vakblad voor schoolleiders
Toekomstgericht leiderschap
Themadag CNV Schoolleiders op 5 november 2015
Maak van een punt een komma E-learning: eenzaam of effectief leren? Regelarm en leerrijk: gelukkig leren Vervangen in het primair onderwijs
6
september 2015, 9e jaargang
inhoud
08
rubrieken 04
Korte berichten
07
CNVStandpunt
17
Open Mind
18
Vraag & antwoord
20 Boeken 21
Mijn school
25
Column Dirk van Boven
38
Column Chris Lindhout
39
Korte berichten
2
september 2015
08 10 12 14 22 26 30 31 32 35 36
Toekomstgericht leiderschap Programma van de themadag van CNV Schoolleiders. “Iedereen heeft aanmoediging en bevestiging nodig” Het gaat om omdenken volgens levenscoach Ad Goos. “Waarvan wordt een leerling gelukkig op school?” Nikky Wessels start pilot ‘Regelarm en leerrijk: gelukkig leren’. E-learning: eenzaam of effectief leren? Afzonderlijk van elkaar leren om in een team te werken. Hoe gaat u om met werkdruk? Samen met scholen van werkdruk weer werkplezier maken. Vervangen in het primair onderwijs In de vervangingspool is nadrukkelijk ruimte voor instroom. Ingezonden Ingezonden brief over een advertorial van Interteach. Wetswijziging verbetertermijn zeer zwakke scholen De verbetertermijn voor zeer zwakke scholen is beperkt tot één jaar. Op weg van idee naar een volwassen IKC Samenwerkende mensen vormen de rode draad. Vmbo volop in beweging Wat houdt de vernieuwing van het beroepsgerichte curriculum in? Experimenten doorlopende leerlijnen vmbo-mbo uitgebreid Leerroutes moeten de doorstroom aantrekkelijker maken.
35 22 33
colofon
Direct is een uitgave van CNV Schoolleiders en is bestemd voor leidinggevenden in het primair en voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs. CNV Schoolleiders is onderdeel van CNV Connectief. Hoofdredactie: Robert Pinter Redactie: Martin de Kock, Fokke Rosier, Chris Lindhout Eindredactie: Froukje Meerman Voor contact: Sonia Piccirillo,
[email protected] Bureau CNV Schoolleiders Postbus 2510 3500 GM Utrecht E-mail:
[email protected] Directieadvies leden CNV Schoolleiders: Ed Weevers (030) 751 10 04 E-mail:
[email protected] Advertenties: Recent BV (020) 330 89 98
[email protected] CNV Schoolleiders Ledenadministratie
[email protected] (030) 751 10 03 Opmaak: FIZZ marketing en communicatie, Meppel Druk en afwerking: Ten Brink, Meppel (0522) 24 61 62 Direct is het officiële orgaan van CNV Schoolleiders. Sinds november 2010 is er de mogelijkheid om een los abonnement te nemen op Direct. De kosten zijn € 46,00 per jaar voor 8 nummers. Hiervoor is geen lidmaatschap van CNVS vereist. Bij een lidmaatschap van CNV Schoolleiders is toezending van het blad inbegrepen.
directief
Beste schoolleider, “Het gaat om omdenken: waarom zet je hier een punt en geen komma?”, aldus verhalenverteller Ad Goos, spreker op de themadag van CNV Schoolleiders. Deze Direct staat in het teken van die themadag, die dit jaar gaat over ‘Toekomstgericht leiderschap’ en plaatsvindt op 5 november in Ede. Zo vindt u naast meer informatie over ons jaarlijkse evenement in deze Direct interviews met sprekers Ad Goos, Richard de Hoop en Nikky Wessels. Verder brengt Direct u na een welverdiende vakantie op de hoogte door een gevarieerd aanbod van achtergrondartikelen, uiteenlopende meningen en wetenswaardigheden. Lees bijvoorbeeld meer over de vakantieregeling in de nieuwe cao, vervanging in het primair onderwijs en over de vernieuwingen in het vmbo. Kortom: een lekker dik nummer aan het begin van het nieuwe schooljaar. De redactie wenst u veel leesplezier en hoopt dat u net zo geniet van deze Direct, als dat wij hebben gehad met het samenstellen ervan. Namens de redactie, Robert Pinter
september 2015
3
korte berichten Nieuw model voor leerresultaten in het voortgezet onderwijs Op 1 juni 2016 gaat het nieuwe onderwijsresultatenmodel van de Onderwijsinspectie in. De inspectie houdt toezicht op vijf domeinen van onderwijskwaliteit. 1. Financiën en materiële voorzieningen 2. Kwaliteitszorg en ambities 3. Schoolklimaat en veiligheid 4. Onderwijsproces 5. Onderwijsresultaten De onderwijsresultaten worden beoordeeld met een rekenmodel. Dat rekenmodel wordt aangepast per 1 juni 2016. De onderwijsresultaten spelen een belangrijke rol bij het beoordelen van de kwaliteit van het onderwijs. Het nieuwe onderwijsresultatenmodel bestaat uit vier indicatoren. 1. Positie in leerjaar drie ten opzichte van het advies van de basisschool. 2. Percentage onvertraagde studievoortgang in leerjaar één en twee (onderbouwsnelheid). 3. Percentage onvertraagde studievoortgang vanaf leerjaar drie per afdeling (bovenbouwsucces). 4. Gemiddeld cijfer Centraal Examen van alle vakken per afdeling (examencijfers). Voor alle vier indicatoren wordt een minimale norm vastgelegd. Dat is een absolute norm die voor een aantal jaren wordt vastgelegd. Zo kunt u voor een langere periode precies weten waaraan u moet voldoen, met name om de kwalificatie ‘boven de norm’ te krijgen. Om rekening te houden met de verschillende achtergronden en ondersteuningsbehoeften van leerlingen op een school, wordt deze norm lager, afhankelijk van de hoeveelheid leerlingen met een bepaald kenmerk. De inspectie geeft alleen aan of een indicator onder of boven de norm scoort. De bekende indicator ‘het verschil tussen schoolexamen en centraal examen van alle vakken per afdeling’ wordt niet meer meegenomen in de beoordeling van de onderwijsresultaten. De inspectie blijft wel bepalen wat het verschil is tussen SE-CE. Dit in verband met de handhaving op de examenlicentie (artikel 29, WVO). In de overgangsperiode wordt gebruik gemaakt van een schaduwpublicatie. Bekijk uw resultaten in het Internet Schooldossier aan de hand van het nieuwe onderwijsresultatenmodel. Er is een website gemaakt met een uitleg van het nieuwe model, een animatie en de mogelijkheid om vragen te stellen: http://publicaties.onderwijsinspectie.nl/xmlpages/page/ onderwijsresultatenmodel-vo-2016.
4
september 2015
Ontslagbeleid gewijzigd per 1 juli 2015 45 tot 55 jaar en 55 jaar tot AOW. Vervolgens is het de bedoeling dat de leeftijdsopbouw binnen de categorie uitwisselbare functies voor en na de ontslagen verhoudingsgewijs zoveel mogelijk gelijk blijft. Binnen elke leeftijdscategorie komt de werknemer met het kortste dienstverband als eerste voor ontslag in aanmerking. Als diensttijd telt in beginsel enkel de tijd mee, die is gelegen tussen de datum van indiensttreding en de peildatum voor de afspiegeling. Hoe het afspiegelingsbeginsel precies werkt, hoe de diensttijd moet worden vastgesteld en hoe het UWV vaststelt wat uitwisselbare functies zijn, vindt u in de Beleidsregels Ontslagtaak UWV op www.werk.nl. Op 1 juli 2015 geldt voor het bijzonder onderwijs het nieuwe ontslagrecht, zoals vastgelegd in de Wet Werk en Zekerheid. Op een later tijdstip, na aanpassingen in het ambtenarenrecht, zal dit ontslagrecht ook van toepassing zijn op het openbaar onderwijs. De uitzonderingspositie die voor het onderwijs in het Buitengewoon Besluit Arbeidsverhoudingen was geregeld (dat er geen ontslagvergunning nodig was van het UWV), zal dan vervallen. Voor een formatief ontslag na 1 juli 2015 betekent dit dat er toestemming moet worden gevraagd aan het UWV. Het UWV hanteert bij wie in
aanmerking komt voor ontslag een andere volgorde dan nu is geregeld in de cao. Per 1 juli 2015 moet bij ontslagbeleid het afspiegelingsbeginsel worden gehanteerd. Dit zijn twee verschillende afvloeiings volgordes. In plaats van het criterium last in first out bij het onderwijs zal het afspiegelingsbeginsel gelden. Per bedrijfsvestiging wordt het personeel, per categorie uitwisselbare functies, in leeftijdsgroepen ingedeeld. In het Ontslagbesluit is opgenomen welke leeftijdsgroepen gehanteerd moeten worden. Dit zijn de groepen vijftien tot 25 jaar, 25 tot 35 jaar, 35 tot 45 jaar,
RDDF plaatsing Als u nu mensen op basis van de oude criteria (last in first out) in het RDDF zou zetten, krijgt u volgend jaar geen ontslagvergunning van het UWV. Als u komend schooljaar mensen in het RDDF wilt plaatsen, moet u dus het afspiegelingsbeginsel toepassen om vast te stellen welke personeelsleden u in het RDDF moet plaatsen. Joyce Rosenthal, beleidsmedewerker en cao onderhandelaar primair onderwijs
Speciaal onderwijs in gesprek met de onderwijsinspectie
Praat mee over het beoordelen van onderwijskwaliteit Voor medewerkers en schoolleiders in het speciaal onderwijs 30 september 2015 17.00-20.00 uur (inloop vanaf 16.30) Toegang: gratis CNV, Tiberdreef 4, Utrecht De Onderwijsinspectie werkt aan een nieuw waarderingskader. Dit kader geeft weer wat de inspectie verstaat onder de kwaliteit van het onderwijs en op welke manier zij dit beoordeelt. De inspectie gaat meer
aandacht besteden aan instellingen die de basiskwaliteit op orde hebben, maar waar zeker nog meer ontwikkeling mogelijk is. Tijdens de bijeenkomst van 30 september gaan we in op het concept van het nieuwe waarderingskader. Vervolgens gaan we met elkaar in gesprek. Het doel hiervan is om te toetsen in hoeverre het nieuwe kader past bij de praktijk. Leden (en nietleden) worden gevraagd om vanuit hun eigen deskundigheid en ervaring feedback te geven.
september 2015
5
IN UW LERAREN INVESTEREN EN UW LEERLINGEN INSPIREREN! In oktober en november staan er weer leerzame congressen en cursussen voor u en uw collega’s op het programma. Maak een keuze uit het aanbod hieronder!
