Sarah Lindeboom – Mr. S.C.J. Lindeboom werkte als jurist bij de Vreemdelingenkamer van de Rechtbank Amsterdam en bij de Stichting UAF. Nu is zij advocaat bij Kroes Advocaten Immigration Lawyers.
Nieuwe regeling voor innovatieve opstartende ondernemers van buiten de EU/EER
Toelatingsregeling voor vernieuwende starters kent voorspelde problemen
Ondernemers van buiten de EU/ EER kunnen sinds begin dit jaar relatief snel een verblijfsvergunning krijgen om in Nederland een innovatieve onderneming te starten. Sarah Lindeboom analyseert de regeling, signaleert enkele knelpunten en stelt verbeteringen voor.
O
p 1 januari 2015 is een regeling in werking getreden op basis waarvan aan vreemdelingen die een innovatieve onderneming oprichten in Nederland een verblijfsvergun ning voor maximaal één jaar kan worden verleend.1 De doelgroep voor deze vergunning bestaat vooral uit innovatieve onderne mers van buiten de EU/EER die in Nederland een bedrijf willen opstarten en uit vreemdelingen die na afloop van hun verblijfs vergunning voor het zogeheten zoekjaar na hun studie, een eigen innovatief bedrijf in Nederland willen opstarten. Zij kunnen (nog) niet voldoen aan de eisen van de reguliere verblijfsvergunning om te werken als zelfstandige op basis van het puntenstelsel,2 maar hebben wel al een begeleider in Nederland gevonden voor het opstarten van de onderneming . De IND gaf per brief van 16 september jl. cijfers over het aantal aanvragen en inwilligingen op grond van de start-up regeling.3 Tot 1 juli 2015 zijn er in totaal 40 aanvragen ingediend. Er zijn 10 vergunningen verleend en 10 aanvragen afgewezen. Echter, in de voetnoot staat de opmerking dat de cijfers zijn afgerond op tientallen.4 Eigenlijk is dus niet inzichtelijk gemaakt hoeveel aanvragen er zijn ingewilligd en afgewezen. Ik ben zelf bekend met 12 inwilligingen en 5 afwijzingen.5 De verwachting van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie was dat het aantal aanvragen op grond van de start-up regeling enkele ‘tientallen’ per jaar zou bedragen.6
1. Totstandkoming In een brief van de staatssecretaris van 18 maart 2014 werd de Tweede Kamer geïnformeerd over de nieuwe toelatingsregeling 1 2
3 4 5 6
Artikel 3.58, eerste lid Vb 2000. In de zelfstandigenregeling wordt het wezenlijk belang getoetst aan de hand van een puntenstelsel dat drie onderdelen kent: persoonlijke ervaring, ondernemersplan en toegevoegde waarde van de economische activiteiten voor de Nederlandse economie. Zie artikel 3.20a VV 2000 en bijlage 8a VV 2000. De IND deed dit in reactie op een op 29 juli 2015 door Kroes Advocaten ingediend verzoek om die informatie. Er staat niet in de brief vermeld wat de status is van de overige 20 aanvragen. Dit betreft de periode 1 januari 2015 – 31 augustus 2015. Stb. 2014, 450.
270 - A&MR 2015 Nr. 7
voor innovatieve opstartende ondernemers buiten de EU/EER.7 Start-ups hebben volgens de staatssecretaris grote potentie om bij te dragen aan onze welvaart, concurrentiepositie en om banen te creëren. Het is volgens de staatssecretaris niet vanzelfsprekend dat start-ups voor Nederland kiezen. Het hangt af van onder meer het innovatieve klimaat, het toelatingsbeleid, de acceleratiepro gramma’s en het kapitaal. In landen als de Verenigde Staten, Frankrijk en Canada, zijn start-ups gewild; deze landen hebben aantrekkelijke regels om de start-ups aan te trekken.8 Met een eenvoudige toelatingsprocedure kan Nederland de concurrentie aan en wordt het land aantrekkelijk voor veelbelovende start-ups. Voormalig eurocommissaris mevrouw Neelie Kroes is voor anderhalf jaar aangesteld als ‘Special Envoy’ van de start-ups. Haar taak is om Nederland op de kaart zetten als dé Europese vestigingsplaats voor start-ups.9 Daarnaast richtte de overheid StartupDelta op, waaraan zij leiding geeft. Binnen dit initia tief werken overheden, kennisinstellingen, start-ups, financiers en bedrijven samen met als doel Nederland aantrekkelijker te maken voor start-ups. De Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken (ACVZ) is voor afgaand aan de invoering van de wet- en regelgeving geconsul teerd. Zij bracht op 23 juli 2014 een advies uit, plaatste een aantal kritische kanttekeningen en gaf aanbevelingen ter verbetering (waarover later meer).10
7 8
TK 2013-2014, 31 311, nr. 105, p. 1-3. In de nota van toelichting bij de aanpassing van het Vb 2000 (Stb. 2014, 450) wordt vermeld dat er een vergelijkend landenonderzoek is uitgevoerd en dat met name het Canadese systeem ter inspiratie heeft gediend. Er wordt echter niet ingegaan op de inhoud van de regelgeving in andere landen. 9 ‘Kroes op de bres voor startups’, website Rijksoverheid, 12 augustus 2014, http://bit.ly/1R4ZuKr. 10 Consultatie wijziging Vreemdelingenbesluit inzake toelating van startende ondernemers (advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken), Den Haag, ACVZ, 2014.
