Toekomstvisie Limburgse land- en tuinbouw Mondiale top Nergens ter wereld vinden we een zo grote variëteit aan agrarisch ondernemerschap als juist in Limburg. De meeste landbouwregio’s, ook in Nederland, kenmerken zich door een betrekkelijke monocultuur maar in onze provincie zien we naast de landelijk veelvoorkomende vormen van fruitteelt, akker- en tuinbouw en veehouderij ook een sterk vertegenwoordigde boom- en sierteelt, kleinfruit, glastuinbouw, aspergeteelt, paardenhouderij en een uitgebreide variatie aan vollegronds groenteteelt. Gelieerde bedrijven in de handel, transport- en veilingwezen, loonwerk en zadenveredeling ontlenen er hun bestaansrecht aan, evenals toeleveranciers van machines, planten en veevoer, adviesbureau’s en financiers. En wat te denken van het rijke palet aan verbrede activiteiten zoals zorgboerderijen, een keur aan streekproducten, agrarisch natuurbeheer en toeristische en recreatieve arrangementen in het buitengebied. Vergeten wordt wel eens, dat deze alleen kunnen floreren op de fundamenten van een vitale primaire sector. De Nederlandse land- en tuinbouw inclusief onze Limburgse, behoort tot de absolute mondiale top, welke maatstaf je ook aanlegt: innovatiekracht, productiviteit, kwaliteit, veiligheid, hygiëne, duurzaamheid, milieu of dierenwelzijn. Ook in economisch opzicht is de agrarische sector van grote betekenis voor Limburg. Een op de 10 werkzame Limburgers vindt er een baan. Met een exportwaarde van jaarlijks vijf miljard euro draagt het agrocluster aanzienlijk bij aan de provinciale welvaart.
Maatschappelijk ondernemerschap Die positie is bereikt door te werken vanuit maatschappelijk ondernemerschap. Voedsel produceren met respect voor mens, dier en omgeving. In dat opzicht verschilt de moderne agrarische ondernemer niets van een willekeurige verantwoordelijke burger in de samenleving. Voorbeelden zijn er te over. Het fosfaatgebruik is in tien jaar tijd met de helft teruggedrongen, evenals de uitstoot van ammoniak. Geuroverlast vermindert sterk, het dierenwelzijn blijft verbeteren, de milieubelasting van gewasbeschermingsmiddelen is gehalveerd. De eerste energieleverende kassen doen hun intrede. Voor fijnstof en medicijngebruik heeft de sector oplossingen in huis, mits ze de tijd krijgt zich aan nieuwe wetenschappelijke inzichten aan te passen.
Toekomstvisie Limburgse land- en tuinbouw, LLTB september 2010
1
LLTB loopt voorop Daarmee is niet gezegd, dat er geen kritiek mogelijk is. Ook is daarmee niet gezegd, dat de sector in maatschappelijke zin niet verder hoeft te groeien. Integendeel. Maar de weg naar een duurzame sector is op alle fronten ingeslagen. De LLTB wil in die ontwikkeling voorop lopen en kijkt daarbij nadrukkelijk naar de wensen van de samenleving op het gebied van dierenwelzijn, hygiëne, milieu, gezonde en veilige voeding, arbeidsomstandigheden en natuur- en landschapsbeheer. Daarom participeert de LLTB in tal van pilots en projecten bijvoorbeeld op gebied van natuurlijk bodembeheer, biovergisting, gesloten mineralen kringlopen, duurzame akkerbouw en nieuwe huisvestingsconcepten. Om goed te kunnen functioneren moeten agrarische ondernemers zich van hun maatschappelijke positie bewust zijn. Zij moeten beantwoorden aan wat de samenleving van hen vraagt, maar anderzijds moet de samenleving ook begrijpen wat hen beweegt.