Dinsdag 6 oktober
Dinsdag 10 november
AUTISME IN HET VOORTGEZET ONDERWIJS
1+1=?
Leerlingen met ASS cognitief en sociaal-emotioneel begeleiden
Omgaan met rekenproblemen en dyscalculie in het primair onderwijs www.medilexonderwijs.nl/rekenprobleem
www.medilexonderwijs.nl/autismevo
Woensdag 7 oktober
Cursus | start 11 november
AUTISME IN HET PRIMAIR ONDERWIJS
VERTROUWENSPERSOON IN HET VO
Leerlingen met ASS sociaalemotioneel en cognitief begeleiden
Als beginnend vertrouwenspersoon uw leerlingen optimaal begeleiden
www.medilexonderwijs.nl/autismepo
www.medilexonderwijs.nl/vertrouwenspersoonvo
Dinsdag 3 november
Dinsdag 17 november
YES YOU CAN!
VOORKOM RADICALISERING
Spelenderwijs engels leren in groep 7/8
www.medilexonderwijs.nl/engels
Over het tegengaan van radicalisering bij jongeren in het onderwijs www.medilexonderwijs.nl/radicalisering
Woensdag 4 november
Cursus | start 19 november
AUTISME IN HET MBO
WERKDRUK BIJ DOCENTEN
Studenten met autisme begeleiden bij hun studieloopbaan www.medilexonderwijs.nl/autismembo
Timemanagement en mindfulness in het voortgezet onderwijs www.medilexonderwijs.nl/werkdruk
bod op
ele aan Kijk voor ons actu
erwijs.nl
www.medilexond
CNVStandpunt ‘Schuif een komma in je oor’
Yvonne Vaes bestuurslid CNV Schoolleiders
Een nieuw schooljaar vol kansen. Een komma in je oor strekt tot aanbeveling om deze kansen waar te nemen, zegt Ad Goos, inleider van de CNV Schoolleiders themadag op 5 november. Goos hanteert de ‘narratieve’ visie, waarin oordelen geen ruimte bieden voor veroordelen. Ik heb het genoegen gehad om deze geboren verhalen verteller te horen tijdens een bijeenkomst over passend onderwijs. ‘Schuif een komma in je oor’ is een inspirerende voordracht over ‘Verklaar me niet weg’. Om dit te visualiseren, maakte hij een sculptuur dat een oor voorstelt dat in een komma uitmondt. In de praktijk zetten we zo makkelijk een punt achter iemand in plaats van een komma. De hokjes- en vakjesmentaliteit – van hyperkinetische tot HDAD en van autisisme tot borderline – kan verstikkend werken. Zo’n diagnose kan, hoe waar ook, de situatie flink verzieken, vooral als er geen oor is voor het hele verhaal. Daarom hanteert Goos de slogan ‘maak liever van elk dood punt het begin van een komma’. Leerlingen en ook leerkrachten zijn veel meer dan een rapport, POP of dossier. Ze groeien, ontplooien en ontwikkelen op eigen tempo en met eigen mogelijkheden. De schoolleider die dit ziet en van een punt een komma maakt, laat mensen groeien en haalt het beste uit zijn organisatie. Deze schoolleider is toekomstbestendig en kan op een positieve manier omgaan met de actualiteiten die op zijn pad komen. Voor de zomervakantie kwam het overlegmodel op mijn pad in verband met de nieuwe cao. Dit biedt kansen. Competenties als goed kunnen luisteren en het zet-
ten van komma’s in plaats van punten, zijn hierin basaal. Ik heb nog wat oefening nodig op sommige fronten. Als ik mezelf de ruimte geef om het overlegmodel als ingroeimodel te zien, komt het goed. Ook schoolleiders zijn mensen in ontwikkeling. De workshops op onze themadag van Hans van Dinteren over de kansen van de nieuwe cao en John van den Groenendal over de ontwikkelingen rond functiewaardering helpen hierbij. Sinds zijn inleiderschap op de themadag van 2014 helpt Richard de Hoop met e-learning leerkrachten en schoolleiders bij te scholen als het gaat over leiderschap en team functioneren. Je competenties vergroten op het tijdstip dat bij jou past. De Hoop geeft uitleg over zijn programma en sluit de themadag af. Scholing doet groeien. De thema’s van het Schoolleidersregister omtrent herregistratie zijn bekend. Ruim 2.500 schoolleiders zijn officieel geregistreerd. Ruim vierduizend schoolleiders zijn ingeschreven en vragen de komende tijd registratie aan. Op 5 november geeft het Schoolleidersregister uitleg over herregistratiethema’s. Ook het Lerarenregister is aanwezig en vertelt schoolleiders hoe ze leerkrachten kunnen begeleiden in hun registratie.
‘De schoolleider die van een punt een komma kan maken, laat mensen groeien’ Het leven van de schoolleider kent veel uitdagingen. Passend onderwijs, nieuwe cao, bestuursakkoorden, register ontwikkelingen, transitie jeugdzorg, verandering toezichtkader inspectie, de polarisatie in de maatschappij, brede school, uitbreiding beweegonderwijs. Een toekomstbestendige schoolleider weet hierin zijn positie te bepalen. Een aantal thema’s komt terug op de themadag. Er is ruimte voor praktijkvoorbeelden, zoals de regelluwe school en de excellente school. U leest hierover meer in Direct, de nieuwsbrieven, Schooljournaal en online. Mis de inspirerende dag niet en meld u aan. Schoolleiders die elkaar enthousiasmeren, zorgen ervoor dat we samen van een punt een komma maken. Daarvan wordt Ad Goos blij en met hem leerlingen, ouders en medewerkers. Ik wens iedereen inspirerend schooljaar toe.
september 2015
7
Themadag CNV Schoolleiders, 5 november 2015, Ede
Toekomstgericht leiderschap
Onderwijs is en blijft mensenwerk. Het zijn de leraren die cruciaal zijn voor goed onderwijs en het zijn de schoolleiders die handen en voeten moeten geven aan beleid om medewerkers goed onderwijs te laten verzorgen. Juist daarom is goed HRM-beleid essentieel. CNV Schoolleiders staat op 5 november 2015 tijdens de jaarlijkse themadag samen met u stil bij verschillende aspecten van HRM-beleid.
R
asverteller Ad Goos opent de themadag met zijn inleiding ‘Maak van een punt een komma’ over ons snelle oordelen. Vanuit deze open houding bekijken we wat u als schoolleider kunt doen om uw team verder te ontwikkelen. Welke mogelijkheden zijn er en hoe kunt u omgaan met obstakels als werk- en regeldruk? Samen denken we na toekomstgericht leiderschap. Leiderschap gericht op de groei en ontwikkeling van de school, het team en uzelf.
Programma 9.45 uur 10.00 uur 10.15 uur 11.15 uur 11.30 uur 12.45 uur 13.45 uur 15.10 uur 16.00 uur
Inloop met koffie en thee Opening door Yvonne Vaes, bestuurslid CNV Schoolleiders Ochtendprogramma met Ad Goos ‘Maak van een punt een komma’ Pauze met snack Workshopronde 1 Lunch Workshopronde 2 Plenaire afsluiting door Richard de Hoop Napraten met een drankje
Themadag CNV Schoolleiders Toekomstgericht leiderschap
Groei en ontwikkeling van de school, het team en uzelf Donderdag 5 november 2015 9.45 - 16.45 uur De Reehorst, Ede
8
september 2015
Opening Ad Goos: Maak van een punt een komma ‘Maak van een punt een komma’ gaat over ons snelle oordelen. We plaatsen iemand al snel in een hokje, maar we zijn veel meer dan een rapport of dossier. Aan de hand van persoonlijke anekdotes wil levenscoach Ad Goos mensen laten nadenken over hun handelen. Hij doet dit met een lach, een knipoog en vooral veel overtuigingskracht.
Workshops Het programma bestaat uit twee workshoprondes. 1. Schoolleidersregister: (in)formeel leren? Marja Creemers, directeur van Schoolleidersregister PO. 2. Regelarm en leerrijk: vermindert dit de werkdruk? Nikky Wessels, opleidingsdocent aan Hogeschool De Kempel. Zij startte het pilotproject ‘Regelarm en leerrlijk: gelukkig leren’ op OBS De Piramide in Vught. 3. De nieuwe cao: wat kan ik er als schoolleider mee? Hans van Dinteren, trainer/adviseur bij CNV Connectief Academie. 4. Van zwak naar excellent: hoe doe je dat? Jan van Espen, directeur van basisschool ‘t Mozaïek in Roermond. Onder zijn leiding is het tij de afgelopen jaren gekeerd van zeer zwakke tot excellente school.