Regeling innovatieve start-ups 2.
Inhoud regelgeving
De omschrijving van het nieuwe verblijfsdoel is opgenomen in het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000. De details van de start-up regeling zijn opgenomen in het Voorschrift Vreemdelingen (VV) 2000 en de Vreemdelingencirculaire (Vc) 2000.
2.1
Vreemdelingenbesluit
Het Vreemdelingenbesluit (Vb) 2000 is op drie punten aange past.11 Aan artikel 3.30 Vb 2000 is een zesde lid toegevoegd en de artikelen 3.58 en 3.59 Vb 2000 zijn aangepast. Inhoudelijk is vooral de toevoeging van artikel 3.30, zesde lid, Vb 2000 relevant. Hierin is bepaald dat de vergunning voor arbeid als zelfstandige, in afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dat artikel, kan worden verleend aan de vreemdeling die een innova tieve onderneming opricht, die duurzaam beschikt over voldoende middelen van bestaan en die aannemelijk maakt dat hij binnen één jaar zal voldoen aan de voorwaarden voor de verblijfsvergun ning als zelfstandige. In de nota van toelichting bij de aanpassing van het Vb 2000 wordt nog vermeld dat alle personen een verblijfsvergunning kunnen verkrijgen die zijn ingeschreven in het handelsregister in de Kamer van Koophandel. Er geldt geen vereiste om een minimumpercen tage van de aandelen te bezitten.12 In lagere regelgeving is wel bepaald dat vooraf wordt getoetst of de voorgestelde organisatie vorm (het aantal personen) realistisch is en in verhouding staat tot het op de markt te brengen product of dienst. Daarnaast moet de startende ondernemer zeggenschap in de onderneming hebben.13
Deskundigheid en betrouwbaarheid begeleider Door de RVO wordt allereerst getoetst of de begeleider betrouw baar en deskundig is. De begeleider moet ingeschreven staan in de Kamer van Koophandel. Zij moet daarnaast een ‘pakket op maat’ aanbieden aan de startende onderneming. Dit houdt in dat zij haar begeleiding moet afstemmen op de specifieke behoeften van de startende onderneming en startende onderne mers. De begeleider mag dan ook niet slechts een investeerder zijn. De begeleider moet daarnaast ervaring hebben met bege leiding. Ervaring betekent minimaal twee jaar ervaring hebben met het begeleiden van innovatieve startende ondernemers bij minimaal twee personen. Dit kan worden aangetoond door bijvoorbeeld een eigen ondernemingsplan, voorbeelden van begeleide startende ondernemers, CV’s en referenties. Als de begeleiding door verschillende personen wordt gedaan is infor matie over alle personen die begeleiden nodig. Tevens moet de begeleider ‘financieel gezond’ zijn; zij moet een ‘gezonde’ solva biliteit en liquiditeit hebben en mag niet verkeren in surseance van betaling of faillissement.17 De begeleider krijgt opnieuw een positief advies van de RVO als deze niet langer dan een jaar voor indiening van de aanvraag van de startende ondernemer(s) een positief advies voor zijn begeleiding heeft gekregen.18 De staatssecretaris vermeldt dat bij begeleiders dient te worden gedacht aan erkende seedfondsen, business angels, business accelerators en business incubators.19 Dit betreft geen limita tieve opsomming.20
Een eenvoudige toelatingsprocedure moet Nederland ten opzichte van andere landen aantrekkelijker maken voor veelbelovende start-ups. 2.2
Voorschrift Vreemdelingen