LLTB-koersnota Spiegel van de samenleving In haar koersnota ‘Spiegel van de samenleving 2010 – 2013’ kiest de LLTB positie op het snijvlak tussen de ondernemer en de maatschappij. De LLTB wil haar leden ondersteunen in goed ondernemerschap en tegelijkertijd een gezaghebbende partij zijn die het algemeen maatschappelijk belang van de Limburgse land- en tuinbouw blijft benadrukken en onderbouwen. De koersnota beschrijft vijf maatschappelijke domeinen waarop de LLTB zich de komende jaren wil richten: 1. Voedsel: 2. Welvaart: 3. Welzijn: 4. Duurzaamheid: 5. Innovatie:
gezond, veilig en lekker voedsel op tafel; een blijvend economisch perspectief in het belang van zowel de ondernemer als de samenleving; kansen in zorg, recreatie, natuur en landschap; productie en bedrijfsvoering vanuit zuinig en verantwoord werken. onderwijs, kennis en arbeidsmarkt als bouwstenen voor vernieuwing.
Op elk van deze speelvelden verwacht de samenleving van de agrarisch ondernemer prestaties in ruil waarvoor hij ruimte krijgt om te ondernemen: de license to produce. De LLTB ondersteunt hem daarin, maakt zijn prestaties zichtbaar en staat open voor elke dialoog met de samenleving over een toekomstbestendige agrarische sector in Limburg. In de nieuwe missie is de koersnota kort verwoord: de LLTB neemt het op voor goed agrarisch ondernemerschap. Goed ondernemerschap loont! Vanuit de visie dat de land- en tuinbouw in Limburg een algemeen maatschappelijk belang vertegenwoordigt is meteen ook duidelijk, dat niet alleen de agrarische sector zelf aan zet is. Dat zijn ook bijvoorbeeld kennisinstellingen, overheden, organisaties van werkgevers en werknemers, de voedsel verwerkende industrie, de retail en de consument. In de voedselketen hebben wij allemaal een rol en een verantwoordelijkheid. Voedsel gaat iedereen aan!
Toekomstvisie Limburgse land- en tuinbouw, LLTB september 2010
2
De provincie: een belangrijke partij Zo is ook de provincie Limburg een belangrijke partij in het veiligstellen van onze toekomstige voedselvoorziening en het realiseren van een duurzame land- en tuinbouwsector. De LLTB vraagt aan de politieke partijen in Provinciale Staten van Limburg haar de komende jaren daarbij te steunen door de volgende punten onderdeel van het beleid te maken: 1. Verdere uitbouw van kennis en innovatie in de land- en tuinbouwsector Kennis en innovatie zijn de voedingsbodem voor een agrarische sector op weg naar duurzame productie. Tegelijkertijd is vernieuwing een basisvoorwaarde voor economisch perspectief. Tevens is het mogelijk via kennis en innovatie – op een in beginsel kosteneffectieve manier - in te spelen op maatschappelijke wensen. Een goed voorbeeld van een adequate aanpak vindt de LLTB de werkwijze en de thema’s zoals deze zijn ontwikkeld in het kader van Greenport Venlo (Innovation Center). De LLTB steunt deze projectgerichte aanpak en zij verwacht in het belang van een toekomstgericht regionaal perspectief een consistente inzet in termen van menskracht en middelen. 2. Ruimtelijke ontwikkelingen op bedrijfsniveau mogelijk maken In alle landbouwsectoren doet zich op mondiaal niveau schaalvergroting voor. Er is zeker ruimte voor kleinschalige, streekgebonden activiteiten en vernieuwende productie en afzet gericht op nichemarkten. De LLTB ondersteunt die ontwikkelingen met raad en daad. Maar schaalvergroting in de voedselvoorziening is een wereldtrend waaraan de Limburgse landbouwsector zich niet kan en mag onttrekken. Schaalvergroting is volgens een recent rapport van de VN ook dringend nodig om de explosief stijgende wereldbevolking van voldoende voedsel te kunnen voorzien. Berekend is, dat de omvang van de mondiale voedselproductie de komende veertig jaar met liefst 70% moet toenemen. De vraag naar dierlijke eiwitten zal in die jaren met 50% stijgen. Nederland en dus ook Limburg- krijgt volgens de regering daarom de komende decennia nieuwe verantwoordelijkheden in het veiligstellen van voedsel voor onze kinderen en kleinkinderen. Dat lukt niet met alleen kleinschalige landbouw, aldus de VN. Dat is een enorme uitdaging, want tegelijkertijd zal de productie in de toekomst nog veel milieuvriendelijker en energiezuiniger moeten worden. We krijgen daarnaast te maken met fosfaattekorten, verdroging én vernatting van grote gebieden en extreme weersomstandigheden. En tenslotte zal de voedselproductie in toenemende mate gaan concurreren met de gewasteelt voor biobrandstoffen en grondstoffen voor non-food producten.
