatie aan loofhout aanwezig, zoals vochtig eiken-iepen of eiken-elzenbos. Door de gevarieerde beplanting en de rust binnen de eendenkooi heeft deze een ecologische betekenis als leefgebied en schuilplaats voor veel soorten waaronder vele zangvogels. Polder Rietveld De polder Rietveld is door Staatsbosbeheer benoemd als reservaatsgebied waar het beheer vooral op behoud van botanische waarden is gericht. Onder het kopje Flora en fauna wordt de ecologische betekenis van onder meer de polder Rietveld nader beschreven. Op kaart 7 staan de belangrijkste ecologische waarden weergegeven. Op kaart 8 staan de te realiseren ecologische verbindingszones uit het beleidsplan Natuur en Landschap van de Provincie. 2.6.2
Landschapselementen
Landschapselementen spelen een rol als ecologisch verbindende elementen en herbergen vaak zelf nog natuurwaarden. Belangrijke elementen zijn houtkaden en singels, bosjes, erfbeplanting en bomenrijen. De afdeling openbare ruimte van de gemeente Houten is op dit moment bezig met het actualiseren van de lijst met waardevolle bomen en het actualiseren van de inventarisatie ten behoeve van het gemeentelijk groenbeheer. De lijst met waardevolle bomen beschrijft houtopstanden in particulier bezit zowel binnen als buiten de bebouwde kom. De geactualiseerde lijst wordt naar verwachting in het voorjaar van 2002 vastgesteld.
September 2002,
- 14 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
De inventarisatie ten behoeve van het gemeentelijk groenbeheer wordt momenteel ook geactualiseerd en zal medio 2002 gereed zijn. Deze inventarisatie heeft betrekking op gemeentelijk eigendommen. Derhalve is het hierna niet voor alle elementen mogelijk om exact aan te geven om welke locaties het gaat. Houtsingels Houtsingels zijn vaak rijk aan flora en fauna. De begroeiing bestaat doorgaans uit (vogelaantrekkende) bomen en struiken zoals es, vlier, els en wilg. Er is veelal een bodemdekkende onderbegroeiing aanwezig. Veel zangvogelsoorten vinden hun (deel)habitat in de houtsingels. Ook kunnen er soorten broeden die in de nabijgelegen graslanden foerageren. Behalve de betekenis van houtsingels als (deel)habitat voor allerlei soorten fungeren ze ook als migratieroute. Ook komen in het gebied meidoornhagen voor en bomenrijen en lanen met een ruige onderbegroeiing. Voor soorten als vogels en kleinere zoogdieren als bosmuis en wezel zijn deze van belang. De houtwal langs de oprijlaan van Kasteel Wickenburg heeft hoge ecologische waarde. Erfbeplanting In het gebied is veel oude erfbeplanting aanwezig. Deze erfbeplanting bestaat veelal uit knotbomen, hakhout en enkele (restanten van) hoogstamboomgaarden. Deze oudere landschapselementen zijn voor belang voor verschillende mossoorten, insecten, vleermuizen en vogels. Soorten als gekraagde roodstaart, appelvink en grauwe vliegenvanger komen voor in oude erfbeplanting en boomgaarden.
september 2002, eindconcept
- 15 -
Foto 1 Houtsingel ten noorden van van de Lekdijk
Bomen(rijen) In het gebied zijn verschillende bomenrijen en lanen aanwezig. De oprijlaan van Kasteel Heemstede is hiervan een voorbeeld. Maar ook knotbomenrijen en bomenrijen als wegbeplanting komen veel voor. Deze elementen bestaan veelal uit essen, wilgen, populieren en bij kastelen ook linden. Knotbomen komen vooral voor in het open gebied tussen de Schalkwijkse Wetering en de Lek. De oude knotbomen zijn van belang voor mossen, korstmossen en bieden voedsel aan insecten zoals de wilgenhoutvlinder en nestgelegenheid aan bonte specht, holenduif en steenuil. Bomenrijen zijn onder andere van belang als migratieroute voor vleermuizen. In de gemeente komt een aantal waardevolle en monumentale oude bomen(rijen) voor. (Hakhout)bosjes/grienden In de gemeente Houten zijn op verschillende plaatsen bosjes aanwezig, waaronder ook de overblijfselen van de griendbossen. Bosjes bieden veel beschutting, broed- en foerageergelegenheid aan verschillende diersoorten. Het kleine aantal grienden en hakhoutbosjes dat nog in de gemeente vookomt, bestaat vooral uit essen- en wilgenhakhout en komen voor op de overgangen van de polder en de uiterwaarden (bron: bestemmingsplan buitengebied). De bosjes herbergen over het algemeen een rijke zangvogelpopulatie. In de jongere (hakhout)bosjes komen mezen en lijsters voor en in de oudere loofbosjes kunnen soorten als sperwer, grote bonte specht en boomklever voorkomen.
September 2002,
- 16 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
Foto 2 Laan van Kasteel Heemstede aan de oostkant van de A27
september 2002, eindconcept
- 17 -
2.6.3
Flora en Fauna
Flora Het buitengebied van de gemeente Houten bestaat voornamelijk uit matig tot sterk intensief beheerde graslanden. Zeer waardevolle graslanden komen in het gebied niet voor maar op een beperkt aantal plaatsen komen wel waardevolle graslanden voor op kleine schaal. Het betreft hier gronden die niet of minder intensief beheerd (gemaaid, begraasd e.d.) en bemest worden, waar de grondwaterstand hoger is of waar sprake is van kwel. Ook slootkanten en bermen worden vaak extensiever beheerd. Dit geldt niet voor de wegbermen, die worden door de gemeente twee keer per jaar geklepeld. Waardevolle graslandvegetaties komen voor in de polders Blokhoven en Rietveld, ten oosten van fort Honswijk, bij de Werken aan de Groeneweg, ten zuiden van de Oosterlaak en op een perceel tussen de Koedijk en de A27. Waardevolle bermen met soorten als aardaker, heelblaadjes en gewone agrimonie komen in het gebied voor langs de spoorlijn Utrecht-’s-Hertogenbosch op het traject tussen de Provincialeweg en het Amsterdam-Rijnkanaal, langs de Korte Uitweg, bij de Werken aan de Groeneweg, langs het inundatiekanaal en op verschillende plaatsen in de polders Blokhoven en Rietveld. Waardevolle vegetaties met soorten van het Dotterverbond komen plaatselijk nog voor in de polders Vuijlcop en Blokhoven. Langs sloten in het oostelijk deel van de polder Blokhoven komen soorten als bosbies, dotterbloem en geoord helmkruid voor. Ook in de polder Schalkwijk tussen de Waalsewetering en de Schalkwijkse wetering en bij het Marckenburgsepad aan de zuidzijde van het Amsterdam-Rijnkanaal zijn soorten gevonden van waardevolle oevervegetaties. In het westelijk deel van de polder Blokhoven zijn kleine watereppe en beekpunge aanwezig. Dit duidt op kalk- en mineralenrijk kwelwater van regionale afkomst. Holpijp wordt geacht een indicatiesoort te zijn voor plaatselijk lokaal kwelwater en komt in redelijke dichtheden voor in de polders Blokhoven, Vuijlcop en Rietveld, ten noordwesten van het inundatiekanaal en de Kaaidijk. Ook zijn indicatorsoorten voor kwel aanwezig net ten noorden van de Lekdijk nabij de Steenwaard en de Buitenwaard. In en langs sloten in de polder Biester en langs de Zuwedijk, in het oostelijk deel van Houten ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal, bevinden zich soortenrijke vegetaties. Het gaat hier specifiek om verschillende soorten fonteinkruiden. Een aantal sloten ten zuidwesten van het inundatiekanaal zijn ook soortenrijk te noemen. Voorkomende soorten zijn onder andere beekpunge, rode ogentroost en verschillende soorten fonteinkruid. Langs het inundatiekanaal en tussen de Lekdijk en de Honswijkse Wetering komen op aanzienlijke schaal kamgraslanden voor, die zeer soortenrijk zijn. In het inundatiekanaal bevinden zich ook krabbescheervegetaties, wat duidt op een goede waterkwaliteit. In de polder Rietveld, ten zuidwesten van de aansluiting van het inundatiekanaal op de September 2002,
- 18 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
Schalkwijkse wetering, worden soorten van het Dotter- en Moerasspireaverbond aangetroffen. De natte milieuomstandigheden bieden goede mogelijkheden voor de ontwikkeling van vochtige en natte graslandvegetaties. Op verschillende plaatsen in de polders, in de zuidelijke delen, zijn rietputten en poelen aanwezig. Om de grotere poelen is soms wilgenbroekbos aanwezig. In de oeverzone van de poelen en putten komen soorten als kaardenbol en blaaszegge voor. Bij Looijendaal, een boerderij bij de Oosterlaak, zijn nog restanten van waardevolle rivierduinvegetaties te vinden. Net buiten de gemeentegrens met Wijk bij Duurstede ligt tussen de Kapelleweg en het Amsterdam-Rijnkanaal een perceel loofbos. Hier komen groot heksenkruid en moerasandoorn voor. Ook de Stelling van Honswijk, Fort ’t Hemeltje en Werk aan de Groeneweg zijn gebieden waar waardevolle natuurwaarden voorkomen. Vogels De uiterwaarden en de gebieden net ten noorden van de Lekdijk hebben een belangrijke betekenis als overwinterings- weidevogelgebied. Naast de uiterwaarden zijn er een aantal polders die ook van belang zijn voor weidevogels. Op de meeste graslanden komen soorten als kievit en scholekster voor. Meer kritische soorten als grutto en tureluur komen schaarser voor. Deze zijn alleen in de polders Vuijlcop en Blokhoven te vinden en broeden er in relatief (vrij) hoge dichtheden. Buiten het broedseizoen komen hier ook kolganzen, kleine zwanen en soorten als kievit en wulp voor. De Lek, het Amsterdam-Rijnkanaal en het inundatiekanaal zijn van belang als foerageeren pleistergebied van watervogels als kuif- en tafeleend en grote zaagbek. Amfibieën en vissen De sloten en weteringen in de polders zijn van belang voor amfibieën en vissen zoals bruine kikker, kleine watersalamander, alver en rietvoorn. In polder Blokhoven komt plaatselijk de heikikker voor. Ook in en bij het inundatiekanaal komt de heikikker voor evenals de bittervoorn. Deze laatste twee soorten worden beschermd door de Habitatrichtlijn. In de poelen en rietputten die op verschillende plaatsen in de polders aanwezig zijn, komen moerasvogels als waterral, kleine karekiet en rietgors voor. De poelen zijn tevens van belang voor amfibieën als bruine kikker, gewone pad maar ook kamsalamander. De Oosterlaak, die van Houten richting ’t Goy loopt, wordt gerekend tot het type laaglandbeek en heeft een goede waterkwaliteit. Soorten als rivierdonderpad en weidebeekjuffer komen hier voor.
september 2002, eindconcept
- 19 -
2.6.4
Ecologische verbindingen
De uiterwaarden maken onderdeel uit van de nationale en provinciale ecologische hoofdstructuur. De Steenwaard is en het zuidelijke deel van de Honswijkerwaard worden in de toekomst ontwikkeld als natuur(kern)gebied. Ook de oost-westverbinding Kromme Rijn-Langbroek-Lek is een belangrijke te ontwikkelen ecologische verbinding voor biotopen van vochtige loofbossen en schraallanden. Belangrijke elementen in deze verbindingen (kunnen) zijn de noordoever van het Amsterdam-Rijnkanaal ten oosten van het Elpad, de bestaande groenzones langs het kanaal, de Schalkwijksewetering, landgoed Wickenburg. Ook is er een noord-zuid georiënteerde verbinding geprojecteerd langs de spoorlijn Utrecht-‘s-Hertogenbosch.
2.7
Landschapstypen, deelgebieden en landschapselementen
2.7.1
Landschapstypen en deelgebieden
Het studiegebied is in grote lijnen op te delen in twee landschapstypen, de stroomruggronden en de komgronden. Beide gebieden hebben hun eigen landschappelijke kenmerken en hun karakteristieke elementen. De stroomrug is weer op te delen in twee gebieden namelijk het stedelijk gebied rond Houten (Deelgebied Stedelijke zone) en het resterende deel van de stroomrug ten oosten van Houten, rond ’t Goy (Deelgebied ‘’t Goy). De komgronden, de polders rond Schalkwijk, worden gezien als één deelgebied (Deelgebied Schalkwijk). De overgangszone van komgronden naar oeverwal, de oeverwal en de uiterwaarden vormen samen een deelgebied (Deelgebied Oeverwal). De deelgebieden staan weergegeven op kaart 9.. Deelgebied Stedelijke zone: stroomrug De stroomrugontginningen zijn de oudste bewoonde delen van de gemeente Houten. Hierop is dan ook de meeste bebouwing gesitueerd. De oudste bebouwing in het gebied is de oude kern van Houten. In de bebouwde kom van Houten zijn nog oude wegenpatronen herkenbaar. Rond Houten zijn nog een aantal oude polders, zoals de polder Oud-Wulven. In het landelijk gebied rond Houten hebben de polders een kleinschalig (half) besloten karakter en een onregelmatige blokverkaveling. Het grondgebruik van de stroomruggen bestaat vooral uit fruitteelt, bomenteelt en melkveehouderijen. Het reliëf binnen het gebied varieert tussen de +3.8m NAP en de +1.9m NAP. Rond Houten is een randstedelijke zone ontstaan door het vestigen van bedrijven aan de rand van de kern. De doorsnijding van het gebied door de A27 is een belangrijke ruimtelijk en visuele barrière in dit deelgebied. Het gebied Laagraven / Kasteel Heemstede wordt hierdoor afgesloten van de rest van de stroomrug. Het deelgebied Stedelijke zone wordt aan de zuidzijde begrensd door het AmsterdamRijnkanaal. Dat betekent dat de polder De Hoon ook tot de Stedelijke zone behoort. De Hoon ligt van oorsprong in het komgebied.
September 2002,
- 20 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
Foto 3 Deelgebied stedelijke zone nabij kasteel Heemstede
Foto 4 Deelgebied ‘t Goy
september 2002, eindconcept
- 21 -
Foto 5 Deelgebied Schalkwijk
Foto 6 Deelgebied oeverwal nabij Tull en ‘t Waal September 2002,
- 22 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
Door de aanleg van het Amsterdam-Rijnkanaal is deze polder van de rest van het komgebied afgesneden. Gezien de ligging is het in dit plan bij het deelgebied Stedelijke zone gevoegd. Waardevolle en beeldbepalende landschapselementen in dit gebied zijn onder meer: -onregelmatige kavelstructuur; -oude polders zoals Oud-Wulven; -Houtense ontginningslint; -Fort ’t Hemeltje; -Kasteel Heemstede met laan; -oude wegenpatroon; -laanbeplanting langs rondweg; -rijksweg A27. Deelgebied ’t Goy: stroomrug Dit deelgebied ligt om de woonkern ’t Goy. Het betreft hier ook stroomrugontginningen met een nog herkenbaar oude wegenpatroon en blokverkaveling. Er is sprake van een onregelmatige blokverkaveling. Het is een kleinschalig besloten landschap waar akkers, weide en vooral (laagstam)boomgaarden veel naast elkaar voorkomen. De bodem is bij uitstek geschikt voor fruitteelt. In het gebied komen een aantal monumentale boerderijen voor. Waardevolle en beeldbepalende landschapselementen in dit gebied zijn onder meer: -boomgaarden en restanten van hoogstamboomgaarden; -landgoed Wickenburgh; -onregelmatige kavelstructuur; -oude wegenpatroon. Deelgebied Schalkwijk: komgronden Het komontginningsgebied gelegen ten zuiden van de stroomrug bestaat uit de polders Vuylcop, Schalkwijk, Biester, Rietveld en Blokhoven. Polder de Hoon is door de komst van het Amsterdam-Rijnkanaal afgescheiden van de ander polders. Door zijn latere ontginning heeft dit gebied dan ook ander karakter dan de stroomrug. Het gebied wordt gekenmerkt door een open en grootschalig karakter met een regelmatig verkavelingsprincipe. Het deelgebied Schalkwijk wordt omlijnd door weteringen die de overgang markeren van oeverwal naar komgrond. De ontginningsas, Schalkwijk, die centraal in het gebied ligt bestaat uit kleinschalige erven waarop de boerderijen gevestigd zijn. De veengrond ligt ondieper naarmate het centrum van de kom bereikt wordt. Hoogteverschillen variëren tussen de +0.2m NAP en de +2.3m NAP, geleidelijk verlopend over een grote afstand. Waardevolle en beeldbepalende elementen in dit gebied zijn: -regelmatige, langgerekte kavels; -krom-akkers;
september 2002, eindconcept
- 23 -
-stelsel van weteringen (Waalse, Honswijker-, Schalkwijkse en Pothuizerwetering), en sloten; -kasteelterrein Schalkwijk; -voormalige Kasteel Marckenburg; -bebouwingslint Schalkwijk; -Nieuwe Hollandse Waterlinie: inundatiekanaal, Fort Lunet De Snel, het werk aan de Korte Uitweg; -Elpad en Marckenburghsepad. Deelgebied Oeverwal: oeverwal Tot dit deelgebied horen de overgang van de komgronden naar de oeverwal, de oeverwal en de Lekuiterwaarden. De oeverwal behoort samen met de stroomrug tot de oudste bewoonde delen van het gebied. De oeverwal heeft een kleinschalig en gesloten karakter en er is sprake van een onregelmatig blokverkaveling. Het grondgebruik bestaat vooral uit boomgaarden, weiland en bouwland. Er bevinden zich ook een aantal hakhoutbosjes en grienden. Waardevolle en beeldbepalende elementen in dit gebied zijn: -bebouwingslint Molenbuurt en Tull en ’t Waal; -nieuwe Hollandse Waterlinie: Fort Honswijk en inundatiekanaal; -grienden; -Lekdijk met monumentale boerderijen: Schalkenberg, Hertenstein, Voordaan, e.d.; -uiterwaarden. 2.7.2
Landschapselementen
De belangrijkste landschapselementen die de structuur van het landschap van Houten bepalen, staan weergegeven op kaart 10. De onderstaande landschapselementen komen voor in het buitengebied van Houten. Beplantingselementen - boomrijen/wegbeplanting; - houtsingels; - knotbomen; - (hakhout)bosjes/grienden; - boomgaarden; - erfbeplanting; - solitaire bomen; - bermen; - overige elementen. Waterelementen - sloten, weteringen en vlieten; - rivieren; - Amsterdam-Rijnkanaal; - open water rond forten; September 2002,
- 24 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
-
inundatiekanaal.
Cultuurhistorische elementen - Nieuwe Hollandse Waterlinie; - kastelen; - boerderijen en bebouwingslinten; - toren Vuijlcop; - archeologisch waardevolle terreinen; - kleine cultuurhistorische elementen zoals hekken, palen, e.d.. Overige elementen - spoorlijn Utrecht-’s-Hertogenbosch; - rijksweg A27; - hoogspanningsleiding. Beplantingselementen Hieronder volgt een nadere voorlopige beschrijving van voornoemde beplantingselementen. Zoal reeds is aangegeven bij 2.6.2 is, wordt op dit moment een inventarisatie uitgevoerd van landschappelijke elementen in particulier en gemeentelijk eigendom in de gemeente Houten. bomenrijen/wegbeplanting Bomenrijen zijn lijnvormige beplantingselementen bestaande uit afzonderlijke bomen van min of meer dezelfde ouderdom, zonder ondergroei. Bomenrijen komen in het gebied vooral voor in de vorm van wegbeplantingen en soms als restanten van houtsingels. Ook zijn er in het gebied verschillende knotbomenrijen aanwezig langs waterlopen in het weidegebied. Wegbeplanting komt in verschillende vormen voor. Bomenrijen vormen belangrijke structuurbepalende elementen. Ze zorgen voor een ruimtelijke inpassing van wegen in het landschap, dienen als verkeersgeleiding en als oriëntatiemiddel. Voorts vervullen ze een windremmende functie, een functie als ecologische verbinding voor onder meer vogels en dragen ze bij aan de houtproductie. De bomenrijen in het gebied bestaan vooral uit essen, populieren en wilgen. Langs de rondweg staat een dubbele rij kastanjes. houtsingels Houtsingels zijn lijnvormige beplantingselementen en hebben als zodanig landschappelijke waarde. Een singel heeft aan een zijde een sloot en bevindt zich altijd op de kavelgrens. Houtsingels kunnen afhankelijk van de samenstelling, het ontwikkelings stadium en de onderhoudstoestand meerdere verschijningsvormen hebben. In het gunstig ste geval is er sprake van een rij bomen met daaronder een struiklaag en een kruidlaag. Wat betreft de landbouwkundige betekenis van de singels is windkering in de huidige situatie de belangrijkste functie. Singels hebben een belangrijke natuurwetenschappelijke waarde. Ze dienen als broed- en rustplaats voor vogels en als winterverblijfplaats voor insecten. Verder vinden kleinere zoogdieren er beschutting. Houtsingels dienen als route voor verschillende diersoorten en zorgen zo voor uitwisseling tussen gebieden. september 2002, eindconcept
- 25 -
(hakhout)bosjes Er komen in het buitengebied een aantal bosjes voor: grienden en hakhoutbosjes (bron: bestemmingsplan buitengebied). De bosjes komen vooral voor op de overgangsgronden van komgronden naar oeverwal. Op plaatsen langs of in de buurt van bebouwingslinten en boerderijen zijn er enkele geriefhoutbosjes. Deze zijn ontstaan door spontane opslag of zijn bewust aangeplant om in vroeger tijden te voorzien in de behoefte van de boeren aan hout voor het bedrijf en het huishouden en zijn lang in hakhoutbeheer geweest. erfbeplantingen De meeste boerderijen zijn wel voorzien van erfbeplanting. De aard en de vorm van de beplanting kan sterk uiteenlopen: oprijlanen, solitaire bomen, boomgroepen, geriefhoutbosjes, singelbeplanting, kleine boomgaarden of combinaties hiervan. De functie van de erfbeplanting is eveneens van uiteenlopende aard: luwte tegen wind en zon, gebruik (hout, fruit) en esthetische waarde. Door de variatie in vorm en de relatie met andere beplantingselementen kunnen ze bijdragen aan de ecologische waarden van het gebied. Als beplanting voor de voorgevel van boerderijen zijn ook op verschillende plaatsen leibomen aanwezig. boomgaarden In het gebied komen vooral boomgaarden voor in het deelgebied ’t Goy en deelgebied Oeverwal. De boomgaarden staan hoofdzakelijk op de kleigronden, die bij uitstek geschikt is voor deze vorm van grondgebruik. Hoogstamboomgaarden zijn nagenoeg niet meer aanwezig maar er zijn nog wel restanten, voornamelijk als erfbeplanting.
Foto 7 Hoogstamboomgaard op de oeverwal langs de Lek September 2002,
- 26 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
solitaire bomen Op verschillende plaatsen staan solitaire bomen. Soms gaat het om bomen als (knot)wilg of els die een restant vormen van wat ooit een volledige singel was. Op erven staan vaak solitaire bomen. Solitairen hebben vaak cultuurhistorische betekenis, leveren een bijdrage aan de belevingswaarde en kunnen als herkenningspunten fungeren. Voorts fungeren ze als broed- of rustplaats voor vogels en leveren zo een bijdrage aan de ecologische waarden van het gebied. bermen Bermen zijn stroken grond die een spoor-, weg- of dijklichaam of afwatering steunen. Bermen kunnen waardevolle verbindende elementen vormen voor kleinere zoogdieren en insecten. Dit is vooral het geval als ze extensief worden beheerd, waarbij een ecologisch waardevolle schrale vegetatie met een grote soortenrijkdom kan ontstaan. In Houten vormen de bermen van de spoorlijn Utrecht-’s-Hertogenbosch ecologische verbindingen en zullen als zodanig nog verder ontwikkeld worden. overige elementen Tot de overige beplantingselementen in het gebied kunnen ook de Eendenkooi De Knoest, de beplanting van het Elpad en de beplanting van het Wickenburgsepad worden gerekend. Het Elpad is een fietsverbinding met brede begroeide berm tussen het AmsterdamRijnkanaal en de het dagrecreatieverblijf ’t Waal en heeft zowel recreatieve als ecologische waarde als verbindende zone. Het Wickenburgsepad is een laan die het landgoed Wickenburg verbond met Schalkwijk. Het kasteelterrein is echter van de laan gescheiden door het Amsterdam-Rijnkanaal. Waterelementen sloten, weteringen en vlieten Sloten vormen kenmerkende elementen in het plangebied. Ze zijn op de greppels na de kleinste eenheden waarmee het oppervlaktewater wordt afgevoerd. De oriëntatie van de sloten is gekoppeld aan het verkavelingspatroon. De wat grotere lineaire waterelementen zijn de vlieten en weteringen, zoals de Blokhovense Molenvliet, Dwarstocht, Waalsewetering, Goyerwetering, Marckenburgsewetering, Pothuizerwetering, Honswijkerwetering, Schalkwijksewetering, en Houtense Wetering. Oevers van waterlopen kunnen, in combinatie met de waterlopen zelf, belangrijke ecologische verbindingen vormen. rivieren Het gebied is gevormd door de rivieren en deze vormen dan ook belangrijke elementen in het landschap. In dit gebied zijn dat de Lek en de Kromme Rijn.
september 2002, eindconcept
- 27 -
Amsterdam-Rijnkanaal Het Amsterdam-Rijnkanaal is een lijnvormig element zonder enige relatie met de geomorfologische geschiedenis. Het vormt een ecologische barrière tussen het open komgebied en de stroomrug. open water rond forten De meeste forten die onderdeel uitmaken van de Hollandse Waterlinie hebben een grachtenpatroon rondom. Dit geldt ook voor het kasteel Wickenburg. De grachten zijn relatief schoon en een aantal herbergt bijzondere water- en oevervegetaties. inundatiekanaal Het inundatiekanaal is een onderdeel van de Hollandse Waterlinie en is gebouwd ter verdediging van de Hollandse steden. Het is aangesloten op het watersysteem van de Lek en het Amsterdam-Rijnkanaal. Hierdoor kan het de bijhorende inundatievelden onder water zetten. Het inundatiekanaal is samen met zijn forten van de elementen met een grote historische, ecologisch en recreatieve waarde. Cultuurhistorische elementen Nieuwe Hollandse Waterlinie De Nieuwe Hollandse Waterlinie is een verzamelnaam voor de verschillende forten die in en buiten het gebied voorkomen, inundatiekanaal, inundatievelden en dijken. De Hollandse Waterlinie is destijds gebouwd als verdedigingswerken om verschillende Hollandse steden te kunnen beschermen door het onder water laten lopen van een deel van het land. kastelen / landgoederen In Houten staan kasteel Heemstede en huis te Wickenburg. Het huis te Wickenburg maakt onderdeel uit van landgoed Wickenburg dat als parkbos cultuurhistorische waarde heeft. Bij beide kastelen is een oprijlaan aanwezig die zowel landschappelijk als cultuurhistorisch van betekenis zijn in het gebied. Van kasteel Schonauwen bestaat de toren en de oprijlaan nog. Ook zijn er restanten van oude kastelen in de gemeente Houten aanwezig, dit zijn onder andere voormalig kasteel Marckenburg en Schalkwijk. Deze overblijfselen die vaak nog te herkennen zijn aan de grachtenstructuur zijn cultuurhistorisch van belang. boerderijen en bebouwingslinten In het gebied zijn verschillende boerderijen en oude landhuizen aanwezig die een zekere cultuurhistorische en landschappelijke waarde vertegenwoordigen. Het betreft vooral monumentale boerderijen en de bebouwingslinten. Boerderijen die aangewezen zijn als Rijksmonument zijn vooral te vinden aan de Achterdijk, Waalseweg, de Oosterlaak en de Schalkwijkse Wetering. Tevens zijn er op de lijst van het Monumenten Inventarisatie Project van de Provincie andere objecten als cultuurhistorische waardevolle object opgenomen. Verder zijn er bijna 200 boerderijen, woonhuizen en andere objecten die de status van gemeentelijk monument hebben. Vele daarvan bevinden zich in het buitengebied
September 2002,
- 28 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
Foto 8 Amsterdam-Rijnkanaal met spoorbrug en verkeersbrug provinciale weg
Foto 9 Onderdeel Nieuwe Hollandse Waterlinie: Fort Honswijk
toren Vuylcop september 2002, eindconcept
- 29 -
In de polder Vuylcop, langs de Schalkwijksewetering staat de toren Vuylcop, een cultuurhistorisch waardevol element. Het is een woontoren en staat op de lijst van Rijksmonumenten. archeologisch waardevolle terreinen In het buitengebied van Houten zijn veel archeologisch waardevolle terreinen en terreinen met archeologische waarde of betekenis aanwezig. Een uitgebreide beschrijving staat weergegeven in paragraaf 2.4 en op kaart 5. kerktorens In Houten staan er 4 kerken. Vanuit het landelijk gebied zijn de torens moeilijk zichtbaar. De kerktorens van ’t Goy, Schalkwijk en Tull en ’t Waal zijn daarentegen wel goed zichtbaar aanwezig. Overige elementen: spoorlijn Utrecht-’s-Hertogenbosch De spoorlijn met bovenleiding vormt een opvallende doorsnijding van het gebied, meer bepaald het open komgebied. De aanwezigheid van de spoorlijn wordt extra benadrukt door de bruggen over Lek en het Amsterdam-Rijnkanaal. rijksweg A27 Deze brede snelweg zorgt voor een opvallende doorsnijding van het gebied ten westen van Houten. Bijkomende elementen als viaducten, op- en afritten versterken de invloed van de weg. hoogspanningsleiding Er loopt een hoogspanningsleiding door de polder Oud-Wulven en Laagraven. De masten en leidingen zijn beeldbepalend in dit open weidegebied.
September 2002,
- 30 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
september 2002, eindconcept
- 31 -
2.8
Kenmerken per deelgebied
In onderstaande tabel zijn per deelgebied de belangrijkste kenmerken aangegeven. Tabel 1. Overzicht kenmerken per deelgebied Deelgebied
reliëf/
bodem /
bebouwings-
beplantings-
berkaveling-
patroon
geomorfologie
water
patroon
patroon
patroon
wegen/-
van
ruimtelijke
natuurwaarden
kenmerken
waterlopen Stedelijke
Kleine
stroomrug-
bebouwings-
kastanjes rondweg
onregelmatige
oude
kleinschalig
hagen, monumentale
zone
hoogteverschillen
gronden kalkloze
kernen Houten en
Houten, laan
blokverkaveling,
wegenpatroon,
gesloten karakter
bomen, laanbomen en
van +1,9 tot + 3,8
en kalkhoudende
’t Goy
Kasteel Heemstede
doorsnijding door
met enkele
hoog- en
m NAP/
rivierkleigronden
en bos Oud
A27
zichtlijnen
laagstamboomgaarden
stroomruggronden
(vaaggronden)
Wulverbroek, boomgaarden
‘t Goy
Kleine
stroomrug-
bebouwings-
erf- en
onregelmatige
oude
kleinschalig
hagen, monumentale
hoogteverschillen
gronden kalkloze
kernen Houten en
laanbeplanting
blokverkaveling,
wegenpatroon
gesloten karakter
bomen, laanbomen en
van +1,9 tot + 3,8
en kalkhoudende
‘t Goy
Boomgaarden,
met enkele
hoog- en
m NAP/
rivierkleigronden
beplanting rond
zichtlijnen
laagstamboomgaarden
stroomruggronden
(vaaggronden)
Kasteel Wickenburgh
September 2002 , eindconcept
- 32 -
Error: Reference source not found Error: Reference source not found
Deelgebied
reliëf/
bodem /
bebouwings-
beplantings-
verkavelings-
patroon
geomorfologie
water
patroon
patroon
patroon
wegen/-
van
ruimtelijke
natuurwaarden
Kleine
Kalkloze
vooral
erf- en laanbe-
regelmatige
wegen langs
hoogteverschillen
rivierkleigronden
lintbebouwing als
planting en
strookverkaveling
bebouwinslinten,
in polder Vuylcop,
over een groot
ontginningsas
(gerief)bosjes bij
vanuit
spoorlijn, aan
Blokhoven en
gebied van +0,5
(Schalkwijk)
bebouwing,
ontginningsas met
verkaveling
Biesterpolder, ook
tot + 2,3 m NAP/
beplanting rond
netwerk van sloten
gekoppeld
langs inundatiekanaal
komgronden
forten en Eendekooi
en weteringen
kenmerken
waterlopen Schalkwijk
zeer open karakter
vegetatie langs sloten
slotenpatroon,
en het
populierenbosjes
doorsnijding
veenmoerasgebied
langs
A’dam-Rijnkanaal
Rietveld
inundatiekanaal Oeverwal
Kleine
stroomrug-
vooral
geriefbosjes,
onregelmatige
bebouwingslint,
tot Pothuizenweg
gebied rond Tull en ’t
hoogteverschillen
gronden kalkloze
lintbebouwing als
erfbeplanting en
verkaveling
aan verkaveling
meer besloten
Waal in relatie met de
van +1,6 tot + 2,4
en kalkhoudende
ontginningsas
bosjes bij
gekoppeld patroon
karakter,
Honswijkerwaarde en
m NAP/
rivierkleigronden
(Tull en ’t Waal)
bebouwing,
van sloten en
uiterwaardenland-
de Steenwaard,
stroomruggronden
(vaaggronden)
grienden en
weteringen
schap
kamgraslanden tussen
hakhoutbosjes,
de Achterdijk en de
beplanting Fort
Lekdijk
Honswijk
september 2002, eindconcept
- 33 -
3
BELEIDSKADER. 3.1
Rijksbeleid
3.1.1
Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening (2001)
De vijfde nota ruimtelijke ordening vertaalt de ruimte in Nederland in 3 lagen namelijk de ondergrond, de netwerken en de occupatielaag. De belangrijke ruimtelijke kwaliteiten, structuurdragers, zijn aan deze lagen verbonden en vormen het fundament voor de ruimtelijke hoofdstructuur. Er ontstaat een grote druk op de open ruimte door de geringe afstand tussen stad en dorp en demografische en economische ontwikkeling. Hierdoor worden de weidse en besloten landschappen steeds schaarser. Het landelijk gebied biedt ruimte aan kleine steden, dorpen en buitengebieden. Het heeft een functie als publieke ruimte. Daarom moet het ruimtelijk beleid bijdragen aan een vergroting van de diversiteit en kwaliteit van stedelijk en landelijk milieus. Het landsdeel West (Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht en Flevoland) kent een grote druk op het landelijk gebied. 38% van de landelijke ruimtebehoefte voor wonen en werken moet zich in dit deel bevinden. De Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening ziet dit als een kans voor het aanpakken van de kwaliteitsgebreken binnen dit gebied. De centrale opgave is dan ook om een betere evenwicht te krijgen tussen stad en land. Het concept Deltametropool, waarvan de gemeente Houten deel uitmaakt, vormt een integrale opgave voor de ruimtelijke ordening, economie, infrastructuur en natuurontwikkeling. Het concept stimuleert de vervlechting van de verschillende deelgebieden zodat deze fungeren als een geheel. Deze vervlechting wordt bereikt door het versterken van de relatienetwerken (groen-blauwe netwerk en het infrastructureel netwerk). Het groen-blauwe netwerk omvat binnenstedelijke groengebieden, bufferzones en het groene hart. Concretere beleidsmaatregelen, in afwachting van Planologische Kernbeslissing (PKB) 3, zijn nog niet bekend. 3.1.2
Nota Belvedère (1999)
De Nota Belvedère geeft een visie op de wijze waarop met de cultuurhistorische kwaliteiten van het fysieke leefmilieu in de toekomstige ruimtelijke inrichting van Nederland kan worden omgegaan en geeft aan welke maatregelen daartoe moeten worden getroffen. Cultuurhistorie wordt daarbij beschouwd als van vitale betekenis. De hoofddoelstelling van dit beleid wordt vertaald in de volgende doelen: -
Het erkennen en herkenbaar houden van cultuurhistorische identiteit in zowel het stedelijke als het landelijk gebied, als kwaliteit en uitgangspunt voor verdere ontwikkelingen
September 2002 , eindconcept
- 34 -
-
Het versterken en benutten van de cultuurhistorische identiteit en de daarvoor bepalende kwaliteiten van de cultuurhistorische meest waardevolle gebieden van Nederland, de zogenoemde Belvedère-gebieden. Het verspreiden en toegankelijk maken van de kennis over cultuurhistorie, alsmede het stimuleren van de kansen van cultuurhistorie als inspiratiebron voor de ruimtelijke inrichting.