De details van de start-up regeling zijn vooral te vinden in artikel 3.20b VV 2000 en bijlage 8b VV 2000.14 In artikel 3.20b, eerste lid, VV wordt vermeld: ‘Verblijf in het kader van arbeid als zelf standige als bedoeld in artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit, is mogelijk indien de vreemdeling naar het oordeel van Onze Minister beschikt over een betrouwbare deskundige begeleider en voldoet aan artikel 3.30, zesde lid, van het Besluit. De beoordeling geschiedt aan de hand van bijlage 8b bij deze regeling.’ De voorwaarden in deze bijlage zien op: • de deskundigheid en betrouwbaarheid van de begeleider; • de startende onderneming en ondernemer; en • de afspraken tussen de begeleider en startende ondernemer. De Rijksdienst voor ondernemend Nederland (RVO), onderdeel van het Ministerie van Economische Zaken, geeft advies aan de IND of aan de drie hiervoor genoemde voorwaarden wordt voldaan. De RVO heeft volgens de staatsecretaris de hiervoor benodigde kennis en ervaring. De RVO geeft bijvoorbeeld ook advies bij aanvragen voor een verblijfsvergunning als zelfstandige op basis van het puntenstelsel. De dienst heeft ook kennis van en ervaring met financieringsregelingen waarvan de startende ondernemers gebruik maken, aldus de staatssecretaris.15 Bij een negatief advies van de RVO wordt de aanvraag door de IND afgewezen.16 11 12 13 14
Stb. 2014, 450. Stb. 2014, 450. Bijlage 8b VV 2000 en paragraaf B6/4.5 Vc 2000. Stcrt. 2015, 36739, p. 1-7. De bewijsstukken worden vermeld in paragraaf B6/4.5 Vc 2000. 15 Voetnoot: TK 2013-2014, 31 311, nr. 105, p. 2 16 TK 2013-2014, 31 311, nr. 105, p. 2.
Startende ondernemer/onderneming Vervolgens wordt door de RVO beoordeeld of de startende onder nemer en onderneming aan de voorwaarden voldoen. De onder neming moet ingeschreven staan in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en de startende ondernemer moet zeggen schap in de onderneming hebben. De startende ondernemer moet een stappenplan overleggen waarin wordt beschreven wat zijn rol is voor de periode dat de vergunning wordt aangevraagd. In het stappenplan moet voorts worden beschreven welke activiteiten de startende ondernemer zal verrichten om van idee tot onder neming te komen. De startende ondernemer moet een actieve rol hebben en mag niet enkel aandeelhouder of financierder zijn. De onderneming moet innovatief zijn op een van de volgende gebieden: • Het product of de dienst is nieuw voor Nederland;
17 Bijlage 8b, behorende bij artikel 3.20b, eerste lid, onder b, VV 2000 en paragraaf B6/4.5 Vc 2000. 18 Idem noot 17. 19 De staatssecretaris legt deze begrippen niet uit in zijn brief van 18 maart 2014. Accelerator programma’s zijn programma’s van ongeveer 3 tot 6 maanden waarbij een start- up een intensief coachingsprogramma krijgt om van het bedrijf een succes te maken. Een deelnemende start-up wordt in contact gebracht met een uitgebreid netwerk van mentoren en investeerders. De start up staat meestal een deel van de aandelen af aan het programma in ruil voor een financiële investering. Een business incubator is een organisatie die een (incubatie-) proces realiseert om de versnelde groei van starters naar succesvolle ondernemingen mogelijk te maken door de inzet van een geïntegreerd pakket aan diensten zoals werkruimte, services, advies en netwerk. Vaak moet voor deze begeleiding door de start up worden betaald. Een incubator is meestal verbonden aan een non-profit organisatie, over het algemeen is dit een universiteit. Het begeleidingsproces duurt vaak enkele jaren. Zie: http://bit.ly/1NY8Qcm en http://bit.ly/1QCxInN en http://bit.ly/1NY8UZR. 20 TK 2013-2014, 31 311, nr. 105, p. 2.