Opschaling heeft ook voordelen Opschaling van de productie heeft overigens ook voordelen. Ondernemers kunnen daardoor maatschappelijke wensen bekostigen. Schaalvergroting schept, in combinatie met de trend dat steeds meer boeren stoppen, ook ruimte voor nieuwe landschappelijke inrichting. Het wordt daarom tijd het begrip schaalvergroting te ontdoen van zijn emotioneelideologische lading en objectief te kijken naar de voorwaarden waaronder uitbreiding mogelijk is. De LLTB pleit hierbij voor het concept ‘Groei op maat’. De kern daarvan is, dat de ondernemer ontwikkelingsruimte heeft mits de lokale omstandigheden dat
Toekomstvisie Limburgse land- en tuinbouw, LLTB september 2010
3
toelaten. Het gaat dan om maatwerk, waarbij de ondernemer zijn uitbreiding op daarvoor geschikte locaties ‘verdient’ door goede landschappelijke inpassing, waarbij zo nodig ook extra maatregelen op het terrein van milieu of dierenwelzijn een instrument voor realisatie van het kwaliteitskader kunnen zijn. Enkele jaren geleden is door de provincie het BOM+ instrument ontwikkeld, de bouwkavel op maat plus. Uitgangspunt daarbij was dat kwaliteit geen bovengrens kent. De agrarische sector wil in samenwerking met alle direct en indirect betrokkenen graag zorgen voor die kwaliteit. Daar waar deze afspraken in individuele gevallen niet worden nagekomen, is een streng handhavingsbeleid op zijn plaats. We zien momenteel, dat gemeenten ieder voor zich onder druk van locale opinievorming beperkende maatregelen voorbereiden. De LLTB vindt dat geen wenselijke ontwikkeling, omdat daardoor wildgroei en ongelijkheid ontstaan, nog afgezien van de vraag of daarmee wel de beoogde resultaten worden bereikt. Het brengt ondernemers aan het twijfelen over hun toekomstperspectief en daarmee ook over extra investeringen in dierenwelzijn en milieu. Het zou te verkiezen zijn een dialoog op gang te brengen gericht op het maken van provinciale afspraken. De provincie zou daarbij een bemiddelende rol kunnen spelen. Uitgangspunt zou wat de LLTB betreft moeten zijn dat groei mogelijk is mits dit per saldo aantoonbare voordelen oplevert voor dierenwelzijn, diergezondheid, milieu, voedselveiligheid en hygiëne. Vanzelfsprekend spelen daarin ook de ligging van de locatie en de mogelijkheden voor een goede landschappelijke inpassing een rol. Daarmee ontstaan de contouren van een over de gehele provincie gelijk afwegingskader, dat desondanks lokaal maatwerk mogelijk maakt. 3. Zuinig ruimtegebruik en landbouwcompensatie De ruimte is schaars in Limburg. Voor onze voedselproductie is de beschikbaarheid van voldoende en betaalbare landbouwgrond essentieel. Met name de laatste decennia zien we in geheel Noordwest Europa een gestage afname van het landbouwareaal. In Duitsland bijvoorbeeld gaat elke dag 100 hectare vruchtbare landbouwgrond verloren aan andere functies zoals wonen, werken, recreatie, natuur en infrastructuur. Dit is een haast onomkeerbaar en onzichtbaar proces omdat de teruggang niet wordt gemonitord en er geen gericht beleid op wordt gevoerd. Behalve dan in de provincie Limburg, die dit fenomeen als eerste onderkende en einde 2009 samen met de LLTB de zogeheten Verklaring van Roermond opstelde. Inmiddels zijn ook in de provincies Gelderland, Utrecht en Groningen bestuurders na een inventarisatie van claims op landbouwgrond geschrokken en is gericht beleid in voorbereiding. Kern van de Verklaring van Roermond is: laten we zuinig zijn op onze vruchtbare landbouwgrond. Claims voor andere functies op het