Thema toekomstgericht leiderschap
5. Lerend organiseren en veranderen: hoe zet je jouw team in zijn kracht? Peter Snijders, consultant /trainer bij Hogeschool Windesheim. 6. Functie Opwaarderen: hoe werkt dat in de praktijk? John van den Groenendal, voorzitter van de Stuurgroep Onderwijsondersteuners bij CNV Onderwijs en Wouter Prins, beleidsmedewerker bij CNV Onderwijs. 7. Werkplezier: werkdruk de baas? Jeske Hamers, trainer/adviseur bij CNV Connectief Academie.
8. E-learning: op jouw moment leren? Richard de Hoop, entertrainer bij De Hoop Entertrainment. 9. Het Bestuursakkoord: wat levert dat mij op? Myriam Lieskamp, beleidsmedewerker bij CNV Onderwijs. 10. Het Lerarenregister: back to the future or kingdom lost? Sense de Groot is programmamanager bij de Onderwijscoöperatie.
Deelname De deelnamekosten bedragen 95 euro voor leden van CNV Schoolleiders en CNV Onderwijs. Niet-leden betalen 295 euro. Kijk voor meer informatie en om u aan te melden op www.cnvs.nl/themadag.
september 2015
9
Ad Goos:
“Iedereen heeft aanmoediging en bevestiging nodig” Aan de hand van persoonlijke anekdotes wil levenscoach Ad Goos mensen laten nadenken over hun handelen. Hij doet dit met een lach, een knipoog en vooral: veel overtuigingskracht. De verhalenverteller opent dit jaar de CNV Schoolleiders themadag over ‘Toekomstgericht Leiderschap’. “Het gaat om omdenken: waarom zet je hier een punt, en geen komma?”
‘V
aak blijven bepaalde onderwerpen onuitgesproken op de werkvloer, ik breng ze dan aan het licht.” De inmiddels gepensioneerde Ad Goos studeerde filosofie en theologie en werkte als orthoagoog, waarbij hij mensen met een beperking coachte. De geboren Brabander woont in het Belgische Lokeren en dat is te horen aan zijn tongval. Hij noemt zichzelf een ‘grensgeval’. “In België klink ik te Nederlands en in Nederland te Belgisch.” Door zijn anekdotes probeert Goos lastige kwesties bespreekbaar te maken. “Mensen in het publiek herkennen tussen de regels door hun eigen verhaal. Coaching kan wat dwingend aanvoelen en dat probeer ik te voorkomen. Ik kom niet om theorieën op de mouw te spelden, maar om te sensibiliseren. Ik wil gevoelig maken wat we wel weten, maar wat we verliezen door stress en haast.”
‘Waarom zet je hier een punt, en geen komma?’ Hokjesgeest Goos doet naar eigen zeggen niets liever dan verhalen vertellen en wil op de themadag van CNV Schoolleiders een stem geven aan ouders, directies en onderwijzers. “Wat dat voor verhalen zijn? Die bewaar ik nog even voor de themadag. Maar waar het op neer komt, is het volgende: iedereen zoekt uiteindelijk hetzelfde, veiligheid, troost en erkenning. We staan helemaal niet zover van elkaar als we soms denken, maar door hoge werkdruk in het onderwijs is het soms lastig om onbevangen te blijven. Ik probeer dat weer terug te krijgen.” Zijn uiteenzetting heeft de opmerkelijke naam ‘Draag een komma in je oor’, verwijzend naar de hokjesgeest waar Goos een afkeer tegen heeft. “We oordelen veel te snel over
10
september 2015
een ander: ‘Dat is mijn type niet, die is een zuurpruim en die is ongeduldig.’ Deze hokjesgeest is heel verstikkend, want niemand wil toch zo’n etiket?” Snipper In het onderwijs kijkt hij met argusogen naar de labels die kinderen opgeplakt krijgen. “Autist, dyslect, ADHD’er. Er wordt over kinderen gepraat alsof ze de belichaming van deze aandoeningen zijn. Dat moeten we niet doen. We moeten juist de hele mens zien, niet dat kleine stukje. Dat is maar een snipper. Het is heus allemaal waar dat deze kinderen daarvan last hebben, maar soms moet je naar elkaar kijken met een andere bril op. Noem als onderwijzer namen, onderscheid gezichten, zie de personen achter de labels. En geef ze ook vooral het gevoel dat ze gezien worden en dat er naar ze wordt geluisterd.” Optimale ontwikkeling “Ieder mens, iedere leerling en iedere leerkracht is een verhaal. We zoeken alleen nog naar iemand die er naar luistert”, aldus de coach. “Ik leer mensen de kunst van het luisteren, om onbevangen en onbevooroordeeld te zijn. Etiketten worden hierbij opgeruimd en er komt ruimte voor de hoofddoelstelling in het onderwijs: optimale ontwikkeling en ontplooiing. Iedereen heeft aanmoediging, applaus en bevestiging nodig. Als we dat aan elkaar geven, dan groeien we in de relatie met elkaar.” Volgens Goos denken veel schoolleiders en docenten hun collega’s goed te kennen, maar zit er vaak veel meer achter. “Eigenlijk kennen ze elkaar helemaal niet. Dat komt pas met begrip en een luisterend oor.
Thema toekomstgericht leiderschap
Foto: Willem Laros.
En samenwerking leidt tot wederzijdse verrijking. Daarbij is zelfreflectie erg belangrijk. Ik vraag onderwijzers en schoolleiders vaak: ‘Waarom zet je hier een punt, en geen komma?’ In het onderwijs moet meer gedacht worden in kansen en mogelijkheden. Dit is de grondhouding om ontwikkelingen gestalte te geven.” Masker Goos deelde al van jongs af aan anekdotes, met zijn vrienden en familie, en zat in een toneelgroep. Later werd hij gevraagd om op een congres van orthopedagogen praktijkverhalen te vertellen. “Aan het einde van de dag hoorde ik dat deze verhalen het meest waren blijven hangen bij het publiek. Toen besloot ik om ze te blijven gebruiken in mijn coaching.” Hij is ook regisseur van theatergroep Look @ me in het Belgische Kalmthout, waarin mensen met een verstandelijke beperking spelen. “Deze toneelspelers zijn helemaal zichzelf in voorstellingen en verwoorden gevoelens die op dat moment in hen opkomen. Dat is heel verfrissend, want ze dragen geen masker, zoals wij dat wel vaak doen. Hiertoe motiveer ik ook docenten en schoolleiders: zet toch je masker af.”
Voor de klas Goos stond zelf tien jaar voor klas, op een Belgisch gymnasium, waar hij godsdienst gaf. “Daarna ging ik de zorg in. Ik ging van praten over, naar praten met. Een mooie overgang, vind ik zelf.” Op scholen wordt vaak gestreefd naar één identiteit, terwijl er volgens Goos juist sprake is van meerstemmigheid. “Leraren zijn allemaal verschillend en die moeten gewaardeerd worden in hun eigenheid. Dat gebeurt naar mijn idee nog te weinig.” Hij ziet duidelijk verschil tussen het Nederlandse en het Belgische onderwijs. “De structuren zijn in België strenger en conservatiever. Er is veel respect voor leraren, wat in Nederland wat minder is.” Goos vindt het goed om vooruit te kijken en toekomstgericht te werken, maar spreekt ook van een basis die volgens hem werkt, namelijk: “de leraar moet de leraar blijven en de leerling de leerling.” Nieuwe energie “Ik wil door de narratieve weg iets in beweging zetten,” sluit Goos af. “Daarbij gebruik ik geen powerpoint, want de verhalen geven richting en maken overzichtelijk. Daarbij maken mensen zelf een persoonlijk plaatje in hun hoofd, dat brengt veel meer teweeg. Ik probeer ze over een dood punt heen te helpen en zinnen te verzetten met toneel en muziek. Eerder sprak ik voor ruim tweeduizend leraren en wat er dan gebeurt tijdens zo’n verhalensessie is heel bijzonder en lastig uit te leggen. Wat wel duidelijk is, is dat mensen met nieuwe energie weg gaan. Ze hebben weer zin in hun werk, het maakt iets in ze wakker. Het is het gevoel dat je na een goede cabaretshow hebt, zei ooit iemand tegen me. Daar doe ik het voor.” Anouk van der Graaf
september 2015
11
Nikky Wessels:
“Waarvan wordt een leerling Als je aan ouders vraagt wat ze het liefst willen voor hun kinderen, dan is het antwoord vaak hetzelfde: ‘dat ze gelukkig zijn.’ Opleidings docent Nikky Wessels is daarom het pilotproject ‘Regelarm en leerrijk: gelukkig leren’ gestart op OBS De Piramide in Vught, in samenwerking met Hogeschool de Kempel. In plaats van regels en procedures ligt de focus op het geluk van de leerlingen, de persoonlijke professionaliteit van de leraar en de kwaliteit van het onderwijs. d.
Foto: Erik van der Burgt/Verbeel
wijs en het project start dan ook met de vraag: waarvan wordt een leerling gelukkig op school?” De antwoorden hierop zoekt Wessels samen met leerkrachten, ouders en leerlingen. Deze vormen dan weer de basis voor een ontwikkelplan voor de school, met gelukspijlers die de visie van de school concretiseren. Kun je geluk eigenlijk wel meten? Volgens Wessels wel. “Het is de mate van tevredenheid over je leven. Maar het is vooral een mooie manier om met elkaar de dialoog aan te gaan: hoe richten wij nu precies ons onderwijs in? En bereiken we nog wel wat we willen bereiken?” Maatwerk Wessels spreekt vanuit ervaring; ze geeft zelf Nederlands aan pabo-studenten. “Dat is een enorme toegevoegde waarde. Leerkrachten nemen mij serieus en zeggen: ‘Jij begrijpt ons en loopt tegen dezelfde dingen aan.’ Ik kom niet met een methode die ik het team wil opleggen. Het is maatwerk. Het team, de ouders en de leerlingen geven het zelf vorm en daardoor wordt de uitkomst breed gedragen.” Vorig jaar zat Wessels aan tafel met een vriendin die in de zorg werkt en bezig was met het project ‘Regelarm en Zorgrijk’. “In dit project gaat het over het geluk van de cliënten, dus ik vroeg me af: waarom richt het onderwijs zich niet meer daarop?” Gelukkig zijn is volgens Wessels iets dat je gedeeltelijk in de hand hebt. “Levensomstandigheden hebben natuurlijk invloed op de mate van geluk, maar het is ook aan te leren”, zegt ze. “Hoe ga je bijvoorbeeld om met teleurstellingen? Dat is iets wat je kinderen kunt bijbrengen.”