A&MR 2015 Nr. 7 - 271
• Er is sprake van een nieuwe technologie bij de productie, distributie of marketing; • Er is sprake van een innovatieve organisatorische opzet en werkwijze. In bijlage 8b VV 2000 worden voorbeelden gegeven: activiteiten die in het kader van het Topsectorenbeleid 21 worden gestimuleerd, originele aanpak op het gebied van energiebesparing of duurzaam heidsproblematiek, sociale innovatie, creatieve of vernieuwende marktbenadering.22
dan wel op de bankrekening van de begeleider, een bedrag beschik baar is, gelijk aan het maandelijkse normbedrag, vermenigvul digd met twaalf, of zoveel minder als het voorgenomen verblijf in Nederland zal duren (artikel 3.20b, vijfde lid, VV 2000). In artikel 3.20b, zesde lid, VV 2000 wordt nog vermeld dat de verblijfsvergunning kan worden afgewezen indien de vreemdeling en begeleider van elkaar bloedverwant zijn tot en met derde graad. Op het aanvraagformulier moet door de startende ondernemer
De starters moeten beschikken over minimaal 70% van het minimumloon en mogen geen beroep doen op de openbare kas. Samenwerking begeleider en startende ondernemer Ook de overeenkomst tussen de begeleider en de startende onder nemer/onderneming wordt door de RVO beoordeeld. Daarin moet de begeleiding (op maat) worden beschreven. In de overeenkomst moet onder meer informatie staan over de aard van de begelei ding, zoals de aangeboden faciliteiten, toegang tot coaching, tech nologie, onderzoek, bescherming van het intellectueel eigendom en financiering. De voorwaarden van de begeleiding mogen niet nadelig of belemmerend zijn voor een gezonde ontwikkeling van de onderneming, denk aan wurgcontracten. De begeleider mag tot slot geen meerderheidsbelang hebben en de overeenkomst moet door beide partijen zijn ondertekend.
2.3
Middelenvereiste
Startende ondernemers moeten zelf in hun levensonderhoud voorzien en mogen geen beroep doen op de algemene middelen, waaronder sociale voorzieningen als bijstand.23 Of wordt voldaan aan het inkomensvereiste wordt niet getoetst door de RVO maar door de IND.24 Het moet gaan om 70% van het inkomen voor alleenstaanden op grond van de Wet op het Minimumloon.25 Dit inkomen is gelijk aan het IND-normbedrag voor alleenstaanden.26 In artikel 3.20b, tweede lid, VV 2000 is bepaald dat het verblijf door de startende ondernemer of een natuurlijk persoon of een rechts persoon kan worden bekostigd. Zij kunnen ook gezamenlijk in de kosten voorzien. In paragraaf B6/4.5 Vc 2000 is vermeld door middel van welke uitputtende bewijsmiddelen de middelen van bestaan kunnen worden gestaafd. In de opsomming staan onder meer een bankafschrift op naam van de vreemdeling, de over eenkomst met de begeleider indien sprake is van een financiële investering of een verklaring van een bank dat ten gunste van de vreemdeling maandelijks een bedrag wordt overgemaakt door een derde persoon. 27 De middelen van bestaan worden als duurzaam aangemerkt indien zij op het moment waarop de aanvraag is ontvangen, of de beschikking wordt gegeven, voor een jaar dan wel zoveel korter als het verblijf in Nederland zal duren, beschikbaar zijn (artikel 3.20b, vierde lid, VV 2000). Als sprake is van periodieke betalingen moet er voldoende zekerheid worden verschaft over het ongestoorde verloop van de periodieke geldstroom (artikel 3.20b, derde lid, VV 2000). Middelen van bestaan zijn eveneens duurzaam, indien op een ten name van de vreemdeling gestelde bankrekening in Nederland, 21 Zie: http://topsectoren.nl. 22 Bijlage 8b, behorende bij artikel 3.20b, eerste lid, onder b, VV 2000 en paragraaf B6/4.5 Vc 2000. 23 De voorwaarden omtrent het inkomensvereiste voor startende ondernemers worden vermeld in artikel 3.20b, tweede tot en met vijfde lid, jo artikel 3.19, eerste lid VV 2000 en paragrafen B1/4.3 en B6/4.5 Vc 2000. 24 Stcrt. 2014, 36739, p. 11. 25 De vereiste hoogte van het inkomen is te vinden in artikel 3.20b, vierde lid, jo 3.19 VV 2000. 26 Zie: http://bit.ly/1OxX0Wk. 27 Zie verder paragraaf B6/4.5 Vc 2000 voor een volledige opsomming van de bewijsmiddelen.
272 - A&MR 2015 Nr. 7
worden verklaard dat dit niet het geval is. Opvallend is overigens dat de regelgeving niets vermeldt over of en onder welke voorwaarden gezinsleden verblijf kunnen krijgen bij de startende ondernemer. Navraag bij de IND leerde mij dat er inderdaad geen specifieke regels voor gezinshereniging met een startende ondernemer zijn opgesteld, maar dat aansluiting wordt gezocht bij de regelgeving omtrent gezinshereniging bij vreemde lingen die in het bezit zijn van een verblijfsvergunning als weten schappelijk onderzoekers (Richtlijn 2005/71/EG). Kort samengevat wordt aangesloten bij de reguliere eisen van gezinshereniging, maar gelden er positievere voorwaarden voor de zelfstandigheid van de middelen van bestaan; er worden meer inkomstenbronnen bij de beoordeling betrokken.28
3.