Het westelijk deel van de gemeente Houten, waarin de forten en het inundatiekanaal gelegen zijn, behoort tot het Belvedère-gebied Nieuwe Hollandse Waterlinie. 3.1.3
Panorama Krayenhoff (2002)
Aan dit perspectief ging een maatschappelijk debat over de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW) vooraf. De NHW is het enige Nationale project uit de Nota Belvedere en zal door de regering worden voorgedragen voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst van de Unesco. Het hoofddoel van Panorama Krayenhoff is het bepalen van een gemeenschappelijke ruimtelijke koers voor de bescherming en de ontwikkeling van de linie. Het geeft een aanzet tot provinciale, planologische verankering. Tevsn is het doel het opstellen van een gedifferentieerd ontwikkelingsprogramma, zodat veel partijen in de samenleving zich uitgenodigd voelen om aan de concretisering en uitvoering van de voornemens bij te dragen. 3.2
Provinciaal beleid
3.2.1
Streekplan Provincie Utrecht (1994)
Het streekplan Utrecht geeft een toekomststrategie tot het jaar 2005. Het vormt het kader in het proces van ruimtelijk ordenen. Het streekplan dient als het kader voor het beleid van de provincie met betrekking tot de fysieke omgeving. Dit heeft betekenis voor de coördinatie van het provinciaal beleid op diverse deelterreinen. In het streekplan is de gehele provincie Utrecht opgedeeld in subdelen die het ruimtelijk ordenen gemakkelijker maken, bijvoorbeeld in zoneringen in het landelijk gebied. Deze zonering is gericht op duurzaamheid van gebruiksvormen en natuurwaarden, draagt bij aan behoud van kwetsbare functies en sluit aan bij de randvoorwaarden vanuit de waterhuishouding en milieubeleid. Landelijk gebied type 1 is landelijk gebied met agrarisch gebruik verweven met intensieve dag- en verblijfsrecreatie en incidentele tuinbouw. Dit gebied bevindt zich ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal en langs de Lek. Landelijk gebied type 2 staat voor landelijk gebied met intensief landbouwkundig gebruik. Hierbij gaat het zowel om agrarisch gebied met grondgebonden landbouw als om concentraties van niet-grondgebonden veehouderij, fruitteelt en tuinbouwcomplexen, alsmede multifunctioneel bosgebied met verblijfsrecreatiecomplexen. Dit type beslaat het grootste deel van het plangebied. september 2002, eindconcept
- 35 -
Landelijk gebied type 4 staat voor landelijk gebied met verweven natuurwaarden en met de bestaande agrarische bedrijvigheid of het huidige recreatief gebruik als niet strijdig grondgebruik, alsmede multifunctioneel bosgebied (incidenteel met een accent natuur). De uiterwaarden langs de Lek behoren tot deze categorie. Landelijk gebied type 5 staat voor landelijk gebied met als hoofdfunctie natuur. Het accent wordt gelegd op natuurfunctie, daarnaast kan er sprake zijn van agrarisch of recreatie gebruik. Een gebiedje ten westen van Schalkwijk, Rietveld, is hiervoor aangewezen. 3.2.2
Beleidsplan Natuur en Landschap Provincie Utrecht (ontwerp, 1990)
Het beleidsplan Natuur en Landschap is een sectorplan gericht op natuur en landschap, het is een beleidsintensivering voor de provincie Utrecht, in aansluiting op het rijksbeleid. De hoofddoelstellingen zijn: Het tot stand brengen van een ruimtelijke stabiele, ecologische hoofdstructuur; Het geven van prioriteit aan de instandhouding van aardkundige, cultuurhistorische en belevingswaarden van gebieden met specifieke waarden; Het instandhouden en herstellen van een zo natuurlijk mogelijke verscheidenheid aan planten- en diersoorten. De ecologische hoofdstructuur onderscheidt: kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones. Natuurkerngebieden worden geselecteerd op de aanwezigheid van belangrijke natuurwaarden, grootte van het gebied en de samenhang met andere gebieden. Natuurontwikkelingsgebieden ontstaan om bestaande kerngebieden te versterken, om eventuele natuurwaarden te ontwikkelen en daarbij aan te sluiten bij de randstadgroenstructuur. De verbindingszone worden ontwikkeld om verplaatsing van planten en dieren tussen de verschillende kerngebieden te kunnen bewerkstelligen. Om de huidige kerngebieden in de toekomst te laten functioneren moeten deze gebieden door middel van verbindingzones aan elkaar gekoppeld worden. De Gemeente Houten wordt doorkruist door twee verbindingzones. De noord-zuid gerichte ecologische verbindingszone verbindt het kerngebied van de uiterwaarden van de Lek en het Kromme Rijn natuurontwikkelingsgebied ten noorden van Houten. De oost-west georiënteerde verbindingszone koppelt een natuurontwikkelingsgebied ten westen van Nieuwegein met een oostelijk gelegen natuurkerngebied. De landschappelijke hoofdstructuur van de provincie Utrecht richt zich op het behouden en ontwikkelen van een hoogwaardig landschap, dat de juiste condities biedt voor een duurzaam ontwikkelingsperspectief van ecologische en economische functies (landbouw, bosbouw en recreatie). Een belangrijk aspect voor de Utrechtse landschappelijk verscheidenheid is het versterken van het contrast tussen de open, grootschalige en de gesloten kleinschalige landschapstypen. Het behouden van het open karakter van het komontginningenlandschap September 2002 , eindconcept
- 36 -
is binnen het provinciaal landschapsbeleidsplan net zo essentieel als het besloten karakter van het boslandschap. In het Beleidsplan Natuur en Landschap provincie Utrecht is voor het eerst systematisch aandacht besteed aan de aardkundige waarden. Enerzijds wordt de eigen betekenis en de onvervangbaarheid en anderzijds de ernst en veelzijdigheid van de bedreigingen van de aardkundige waarden onderkend. De hoofddoelstelling van het beleidsplan is “duurzame instandhouding, herstel en ontwikkeling van natuurlijke en landschappelijke waarden”. Er worden 3 sporen gevolgd: Meeliften met de realisering van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS); Bescherming van aardkundige waarden met andere vormen van beleid; Aandacht vragen voor aardkundige waarden bij andere beleidsvelden. 3.2.3
Nota Witte Gebieden (1996)
De notitie ‘Witte gebieden’ bevat de visie van het Provinciebestuur op de natuur- en landschapswaarden buiten de ecologische hoofdstructuur. De nadruk ligt op het landelijk gebied. Het geformuleerde beleid heeft geen dwingend, maar vooral een stimulerend en sturend karakter. Binnen de notitie gaat het om de volgende aspecten: weidevogelbeheer, beheer van knotwilgen en bosjes, perceels- en slootrandenbeheer, aanleg van poelen en houtsingels, beheer van erven en tuinen, verbinden van houtsingels, bosjes en andere landschapselementen en behouden van het eigen karakter van een gebied. Het draagvlak is: het behouden en vernieuwen van natuur- en landschapswaarden in witte gebieden stimuleren. Daarbij worden er drie centrale thema’s gehanteerd: natuur en landschap op het agrarisch bedrijf en particuliere grondgebruikers; natuur en landschap bij gemeenten; natuur en landschap bij waterschappen. De Provincie Utrecht is in de Nota Witte Gebieden ingedeeld in een aantal groepen, gebaseerd op voorkomende landschapstypen. De gemeente Houten valt binnen de grenzen van het rivierengebied. Aan de hand van de onderverdeling in landschapstypen wordt het beleid uitgewerkt. In Houten komen voor: stroomruggenlandschap, kommenlandschap en uitwaarden. De doelstellingen en huidige activiteiten in het gebied zijn: Bijdrageregeling kleine landschapselementen; activiteiten landschapsbeheer Utrecht; activiteiten overheden; bijdragen aan landschapsonderhoud van boeren en particulieren.
september 2002, eindconcept
- 37 -
3.3
Gemeentelijk en lokaal beleid
3.3.1
Bestemmingsplan Buitengebied gemeente Houten (2001)
Het beleid dat binnen het bestemmingsplan wordt gevoerd is gebaseerd op een visie op hoofdlijnen. Vervolgens worden beleidsaccenten per deelgebied gesteld. De deelgebieden zijn: de Houtense stadsrand; de omgeving van ’t Goy; de omgeving van Schalkwijk; de uiterwaarden; de 3 kleine kernen (Schalkwijk, ’t Goy, Tull en ’t Waal). Het deelgebied de Houtense stadsrand kent een sterke druk die wordt gegenereerd door de uitbreidingen van Houten. De nadruk wordt dan ook gelegd op het ontwikkelen van de recreatieve uitloopfunctie. Het landschap moet hier mogelijkheden voor bieden. De landbouw blijft primaire gebruiker, er is echter geen ruimte meer voor nieuwe bedrijven. De uitbreiding van intensieve veehouderijen is door de aanwezigheid van woonfuncties niet gewenst. De integratie van recreatie en landbouw wordt aangekaart. Met medewerking van de agrarische sector wil de gemeente een recreatieve infrastructuur realiseren. ’t Goy en omgeving heeft primair een landbouwfunctie. Uitbreiding van fruitteelt en bomenteelt is mogelijk. Het gebied heeft een landschappelijk waardevolle functie. Hierdoor is dit gebied samen met de Houtense stadsrand een recreatief uitloopgebied. Er zijn plannen om een fietspad tussen ’t Goy en Werkhoven aan te leggen en om het gebied rond Wickenburg landschappelijk te versterken. Een deel van gebied tussen de Beusichemseweg en het Amsterdam-Rijnkanaal wordt gezien als natuurontwikkelingsgebied (eigendom Rijkswaterstaat). Schalkwijk en omgeving is een landbouwgebied met ruimte voor uitbreiding. Uitbreiding van bestaande bedrijven met een beperkte tak veehouderij wordt hier toegestaan. De bouw van kassen in beperkte omvang is ook toegelaten. Uitbreiding voor boom- en fruitteelt concentreert zich vooral in Tull en ’t Waal. Nieuwe bedrijven met bodemgebonden productie kunnen zich hier vestigen. Landschappelijk gezien wordt de voorkeur gegeven aan locaties langs Kanaaldijk Zuid, Zuwedijk of Pothuizerweg. De Nieuwe Hollandse Waterlinie zal een cultuurhistorisch of een natuurdoel dienen. Voor Fort Honswijk tracht men een recreatieve bestemming te vinden. Ten gevolge van de ruilverkaveling Schalkwijk zijn er meerdere recreatieve paden aangelegd. Deze vervullen de verbindingsfunctie tussen Houten en de uiterwaarden van de Lek. Tull en ’t Waal is door zijn gunstige ligging een goede vestigingsplaats voor minicampings, dit in combinatie met het dagrecreatiegebied ten zuiden van Tull en ‘t Waal. De uiterwaarden hebben door hun relatie met de Lek een belangrijke functie als waterbergingsgebied. Natuur- en dagrecreatiefunctie zullen hier worden ontwikkeld. De September 2002 , eindconcept
- 38 -
gemeente is daarom voorstander voor een vrijwillige terugtrekking van de landbouw in dit gebied. Natuur zal hier worden ontwikkeld zonder dat de waterbergende functie van het gebied hieronder zal lijden. De dagrecreatieve functie kan een plaatselijk parkeerprobleem met zich meebrengen. Daarom zou de uitbreiding gepaard moeten gaan met beperkte uitbreiding van parkeercapaciteit. De drie kleine kernen Schalkwijk, Tull en ’t Waal en ’t Goy hebben een primaire woonfunctie. De gemeente zal zich dan ook inzetten voor een kleinschalige uitbreiding van deze functie. 3.3.2
Bestemmingsplan Laagraven (2000)
Het Bestemmingsplan Laagraven is opgesteld door de gemeenten Houten en Nieuwegein. Het doel van het bestemmingsplan is het leggen van een planologisch-juridisch kader voor het gebied, dat inmiddels is uitgewerkt tot het masterplan Laagraven. Het plan voorziet in een belangrijk deel een functieverandering van landbouw naar een recreatieve functie. Het accent ligt op het realiseren van dagrecreatieve voorzieningen zoals een recreatieplas met bijhorende voorzieningen voor parkeren, horeca en verblijven (bankjes, picknickplaatsen, e.d). Verder wordt er rekening gehouden met de te ontwikkelen ecologische verbindingszone langs de Wayense Wetering. 3.3.3
RAK Kromme Rijn (2000)
De RAK Kromme Rijn is een landinrichtingsplan uitgevoerd in 2 fasen. Het Houtense deel ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal maakt deel uit van de stroomrug en ook van het inrichtingsgebied. Met de uitvoering van het eerste deelplan van de RAK worden de volgende doelstellingen nagestreefd: landbouw; het voorsorteren op de verkavelingsprocedure teneinde de doelen op het vlak van landbouw en natuur te kunnen realiseren. Hiervoor kunnen bedrijven op vrijwillige basis verplaatsen en/of uitplaatsen. Eveneens kan op vrijwillige basis grond worden geruild vooruitlopend op het Plan van Toedeling; landschap; ter versterking van de landschappelijke structuur van het gebied wordt de aanleg van kleine landschapselementen en erfbeplanting gestimuleerd; grondverwerving; verwerving van voldoende gronden om de taakstelling te realiseren. 3.3.4
Ruilverkaveling Schalkwijk (1984)
De ruilverkaveling Schalwijk is ingezet vanuit de behoefte de tekortkomingen in de verkaveling, het wegenstelsel en de waterbeheersing op te heffen; tekortkomingen die de bedrijfsvoering van de land- en tuinbouwbedrijven in het gebied ernstig belemmeren. In het verkavelingsgebied worden de volgende doelstellingen nagestreefd: het scheppen van mogelijkheden voor een economisch beter verantwoorde agrarische bedrijfsvoering; het zoveel mogelijk in stand houden en ontwikkelen van een goed woonklimaat; september 2002, eindconcept
- 39 -
-
het zoveel mogelijk handhaven en verbeteren van het natuurlijk milieu.
Deze doelstellingen zijn uitgewerkt in een aantal Plannen. Het Plan van wegen en waterlopen streeft er naar de landbouwbedrijven en kavels beter te ontsluiten door verbeteren en aanleggen van wegen en door een betere verkeersafwikkeling, een grotere verkeersveiligheid en een vermindering van de onderhoudskosten te realiseren. Ook is het erop gericht om grondwaterstanden beneden 40 cm beneden maaiveld te realiseren, doelmatiger beheersing van in het gebied ingemalen water, en het zo min mogelijk doorsnijden van terreinen met natuurwetenschappelijke en/of landschappelijke waarden met een waterloop. Het Landschapsplan is erop gericht om in samenhang met de agrarische functie de bestaande landschapstypen in stand te houden en te herstellen. Daarbij is speciaal gelet op de ruimtelijke opbouw, de waardevolle levensgemeenschappen, de landschapselementen en de cultuurhistorisch waarden binnen de onderscheiden landschaptypen. Ten aanzien van de verkaveling wordt ernaar gestreefd om binnen het patroon van het plan van wegen en waterlopen, het landschapsplan en reeds aanwezige infrastructuur, de verspreid liggende kavels samen te voegen tot zo groot mogelijke eenheden, die zoveel mogelijk bij de bedrijfsgebouwen aansluiten. Voor alle plannen zijn maatregelen opgenomen. 3.3.5
Inrichtingsplan Groenraven-oost (1998)
Het inrichtingsplan Groenraven-Oost heeft betrekking op het gebied tussen Utrecht, Zeist, Houten, Driebergen en De Bilt. Het heeft als doelstelling het verbeteren van de milieukwaliteit, het realiseren en versterken van de ecologische hoofdstructuur, het versterken van mogelijkheden voor openluchtrecreatie, stabiele inrichting van de groene geledingszone tussen het stedelijk gebied en het landelijk gebied en behouden en ontwikkelen van duurzame en economische landbouw. In het kader van het inrichtingsplan worden voor het gebied ten noorden van Houten (voor een groot deel liggend in de gemeente Bunnik) herinrichtingsvoorstellen gedaan met aanplant van populieren op de overgang van stad naar landelijk gebied en het aanleggen van recreatieve paden. 3.3.6
Strategienota Houtense energiebeleid (2001)
De conclusie uit de strategienota is enerzijds inzetten op energiebesparing bij doelgroepen en anderzijds een onderzoek doen naar de verschillende mogelijkheden van de toepassing van duurzame energie in Houten. Na het onderzoek, de Duurzame energiescan, is een streefdoel van 11% in 2005 gesteld. Om deze doelstelling te halen is een breed pakket maatregelen voorgesteld, variërend van een actie zonneboiler tot een onderzoek naar de mogelijkheden voor windenergie. Een aanzienlijk deel van streefdoelstelling kan bereikt worden door het toepassen van windenergie. Aan de hand van de volgende aspecten zoals geluid, schaduw, landschap, vogels en milieubijdrage zijn er drie locaties geselecteerd: 1. Ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal ter hoogte van ’t Goy; 2. Ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal, ter hoogte van het bedrijventerrein de Meerpaal; September 2002 , eindconcept
- 40 -
3.
Langs de spoorlijn Utrecht-‘s-Hertogenbosch, ten zuidoosten van Schalkwijk.
Locatie 2, ter hoogte van het bedrijventerrein de Meerpaal, wordt als eerste gerealiseerd. Een jaar na de realisatie wordt er besloten of de overige twee locaties worden ingevuld. Locatie 1 en 3 worden beschreven in het nieuwe bestemmingsplan buitengebied. 3.3.7
Algemene Plaatselijke Verordening gemeente Houten (Kapverbod, 2002)
In artikel 4.5.2 van de APV is een kapverbod opgenomen voor bomen waaraan door B&W een bijzondere waarde is toegekend. Deze bomen zijn opgenomen in de lijst van waardevolle bomen waar momenteel een actualisatie van plaatsvindt (zie 2.6.2).
september 2002, eindconcept
- 41 -
September 2002 , eindconcept
- 42 -
4
ANALYSE 4.1
Algemeen
In dit hoofdstuk gaat het niet, zoals in hoofdstuk 2 om een beschrijving van het landschap en de natuur in het buitengebied van Houten maar om de waardering van de kenmerken, kwaliteiten en potenties van het landschap evenals de bedreigingen en knelpunten. Hiermee vormt dit hoofdstuk een schakel tussen het beschrijvende deel van het Landschapsbeleidsplan en de visie, waarvan de hier gesignaleerde potenties en op te lossen knelpunten de bouwstenen gaan vormen. Het hoofdstuk is als volgt opgebouwd: allereerst wordt in algemene zin ingegaan op het begrip 'landschappelijke kwaliteit'. Daarna worden in paragraaf 4.2.1 tot en met 4.2.3 achtereenvolgens de esthetische, ecologische en economische kwaliteiten van het buiten gebied behandeld. Hierna wordt ingegaan op de knelpunten en bedreigingen, eerst in algemene zin, daarna ten aanzien van landschappelijke waarden, ecologische waarden en ten aanzien van de functies landbouw en recreatie. 4.2
Kwaliteiten en Kansen
Bij de waardering van het landschap speelt het begrip 'landschappelijke kwaliteit' een belangrijke rol. Dit begrip kan worden beschouwd als het totaal van de esthetische, ecologische en economisch-functionele kwaliteit van het landschap. Het landschap heeft pas kwaliteit als deze onderdelen in onderlinge samenhang vertegenwoordigd zijn. Ook de sociale kwaliteit van een landschap speelt een rol. Afhankelijk van de kenmerken en de problematiek van een gebied kan het accent anders liggen. De esthetische kwaliteit heeft betrekking op de wijze waarop mensen het landschap ervaren en er een betekenis aan toekennen. De ervaring van het landschap hangt samen met de ruimtelijke structuur. Deze structuur wordt bepaald door de aanwezigheid van ruimtelijke landschapselementen (de kleinste bouwstenen) als bebouwing, wegen en beplanting, de onderlinge relatie hiertussen (patronen) en de ruimtes die erdoor worden gevormd. De waardering hangt sterk samen met het al dan niet aanwezig zijn van een ruimtelijke structuur. Bij een esthetisch waardeoordeel spelen de identiteit van het landschap, de oriëntatiemogelijkheden die het landschap biedt en de ervaring van schoonheid die dat landschap veroorzaakt een rol. Bij dit aspect worden ook cultuurhistorische en archeologische waarden meegenomen. De ecologische kwaliteit van een landschap wordt in eerste instantie bepaald door de wijze waarop de actuele en potentiële ecologische waarden in het landschap verankerd zijn. Hierbij wordt rekening gehouden met aspecten als variatie, samenhang en duurzaamheid.
september 2002, eindconcept
- 43 -
Bij het begrip variatie spelen variatie in bodem en water, nutriënten, hoogteligging, variatie in menselijk gebruik en beheer evenals variatie in planten en dieren en in de wisselwerkingen tussen de ecosystemen een rol. Er zijn verschillende vormen van ruimtelijke samenhang die belangrijk zijn voor het ecologisch functioneren van een landschap zoals verbindingsmogelijkheden tussen nest-, broed- en foerageergebieden. Sommige ecosystemen zijn meer gevoelig voor invloeden van buitenaf (verdroging, vernatting, verstoring) dan andere ecosystemen. Het is dan soms wenselijk die ecosystemen van buitenaf te isoleren voor de negatieve invloeden van de omgeving. Daarnaast is het belangrijk dat een ecosysteem zich gedurende een langere tijd ongestoord kan ontwikkelen. Dit wordt nagestreefd met het begrip duurzaamheid. De economisch-functionele kwaliteit hangt onder meer samen met het zo efficiënt mogelijk benutten van het cultuurlandschap. Verschillende functies moeten in het land schap een plaats kunnen vinden. De behoefte aan multifunctionaliteit stelt ook eisen aan de kwaliteit van het milieu. Dit moet duurzaam geschikt zijn voor het gebruik voor verschillende functies. Daarnaast stellen verschillende vormen van bodemgebruik diverse eisen aan de ordening die in het landschap aanwezig is. Functies die snelle veranderingen doormaken (bijv. landbouw en intensieve recreatie) hebben behoefte aan een fexibele ruimtelijke indeling. Andere functies zijn er juist bij gebaat zich lange tijd in een ongewijzigde situatie te kunnen ontwikkelen (bijv. natuur, extensieve vormen van recrea tie). De sociale kwaliteit hangt vooral samen met de esthetische en ecologische kwaliteit. Van belang hierbij is dat het landschap door mensen geaccepteerd wordt, gewaardeerd wordt en voor hen toegankelijk is. Hiermee wordt een draagvlak gecreëerd voor de ontwikkelingen die op het gebied van natuur en landschap plaatsvinden. Sociale kwaliteit is een zeer subjectief begrip omdat het landschap door verschillende mensen op verschillende manieren geïnterpreteerd en gewaardeerd wordt. 4.2.1
Esthetische kwaliteit
De openheid en regelmatige strokenverkaveling van de komgronden, de kleinschaligheid van de stroomrug, de karakteristieke bebouwingslinten en het stelsel van sloten, vlieten en weteringen zijn de dragers van de esthetische kwaliteit. ruimtelijke structuur De structuur van het landschap, de grootschalige openheid van de komgronden en de kleinschaligheid van de stroomrug, worden grotendeels in stand gehouden door de landbouw. Door de openheid van het gebied, vooral ten zuiden van het AmsterdamRijnkanaal zijn de nog schaars aanwezige opgaande beplantingselementen duidelijk zichtbaar (de meeste zijn verdwenen). Ook de bebouwing van Schalkwijk, Tull en ’t Waal, de spoorlijn en snelweg en de silo’s en kuilplaatsen zijn goed zichtbaar. Al deze elementen werken als Oriëntatiepunten en zorgen samen met het rationele verkavelingsen wegenpatroon voor een goede oriëntatie in het gebied. Naast deze punten zijn er structuurbepalende elementen die als duidelijke lijnen in het landschap liggen en September 2002 , eindconcept
- 44 -
ruimtebepalend of begrenzend werken. De belangrijkste structuurbepalende elementen in Houten zijn: de wegen met bebouwingslinten zoals de Schalkwijkse Wetering en de Waalse Wetering; de Lek met uiterwaarden; het Amsterdam-Rijnkanaal; het stelsel van sloten, vlieten en weteringen; de kleinschalige polders Oud-Wulven en Wayen met akkers, boomgaarden, weide en bebouwing; de (deels) open polders; de scheiding tussen bebouwde kom en buitengebied van Houten begrensd door een aarden wal met een dubbele kastanjerij; de spoorlijn Utrecht-’s-Hertogenbosch; de A27; landgoed Wickenburg; kasteel Heemstede met oprijlaan; de forten, werken en inundatiekanaal van de Hollandse Waterlinie. diversiteit De diversiteit in het gebied wordt gevormd door de aanwezigheid van beplanting, verschillende beplantingsvormen, de dorpen en de verschillen in bouwlinten. Zo grenst het kleinschalige en afwisselende landschap op de stroomrug bij ’t Goy min of meer (doorsneden door Amsterdam-Rijnkanaal) aan de meer open polders Blokhoven, Biester, Rietveld, Vuijlcop met karakteristieke bebouwingslinten en de kleinschalige polder OudWulven. Herkenbaarheid van de cultuurhistorie draagt bij aan de identiteit van het gebied. In Gemeente Houten is de ontginningsgeschiedenis nog duidelijk afleesbaar in verkavelingspatronen, bebouwingslinten en brinkdorpen. De in hoofdstuk 2 beschreven cultuurhistorische en archeologische waarden zijn een restant van het vroegere landschap en dragen bij aan de identiteit van het huidige landschap. Veel van deze waarden, zoals oude wegenpatronen, kastelen, Nieuwe Hollandse Waterlinie, monumentale boerderijen en beplantingselementen zijn nog zichtbaar in Houten. De stroomrug-, kom- en oeverwalgronden herbergen tevens verschillende archeologische waarden. De aanwezigheid van de cultuurhistorische en archeologische waarden zorgen voor afwisseling en contrasten in het landschap, waardoor de ruimtelijke kwaliteit van het gebied wordt versterkt. kansen De kansen voor het buitengebied van Houten liggen in het behouden en verstevigen van het afwisselende cultuurlandschap waarbij de verschillen tussen open grootschaligheid en gesloten kleinschaligheid en overgangen hiertussen benadrukt moeten worden. In het buitengebied ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal dient hier meer op verstevigen en ontwikkelen van landschappelijke en cultuurhistorische elementen en structuren te worden ingezet. Ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal zou het accent meer op behouden van landschappelijke en cultuurhistorische elementen en structuren kunnen
september 2002, eindconcept
- 45 -
liggen. De landbouw speelt hierbij een belangrijke rol als drager van het landschap en moet hier bij betrokken worden. Het plaatsen van windmolens kan een kans zijn voor het landschap. Door de windmolens op een goede manier en locatie te plaatsen, kunnen ze de huidige landschappelijke structuur in Houten verstevigen en belangrijke lijnen in het landschap (zoals AmsterdamRijnkanaal benadrukken). 4.2.2
Ecologische kwaliteit
De belangrijkste ecologische kwaliteiten zitten in de uiterwaarden, de natte en vochtige graslanden in de polders Rietveld en Blokhoven met een grote hoeveelheid aan watergangen en oevers, in de overgangen (gradiënten) tussen de stroomrug en de komgronden zoals de grienden, het landgoed Wickenburg en de terreinen rond de forten en kastelen. De aanwezige natuurwaarden zijn over het algemeen gebonden aan het agrarische gebruik van het gebied, het extensief beheren van terreinen zoals bij de forten of zoals bij landgoed Wickenburg de ouderdom van de elementen. Door de geleidelijke hoogteverschillen, verschillen in bodemtype en waterhuishouding zijn op relatief korte afstand verschillende natuurwaarden in de zin van ecosystemen aanwezig in het gebied, zoals water- en oevervegetaties, voedselrijke en schrale graslanden, ruigten, grienden, biezenvelden, bossen e.d. Door de aanwezigheid van een 'natte (ecologische) infrastructuur' in de vorm van een dicht netwerk van sloten, vlieten, weteringen en een 'droge (ecologische) infrastructuur' in de vorm van bermen van wegen en kaden, zijn er goede mogelijkheden voor migratie en uitwisseling van verschillende diersoorten aanwezig. Dit geldt met name voor verplaat sing van soorten van het plangebied naar de omgeving en omgekeerd via de ecologische hoofdstructuur, maar ook in het plangebied zelf met name wanneer er een goede aantak king van elementen van een lager schaalniveau is op de hoofdstructuur. Echter de ecologische verbindingszones worden op een aantal plaatsen doorsneden door infrastructuur of minder goed passeerbare oevers (Amsterdam-Rijnkanaal, A27). Belangrijke elementen in het gebied die van belang zijn zijn de bosjes en erfbeplanting van bebouwingslinten, de lanen en bomenrijen, de oevers en bermen van sloten en weteringen, het inundatiekanaal, de Oosterlaak, het Elpad en Wickenburgsepad en wegbermen. Ecologische waarden bevinden zich binnen de gemeente Houten maar ook zeker daarbuiten, zoals het Kromme Rijngebied ten oosten van Houten. Elementen die zowel binnen als buiten het gebied een belangrijke rol spelen zijn de Lek met de uiterwaarden, het Amsterdam-Rijnkanaal en de spoorlijn.