“H
et is niet zo dat we met het project na drie jaar kunnen zeggen: nu hebben we alleen maar gelukkige kinderen op school. Het is een richting, een uitgangspunt van waar uit we het project zijn gestart”, vertelt Nikky Wessels. “Het is een trigger om na te denken over de kwaliteit van ons onder-
12
september 2015
Gehoord worden Uit de gesprekken met ouders, leraren en leerlingen kwamen concrete en herkenbare dingen, vertelt Wessels. “Ze kwamen bijna allemaal met dezelfde punten: kinderen willen gezien en ge-
Thema toekomstgericht leiderschap
gelukkig op school?” hoord worden, uitgedaagd worden, zelf dingen kunnen kiezen en een geduldige en goed opgeleide leraar die niet oordeelt.” De docente maakt in het project een koppeling naar de drie functies van onderwijs van hoogleraar en onderwijspsycholoog Gert Biesta: de kwalificatie-, de socialisatie- en de subjectiveringsfunctie. “Je bent er als leerkracht niet alleen om de kinderen naar de Citotoets te begeleiden, je leidt ze ook op voor het leven.” Er wordt volgens haar nu te veel nadruk gelegd op de kwalificatiefunctie. “Natuurlijk moet je kwalitatief goed onderwijs bieden en de leerlingen startklaar maken voor de volgende stap in hun onderwijscarrière, maar het is ook belangrijk om aandacht te besteden aan relationele aspecten, normen en waarden en de voorbereiding op de maatschappij. Op dat gebied valt veel winst te behalen in het onderwijs.” Lef De school in Vught is gaan kijken welke regels en procedures belemmerend zijn in het uitdragen van de visie. “Het ministerie wil dit, de onderwijsinspectie wil dat en het bestuur wil weer wat anders. Scholen moeten een eigen draai gaan geven aan deze opgelegde kaders”, aldus Wessels. “Daarin mogen ze wat meer durven en het lef hebben. Je kunt als school best zeggen: met onze visie gaan wij hierin onze eigen weg vinden en tóch kwaliteit bieden.” Ze benadrukt dat er op meerdere vlakken efficiënter en doelmatiger gewerkt kan worden. “Leerkrachten zijn veel tijd kwijt met het maken van groepsplannen en vaak hebben ze ook nog een schaduwversie. Het klopt dat de onderwijsinspectie aan leerkrachten vraagt om de ontwikkeling van hun leerlingen vast te leggen, maar ze zijn vrijer in de uitvoering hiervan dan ze denken. Er zijn veel misvattingen op dit gebied, het werk kan vaak veel effectiever. Zo kwam OBS De Piramide bijvoorbeeld
tot de conclusie dat leerlingenbesprekingen en groepsplannen beter met elkaar verbonden kunnen worden. Scholen moeten bewuster worden van waar de ruimte zit voor eigen inrichting.” Ervaring Het taakbeleid bleek binnen het team van de school een ander discussiepunt te zijn als het over werkdruk gaat. “Leerkrachten geven les, maar er wordt veel meer van ze verwacht. Ze hebben een hoop kleine taakjes en het komt regelmatig voor dat het per jaar wisselt wie er op zo’n taak wordt gezet. Er liggen vaak al mooie dingen, maar als de verantwoordelijke docent per jaar wisselt, wordt het toch vaak weer anders uitgewerkt. Er kan
‘Je bent er als leerkracht niet alleen om kinderen naar de Citotoets te begeleiden, je leidt ze op voor het leven’ op dit vlak beter gebruik worden gemaakt van ervaring.” De pilotschool kwam ook tot de conclusie dat er veel buitenschoolse activiteiten op het programma staan, die gericht zijn op de buitenkant. Ze kiezen nu voor minder activiteiten en om deze duidelijker vanuit de schoolvisie te organiseren. Blijven reflecteren Volgens Wessels kan een gelukkige leraar een positieve invloed hebben op het geluk van de leerling. “Als je het geluk van de leerling centraal stelt, moet je ook naar je jezelf kijken. Waarom ben je leraar of schoolleider geworden? Hoe zou je jezelf willen ontwikkelen?” Wessels helpt schoolteams om de nodige afstand van hun werk te kunnen nemen, zodat ze kunnen reflecteren. “Het is belangrijk om het proces constant in de gaten te houden, maar als je er zo dicht op staat, is dat niet altijd makkelijk. Daarom moet je binnen de school constant met elkaar in dialoog gaan. Zo kun je zien of procedures nog werken en nut hebben.” Volgend jaar gaat Wessels verder met het project ‘Regelarm en leerrijk’ op OBS De Piramide in Vught. Het ontwikkelplan wordt dan uitgevoerd op basis van de gelukspijlers. Er wordt onder andere een methodiek ontwikkeld om met kinderen in gesprek te gaan over wat ze nodig hebben om gelukkiger te worden op school. Tijdens de workshop van Nikky Wessels op de CNVS Themadag op 5 november kunt u meer horen over het project. Anouk van der Graaf
september 2015
13
Richard de Hoop
E-learning: eenzaam of effectief leren? “Een goed schoolteam is als een toporkest, met de schoolleider als dirigent. Als er goed naar elkaar wordt geluisterd en de muziek is op elkaar afgestemd, dan kunnen ze samen virtuoos worden”, aldus Richard de Hoop. De spreker, auteur en ondernemer probeert schoolteams naar een goede samenwerking te leiden in een snel veranderende wereld. Op de themadag van CNV Schoolleiders over toekomstgericht leiderschap vertelt hij over e-learning.
H
et is een interessant fenomeen, geeft Richard de Hoop toe. Met zijn e-learning platform Teamtalenttraining leert hij schoolleiders en leerkrachten afzonderlijk van elkaar om in een team te werken. “Er wordt inderdaad veel
Foto: Evert Elzinga.
individueel gereflecteerd, maar tegelijkertijd is er op e-learningplatforms steeds meer ruimte voor contact tussen de verschillende gebruikers”, legt hij uit. “Toch staat e-learning nog steeds bekend als eenzaam leren. Erg jammer, want het geeft juist heel veel ruimte om samen te werken. Je zou het kunnen zien als een virtuele vergaderkamer of klaslokaal. Een interactief deel van het platform is bijvoorbeeld het forum, waarop leerkrachten en schoolleiders elkaar vragen kunnen stellen. Daarnaast kunnen ze samen wikipagina’s maken over bepaalde terugkerende onderwerpen. Ze kunnen video’s, links en boeken delen over wat er op school leeft, samen aan opdrachten werken en databases met elkaar delen. E-learning is zo dus heel interactief.” Gebaande paden Toch blijven leerkrachten terughoudend in het gebruik ervan. “De impopulariteit van e-learning heeft ook veel te maken met iets dat ik ‘het hamsterwiel’ noem”, vertelt De Hoop. “Veel leerkrachten en schoolleiders zijn geneigd dezelfde paden te blijven bewandelen. Ze zitten in de waan van de dag en vinden vernieuwen lastig.” Toch is het belangrijk om te blijven ontwikkelen, benadrukt hij. “Zeker in deze tijd, waarin werkdruk een vaak gehoord geluid is. Als je buiten de gebaande paden gaat, krijg je nieuwe inzichten en kun je tijd en ruimte creëren.” Volgens De Hoop moet niet vergeten worden dat e-learning een hulpmiddel is. “Het wordt een blended learning tool genoemd. Het staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van het hele pakket van hoe je nieuwe vaardigheden leert.” Waarom is dit voor schoolleiders en
14
september 2015
Thema toekomstgericht leiderschap
leerkrachten een goede leermanier? “Juist doordat de werkdruk heel hoog ligt, is het handig als je op elk moment van de dag, waar je ook bent, op je telefoon, laptop of tablet kunt bijleren. Als je ergens op de dag een loos half uurtje vrij hebt, kun je zo ermee aan de slag. Het is daardoor heel effectief.” Teamrollen De Hoop werkt in zijn trainingen met teamrollen, geïnspireerd op een model van de Engelse hoogleraar Belbin, die in de jaren zeventig en tachtig onderzoek deed naar wat bepaalde teams succesvol maakt. “Hij heeft het over verschillende rollen. Bijvoorbeeld de functionele rol, die gaat over welke functie je hebt binnen een bedrijf, zoals die van schoolleider of leerkracht van groep 1-2. Daarnaast is er de hiërarchische rol, die gaat om welke plek je precies inneemt op de bedrijfsladder. Als laatste benoemt Belbin de karakterrol. Hij zegt hierbij dat de helft van de talenten van de mens al vast ligt in zijn of haar persoonlijkheid”, legt De Hoop uit. Belbin onderscheidt acht karakterrollen, waaraan de Nederlandse trainer weer acht instrumenten heeft gekoppeld. Elk instrument heeft een set van talenten. Zo beschrijft De Hoop de trompet als een enthousiaste ontdekker, extravert en eentje die graag presenteert. De bas is juist praktisch, nuchter, een doener. “Zo maak ik Belbin’s abstracte rollen wat concreter”, legt hij uit. “Talent ontwikkeling betekent voor mij dat je de dingen ontwikkelt, waarin je goed bent en waarvan je energie krijgt. Mensen ontwikkelen zich nu nog te vaak alleen op vlakken waarvan ze wel goed worden, maar waarvan ze nauwelijks energie krijgen. Ontwikkel vooral datgene waarvoor je al natuurlijke aanleg hebt, daarmee versterk je een team.” Toekomstgericht leiderschap Een toekomstgerichte leider is volgens De Hoop vooral goed in staat om zich af te vragen: ‘Wat gebeurt er in mijn omgeving?’ “Ik zie vaak genoeg dat er scholen worden gebouwd, waarbij later