Procedure
De procedure tot verkrijging van de verblijfsvergunning gaat relatief snel. Een aanvraag moet worden ingediend bij de IND dan wel bij de Nederlandse vertegenwoordiging in het land van herkomst of bestendig verblijf indien de startende ondernemer een nationaliteit heeft waarvoor de mvv-plicht geldt. De IND stuurt de aanvraag voor advies door naar de RVO. De RVO moet uiterlijk twee weken nadat het verzoek is ontvangen het advies aan de IND verstrekken.29 Het betreft een tweeledig advies. Er wordt getoetst of de startende ondernemer een innovatieve onderneming opstart en of sprake is van een betrouwbare begelei der.30 Gedurende de adviesprocedure kan de RVO nog om aanvul lende stukken vragen. De IND toetst of de startende ondernemer aan de inkomenseis voldoet.31 Als de RVO een positief advies geeft en aan de overige voorwaarden wordt voldaan dan wordt de verblijfsvergunning verleend. Bij een negatief besluit ontvangt de startende ondernemer een beschik king van de IND waartegen bezwaar kan worden ingediend. Het advies van de RVO maakt integraal onderdeel uit van de beschik king en wordt meegezonden met de negatieve beschikking.32 De IND-leges voor de aanvraag zijn thans € 307.33 De vergunning wordt afgegeven voor maximaal een jaar en kan niet worden verlengd.34 Het verblijfsdoel is arbeid als zelfstandige en de arbeids markt aantekening is ‘arbeid in loondienst is slechts toegestaan met een tewerkstellingsvergunning’.
28 Verwezen werd naar paragraaf B18/3.1 Vc 2000 (versie 2012-02). 29 Of deze termijn van twee weken ook altijd wordt gehaald, is moeilijk te zeggen. Mijn eigen ervaring is dat de behandeling van de aanvraag in totaal ongeveer een maand in beslag neemt. 30 Stcrt. 2014, 36739, p. 11. 31 Stcrt. 2014, 36739, p. 11. 32 Stcrt. 2014, 36739, p. 11. 33 Artikel artikel 3.34 VV 2000. 34 Artikel 3.58, vijfde lid, Vb 2000.
Regeling innovatieve start-ups De regeling zal na twee jaar worden geëvalueerd. Er zal onder meer worden geëvalueerd hoe vaak start-ups gebruik maken van de regeling, hoeveel start-ups met succes doorstromen naar de zelfstandigenregeling en of er indicaties zijn van misbruik van de regeling.35
4.
Knelpunt mvv-plicht
De regeling bestaat op het moment van het schrijven van dit artikel ongeveer acht maanden. Er is nog geen jurisprudentie over deze regelgeving gepubliceerd. Daarom is de basis voor de evaluatie van de regeling mijn eigen ervaring, die van drie collegae en gesprekken die ik had met tien startende ondernemers en drie begeleiders, waarvan een begeleider een positief advies heeft gekregen. Men is het er over het algemeen over eens dat de aanvraag snel wordt behandeld en dat de IND bereidwillig is om informatie te verschaffen en uitleg te geven over de voorwaarden. Opvallend is dat veel van de knelpunten die de ACVZ signaleert in haar advies van 23 juli 201436 overeenkomen met de knelpunten die ontstaan in de praktijk. Een van de belangrijkste knelpunten van de start-up regeling is de mvv-plicht voor de desbetreffende startende ondernemers. Een startende ondernemer moet snel met zijn idee aan de slag kunnen om van zijn onderneming een succes te kunnen maken. Deze procedure is geen ‘referentpro cedure’, anders dan bijvoorbeeld bij gezinsmigratie, waar de referent de aanvraag vanuit Nederland kan opsturen naar de IND. Daarom moet de mvv-plichtige startende ondernemer de aanvraag in persoon indienen bij de Nederlandse vertegenwoordig in het land van herkomst/bestendig verblijf – terwijl er allerlei stukken bij de aanvraag moeten worden gevoegd die slechts bij verblijf in Nederland te verkrijgen zijn. Te denken valt aan de inschrijving van de onderneming in de Nederlandse Kamer van Koophandel (KvK). Voor de inschrijving in de KvK is tevens een burgerservice nummer nodig, dat pas kan worden verkregen nadat de startende ondernemer is ingeschreven in de Basisregistratie Personen. Ook voor het schrijven van het stappenplan en het bepalen van de ‘opmaat begeleiding’ is het nodig dat er intensief wordt samenge werkt met de begeleider in Nederland. Van een aantal begeleiders in Nederland, zoals de acceleratorpro gramma’s van Rockstart, die een intensief coaching programma van 150 tot 180 dagen aan de start-ups aanbieden, is mij bekend dat zij met korte deadlines moeten werken omdat anders de kans groot is dat een start-up in de tussentijd een aanbod van een andere accelerator/begeleider krijgt. Omdat de aanvraag moet worden ingediend en afgewacht in het buitenland, missen startende onder nemers vaak delen van het coachingsprogramma. MVV-vereiste gerelativeerd Op 1 oktober jl., bij het ter perse gaan van dit blad, plaatste de IND onderstaand bericht op haar site. (red.) ‘Met ingang van 1 oktober 2015 wijst de IND een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd als start-up, onder een beperking `arbeid als zelfstandige’ niet af wegens het ontbreken van een geldige mvv. Dit geldt alleen als verder wordt voldaan aan alle voorwaarden voor het verlenen van de verblijfsvergunning als start-up.’