September 2002 , eindconcept
- 46 -
kansen Potenties zitten in de ontwikkeling van gebiedseigen natuur die samenhangt met de gradiënten in het gebied zoals onderlinge verschillen in waterhuishouding, hoogte en bodemsoort, het beheer van vegetaties en het opheffen van barrières. Ten aanzien van het opheffen van barrières kan specifiek worden gedacht aan het ontwikkelen van bermen en ruigten langs infrastructurele of waterelementen maar ook aan het streven naar een aaneengesloten watersysteem in en buiten Houten. Op verschillende plaatsen zou gekeken kunnen worden naar mogelijkheden voor het verhogen van de grondwaterstand. Als gevolg hiervan wordt het gebied interessant voor weidevogels en zijn er kansen voor de ontwikkeling van, voor de nattere gronden karakteristieke planten- en diersoorten. Meer grondwatergebonden vegetatie (kwelafhankelijke flora) zal van grondwaterstandsverhogingen kunnen profiteren. Door het nastreven van een relatief goede waterkwaliteit en zorgvuldig slootkantbeheer kunnen waardevolle oever- en slootvegetaties tot ontwikkeling komen. Omdat de landbouw in het gebied zeer belangrijk is voor het landschap, is het van belang zorgvuldig te overwegen waar geschikte/gewenste en minder geschikte/gewenste locaties voor “natte” natuurontwikkeling worden gekozen. Met betrekking tot beplantingselementen is het van belang voor de ecologische kwaliteit dat deze zoveel mogelijk gevrijwaard worden van intensieve recreatie, met name waar het bosjes en bomenrijen in weilanden betreft. Extensieve recreatie zoals wandelen en fietsen is wel mogelijk. Herstel en aanvulling van de verschillende beplantingselementen zal zoveel mogelijk dienen te gebeuren met inheemse, cultuurhistorische (“ouderwetse”) soorten. Door de variatie in soortensamenstelling kunnen weg- en erfbeplantingen en solitaire bomen een bijdrage leveren aan de ecologische waarde van het gebied als corridors en 'stepping stones'. 4.2.3
Economische (ruimtelijk-functionele) kwaliteit
Voor het buitengebied zijn de functies landbouw, natuur, recreatie en infrastructuur het meest van belang. Deze functies maken alle vier aanspraak op de schaarse ruimte. De functie natuur is reeds aan de orde gekomen bij de beschrijving van de ecologische kwaliteit van het gebied. landbouwkundige kwaliteit De landbouw is een cruciale factor voor het functioneren van een belangrijk deel van het buitengebied. Zo zijn ontwikkelingen en trends in de landbouw bepalend voor de toekomst van het open deelgebied rond Schalkwijk (ten zuiden van het AmsterdamRijnkanaal). De aanblik van dit landschap is bij uitstek cultuurhistorisch bepaald, waarbij het landbouwkundig gebruik maatgevend is. Ook in de meer besloten gebieden ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal, op de stroomrug, vervult de landbouw (met name fruitteelt) een belangrijke rol in de kwaliteit en variatie in het landschap. Functionele en duurzame landbouw is essentieel voor het voorbestaan van deze karakteristieke landschappen.
september 2002, eindconcept
- 47 -
In de huidige situatie dwingen het landbouw-, milieu- en natuurbeleid en de marktontwikkeling de landbouw tot heroriëntatie. In dat licht tekent zich een ontwikkelingen af in de richting van duurzame landbouw. Dit staat voor: minder aanvoer van mineralen, het leveren van kwaliteitsproducten en het produceren in overeenstemming met het productievermogen van de eigen grond, wat zal leiden tot een zekere extensivering. Daarbij zal de benodigde oppervlakte landbouwgrond per bedrijf toenemen. Een mogelijke kans voor de landbouw is schaalvergroting. Ook het verweven van het agrarisch bedrijf met vormen van extensieve (agro)toerisme/-recreatie kan hier een kans zijn, niet om het bedrijf levensvatbaar te houden maar meer als (beperkte) extra inkomsten. recreatieve kwaliteit De recreatieve mogelijkheden in het gebied zijn goed. Met name rond de uiterwaarden zijn er meerdere recreatief interessante gebieden aanwezig zoals De Heulsewaard, natuurgebied De Steenwaard en ’t Waal. In de uiterwaarden bij Tull en ’t Waal is sprake van een ontwikkelingsplan waarbij een plas wordt gerealiseerd die aan de westzijde als zwem- en recreatieplas zal worden ontwikkeld en aan de oostzijde een natuurbestemming krijgt. Ook ten westen van Houten en de A27 is een recreatiepark in ontwikkeling: recreatiepark Laagraven met een aanzienlijke hoeveelheid en variatie aan voorzieningen. Verder is er bij kasteel Heemstede een golfbaan in aanleg. De kwaliteit van de aanwezige fiets- en wandelmogelijkheden is redelijk tot goed. Routes zoals het Elpad en het Wickenburgsepad, die Houten met de uiterwaarden verbinden, zijn recreatief zeer aantrekkelijk. De afwisseling in het landschap door de verschillende landschapselementen maakt het voor een recreant aantrekkelijk om in het gebied te verblijven. De recreatieve fietsvoorzieningen kunnen echter wel verder ontwikkeld worden door de bermen landschappelijk (esthetisch), ecologisch en recreatief (voorzieningen) verder te ontwikkelen. De forten en kastelen in het gebied zijn van recreatieve waarde. Er kan aan worden gedacht om een of meerdere forten een extensieve recreatieve bestemming te geven, waarbij het behoud van het fort gewaarborgd blijft. Gedacht kan worden aan kleinschalige overnachtingsmogelijkheden (kleine camping) of een informatiecentrum. De Randstad breidt alsmaar uit waardoor de recreatieve waarde van en de druk op het buitengebied en dus het landschap van Houten alleen maar zal toenemen. Ook vanuit Houten zelf zal, door de aanleg van de Vinexwijk, de recreatieve druk toenemen. infrastructuur De bereikbaarheid van woonkern Houten en de aansluiting op het rijkswegennet is goed. Ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal, is het wegenpatroon kleinschaliger, hier loopt de Rondweg van Houten met daarop aangesloten de Houtenseweg en Kruisweg richting Odijk, de Beusichemseweg richting Wijk bij Duurstede en de Utrechtseweg richting de Utrecht, Nieuwegein en de A12. De Rondweg van Houten heeft via De Staart een directe aansluiting op de A27. Door Houten loopt de spoorlijn Utrecht-’s-Hertogenbosch waarlangs een tweetal stations in Houten gelegen zijn. Deze liggen binnen de bebouwde kom. Verder is vanaf de Lekdijk een pontveer naar Culemborg aanwezig. September 2002 , eindconcept
- 48 -
Naast de droge infrastructuur zijn in de gemeente ook vaarwegen aanwezig, dit zijn de Lek en het Amsterdam-Rijnkanaal. Houten heeft geen haven. 4.2.4
Sociale kwaliteit
Sociale kwaliteit heeft betrekking op de bereidheid van de betrokkenen om het landschap te behouden en versterken. Hiervoor is het van belang dat er draagvlak is vanuit verschillende instanties en betrokkenen. De belangrijkste zijn de gebruikers, de agrariërs, bewoners en recreanten en de gemeente als bevoegd gezag. Door de ontwikkelingen die de gemeente Houten de laatste jaren heeft doorgemaakt en nog zal gaan doormaken is binnen de gemeente het besef gekomen dat het belangrijk is om de landschaps- en natuurwaarden in het gebied te behouden en zuinig te zijn op het veelzijdige en bijzondere landschap. Hierdoor is er uit de gemeente de bereidheid om ontwikkelingen in het buitengebied te stimuleren en gerichte informatie te verschaffen aan betrokkenen. 4.3
Knelpunten en bedreigingen
Het landschap heeft pas een zekere kwaliteit als aan de esthetische, ecologische en economisch-functionele kwaliteiten in onderlinge samenhang wordt voldaan. Zoals reeds in paragraaf 4.2 weergegeven, herbergt het buitengebied van Houten waardevolle historische en actuele waarden. Er zijn landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische kwaliteiten aanwezig en ook voldoende potenties voor de ontwikkeling van nieuwe kwaliteiten. Er zijn echter bedreigingen en knelpunten, die een ongestoorde ontwikkeling van natuur en landschap in de weg staan. Met name de relaties tussen landbouw en natuur enerzijds, en recreatie en natuur anderzijds, met vaak tegenstrijdige belangen kunnen leiden tot knelpunten. Dit kan afhankelijk zijn van het beheer; een verkeerd beheer verstoort de relatie. 4.3.1
Knelpunten en bedreigingen vanuit esthetisch oogpunt
In de gemeente is de afwisseling in het landschap met name tussen open en besloten een belangrijke kwaliteit. Deze grens wordt sterk gemarkeerd door het AmsterdamRijnkanaal. Ten noorden van het Amsterdam-Rijnkanaal wordt het gebied gekenmerkt door een sterke verstedelijkingsdruk ten gevolge van de Vinex-locatie. Agrarische leveranciers gevestigd op de uitbreidingslokaties moeten uitwijken naar de rand van Houten (gemêleerde zone tussen stad en land). Dit vormt een bedreiging voor het landschap; hierbij is behoefte aan inpassing in het landschap. Verder zijn verschillende agrariërs, gevestigd ten zuidoosten van Houten (aan de rand van de Vinexlocatie), aldanniet ten gevolge van de verstedelijksdruk, gestopt. Het typische karakter van het kleinschalige landbouwgebied komt hierdoor in gedrang. Ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal zijn de komgebieden van groot belang voor het landschappelijk beeld. De openheid van het gebied wordt beperkt door de aanwezigheid van verschillende elementen zoals de A27 en de spoorlijn Utrecht-
september 2002, eindconcept
- 49 -
’s-Hertogenbosch. Ook nieuwe bebouwing rond Schalkwijk en natuurontwikkeling bij het Elpad en ’t Waal gaan ten koste van de openheid. Ruimtelijke elementen, zoals beplanting en kunstwerken (bruggen over weteringen en Amsterdam-Rijnkanaal) versterken de ruimtelijke invloed van de infrastructuur. Het plaatsen van windmolens kan een knelpunt zijn voor de herkenbaarheid van het landschap. Daarom is het belangrijk een goede afweging te maken, gebaseerd op landschapskundige waarden, bij de plaatsing van de windmolens. In het kader van de Bereikbaarheidsoffensief Randstad is er een verbinding gepland tussen de Rondweg Houten en de A27 via de Kanaaldijk-Zuid. Hierdoor wordt mogelijk de polder Vuijlcop en Rietveld deels doorsneden en het voortbestaan van eendenkooi De Knoest bedreigd. Wat de precieze locatie van de aansluiting van de Kanaaldijk-Zuid op de A27 is, is nog niet bekend. Door de aanwezigheid van de A27 is het westelijke deel van Houten afgescheiden van de rest van Houten, zo ook de van oudsher lange en aaneengesloten oprijlaan van Kasteel Heemstede. Deze bevindt zich langs beide zijden van de snelweg die nu als fysieke barrière fungeert. Door de onduidelijke structuur van het element is de aandacht voor het behoud minder geworden en vallen er gaten in de laan. Door de vele groot- en kleinschalige landbouwkundige activiteiten die de afgelopen jaren in het buitengebied hebben plaatsgevonden zijn veel elementen als hagen, bomenrijen en bosjes in het gebied verdwenen. 4.3.2
Knelpunten en bedreigingen vanuit ecologisch oogpunt
De bedreigingen voor ecologische waarden van het gebied worden aan de hand van een aantal milieuthema's uit het rijksbeleid (NMP, NBP) toegelicht. vernietiging Vernietiging betreft de aantasting of het verdwijnen van gebieden en elementen met natuurwetenschappelijke en/of ecologische waarde door oppervlakteverlies en functieverandering. De laatste decennia zijn kenmerkende biotopen en elementen en de hiermee samenhangende ecologische waarden verdwenen. Onder meer intensivering van beheer en van het agrarisch bodemgebruik, waterstandsdalingen en door bouwactivteiten en stadsrandactiviteiten in het buitengebied zijn hiervan de oorzaak en vormen nog steeds een bedreiging voor de soortenrijkdom en vitaliteit van de aanwezige levensgemeenschappen. Ook de huidige en toekomstige activiteiten zoals het bouwen van de Vinexwijk en een mogelijke nieuwe aansluiting op de A27 via de Kanaaldijk-Zuid zijn een bedreiging voor de ecologische waarden en potenties van de elementen en gebieden in het buitengebied.
September 2002 , eindconcept
- 50 -
versnippering Het verloren gaan van de landschapsecologische samenhang in een gebied, ten gevolge van het verdwijnen, verkleinen en doorsnijden van natuurgebieden en landschapselementen wordt versnippering genoemd. Het ecologisch effect is het plaatselijk verdwijnen van soorten uit het betreffende gebied. Een verbinding van de aanwezige natuurgebieden betekent effectief een groter areaal voor de in deze natuurgebieden levende organismen. Grootste knelpunten in de gemeente zijn de A27 die een klein deel van Houten afsluit van de rest van de gemeente, het Amsterdam-Rijnkanaal dat als een gebiedsvreemd element midden door de gemeente ligt, de spoorlijn die als verbindend element in noord-zuid richting ontwikkeld kan worden maar een belemmering vormt voor de oost-west gerichte ecologische verbindingen. De rondweg rond Houten vormt een belangrijke barrière voor ecologische relaties en samenhang tussen stad en land. Ook het feit dat de bebouwde kom van Houten een gesloten watersysteem heeft, is een bedreiging voor deze relaties. Mogelijk wordt in de toekomst de Kanaaldijk-Zuid ontwikkeld als hoogwaardig infrastructureel element om verkeer van en naar de Vinex-wijk af te wentelen naar de A27. De combinatie van het Amsterdam-Rijnkanaal met daarnaast een drukke doorgaande weg zorgt voor een hele grote barrière midden door Houten. vermesting Onder vermesting wordt verstaan de overvoeding (eutrofiëring) van het milieu met stoffen bijvoorbeeld door het vrijkomen van fosfaat en stikstof door mineralisatie van de veengrond in veenweidegebieden. Door het inlaten van gebiedsvreemd water uit het Amsterdam-Rijnkanaal (in nachtvorstperiode) en de Lek (alleen in droge periodes), treedt vermesting van het oppervlaktewater op. Tenslotte is de door luchtverontreiniging vervuilde natte en droge atmosferische depositie een belangrijke oorzaak voor vermesting en verzuring waardoor 'grassige' oevervegetaties ontstaan en waardevolle soorten kunnen verdwijnen en krabbescheervegetaties afnemen. Een andere oorzaak voor het verdwijnen van soorten is fat slootschoonmethodes zijn gewijzigd en er niet meer met de hand wordt geschoond. verdroging Onder verdroging worden alle directe en indirecte effecten van (grond)waterstandsdalingen op levensgemeenschappen en gebouwen verstaan. Het kan hier gaan om directe effecten op levensgemeenschappen, of indirecte aantasting door mineralisatie van de bodem. Verdroging heeft vooral effecten op vochtafhankelijke planten- en diersoorten, die momenteel met name voorkomen in moeras- en natte schraallandvegetaties. Soorten kunnen verdwijnen door het ongeschikt worden van het leefmilieu. Anderzijds zullen ruigtesoorten als brandnetel en bepaalde grassen gaan domineren door het beschikbaar komen van een toenemende stikstof-overmaat. In de meer vochtige polders als Blokhoven en Rietveld is de vegetatie extra gevoelig voor verdroging.
verstoring september 2002, eindconcept
- 51 -
Onder verstoring wordt verstaan: invloed van betreding, geluid, trilling, stank, kunstmatig licht en luchtverontreiniging op de natuur en het milieu. Luchtverontreiniging wordt in het algemeen veroorzaakt door ammoniakuitstoot in de landbouw, door industriële vervuilende stoffen en door uitlaatgassen van autoverkeer. Verstorende bronnen zijn verder de rijksweg A27 en de spoorlijn Utrecht-’sHertogenbosch. De recreatieve druk op het gebied is gering. In het gebied is vooral sprake van extensieve vormen van recreatie zoals wandelen en fietsen. Met name ’s nachts, wanneer de meeste diersoorten actief zijn, is hierdoor weinig overlast. Ingrepen zoals bouwkundige activiteiten en aanleg van infrastructurele voorzieningen zullen in de toekomst toenemen in het buitengebied van Houten. Hierdoor zal de recreatieve druk ook toenemen op het landschap in het buitengebied . verspreiding Verspreiding omvat het vrijkomen van milieubelastende stoffen in het milieu. Diffuse verspreiding en ophoping van chemische stoffen brengt schade toe aan organismen en levensgemeenschappen. Diverse maatschappelijke activiteiten zijn verantwoordelijk voor de uitstoot en verspreiding van milieugevaarlijke stoffen. Bronnen zijn het verkeer, landen tuinbouw, gladheidsbestrijding, industrie en nutsbedrijven, huishoudens en rioleringoverstort. In Houten is ook sprake van deze activiteiten. Toch zal dit thema niet verder worden uitgewerkt in dit landschapsbeleidsplan, ook omdat het hier een landelijk en geen gemeentelijk probleem en beleid betreft. 4.3.3
Knelpunten en bedreigingen vanuit economisch oogpunt
landbouw De ontwikkelingen in het Europees landbouwbeleid bepalen in hoge mate de mogelijkheden voor de agrarische sectoren. In de landbouwsectoren nemen de economische productieomvang, het aantal bedrijven en het aantal arbeidsplaatsen gestaag af. Daarnaast is er de regelgeving die voortvloeit uit het natuur- en milieubeleid die er toe heeft geleid dat meer eisen en beperkingen aan de bedrijfsvoering worden gesteld en is er een versterkte ontwikkeling in het beleid gericht op marktconformiteit. Het gehanteerde natuurbeleid kan door de aanwezigheid van natuurwaarden, al of niet op landbouwgrond, de landbouw beperken in de bedrijfsvoering en ontwikkeling. In dit landschapsbeleidsplan zal dit thema niet verder worden uitgewerkt. Een potentieel knelpunt voor de landbouw kan zijn de beperking van de activiteiten door eventuele planologische schaduwwerking, zoals bijvoorbeeld het niet meer mogen verwijderen van eerder zelf aangebrachte beplanting. In dit verband kan de ontwikkeling van grootschalige nieuwe natuurgebieden ook als een bedreiging voor de landbouwsector worden gezien. Bij de realisatie van dit en andere plannen moet hiermee rekening worden gehouden. Bijvoorbeeld door het afsluiten van een convenant door betrokken partijen. In het buitengebied kan er sprake zijn van boerderijen die hun oorspronkelijke functie hebben verloren en gaan verliezen zodat de panden nog slechts als burgerwoning worden September 2002 , eindconcept
- 52 -
gebruikt. Dit heeft als gevolg dat de omliggende agrarische bedrijven belemmerd kunnen worden in hun bedrijfsvoering of hun ontwikkeling in het kader van de Wet Milieubeheer (stankhinder). recreatie Het gebied is uitermate geschikt is om te fietsen. Op een aantal plaatsen zijn er echter geen veilige fietspaden, zoals op verschillende kruisingen met doorgaande wegen. Het is van belang om het recreatief fietsen in Houten zodanig te ontwikkelen dat hieraan aandacht aan besteed wordt, dus bijvoorbeeld het aanleggen van vrijliggende fietspaden. Het ontbreken van voorzieningen als bankjes en picknicktafels langs fietsverbindingen in een (groot) deel van het gebied wordt gezien als een knelpunt. infrastructuur Momenteel wordt alle verkeer van de Rondweg Houten via één oprit afgewenteld naar de rijksweg A27. Door de komst van de Vinex-wijk en de uitbreiding van de Rondweg wordt verwacht dat er een enorme verkeersdruk en opstoppingen op de Rondweg zullen ontstaan. De gemeente is bezig om te zoeken naar een oplossing voor het aansluiten van de Rondweg op het rijkswegennet en heeft vooralsnog gekozen voor een aansluiting via de Kanaaldijk-Zuid.
september 2002, eindconcept
- 53 -
4.4
Overzichtstabel
Hieronder worden de kansen en knelpunten weergegeven in een overzichtstabel. Analyse van kwaliteiten/kansen en knelpunten/bedreigingen per deelgebied Deelgebied
Kwaliteiten/kansen
Knelpunten/bedreigingen
Stedelijke
esthetisch
esthetisch
zone:
karakteristiek kleinschalig landschap
gebied als stroomrug nog herkenbaar
schaalvergroting fruitteelt gaat ten koste van
lintbebouwing Houtense Wetering laanbeplanting Rondweg kleinschalige polders Oud-Wulven en Wayen met akkers, boomgaarden, weide en bebouwing Kasteel Heemstede met omliggende beplanting
woningbouw, industriële uitbreiding
kleinschaligheid landschap en landschapselementen
uitwijken van leveranciers naar rand van Houten
(ontstaan randstedelijke zone) toek. verbinding A27 met rondweg Houten via Kanaaldijk-zuid
potenties ARK
A27 harde landschappelijke afscheiding “Heemstede”
ecologisch
ecologisch
potenties ARK
aanleg rondweg: geen relatie binnen-buiten kom
potenties ecologische verbinding binnen-buiten
vernietiging, verstoring door woningbouw, industriële
bebouwde kom
uitbreiding en recreatievoorziening gesloten watersysteem binnen bebouwde kom
economisch-functioneel betekenis als recreatiegebied voor Fort Vechten en het gebied Laagraven
economisch-functioneel verdwijnen landbouwareaal door uitbreidingen landschap wordt niet aantrekkelijker voor recreanten door schaalvergroting en uitbreiding glastuinbouw door drukke wegen problemen voor wandel- en fietsverkeer
’t Goy:
esthetisch
esthetisch
karakteristiek kleinschalig stroomruglandschap
industriële uitbreiding
dorpskern ’t Goy en boomgaarden
schaalvergroting fruitteelt gaat ten koste van
landgoed Wickenburgh
kleinschaligheid landschap
ecologisch
ecologisch
potenties agrarisch natuurbeheer
verdwijnen van elementen met
ecologische verbindingen versterken
natuurwetenschappelijke en/of ecologische waarde
landgoed Wickenburg economisch-functioneel economisch-functioneel bodem zeer geschikt voor fruitteelt kansen voor duurzame landbouw met gebiedseigen-/kwaliteitsproducten kansen voor combinatie recreatie en landbouw schaalvergroting fruitteeltbedrijven betekenis als recreatiegebied September 2002 , eindconcept
- 54 -
verdwijnen landbouwareaal door uitbreiding van woningen en bedrijven landschap wordt niet aantrekkelijker voor recreanten door schaalvergroting drukke wegen problemen voor wandel- en fietsverkeer
Schalkwijk:
esthetisch
esthetisch
karakteristieke openheid komgebied
aantasting openheid en karakteristiek door
herkenbaarheid structuurbepalende elementen
aanwezigheid A27, nieuwe bebouwing Schalkwijk,
beplanting Elpad
diversiteit landschap ten opzichte van
aanliggende kleinschalige karakter stroomrug en oeverwal aanwezigheid Hollandse Waterlinie ecologisch natuurwaarden komgrondengebied (natte
ecologisch
infrastructuur) en lijnvormige
verstoring en versnippering door infrastructuur
beplantingselementen (droge infrastructuur)
(potentiële) bedreiging door vermesting en
potenties agrarisch natuurbeheer (bijv.
verdroging vanuit de landbouw
weidevogelbeheer) economisch-functioneel economisch-functioneel
eisen en beperkingen aan bedrijfsvoering
landbouw als drager openheid gebied
natuurbeleid, ontwikkeling natuurgebieden
potenties agrarisch natuurbeheer
boerderij als burgerwoning, belemmering
kansen voor duurzame landbouw met kwaliteitsproducten
bedrijfsvoering in kader van Wet Milieubeheer toename recreatieve druk door stedelijke druk
kansen voor combinatie recreatie en agrarische bedrijfsvoering kansen voor ontwikkelen extensieve recreatie in combinatie met landschaps- en natuurontwikkeling Oeverwal:
esthetisch
Esthetisch
karakteristiek kleinschalig landschap
woningbouw, industriële uitbreiding
gebied als oeverwal nog herkenbaar
schaalvergroting fruitteelt gaat ten koste van
lintbebouwing Tull en ‘t Waal
kleinschaligheid landschap
boomgaarden en grienden aanwezigheid Hollandse Waterlinie (Fort Honswijk met aanliggende inundatiekanaal
ecologisch verstoring dagrecreatie Tull en ’t Waal, De Heul en Steenwaard
ecologisch potenties agrarisch natuurbeheer
economisch-functioneel
potenties uiterwaarden
verdwijnen landbouwareaal door uitbreiding van
gradiënten overgang komgronden –oeverwal
woningen en bedrijven landschap wordt niet aantrekkelijker voor recreanten
economisch-functioneel bodem zeer geschikt voor fruitteelt kansen voor combinatie recreatie en agrarische
door schaalvergroting drukke wegen problemen voor wandel- en fietsverkeer
bedrijfsvoering schaalvergroting fruitteeltbedrijven betekenis als recreatiegebied van Tull en ’t Waal, De Heul, natuurgebied Steenwaard
september 2002, eindconcept
- 55 -
5
LANDSCHAPSBELEIDSVISIE 5.1
Algemeen
In de landschapsbeleidsvisie wordt de gewenste ontwikkeling van het landschap in de gemeente Houten beschreven. Cultuurhistorie, ecologie en landbouw zijn hierin de belangrijkste aspecten. De landschapsvisie bouwt voort op: - de kwaliteiten/kansen en de knelpunten/bedreigingen (hoofdstuk 4); - de ontwikkelingen en mogelijkheden die voortkomen uit het beleid van rijk, provincie en gemeente (hoofdstuk 3). Er is een indeling gemaakt in een landschapsbeleidsvisie voor de lange termijn (20-30 jaar) en een visie voor de korte termijn (5-10 jaar). De lange termijn visie moet worden gezien als een doorkijk naar de toekomstige landschappelijke ontwikkeling (zie 5.2). De visie voor de korte termijn (5.3) geeft zicht op de te verwezenlijken doelen de komende jaren. In paragraaf 5.4 is de visie voor de korte termijn uitgewerkt per deelgebied in tabellen. De visiekaart, uitgesplitst in een kaart met de esthetische, ecologische en economischfunctionele visie (kaarten 11, 12 en 13) geeft een beeld van de gewenste ontwikkelingen op korte termijn. 5.2
Visie voor de lange termijn
De visie voor de langere termijn sluit aan bij de ontwikkelingen die op gemeentelijk en regionaal niveau in gang zijn gezet. Hierbij zijn behoud van landschappelijke en cultuurhistorische waarden en het ontwikkelen van ecologische waarden en (gebiedsgebonden) landbouw belangrijk. Vooral in relatie tot en als “tegenwicht” voor de mogelijke toekomstige verstedelijkingsopgaven en dagrecreatieterreinen. Bij het opstellen van de visie voor de langere termijn is gekeken naar de huidige en toekomstige ontwikkelingen in het gebied. Deze ontwikkelingen zijn geïnventariseerd uit vigerend beleid, interviews met betrokken medewerkers van de gemeente Houten en een miniconferentie waarbij betrokkenen bij en gebruikers van het buitengebied van Houten vertegenwoordigd waren, zoals agrariërs, Staatsbosbeheer, Landschapsbeheer Utrecht, Historische Kring en lokale bestuurders. De gemeente Houten ligt in een stroomruggen- en oeverwallenlandschap met daartussen komgebieden. Deze landschapstypen zijn zeer karakteristiek in hun voorkomen: de stroomrug en oeverwallen zijn hoger gelegen, kleinschalig en (half)besloten terwijl het komgebied lager gelegen en natter is en grootschalig en relatief open. Deze karakteristiek moet behouden blijven en waar nodig ontwikkeld worden. Deze landschapstypen dragen bij aan de grote verscheidenheid van landschappen in Nederland en bijbehorende ecosystemen.
September 2002 , eindconcept
- 56 -
De belangrijkste economische drager van het buitengebied in Houten is de agrarische sector. Als gevolg van (ontwikkelingen in) de landbouw heeft het landschap zich door de jaren ontwikkeld en zijn belangrijke karakteristieken, zoals de kleinschaligheid van de stroomrug en de grootschaligheid en openheid van de komgronden, behouden gebleven. Voor het behoud van het landschap is het goed functioneren van de landbouw dus zeer belangrijk. Ook voor toekomstige ontwikkelingen is de landbouw een belangrijke factor, vooral ook omdat het buitengebied voor een groot deel in eigendom is van de agrariërs. De Europese agrarische wet- en regelgeving is gericht op een goede concurrentiepositie op basis van duurzame landbouw. Een van de consequenties hiervan is dat er wordt gestreefd naar minder belasting van het milieu en het verminderen van externe input binnen economische randvoorwaarden. Aan de ene kant is er een tendens richting minder, maar grotere bedrijven die zich vooral richten op de primaire productie, waarbij de eerste prioriteit niet uitgaat naar landschapsbeheer. Aan de andere kant worden echter wel mogelijkheden geboden voor verweving van de functies landbouw en natuur en veel agrariërs maken hier ook gebruik van. Dit kan voor Houten bijdragen aan de ontwikkeling van natuurwaarden die gekoppeld zijn aan de hier voorkomende karakteristieke landschappen: de stroomrug, het komgebied en de oeverwal. Hier kan bijvoorbeeld worden gedacht aan berm-, akkerranden- of weidevogelbeheer. Het is van belang dat deze vormen van “agrarisch natuurbeheer” aansluiten op het type landschap, bijvoorbeeld akkerrandenbeheer op de stroomrug en de oeverwal en weidevogelbeheer en extensief slootkantenbeheer in het komgebied. Miniconferentie LBP Houten, 20 februari 2002: “Winstgevende boomgaarden bijten met ecologie. De ecologische betekenis van laagstamboomgaarden is vrij laag. Alle boomgaarden waren en zijn te vinden op de stroomrug en oeverwal (grondgebonden). Dat moet zo blijven. Vanuit recreatie gezien hebben boomgaarden vooral in de bloei- en oogstperiode hoge recreatieve waarde. Een landschapscoördinator zou fruittelers kunnen stimuleren: aantrekkelijk maken windkering, aanleg van hoogstam, natuurvriendelijk slootkantenbeheer, landwinkel etc.”
Naast behoud van het karakteristieke landschap van Houten, met alle bijzondere (cultuur)historische en ecologische elementen en patronen die hiervan deel uitmaken, dient de ontwikkeling ervan te worden gestimuleerd. Door het versterken van de landschappelijke hoofdstructuur ontstaat een raamwerk waarbinnen het landschap verder ontwikkeld kan worden. Dit hangt nauw samen met de ecologische structuur van het gebied. Landschappelijke elementen vormen vaak ook ecologische verbindingen, blauwe en groene dooraderingen van of stepping stones in het landschap. Door stimuleringsbeleid en het uitgeven van subsidies voor bijvoorbeeld agrarisch natuurbeheer worden deze elementen zoals bermen, slootkanten of (knot)bomenrijen, die in het landschap vaak afscheidingen vormen, verbindende elementen waarlangs soorten kunnen migreren (zie hoofdstuk 6). Naast de verweving van natuur en landbouw kan ook de verweving tussen natuur en/of landbouw met recreatie worden voorgestaan. Hierbij wordt gedacht aan extensieve vormen van recreatief medegebruik zoals het openstellen van weilanden en boomgaarden september 2002, eindconcept
- 57 -
voor wandelaars en fietsers. Hierbij moet wel de kanttekening worden geplaatst dat er beperkingen moeten komen voor bepaalde vormen van recreatief medegebruik, zoals mensen met honden en brommers. Daarnaast spelen beter toezicht, het uitzetten van routes en bewustwording bij de bevolking (taak gemeente) een rol. Afscherming van routes door middel van hekken ligt minder voor de hand. Het is hierbij van belang dat de gemeente een coördinerende en faciliterende rol heeft en dat het openstellen van agrarische terreinen op vrijwillige basis plaatsvindt. Grotere autonome recreatieve ontwikkelingen, zoals de recreatieplas in de uiterwaarden bij Tull en ’t Waal zijn hier buiten beschouwing gelaten. 5.3
Visie voor de korte termijn
De visie voor de korte termijn is opgedeeld in een beschrijving van de uitgangspunten en een beschrijving van de visie op esthetisch/ruimtelijk, ecologisch en economisch/functioneel gebied. Deze thema's sluiten aan bij de kansen- en knelpuntenanalyse zoals beschreven in hoofdstuk 4. 5.3.1
Uitgangspunten
In de gemeente Houten zijn vele kwaliteiten aanwezig met betrekking tot cultuurhistorie, landschap, natuur en landbouw. Een belangrijke kwaliteit is dat het landschap nog herkenbaar is, de (verkavelings)structuur grotendeels behouden is en vele archeologische en cultuurhistorische elementen bewaard zijn gebleven. De ecologische waarden van de oudere landschapselementen zoals bomenrijen en –lanen, bosjes en hagen en het oude bos rond landgoed Wickenburg zijn ook van belang evenals de nattere natuurwaarden in het komgebied: weteringen, sloten en inundatiekanaal en natte graslandvegetaties. Gekeken naar de landbouw is het gebied, gezien de bodemgesteldheid zeer geschikt voor weide (komgebieden) en fruitteelt (oeverwal, stroomrug). Omdat landbouw de drager van het landschap is, is deze noodzakelijk bij het instandhouden van het landschap. Het gebied leent zich goed voor verschillende vormen van recreatie. Dagrecreatieterreinen langs de Lek en extensieve vormen van recreatie als wandelen en fietsen in het gehele buitengebied zijn in ontwikkeling. Naast de kwaliteiten zijn er knelpunten gesignaleerd die betrekking hebben op de aantasting van cultuurhistorische, landschappelijke en ecologische waardevolle elementen. Dit zijn ontwikkelingen op het gebied van woon- (onder meer in het kader van de Vinex), industriële en infrastructurele uitbreiding. Ook speelt hierbij de recreatieve druk op het buitengebied van Houten mee. Schaalvergroting vormt niet echt een bedreiging voor het gebied.