het besef komt dat er teveel of juist te weinig ruimte is in het gebouw. Dit kun je veel beter inschatten; je kunt bijvoorbeeld op basis van een stadsinrichting en de bevolking bouwen. Er is hierbij veel meer een blik naar buiten nodig. Dit geldt ook voor vervolgstudies: waar vragen middelbare scholen en andere vervolgopleidingen om? Wat voor leerlingen zoeken zij?” Hierbij is het belangrijk dat scholen een duidelijke visie blijven vormen, aldus De Hoop. “Wat wil je precies bereiken met de school? Blijf deze visie ook uitdragen als schoolleider naar de ouders toe en wees hierin consequent. Maak duidelijk: hiervoor staan wij. Dit kun je van ons verwachten en dit juist niet. En vergeet niet hetzelfde te doen naar het schoolteam, zodat het niet te veel, maar ook zeker niet te weinig hooi op de vork neemt.” Expertise delen Daarbij is het belangrijk om de mensen in je team te blijven motiveren, adviseert De Hoop. “ Zorg dat ze energie houden. Dat bereik je door er als schoolleider op toe te zien dat mensen zich individueel blijven ontwikkelen. Je moet weten
‘Als je buiten de gebaande paden gaat, krijg je nieuwe inzichten en kun je tijd en ruimte creëren’ welke talenten er in je team zitten en hoe je ze kunt ondersteunen. Creëer een professionele leergemeenschap, waarin mensen goed met feedback leren omgaan.” Onderdeel van zo’n professionele leergemeenschap is volgens De Hoop ook samenwerking tussen scholen. “Ik vind het jammer dat scholen niet altijd optimaal gebruik maken van elkaars expertise. Vaak komt een gemeenschap van scholen eens per jaar bij elkaar, terwijl ze fysiek op nog geen vijf kilometer van elkaar zijn gevestigd. Zo kan een school een fantastische oplossing hebben om rekenen of lezen extra aandacht te geven, maar wordt daarvan verder weinig gebruik gemaakt. Dit is een aandachtspunt waarop we ons in de toekomst beter moeten focussen.” Verbinding Volgens De Hoop kunnen zelfs de meest terughoudende leerkrachten en schoolleiders niet meer om e-learning heen. “We kunnen niet terug naar de schoolleider met zijn eigen, afgesloten koninkrijk. Je hebt niet langer de docent die binnen het klaslokaal bepaalt wat er precies gebeurt. We hebben nu een samenleving die erom schreeuwt dat je verbinding legt met anderen. Op wat voor manier dan ook.” Anouk van der Graaf
september 2015
15
Lid van MR of GMR? CNV Connectief Academie voorziet MR en GMR van advies en biedt diverse trainingen op uw eigen locatie. Wilt u structurele ondersteuning? Ga dan het MR Partnerschap aan.
CNV Connectief Academie is de nieuwe naam van CNV Onderwijs Academie. Behalve de naam verandert er niets aan de dienstverlening zoals u die gewend bent van ons.
Kijk voor meer informatie over advies en Partnerschap op www.cnvonderwijs.nl/academie of bel 030 751 17 47.
JOUW PARTNER IN HET ONDERWIJS
Open mind
Helaas, ik kon er niet bijzijn, die vrijdag in april, die betiteld werd als ‘De Dag van het Toezicht’. Gelukkig maakten digitale communicatiemiddelen het eenvoudig om al snel na die dag kennis te nemen van de presentaties. Natuurlijk mis je dan de reacties en de interactie van sprekers met bezoekers – dat wel. Maar evengoed geeft het geheel van presentaties een mooi beeld van the
publieke gejeremieer over falend toezicht – al zie ik ook wel in dat het niet per se op elke plek goed gaat. De meeste toezichthouders zitten er goed in, willen het graag echt goed doen en staan open voor suggesties om het beter te doen. Kortom, staan in de lerende modus. De presentaties op de ‘Dag van het Toezicht’ geven een goed beeld van wat er sinds 2011 is gebeurd. Scrollend door de presentaties vallen me een paar dingen op. Allereerst is duidelijk: qua formele documenten (statuten, reglementen) is de boel wel op orde. Toezichthouders zijn de fase van ‘wie zijn we eigenlijk
Toezicht dat zich zichtbaar ontwikkelt state of the art van het toezicht in het onderwijs. Om kort te gaan, 2011 ligt wel echt achter ons. Inderdaad, 2011 was het jaar, waarin alle onderwijsinstellingen in het primair en voortgezet onderwijs de inrichting van hun governance in overeenstemming moesten hebben met de Wet Goed Onderwijs, Goed Bestuur. Het leverde een periode op van allerlei, noem het maar met de populaire term: bestuurlijke transities. En daar zitten ze dan, al die interne toezichthouders, one tier of two tier – het maakt niet uit: ze zijn doende toezicht te houden op het professionele bestuur. Laat ik maar meteen duidelijk zijn: opnieuw wijs ik met genoegen erop dat het interne toezicht op het bestuur van het onderwijs er een stuk beter voor staat dan pakweg tien jaar geleden. Veel van de toenmalige, zogenoemde ‘toeziende besturen’ deden inderdaad weinig anders dan toezien. Wat dat betreft, zijn de huidige toezichthouders een stuk actiever dan hun voorgangers. Nu is het niet mijn bedoeling om die voorgangers met terugwerkende kracht af te serveren, integendeel. Waar het mij om gaat, is dat ik niet wil meedoen met het huidige
en wat is onze statutaire plek?’ voorbij. Nu komt het aan op het gedrag, het juiste acteren zogezegd – door beide partijen trouwens: bestuurders en toezichthouders. Rolvast gedrag vertonen, proportioneel interveniëren, de goede vragen stellen, breed informatie ophalen. Dat oefenen in passend gedrag door toezichthouders lijkt verstoord te worden door een nieuwe golf van kennelijk noodzakelijke documenten. Van wie is eigenlijk het idee afkomstig dat iedereen een toezichtfilosofie, toezichtkader, toetsingskader en informatieprotocol moet hebben? Niet dat die niet handig zouden kunnen zijn, maar mag het desgewenst ook zonder of met alleen een beknopt toezichtkader met het oog op standvastig toezichthoudergedrag? Vervolgens valt op de aandacht voor de rol van de toezichthouder als het gaat om het contact met de accountant, de aandacht voor risicomanagement en meer in het algemeen: de relatie tussen beleid en middelen. Het zijn eigenlijk van oudsher dé aandachtsgebieden van de toezichthouder. Tot slot: mooi, al die aandacht voor waarden, integriteit en de werking van ‘het morele kompas’. Natuurlijk heeft iedereen een moreel kompas (ik zie niet hoe een mens kan leven zonder), maar als toezichtorgaan een moreel kompas hanteren, is nog iets anders. Bovendien ‘moreel kompas’ is een metafoor, een beeld voor een bepaalde manier van kijken. Je daarvan bewust zijn, laat staan die manier veranderen, is nog lastig genoeg. Ik moet in dit verband denken aan de recent gepubliceerde inzichten van Joris Luyendijk over de verschillen tussen moreel, immoreel en amoreel gedrag. Probeer die maar eens te vertalen naar een agenda voor de toezichthouder in het onderwijs.
Reageer op deze column via
[email protected].
Harm Klifman
september maand 2011 2015
17
vraag & antwoord
De vakantieregeling in de nieuwe cao Het nieuwe schooljaar 2015-2016 is begonnen. Voor scholen in het primair onderwijs betekent dit de daadwerkelijke invoer van de veertigurige werkweek en andere nieuwe bepalingen uit de cao. Een belangrijke wijziging is de aanpassing van de vakantieregeling.
nend personeel geldt dat zij, afhankelijk van hun leeftijd en salarisschaal, recht hebben op een aantal extra uren verlof (maximaal 56 uur).