35 TK 2013-2014, 31 311, nr. 105, p. 3. 36 Consultatie wijziging Vreemdelingenbesluit inzake toelating van startende ondernemers (advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken), Den Haag, ACVZ, 2014.
5.
Één jaar is te kort
Een verblijfsvergunning van één jaar is erg kort. De ACVZ oordeelt dat de verwachting van de staatssecretaris dat de startende onder nemers na het eerste opstartjaar voldoende ondersteuning hebben gehad om op eigen benen te staan door de staatssecretaris, niet is onderbouwd en niet realistisch is.37 De ACVZ adviseert dat de vergunning voor één jaar maximaal twee keer met een jaar moet kunnen worden verlengd. Volgens haar is een redelijke verwach ting dat een innovatief bedrijf pas na meerdere jaren een plaats in de markt heeft en winstgevend is. Zij verwijst onder meer naar een fiscale regeling waarin starters gedurende zes jaren de zelfstandi genaftrek kunnen gebruiken.38 Een geldigheidsduur van minimaal 1,5 jaar zou mijns inziens voor de hand hebben gelegen. Indien gezinshereniging met een referent die als zelfstandige werkzaam is, wordt aangevraagd, dan dient deze zelfstandige ook eerst 1,5 jaar in de Kamer van Koophandel ingeschreven te hebben gestaan voordat aan het duurzaamheids vereiste kan worden voldaan.39 Ook met betrekking tot het erkend referentschap van bedrijven wordt onderscheid gemaakt tussen bedrijven die korter en langer dan 1,5 jaar bestaan.40 In reactie op het rapport van de ACVZ meldt de staatssecretaris dat een geldigheidsduur van een jaar volgens hem geen onover komelijke drempel is. Een periode van een jaar is voldoende om marktonderzoek te doen, een ondernemingsplan op te stellen en investeerders te zoeken en daarmee aan het puntenstelsel te voldoen, aldus de staatssecretaris.41 Dat valt mijns inziens nog maar te bezien. De staatssecretaris heeft in een brief van 6 april 2015 laten weten42 dat ten aanzien van de zelfstandigen die vallen onder de categorie zelfstandigen waarvoor ‘het puntenstelsel’ onverkort geldt, er in de periode 1 juni 2013 tot 6 april 2015, 218 aanvragen zijn beoor deeld. Van deze 218 aanvragen waren er 152 afwijzingen, 32 inwil ligingen en 34 overige afdoeningen.43 Ook gelet op dit hoge afwijzingspercentage is het maar de vraag of de startende ondernemers na een jaar aan het puntenstelsel kunnen voldoen.
6.