September 2002 , eindconcept
- 58 -
Voor de visie gelden de volgende globale uitgangspunten: 1. Integraal benaderen van de relatie tussen natuur, landschap, bodem, grondgebruik en waterhuishouding duurzaamheid De toekomstvisie is erop gericht om een zodanige basis te bieden dat verschillende functies duurzaam naast elkaar kunnen blijven voortbestaan en zich binnen een aantal randvoorwaarden kunnen ontwikkelen. functies De visie in dit Landschapsbeleidsplan bouwt voort op het beleid van rijk en provincie om keuzes op hoofdlijnen te maken over de te vervullen functies van het grondgebied binnen de gemeente. In het algemeen komt het neer op: - het behouden en ontwikkelen van landschapstructuur en natuurwaarden; - het veiligstellen van agrarische activiteiten; - inspelen op de recreatieve vraag. milieukwaliteit Water speelt een zeer belangrijke rol in dit gebied. De verbetering van de milieukwaliteit van het gebied is onder andere gericht op het (grond)watersysteem. Binnen en buiten de bebouwde kom van Houten is sprake van een gescheiden watersysteem, dit vanwege het verschil in waterkwaliteit. Dit vormt een ecologische barrière. Vermesting van grond- en oppervlaktewater als inlaat van gebiedsvreemd water (andere samenstelling) zijn hierbij belangrijke items. 2. Versterken van de ruimtelijke kwaliteit Gestreefd wordt naar een landschap met een duidelijke ruimtelijke hoofdstructuur gebaseerd op de voorkomende landschapstypen. Ingezet moet worden op behouden en versterken van deze karakteristieken. Hierbij is herkenbaarheid een belangrijke factor. Als belangrijkste structuurbepalende (en cultuurhistorische) elementen zijn aangegeven: - bebouwingslinten met karakteristieke bebouwing en kleinschalige beplanting; - elementen van de Nieuwe Hollandse Waterlinie; - kastelen met oude landschapselementen; - monumentale panden, waaronder boerderijen; - de Lek en uiterwaarden; - regelmatige strokenverkaveling met weteringen, vlieten en sloten in het komgebied; - fruitboomgaarden op oeverwal en stroomrug; - landgoed Wickenburg. Daarnaast zijn ook kleinschalige, gebiedseigen elementen van groot belang bij behoud of ontwikkeling van de kenmerkende kwaliteiten van de verschillende landschapstypen.
september 2002, eindconcept
- 59 -
3. Zo goed mogelijk zichtbaar maken en houden van de historische ontwikkelingsprocessen Het gebied heeft hoge landschappelijke en cultuurhistorische waarden. Het gaat hierbij om een cultuurlandschap waar de kleinschalige stroomrug, de relatief open komgronden en de oeverwal naast elkaar voorkomen. De geomorfologische ondergrond en de bodemopbouw zijn de onderliggers voor de verschijningsvorm van het gebied (de hogere, rijke gronden van de oeverwal en stroomrug en het lagere, nattere komgebied), het grondgebruik en de landschappelijke elementen. In het gebied is de ontstaansgeschiedenis nog duidelijk zichtbaar. Aardkundige ontwikkelingsprocessen zoals de overstromingen hebben hun sporen nagelaten en invloed gehad op de ontwikkeling van het gebied. Aardkundige landschapselementen, zoals wielen en overslaggronden/-waaiers, dienen zo goed mogelijk zichtbaar gehouden worden. Daarnaast zijn de verkavelingsvormen (kromakkers), bebouwingslinten, de Hollandse Waterlinie en kastelen en boerderijen nog duidelijk herkenbaar. Ook deze dienen te worden behouden. 4. Bevorderen van de mogelijkheden voor uitwisseling tussen en gebruik maken van populaties van planten en dieren binnen de regio De gemeente Houten maakt onderdeel uit van de zogenaamde Witte gebieden in de provincie Utrecht. Afgezien van de uiterwaarden zijn er geen natuurontwikkelingsgebieden in Houten geprojecteerd. Wel vormt Houten een schakel tussen verschillende natuurgebieden wat betekent dat er ecologische verbindingen gerealiseerd moeten worden; dit is tevens het provinciale beleid. Aan de zuidzijde van Houten ligt de Lek met de uiterwaarden, Houten grenst aan het Kromme Rijngebied en in het provinciale beleid zijn er voornemens voor het ontwikkelen van ecologische verbindingen in noord-zuidrichting langs de spoorlijn Utrecht - ’s-Hertogenbosch (als verbinding tussen natuurwaarden in het buitengebied) en in oost-westrichting langs het Amsterdam-Rijnkanaal. Het versterken en ontwikkelen van verbindingszones of stepping stones in de vorm van zowel droge als natte structuren verdient de aandacht. Het komgebied herbergt een systeem van sloten en weteringen. Het gebied speelt met name een rol als drager van verbindende elementen door lijnvormige landschappelijke beplantingselementen en waterelementen en vormt hiermee een relatie tussen omliggende natuurgebieden en gebieden met belangrijke ecologische waarden. 5. Versterken van de landbouw De landbouw heeft als beheerder van het landschap een belangrijke rol in het buitengebied van de gemeente en zorgt hierdoor voor continuïteit in belangrijke landschappelijke kwaliteiten, zoals de kenmerkende openheid. Er moet ruimte zijn voor bedrijven die zich richten op de primaire productie. Daarnaast kan door het stimuleren van verschillende vormen van (duurzame) landbouw en het aanbieden van andere inkomstenbronnen de positie van de landbouw versterkt worden. Gedacht wordt hierbij aan verschillende vormen van verweving tussen landbouw en natuur en landbouw en recreatie, waarbij moet worden opgemerkt dat nieuwe inkomsten uit nevenactiviteiten van natuur of recreatie niet meer zullen zijn dan een financiële impuls en niet bedoeld zijn om het bedrijf gezond en draagkrachtig te houden. Verweving van landbouw en natuur leidt op dit moment niet perse tot het aanboren van September 2002 , eindconcept
- 60 -
inkomstenbronnen omdat de vergoedingen momenteel gebaseerd zijn op opbrengstderving of gemaakte kosten. De landbouw vertegenwoordigt een belangrijke rol in het onderhouden en ontwikkelen en aanbrengen van landschapelementen zoals hagen, bermen en erfbeplanting. Aandacht hiervoor in de vorm van stimulering vanuit overheden is hier van belang. 6. Versterken van de recreatieve gebruikswaarde van het gebied Houten ligt in een verstedelijkingsgebied. Momenteel is er een grote Vinex-wijk in ontwikkeling waarvan een deel al is aangelegd. Dit veroorzaakt op dit moment al, maar met name in de toekomst, een enorme druk op het buitengebied, vooral wat betreft infrastructuur en recreatie. Het buitengebied van Houten is door de aanwezigheid van terreinen en elementen met (hoge) landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarde aantrekkelijk om te vertoeven of naar te kijken. Versterking van het recreatief (extensief) medegebruik in de gemeente Houten (fietsen, wandelen en natuurgerichte recreatie) is van belang en kan met het onderhouden van bestaande en het aanleggen van nieuwe voorzieningen gerealiseerd worden. Waardevolle terreinen en/of elementen die gevoelig zijn voor verstoring, kunnen ontlast worden door hiermee bij de inrichting of situering van recreatieve voorzieningen rekening te houden. Grotere, autonome recreatieve ontwikkelingen zijn hier buiten beschouwing gelaten. 7. Afstemmen op beleid landschap en natuur van omringende gebied Het is van belang dat de landschapsbeleidsvisie wordt afgestemd op het landschapsbeleid van gemeenten in het omliggende gebied en dat er overleg plaatsvindt met natuurbeschermende instanties die eigendommen hebben in het (omliggende) gebied en terreinbeherende instanties. Zo kunnen bijvoorbeeld belangrijke en waardevolle landschappelijke elementen en ecologische verbindingszones intergemeentelijk qua behoud, beheer en ontwikkeling eenduidig worden aangepakt. Afstemming tussen (lokale) overheden is voor gebiedsontwikkeling essentieel. 5.3.2
Esthetische (ruimtelijke) visie
Algemeen In algemene zin wordt ingezet op behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke diversiteit in de gemeente Houten. Op veel plaatsen is de ontginningsgeschiedenis nog duidelijk zichtbaar. Behoud van de karakteristieke verschillen / contrasten tussen de onderscheiden deelgebieden en het versterken van de ruimtelijke structuren en inpassing van nieuwe ontwikkelingen vormen de belangrijkste uitgangspunten voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied. Daarnaast verdienen een aantal grotere (infrastructuur)elementen, die meerdere deelgebieden doorsnijden speciale aandacht. In algemene zin geldt hiervoor dat eenheid en continuïteit uitgangspunt zijn. Omdat er in het buitengebied sprake is van kleine woonkernen in karakteristieke landschappen moet gestimuleerd worden dat bij kleinschalige uitbreiding van woningen deze qua stijl passen in het gebied en ingepast worden in het historische patroon en/of het
september 2002, eindconcept
- 61 -
bebouwingslint. Waar nodig kunnen ze landschappelijk ingepast worden, bijvoorbeeld door het aanbrengen van erfbeplanting. Voor de esthetische visie wordt ook verwezen naar kaart 11. Deelgebied Stedelijke zone: kleinschaligheid, inpassing infrastructuur en stedelijke uitbreidingen De stedelijke zone omvat een aantal gebieden die binnen de directe invloedssfeer liggen van (de uitbreidingen van) Houten en de A27. Kenmerkend is het grote contrast tussen, vaak kleinschalige restanten van het voormalige landschap en de grootschaligheid van de infrastructuur en stedelijke uitbreidingen. Zeker zo dichtbij een grotere bewoningsconcentratie is het van belang dat oorspronkelijke delen van het landschap behouden blijven. De afwisseling van (restanten van hoogstam)boomgaarden, boselementen, lanen en oorspronkelijke bebouwing zorgen voor ruimtelijke diversiteit en vormen door hun kleinschaligheid een belangrijk tegenwicht tegen de grootschaligheid van recente of nieuwe ontwikkelingen. Ze zorgen hierdoor ook dat het gebied aantrekkelijk is als uitloopgebied voor recreanten vanuit de stedelijke omgeving. Behoud van cultuurhistorisch waardevolle elementen en hun ruimtelijke context (met onder andere belangrijke zichtlijnen) is van groot belang. Het gaat hierbij onder andere om Fort ’t Hemeltje met het omliggende schootsveld en Kasteel Heemstede met monumentale bomenrij. Door het behoud en waar mogelijk versterking van de bomenrij bij Heemstede blijft de oorspronkelijke context zichtbaar, met name ook gezien vanaf de A27 die de laan doorsnijdt. In het deelgebied Stedelijke zone is een harde landschappelijke maar ook ecologische scheiding aangebracht tussen het gebied binnen en buiten de bebouwde kom. Dit is de rondweg met aarden wal, die ingeplant is met een dubbele rij kastanjes. De relatie tussen bebouwde kom en buitengebied is hierdoor verdwenen. In Houten is nog wel het oude wegenpatroon zichtbaar, in de vorm van een radiaalstructuur die vanuit de oude kern van Houten naar het buitengebied doorloopt. Door het aanbrengen van laanstructuren kan dit patroon versterkt worden en worden zichtrelaties tussen binnen en buitengebied verstevigd. Op verschillende locaties zou gekeken moeten worden naar mogelijkheden om tussen woonkern en buitengebied verbindingen aan te brengen of te benadrukken. Bijvoorbeeld waar waterpartijen binnen de bebouwde kom gelegen zijn, zoals bij de Kooikersplas en de nieuwe waterpartijen in de Vinexwijk of waar groen binnen en buiten de bebouwde kom elkaar naderen. Niet alleen landschappelijke en zichtrelaties worden zo versterkt, ook ecologisch gezien zijn deze verbindingen van belang (zie verder). Polder de Hoon ligt ook in het deelgebied Stedelijke zone gezien de ligging maar behoort van oudsher tot het komgebied. Aan de verkavelingstructuur is dit nog af te lezen. Gezien de huidige ligging ingeklemd tussen het stedelijk gebied (bedrijventerrein De Meerpaal en woonwijk De Hoon) en het Amsterdam-Rijnkanaal en het feit dat de relatie met het komgebied door de afsnijding verdwenen is, is het niet van belang de landschappelijke structuur van polder De Hoon aan te sluiten op het komgebied dan wel de stroomrug. Wel kan het verkavelingspatroon als basis dienen voor nieuwe ontwikkelingen, waarbij het patroon terugkomt in de wegen- en beplantingsstructuur. Polder De Hoon kan ontwikkeld worden als stedelijk uitloopgebied, met behoud van de openheid (zie verder 5.3.4.). De September 2002 , eindconcept
- 62 -
bebouwing van het bedrijventerrein dient van de rest van de polder te worden afgeschermd door middel van beplanting. Deelgebied ’t Goy: kleinschaligheid, contrast met stedelijkheid en openheid Kenmerkend voor ’t Goy is dat het oorspronkelijke, kleinschalige en besloten oeverwallenlandschap hier nog goed behouden en beleefbaar is. Voorop staat dat deze kenmerken, zeker in contrast met het meer verstedelijkte deel van de oeverwal rond Houten en het meer open gebied aan de andere kant van het Amsterdam-Rijnkanaal behouden blijven. Ook dient de structuur waarbij verschillende vormen van agrarische bedrijfsvoering naast elkaar op korte afstand van elkaar voorkomen behouden te blijven. Het behoud van boomgaarden, zowel laagstam als (restanten van) hoogstam en kleine landschapselementen zoals hagen en andere erfafscheidingen dienen waar aanwezig behouden te blijven en waar mogelijk gestimuleerd te worden. Deze elementen zijn van oudsher kenmerkend voor dit deelgebied. In het deelgebied zijn nog oude wegenpatronen aanwezig, langs de Beusichemseweg en de Oosterlaak. Deze zouden versterkt kunnen worden door het aanbrengen en aanvullen van wegbeplanting waar mogelijk. Dit geldt ook voor de monumentale boerderijen, de oude woonkern van ’t Goy en op en rond het landgoed Wickenburg. Deelgebied Schalkwijk: openheid, bebouwingslint, Hollandse Waterlinie In de polders rond Schalkwijk dienen de kenmerkende open delen te worden gehandhaafd en gewaarborgd, deze delen zijn aangegeven op de visiekaart. Nieuwe opgaande beplanting of bebouwing zijn hier niet wenselijk. De teelt op kleine schaal van gewassen zoals maïs, die (een deel van het seizoen) van invloed kunnen zijn op ruimtebeleving in het gebied, worden toegestaan. Het betreft hier doorgaans voedermaïs. Onder de voorwaarden dat deze beperkte schaal gehandhaafd blijft en dat de teelt plaatsvindt in aansluiting op huiskavels, kan het worden toegestaan. Op deze manier wordt de openheid van het gebied niet aangetast. Ook de aanwezigheid van boomgaarden beperkt de ruimtebeleving, maar ze zijn niet gebiedsvreemd. In tegenstelling tot opgaande beplanting bij erven en bebouwingslinten werken de boomgaarden ook minder als een ruimtelijke grens. Toch heeft het de voorkeur om boomgaarden op de stroomrug, de oeverwal en in het overgangsgebied tussen komgebied en oeverwal te concentreren. De bodem van dat gebied is zeer geschikt voor fruitteelt. Ontwikkeling van beplanting, zoals bij het Elpad, Wickenburgsepad en Marckenburgsepad is wenselijk vanuit ecologisch oogpunt maar mag de openheid niet aantasten. De kenmerkende verkavelingsstructuur, met bijbehorende sloten, weteringen en knotwilgenrijen, moet gehandhaafd worden. Deze structuur is qua vorm en richting is in grote lijnen al eeuwen onveranderd gebleven. Bij de ontwikkeling van ecologische verbindingen (zie ecologie) zijn laagblijvende vegetaties uitgangspunt zodat de openheid niet wordt verstoord.
september 2002, eindconcept
- 63 -
Kenmerkende ruimtebepalende elementen in het gebied, zoals het bebouwingslint van Schalkwijk met zijn monumentale boerderijen en erfbeplanting, onderdelen van de Hollandse Waterlinie en restanten van kastelen bepalen ook in de toekomst de ruimtelijke kwaliteiten in het gebied. Behoud van deze elementen staat voorop, inclusief het hierop afgestemde beheer. Waar nodig worden beplantingselementen of erfbeplantingen aangebracht of aangevuld om de ruimtelijke continuïteit te versterken. Ook kan worden gedacht aan het aanbrengen van beplantingselementen als oriëntatiepunt in het gebied. Het is van belang dat hierbij gebiedseigen elementen met gebiedseigen soorten worden aangebracht zoals knotbomen, wegbeplanting van wilg, es of els, erfbeplanting bij boerderijen e.d. Miniconferentie LBP Houten, 20 februari 2002: “Eigenaren maken er meestal geen punt van om erfbeplanting aan te brengen mits dit niet achteraf aangedragen wordt. Er zou een koppeling gemaakt moeten worden tussen bouwvergunning en landschappelijke inpassing”. “Het is een rol van de gemeente op te stimuleren; deze rol kan door een landschapscoördinator uitgevoerd worden”.
Deelgebied Oeverwal: afwisseling openheid, beslotenheid, Hollandse Waterlinie Kenmerkend voor dit deelgebied is het contrast tussen de binnendijks gelegen oeverwal, die voor een belangrijk deel kleinschalig en besloten van karakter is en de meer open uiterwaarden buitendijks. De Lekdijk vormt hierbij een karakteristieke ruimtelijke grens. Op het beleid voor de uiterwaarden wordt in dit landschapsbeleidsplan niet verder ingegaan, omdat dit een vrij autonome ontwikkeling betreft. Wat betreft de oeverwal staat behoud en ontwikkeling van het afwisselend open en meer verdichte karakter en de hierbij behorende landschapselementen voorop. Boomgaarden, erfbeplanting, (lint)bebouwing, grienden en hakhoutbosjes vormen al van oudsher kenmerkende landschapselementen. Deze verscheidenheid aan landschappelijke elementen en afwisseling in open- en geslotenheid wordt veroorzaakt door de vele gradiënten die het deelgebied rijk is en dicht naast elkaar voorkomen. De aanwezige grienden en hakhoutbosjes zijn de enige nog overgebleven elementen in hun soort die nog in het gebied voorkomen. Het behoud van met name deze elementen is van belang. Het aanbrengen van erfbeplanting in het bebouwingslint van Tull en ‘t Waal en bij losliggende boerderijen is in dit gebied ook wenselijk, om de kleinschalige structuur extra te benadrukken. Langs de Achterdijk, Pothuizerweg en Zuwedijk staan voor een groot deel bomen. Door langs de gehele lengte van deze wegen bomen aan te brengen wordt een subtiele scheiding aangebracht tussen de oeverwal en het komgebied waardoor deze deelgebieden geaccentueerd worden. Een beplanting met bomen is hier het meest wenselijk omdat de visuele scheiding hierbij niet hard is omdat men onder de bomen door kan kijken. De forten, werken en het inundatiekanaal van de Hollandse Waterlinie zijn elementen die het behouden meer dan waard zijn, niet alleen vanuit cultuurhistorisch, maar ook vanuit
September 2002 , eindconcept
- 64 -
esthetisch oogpunt. Dit geldt tevens voor de beplanting die zich om de elementen heen heeft gevormd. Miniconferentie LBP Houten, 20 februari 2002: “Moet je oude elementen terugbrengen? Houdt de balans (oud/nieuw) in de gaten. Maak van het landschap geen museum, geef cultuurhistorische elementen een nieuwe functie of pas ze in”.
Cultuurhistorische waarden De cultuurhistorische waarden en elementen in het landschap, zoals de herkenbare bebouwingslinten met historische boerderijen, verkavelingsvormen, kastelen en de Nieuwe Hollandse Waterlinie dienen behouden te blijven en in een zo goed mogelijk staat onderhouden te blijven. Vooral bij verandering van functie van de monumentale bebouwing (bijv. wonen in plaats van boerderijfunctie) dient mede in het kader van de Monumentenwet aandacht te zijn voor behoud en waar nodig verbetering van de staat van de bouwwerken. Binnen de gemeente bevinden zich verschillende elementen die deel uit hebben gemaakt van de Hollandse Waterlinie. Deze linie vormt een bouwwerk van regionaal formaat, dat als Belvedèregebied is aangewezen. Hierboven is bij de verschillende deelgebieden al kort op onderdelen van de linie ingegaan. Uit cultuurhistorisch en landschappelijk oogpunt is het van groot belang dat de forten, werken, het inundatiekanaal en inundatiegebieden als ruimtelijke eenheid beleefbaar blijven. Dit kan vooral door behoud en versterking van de ruimtelijke werking van de linie, in relatie met de toegankelijkheid en het gebruik ervan. Bij gebruik van forten kan dan worden gedacht aan bijvoorbeeld educatieve doeleinden zoals het gebruiken van de ruimte als informatiecentrum over het gebied, expositieruimte of kleinschalige horecagelegenheid. Op deze manier behouden de forten hun historische uitstraling maar vervullen ze tevens een nieuwe betekenis voor het gebied. Deze activiteiten kunnen overigens bijdragen aan het financiële draagvlak voor het onderhoud van de forten. Bij het aanbrengen van nieuwe beplantingselementen in het landschap is het van belang dat deze aansluiten op dit landschap. Het gaat hierbij om gebiedseigen soorten die qua karakter van oudsher in het gebied voorkomen en aansluiten op het occupatiepatroon. Spoorlijn, Amsterdam-Rijnkanaal en rijksweg A27 Houten wordt doorsneden door een drietal grootschalige infrastructuurlijnen: de spoorlijn Utrecht-‘s-Hertogenbosch, het Amsterdam-Rijnkanaal en de rijksweg A27. In het verleden is getracht om deze, althans ten dele, in te passen in de oorspronkelijke verkavelingsstructuur van het gebied. Door het grootschalige karakter en de technische eisen die aan deze infrastructuur werd gesteld, heeft dit geleid tot een aanzienlijke doorsnijding van het landschap. Inmiddels heeft het landschap en het gebruik daarvan zich aangepast aan deze lijnen, met andere woorden: ze vormen nu niet weg te denken onderdelen in het gebied. Zo vormen de A27 en het Amsterdam-Rijnkanaal een belangrijke fysieke grens bij de meest recente uitbreidingen van Houten. Vanuit landschappelijke optiek verdient het de voorkeur om deze lijnen niet verder te benadrukken dan ze nu al doen: door het aanbrengen van aanvullende beplanting gaan ze alleen maar meer opvallen. september 2002, eindconcept
- 65 -
Zowel de spoorlijn, het Amsterdam-Rijnkanaal en de rijksweg A27 hebben landschappelijk (zie hierboven) en ecologisch gezien invloed op het landschap en moeten in deze rol verder ontwikkeld worden. De spoorlijn doorsnijdt zowel de stedelijke zone als de deelgebieden Schalwijk en Oeverwal. Het verdient de voorkeur om door middel van de ontwikkeling van ruigten en kruidenrijke bermen langs het spoor, dit element als (grijs)groene geleider door het landschap te laten lopen. De spoorlijn vormt hiermee ook een belangrijke ecologische verbinding tussen buitengebied en stedelijk gebied. Het Amsterdam-Rijnkanaal doorsnijdt het buitengebied en vormt de grootste barrière in het gebied. Langs het kanaal kunnen de bermen op een natuurvriendelijke manier beheerd worden ook kunnen langs de beschoeiing op verschillende plaatsen in- en uitstapplaatsen voor kleine diersoorten aangebracht worden. In het kader van de Strategienota Houtense energiebeleid worden langs het AmsterdamRijnkanaal windturbines geplaatst. Deze windturbinelocaties begeleiden het kanaallint. Door de combinatie van “gebiedsvreemde” elementen als windturbines met het strak vormgegeven Amsterdam-Rijnkanaal wordt de karakteristiek van het landschap zo min mogelijk aangetast en kunnen ze zelfs als belangrijk oriëntatiepunt in het gebied dienen. Windturbines zijn als nieuwe elementen in het landschap niet per definitie ongewenst. De rijksweg A27 doorsnijdt het westelijk deel van Houten en hiermee tevens de oude oprijlaan van kasteel Heemstede. Vanaf de rijksweg is het kasteel wel waarneembaar maar de aandacht wordt er niet naartoe getrokken. Door het landschap rond de A27 te ontwikkelen, landschappelijke lijnen te versterken, harde grijze grenzen van industrie en bebouwing in te passen, kan het gebied rond de A27 als visitekaartje dienen voor Houten. In het deel van Houten ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal komt de A27 langs het open komgebied. Dit gebied wordt landelijk en open gehouden. Inpassen van de snelweg met opgaande beplanting is hier dan ook ongewenst want tast de openheid van het landschap aan. Door het openhouden wordt het gebied ook vanaf de snelweg als open kom- en weidegebied beleefd. Voorbijgangers worden nieuwsgierig en worden gewezen op het landschap van Houten. Ook recreatieve ontwikkelingen in het kader van het bestemmingsplan Laagraven en ontwikkelingsplan Groenraven kunnen zo in de kijker worden gespeeld. Voor alle drie de infrastructurele voorzieningen geldt dat er gezocht moet worden naar mogelijkheden om faunapassages aan te brengen zodat deze lineaire elementen ook een schakel tussen de doorsneden gebieden gaan vormen. Bij de spoorlijn en de A27 kan worden gedacht aan het aanleggen en/of geschikt maken van duikers voor de migratie van soorten. Bij het Amsterdam-Rijnkanaal kan gekeken worden naar mogelijkheden voor het aanpassen van bestaande bruggen. 5.3.3
Ecologische visie
Algemeen September 2002 , eindconcept
- 66 -
Vanuit ecologische oogpunt is zowel de ontwikkeling van de “natte” (aan oppervlakte- en grondwater gebonden) als “droge” (aan beplanting en grazige elementen gebonden) component van belang. Binnen de gemeente is sprake van een grote afwisseling in ecologische kwaliteiten, die samenhangen met de gradiënten (grondwater, hoogteverschillen, bodem) in het gebied en met de veelheid aan waardevolle landschapselementen. Zoals in de analyse al is aangegeven, zitten de belangrijkste potenties in de ontwikkeling van gebiedseigen natuur die samenhangt met de gradiënten, het opheffen van ecologische barrières en het beheer van beplantingen en vegetaties. Voor de uitwisseling van dier- en plantensoorten is het van groot belang dat er een aaneengesloten netwerk van natte en droge elementen aanwezig is, zowel lineaire wateren beplantingselementen die vooral een verbindende functie hebben als grotere blauwe of groene elementen die als leefgebieden of ‘stepping-stones’ kunnen fungeren. In de gemeente Houten zijn tevens een aantal provinciale ecologische verbindingszones geprojecteerd. Houten maakt op provinciaal niveau deel uit van een groter ecologisch netwerk. Hieronder wordt meer ingegaan op de lokale, kleinere verbindingszones van lijnvormige elementen en stepping stones. Voor de ecologische visie wordt ook verwezen naar kaart 12. Ontwikkelen natte component Wat betreft de natte natuur spelen vooral de uiterwaarden, de natte en vochtige graslanden in de polders Rietveld en Blokhoven, het dichte netwerk van sloten, vlieten en weteringen, de gradiënten tussen de hoger gelegen (drogere) oeverwallen en lager gelegen (nattere) kommen en het water dat onderdeel uitmaakt van de versterkingen van de Hollandse Waterlinie een rol. Bij de ontwikkeling van natte natuur dient vooral te worden ingespeeld op de natuurlijke situatie ter plekke. Plaatselijk kan de waterstand worden verhoogd waardoor de kansen voor karakteristieke aan water gebonden planten- en diersoorten worden vergroot. De locatie van deze gebieden dient nauw te worden afgestemd met de landbouw, vooral omdat deze functie hier mogelijk schade van ondervindt. De beste kansen liggen wellicht aan de “achterkant” van de kavels, waar de landbouwkundig (qua afstand, vochtigheid) minder interessante, maar door de relatieve rust ecologisch meest interessante locaties zijn. Een voorbeeld is de Schalkwijkse Wetering. Actief weidevogelbeheer kan verder worden gestimuleerd, waarbij naast (gedeeltelijke) grondwaterstandverhoging, kan worden gedacht beheersafspraken of plasdras beheersovereenkomsten. Ook aan het handhaven en ontwikkelen van overwinteringsmogelijkheden kan worden gedacht, bijvoorbeeld door het ontwikkelen van graasplaatsen voor ganzen en zwanen. Hiervoor worden dan vrijwillige gedoogovereenkomsten afgesloten. Door behoud of ontwikkeling van een goede waterkwaliteit en zorgvuldig sloot- en oeverbeheer kunnen waardevolle sloot- en oevervegetaties tot ontwikkeling komen. Het fijnmazige netwerk van weteringen, vlieten en sloten in het gebied kan ontwikkeld worden tot ecologische verbindingen voor kleinere water- en plasdrasminnende soorten. Hiertoe kunnen op verschillende plaatsen moerasoevers aangelegd worden dan wel slootkantbeheersovereenkomsten worden gesloten. Ook door het aanpassen van september 2002, eindconcept
- 67 -
slootschoonmethodes (er zijn verschillende soorten bakken) zullen vegetaties met bijvoorbeeld watergentiaan en krabbescheer weer tot ontwikkeling kunnen komen. De oevers van de waterlopen kunnen door aangepast beheer tot kruidenrijke oevervegetaties ontwikkeld worden. Voorwaarden voor een goede ontwikkeling van watergebonden soorten zijn een voldoende slootdiepte en een goede waterkwaliteit Bij de forten, waar over het algemeen sprake is van water om de bouwwerken heen, kan de buitenoever worden ontwikkeld als natuurvriendelijke oever. Aan de binnenzijde is dit niet wenselijk omdat het hier meestal een verharde beschoeiing betreft, deel uitmakende van het fort. Ontwikkelen droge component Behalve de natte ecologische verbindingen dient ook de droge (ecologische) infrastructuur in het gebied te worden versterkt. Elementen die in dit kader van belang zijn, zijn de bosjes en erfbeplantingen bij bebouwingslinten en vrijstaande boerderijen, hoogstamboomgaarden, lanen en bomenrijen en bijzondere beplantingselementen zoals het Wickenburgerpad, onderdelen van de Hollandse Waterlinie en kastelen. Hiernaast kunnen ook de bermen langs de A 27, spoorlijn en Amsterdam-Rijnkanaal en de uiterwaarden die het gehele in noord-zuid- en oost-westrichting doorsnijden, functioneren dan wel ontwikkeld worden als ecologische verbindingen. Op de oeverwal en de stroomrug moet ingezet worden op het aanleggen en extensief beheren van opgaande landschapselementen. Omdat deze gebieden kleinschalig van karakter zijn, lenen deze zich hier goed voor. In het komgebied kan meer gedacht worden aan extensief beheren van bermen langs weilanden, lineaire elementen (spoorlijn, wegen) en natuurvriendelijke oevers (zie “natte component”). Ook de (verdere) ontwikkeling van kleine gebiedjes als stepping stones, zoals eendenkooi De Knoest, Elpad, Tetwijksepad e.d. past in het komgebied. Voorwaarde is dat er sprake is van een klein oppervlakte en dat de open gebieden niet worden aangetast (kaart 11). Naast elementen in het landelijk gebied kan ook worden gedacht aan de ontwikkeling van migratiezones tussen stedelijk en landelijk gebied en de ontwikkeling van de leefomgeving en foerageergebied net buiten de bebouwde kom. Dit geldt vooral voor de kleinere diersoorten als verschillende vogelsoorten, vleermuizen, egels, muizen en padden maar bijvoorbeeld ook vlinders. Voorkomen moet worden dat er lokaal “getuinierd” gaat worden. Verbindingen dienen op elkaar aan te sluiten en zo daadwerkelijk corridors te vormen. Wegbermen, bomenrijen en groene zones langs waterlopen kunnen dienst doen als migratieroute. Daarnaast dient er ook aandacht te zijn voor de bermen langs de spoorlijn vanwege de betekenis als lijnvormig element, zowel als verbinding in het buitengebied als tussen buitengebied en bebouwd gebied Door een aangepast beheer kan deze functie gestimuleerd en ontwikkeld worden. De spoorlijn Utrecht-’s-Hertogenbosch die door Houten loopt is aangegeven als provinciale ecologische verbinding. Door aangepast extensief beheer van de spoorbermen kan deze verbinding gerealiseerd worden, mogelijk met het waar mogelijk tot ruigte laten September 2002 , eindconcept
- 68 -
ontwikkelen van kleine stukjes snippergroen langs het spoor. Waar het spoor de bebouwde kom ingaat, ontstaat een ideale verbinding tussen natuur binnen en buiten de bebouwde kom. In aansluiting op de spoorlijn dient de ecologische verbinding langs de oostrand van de bebouwde kom (gekoppeld aan de wal met beplanting) verder te worden ontwikkeld. Ecologisch gezien is polder De Hoon niet van grote betekenis. Er komen geen bijzondere soorten voor en het maakt geen deel uit van een provinciale ecologische verbindingszone. Er is hier wel een ecologisch landbouwbedrijf gevestigd. Er zijn in de polder mogelijkheden voor de ontwikkeling van natuurvriendelijke oevers. Ook de oevers van het Amsterdam-Rijnkanaal kunnen als natuurvriendelijke oevers worden ontwikkeld. Opheffen ecologische barrières Op een aantal plaatsen binnen de gemeente zijn zogenaamde knooppunten van groen en grijs en groen en blauw te vinden. Dit zijn uit het oogpunt van ecologie knelpunten. Er wordt hier gedacht aan de obstakels als de A27, de spoorlijn en het AmsterdamRijnkanaal en bebouwde gebieden. Door de aanleg van faunapassages kunnen verbinding gehandhaafd of hersteld worden, bijvoorbeeld waar de A27 en de spoorlijn bestaande sloten of weteringen kruisen (ecoduikers). Ook kan gekeken worden naar mogelijkheden voor het aanleggen van nieuwe tunnels als ecopassages . Bij het Amsterdam-Rijnkanaal, dat een enorme ecologische barrière is in het gebied kan gekeken worden naar mogelijkheden om bruggen zodanig aan te passen dat er migratie mogelijk is, bijvoorbeeld door het extra aanbrengen van een richel of stobbenpad. Recreatief medegebruik Met het oog op het ecologisch functioneren is het van belang dat niet alle gebieden voor recreanten bereikbaar zijn of bepaalde soorten recreanten (bijv. brommerrijders en moutainbikers), met andere woorden dat er ook de nodige gebieden zijn waar rust heerst. Dit geldt met name voor gebieden die van oudsher ver van de bebouwing afliggen, zoals de achterkanten van de kavels in het komgebied. Het uitlaten/meenemen van honden die in bepaalde perioden (paar- en broedseizoen) zou ontmoedigd of afgeraden kunnen worden om verstoring zoveel mogelijk te voorkomen. Genoemde storende vormen van recreatie gelden ook voor het landbouwkundig gebruik: ook het vee is gebaat bij rust. 5.3.4
Economisch-functioneel
Algemeen Hieronder wordt voornamelijk ingegaan op de onderdelen landbouw en recreatie. Voor de visie wordt tevens verwezen naar kaart 13.
Landbouw Het stimuleren van duurzame landbouw en de verweving landbouw met natuur/recreatie vormen hier de belangrijkste uitgangspunten.
september 2002, eindconcept
- 69 -
Landbouw is de eigenaar, beheerder en de drager van het landschap van Houten. Voor het behouden van de landschappelijke karakteristiek is het uitermate van belang dat er een agrarische bestemming op (vrijwel) het gehele buitengebied blijft liggen. Er moet ruimte blijven voor bedrijven die zich richten op de primaire productie. Miniconferentie LBP Houten, 20 februari 2002 “Agrariërs zijn de eigenaren van de grond in het buitengebied. Overleg tussen agrariërs gemeente en terreinbeheerders is de enige manier voor succes en biedt mogelijkheden voor de toekomst. maar altijd op vrijwillige basis! Zo wordt een pré een plus voor het buitengebied. “. “Het instandhouden van het landschap is een gedeelde verantwoordelijkheid van overheid en boeren (grondeigenaren). Agrotoerisme moet niet worden gezien als redding voor een bedrijf maar kan een impuls geven; is geen doel op zich. Het gebied leent zich niet voor massarecreatie, dus daar niet op inzetten. Als de gemeente iets wil in dit opzicht, moeten er met agrariërs en SBB afspraken gemaakt worden en moet de gemeente stimuleren en faciliteren. Medewerking van agrariërs kan alleen op vrijwillige basis plaatsvinden, moet niet door de gemeente aangewezen worden”. “Kansen voor agrotoerisme liggen in dit gebied in de fiets- en wandelpaden (geen auto), infrastructuur is belangrijk! Planologisch-juridisch kader moet hierop worden aangepast.”