zouden werken. Bij een werkweek van veertig uur is dat dus 1.600 uur per jaar. De invoering van de veertigurige werkweek is bedoeld om de jaartaak meer te spreiden over het jaar. Dat betekent dat de werkzaamheden niet beperkt blijven tot de weken dat er les gegeven wordt, maar deels ook worden uitgevoerd tijdens weken dat de leerlingen er niet zijn. Voor alle werknemers geldt vanaf dit schooljaar dat zij 428 uur verlof per jaar hebben bij een fulltime baan. Voor parttimers geldt dit aantal uren naar rato van de betrekkingsomvang. Bij een werkweek van veertig uur is dat dus 10,7 weken verlof per jaar. Voor onderwijsondersteu-
Opbouw van verlof Voor een werknemer die niet het hele jaar in dienst is, geldt dat het vakantieverlof naar rato wordt opgebouwd. Daarbij is in de cao vastgelegd, dat de opbouw loopt van 1 oktober tot en met 30 september van het daarop volgende jaar. Deze periode is gekozen om te voorkomen dat er problemen ontstaan bij nieuwe benoemingen per 1 augustus. De situatie zou zich dan voordoen dat een nieuw benoemde in de eerste weken van zijn benoeming verlof zou moeten opnemen, terwijl er nog geen verlof is opgebouwd. Deze systematiek betekent formeel juridisch gezien wel dat er een hiaat ontstaat voor de periode 1 augustus tot 1 oktober 2015. Immers tot 1 augustus 2015 was er
Tot dit schooljaar gold voor alle personeelsleden met les- of behandeltaken en directieleden dat zij vakantie hadden als de leerlingen vrij waren. Alleen voor het onderwijsondersteunend personeel was de vakantie uitgedrukt in een aantal uren per jaar. Nieuwe vakantieregeling Door de invoering van de veertigurige werkweek moest ook de vakantieregeling worden aangepast. De leerlingen hebben immers per jaar ongeveer twaalf weken vakantie. Dat zou bij handhaving van de oude vakantieregeling betekenen dat werknemers maximaal veertig weken
18
september 2015
geen sprake van opbouw. Het nieuwe systeem van opbouw begint pas per 1 oktober. Stel dat een nieuwe fulltime benoeming voor iemand die in Zuid-Nederland werkt op 1 augustus ingaat. Het nieuwe schooljaar begint voor die regio op 31 augustus. Dat is dus ruim vier weken na de ingang van de benoeming. Tot 1 oktober bouwt deze leerkracht 2/12 x 428 uur = 71 uur vakantie op. Dat is minder dan twee weken. Deze werknemer moet dus tijdens de zomervakantie ruim twee weken werken. Vanaf 1 oktober bouwt hij vervolgens opnieuw verlof op. Opname van verlof Voor alle personeelscategorieën geldt dat het verlof moet worden opgenomen tijdens de vakanties van de leerlingen. Voor werknemers met les- of behandeltaken moet voor het begin van het schooljaar worden vastgelegd wanneer ze de vakanties opnemen. Eigenlijk moet worden vastgelegd in
het schooljaar. Die laatste schooldag is in dit voorbeeld 15 juli. Hij bouwt dan verlof op over 3,5 maanden. Dat is 125 uur, dus ruim drie weken. Als in deze periode alleen de meivakantie van twee weken valt, kan hij niet zijn volledige vakantie opnemen. Dat betekent dat het verlof opgenomen moet worden in weken, waarin de leerlingen er zijn. Dat is natuurlijk niet handig. Een praktische oplossing is dat de benoeming verlengd wordt. Kortdurende vervangingen Een bijzondere categorie vormen de vervangers die kortdurende betrekkingen krijgen. Bijvoorbeeld iemand die één dag invalt voor een leerkracht die wegens bijzonder verlof afwezig is. Zo’n vervanger bouwt natuurlijk ook vakantieverlof op. Bij een benoeming van 8,5 uur wordt (afgerond) twee uur verlof opgebouwd. Duurt een vervanging lang, dan zal bij de einddatum rekening gehouden kunnen
‘Voor alle werknemers geldt dat zij 428 uur verlof per jaar hebben bij een fulltime baan’ welke schoolvakantieweken gewerkt moet worden. Dit zal moeten worden vastgelegd in de werktijdenregeling, waarop de personeelsgeleding van de MR het instemmingsrecht heeft. Voor werknemers die behoren tot het onderwijsondersteunend personeel geldt daarnaast dat zij in overleg met de werkgever een deel van het verlof buiten de schoolvakanties kunnen opnemen, maar daarbij geldt een maximum van vier uur per week. Dat betekent dat een OOP’er buiten de schoolvakanties geen hele ‘snipperdag’ meer zal kunnen opnemen. Veel OOP’ers zullen dat zien als een verslechtering. De situatie kan zich voordoen dat er meer verlof is opgebouwd, dan er in de schoolvakantie(s) kan worden opgenomen. Stel dat een vervanger wordt benoemd in een fulltime baan op 1 april en een benoeming krijgt tot de laatste dag van
worden met nog op te nemen verlof. Bij een kortdurende vervanging zal de werkgever wellicht ervoor kiezen om het opgebouwde vakantierecht uit te betalen. Dat leidt dus tot extra kosten. Aangezien een aantal vervangingsvormen niet meer in aanmerking komen voor bekostiging door het Vervangingsfonds, zullen die kosten voor rekening van de werkgever komen. Benoemingen zomervakantie Tot 1 augustus 2015 gold een aantal regels met betrekking tot benoeming en salarisdoorbetaling van tijdelijke werk nemers rondom de zomervakantie. Bij een doorlopende benoeming die inging vóór 1 maart en doorliep tot de zomervakantie, had de vervanger recht op benoeming (en doorbetaling) tot 1 augustus. Ook kon de situatie zich voordoen dat een vervanger de hele zomervakantie kreeg doorbetaald. Al deze bepalingen zijn per 1 augustus
2015 vervallen. Recht op salarisbetaling wordt gebaseerd op de overeengekomen begin- en einddatum in de arbeidsovereenkomst. vakantie en zwangerschapsverlof In de cao is geregeld dat zwangerschapsen bevallingsverlof dat samenvalt met de zomervakantie voor maximaal drie weken wordt gecompenseerd. Inmiddels is per 1 juli 2015 de Wet Arbeid en Zorg (WAZO) gewijzigd. Artikel 3.5 van deze wet regelt dat niet meer kan worden afgeweken van het recht op volledige compensatie. Dat betekent dat zwangerschaps- en bevallingsverlof dat in de vakantie valt, voortaan volledig gecompenseerd moet worden. Omdat tijdens dat verlof de opbouw van verlof gewoon doorgaat, zal de opname buiten de schoolvakanties moeten plaatsvinden. Nieuw in de WAZO is ook dat een werk nemer het recht heeft het bevallingsverlof na zes weken op te schorten, bijvoorbeeld tot na de vakantie. De werkgever moet in principe daaraan meewerken. De opbouw van verlof loopt ook gewoon door als een werknemer ziek is. Valt die ziekte samen met vakantie, dan zal die vakantie dus ook op een ander tijdstip moeten worden opgenomen. Registreren van verlofrechten Betekent nu dat iedere werknemer een verlofkaart moet hebben? Nee. In de praktijk zal voor een vast benoemde werknemer dat niet nodig zijn. Een fulltimer werkt 1.659 uur per jaar en heeft 428 uur verlof. Samen is dat 2.087 uur. In een jaar zitten 52 weken en één dag. Dat is, uitgedrukt in werkbare uren, 52 x 40 + 8,5 = 2.088,5 uur. Iemand die zijn jaartaak van 1.659 uur invult, heeft dus automatisch 429,5 uur verlof. Er zit dus een marge van anderhalf uur, waarvan niet is geregeld of het werktijd is of verlof. En wat te denken van een schrikkeljaar? Dan is er nog een dag meer, tenzij de schrikkeldag een weekenddag is. Als die situatie zich voordoet, lijkt het mij een goed plan om deze dag te gebruiken voor een personeelsuitje. Is het enerzijds een werkdag, maar lijkt het toch een beetje op vakantie. Jan Damen, CNV Onderwijs
september 2015
19
boeken
Misschien kijk je ernaar uit, misschien kijk je erop terug: je eerste keer voor de klas. Voor het eerst helemaal verantwoordelijk voor een groep: dat gevoel vergeet je nooit. Na deze ervaring komt er veel op je af: teamvergaderingen, oudergesprekken en de eerste orde verstoring in je klas. Dit boek gaat over de ontwikkeling van starter naar young professional. Door jezelf te evalueren, leerlingen en hun reacties te analyseren en door collega’s tijdens hun werk te observeren, leer je de fijne kneepjes van het vak. Maar ook als je het vak goed beheerst, blijven er voldoende uitdagingen over om je verder te ontwikkelen. Aan de hand van de theorie, casussen en praktische adviezen, leer je om zelf te beoordelen hoe je met bepaalde aspecten wilt omgaan. Door kennis en ervaring leer je je eigen koers te gaan varen.
Een goede leraar beschikt niet alleen over didactische competenties en vaardigheden, maar werkt als opvoeder in een pedagogische relatie met zijn leerlingen. Leerlingen met normen en waarden die soms niet overeenkomen met jouw ideeën van ‘goed gedrag’. Geweldloos verzet is een manier van denken en doen, waarin je naar je eigen gedrag durft te kijken en samen met anderen stelling neemt tegen probleemgedrag in je klas. Geweldloos verzet wordt gekenmerkt door nabijheid en steun in plaats van afstand en macht. Je smeedt het ijzer als het koud is: eerste stap is altijd te deescaleren om later op een rustig moment erop terug te komen. Door zo aanwezig te zijn in het leven van een leerling kunnen leraren bijdragen aan vermindering van gedragsproblemen. In dit boek worden basisprincipes van geweldloos verzet beschreven en krijg je een stappenplan.
Meer dan ooit moeten medewerkers met elkaar communiceren en samenwerken. De nadruk ligt op het verbeteren van de effectiviteit van samenwerking en op interpersoonlijke aspecten van samenwerken. Dit boek richt zich op de cruciale sociale vaardigheden die nodig zijn om medewerkers goed en professioneel te laten samenwerken en teamprestaties neer te zetten, zonder individuele doelen uit het oog te verliezen. De auteurs koppelen kernvaardigheden als samenwerken, besluitvorming, conflicthantering, voorzitten, onderhandelen, presenteren, leidinggeven en omgaan met diversiteit aan het werken in teams. Opleiders in het hoger onderwijs krijgen instrumenten om samenwerking in teams een plaats te geven in het curriculum. Meer investering in de zachte (proces)kant van de samenwerking sluit aan bij beroepsituaties en vergroot de kans op de arbeidsmarkt.
Van starter naar young professional Angela Kouwenhoven, Diederik Brink ISBN: 9789491806551 Uitgeverij Pica € 16,95
Geweldloos verzet op school Wil van Nus ISBN: 9789491806544 Uitgeverij Pica € 22,95
Vaardigheden voor het samenwerken in teams Jan Pieter van Oudenhoven, Hanneke Grutterink ISBN: 9789046903858 Uitgeverij Couthinho € 22,50
20
september 2015
mijn school Buitenlandse contacten Frank is directeur van een praktijkschool in het voortgezet onderwijs. Hij deelt zijn ervaringen als schoolleider uit de praktijk. Kijk mee over zijn schouder.