platteland dienen zoveel mogelijk te worden vermeden of te worden gecombineerd met agrarisch gebruik. Dit betekent dat stedelijke functies in het stedelijk gebied thuishoren en niet in het buitengebied. Uiterste terughoudendheid is ook geboden bij de vorming van nieuwe natuur. De LLTB onderkent het belang van nieuwe natuur zoals voorzien in de EHS. Gezamenlijk brengt dat de komende tien jaar vele duizenden hectaren nieuwe natuur in Limburg met zich mee, voor een aanzienlijk deel ook ten koste van de landbouw. Desondanks onderschrijft de LLTB dit beleid, mits het daar dan ook bij blijft. Verder kan de land- en tuinbouw zelf een belangrijke rol spelen bij de realisering van natuur. De sector is graag bereid tegen marktconforme prijzen te zorgen voor realisatie van natuur- en landschapsdoelen. Meervoudig ruimtegebruik waarbij landbouw, natuur, waterberging en landschap worden gecombineerd kan een oplossing zijn om het buitengebied vitaal en aantrekkelijk te houden. Landschapsbeheer door agrariërs door middel van een Landschapsfonds is een concreet instrument om landbouw te combineren met een aantrekkelijk buitengebied.
Toekomstvisie Limburgse land- en tuinbouw, LLTB september 2010
4
Extra grondclaims zijn naar het oordeel van de LLTB zonder compensatie niet aanvaardbaar. Die compensatie dient in beginsel ruimtelijk/fysiek te zijn en als dat niet mogelijk is kwalitatief. Deze uitgangspunten zijn ook neergelegd in de Verklaring van Roermond. De LLTB vraagt Provinciale Staten deze uitgangspunten te (blijven) ondersteunen. 4. Ondersteuning bij de transformatie naar een (nog) duurzame(re) land- en tuinbouw Uit vele studies, zoals van het planbureau voor de leefomgeving, WUR en het rijk, blijkt dat landbouw al belangrijke stappen naar duurzaamheid heeft gezet. Denk aan vermindering van ammoniak-uitstoot, geurhinder, fijnstof, het gebruik van meststoffen en gewasbeschermingsmiddelen. Denk ook aan agrarisch natuurbeheer en aan zeer substantiële energiebesparingen in de vorm van WKK, biovergisting en zonne-energie. Er blijven echter opgaven liggen waaraan de landbouw de komende jaren gaat werken. Bijvoorbeeld op het gebied van milieu, water, biodiversiteit, dierwelzijn en diergezondheid. Lang niet al deze stappen worden – zeker in de eerste fase - door de markt betaald. De LLTB vraagt Provinciale Staten via facilitering en ondersteuning van pilots en via (financiële) stimuleringsregelingen de transitie van land- en tuinbouw naar een nog duurzamere sector mogelijk te maken. 5. Terughoudendheid in regulering van de sector, de markt stuurt Zoals al eerder aangegeven kan de sector voldoen aan de wensen van de burger en consument. De agrarische ondernemers spelen graag in op de extra wensen op het gebied van bijvoorbeeld milieu of dierwelzijn, maar de consument dient dan ook bereid te zijn de extra kosten daarvoor te betalen. De LLTB gaat – zeker op Europees niveau – uit van een level playing field. Het is al haast een standaardpraktijk, dat onze nationale overheid Europese regels aanscherpt. Extra provinciale en lokale eisen doen verder afbreuk aan de Europese concurrentieverhoudingen en leiden er uiteindelijk mede toe dat ondernemers maatschappelijk gewenste investeringen niet kunnen bekostigen. Daarmee raken juist de maatschappelijk belangrijke verbeteringen in de sector verder uit zicht. De LLTB vraagt Provinciale Staten daarom geen eigen extra regulering te voeren t.o.v. Europees en rijksbeleid.
Toekomstvisie Limburgse land- en tuinbouw, LLTB september 2010
5