Daarnaast dient de combinatie landbouw en natuur dient gestimuleerd te worden in het gebied. Hierbij wordt gedacht aan duurzame vormen van landbouw maar ook aan agrarisch natuurbeheer zoals akkerrandenbeheer of ecologisch bermbeheer (met name op oeverwal), slootkantenbeheer en weidevogelbeheer (vooral in het komgebied). Ook het ecologisch (extensief) beheren van erfbeplanting en (geriefhout)bosjes in bebouwingslinten en losstaande boerderijen is hiervan een voorbeeld. Initiatieven zoals die van agrarische natuurverenigingen dienen gestimuleerd te worden. Ook koppeling tussen landbouw en recreatie kan verder worden ontwikkeld. Dit moet echter alleen worden gezien als extra (financiële) impuls voor bedrijven maar geen manier om rendabel te blijven. Het gebied leent zich niet voor grootschalige recreatieve initiatieven.Wel kan worden gedacht aan het openstellen van weilanden en boomgaarden voor recreatief medegebruik of het stimuleren van verkoop van gebiedseigen producten en wellicht het op zeer kleine schaal kamperen bij de boer. Bij het openstellen van boomgaarden en weilanden als onderdeel van een wandel- en/of fietsroute is het van belang dat de gemeente als stimulerende en faciliterende partij optreedt. Initiatieven hiertoe kunnen alleen op basis van vrijwilligheid van de grondeigenaar plaatsvinden. Recreatie Voor het gebied rondom de kern en nieuwe uitbreiding van Houten geldt dat hier aandacht moet zijn voor de ontwikkeling van kleinschalige voorzieningen voor recreanten vanuit de bebouwde kom. Het gaat hierbij om mogelijkheden om korte ommetjes te maken en voorzieningen als bankjes en bewegwijzering.
September 2002 , eindconcept
- 70 -
Gezien de toekomstige en te verwachten recreatieve druk op het buitengebied, kan de polder De Hoon gaan fungeren als uitloopgebied. Dit gebied ligt gunstig ten opzichte van de kern van Houten. Door de polder op een recreatief aantrekkelijke manier in te richten binnen de kaders van het landschap van Houten (geen bos, extensieve vormen van recreatie) kan het gebied een duidelijke functie krijgen binnen de gemeente. Wellicht kan hier gedacht worden aan een extra passagemogelijkheid van het Amsterdam-Rijnkanaal voor fietsers en wandelaars. Op deze manier kan de toekomstige druk op het buitengebied deels worden opgevangen. In het gebied zijn al behoorlijk wat fietsroutes. Onder het kopje landbouw is reeds ingegaan op de mogelijkheden om de functie landbouw verder te verweven met extensieve recreatiemogelijkheden, waarbij bijvoorbeeld weilanden, paden en boomgaarden toegankelijk gemaakt worden. Hierbij moet wel worden voorkomen dat het hele buitengebied bereikbaar is voor recreanten; met name gebieden die potenties bieden voor vernatting dienen ontzien te worden. Ook dient hierbij rekening te worden gehouden met het broedseizoen door gebieden niet het hele jaar toegankelijk te maken. Daarnaast kan gedacht worden aan kleinschalig kamperen bij de boer (met maximaal 15 kampeerplaatsen). Infrastructuur Mogelijk is er in de toekomst sprake van een extra aansluiting van Houten op het rijkswegennetwerk, ten zuiden van het Amsterdam-Rijnkanaal. Belangrijk hier maar ook bij andere toekomstige infrastructurele ontwikkelingen is dat er rekening wordt gehouden met het omliggend landschap. Er zou gekeken moeten worden naar mogelijkheden voor landschappelijke inpassing het aanbrengen van faunapassages maar ook naar het gebruik van mitigerende maatregelen (zoals geluidsarme vormen van asfalt). 5.4
Visie per deelgebied
Aansluitend op de visie op gemeentelijk niveau wordt een visie gegeven per deelgebied. Deze visie gaat specifiek in op voorstellen die voor het betreffende gebied van toepassing zijn. In tabellen is de visie per deelgebied puntsgewijs op een rij gezet. In het volgende hoofdstuk worden de beheers- en inrichtingsmaatregelen verder uitgewerkt.
september 2002, eindconcept
- 71 -
5.4.1
Deelgebied stedelijke zone
Tabel 3. Visie deelgebied 1: Stedelijke zone Deelgebied
esthetisch
ecologisch
Economisch
Stedelijke zone
handhaven en versterken
verbetering
stimuleren duurzame
kleinschalige karakter
waterkwaliteit door
als tegenhanger van
goede voorlichting en
grootschalige
afspraken met
stimuleren agrarisch
ontwikkelingen
betrokkenen en
natuurbeheer en
terugbrengen lozingen
vrijwillig landschaps-
behoud cultuurhistorisch waardevol fort ’t Hemeltje en kasteel Heemstede met ruimtelijke context (o.a. laanbeplanting) versterken ruimtelijke relaties stedelijk gebied
stimuleren natuurvriendelijke oevers langs waterlopen versterken ecologische relatie tussen stad en buitengebied ontwikkelen bermen
landbouw door goede voorlichting en beleid
beheer, met name bermen akkerrandenbeheer (subsidieregelingen) stimuleren aanleg, onderhoud en versterken erfbeplanting stimuleren combinatie
– buitengebied via o.a.
spoorlijn als
landbouw en recreatie
historische lijnen
verbindende element
o.a. openstellen
t.b.v. droge verbinding
boomgaarden,
open houden polder De Hoon, afschermen van bedrijventerrein ontwikkelen van spoorlijn als groene geleider ontwikkelen “visitekaartje” vanaf A27
aanbrengen faunapassages A27 en spoorlijn stimuleren
kleinschalig kamperen bij de boer versterken recreatieve uitloopmogelijkheden
biotoopontwikkeling fort
vanuit de bebouwde kom
’t Hemeltje en andere
door kleinschalige
boselementen
aanleg recreatievoorzieningen ontwikkelen polder De Hoon als recreatief uitloopgebied met behoud van openheid
September 2002 , eindconcept
- 72 -
5.4.2
Deelgebied ‘t Goy
Tabel 4. Visie deelgebied 2: ‘t Goy deelgebied
esthetisch
Ecologisch
economisch
‘t Goy
handhaven en versterken
verbetering
versterken van
ruimtelijke kleinschalige
waterkwaliteit door
kleinschalig naast elkaar
karakteristiek van de
goede voorlichting en
voorkomende functies,
oeverwal; stimuleren
afspraken met
akker, weide, fruitteelt,
kleine
betrokkenen en
waarbij duurzame
terugbrengen lozingen
landbouw niet
landschapselementen behouden en versterken van structuurbepalende elementen, met name boomgaarden en (lint)bebouwing behoud cultuurhistorisch
stimuleren natuurvriendelijke oevers langs weteringen behoud waarde kasteel Wickenburg als biotoop versterken ecologische
belemmerd wordt stimuleren duurzame landbouw door goede voorlichting en beleid stimuleren agrarisch natuurbeheer en
waardevolle elementen
relatie via brug over AR-
vrijwillig landschaps-
zoals Wickenburg
kanaal
beheer met name berm-
versterken wegbeplanting langs Beusichemseweg behoud beplanting AR kanaal als ruimtelijke
en akkerrandenbeheer (subsidieregelingen) stimuleren aanleg, onderhoud en versterken erfbeplanting
begrenzing met
stimuleren combinatie
komgebied; aan
landbouw en recreatie:
zuidzijde kanaal
openstellen
mogelijkheden voor
boomgaarden, aanbieden
plaatsen windturbines
streekeigen producten, kamperen bij de boer
september 2002, eindconcept
- 73 -
5.4.3
Deelgebied Schalkwijk
Tabel 5. Visie deelgebied 3: Schalkwijk deelgebied
esthetisch
ecologisch
Economisch
Schalkwijk
handhaven en versterken
verbetering
stimuleren duurzame
openheid en zichtlijnen
waterkwaliteit door
delen van de polders
goede voorlichting en
handhaven karakteristieke stelsel van sloten en weteringen behouden en versterken
stimuleren agrarisch
betrokkenen en
natuurbeheer en
terugbrengen lozingen
vrijwillig
stimuleren oever-,
landschapsbeheer, met name slootkanten en
van structuurbepalende
watervegetatie langs
weidevogelbeheer
elementen, waaronder
sloten, weteringen en
lintbebouwing Schalk-
onderdelen waterlinie
boerderijen behoud en waar nodig ruimtelijk versterken van onderdelen Hollandse Waterlinie
onderzoeken
(subsidieregelingen) stimuleren aanleg, onderhoud en versterken
vernattingsmogelijk-
erfbeplanting en
heden en stimuleren
(geriefhout)bosjes in
actief weidevogelbeheer
bebouwingslinten en bij
aandacht voor biotoopontwikkeling in be-
boerderijen beperkt versterken
staande elementen zoals
recreatieve netwerk in
bosjes en eendenkooi
aansluiting op bestaande
Hollandse waterlinie
routes (fiets-, wandel-,
verder ontwikkelen als
kanoroutes); rekening
ecologisch belangrijk
houden met relatief stille
element met (zeer)
gebieden; kleinschalig
extensief recreatief medegebruik aanbrengen
kamperen bij de boer mogelijkheden onderzoeken voor
faunapassage(s) onder
functieverandering fort
spoorlijn en A27 in
Honswijk
verlengde van brede sloten en weteringen ontwikkelen natuurvriendelijke oevers en bermen AR kanaal versterken ecologische functie bermen en sloten spoorlijn versterken droge passages via bruggen over kanaal
- 74 -
voorlichting en beleid
afspraken met
moeras- en
wijk met monumentale
September 2002 , eindconcept
landbouw door goede
5.4.4
Deelgebied Oeverwal
Tabel 5. Visie deelgebied 4: Oeverwal deelgebied
esthetisch
Ecologisch
economisch
Oeverwal
handhaven en versterken
verbetering
stimuleren duurzame
afwisseling open en
waterkwaliteit door
meer besloten delen
goede voorlichting en
landbouw door goede voorlichting en beleid
open houden delen langs
afspraken met
stimuleren agrarisch
Hollandse waterlinie
betrokkenen en
natuurbeheer en
terugbrengen lozingen
vrijwillig
stimuleren ontwikkeling kleine landschapselementen ruimtelijke benadrukken
ontwikkelen kleine
name berm- akkerranden
grienden, houtsingels en
en slootkantenbeheer
contrast met meer open
bosjes als biotoop en
delen rond Schalkwijk
broedplaats t.b.v. droge
door versterken
verbinding
beplanting langs weg op overgang behouden en versterken
landschapsbeheer , met
landschapselementen als
onderdelen Hollandse waterlinie verder
(subsidieregelingen) stimuleren aanleg, onderhoud en versterken erfbeplanting, stimuleren combinatie
ontwikkelen tot
landbouw en recreatie;
van structuurbepalende
ecologisch belangrijk
beperkt openstellen
elementen waaronder
element met (zeer)
paden en boomgaarden,
lintbebouwing Tull en ’t
extensief recreatief
streekeigen producten,
Waal en boselementen
medegebruik
kamperen bij de boer
behoud en waar nodig
versterken ecologische
mogelijkheden
ruimtelijk versterken
verbindingen onder
onderzoeken voor
onderdelen Hollandse
spoorlijn
functieverandering
Waterlinie
forten; bijv. educatief centrum of kleinschalige horeca
september 2002, eindconcept
- 75 -
6
REALISATIE EN KOSTEN 6.1
Algemeen
Met het oog op de realisatie van het landschapsbeleid is het van belang te weten welke activiteiten er door de gemeente kunnen worden uitgevoerd ten aanzien van natuur- en landschapsbeheer. Hieronder wordt eerst ingegaan op het huidige natuur- en landschapsbeheer. Daarna komt de rol van gemeente en overige betrokkenen aan de orde en is aangegeven via welke projecten het landschapsbeleid gestalte kan krijgen. Tevens is aangegeven wat de kosten en subsidiemogelijkheden zijn. Nadere uitwerkingen en basisgegevens staan in de bijlagen 4, 5 en 6. Binnen de gemeente vinden reeds verschillende activiteiten plaats die tot doel hebben de kwaliteit van natuur en landschap te verbeteren door aanleg, herstel en onderhoud. Deels worden deze activiteiten door de gemeente aangestuurd, deels ook door andere overheden, instanties en particulieren. Verschillende instanties en particulieren tonen zich ook nu al actief in het landschaps onderhoud: Landschapsbeheer Utrecht dat werkt met vrijwilligers; Milieuwerkgroep Houten; Interkerkelijke Milieubeweging Houten; agrariërs en particulieren plegen onderhoud aan landschapselementen; het waterschap houdt zich bezig met het beheer van sloten en weteringen; deels (secundaire watergangen) gebeurt dit ook door agrariërs. 6.2
Rol van gemeente en betrokkenen bij uitwerking van de visie
6.2.1
Rol van de gemeente
De gemeente kan op uitwerking van de visie en de hierin voorgestelde maatregelen direct inspelen. In hoofdlijnen gaat het om: in stand houden en versterken van de landschappelijke structuur; behouden en versterken cultuurhistorisch en aardkundig waardevolle landschapselementen en –structuren; behoud en ontwikkeling van natuurwaarden; tegengaan van milieuverstorende activiteiten en stimuleren van meer duurzame activiteiten; het stimuleren van particulieren door voorlichting, informatieverstrekking en subsidies. De gemeente kan op verschillende manieren een rol spelen bij behoud, ontwikkeling en beheer van natuur en landschap in het buitengebied en hiermee richting geven aan het beleid en de in de visie geschetste situatie. In het algemeen vormt de gemeente een verbindende schakel. Hieronder komen de rollen aan bod. September 2002 , eindconcept
- 76 -
De gemeente als uitvoerder van het gemeentelijk beleid met betrekking tot natuur en landschap in het buitengebied binnen de gemeente de uitvoering en voortgang van het Landschapsbeleidsplan op de rails zetten en houden wat betreft doorwerking in beleid en beheer; natuurbeleid; zo mogelijk het vormen van gemeentelijke fondsen in combinatie met middelen van rijk en provincie om actief behoud of ontwikkeling van bijzondere soorten of levensgemeenschappen te bevorderen; afstemming met ruimtelijke ordenings- en milieubeleid; eventueel opstellen water(beheer)plan voor sloten langs gemeentelijke wegen, voor zover geen primaire watergang; mogelijk bouwvergunning koppelen aan beplantingsplan. Landschapscoördinator laten beoordelen, niet de welstand. De gemeente als beheerder van gemeentelijk eigendom in het buitengebied aanleg en (ecologisch) beheer van wegbermen en sloten; aanleg en beheer van wegbeplantingen; aansluiting groen binnen en buiten de bebouwde kom, bijvoorbeeld bij uitbreidingen of vernieuwing stedelijk groen; stimuleren ecologische verbindingen tussen buitengebied en bebouwde kom; opvullen van “gaten” die niet door het rijks- of provinciaal beleid worden afgedekt, bijvoorbeeld kleinschalige (beheers)maatregelen aan randen van of in cultuurland die het voorkomen van bijzondere soorten bevorderen; eventueel extra financiering; De gemeente als stimulator en coördinator van landschapsonderhoud op gemeentelijk grondgebied of als intermediair tussen particuliere eigenaren en andere overheden stimuleren vrijwilligerswerk door het scheppen van goede voorwaarden voor dit werk, bijv. door ter beschikking stellen van gereedschap, opslagruimte etc. of het verstrekken van subsidie; inzetten van deskundigheid door de coördinator Landschapsbeleidsplan; samenwerking met milieuwerkgroepen. De gemeente als voorlichter met betrekking tot natuur en landschap Het idee van het “produceren van natuur” zou meer in de gemeente Houten gedragen kunnen worden waardoor er meer positieve aandacht uitgaat naar natuurwaarden in het agrarische gebied. De gemeente heeft hierin een belangrijke taak op het gebied van geven van: voorlichting over beleidsdoelstellingen, toepassing van instrumenten en subsidies naar verschillende doelgroepen (agrariërs, particulieren); voorlichting over de wijze waarop de gemeente zelf haar zorg voor natuur en landschap invult; vervullen van een voorbeeldfunctie, verkopen van het gemeentelijk beleid;
september 2002, eindconcept
- 77 -
stimuleren agrarisch natuurbeheer / meer duurzame vormen van landbouw en koppeling recreatie en landbouw. De gemeente als overlegpartner van andere overheden (rijk, provincie, waterschappen, natuurbeheerders) die beleid voorbereiden of uitvoeren dat op het buitengebied van toepassing is overleg en afstemming met rijksoverheid en provincie over o.a. Vierde Nota Waterhuishouding (emissies, waterbodems etc.), NMP (duurzaamheid), gebiedsgericht beleid (voortouw bij provincie); overleg met omliggende gemeenten; overleg met waterschap en natuurbeherende instanties over beheersaspecten, aandragen van ideeën. Rol landschapscoördinator In het bovenstaande speelt de landschapscoördinator een centrale rol. De werkzaamheden van de landschapscoördinator bestaan uit: voorlichting en overleg, zowel intern binnen de gemeente, als extern richting particulieren en vrijwilligers; stimuleren, ondersteunen en adviseren van particuliere eigenaren en vrijwilligersgroepen; het begeleiden van geldstromen, zowel in- als extern; het tot uitvoering brengen van projecten (zie paragraaf 6.3). 6.2.2
Rol van betrokkenen
Agrariërs De agrariërs spelen een belangrijke rol in het behoud en de ontwikkeling van het huidige landschap. Het is daarom van belang de landbouwkundige situatie te waarborgen en te ontwikkelen. Dit kan door het realiseren van een duurzame landbouw, door verweving van de landbouw met andere functies zoals natuur en recreatie, maar ook door landbouw voldoende mogelijkheid te bieden voor de primaire productiefunctie. Wanneer het gaat over verweving van functies in het buitengebied draait het in feite om de vraag hoe op een doelmatige wijze omgegaan kan worden met de schaarse ruimte daarbij rekening houdend met de steeds veranderende eisen die aan deze ruimte gesteld worden. Bij menging van functies in het landelijk gebied kan worden uitgegaan van functionele en ruimtelijke verweving. Bij functionele verweving speelt binnen een gebruikseenheid zowel de natuur- als landbouwfunctie een rol. Gedacht wordt aan een landbouwfunctie met natuurwaarden of een natuurgebied met agrarisch gebruik. Ruimtelijke verweving speelt in op verschillende gebieden met diverse functies en eigenaren. Wanneer in concrete maatregelen gedacht wordt zijn er de volgende mogelijkheden; - uitbreiden van bestaande agrarische productietak (primaire productie); - het opzetten van een neventak in de vorm van bijv. andere veesoorten en betaalde natuurproductie; - verandering van bedrijfsvoering en/of graslandgebruik door in- en extensivering of September 2002 , eindconcept
- 78 -
de omschakeling naar een keurmerk of deelmarktproduct. Mogelijkheden die bedrijfseconomisch interessant kunnen zijn, voordeel voor natuur en milieu kunnen leveren en daarnaast verweving kunnen bevorderen zijn: extensivering graslandgebruik, betaalde natuurproductie, bedrijfsvergroting en beperkt weiden. Verweving van de landbouwfunctie met andere functies dan natuur kan bijvoorbeeld in de vorm van een biologisch bedrijf met een eigen winkel, een streekproduct en de eigen verwerking daarvan, kamperen bij de boer of een cultuurhistorisch element gecombineerd met een recreatieve route. In samenhang met de mogelijkheden van verweving kunnen de agrariërs in het gebied een belangrijke rol spelen bij het creëren van natuurwaarden. Bij natuurwaarden wordt gedacht aan vegetatie, weidevogels en dagvlinders. De waarde van natuur kan worden weergegeven als diversiteit, zeldzaamheid en belevingswaarden. De ontwikkeling van natuurwaarden kan bijvoorbeeld door slootkantbeheer, slootbeheer, natuur op kopeinden van percelen en goede omstandigheden creëren voor weidevogels. Deze natuurwaarden zijn dus met name gekoppeld aan percelen in bezit van agrariërs. Afhankelijk van de betrokkenheid bij het milieu en het animo voor een aangepast werksysteem kunnen er natuurwaarden ontstaan. Burgers / particulieren Verder ligt er een taak voor het onderhouden van het landschap en het stimuleren van ontwikkelingen op gebied van natuur en landschap bij de burger in het algemeen. Iedereen is medegebruiker van het buitengebied en iedereen deelt mee in de beleving van het landschap. De burger zou zich verantwoordelijk moeten voelen voor het landschap en deze verantwoordelijkheid ook op zich moeten/kunnen nemen. De gemeente zou deze ontwikkeling meer kunnen stimuleren door betere voorlichting en het vervullen van een voorbeeldfunctie. Andere overlegpartners Ook natuur- en milieuorganisaties spelen een belangrijke rol wanneer het gaat om het beheer en de ontwikkeling van het landschap. Het goed onderhouden en aanleggen van landschappelijke elementen is van groot belang voor de landschapsstructuur en de natuurwaarden. Vrijwilligers kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan natuurbeheer. Daarnaast spelen partijen als waterschappen, rijkswaterstaat. Recreatieschap en Staatsbosbeheer als eigenaar en beheerder van onderdelen van het buitengebied een belangrijke rol. De gemeente kan het initiatief nemen voor aanleg en beheer van landschapselementen, maar vervolgens de uitwerking hiervan bij genoemde partijen neerleggen.
september 2002, eindconcept
- 79 -
6.3
Projecten
6.3.1
Algemeen
Om de gemeente een betere uitgangspositie te geven voor de uitvoering van (vaak uiteenlopende) maatregelen, waarbij vaak meerdere partijen betrokken zijn, ligt een projectgerichte benadering voor de hand. Kort samengevat zijn de voordelen van een projectgerichte benadering dat: er duidelijk prioriteiten kunnen worden gesteld; keuzes inzichtelijk worden; de uitvoering makkelijker hanteerbaar is door een grotere mate van afbakening in organisatorische en financiële zin; aansprekende presentatie naar de betrokkenen mogelijk wordt en hiermee samenhangend het creëren van een breed draagvlak. Bij een projectmatige aanpak moet worden voorkomen dat de verschillende maatregelen in een gebied niet meer in hun onderlinge samenhang worden gezien. De koppeling met de achterliggende visie kan onduidelijk worden. Een toetsing bij de uitwerking van de projectbeschrijving waarin wordt nagegaan in hoeverre het project nog spoort met de beleidsvisie is om die reden gewenst. Projecten kunnen op verschillend schaalniveau en naar toenemende mate van com plexiteit worden gerangschikt. Aan de ene kant zijn er verschillende activiteiten in projectverband die zich uitstekend lenen voor een aanpak op gemeentelijk niveau. Aan de andere kant zijn er ook activiteiten, die op bovengemeentelijk niveau spelen. In het algemeen is het verstandig eerst met kleine, relatief goedkope projecten te beginnen die snel succes opleveren. Goede voorbeelden zijn: het stimuleren van erfbeplantingen en het inrichten van bloemrijke bermen (ecologisch bermbeheer). Dergelijke projecten die het publiek aanspreken helpen het draagvlak te vergroten, waar door het op termijn mogelijk wordt moeilijker projecten van de grond te krijgen. Een voorwaarde is daarbij dat het project door een goede voorlichtingscampagne begeleid wordt. Projecten kunnen door verschillende personen of instanties afzonderlijk of gezamenlijk worden aangepakt: door grondgebruiker(s) of grondeigena(a)r(en); via vrijwilligers; door gemeente (bermen en andere gemeentelijke landschapselementen, of particuliere elementen op initiatief van de gemeente); door andere instanties dan de gemeente (bijvoorbeeld waterschap, Milieuwerkgroep Houten, Interkerkelijke Milieubeweging Houten, GLTO, agrarische standsorganisaties).
September 2002 , eindconcept
- 80 -
Met uitzondering van de laatste situatie zal de gemeente veelal als "trekker" van de projecten kunnen fungeren. Verder heeft de gemeente een belangrijke voorlichtende taak. Op verschillende terreinen is een intensievere voorlichting van met name de landbouw als doelgroep gewenst. Als voorbeeld kunnen onder meer worden genoemd: in de visie zijn verschillende gebieden genoemd die in aanmerking komen voor versterking van landbouw met verbrede doelstelling. Door middel van geïntensiveerde voorlichting, waaraan de gemeente een bijdrage kan geven, kan aan deze mogelijkheden voor de landbouw een grotere bekendheid gegeven worden; voorlichting over mogelijkheden van de combinatie landbouw-recreatie: bijv. kamperen bij de boer, verkoop streekeigen producten; voorlichting over het belang van kleine landschapselementen kan de bereidheid tot het meewerken aan het afsluiten van onderhoudsovereenkomsten vergroten; voorlichting over het door de gemeente gevoerde of te voeren wegbermbeheer koppeling van natuur- en milieu-educatieve activiteiten aan activiteiten m.b.t. landschapsonderhoud; voorlichting over natuur en landschap aan recreanten en toeristen. Hierbij dient gebruik gemaakt te worden van de kennis en ervaring die er al is in samenwerkingsverbanden. LaMi is een samenwerkingsverband van GLTO en de provincie Utrecht, dat haar wortels heeft in de landbouw en veel connecties heeft in het gebied. Zo heeft LaMi momenteel nauwe contacten met de Stichting Kromme Rijn Terecht Anders. Deze stichting is zeer actief op het gebied van verbreding en plattelandsvernieuwing. Voorbeelden zijn het organiseren van een beeldenroute, waarbij samenwerking plaatsvindt tussen beeldend kunstenaars en agrariërs. Daarnaast zijn er plannen in de richting van mogelijkheden voor markt- en streekproducten, het professionaliseren van arrangementen, het uitwerken van fiets- en wandelroutes en het open stellen van agrarische bedrijven. LaMi zou, in samenspraak met de gemeente, een communicatieve en intermediaire rol kunnen vervullen. In de provincie Utrecht bestaat al enkele jaren een Platform agrarisch natuurbeheer, waarin de provincie Utrecht, Dienst Landelijk Gebied, Landschapsbeheer Utrecht, GLTO en sinds kort LAMI zitting hebben. Regelmatig vinden bijeenkomsten plaats met de verschillende agrarische natuurverenigingen. In Houten is sinds vorig jaar een klein collectief opgericht van 10 agrariërs, die meedoen aan de vrijwillige weidvogelbescherming en dat wellicht uitgebouwd kan worden tot een agrarische natuurvereniging. Op dit moment is er een scheiding in werkvelden aanwezig. Op het gebied van Milieu en verbrede landbouw (LAMI) en agrarisch natuurbeheer (Landschapsbeheer Utrecht). Landschapsbeheer Utrecht biedt op het werkveld van agrarisch natuurbeheer verschillende faciliteiten aan, zoals: advisering en ondersteuning door de gemeentelijke landschapscoördinator; idem middels projectleider vrijwillige weidevogelbescherming en weidevogelwerkgroep; ondersteuning in de subsidieaanvragen van SAN en Bijdrage Kleine landschapselementen; bestuurlijke ondersteuning van agrarische natuurverenigingen; september 2002, eindconcept
- 81 -
6.3.2
uitvoeringsbemiddeling. Voorbeeldprojecten
Hieronder zijn verschillende voorbeeldprojecten genoemd die op de korte termijn kunnen worden opgepakt. Hierbij gaat het vooral om projecten die binnen de verantwoordelijk van de gemeente zelf vallen. Hierbij zijn uiteraard ook andere partijen betrokken. Waar mogelijk zijn ook kosten (eenheidsprijzen aangegeven). Voor een overzicht van eenheidsprijzen (richtprijzen) wordt overigens verwezen naar bijlage 5. De laatste projecten (10, 11 en 12) zijn bij wijze van voorbeeld wat verder uitgeschreven. 1. Realisatie ecologische verbindingszones Stimuleren van kleine landschapselementen volgens de Groen-Blauwe dooradering. De kosten voor aanleg en beheer bedragen ca. € 330/100m 2/10 jaar. Ook de mogelijkheden onderzoeken voor realisatie (en het realiseren) van "gemeentelijke verbindingszones".De gemeentelijke landschapscoördinator en Landschapsbeheer Utrecht kunnen voorlichting verzorgen en inrichtings-/beheersplannen opstellen. 2. Streekeigen erven Hierbij gaat het om het stimuleren van streekeigen erven in het buitengebied, inclusief koppeling van bouwaanvragen aan een beplantingsplan. Zie voor kosten, de tabellen inrichting, herstel en onderhoud in bijlage 5. 3. Behoud en herstel cultuurhistorische en aardkundige waarden Hierbij gaat het om cultuurhistorisch waardevolle elementen, zoals bijvoorbeeld boerderijen, schuren, stallen, industrieel erfgoed, landgoederen, kastelen, agrarische bijgebouwen (washok, bakhuis), de Nieuwe Hollandse Waterlinie met fortificaties en inundatievelden en oude patronen (perceelsvormen, (water)wegen of paden). Ook het behoud, herstel en visualiseren van aardkundige waarden, zoals bijvoorbeeld de wielen en overslaggronden, behoort hiertoe. Rijk en provincie zijn in principe verantwoordelijk, de gemeente kan een voorlichtend of initiërende rol vervullen. De kosten zijn te divers om er een richtprijs aan vast te koppelen. 4. Agrarisch natuurbeheer Stimulering agrarisch natuurbeheer, o.a. door het oprichten of stimuleren van een agrarische natuurvereniging in Houten. Verder kunnen agrariërs gewezen worden op subsidiemogelijkheden, zoals de Subsidieregeling Agrarisch natuurbeheer (SAN) of het afsluiten van een Kleine Landschapselementen (KLE) overeenkomst en eventueel gemeentelijke subsidie voor alle zaken die buiten bestaande subsidieregelingen vallen (onderhoud karakteristieke leilinden) (zie ook paragraaf 6.5). Zie voor kosten, de tabellen inrichting-, herstel, en onderhoud in bijlage 5.
5.
Aanleg hoogstamboomgaarden
September 2002 , eindconcept
- 82 -
Aanleg en herstel huisboomgaardjes (hoogstam) en het behouden en herstellen van enkele grote hoogstamboomgaarden, door ze eventueel als gemeente zelf te beheren. De kosten voor aanleg van 0,5 hectare hoogstamboomgaard bedragen ca. € 3300,- De kosten voor onderhoud zijn voor 0,5 hectare ca. € 3800,-/2 jaar 6. Natuurvriendelijk slootkanten Hierbij gaat het om het stimuleren van natuurvriendelijk slootkantenbeheer (in samenwerking met het waterschap) en/of aanleggen natuurvriendelijke oevers. De kosten voor het beheer van natuurvriendelijke oevers bedraagt ca. € 0,50/meter/jaar. 7. Weidevogelbescherming Hierbij gaat het om het stimuleren van vrijwillige weidevogelbescherming. De kosten komen voort uit werkzaamheden ter stimulering van vrijwilligers voor weidevogelbescherming en contacten met landeigenaren/beheerders. Er wordt een vergoeding per nest gegeven. 8. Opvang wintergasten Vrijwillige opvang wintergasten (vogels). De kosten hangen samen met de werkzaamheden ter stimulering van vrijwillige opvang en contacten met landeigenaren/beheerders. 9. Ecologisch bermbeheer Ecologisch bermbeheer volgens een bermenplan. De kosten voor aanleg van een ecologische berm bedragen ca. € 55,-/100m 2. De kosten voor beheer zijn: ca. € 3,40/100m2/jaar. De volgende projecten zijn bij wijze van voorbeeld verder uitgewerkt. 10. Versterken extensieve recreatiemogelijkheden Deze voorzieningen zijn er op gericht om de recreant de mogelijkheid te bieden natuur en landschap beter te beleven. De voorzieningen kunnen structurerend werken bij het bepalen van de recreatiedruk. Voorbeelden van voorzieningen zijn: fietspaden in de vorm van vrijliggende fietspaden (niet omsloten) zonder begeleidende beplanting in het open gebied; wandelpaden in de vorm van recreatief medegebruik door weilanden of boomgaarden met een halfverhard of niet verhard karakter; aanleg van kortverblijfplekken langs fiets- en wandelroutes, bijvoorbeeld door het plaatsen van banken of picknicktafels eventueel met eenvoudige informatievoorziening en vuilnisbak; realiseren van een verbinding voor langzaam verkeer over de rondweg heen of er onderdoor, aan de noord-oostzijde van de kern van Houten. De kosten zijn te divers om er een richtprijs aan vast te koppelen.
11.