Soort zoekt soort, dat blijkt vooral als je ergens in het buitenland vakantie viert. In mijn geval in Hongarije. Het duurt gemiddeld nog geen dag, voordat ik contact heb met een collega binnen het onderwijs. Deze keer met een directeur binnen het primair onderwijs in Pécs (een stad in het zuiden van het land). Een stad waar deels dezelfde problemen spelen als in Nederland. Allereerst speelt krimp een belangrijke rol. Het ontbreken van aanwas aan de onderkant betekent voor de scholen minder geld, waardoor de nodige investeringen uitblijven en scholen hun deuren binnenkort moeten gaan sluiten. Daarnaast heerst het probleem van de armoede. Er zijn veel gezinnen die het moeilijk hebben om het hoofd boven water te houden. Deze gezinnen zijn over het algemeen van Roma origine en bevinden zich in een grote achterstandspositie ten opzichte van de lokale Hongaarse bevolking. Maar het allerbelangrijkste is de bemoeienis van de overheid met het onderwijs. Alle overheden op alle niveaus van bestuur hebben een grote invloed op het onderwijs. Of dat nu het gebouw betreft of het curriculum; de overheid bepaalt, schrijft voor en controleert. In sommige gevallen is daarmee natuurlijk niets mis. Wie betaalt, bepaalt, is tot een zekere hoogte wel logisch te verklaren. De Hongaarse overheid gaat daarin (naar mijn bescheiden mening) wel over bepaalde grenzen heen. Zo schrijft de staat de leermiddelen verplicht voor. Concreet
betekent dit dat de overheid de boeken levert en docenten verplicht de leerstof te behandelen, die daarin beschreven wordt.
De schoolleider is verantwoordelijk voor het op juiste wijze uitvoeren van het curriculum en is op deze wijze controleur van het staatcurriculum. Of hij het daarmee eens is of niet. Een goed lezer verstaat dit dilemma: van autonomie van zowel docent als schoolleider is geen sprake. Professionele ruimte is een illusie en beroepseer een utopie. Daarentegen heeft de schoolleider binnen deze
bandbreedte een ongekende macht. Hij mag aanstellen en ontslaan naar harten lust. Hij mag een (veel) groter salaris ontvangen, zijn werktijden zelf bepalen en rekenen op een hoge sociale status. Hij heeft namelijk grote invloed op de verdere verwijzing naar vervolgonderwijs. In het land waar men een muur bouwt om ‘illegale immigratie’ te bestrijden en men het onderwijs verbiedt onderwijs te geven aan kinderen van ‘migranten’, verbaast het mij helemaal niet dat de staat zo’n grote invloed heeft op het onderwijs. Wat mij verbaast, is dat dit land lid mag zijn van de Europese gemeenschap. Hongarije krijgt een behoorlijke duit uit de Europese ruif. Is er eigenlijk iemand die controleert wat er met die duiten gebeurt? Zijn wij via de achterdeur medesponsor van een staat die zich dictatoriaal gedraagt en muren bouwt om mensen tegen te houden? Een staat die bepaalt wat de volgende generatie leert en daarbij geen inmenging duld van de professionals (?). Over een paar weken ben ik weer in ons kikkerlandje, doe ik braaf mijn werk, lees de krant en probeer mijn mensen weer te motiveren om het beste uit kinderen te halen. Ik zal mij waarschijnlijk links en rechts ergens aan ergeren, maar een grotere ergernis dan die ‘muur’ ergens in het zuidoosten van Europa kan ik mij niet bedenken. Ik prijs mij rijk, tel mijn zegeningen en blaas met een gerust hart van opluchting de woorden passend onderwijs uit.
september 2015
21
Hoe gaat u om met werkdruk? De werkdruk in het onderwijs is hoog. De nieuwe cao, die een werkweek van maximaal veertig uur beoogt, zou moeten bijdragen aan minder werkdruk. Het tegenovergestelde is helaas het geval. De trainers van CNV Onderwijs geloven dat de werkdruk in het onderwijs omlaag kan, maar niet zolang de nieuwe cao-regels voor het primair onderwijs te instrumenteel worden toegepast. Scholen kunnen namelijk wel degelijk nieuwe keuzes maken en taken afstoten met behoud van de onderwijskwaliteit en het werkplezier van leraren.
“D
e nieuwe cao wil scholen en teams een instrument in handen geven om wat aan de werkdruk te doen”, vertelt Hans van Dinteren, trainer en adviseur bij CNV Onderwijs. “Wat er in de praktijk gebeurt, is dat er vanuit argwaan wordt geredeneerd. Ik zal een voorbeeld noemen. Scholen willen dat je ieder uur dat je moet werken ook op school werkzaam bent. Dit staat alleen niet zo in de cao beschreven en dit is ook niet de bedoeling van de cao. De bedoeling is dat je probeert in de planning veel meer rekening te houden met een wat meer evenwichtiger spreiding van de werkzaamheden. Daarvoor hoef je helemaal niet altijd op school te zijn.”
Groot knelpunt Wat er wel in de cao staat, is dat er met elkaar gekeken wordt naar de taken en de invulling en structuur van de planning. De vraag is dan: hoe verdelen we de taken? Spreek met elkaar reële uren af. Het is daarbij noodzakelijk om ervoor te zorgen dat het realistisch blijft. Er komen meer taken bij, je werkt hetzelfde aantal uren en er worden geen taken geschrapt. “Daar zit een groot knelpunt”, zegt Van Dinteren. “Je moet hetzelfde werk
‘Samen met scholen van werkdruk weer werkplezier maken’ doen in minder uren. Dit betekent niet dat je ook minder kan gaan doen. Wat er nu gebeurt, is dat er veel eenzijdige oplossingen worden gezocht. Je moet bijvoorbeeld veertig uur per week op de werkplek aanwezig zijn of je moet zoveel dagen extra terugkomen, omdat je maar acht uur per dag mag werken. Allemaal dingen die niet bijdragen aan het doel van de nieuwe cao; de werkdruk verlagen. Daarvoor moet je mensen niet meer naar
22
september 2015
school laten komen, maar met elkaar afspreken hoe je het werk anders verdeelt.” Als scholen dit willen aanpakken, kan CNV Onderwijs hierbij helpen. “Soms hebben scholen begeleiding of advies nodig om vaste patronen te doorbreken. Door kritische vragen te stellen en te kijken naar de eigen manier van werken, kunnen personeel en directie gezamenlijk inventariseren wat er allemaal moet gebeuren en hoe zij dit in de toekomst kunnen bewerkstelligen.” Veertig uur De trainers van CNV Onderwijs gaan met scholen in gesprek over de veertigurige werkweek en de werkdruk die deze met zich meebrengt. Jeske Hamers, trainer en adviseur bij CNV Onderwijs, legt uit dat
er samen met de teamleden wordt gekeken hoe zij de veertigurige werkweek gaan indelen, welke taken zij willen doen en welke keuzes de school wil maken voor goed onderwijs. “Hier moet een school eerst helderheid in krijgen. Daarna worden de taken verdeeld. Daarnaast wordt gekeken naar wat de veertigurige werkweek betekent voor de taken die we doen en hoe verdelen we die taken met elkaar? Dat is een cruciale eerste vraag. Het is belangrijk om dit met elkaar te
bespreken en zo helderheid te verschaffen. Wij zijn er om dit te begeleiden. Daarnaast kunnen we workshops geven en begeleidingstrajecten organiseren om iets aan de werkdruk te kunnen doen. Oftewel: wat is de beleving ten aanzien van werkdruk. Het komt namelijk vaak voor dat mensen het veel groter maken dan het is. Door deze belevingen met elkaar te delen en daadwerkelijk te kijken naar wat er prioriteit heeft en hoeveel tijd dit kost, komen teams samen verder. Werkdruk gaat namelijk vaak over dat je druk ervaart en activiteiten doet die je eigenlijk niet belangrijk vindt. Door te kijken wat je dan wel belangrijk vindt en wat dit betekent voor de keuzes die je maakt, kunnen de taken efficiënter uitgevoerd en verdeeld worden.”
Lees meer op www.maakwerkvanwerkdruk.nl over onze serie over vermindering van regeldruk en administratie in het onderwijs.
Efficiëntere aanpak Jeske Hamers heeft bij een begeleiderstraject bijeenkomsten georganiseerd. Stap één was het in kaart brengen wat het team belangrijk vond in het werk. Als het om werkdruk gaat, hoe zouden we daarvan werkplezier kunnen maken? “Welke acties gaan we uitvoeren en wat hebben we hiervoor nodig? Welke
september 2015
23
Hoge waarde
Lage waarde
OK! Doorgaan Blijven doen Kritisch blijven kijken
Kan dit anders?
Is dit nodig? Moeten we dit echt doen?
Hier ligt de opdracht! Waarom doen we dit? Heroverwegen Alternatief zoeken Schrappen en uitleggen
Weinig tijd
Veel tijd
Efficiënter werken Anders organiseren Tijd besparen Time management tools Pokeren
De keuze-matrix brengt in kaart welke taken veel tijd kosten en weinig opleveren.