Andere knelpunten
Een ander knelpunt is de voorwaarde dat begeleiders een aantoon baar track record moeten hebben.44 Hoe wordt beoordeeld of sprake is van een track record, blijkt niet duidelijk uit de regelgeving. Bij navraag informeerde RVO mij dat hieronder dient te worden verstaan dat de beoogd begeleider (een organisatie of individu) twee jaar ervaring dient te hebben met het begeleiden van meerdere innovatieve startende ondernemers in Nederland. Daarnaast moet de continuïteit van de deskundigheid aantoonbaar gewaarborgd
37 38 39 40
41 42
43 44
Idem noot 35. Idem noot 35. Artikel 3.20 VV 2000. Zie artikel 2c Vw 200 jo 1.13, tweede en derde lid VV 2000. Indien een bedrijf minder dan 1,5 jaar bestaat, moet het bedrijf een ondernemingsplan en financiële stukken overleggen. Deze stukken worden voor advies voorgelegd aan de RVO. Stb. 2014, 450. De staatssecretaris deed dit in reactie op een brief van Kroes Advocaten, van 6 maart jl. Daarin is de de staatssecretaris gevraagd inzicht te geven in het aantal afwijzingen en inwilligingen van aanvragen voor een verblijfsvergunning om te werken als zelfstandige vanaf 1 juni 2013. De in de tekst genoemde cijfers zien enkel op aanvragen van zelfstandigen waarvoor het puntenstelsel onverkort geldt. Deze cijfers zijn dus niet van toepassing op aanvragen van zelfstandigen met de Turkse, Japanse en Amerikaanse nationaliteit, personen met een EU-langdurig ingezetene status in een ander land en de vermogende vreemdelingen. Het verzoek om informatie is ingediend naar aanleiding van een brief van de staatssecretaris over het hoge afwijzingspercentage zelfstandige aanvragen. Zie: TK 2014-2015, 30 573, nr.130, p.3. Brief 24 april 2015 met gegevens over het aantal aanvragen en inwilligingen van verblijfsvergunningen als zelfstandige, ondertekend door de Staatssecretaris. Bijlage 8b VV 2000 en paragraaf B6/4.5 Vc 2000.
A&MR 2015 Nr. 7 - 273
zijn. Dit houdt in dat de genoemde deskundigheid niet afhanke lijk mag zijn van één persoon. Mocht de begeleidende persoon uitvallen, dan moet er een vervangende deskundige beschikbaar zijn. Ook deze persoon moet twee jaar ervaring hebben met het begeleiden van meerdere innovatieve start-ups, aldus de RVO. Een beginnend bedrijf kan dus als begeleider worden aangemerkt mits deze twee werknemers in dienst heeft met aantoonbare ervaring. In hoeverre een beginnend bedrijf zich dat kan veroor loven, is maar de vraag. Bovendien dient een begeleider voor het verkrijgen van een positief advies ook nog aan financiële eisen te voldoen.45 De ACVZ oordeelt in haar advies van 23 juli 2014 dat innovatie ook betekent het nemen van risico en het ontwikkelen van nieuwe markten.46 Dit strijdt met het aangewezen zijn op geves tigde belangen in de markt, nu een beroep moet worden gedaan op begeleiders die al lange tijd start-ups begeleiden.47
ondernemers van één start-up een aanvraag voor een start-up vergunning indienen. Zij moeten dan allen afzonderlijk aan het middelenvereiste voldoen. Een verbetering zou het zijn om aan te sluiten bij het middelen vereiste voor studenten die zelf hun verblijf in Nederland bekos tigen of waarbij de buiten Nederland gevestigde persoon of rechtspersoon de studie en het verblijf bekostigt. Het normbedrag voor deze categorie is lager.51
7. Succesvol? De regeling biedt enkele positieve voorwaarden aan innova tieve startende ondernemers die een ‘gevestigde’ begeleider52 in Nederland hebben en niet mvv-plichtig zijn. Zij kunnen relatief gemakkelijk en snel een vergunning krijgen. Indien de begeleider
De verblijfsvergunning wordt verleend voor één jaar terwijl veel innovatieve bedrijven pas na enkele jaren succes hebben. Voorts kan een startende ondernemer van een start-up die staat ingeschreven in het handelsregister een verblijfsvergunning verkrijgen. Er geldt geen vereiste om een minimumpercentage van de aandelen te bezitten.48 Niet duidelijk is of bijvoorbeeld het enkel hebben van zeggenschap als bestuurder voldoende is. Bij navraag kon ook de IND geen uitsluitsel geven. Om de verblijfsvergunning na een jaar succesvol om te zetten naar een verblijfsvergunning als zelfstandige op basis van het puntenstelsel, is van belang dat een startende ondernemer ook op basis van die regelgeving als