Verstevigen relatie stad/land
september 2002, eindconcept
- 83 -
Om het groen van het landelijk gebied te verbinden met die in het stedelijk gebied en verdere verrommeling van het raakvlak stad-land het hoofd te bieden, dienen groene structuren van buiten naar binnen door te lopen. Een aantal elementen zijn hiervoor geschikt. Te denken valt aan het laten doorlopen van ruige kruidenrijke bermen langs wegen, paden en de taluds en bermen van de spoorlijn. Ook het laten doorlopen van bomenrijen langs cultuurhistorische lijnen en het behoud van de relatie tussen parken / plantsoenen en bijvoorbeeld boomgaarden in het buitengebied kunnen bijdragen aan een betere ecologische relatie. In de meeste gevallen zijn dit soort structuren te verkrijgen door middel van eenvoudige maatregelen zoals aanplant en beheer. Hieronder zijn de bermen en bomenrijen als voorbeeld uitgewerkt. Bermen Het creëren van ruige, kruidenrijke bermen levert behalve een groen aanzicht ook kansen op voor fauna. Vooral soorten als dagvlinders en kleine zoogdieren (muizen) hebben hier profijt van. Ook kunnen de bomenrijen die langs de wegen in het buitengebied staan worden doorgetrokken tot in de bebouwde kom. De bermen kunnen ingezaaid worden met een gebiedseigen hooimengsel of een specifiek vlindermengsel/ruigtekruidenmengsel. Het gebiedseigen hooimengsel kan worden gemaakt door maaisel van ecologisch waardevolle hooilanden uit te strooien over de bermen. Bij het maaien in de nazomer wordt een deel gespaard en pas een paar weken later gemaaid, waarbij de tweede maaibeurt vanaf een paar weken na de eerste kan worden uitgevoerd. Kleine diersoorten (zoogdieren, vlinders) kunnen dan in het nog niet afgemaaide gedeelte bescherming zoeken. Een intensiever maairegime dan 1 à 2 keer per jaar is niet wenselijk, omdat de ruigtekruiden dan veelal voor hun bloei worden afgemaaid. Bij maaibeheer moet rekening worden gehouden met de bloeiperiode en zaadzettingsperiode van eventueel aanwezige bloemrijke randen. Bemesting is niet wenselijk, omdat een voedselarme berm zorgt voor de ontwikkeling van ruigtekruiden. Op kansrijke plekken vindt verschraling plaats door afvoer van het maaisel. In de winterperiode kan bij gladheidsbestrijding rekening worden gehouden met de bermen door bijvoorbeeld te strooien met een zand- of een zeepmengsel in plaats van een zoutmengsel. Dit kan en mag uiteraard niet ten koste gaan van de verkeersveiligheid. Bomenrijen, wegbeplanting Wegbeplantingen zijn structuurbepalende elementen die een verbindende ecologische functie vervullen van buiten (landelijk gebied) naar binnen (stedelijk gebied). Wegbeplanting kan bestaan uit een één- of tweezijdige rij bomen langs de weg, waarbij deze toegepast kan zijn als bomenrij, gesloten singel of struweelbeplanting. De wegbeplanting wordt samengesteld uit gebiedseigen boomsoorten waarbij kan worden gedacht aan es, els en wilg. De plantafstand is afhankelijk van de boomsoort en zal
September 2002 , eindconcept
- 84 -
hierdoor variëren tussen 7,5-15 meter. Een gebruikelijke plantafstand in een laanbe planting is 10 meter. Bomenrijen hebben een ecologische functie, vooral voor vogels, insecten en vleermuizen. Waar nodig dient er snoeibeheer ingezet te worden, in de jeugdfase (1 x per jaar gedurende 10-15 jaar) vormsnoei, hierna 1x per 1-3 jaar. Zomersnoei (mei-september) is populair vanwege het sneller overgroeien van de snoeiwonden. Invalspoorten voor allerlei beestjes, bacteriën e.d zijn dan eerder dicht; de cambiumlaag is 's zomers actiever dan in de winter. Zomersnoei heeft als nadeel dat het te radicaal is in de zomer veel blad weg te halen; de boom zou daardoor niet meer kunnen ademen. Als er voor een snoeiperiode in het na- of voorseizoen wordt gekozen, moet dit tussen 1 september en 1 april plaatsvinden. Bij beschadiging van de bomen moeten de randen van de wonden glad afgewerkt worden. Niet overal zijn bomenrijen op zijn plaats. Dit geldt bijvoorbeeld in de gebieden die open moeten blijven (komgebieden) en plaatsen waar meer natuurlijke beplanting langs wegen en direct aangrenzende terreinen voorkomt. Juist een afwisseling van natuurlijke en minder natuurlijke beplanting heeft een visuele en ecologische meerwaarde. 12. Groene zoom: groen als visitekaartje Om de kern van Houten heen kan in een zone van zo’n 300 m de aanleg en onderhoud van karakteristieke landschapselementen intensief worden gestimuleerd. Die eerste 300 m vormen een uitloopgebied en een visitekaartje dat voor veel Houtenaren een visitekaartje vormt van het Houtense buitengebied. Actief landschapsbeheer zal dit gebied kwalitatief gezien versterken, wat het draagvlak voor verdere natuur- en landschapsontwikkeling in het buitengebied vergroot. Op de invalswegen naar de gemeente Houten zal uit de aanleg van streekeigen landschapselementen moeten blijken, dat Houten landschappelijk gezien zijn beste beentje voorzet. Hierdoor ontstaan als het ware Groene poorten bij het toetreden van de gemeente. Zoals bij veel bedrijventerreinen bepaalde gebouwen de functie van een landmark vervullen, zou ook hier het groen een kwalitatief streekeigen landmark kunnen zijn. Sommige van deze elementen, zoals de kersenboomgaard aan de Utrechtseweg bij Oud Wulven, vervullen al zo’n functie (combinatie met project nr. 5 is mogelijk). Daarnaast bieden de bloesem, blad, vruchten en grillige vormen een afwisselende aanblik in de doorgaans strakke rechte beplanting langs de Utrechtseweg. Naast landschapselementen op invalswegen, zouden we enkele waardevolle boomgaarden en andere landschapselementen moeten aanwijzen en behouden voor de toekomst, door ze als gemeente eventueel zelf te beheren. Bijlage 6 is aangegeven hoe met behoud en aanleg van hoogstamfruitbomen en knotbomen kan worden omgegaan en welke kosten hiermee gemoeid zijn. Ook is er aandacht voor erfbeplantingen als landschapselement. 6.3.3
Integratie van projecten
Er zijn meerdere mogelijkheden voor een gezamenlijke uitvoering van projecten, waarbij meerdere partijen betrokken zijn. Hieronder worden ze genoemd. De keuze is mede september 2002, eindconcept
- 85 -
afhankelijk van de aard van de projecten en het wel of niet aanwezig zijn van tegenstrijdige belangen tussen betrokken partijen. Convenant Belangrijk is voorts dat bij de uitvoering van de projecten duidelijke afspraken worden gemaakt met de doelgroepen. Wanneer dergelijke afspraken gemaakt worden kunnen deze worden vastgelegd in een convenant. Een convenant is een duidelijke, praktische overeenkomst overeenkomst waarin betrokken partijen, bijvoorbeeld agrariërs, beherende instanties, milieuwerkgroepen, provincie en gemeente afspraken vastleggen. Het draagvlak kan hierdoor sterk toenemen. Begeleidingscommissie Dit is een uitvoeringsgerichte organisatie waarbij afspraken gemaakt worden en ook nagevolgd worden, bijvoorbeeld door jaarlijks een activiteitenprogramma op te stellen, plannen tot uitvoering te brengen en te evalueren. Een zo praktisch en klein mogelijke organisatie heeft de voorkeur. Deze organisatie moet worden getrokken door de gemeente. Om voeling te houden met de problematiek dient ca. 2 x per jaar overleg plaats te vinden. Groenplatform Er zou een lokaal groenplatform kunnen worden opgericht, dat afspraken maakt over de realisering van projecten. Uitvoering en coördinatie door agrariërs heeft de meeste kans van slagen, als dit ook door eigen mensen geregisseerd kan worden. 6.4
Kosten uitvoering landschapsbeleidsplan
In het gemeentelijke landschapsbeleidsplan zijn drie modellen aangegeven met een verschillend ambitieniveau. Elk ambitieniveau vertaald zich in de kwaliteit van het buitengebied. We onderscheiden drie ambitieniveau’s: 1. “Terugloop” huidige inzet gemeentelijke landschapscoördinator en budget 2. “Landschap” minimale inspanning voor duurzaam buitengebied 3. “Ontwikkeling” maximale inspanning voor duurzaam buitengebied In een studie naar het gemeentelijk landschapsbeleid onder 20 gemeenten in de Gelderse Vallei is gekeken wat gemeentes besteden en hoe zij het gemeentelijk landschapsbeleid hebben georganiseerd. Aan de hand van een tweetal referenties gemeentes zijn normen ontwikkeld voor de modellen Landschap en Ontwikkeling. Deze normen zijn vertaald naar de gemeente Houten. Hierbij moet worden opgemerkt dat de kosten die door Openbare Werken worden gemaakt hier niet zijn meegenomen. 1.
Model terugloop
Omschrijving en ambitieniveau September 2002 , eindconcept
- 86 -
Dit is de huidige situatie met de inzet van 10 uur/week van de gemeentelijke landschapscoördinator en € 4538,- uitvoeringsbudget. In de afgelopen jaren is gebleken dat aanvragen van particuliere eigenaren met veel moeite kunnen worden afgehandeld en de begeleiding en advisering van de aanvragen zeer beperkt moet blijven. De serviceverlening aan de eigenaren schiet hierin tekort, omdat de behoefte van de eigenaren aan goede begeleiding groter is. Actieve acquisitie kan niet worden gedaan, gezien het aantal uren. Tijd voor interne afstemming met andere gemeentelijke afdelingen is er niet of nauwelijks. Capaciteit voor projecten voor kleinschalige natuurontwikkeling, agrarisch natuurbeheer en beleidsbeïnvloeding- en ontwikkeling inspelend op nieuwe ontwikkelingen is niet mogelijk. Resultaat Met alle ontwikkelingen in het buitengebied zoals een veranderende intensiverende landbouw, vrijkomende (agrarische) bebouwingen, nieuwbouw etc. zal bij de huidige inzet het landschap kwalitatief verder achteruit gaan in de komende jaren. De eigen identiteit en herkenbaarheid van het landschap zal vervagen, de ecologische waarde verminderen en de recreatieve beleving minder worden. Specifieke landschapselementen in Houten, zoals hoogstamboomgaarden en knotbomen, zullen zonder ondersteuning verdwijnen. Financiële vertaling In de huidige situatie zijn de volgende budgetten beschikbaar: Personeelskosten: Uitvoeringsbudget:
€ 18.000,€ 4.500,-
In totaal
€ 22.500,-
In bijlage 6 is een overzicht gegeven van het de activiteiten en kosten die samenhangen met het behoud en (zeer beperkte) ontwikkeling van kleine landschapselementen. Hierbij wordt o.a. ingegaan op erfbeplantingen, knotbomen en hoogstamboomgaarden.
2.
Model Landschap
Omschrijving en ambitieniveau
september 2002, eindconcept
- 87 -
In deze situatie is aan de hand van de normen uit het onderzoek van de Gelderse vallei, een berekening gemaakt van het aantal benodigde uren voor de gemeentelijke landschapscoördinator, het uitvoeringsbudget, budget initiatiefplannen en voorlichting. Met het aantal voorgestelde uren van de gemeentelijke landschapscoördinator kan worden ingezet op: advisering particuliere eigenaren met voldoende begeleiding en actieve acquisitie beperkte beleidsafstemming intern met overige gemeentelijke afdelingen en gebiedsbeleid beperkte capaciteit voor initiatieven voor kleinschalige natuurontwikkeling en innovatieve projecten beperkte voorlichtingsactiviteiten (o.a nieuwsbrief, persberichten en excursies) Resultaat Met de inzet van 26 uur gemeentelijke landschapscoördinator kunnen de particuliere eigenaren op een adequate wijze van goed advies worden bediend en goed worden begeleid. Ook vindt er afstemming plaats met andere gemeentelijke afdelingen, zodat natuur en landschap een meer integrale benadering kennen. Hierbij moeten we met name denken aan de afdelingen Openbare Werken, Milieu, Bouw- en Woningtoezicht en Ruimtelijke Ordening. Het uitvoeringsbudget wordt gebruikt als aanvulling op de bestaande provinciale en rijksregelingen. Dit houdt voornamelijk in dat het gemeentebudget wordt benut voor stimulering van streekeigen erven, aanlegkosten van natuur- en landschapselementen die niet onder de overige regelingen vallen en bijzondere projecten. Het budget voor de initiatiefplanvorming zijn de “krenten in de pap”. Zowel qua resultaat natuur en landschap als wel publicitair voor de gemeente. Veelal zullen het initiatiefplannen zijn die overgenomen worden door bijvoorbeeld een Waterschap of provincie. Financiering van dergelijke projecten komt niet uit het reguliere budget en zal veelal extern worden gevonden. De gemeente heeft een initiërende rol. De projecten hebben een grote voorbeeldfunctie. Er is ruimte voor één groot project of twee kleinere. Het resultaat zal zijn dat met de inzet van het Model Landschap de gemeente goed in kan spelen op de heersende vraag vanuit het gebied en volgend is op de nieuwe ontwikkelingen, maar zeker nog geen offensief karakter kent en nog niet sturend is op de ontwikkelingen in het buitengebied. Tijdsbesteding gemeentelijke landschapscoördinator: Tijd 55% 35% 10%
Taken advisering en begeleiding particuliere grondeigenaren beleidsafstemming gemeentelijk en gebiedsniveau Voorlichting
Financiële vertaling
September 2002 , eindconcept
- 88 -
Formatieplaats gemeentelijke landschapscoördinator; oppervlak agrarisch buitengebied gedeeld door 5000 ha minus correctiefactor voor open gebieden. 4.671 ha : 5000 ha = 0,93 fte - 30% corr.factor coördinator = 26 uur
= 0,65 fte gemeentelijke landschaps-
0,65 fte x € 41.666 = Uitvoeringsbudget landschap 4.671 ha x € 1,50 Intitiatiefprojecten en kleinschalige natuurontwikkeling 4.671 ha x € 2,00 Voorlichting
€ 27.082,-
In totaal
€ 47.430,-
€
7.006,-
€ €
9.342,4.000,-
Per Inwoner van Houten (38.105/ 1-1-2002) komt dit uit op € 1,24 per jaar. 3.
Model Ontwikkeling
Omschrijving en ambitieniveau In het Model Ontwikkeling komt er meer formatieplaats vrij om beter en in een vroeger stadium in te spelen op de ontwikkelingen in het landelijk gebied en de afstemming tussen individuele eigenaren en de maatschappelijke behoeftes vanuit de gehele bevolking. De rol van de gemeente zal offensiever zijn en meer sturend. Omdat we te maken hebben met particuliere eigendommen zal met name geïnvesteerd worden in de planvorming, beleidsafstemming en de interactie met bewoners en maatschappelijke groeperingen. Naast de algemene kwaliteiten van het buitengebied voor natuur en landschap zal ten opzichte van het Model Landschap vooral de cultuurhistorische elementen en het recreatieve medegebruik van het buitengebied meer naar voren komen. Natuurontwikkeling en bijzondere projecten zullen een grotere rol gaan spelen. Met het aantal uren van de gemeentelijke landschapscoördinator kan worden ingezet op: advisering particuliere eigenaren met voldoende begeleiding en actieve acquisitie voldoende beleidsafstemming intern met overige gemeentelijke afdelingen en gebiedsgericht beleid meer capaciteit voor initiatieven voor kleinschalige natuurontwikkeling en initiatief projecten voldoende voorlichtingsactiviteiten (o.a nieuwsbrief, persberichten en excursies) Resultaat Met de inzet van 36 uur gemeentelijke landschapscoördinator worden de particuliere eigenaren van goed advies voorzien en begeleid en zelfs actief benaderd. De afstemming met andere gemeentelijke afdelingen wordt geoptimaliseerd, zodat natuur en landschap een meer integrale benadering kent. Hierbij moeten we met name denken aan de afdelingen Openbare Werken, Milieu, Bouw- en Woningtoezicht en Ruimtelijke Ordening. september 2002, eindconcept
- 89 -
Het uitvoeringsbudget wordt niet alleen gebruikt als aanvulling op de bestaande provinciale en rijksregelingen, maar ook voor bijzondere uitvoeringsprojecten als de instandhouding van enkele grote boomgaarden als kenmerkend element in het Houtense landschap. Het budget voor de initiatiefplanvorming wordt verder uitgebreid om de gemeente zijn standpunten te laten bepalen in nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied en het opstellen van uitvoerings- en inrichtingsplannen. Het resultaat zal zijn dat met de inzet van het Model Ontwikkeling de gemeente een duidelijk streefdoel heeft met het buitengebied als kwalitatief hoogwaardige leefomgeving voor bewoners en bevolking. In nauwe samenwerking met alle grondeigenaren en maatschappelijke organisaties wordt ingespeeld op nieuwe ontwikkelingen, maatschappelijke vraag en kwaliteitseisen vanuit de economie, cultuurhistorie, ecologie en landschap. Een integrale aanpak vanuit de gemeente zorgt voor draagvlak en duidelijkheid naar de mensen toe. Financiële vertaling Formatieplaats gemeentelijke landschapscoördinator; oppervlak agrarisch buitengebied gedeeld door 3500 ha minus correctiefactor voor open gebieden. 4.671 ha : 3500 ha = 1,3 fte - 30% corr.factor = 0,9 fte gemeentelijke landschaps-coördinator = 36 uur 0,9 fte x € 41.666 = Uitvoeringsbudget landschap 4.671 ha x € 2,50 Intitiatiefprojecten en kleinschalige natuurontwikkeling 4.671 ha x € 3,00 Voorlichting
€ 37.499,-
In totaal
€ 67.189,50
€ 11.677,50 € 14.013,€ 4.000,-
Per Inwoner van Houten (38.105/ 1-1-2002) komt dit uit op € 1,76 per jaar. Opmerking. De uitvoering van onderhoud aan elementen die vallen onder Openbare Werken (wegbeplantingen, bermen en scheidingssloten) zijn hier niet meegenomen. Dit geldt ook voor de uitvoering van onderdelen van het oude landschapsbeleidsplan uit 1991, waar men nog niet aan toegekomen is. Het is wel van groot belang dat het beleid en de resultaten ten aanzien van deze elementen in de toekomst vaker wordt geëvalueerd en afgezet tegen het landschapsbeleid. Een voorstel is om dit in ieder geval over 5 jaar te doen.
September 2002 , eindconcept
- 90 -
6.5
Subsidiemogelijkheden
De verschillende overheden (Rijk en provincie) hebben verschillende instrumenten (subsidieregelingen). Deze subsidieregelingen kunnen worden aangevraagd door verschillende aanvragers: gemeentes, particulieren, agrariërs en bedrijven. Hieronder zijn de belangrijkste subsidieregelingen beschreven. Gemeentes komen niet voor alle subsidies in aanmerking. Zo komen gemeentes bijvoorbeeld in niet in aanmerking voor de Subsidie Agrarisch Natuurbeheer. De gemeente kan particulieren, terreineigenaren en agrariërs echter wel wijzen op mogelijkheden en stimuleren gebruik te maken van subsidies die speciaal voor hen bedoeld zijn, zoals bijvoorbeeld de Subsidie Agrarisch Natuurbeheer 2000 en de Landschapssubsidie uit de subsidie Natuurbeheer 2000. Hieronder worden de subsidies besproken waarvoor de gemeente Houten mogelijk in aanmerking komt. De subsidieregelingen worden regelmatig herzien en gewijzigd. De hieronder beschreven subsidiemogelijkheden zijn degenen die op het moment van het verschijnen van dit landschapsbeleidsplan van kracht zijn. Programma Beheer (LNV) Het Programma Beheer (vanaf 1-1-2000 van kracht), van het Ministerie van LNV, bestaat uit twee subsidieregelingen: Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 (voor gebieden met de hoofdfunctie natuur) Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (voor gebieden met de hoofdfunctie landbouw) Deze zijn hieronder nader uitgewerkt. De Subsidieregeling Natuurbeheer 2000 (SN-2000) neemt de plaats in van de volgende regelingen: de Regeling Functiebeloning Bossen en Natuurterreinen (vanaf 1-1-2001); de Regeling Effectgerichte Maatregelen (vanaf 1-1-2001, behalve voor particuliere terreinbeherende organisaties); de Regeling Subsidie Particulier Terreinbeherende Organisaties (geleidelijke overgang tot 2003); de Regeling Stimulering Bosuitbreiding op Landbouwgronden (voor het onderdeel blijvend bos); de Regeling Overeenkomsten en Natuurontwikkeling ten aanzien van de Voormalige Reservaatsgebieden en Natuurontwikkelingsgebieden; de Tijdelijke Regeling Particulier Natuurbeheer. Terreineigenaren (zowel gemeentes als particulieren) kunnen aan deze subsidieregeling deelnemen, mits de terreinen waarvoor zij subsidie aanvragen door de provincie zijn aangewezen als RBON-gebied of als bestaand natuurgebied en in het bestemmingsplan als bos of natuurterrein zijn aangemerkt. Gemeenten kunnen deelnemen aan de regeling, mits de terreinen waarvoor zij subsidie aanvragen in het bestemmingsplan als bos of natuurterrein zijn aangemerkt. Daarnaast moeten zij zich verplichten bij overdracht (verkoop, verpachting) het gebruiksrecht van het terrein eerst aan te bieden aan het Bureau Beheer Landbouwgronden. Gemeenten komen uitsluitend in aanmerking voor beheers- en inrichtingssubsidies en de subsidie september 2002, eindconcept
- 91 -
effectgerichte maatregelen (vanaf 1-1-2001) (uit “Regeling LASER- Subsidieregeling Natuurbeheer 2000”, Ministerie van LNV, 1999). Zoals hierboven beschreven komen gemeenten in aanmerking voor: Beheerssubsidies Subsidie voor het beheer van bestaande natuur. Subsidie voor het instandhouden van basis- en pluspaketten voor een periode van 6 jaar. Tevens moet gebied minimaal 8 maanden per jaar voor publiek open worden gesteld. Inrichtingssubsidies Subsidie voor het ontwikkelen van nieuwe natuur. Deze subsidie is voor maatregelen die een terrein geschikt maken voor een bepaald natuur- of landschapspakket. Deze regeling geldt bij het omzetten van landbouwgrond in natuurterrein, bos, of een voor de regio typisch landschapselement of het omvormen van bestaande natuur naar natuur van hogere kwaliteit. Subsidie Effectgerichte Maatregelen (vanaf 1-1-2001) Deze regeling is er om effecten van verzuring, verdroging of vermesting tegen te gaan of ongedaan te maken. Deze subsidie is gericht op terreinen waarvoor beheerssubsidie is aangevraagd, maar waar de heersende milieuomstandigheden de instandhouding van het pakket in de weg staan. De hierboven genoemde pakketten (landschapspakketten en natuurpakketten (basis- en pluspakketten) bestaan over het algemeen uit een omschrijving van het element (bijvoorbeeld Geriefhoutbosje of Elzensingel), de werkzaamheden die uitgevoerd zouden moeten worden en de bedekkingsgraad van het element. Hieraan is dan een subsidiebedrag per ha per jaar gekoppeld. Aan de regeling zijn enkele voorwaarden verbonden zoals een minimaal oppervlak, het verplicht openstellen van het gebied en de verplichting bij overdracht het terrein eerst aan te bieden aan het Bureau Beheer Landbouwgronden (dit geldt voor gemeenten, zie hierboven). Particulieren kunnen ook in aanmerking komen voor de bovenstaande subsidies. Tevens komen particulieren in aanmerking voor de volgende subsidies: Recreatiesubsidie Afhankelijk van de recreatiedruk in de regio kan men in aanmerking komen voor subsidie op een licht of een zwaar recreatiepakket. Voor een zwaar recreatiepakket komen enkel terreinen in aanmerking binnen nationale parken en bepaalde gemeenten. De gemeente Houten komt enkel in aanmerking voor het lichte recreatiepakket. Recreatiesubsidie wordt alleen verleend in combinatie met een beheerssubsidie. Functieveranderingssubsidie Wordt landbouwgrond omgevormd tot natuur of bos dan heeft dit veelal een waardedaling van de grond tot gevolg. Om te voorkomen dat dit een obstakel vormt voor de deelname aan de ontwikkeling van natuur kent de regeling een functieveranderingssubsidie. De functieveranderingssubsidie beoogt dit inkomensverlies te compenseren. Het subsidiebedrag is gebaseerd op de kapitalisatie van het verschil in productierendement tussen het terrein als landbouwgrond en als
September 2002 , eindconcept
- 92 -
natuurterrein (uit “Regeling LASER- Subsidieregeling Natuurbeheer 2000”, Ministerie van LNV, 1999). Functieveranderingssubsidie wordt alleen uitgekeerd in combinatie met inrichtingssubsidie. Landschapssubsidie Voor de landschapssubsidie komt men in aanmerking als het landschapspakket is opgenomen in een landschapsgebiedsplan of natuurgebiedsplan van de provincie. Daarnaast kan een landschapspakket worden onderhouden in bestaande bossen en natuurterreinen, waarvoor beheerssubsidie wordt ontvangen. De Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer (SAN 2000) is voor een groot deel gebaseerd op de oude RBON-regeling en vervangt de RBON-regeling en de Regeling Stimulering Bosuitbreiding op Landbouwgronden. Deze regeling geldt niet voor gemeenten, maar wel voor particuliere beheerders, samenwerkingsverbanden of organisaties van particuliere beheerders. Het doel van de Subsidie Agrarisch Natuurbeheer is het ontwikkelen en in stand houden van natuur op landbouwgronden. Deze natuur kan bestaan uit bijvoorbeeld weidevogelpopulaties, waardevolle vegetaties en karakteristieke landschapselementen. Deze regeling geldt enkel voor die gebieden die in een beheersgebied liggen volgens de Subsidieregeling Agrarisch Natuurbeheer. Volgens de Subsidieregeling is de Provincie verantwoordelijk voor het aanwijzen van de gebieden waarin agrarisch natuurbeheer en het beheer van landschapselementen plaats kan vinden binnen de door de minister aangegeven kaders. Hiertoe heeft de provincie Utrecht het Ontwerp Beheersgebiedenplan opgesteld. Er zijn verschillende beheerspakketten waarvoor subsidie kan worden verkregen zoals collectief en individueel weidevogelbeheer, grasland- en akkerbeheer en landschapspakketten (voor bijv. instandhouding van houtkaden, -singels en bosjes) die zijn samengesteld om deze natuurdoelen te kunnen halen. Deze subsidies zijn: Beheerssubsidies Als het terrein ligt in een beheersgebied kan deze subsidie worden aangevraagd voor de ontwikkeling of instandhouding van een beheerspakket. Aan de subsidie zijn een aantal voorwaarden verbonden zoals het realiseren van de doelen van het beheerspakket, het handhaven van het reliëf van het terrein en het handhaven van de bestaande waterhuishouding. De beheersprojecten moeten passen binnen door de provincie opgestelde gebiedsbeheersplannen waarin de doelstelling van het agrarisch natuurbeheer is vastgelegd, het beheersgebied is begrensd en de beheerspaketten zijn beschreven. Inrichtingssubsidies Inrichtingssubsidies worden enkel verstrekt als men daarop volgend een landschapspakket of beheerspakket neemt. Voor de aanleg en beheer van tijdelijk bos (minimaal 15 jaar niet kappen) zijn geen beperkingen qua gebied opgelegd. Landschapssubsidies Landschapssubsidie wordt gegeven voor terreinen die gelegen zijn in landschapsgebieden of in beheersgebieden/RBON-gebieden.
september 2002, eindconcept
- 93 -
Stimuleringsregeling Vernieuwing Landelijk Gebied (LNV) Doel van deze regeling van het Ministerie van LNV is het stimuleren van de vernieuwing van het landelijk gebied. Het gaat hierbij om vernieuwende projecten op het gebied van natuur, bos, landschap cultuurhistorie of recreatie. Steunverlening is mogelijk voor projecten gericht op: plattelandsvernieuwing (sociaal-economische versterking van het gebied); verbetering van de samenhang tussen stedelijke en landelijke gebieden; vernieuwingen in het beheer van bos, natuur en landschap. De volgende vier projectfasen komen voor subsidie in aanmerking: toepassingsgericht onderzoek; ontwikkelingswerk (overwinnen problemen); praktijkexperimenten; eerste toepassingen in de praktijk. Deze subsidie is niet toegankelijk voor gemeentes. De gemeente kan wel anderen wijzen op deze subsidieregeling en stimuleren hiervan gebruik te maken. Besluit Aanleg Landschapselementen (LNV) Doel van dit besluit (Ministerie van LNV) is het bevorderen van de instandhouding, het herstel en de ontwikkeling van een kwalitatief hoogwaardig landschap. Voor de aanleg van erfbeplanting en landschappelijke beplanting kan een bijdrage gegeven worden. Er zijn verschillende gebieden die in aanmerking komen voor subsidie (bijv. waardevolle cultuurlandschappen). De gebieden die betrekking hebben op het grondgebied van de gemeente Houten zijn gebieden behorende tot het bestaand nationaal landschapspatroon. Het gaat hierbij met name om de uiterwaarden en de zone van de Hollandse Waterlinie. De regeling geldt voor de volgende beplantingsgroepen: ecologische beplanting, snelgroeiende beplanting en veren (aangelegd op voormalig grasland). Bijdrageregeling Kleine Landschapselementen in de Provincie Utrecht (provincie Utrecht) Grondeigenaren en grondgebruikers kunnen via deze regeling van de provincie Utrecht en Stichting Landschapsbeheer Utrecht een bijdrage ontvangen in de kosten van onderhoud, herstel of aanleg van kleine landschapelementen. Met kleine landschapselementen worden onder andere bomenrijen, knotbomen, hakhout, houtsingels, geriefhoutbosjes, (restanten van) hoogstamboomgaarden, hooilanden, etc. verstaan. Sommige landschapselementen komen niet in aanmerking zoals erfbeplanting dicht bij bebouwing met een sierfunctie. Ook worden nog bepaalde voorwaarden aan de landschapselementen gesteld bijvoorbeeld voor wat betreft landschapswaarden en oppervlakte. Deze subsidie staat niet open voor gemeenten. De gemeente kan wel grondeigenaren en -gebruikers wijzen op deze subsidie en een subsidieaanvraag verzorgen. Men kan bij Landschapsbeheer Utrecht momenteel alleen jaarlijks overeenkomsten afsluiten.
BNLU Beleidsplan Natuur en Landschap Utrecht (provincie Utrecht) September 2002 , eindconcept
- 94 -
Vanuit de provincie Utrecht is subsidie mogelijk voor uitvoeringsgerichte projecten van derden (waaronder gemeenten) met als doel de verbetering of ontwikkeling van bestaande natuurgebieden, ecologische verbindingen en de groene dooradering van gebieden buiten de ecologische hoofdstructuur en het treffen van maatregelen voor aandachtssoorten. Dit zijn activiteiten ten behoeve van de leefomgeving van bepaalde planten- en diersoorten. Tevens zijn bepaalde projecten in de ontwikkelingsfase subsidiabel. De projecten dienen ondersteunend te zijn bij de regionale uitvoering van het natuurbeleid zoals dat staat beschreven in het Beleidsplan Natuur en Landschap Utrecht (BNLU). Ook zijn subsidies mogelijk voor specifiek soortenonderzoek, particulier natuurbeheer van bos- en natuurterreinen en natuur- en milieueducatie. 6.6
Ten slotte
Uit voornoemde komt naar voren dat er voor de gemeente in de toekomst een uitbreiding van taken op het gebied van landschapsonderhoud aan de orde komt, wanneer de in dit hoofdstuk genoemde mogelijk activiteiten ook daadwerkelijk worden opgepakt. Kort samengevat gaat het om de volgende activiteiten: "trekker" van projecten uit het Landschapsbeleidsplan; coördinator van verschillende landschapsonderhoudsprojecten; afstemmen van activiteiten met andere diensten binnen de gemeente (rioleringen, wegbeheer etc.); diensten binnen de gemeente moeten immers meer affiniteit krijgen met elkaars werkterrein kenniscentrum van beleid en subsidies op het gebied van natuur en landschap; aanspreekpunt op het gebied van natuur en landschap zowel binnen de gemeente als van buitenaf (andere overheden). Bij de uitvoering van aanleg en beheer van landschapselementen wordt een beroep gedaan op de eigen verantwoordelijkheid van de eigenaren en beheerders voor het gebied. Zoals eerder aangegeven kunnen ideeën en projecten o.a. middels convenanten op elkaar worden afgestemd en wordt het landschap ook een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Iemand die hierbij een ondersteunende rol kan vervullen en optreedt als aanspreekpunt is de landschapscoördinator. Deze is binnen de gemeente Houten al actief. Door het verantwoordelijkheidgevoel en goede samenwerking tussen belanghebbenden kunnen ongewenste situaties zoals bijvoorbeeld achterstallig onderhoud, verwaarlozing en het ongewenst aanleggen van landschappelijke elementen tijdig worden gesignaleerd en opgelost. Hiermee wordt behoud en ontwikkeling van de ruimtelijke en landschappelijke karakteristiek gewaarborgd.
september 2002, eindconcept
- 95 -
7
COLOFON 000000001 Gemeente Houten / Landschapsbeleidsplan ML-MR20011406 Opdrachtgever Project Dossier Omvang rapport Auteur Bijdrage Projectleider Projectmanager Datum Naam/Paraaf
September 2002 , eindconcept
- 96 -
: : : : : : : : : :
Gemeente Houten Landschapsbeleidsplan S1989-60.003 136 pagina's mw. ing. F. Grube, dhr. ir. M. Holvoet dhr. R. Meerbeek dhr. ir. J.M. van Helden dhr. drs. A.G.M. Humblet september 2002 0
september 2002, eindconcept
- 97 -
BIJLAGE 1
GERAADPLEEGDE LITERATUUR
Buro Hemmen, Beheersplan Tull en ’t Waal, 1993. DHV Milieu en Infrastructuur BV, Landschapsbeleidsplan Harmelen, 2001. DHV Milieu en Infrastructuur BV, Cultuurhistorische Hoofdstructuur Utrecht, 2001. Gemeente Houten, Bestemmingsplan Buitengebied, 2001. Gemeente Houten, Bestemmingplan Laagraven, 2000. Gemeente Houten, Fietsen in Houten, 2000. Gemeente Houten, Landschapsbeleidsplan Houten, 1990. Gemeente Houten, 10 jaar wegbermbeheer op de ecologische grondslag, 1985. Gemeente Houten, Strategienota Houtense Energiebeleid, 2001. Landinrichtingscommissie Groenraven-oost, Ontwerpplan herinrichting GroenravenOost, 1998. Landinrichtingscommissie RAK Kromme Rijn, Deelplan 1; 2001-2004, 2000. Ministerie van LNV en OCW, Nota Belvedere, 1999. Ministerie van LNV, Samenvatting Vijfde Nota Ruimtelijke Ordening, 2001. Nationaal project Nieuwe Hollandse Waterlinie, i.o.v ministerie van LNV. Panorama Krayenhoff, Ruimtelijk Perspectief Nieuwe Hollandse Waterlinie –voorontwerp, 2002. Ministerie van LNV en Landinrichtingsdienst, Rapport voor de ruilverkaveling Schalkwijk, 1984. Provincie Utrecht, Aardkundige waarden in de provincie Utrecht, 1997. Provincie Utrecht, Beleidsplan Natuur en Landschap Provincie Utrecht, 1992. Provincie Utrecht, Notitie “Witte gebieden”1996. Provincie Utrecht, Streekplan Provincie Utrecht, 1994. Rijkswaterstaat Dienstkring Amsterdam-Rijnkanaal, Amsterdam-Rijnkanaal en omgeving, 2000. September 2002 , eindconcept
- 98 -
Landschapsplan
voor
het
Topografische Dienst, Topografische Kaarten 39 west, 38 oost, 32 west en 31 oost. Interviews en gesprekken met dhr. J. van Oostrum, dhr R. Lubberdink, dhr. B. Jansen, dhr. J. van Hemert, dhr. H. Wullink, mw. J. Fix en dhr. P. Rakké van de gemeente Houten; dhr. P. Minkjan en dhr. F. van Diepen van Landschapsbeheer Utrecht.
september 2002, eindconcept
- 99 -
BIJLAGE 2
BEGRIPPENLIJST
Aardkundige waarde
waarde van een geologisch, geomorfologisch en/of bodemkundig object.
Agrotoerisme
recratieve activiteiten gekoppeld aan een agrarische onderneming: camperen bij de boer, verkoop streekeigen producten etc.
Archeologie
het systematisch opsporen en interpreteren van materiële overblijfselen die in of boven de grond, alsmede onder water bewaard zijn gebleven, teneinde inzicht te verwerven in de menselijke samenleving uit het verleden.
Archeologische
kans op de aanwezigheid van archeologische resten in en op de bodem en onder water.
Verwachtingswaarde Archeologisch monument Autonome ontwikkeling
archeologische vindplaats, object of landschap met een formele beschermde status. ontwikkelingen op basis van vastgesteld beleid.
Beheersmaatregelen
maatregelen t.b.v. natuurvriendelijker beheer waar in een aantal gevallen een financiële vergoeding tegenover staat, die het mogelijk moet maken op rendabele wijze landbouw te bedrijven.
Belevingswaarde
waarde van het visueel-ruimtelijke oftewel waarneembare deel van de omgeving; begrip bevat een waarde-oordeel dat sterk subjectief bepaald is.
Beplanting
door
mensen
aangeplante
bomen
en
struiken. Biotoop
specifiek leefgebied van plant of dier. De woorden habitat en biotoop worden vaak door elkaar gebruikt. Het is een ruimtelijke eenheid met een karakteristieke homogeniteit, beschouwd vanuit de daarin levende organismen.
Cultuurhistorie
geschiedenis van de mens zoals deze tot uitdrukking komt in het landschap; binnen de cultuurhistorie wordt onderscheid gemaakt tussen
September 2002 , eindconcept
- 100 -
archeologie en historische geografie en historische bouwkunde. Cultuurhistorische waarde
waarde van gebieden of elementen waarin de occupatiegeschiedenis van een gebied tot uiting komt (zie ook hierboven).
Doelsoort
soort bijzonder aandacht heeft.
Ecoduiker
duiker met als primair doel het bieden van een passagemogelijkheid voor flora en fauna.
Ecologie
wetenschap die de relaties tussen levende organismen en de niet levende elementen in hun omgeving bestudeert.
Ecologische Hoofdstructuur
samenhangend patroon van natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones, op nationaal niveau.
Ecologische kwaliteit
waarde van (de onderlinge relaties tussen) flora, fauna en niet levende elementen in een specifiek gebied.
Ecologische verbindingszone
zone die deel uitmaakt van de ecologische hoofdstructuur. Ze doet dienst als migratieroute voor flora en fauna tussen kerngebieden en natuurontwikkelingsgebieden.
Ecosysteem
samenhangend systeem van dieren en planten en de abiotische omgeving.
Economisch-functionele kwaliteit
mate waarin een gebied kansen biedt aan functies als recreatie, wonen landbouw en bedrijvigheid.
Element
kleinste landschappelijke bouwsteen; objecten als bomen, wegen en huizen.
Esthetische kwaliteit
die
vanuit
natuurbeleid
kerngebieden, ecologische
zie belevingswaarde
Faunapassage
voorziening die de passage van diersoorten mogelijk maakt, waaronder duikers en begeleidende voorzieningen.
Fauna-uitstapplaats
voorziening waardoor fauna makkelijker het water in en uit kan komen. Een fauna-uitstapplaats wordt vaak aangebracht in kanalen met damwandprofiel, waar dieren september 2002, eindconcept
- 101 -
door de steile oever niet in staat zijn op de kant te komen en bij het ontbreken van de uitstapplaats zouden verdrinken. Fourageergebied
verblijfplaats van een planten- of diersoort voor het zoeken van voedsel.
Gebiedseigen
passend bij of van nature voorkomend in een gebied
Gebruikswaarde
zie economisch functionele kwaliteit
Geologie
wetenschap die de (diepere) aardkorst en haar ontstaan bestudeert.
Geomorfologie
wetenschap die de natuurlijke vorm van het landschap bestudeert, zoals die ontstaan is door geologisch processen en invloeden van wind en water.
Griend
vochtig bos met wilgenopstanden
Gradiënt
geleidelijke overgangen tussen elementen en omgeving of tussen gebieden (zoals hoogteverschillen, verschillen in nat-droog, open en meer besloten)
Grootschalig
grote, open ruimtes (visueel) of veel ruimte in beslag nemend (economisch-functioneel)
Hakhoutbosje
bosje dat vroeger dienst deed als plek waar gebruikshout vandaan kwam
Historisch-geografisch
dat deel van de cultuurhistorie dat betrekking heeft op zichtbare bouwwerken, zoals gebouwen, wegen en verkavelingspatronen
Identiteit
verschijningsvorm van een element of een gebied waarin het unieke karakter tot uiting komt
Inrichtingsmaatregel
maatregel waarmee de inrichting van een gebied wordt verbeterd; bijvoorbeeld het aanbrengen van beplanting of een ecopassage
Inundatiekanaal
kanaal dat vroeger diende om de omgeving onder water te kunnen zetten ter verdediging
September 2002 , eindconcept
- 102 -
Karakteristiek
het geheel aan kenmerkende eigenschappen van een element of gebied
Kleinschalig
eigenschap van een gebied met grote ruimtelijke afwisseling en elementen met kleine maten
Komgrond / -gebied
voormalig overstromingsgebied op afstand van de rivier, met een lagere ligging dan de oeverwal en veelal zwaardere klei
Kromakkers
een strookverkaveling van bolliggende percelen, als gevolg van ploegtechniek, daterend uit de tweede helft van de tiende eeuw. Door het ploegen met een span van 8 ossen en een vast ploegblad, kreeg men doordat men de draai op het perceel zelf al inzette een S-vormige akker. Men ploegde van het midden van het perceel naar buiten, waardoor de akkers een bol profiel kregen, wat ten goede kwam aan de afwatering.
Kwel
opwaarts grondwaterstroming, waarbij oppervlakte uittreedt.
grondwater
gerichte aan het
Kwelgebied
gebied waar (de kans bestaat dat) grondwater uittreedt.
Landschap
verzamelnaam voor visueelruimtelijke, ecologische en economisch-functionele waarden, waaronder ook archeologische, historischgeografische en aardkundige waarden.
Landschapstype
gebied met een vrij eenduidige ruimtelijke structuur en kenmerkende elementen en patronen; een voorbeeld is het rivierlandschap.
Leefgebied
gebied waar een individu, populatie of soort leeft (zie ook habitat, biotoop).
Lintbebouwing
bebouwingsvorm met een langgerekte aaneenschakeling van woningen en boerderijen
Natuurontwikkeling
het nemen van maatregelen om de natuur in een gebied volgens natuurlijke processen en beheersmaatregelen tot ontwikkeling te laten komen.
september 2002, eindconcept
- 103 -
Natuurontwikkelingsgebied
in het beleid aangegeven gebied waarin natuur volgens natuurlijke processen en beheersmaatregelen tot ontwikkeling kan komen.
Natuurvriendelijke oever
aangelegde oever (eventueel met beschermingsconstructie) om flora en fauna op de rand van water en land te laten ontwikkelen.
Natuurwaarde
zie ook ecologische waarde.
Oeverwal
door de rivier afgezette (zandige) rug direct langs de rivierloop.
Openheid
eigenschap van een gebied met weinig / geen ruimtebegrenzende of -bepalende elementen, waardoor over grote afstand gekeken kan worden
Patroon
uit verschillende landschappelijke elementen (zie element) opgebouwde ruimtelijke eenheid; bijvoorbeeld een slotenpatroon, wegenpatroon of verkavelingspatroon.
Ruimtebepalende elementen
elementen in het landschap die de begrenzing of ruimtewerking van eenheden in het landschap bepalen; het gaat veelal om opgaande elementen als beplanting, bebouwing, infrastructuur of reliëfvormen.
Stepping stone
geïsoleerd gelegen element of gebied dat binnen de actieradius van bepaalde (dier)soorten ligt en gebruikt kan worden om zich van het ene naar het andere gebied te verplaatsen
Stroomrug
zie oeverwal
Structuurbepalend element
zie ruimtebepalend element.
Verdroging
alle ongewenste effecten als gevolg van vochttekort, toename van de mineralisatie en verandering van invloed van kwel en neerslag. Vochttekort en toename van mineralisatie treden onder andere op bij structurele verlaging van de grondwaterstand.
Verkavelingspatroon
patroon waarin de indeling in percelen is gerangschikt
September 2002 , eindconcept
- 104 -
Vermesting
Waterberging
alle ongewenste effecten als gevolg van de toevoeging van meststoffen aan bodem en water ten gevolge van maatschappelijke activiteiten. opslag van gebiedseigen (grond)water
september 2002, eindconcept
- 105 -
September 2002 , eindconcept
- 106 -
BIJLAGE 3
VERSLAG MINICONFERENTIE
0VERSLAG DHV Milieu en Infrastructuur BV Datum Plaats Opdrachtgever Project Dossier Onderwerp
: : : : : :
20 februari 2002 Makeblijde, Houten Gemeente Houten Landschapsbeleidsplan Houten S1989-60.001 verslag Miniconferentie LBP Houten
Ons kenmerk Datum
: ML-MR20020168 : 5 maart 2002
Deelnemers dhr. J. van Oostrum, (voorzitter), mw. E. Liebregts (hoofd afd. milieu), mw. S. Bloemberg (beleidsmedewerker OW), dhr. P. Minkjan (landschapscoördinator), dhr. R. van Diessen (landschapscoördinator), mw. M. Bos, (beleidsmedewerker milieu), dhr. H. Schrieken (PvdA), mw. E. Timmermans (CDA), dhr. A. van Os (Houtens Belang), mw. A. Groothoff (Groenlinks), H. Geerdes (VVD), mw. M. Creemer (D66), dhr. R. Lubberdink (Houtens Belang), dhr. A. van Heuven (Groenlinks), dhr. P. de Klein (Groenlinks), dhr. B. van der Werf (belangenvereniging Schalkwijk), dhr. van Aken (Historische kring tussen Rijn en Lek), mw. E. de Putter (IMH), dhr. J. van Schaik (monumentencie gem. Houten), dhr. A. Goes (GLTO), dhr. J. van Rooijen (agrariër), dhr. J. van Rijn (agrariër), dhr. P. van Rooyen (agrariër), dhr. C. Diks (agrariër), dhr. T. Blokhuis (lid begeleidingscie), J. Uijtewaal (ruilverkavelings- en monumentencie), dhr. M. Vastenhout (St. Werk aan de Linie), dhr. F. van Diepen (Landschapsbeheer Utrecht), dhr. J. Vos (Staatsbosbeheer), mw. M. van der Loverbos (restauratie kasteeltuin Schalwijk), dhr. P. Drost (milieuwerkgroep Houten), dhr. M. Holvoet (DHV), mw. F. Grube (DHV).
1. Opening door de heer Van Oostrum De voorzitter heet iedereen welkom en geeft aan dat het woord vandaag aan de mensen (eigenaren en gebruikers van het buitengebied van Houten) is. In het kort wordt de voorgeschiedenis van het nieuwe Landschapsbeleidsplan Houten geschetst. De aanwezigheid van velen geeft volgens de heer Van Oostrum aan dat er voldoende sociaal en politiek draagvlak is voor het Landschapsbeleidsplan Houten.
september 2002, eindconcept
- 107 -
2. Presentatie DHV (mw. F. Grube) Mevrouw Grube vertelt in het kort hoe het nieuwe Landschapsbeleidsplan wordt opgebouwd, waar we nu staan en wat nog volgt. Op dit moment zijn de gebiedsinventarisatie en inventarisatie van huidig beleid afgerond en is een analyse gemaakt van kansen en knelpunten. Wat nu moet gebeuren is het ontwikkelen van een visie. Deze miniconferentie is bedoeld om ideeën en meningen te krijgen over de visie; hoe moeten we in de toekomst omgaan met het buitengebied van de gemeente Houten. 3. Presentatie stellingen (mw. M. Bos) Aan de hand van een vijftal stellingen wordt gediscussieerd in vijf (gemêleerd samengestelde) groepen. De stellingen zijn: Stelling 1: Cultuurhistorie in de breedste zin van het woord (de geschiedenis van de invloed van de mens op het landschap) moet sturend zijn in de ruimtelijke ordening van het landschap Stelling 2: (Agro)toerisme en andere vormen van recreatie kunnen een belangrijke positieve bijdrage leveren aan het landschap van Houten Stelling 3: Er moet een mogelijkheid komen om inwoners van het buitengebied te verplichten erf, woning e.d. landschappelijk in te passen (ook met het oog op natuurwaarden) Stelling 4: Behoud van open landschap is alleen mogelijk met economisch gezonde agrarische bedrijven Stelling 5: Fruitteelt is de belangrijkste drager van de kwaliteit van het landschap in Houten 4. Presentatie stellingen (per groep) Cultuurhistorie in de breedste zin van het woord (de geschiedenis van de invloed van de mens op het landschap) moet sturend zijn in de ruimtelijke ordening van het landschap (R. van Diessen) Wat is cultuurhistorie? Hoe ver moet je teruggaan? Water en bodem als dragers van het landschap. Moet je oude elementen terugbrengen? Houdt de balans (oud/nieuw) in de gaten. Maak van het landschap geen museum, geef cultuurhistorische elementen een nieuwe functie/pas het in. Bekijk het gebied in zijn totaliteit, kijk over gemeentegrenzen heen. Geerdes: "Cultuurhistorie is sturend", wat wordt daarmee bedoeld? Antw: Dat we moeten inpassen aan de hand van wat er is aan cultuurhistorische waarden. Groothoff: Het wordt pas leuk wonen in Houten als (ontdekt kan worden dat) het landschap boeiend is. Uijtewaal: Het is nu al mooi en boeiend!
September 2002 , eindconcept
- 108 -
(Agro)toerisme en andere vormen van recreatie kunnen een belangrijke positieve bijdrage leveren aan het landschap van Houten (M. Vastenhout) Agrotoerisme en recreatie moeten niet door elkaar gehaald, dit zijn twee wezenlijk andere vormen van recreatie. Het instandhouden van het landschap is een gedeelde verantwoordelijkheid van overheid en boeren (grondeigenaren). Agrotoerisme moet niet worden gezien als redding voor een bedrijf maar kan een impuls geven; is geen doel op zich. Het gebied leent zich niet voor massarecreatie, dus daar niet op inzetten. Als de gemeente iets wil in dit opzicht, moeten er met agrariërs en SBB afspraken gemaakt worden en moet de gemeente stimuleren en faciliteren. Medewerking van agrariërs kan alleen op vrijwillige basis plaatsvinden, moet niet door de gemeente aangewezen worden. Kansen voor agrotoerisme liggen in dit gebied in de fiets- en wandelpaden (geen auto), infrastructuur is belangrijk! Planologisch-juridisch kader moet hierop worden aangepast. Minkjan: Wat is de bijdrage van (agro)toerisme aan het landschap? Antw: (Agro)toerisme kan gekoppeld worden aan landschappelijke en ecologische ontwikkelingen, vooral als je kijkt naar paden- en wegenstructuur. P. v. Rooijen: Het aanpassen van de infrastructuur (fiets- en wandelpaden) kan sluipverkeer stimuleren. Antw: Bij het aanpassen van de infrastructuur moet hiermee rekening gehouden worden. Liebregts: Er is wel degelijk een positieve werking: door het stimuleren en faciliteren van particuliere initiatieven zoals aanleg van een fietspad door boomgaarden. Creemer: Massarecreatie zou geconcentreerd moeten worden op dagrecreatieterreinen zodat de druk van het buitengebied weggehouden wordt. vd. Werf: Particuliere initiatieven moeten een duidelijke relatie hebben met het karakter van het gebied. Er moet een mogelijkheid komen om inwoners van het buitengebied te verplichten erf, woning e.d. landschappelijk in te passen (ook met het oog op natuurwaarden). (S. Bloemberg) Inpassing is wel van belang maar zou niet verplicht moeten worden. Wel advisering, stimulering en subsidiëring vanuit de gemeente. Hierbij zouden bestaande structuren gebruikt moeten worden. Middelen hiervoor zijn: bestemmingsplan buitengebied, ruilverkaveling, landinrichting e.d. v. Diepen: Eigenaren maken er meestal geen punt van om erfbeplanting aan te brengen mits dit niet achteraf aangedragen wordt. Er zou een koppeling gemaakt moeten worden tussen bouwvergunning en landschappelijke inpassing zodat het verplicht wordt. Creemer: Wie moet er adviseren, stimuleren en subsidiëren? Antw. Dit is een rol van de gemeente die door een landschapscoördinator uitgevoerd zou kunnen worden. v. Oostrum: Daarnaast vindt stimulering plaats aan de hand van het Landschapsbeleidsplan. Groothof: De Ecologische Hoofdstructuur komt niet van de grond, waar ligt dat aan? Bloemberg: Er is beperkte oppervlakte om dit van de grond te krijgen. Lubberdink: Enerzijds ontbreken de financiën en anderzijds zijn er de belangen van de agrariërs. v. Diepen: De overheid heeft een zich een taak gesteld maar is afhankelijk van de initiatieven van particulieren. J. v. Rooyen: Onteigenen voor de EHS kan alleen plaats vinden als er voldoende schadeloos wordt gesteld, maar dat is niet het geval. Met woningbouw is dat wel zo. september 2002, eindconcept
- 109 -
Behoud van open landschap is alleen mogelijk met economisch gezonde agrarische bedrijven (H. Schrieken) Eens met de stelling dat agrariërs de beheerders van het landschap zijn. Past voedselproductie (maïsteelt) wel of niet in open landschap. Zo niet, dan zou deze voedselproductie gecompenseerd moeten worden. Agrarische bedrijven hoeven niet grootschalig te zijn. Fruitteelt past niet in het open landschap, alleen in gebieden waar dat kan, gezien het karakter van het landschap. Woningbouw alleen beperkt bij de kernen. Uijtewaal: Er moet verboden worden dat er fruitteelt in open gebied komt, verplichten dat fruitteelt in andere gebieden moet komen (stroomrug, oeverwal). Antw: het open gebied is niet eens geschikt voor fruitteelt gezien de bodemgesteldheid. P. v. Rooijen: Voor de meeste bedrijven betekent het aan banden leggen van maïsteelt een behoorlijke beperking. Maïsteelt past in een open landschap. v. Oostrum: In het Landschapsbeleidsplan moet aandacht besteed worden aan wat wel en wat niet als "open" wordt beschouwd. v. Aken: De bedoeling van de discussie zou moeten gaan over het wel dan niet toestaan van compacte bebouwing in het open gebied. vd. Werf; Er moet een afweging plaatsvinden tussen landschap en economie. Bijv. in hoeverre is bij plaatsing van windmolens sprake van het aantasten van het landschap. Fruitteelt is de belangrijkste drager van de kwaliteit van het landschap in Houten (F. van Diepen) Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen hoogstam- en laagstamboomgaarden. Hoogstam: productieboomgaarden zijn er (bijna) niet meer maar wel huisboomgaardjes voor eigen gebruik. Deze moeten als monument behouden moeten blijven. Laagstam: hier zijn veel boomgaarden van, hier ligt meer toekomst in; deze vorm is daarom meegenomen in de discussie. Winstgevende boomgaarden bijten met ecologie. De ecologische betekenis van laagstamboomgaarden is vrij laag. Alle boomgaarden waren en zijn te vinden op de stroomrug en oeverwal (grondgebonden). Dat moet zo blijven. Vanuit recreatie gezien hebben boomgaarden vooral in de bloei- en oogstperiode hoge recreatieve waarde. Een landschapscoördinator zou fruittelers kunnen stimuleren: aantrekkelijk maken windkering, aanleg van hoogstam, natuurvriendelijk slootkantenbeheer, landwinkel etc. Esthetisch gezien is de grootschaligheid van bedrijven een minpunt. Meer diversiteit maakt het landschap aantrekkelijker. Creëren van afwisseling als tegenhanger schaalvergroting. Goes: Agrariërs zijn de eigenaren van de grond in het buitengebied. Overleg tussen agrariërs, gemeente en terreinbeheerders is de enige manier voor succes en biedt mogelijkheden voor de toekomst, maar altijd op vrijwillige basis! Zo wordt een pré een plus voor het buitengebied. v. Oostrum: Dat is een treffende samenvatting, bedankt!
September 2002 , eindconcept
- 110 -
5. Sluiting door de heer Van Oostrum Uit de discussie zijn een aantal belangrijke zaken naar voren gekomen. Wat van belang is voor het behoud en de ontwikkeling van het buitengebied van Houten is in de volgende steekwoorden gevat: - samenwerking (tussen grondeigenaren, overheid, terreinbeheerders) - medewerking op basis van vrijwilligheid - helder zijn in wat je wil - delen - gezamenlijk oppakken. Iedereen wordt bedankt voor zijn of haar aanwezigheid en bijdrage.
september 2002, eindconcept
- 111 -
September 2002 , eindconcept
- 112 -
BIJLAGE 4
BEHEERSMAATREGELEN
Algemeen Beheersmaatregelen hebben als doel de gerealiseerde inrichting van het gebied in stand te houden en zich verder te laten ontwikkelen. De verschillende landschapselementen vragen om een op onderhoud en ontwikkeling toegespitst beheer. Hieronder is ingegaan op de functie die aan de elementen kan worden toegekend, de bedreigingen die een rol spelen (zie ook hoofdstuk 4), het gewenste eindbeeld en de gewenste ontwikkeling om dat eindbeeld te bereiken. Het gewenste eindbeeld is mede bepaald door het nastreven van verschillende natuurdoeltypen. Er worden richtlijnen gegeven voor concrete beheersmaatregelen, waarbij van belang zijn: - maatregelen tegen schadelijke invloeden (verdroging, vermesting) van buitenaf; - maatregelen om ecologische waarden in stand te houden of te ontwikkelen; - maatregelen om landschappelijke of cultuurhistorische waarden te herstellen of in stand te houden. In het algemeen kan invulling van het beheer van natuurwaarden door verschillende partijen plaatsvinden, onder andere: - natuurbeschermingsinstanties; - Landschapsbeheer Utrecht; - boeren (met name indien de doelstelling gericht is op aan agrarisch gebruikgebonden natuurwaarden); - Rijkswaterstaat - gemeente; - waterschap. Beheer kan bij sommige elementen onder andere door middel van extensieve begrazing of door niets te doen. a. Grazige elementen Weilanden locatie en betekenis komt voor in het hele gebied; begrazing door vee; van belang voor onder andere weidevogels. gewenst eindbeeld: gezond en stevig weiland; behouden en verbeteren van de weidevogelstand. gewenste ontwikkeling: behouden van de oppervlakte weiland; vergroten van de weidevogelstand en soortensamenstelling.
september 2002, eindconcept
- 113 -
bedreigingen: natuurontwikkeling; verhoging waterpeil; bij openstellen voor recreanten ongewenste praktijken (bijv. mensen met honden of brommers). woningbouw, kassen; omzetten in akkerland. beheersmaatregelen: weidevogelbeheer d.m.v. perceelsbescherming in gebieden met beheersovereenkomst of op vrijwillige basis: bewerking van de grond voor en na de broedperiode; nestbescherming o.a. door het toepassen van nestmarkering; bij bewerking en maaibeheer rekening houden met broedperiode; wandelen mogelijk maken, maar binnen strikte regels (inclusief toezicht). eigendom en onderhoud agrariërs op eigen initiatief. Bloemrijke graslanden locatie en betekenis op een aantal plaatsen in het komgebied belangrijk voor veel planten en dieren; dekking voor kleine zoogdieren, amfibieën en (weide)vogels gewenst eindbeeld: relatief voedselarm grasland met ruige bloemrijke perceelsranden; kansen voor broedvogels. gewenste ontwikkeling: behouden van de oppervlakte grasland; vergroten van de soortensamenstelling. bedreigingen te veel bemesting en overbeweiding; bij openstellen voor recreanten ongewenste praktijken (bijv. mensen met honden of brommers); woningbouw, kassen; egaliseren en omzetten in akkerland. beheersmaatregelen: bij maaibeheer rekening houden met broedperiode; minder bemesting, niet egaliseren. eigendom en onderhoud agrariërs op eigen initiatief; natuurinstanties. September 2002 , eindconcept
- 114 -
Akkers (akkerranden) locatie en betekenis op diverse plaatsen, maar vooral op oeverwal; waardevol foerageergebied en dekking voor dieren; bij braakligging mogelijkheden voor pionierplanten. gewenst eindbeeld: ruige perceelsranden. gewenste ontwikkeling: vermindering gebruik herbiciden, insecticiden en bemesting; minder maïs. bedreigingen: herbiciden, insecticiden, bemesting nadelig voor perceelsranden; frequente vruchtwisseling en verbouw van maïs. beheersmaatregelen: waar mogelijk binnen functioneel gebruik geen gebruik van herbiciden en insecticiden langs randen. Waar mogelijk gedeeltelijke braakligging of teelt van granen. eigendom en onderhoud agrariërs op eigen initiatief. Bermen voorkomen en betekenis overal in het buitengebied, langs wegen, kanaal en spoorlijn; betekenis als begeleider van infrastructuur, soms als onderhoudsberm; belangrijke ecologische betekenis voor planten, insecten en kleine zoogdieren; linten in het landschap. gewenst eindbeeld: gebiedseigen schraalland of hooilandvegetatie met grote soortenrijkdom; voldoende stabiele berm met voldoende bermbreedte (minimaal 2 m); wegbeplanting. gewenste ontwikkeling: instandhouding en ontwikkeling van een zo natuurlijk mogelijke vegetatie, met inachtneming van de andere functies die bermen vervullen; het grondlichaam moet goed onder profiel worden gehouden en er mag geen erosie optreden i.v.m. de stabiliteit van het weglichaam en de uitwijkstrook voor het verkeer.
bedreigingen (voor de ecologische functie): september 2002, eindconcept
- 115 -
-
intensief maaibeheer; zoutschade; stukrijden van zachte ondergrond; leggen van en werkzaamheden aan kabels en leidingen; invloed vanuit achterland: bestrijdingsmiddelen, bemesting.
beheersmaatregelen: - opstellen bermbeheersplan (ook i.v.m. verkeersveiligheid); - maaien grasbermen en maaisel afvoeren, frequentie afhankelijk van voedselrijkdom bodem; prioriteit voor maaien en afvoeren bij brede bermen; - indien nodig aanvulling berm met schraal materiaal - uitstellen van de eerste maaibeurt (m.n. pinksterbloemvegetaties). eigendom en onderhoud: - vooral gemeente, maar ook rijkswaterstaat en railinfrabeheer. Over de effecten van verandering van beheer gericht op verschraling van het betreffende element kan in het algemeen het volgende worden opgemerkt. Verschraling van voedselrijke bodems, bijvoorbeeld in bermen, gaat vaak gepaard met een overgangsfase, waarin verschillende, ook vanuit natuurstandpunt niet gewenste soorten zoals distel en ridderzuring tijdelijk de overhand kunnen krijgen. Soms kan dit gepaard gaan met overlast voor aangrenzende percelen. Deze overlast kan sterk worden beperkt door in deze overgangsfase frequenter te maaien (in elk geval vóór zaadvorming) en het maaisel af te voeren. Na verloop van tijd wordt het milieu te voedselarm voor deze soorten en verdwijnen ze vanzelf.
b. Beplantingselementen Bomenrijen, lanen locatie en betekenis: met name langs doorgaande wegen op oeverwal, op grens oeverwal en komgebied, langs Amsterdam-Rijnkanaal, langs inundatiekanaal Hollandse Waterlinie en o.a Marckenburgsepad en bij kasteel Heemstede; structuurbepalend element, belangrijke functie als wegbegeleiding ecologische functie voor vogels, insecten en vleermuizen gewenst eindbeeld, algemeen : in principe continue een- of tweezijdige bomenrij met gebiedseigen soorten (bijv. es en wilg) met kruidlaag; plaatselijk afgewisseld met struiklaag en meer natuurlijke beplanting; vitale bomen met een vorm die tegemoet komt aan de verkeerseisen; optimale groeiomstandigheden, voldoende brede berm, voldoende afstand tot de verharding, voldoende plantafstand tot elkaar.
September 2002 , eindconcept
- 116 -
gewenste ontwikkeling: behoud, aanvulling of aanplant van beplantingen langs doorgaande wegen of lokale wegen, mits openheid niet wordt aangetast; voldoende groot plantgat; tijdige en geleidelijke verjonging; bij aanleg bedacht zijn op ongewenste wortelgroei onder weglichaam en evt. schade aan kabels, leidingen en riolering. bedreigingen: zoutschade; onvoldoende onderhoud en beheer; achterwege blijven van tijdige verjonging zodat er geen gaten vallen; werkzaamheden aan kabels en leidingen en riolering; bodemverdichting door zwaar materieel. beheersmaatregelen: vormsnoei in de jeugdfase, 1x per 1-3 jaar, gedurende 10-15 jaar. eigendom en onderhoud: gemeente. Knotbomen locatie en betekenis op oeverwallen, op overgang van oeverwal naar komgebied, verspreid in komgebied gewenst eindbeeld regelmatig geknotte bomen in rijen of als solitair; plaatselijk minder vitale bomen met grote ecologische waarde optimale groeiomstandigheden. gewenste ontwikkeling: plaatselijk nieuwe aanplant geen bemesting en/of toepassing van bestrijdingsmiddelen. bedreigingen: onvoldoende onderhoud; verwijdering; beïnvloeding door beheer omringende landbouwgronden: veevraat, bevestiging rasters aan boom, bodemverdichting door zwaar materieel, grondbewerking; onevenwichtige leeftijdsopbouw. beheersmaatregelen: knotbomen afhankelijk van de soort om de 3 tot 8 jaar knotten, bij voorkeur ’s winters; knotbomen langs wegen vaker i.v.m. doorgang verkeer
september 2002, eindconcept
- 117 -
eigendom en onderhoud: diversen waaronder, vooral particulieren. Houtsingels locatie en betekenis sporadisch voorkomend, vooral op oeverwal langs Lek; oorspronkelijk bedoeld als kavelbegrenzing tussen weilanden. - belangrijke betekenis voor vogels en kleine zoogdieren gewenst eindbeeld gevarieerde leeftijdsopbouw en gevarieerd sortiment: naast els ook eik, veldesdoorn, es, vlier, lijsterbes en meidoorn; volwaardige boom-, struik- en kruidlaag; singelbreedte van 5 tot 8 m; optimale groeiomstandigheden. gewenste ontwikkeling: behoud en waar nodig versterking structuur; bij nieuwaanleg streven naar aaneensluitende begroeiing; geen bemesting en/of toepassing van bestrijdingsmiddelen. bedreigingen: onvoldoende onderhoud; verwijdering; beïnvloeding door beheer omringende landbouwgronden: veevraat, bevestiging rasters aan bomen, bodemverdichting door zwaar materieel, grondbewerking; beheersmaatregelen: afzetten houtsingels, 1x per 10 jaar (periode november tot maart); hier en daar een fraai exemplaar van de hoofdhoutsoort sparen en als "over staander" laten doorgroeien; knotbomen, afhankelijk van de soort om de 3 tot 8 jaar knotten, bij voorkeur ’s winters; waar mogelijk gefaseerd beheer toepassen. eigendom en onderhoud: vooral particulieren. (Geriefhout)bosjes locatie en betekenis met name langs de bebouwingslinten (onderdeel erfbeplanting); oorspronkelijk bedoeld als productiebosje voor gebruikshout; nu belangrijke landschapselementen met ecologische betekenis voor vogels, insecten en kleine zoogdieren.
September 2002 , eindconcept
- 118 -
gewenst eindbeeld: aangeplante bosjes achter op percelen en op overhoeken; de bosjes bestaan uit gebiedseigen beplanting die onder optimale groeiomstandigheden kan gedijen: geen vraat en vertrapping door vee. gewenste ontwikkeling: behoud en beheer van de bosjes op de huidige locaties met nadruk op behoud van pionierkarakter en voornamelijk gericht op de landschappelijke en ecologische waarden en bovendien een gebruikswaarde (hakhout). bedreigingen: onvoldoende onderhoud, verruiging; beïnvloeding door omliggende landbouwgrond: vraat en vertrapping, bevestiging rasters aan bomen, bodemverdichting door zwaar materieel, grondbewerking. beheersmaatregelen: afhankelijk van boomsoort: afzetten van hakhoutbosjes, 1x per 10 jaar (periode november tot maart); waar nodig maaien van kruidlaag, afvoeren van materiaal, 1x per jaar (mei tot september, afhankelijk van de gewenste vegetatie). eigendom en onderhoud: particulier. Hoogstamboomgaarden voorkomen en betekenis: op de stroomruggronden; belangrijke cultuurhistorische betekenis; belangrijke visuele waarde; kruidenrijke onderbegroeiing belangrijk leefgebied voor insecten, kleine zoogdieren en vogels; bomen belangrijk voor vogels en insecten. gewenst eindbeeld: vitale bomen met een verschijningsvorm die eigen is aan de boomsoort, windsingels, een rijke onderbegroeiing van kruiden; optimale groeiomstandigheden. gewenste ontwikkeling: goede inventarisatie van aanwezige bomen, vitaliteit van de bomen en daarmee samenhangend verwijderen van weinig vitale bomen; behouden restanten hoogstamboomgaarden. bedreigingen: geen economische functie; onvoldoende onderhoud; gebruik insecticiden; verwijderen van bomen; weinig vitale bomen vaak ecologisch interessant; september 2002, eindconcept
- 119 -
-
te hoge recreatieve druk (schade door plukkers); ongewenste vormen van recreatie zoals mensen met honden en brommers.
beheersmaatregelen: extensief traditioneel beheer, 1x per 1-2 jaar onderhoudssnoei; minder gebruik insecticiden; eventueel beweiding, anders extensief maaibeleid; wandelen mogelijk maken, maar met strikte regels (inclusief toezicht); zorgen voor ruige, houtige randen als dekking voor insectenetende vogels en roofinsecten. eigendom en onderhoud: voornamelijk particulieren. (Meidoorn)hagen en struwelen voorkomen en betekenis: zeer sporadisch voorkomen, o.a. in uiterwaarden, nabij kasteel Heemstede en bij ’t Goy;. oorspronkelijk aangelegd als kavelgrensbeplanting, in uiterwaarden ook om stroomsnelheid water te verminderen waardoor vruchtbaar slib kon bezinken; vooral uitgegroeide hagen hebben belangrijke ecologische betekenis, zowel voor planten als dieren. gewenst eindbeeld: zoveel mogelijk uitgegroeide hagen met oog op ecologische en landschappelijke waarde; optimale groeiomstandigheden. gewenste ontwikkeling: waar mogelijk her- of aanplant van hagen, waar deze oorspronkelijk voorkwamen; bedreigingen: geen economische functie, verwijdering; onvoldoende onderhoud. beheersmaatregelen: een kwart tot een derde van uitgegroeide hagen eens in de twee tot drie jaar afzetten op 1 tot 1,5 m hoogte; struiken eens in de acht tot tien jaar afzetten. eigendom en onderhoud: voornamelijk particulieren.