zelfstandige kwalificeert. Het is niet duidelijk of dit mogelijk is als men niet over een minimum percentage van de aandelen beschikt. Zo dient bijvoorbeeld een directeur-grootaandeelhouder minimaal een belang van 25 % te hebben om te kwalificeren als zelfstandige op basis van het puntenstelsel.49 Een laatste knelpunt betreft het middelenvereiste. Indien een startende ondernemer wordt begeleid door een begeleider die geen financiële investering doet in de start-up, moeten zij een zeer aanzienlijk bedrag op hun Nederlandse bankrekening hebben staan, dan wel te beschikken over een sponsor die maandelijks geld overmaakt.50 Mijn ervaring is dat vaak meerdere startende 45 Bijlage 8b VV 2000 en paragraaf B6/4.5 Vc 2000. De begeleider moet ‘financieel gezond’ zijn; zij moet een ‘gezonde’ solvabiliteit en liquiditeit hebben en mag niet verkeren in surseance van betaling of faillissement. 46 Consultatie wijziging Vreemdelingenbesluit inzake toelating van startende ondernemers (advies van de Adviescommissie voor Vreemdelingenzaken), Den Haag, ACVZ, 2014 47 Idem noot 35. 48 Stb. 2014, 450. Al moet er zoals eerder aangegeven wel sprake zijn van zeggenschap en een realistische organisatievorm. 49 Bijlage 1 Uitvoeringsregels, behorende bij de artikelen van de Regeling uitvoering Wet arbeid vreemdelingen 2015, punt 6 (bij artikel 3) en paragraaf B6/2.5 Vc 2000. In een brief van de minister van Veiligheid en Justitie van 16 juni 2015 waarin de reactie van het kabinet op het advies van de SER over arbeidsmigratie wordt gegeven, wordt vermeld dat het kabinet de bepaling rondom directeurgrootaandeelhouders anders wil gaan vormgeven om deelname in start-ups te bevorderen, zonder uit het oog te verliezen dat schijnconstructies moeten worden voorkomen (zie: TK 2014-2015, 29 861, nr. 38, p. 16). Op welke manier deze bepaling zal worden aangepast wordt niet vermeld. 50 Artikel 3.20b, tweede tot en met vijfde lid, VV 2000 jo artikel 3.19, eerste lid, VV 2000.
274 - A&MR 2015 Nr. 7
geen financiële investering in de start-up doet, zal het wellicht lastig zijn voor de startende ondernemer om aan het middelen vereiste te voldoen. Het vinden van een deskundige en betrouwbare begeleider met een track record zal voor een startende ondernemer niet gemakkelijk zijn. Zo hebben bijvoorbeeld accelerator-program ma’s vaak strenge selectiecriteria. Er zijn veel start-ups uit zowel het binnen- als buitenland die aan een acceleratorprogramma willen deelnemen en er wordt maar een beperkt aantal start-ups toegelaten.53 Of het een startende ondernemer lukt om de verblijfsvergun ning al na een jaar succesvol om te zetten in een vergunning als zelfstandige op basis van een puntenstelsel, is ook de vraag. De voorwaarden voor deze vergunning zijn strikt en het afwijzings percentage is hoog. Bovendien blijkt uit informatie op verschil lende websites over start-ups dat slechts een zeer klein deel (zo’n 10%) van de start ups slaagt in het succesvol opzetten van een onderneming.54 Het moet dus nog blijken of de start-up regeling een succes zal zijn en of het haalbaar is om de vergunning na een jaar om te zetten in een zetten in een verblijfsvergunning als zelfstandige op basis van het puntenstelsel. De regeling bestaat te kort om daaromtrent conclusies te trekken. De eerste aanvragen voor omzetting van de vergunning naar een verblijfsvergunning als zelfstandige op basis van het puntenstelsel zullen plaatsvinden nadat de start-up regeling ongeveer een jaar bestaat en voordat de beslissingen op die aanvragen zijn genomen, is het waarschijnlijk midden 2016.
51 Artikel 3.22, eerste lid, VV 2000 jo artikel 3.74, tweede lid Vb 2000 jo artikel 3.18 Wet op de Studiefinanciering. Het normbedrag voor het Hoger Onderwijs is thans € 854,13. Zie ook: http://bit.ly/1OX3ZHy. 52 Met ‘gevestigde’ begeleider wordt bedoeld een begeleider met een track record en een begeleider die ‘financieel’ gezond is. Bijlage 8b VV 2000 en paragraaf B6/4.5 VV 2000. 53 Zo wordt vermeld op de website van Startupbootcamp (een accelerator programma) dat voor het E-commerce acceleratorprogramma zich meer dan 700 start-ups hebben aangemeld en er tien start-ups tot het programma zijn toegelaten. Zie: http://bit.ly/1R5036N. 54 Zie: http://bit.ly/1FxOfIQ.