Erfbeplantingen September 2002 , eindconcept
- 120 -
voorkomen en betekenis vrijwel bij iedere boerderij beplanting op de huiskavel; aankleding van bebouwing, maar oorspronkelijk ook een gebruiksfunctie (boomgaard, hakhoutbosje: zie beschrijving aldaar); functie als windkering; afhankelijk van vorm en ouderdom belangrijke landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische betekenis. gewenst eindbeeld: door de grote variatie in de vorm en functie van de erfbeplantingen is het moeilijk om een algemeen gewenst eindbeeld te schetsen. Variatie in vorm en samenstelling staan voorop. De vorm is gericht op de functie(s) die de beplanting vervult. Bij de samenstelling van de beplanting wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van gebiedseigen soorten. gewenste ontwikkeling: gestreefd wordt naar behoud en ontwikkeling van een zo gevarieerd mogelijke erfbeplanting; waar vernietiging dreigt kan dit ondervangen worden door verplaatsing van beplanting. bedreigingen: achterstallig onderhoud; vraat en betreding; vernietiging door verandering van bedrijfsstructuur; verkoop aan niet-agrariër; uitgeven van te kleine bouwpercelen (in kader van bestemmingsplan) beheersmaatregelen diverse maatregelen, toepassing van maatregelen die bij de afzonderlijke elementen zijn genoemd. eigendom en onderhoud overwegend particulier. Solitaire bomen voorkomen en betekenis op verschillende plaatsen verspreid in het gebied; soms restanten van voormalige houtsingels of bomenrijen; belangrijke landschappelijke betekenis, soms cultuurhistorisch waardevol; bieden in weilanden schuilmogelijkheid voor vee. gewenst eindbeeld: - vitale bomen met een verschijningsvorm die eigen is aan de boomsoort, niet vitale bomen zijn verwijderd; - optimale groeiomstandigheden (geen obstakels of verharding);
september 2002, eindconcept
- 121 -
gewenste ontwikkeling: - goede inventarisatie vitaliteit en daarmee samenhangend verwijderen van weinig vitale bomen; - aanplant van solitairen op daarvoor geëigende plekken. bedreigingen: - onvoldoende onderhoud; - verwijderen van vitale bomen. beheersmaatregelen: - vormsnoei in de jeugdfase, 1x per jaar gedurende 5 jaar daarna onderhoudssnoei; - bij knotbomen voortzetting van het traditioneel knotbeheer. eigendom en onderhoud: - uiteenlopend, voornamelijk in bezit van particulieren.
c. Waterelementen Sloten, weteringen voorkomen enbetekenis komen in het hele gebied voor; in eerste instantie betekenis voor waterafvoer; in samenhang met verkaveling cultuurhistorische betekenis; landschappelijke en ecologische betekenis, in samenhang met oevers. gewenst eindbeeld: een gevarieerde water- en oevervegetatie; geleidelijk verlopende oevers, met gradiënt nat-droog; zo min mogelijk gebruik van kunstmatige oevermaterialen; gewenste ontwikkeling: gestreefd wordt naar een goede waterkwaliteit, onder meer door het zo veel mogelijk vasthouden van gebiedseigen water (bergingsgebied), zo min mogelijk inlaat; zo min mogelijk belemmeren van agrarische bedrijfsvoering, bijv. d.m.v. aanbrengen helofytenfilters. bedreigingen (vooral wat betreft de ecologische functie): demping; wisselend waterpeil; aantasting waterkwaliteit door af- en uitspoelen van meststoffen, (verzuring) en aanvoer gebiedsvreemd water; onzorgvuldigheid bij schonen en periode schonen.
September 2002 , eindconcept
- 122 -
beheersmaatregelen: voorzover nodig selectief maaien van oevervegetatie, maaisel afvoeren, maximaal 2x per jaar (juli en september), plaatselijk creëren extensief beheerde bufferstrook; selectief en gefaseerd schonen van sloten; uitbaggeren en verwerken van bagger buiten de slootkant of het landschapselement (waar landschapselementen langs de oever), 1x per 10 jaar (september/oktober); waar nodig onderhoud oeverbegroeiing van bomen en struiken, 1x per 6 jaar (november tot maart). locatie: maatregelen waar mogelijk langs alle watergangen uitvoeren; naarmate de sloten verder van de huiskavels af gelegen zijn, treedt er minder verstoring op dus is de kans op ontwikkeling van een ecologisch functionerende oevervegetaties groter. eigendom en onderhoud: overwegend waterschap en particulier Poelen, kleine wateren voorkomen en betekenis: locaal, verspreid door het buitengebied; leefgebied voor amfibieën, insecten, biotoop plantensoorten; drinkplaats voor vee gewenst eindbeeld: zo natuurlijk mogelijke inrichting. gewenste ontwikkeling: beter benutten natuurlijke potenties. bedreigingen: aantasting waterkwaliteit door meststoffen; verlanding beheersmaatregelen: klein onderhoud (jaarlijks): verwijderen bladeren en takken indien nodig, bij voorkeur tussen begin september en half oktober; geen bemesting of gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen. eigendom en onderhoud: particulieren.
Oevers Amsterdam-Rijnkanaal betekenis visuele begeleiding kanaal, inclusief onderhoudspad; betekenis als ecologische verbindingszone voor insecten en kleine zoogdieren. september 2002, eindconcept
- 123 -
gewenst eindbeeld: duidelijk herkenbaar element door opgaande beplanting; goede recreatieve voorzieningen in de vorm van kortverblijf plekken op de oevers. gewenste ontwikkeling: meer natuurontwikkeling en hierop afgestemd beheer bedreigingen: golfslag boten; slechte waterkwaliteit beheersmaatregelen: natuurvriendelijk oever- en bermbeheer indien het gebruik en de waterhuishouding dit toelaten. eigendom en onderhoud: Rijkswaterstaat. d. Overige elementen Aardkundig waardevolle landschapselementen voorkomen en betekenis: bedoeld zijn hier de elementen die op natuurlijke wijze zijn ontstaan en een bijdrage leveren aan de ruimtelijke structuur van het gebied. Ze geven informatie over de natuurlijke ontwikkelingsgeschiedenis; het betreft in dit gebied overgangen tussen de komgebieden en de stroomruggronden en overslaggronden nabij wielen. gewenst eindbeeld en gewenste ontwikkeling: behoud van de oorspronkelijke vorm, reliëf en overgang en deze benadrukken door ze bijvoorbeeld te visuelen. bedreigingen: afgraving of egalisatie, bijvoorbeeld bij reconstructie van weilandkavels; verbetering of aanleg van plattelandswegen; beheersmaatregelen: geen actieve beheersmaatregelen. Wel voorkomen van bedreigingen zoals hierboven genoemd. eigendom en onderhoud: uiteenlopend.
September 2002 , eindconcept
- 124 -
Kunstmatige reliëfvormen voorkomen en betekenis Het betreft hier elementen die bij de bewonings- en ontginningsgeschiedenis van het gebied een rol hebben gespeeld. Hierdoor hebben ze een belangrijke cultuurhistorische waarde en kunnen ze een educatieve functie vervullen. De oorspronkelijke functie ervan is veelal al verloren gegaan. De volgende elementen, met hun huidige functie, zijn van belang: voormalige bewoningsplaatsen: soms nog in gebruik als bewoningsplaats, vaak archeologische vindplaatsen (denk aan voormalig kasteel Schalkwijk en Marckenburg); zuwes en dijken: vooral de Lekdijk is hierbij van belang, maar er komen in het komgebied ook kades (zuwes) voor waaronder de Zuwedijk. Ze vormen een biotoop voor plante- en diersoorten en fungeren als ecologische verbinding (zie bermen). forten, dijken Hollandse Waterlinie: deze fortificaties bestaan deels uit grondlichamen. Ze hebben hun oorspronkelijke functie verloren, maar vormen nog steeds opvallende elementen in het landschap. Door hun relatieve rust en beplanting hebben ze een belangrijke ecologische functie; kromakkers, in het verleden ontstaan door een bepaalde ploegmethode. bedreigingen: landbouwkundige verbeteringen die deze elementen doen verdwijnen; afgraving of egalisatie (heeft m.n. betrekking op kaden); verlaging grondwaterstand waardoor inklinking kan ontstaan (heeft m.n. betrekking op archeologisch waardevolle terreinen / voormalige bewonings-plaatsen). gewenst eindbeeld en gewenste ontwikkeling: behoud van de huidige vorm en zo veel mogelijk tegengaan van aantastingen; behoud en ontwikkeling van een zo natuurlijk mogelijke (kruiden)vegetatie. beheersmaatregelen: geen actieve beheersmaatregelen (m.u.v. vegetatiebeheer op kaden). Wel voorkomen van bedreigingen zoals hierboven genoemd. bij archeologische waardevolle terreinen en onderdelen Hollandse Waterlinie informatievoorziening t.b.v. recreanten; bij forten ook mogelijkheden recreatief medegebruik eigendom en onderhoud: voornamelijk gemeente, maar ook RWS (Lekdijk) en Staatsbosbeheer (forten), fortenstichting (forten).
Overige landschappelijk of cultuurhistorisch waardevolle elementen en gebouwen voorkomen en betekenis: Voor de benoeming van de elementen wordt verwezen naar hoofdstuk 2. Ze komen vooral voor in bebouwingslinten, langs de Lekdijk, maar ook verspreid door het gebied. september 2002, eindconcept
- 125 -
gewenst eindbeeld: zoveel mogelijk cultuurhistorisch waardevolle bebouwing; zichtbaarheid van de karakteristiek van boerderijen. gewenste ontwikkeling: gericht op behoud van de oorspronkelijke cultuurhistorische vorm en waarden; geen nieuwbouw; indien de oorspronkelijke functie niet meer kan worden vervuld, moet worden gezocht naar een nieuwe functie waardoor de elementen zinvol kunnen worden behouden. bedreigingen: functieverandering boerderijen; ongewenste, illegale (partiële) wijzigingen van zowel uiterlijk als functie; sloop; achterstallig onderhoud. beheersmaatregelen: opstellen van ontwikkelingsvisie voor bebouwingslinten; voorkomen van bedreigingen en zoeken naar een zinvolle nieuwe functie die geen afbreuk doet aan cultuurhistorische waarden; stimuleren van subsidiëring van extra kosten voor eigenaren van elementen en gebouwen. eigendom en onderhoud: vaak particulier.
September 2002 , eindconcept
- 126 -
september 2002, eindconcept
- 127 -
BIJLAGE 5
EENHEIDSPRIJZEN BEHEER EN INRICHTING/HERSTEL
Toelichting: Onderstaande prijzen zijn richtprijzen. Bij tijd geldt steeds de gemiddelde tijdsbesteding. Gemiddeld uurloon arbeider hovenier; € 40,00 / uur. (volgens VHG)
Beheer Uitgaande van regulier onderhoud aan volwassen landschapselementen, tenzij anders aangegeven. Uitgaande van 1 persoon. Landschapselement
Werkzaamheden
Hoogstambomen
Frequentie/opmerking
Prijs/eenheid (indicatie)
Appel, pruim en peer. Noot en kers vergen op latere leeftijd minder onderhoud dan appel, pruim en peer.
- jonge bomen
Vormsnoei, controle en bestrijden kanker, 2 keer per jaar vormsnoei en controle kanker. Eerste 10 jaar vormsnoei € 54,50/stuk gesteltakken uitbuigen, controle-reparatie voor gesteltakken. (voor 2 snoeibeurten) boomkorf, boompalen en boomband
- oude bomen (regulier)
Snoeien en afvoeren snoeimateriaal
1 keer in de 1-3 jaar
- oude bomen (achterstallig)
Snoeien en afvoeren snoeimateriaal
Varieert sterk per boom, soms in 1 jaar, soms verspreidt over meerdere € 47,00/stuk jaren.
Knotbomen
Knotten en afvoer hout/branden
Elke 4 jaar (wilg/populier), elke 6 jaar overig
€ 30,00/stuk
Leilinden
Snoeien en afvoeren snoeimateriaal
Elke 1-3 jaar
€ 40,00/stuk/keer
Boom (solitair, groep of rij)
Snoeien en afvoeren snoeimateriaal
Varieert sterk en is afhankelijk van lokatie.
€ 40,00 per uur
Houtsingels (meerrijig), bosje
Afzetten/dunnen afvoeren hout
Elke 10 jaar, bij voorkeur gefaseerd.
€ 28,00/100 m2
Houtsingels (1-rijig)
Afzetten/dunnen afvoeren hout
Elke 10 jaar, bij voorkeur gefaseerd.
€ 34,00/meter
Griend
Afzetten en afvoeren hout
Elke 3 jaar, bij voorkeur gefaseerd.
€ 30,00/stuk
Knip- en scheerheg
Snoeien en afvoeren snoeimateriaal
Elke 2 jaar
€ 1,70/meter
Struweelhaag
Snoeien en afvoeren snoeimateriaal
Elke 10-15 jaar
€ 2,00/meter
Rietzoom
Maaien-afvoer maaisel
Elke 1-3 jaar, bij voorkeur gefaseerd.
€ 20,00/100 m2
September 2002 , eindconcept
- 128 -
€ 27,25/stuk
Poel
Handmatig schonen-afvoer materiaal
Elke 1-5 jaar
€ 120,00/100 m2
Hooiland/berm
Maaien-afvoermaaisel
1-2 keer per jaar, 1-assige trekker, bij voorkeur gefaseerd.
€ 3,40/100m2
Sloot
Schonen-afvoer slootvuil
Jaarlijks
€ 120,00/100m2
Raster
Controle-reparatie
Jaarlijks
€ 0,50/meter
Kappen boom
Vellen, snoeien, stapelen hout
korten,
verzamelen
en Loofhout met doorsnede op borsthoogte van 80 cm. Kosten sterk € 80,00/stuk afhankelijk van lokatie.
Inrichting/herstel Uitgaande van 1 persoon en grondsoort klei. Uitgaande van een schoon opgeleverd terrein, geen omvorming. Landschapselement/maatregel
Werkzaamheden
Opmerking
Prijs/eenheid (indicatie)
Bos, houtsingel, haag, heg
Planten bosplantsoen
Met de hand
€ 30,00/100m2
Kosten bosplantsoen
€ 0,90/stuk
Hoogstamfruitboom Knotboom
Planten boom
In handmatig gegraven plantgat van 70x70x70 € 24,00/stuk (zonder boomkorf) cm met twee boompalen (en een boomkorf) € 34,00/stuk (met boomkorf)
Planten hoogstambomen
Zie planten boom
Planten knotboom
Boom (solitair, groep of rij)
Kosten hoogstamfruitboom
€ 17,00/stuk
Gat boren knotstek plaatsen
€ 7,00/stuk
Kosten knotstek
€ 4,50/stuk
Zie planten boom
Leilinde
Planten leilinde
Griend
Beplanten griend
Kosten boom (laanboom)
€ 20,00/stuk
Kosten boom (veren, 150-175cm)
€ 7,50/stuk
Naast de kosten planten boom, zijn er extra kosten voor het plaatsen van een constructie waarlangs geleid kan worden. Kosten leilinde
€ 84,00/stuk
Met de hand
€ 30,00/100m2
september 2002, eindconcept
- 129 -
Kosten griendstek Riet
Planten riet
Hooiland/berm
Zaaibed klaarmaken en inzaaien
Poel,sloot
(Her)graven
€ 150,00/100m2 Kosten rietstek
€ 0,30/stuk
Afhankelijk van handkracht/machinaal
€ 40,00/100m2
Kosten zaadmengsel, afhankelijk soort.
€ 17,20/100m2
Graven met machine
€ 1,90/m3
Afvoeren grond, afhankelijk transportafstand, materiaal/materieel Beschermmateriaal
Aanbrengen raster
€ 0,60/stuk
van € 15-40/m3
Gaten boren, palen plaatsen, isolatoren en € 3,60/meter draad/gaas bevestigen. Kosten raster, sterk afhankelijk van soort € 2,70/meter raster.
Aanbrengen boompaal en boomband
€ 6,70/stuk Kosten boompaal en boomband
Aanbrengen boompaal,boomband, boomkorf
€ 6,00/stuk € 16,70
Kosten boomkorf
€ 12,50/stuk
Schonen terrein
Schonen terrein, verwijderen draad, afval, bebouwing
€ 40,00/uur
Ecoduiker
Geschikt maken duiker als ecoduiker spoorlijn Afhankelijk van gekozen oplossing of snelweg
€ 100 –160/m
Fauna-passage
Aanbrengen rooster in wegberm met opening voor lichtinval
€ 4.500/stuk
Uittreedplaats
Afhankelijk van soort
Wandelpad
Aanleggen wandelpad
Klaphek
Plaatsen klaphek als afsluiting hek weiland
€ 4.500/stuk Stolverharding, 2 meter breed
€ 40,00/m € 850/stuk
Bronnen; Het Groene Boek, IMAG, Universiteit Wageningen, mei 2001 Richtlijnen voor de uitvoering van plant-, snoei en verzorgingswerkzaamheden bij hoogstamfruitbomen door professionele snoeiers, Landschapsbeheer Utrecht, januari 2002. September 2002 , eindconcept
- 130 -
BIJLAGE 6
PLAN VAN AANPAK KLEINE LANDSCHAPSELEMENTEN
Inleiding Een belangrijke taak van de landschapscoördinator is het stimuleren van aanleg en behoud van kleine landschapselementen die eigendom van particulieren zijn. Een aantal van die landschapselementen in het buitengebied van Houten wordt ernstig bedreigd, met name doordat ze hun economische functie hebben verloren. Ze zijn echter toch de moeite van het behouden waard omdat ze ecologisch en esthetisch van grote waarde zijn en bovendien iets weergeven van de cultuurhistorie van het gebied. Ze zijn vaak een restje van veel grotere aantallen landschapselementen die nog niet zo lang geleden hier voorkwamen. Het is in dat opzicht ook wat wrang dat juist nu bijna alle landschapselementen verdwenen zijn regelmatig wordt gepleit voor het openhouden van het landschap. De enkele grienden die er nu nog zijn worden niet meer gesneden of gekapt en zullen veranderen in (opgaand) bos of in het gunstigste geval in als hakhout beheerde bospercelen. De hoogstamboomgaarden verdwijnen in een hoog tempo. Naar schatting is sinds 1988 ongeveer 80 % verdwenen. Bij de resterende hoogstamboomgaarden is vaak sprake van zwaar achterstallig onderhoud en een onevenwichtige leeftijdsopbouw: bijna alle bomen zijn in de laatste levensfase. De oppervlakte laagstamboomgaarden neemt nog steeds toe, ook op plaatsen waar tot voor kort geen fruitteelt voorkwam. Daarnaast is het bestand aan knotbomen erg uitgedund en ook hier zijn de nog bestaande bomen vaak oud, waardoor er steeds meer uitvallen. De staat van onderhoud is in het algemeen uitstekend, dankzij onder andere de inspanning van vrijwillige knotters. De ontwikkeling bij de grienden is niet meer terug te draaien. Het herstellen van de griendcultuur zou erg veel geld kosten en voor de ecologie of de esthetische beleving van het landschap nauwelijks winst opleveren. Wat het cultuurhistorische aspect van de griendcultuur betreft zijn er veel andere gebieden in Nederland die daar veel beter een rol in kunnen spelen. Hieronder komen de hoogstamfruitbomen ter sprake en de knotbomen. Ook is er aandacht voor erfbeplantingen als landschapselement. Hoogstamfruitbomen. Wat het behoud van de hoogstamfruitbomen betreft zijn er twee wegen te bewandelen, die zelfs tegelijkertijd bewandeld kunnen worden: Ten eerste het stimuleren van de aanplant van hoogstammen in kleinere aantallen in erfbeplantingen, bijvoorbeeld in de vorm van kleine huisboomgaarden. De belangstelling daarvoor is vrij groot en er zijn de afgelopen jaren al tientallen boomgaardjes opgeknapt of nieuw aangelegd in de gemeente Houten. Ten tweede is er de mogelijkheid subsidie te verlenen voor het behoud van een aantal karakteristieke boomgaarden verspreid over de gemeente. Het zal niet mogelijk zijn alle nu nog bestaande hoogstamboomgaarden te
september 2002, eindconcept
- 131 -
behouden: er moet een selectie gemaakt worden. Dat kan gebeuren op basis van de volgende criteria: a. De ligging: ze zijn duidelijk zichtbaar vanaf de openbare weg. b. Hun leeftijdsopbouw: er moet in de boomgaard recent aan (gedeeltelijke) verjonging zijn gedaan, of de bomen moeten niet al te oud zijn. Bij appelbomen zou men de grens bij 40 jaar kunnen trekken, bij perenbomen bij 60 jaar. c. De staat van onderhoud: er moet geen sprake zijn van zwaar achterstallig onderhoud. Het wegwerken daarvan zou namelijk een te grote kostenpost veroorzaken. Bovendien spreekt uit die staat van onderhoud in het algemeen een zekere desinteresse van de kant van de eigenaar. d. De eigenaar moet mee willen werken. Hij kan dat doen door zelf de boomgaard te onderhouden (indien hij dat wil in ruil voor financiële steun van de gemeente) of door de gemeente het onderhoud of een deel ervan te laten verrichten. Bij de inventarisatie in 2001 zijn de boomgaarden met meer dan 25 hoogstamfruitbomen geregistreerd. Twee daarvan zijn inmiddels al verdwenen. De circa 25 resterende zijn het uitgangspunt bij dit plan van aanpak. Acht boomgaarden voldoen aan de eerste drie criteria. Het is mogelijk dat er soms sprake is van een eigenaar die niet mee wil werken, dan kan eventueel een andere boomgaard geselecteerd worden. In onderstaand schema staan de aantallen boomgaarden en fruitbomen per deelgebied waarvoor de gemeente een actief op behoud gericht beleid zou moeten voeren.
Naam deelgebied
Aantal boomgaarden
Soort boomgaard
Stedelijke zone ’t Goy
2
Schalkwijk
2
Oeverwal
2
Totaal
8
1 kers, 1 135 peren Appel en 190 peer Appel en 210 peer 1 ap./peer, 1 70 kers 605
2
Aantal Kosten Achterstallig hoogstambomen onderhoud onderhoud 1225.-
2960.-
2200.2625.575.€ 6625.-
€ 2960.-
Boomgaarden in bezit of beheer van en bij Staatsbosbeheer en bij het Recreatieschap zijn daarbij buiten beschouwing gebleven. Deze organisaties kiezen ervoor geen onderhoud aan hun hoogstamaanplant te plegen, teneinde de natuurwaarde te vergroten. Helaas leidt dat wel op afzienbare termijn tot het einde van deze beplantingsvorm: er zal een bos ontstaan met hooguit hier en daar nog een fruitboom. Geschat wordt dat voor het behoud van een volwassen appel- en perenboom € 25.- per twee jaar nodig is. Voor een volwassen kersenboom is dat € 10.- per twee jaar. Jonge
September 2002 , eindconcept
- 132 -
appel- en perenbomen hebben de eerste tien jaar vormsnoei nodig, de kosten daarvan bedragen ongeveer € 10.- per jaar. Het onderhoud aan jonge kersenbomen is te verwaarlozen. In bovenstaan schema gaat het om ‘volwassen’ bomen, met uitzondering van 70 appel- en perenbomen in deelgebied 2. Het bedrag dat op basis van deze normen nodig is voor het behouden van de genoemde aantallen hoogstamfruitbomen staat in de vijfde kolom van de tabel. Van achterstallig onderhoud is alleen sprake bij één element uit deelgebied 1. Het daarvoor benodigde bedrag staat in de laatste kolom. Het is van groot belang dat er meer spreiding komt in de leeftijd van hoogstamfruitbomen. Daar kan alleen een nieuwe aanplant van jonge bomen voor zorgen. Ook bomen die een bron van ziektes zouden kunnen zijn dienen vervangen te worden. In de onderstaande tabel staan de aantallen aan te planten hoogstamfruitbomen per jaar per deelgebied. Voor het berekenen van de kosten wordt uitgegaan van een gemeentelijke subsidie van € 15.- per boom. In het algemeen zal de eigenaar de boom zelf moeten planten. Deze subsidie kan ook gebruikt worden voor de aanplant van hoogstamfruit in erfbeplantingen. Gestreefd wordt naar de aanplant van in totaal honderd hoogstamfruitbomen per jaar.
Deelgebied Stedelijk gebied ’t Goy Schalkwijk Oeverwal TOTAAL
Aanplant jaar 17 33 31 19 100
per Kosten per jaar 255 495 465 285 1500.-
Knotbomen Bij de inventarisatie in 2001 zijn alleen min of meer samenhangende groepen knotbomen geregistreerd. Deze bomen zijn ook in kleine aantallen zeer beeldbepalend voor delen van het landschap en hebben een grote natuurwaarde. Ook verwijzen ze cultuurhistorisch naar de tijd waarin zelf gekweekt hout een belangrijk onderdeel van het boerenbedrijf uitmaakte. Grote aantallen knotbomen zijn in beheer bij Recreatieschap, Staatsbosbeheer of Rijkswaterstaat, die zijn hieronder buiten beschouwing gebleven. Ook wegbegeleidende beplantingen van knotbomen die in beheer zijn bij de gemeente zijn niet in dit plan van aanpak opgenomen. Dat betekent dat het hier gaat om knotbomen die of langs kavelgrenzen staan of in of bij erfbeplantingen. In onderstaand schema staat hoeveel knotbomen per deelgebied binnen de hierboven aangegeven selectie in aanmerking komen voor subsidiëring en/of onderhoud door de gemeente. Bij de berekening van de kosten per jaar is uitgegaan van € 20.- per knotbeurt en van één knotbeurt in de vier jaar. Voor jonge knotbomen zal € 10.- per vier jaar voldoende zijn.
september 2002, eindconcept
- 133 -
Deelgebied
Aantal knotbomen
Oud/ jong
Stedelijk gebied ’t Goy Schalkwijk
112
Oud
40 490
Oeverwal TOTAAL
130 772
Oud 200 jong, rest oud Oud
Kosten jaar
per Kosten verjonging
Onderhoud plus aanplant
560.-
50.-
610.-
200.1950.-
240.180.-
440.2130.-
650.€ 3360.-
50.€ 520.-
700.3880.-
Bij de knotbomen is het ook van groot belang dat er jonge bomen aan het bestand worden toegevoegd. Dat moet in de eerste plaats gebeuren bij locaties waar nu nog oude bomen staan. Maar daarnaast ook op andere plekken die daarvoor geschikt zijn en waar ze geen belemmering vormen voor de bedrijfsvoering. Men zou aan een aanplant in de erfbeplanting kunnen denken, of op een smalle strook tussen een kavelpad en de sloot en bij niet meer gebruikte inritten en dammen. Gestreefd moet worden naar de aanplant van 100 jonge knotbomen per jaar. Het plantmateriaal zal in het algemeen gratis te verkrijgen zijn, maar in verband met beschermingsmateriaal en dergelijke is er een bedrag van € 6.per aan te planten knotboom opgevoerd. Erfbeplantingen Ook moet er aandacht besteed worden aan het instandhouden en uitbreiden van erfbeplantingen. Een klein aantal is als waardevol gekarakteriseerd bij de inventarisatie in 2001, maar andere verdienen ook zeker aandacht, opnieuw omdat ze belangrijk zijn voor de natuurwaarde van het gebied, belangrijk zijn voor de esthetische beleving van het landschap en niet zelden dragers zijn van aspecten van de cultuurhistorie. Bij dat laatste valt bijvoorbeeld te denken aan huisboomgaardjes, oude laanbomen, lei fruit en lei lindes. Bij alledrie de aspecten vallen met name de erven langs de Lekdijk op. Voor werkzaamheden voor het aanleggen, onderhouden en instandhouden van erfbeplantingen is niet veel geld nodig. Het plantgoed is in het algemeen goedkoop, erfbeplantingen zijn meestal relatief onderhoudsarm en de bewoners zijn vrijwel altijd ook zelf gemotiveerd om geld te besteden aan hun onmiddellijke omgeving. In het schema staat het aantal als waardevol bestempelde erven in de gemeente en het bedrag dat nodig lijkt voor het hierboven geformuleerde. Het is hier niet de bedoeling dat het geld wordt uitgegeven aan alleen die waardevolle erfbeplantingen. Het zal veel vaker gaan om de aanleg van nieuwe (delen van) erfbeplantingen. Deelgebied
Waardevolle erfbeplantingen Stedelijke zone 5 ’t Goy 2 Schalkwijk 2 Oeverwal 4 TOTAAL 13 September 2002 , eindconcept
- 134 -
Kosten subsidiëring, aanleg en onderhoud 300 300 600 200 € 1400.-
Samenvatting De door Staatsbosbeheer, het Recreatieschap, Rijkswaterstaat en de gemeente beheerde elementen zorgen voor een grof raster van beplantingen en landschapselementen over de gemeente Houten, waarvan de vorm in het algemeen bepaald wordt door de infrastructuur: de elementen liggen langs wegen, waterwegen en de spoorlijn. Daarnaast zijn er een aantal niet-lijnvormige landschapselementen, zoals het recreatiegebied Groenraven, verschillende forten, het bos ten noorden en zuiden van de Waalse weg en het Werk langs de Groeneweg. Het hierboven geformuleerde Plan van Aanpak resulteert in een verfijning van dat raster, waarbij gestreefd wordt naar behoud van de ecologische, esthetische en cultuurhistorische waarden van verschillende landschapselementen. Daarbij ligt de klemtoon bij elk deelgebied op juist de voor dat gebied kenmerkende landschapsonderdelen. Concreet op het niveau van de landschappelijke elementen komt dat neer op: Rond Tull en ’t Waal: Een boomgaard aan de Waalse weg nabij de gemeentegrens, knotbomen rond het perceel van de waterleidingsinstallatie, hoogstamfruit tussen de Waalse weg en de Lekdijk, knotbomen ter hoogte van de kavel naast het Werk aan de Waalse weg, hoogstamfruit aan de Waalse weg ter hoogte van het inundatiekanaal. Rond Schalkwijk: knotbomen tussen de Lekdijk en de Achterdijk, knotbomen tussen de Achterdijk en het Neereind, tussen het Overeind en de spoorlijn, een kersenboomgaard bij de Beusichemse brug, knotbomen ten oosten daarvan. Rond ’t Goy: een hoogstamboomgaard aan de Tuurdijk, knotbomen aan de Oosterlaak, een jonge hoogstamboomgaard tussen de Hoogdijk en de Beusichemse weg. In de stedelijke zone: een kersenboomgaard aan de Utrechtseweg, een rij van 74 perenbomen daarnaast, knotbomen tussen de Oudwulfseweg en de spoorbaan, knotbomen tussen de Heemsteedse weg en de snelweg en knotbomen ten oosten van Houten-Zuid. Voor de instandhouding en eventueel de verfijning van dat raster is een investering in met name onderhoud en aanplant van hoogstamfruitbomen en knotbomen noodzakelijk. Ook zal er aandacht besteed moeten worden aan aanleg, onderhoud en behoud van erfbeplantingen. Bij deze werkzaamheden gaat het om de volgende totaalbedragen per deelgebied: Deelgebied Kosten Kosten Kosten Totaal Totaal hoogstamfruit knotbomen erfbeplantingen eerste jaar resterende jaren Stedelijk gebied ’t Goy Schalkwijk Oeverwal TOTAAL
4440.-*
610.-
300.-
5350.-*
2390.-
2695.440.300.3435.3435.3090.2130.600.5820.5820.860.700.200.1760.1760.11.085.3.880.1.400.€16.365.€ 13.405.* inclusief eenmalig wegwerken achterstallig onderhoud ( € 2960.-)
september 2002, eindconcept
- 135 -
Uit deze gegevens is te concluderen dat dit Plan van Aanpak vraagt om een jaarlijks uitvoerend budget van € 13.405.- en een eenmalige uitgave van € 2950.- voor het opheffen van achterstallig onderhoud aan hoogstamfruitbomen. Het geld voor regulier onderhoud kan worden uitbetaald als tegemoetkoming in de kosten aan de uitvoerende eigenaar van het landschapselement of gebruikt worden voor onderhoud dat in opdracht van de gemeente wordt uitgevoerd. In veel gevallen zal het mogelijk zijn een deel van de kosten terug te krijgen via bijdrageregelingen van hogere overheden. Die bedragen zijn met opzet niet in dit Plan van Aanpak meegenomen omdat het niet verstandig is eigenaren te verplichten tot het aanvragen van subsidies: dat zou tot een mindere bereidheid tot medewerking leiden en mogelijk het verloren gaan van een aantal zeer karakteristieke en waardevolle landschapselementen. Praktische stappen op weg naar realisering van het bovengestelde zouden het instellen van een formele gemeentelijke subsidieregeling kunnen zijn (met elk jaar een vastgesteld bedrag en bekendmaking van de openstelling van de regeling), een aanplantactie voor knotbomen en een voortzetting van de zogenaamde huiskamerbijeenkomsten. Om dit plan te kunnen realiseren is een landschapscoördinator nodig die minstens 24 uur per week besteedt aan het uitvoeren van het landschapsbeleidsplan in Houten. Een lagere inzet in geld en uren zal onvermijdelijk leiden tot een verdere achteruitgang van het landschap van de gemeente Houten.
September 2002 , eindconcept
- 136 -
BIJLAGE 7
KAARTEN
In deze bijlage zijn de volgende kaarten opgenomen: Inventarisatie en analyse: Kaart 1. Topografie Kaart 2. Geologie en geomorfologie Kaart 3. Bodem Kaart 4. Waterhuishouding Kaart 5. Cultuurhistorie, archeologie en aardkundige waarden Kaart 6. Infrastructuur en recreatie Kaart 7. Ecologie Kaart 8. Ecologische Hoofdstructuur Kaart 9. Deelgebieden Kaart 10. Ruimtelijk structuurbepalende elementen Visie: Kaart 11. Kaart 12. Kaart 13.
Visie esthetisch Visie ecologisch Visie economisch-functioneel
september 2002, eindconcept
- 137 -
September 2002 , eindconcept
- 138 -