24
activiteiten willen we meer benadrukken? Welke activiteiten willen we met elkaar organiseren om meer focus te krijgen op werkplezier? Hoe kunnen we dit met elkaar volhouden en er aandacht aan blijven besteden?” Bij de tweede en derde bijeenkomst werd er geëvalueerd en gereflecteerd. Wat is er gelukt, hoe houden we dit vast, welke acties gaan we uitvoeren en welke energievretende activiteiten doen we nu nog steeds? “Vervolgens keken we samen naar welke activiteiten veel tijd kosten en hoe deze efficiënter aangepakt konden worden. Scholen moeten hierbij goed bedenken waarvoor ze het doen en het belang van de leerlingen centraal stellen. Keuzes maken in het belang van de leerlingen en daarna bekijken wat dit betekent voor de dagelijkse werkzaamheden. Maar ook: welke activiteiten kiezen we? En dan wordt het heel praktisch.” Ook de schoolleiding speelt hierin een belangrijke rol, vooral als het gaat om faciliteren, zoals het taakbeleid. “Maar dit is niet het enige. Naast facilitering is het van belang dat ook de schoolleiding actief deelneemt in het proces van werkdrukverlaging. Door samen naar oplossingen te zoeken en nieuwe acties te bedenken, voel je hierbij veel meer eigenaarschap dan dat iemand je iets oplegt. Het gaat om het gezamenlijke proces van kop tot staart.”
taken om een efficiëntere aanpak vragen en welke taken eventueel geschrapt kunnen worden. “Om scholen hierbij te helpen, is er aanvullend op de keuze-matrix een tool ontwikkeld, waarin ieder teamlid de tijd kan bijhouden die hij kwijt is aan een bepaalde taak. Om hieraan vervolgens een bepaalde waarde toe te kennen: een hoge of lage waarde. Op basis hiervan kunnen wij het gesprek begeleiden en concrete stappen formuleren. Je kunt taken niet zomaar schrappen of laten liggen. Het gaat er én om dat er goede, waardevolle keuzes worden gemaakt en dat wat je doet efficiënt is. Hier hebben we allerlei timemanagementtips en -tools voor die we met scholen delen.” Zo kan CNV Onderwijs door begeleiding, de inzet van verschillende tools en bijvoorbeeld een workshop of cursus, samen met scholen van werkdruk weer werkplezier maken.
Keuze-matrix Een van de tools die CNV Onderwijs heeft ontwikkeld om in kaart te brengen welke taken veel tijd kosten, maar weinig opleveren, is de keuze-matrix. “Het gaat vooral om de activiteiten naast het lesgeven”, geeft Annemieke Schoemaker, trainer en adviseur bij CNV Onderwijs, aan. “Niet alles wat je doet, is van waarde. Wat is wel van waarde? Dat bepaal je zelf. Wat wil je met het team bereiken, waarom doe je het? Kortom: de missie van je school.” Door scholen zelf te laten bepalen welke activiteiten of taken veel en weinig waarde hebben en veel of weinig tijd kosten, ontstaat er een keuze-matrix. Hierin kunnen scholen precies zien welke
Marleen de Groot
september 2015
Wilt u meer informatie over het begeleidings- en trainingsaanbod van CNV Onderwijs? Kijk op www.cnvo.nl/academie of neem contact op met Jacqueline van Grevengoed via 030-751 1785 of
[email protected].
column
Vakantiepraat Zoals dat wel vaker gebeurt, ontmoet ik in mijn vakantie mensen uit het onderwijs. Op één camping is het op een gegeven moment wel heel extreem. Ik kom op het terras aan de praat met een stel van wie zij schooldirecteur en hij intern begeleider op een andere school. Er schuiven nog twee leerkrachten en twee studenten aan, de één van de pabo, de ander onderwijsassistent in opleiding. Rond ons tafeltje lopen enkele kinderen die nu even vrij hebben van de basisschool. Het grootste deel van ons gesprek gaat over het onderwijs en naar aanleiding van een van de kinderen die nogal aanwezig is, komt het onderwerp passend onderwijs op tafel. Een van de leerkrachten meldt dat zij eigenlijk niets ervan merkt, dat die wet een jaar geleden is ingegaan. De pabo-student weet niet beter, dan hoe zij haar stage ervaren heeft. Het meisje dat een opleiding doet voor onderwijsassistente, heeft het afgelopen half jaar vooral een kind
in de gemeente nog niet naar wens werkt. Zij heeft dit schooljaar een leerling die niet te handhaven is in de klas en daarbuiten. Het kind heeft een probleem, maar zijn ouders weigeren hem te laten onderzoeken. Daarvan is niet alleen het kind zelf de dupe, maar ook zijn klasgenoten, de leerkracht, hulpouders en wat andere personeelsleden. De jongen kan onverwachts boos worden en zich erg agressief gedragen. Na een incident met klasgenoten, die na het rondvliegen van een stoel met verwondingen naar huis gingen, heeft de directrice voor het eerst in haar leven een leerling geschorst. Haar idee daarbij is om de ouders te overtuigen van de noodzaak om de jongen te laten onderzoeken, om zo passende maatregelen te kunnen treffen op school. En dat dit in het belang is van zowel de jongen als van de school. Het helpt niet en op het moment dat overblijfouders uitgescholden worden en de leerkracht met fysiek geweld te maken krijgt, is de
‘De leerkracht meldt zich ziek, zolang deze jongen op school komt’ begeleid, dat voorheen een rugzakleerling genoemd zou worden. Zelf heb ik ook niet echt veel nieuws in te brengen, alleen dat ik wat passages in mijn schoolgids heb moeten aanpassen over de ondersteuning aan het jonge kind en de passage schorsing en verwijdering. Die laatste passage is voor mijn collega-directeur reden om te vertellen hoe de Wet Passend Onderwijs bij haar
maat vol. De leerkracht meldt zich ziek, zolang deze jongen op school komt. Een plekje in een andere groep helpt niet, de juf voelt zich onveilig. En ook de overblijfmoeder weigert haar inzet als deze jongen op school zijn boterham eet. De directrice besluit in samenspraak met het bestuur de leerling te verwijderen. In verband met de zorgplicht gaat zij op zoek
naar een andere school. Wanneer die na lang zoeken gevonden wordt, weigeren de ouders van de jongen. Ze houden hem wel thuis. De leerplichtambtenaar wordt erbij betrokken, evenals het centrum voor jeugd en gezin en het samenwerkings verband. Wanneer alle partijen rond de tafel zitten, blijkt dat het dossier niet voldoende is opgebouwd en dat er verschillende instanties zijn die een onderzoekje willen doen. De ouders van de jongen werken maar mondjesmaat mee. Het kost allemaal heel veel energie en tijd. De directrice zegt ervan geleerd te hebben, dat zij eerder moet leren loslaten en het dossier bij het samenwerkingsverband moet neerleggen. Het verband kan een persoon aanwijzen die de regie neemt en alle betrokken instanties afgaat. Zo kan zij zich bezighouden met het werk, waarvoor zij is aangenomen. “Maar,” voegt ze eraan toe, “ik vind het ook vervelend voor zo’n jongen. Die gun ik het beste.” Haar partner, de IB-er, vertelt dat er voorlopig bij hen thuis nog veel over deze jongen gesproken zal worden, want hij is aangemeld bij hem op school en start na de zomervakantie. Op dat moment vliegt er een bal op het tafeltje met glazen voor ons en zien we de ‘nog al aanwezige jongen’ rood kleuren. De aanstaand onderwijsassistente ontfermt zich over de jongen en gaat met hem naar een speeltuin. De pabo-student ruimt de tafel op en ik bestel een nieuw rondje en hef het glas op de vakantie. Niet lang daarna praten we weer over het onderwijs. Dirk van Boven
september 2015
25
Vervangen in het primair onderwijs Het onderwijs is een sector die continu in beweging is: verschillende organisatiesystemen, bekostigingsmethoden, de invoering van passend onderwijs of een veranderende visie op het onderwijs zelf. Maar ook de leerlingendaling die gepaard gaat met verlies van werkgelegenheid en geen of weinig instroom van jong personeel is een belangrijke beweging. De nieuwe Wet Werk en Zekerheid heeft invloed op hoe scholen met vervangingen omgaan. Dit vraagt om tijdige voorbereiding van scholen. Samenwerking biedt uitkomst.
I
n dit artikel bespreken we de huidige situatie op de arbeidsmarkt in het primair onderwijs en wat dit betekent voor de werkgelegenheid voor leraren. We kijken naar de stand van zaken van het sectorplan primair onderwijs en geven tips. Tot slot bespreken we een constructie van het Personeelscluster Oost-Nederland, waarbij het creëren van werkgelegenheid centraal staat en laten we zien wat CNV Onderwijs en CNV Schoolleiders voor u kunnen betekenen.
Huidige situatie arbeidsmarkt po In maart 2015 verscheen het onderzoek Arbeidsmarktanalyse primair onderwijs 2015 van het Arbeidsmarktplatform PO. Deze lezenswaardige publicatie geeft goed inzicht in de huidige en toekomstige ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in het po. De PO-sector kent momenteel nauwelijks een tekort aan leraren. Met name de dalende leerlingenaantallen veroorzaken een sterke afname van de werkgelegenheid. En we zijn er nog niet, want naar verwachting daalt in de periode tussen 2015 en 2018 het aantal leerlingen nog eens met 3,3 procent. Een van de
Praktijkvoorbeeld Transfercentrum Onderwijs Zeeland 23 schoolbesturen in Zeeland hebben een regionaal transfercentrum opgericht, gevormd door een gezamenlijke vervangingspool, een centrale nascholingsacademie en een netwerk van hr-medewerkers. Personeel dat in vaste dienst is bij de besturen (zestig fte) vult de vervangingspool in eerste instantie. Daarna wordt gekeken naar personeel in tijdelijke dienst dat wordt voorgedragen door schoolleiders. Tot slot worden nieuwe vervangers aangetrokken (vijftien fte). www.tcoz.nl.
26
september 2015
meest opvallende conclusies is wel dat de arbeidsmarkt in het primair onderwijs op slot zit: jonge mensen die willen instromen in het primair onderwijs, kunnen moeilijk aan een vaste baan komen, terwijl over een aantal jaren deze jonge mensen heel hard nodig zijn. De werkloosheid onder leraren treft vooral het jongere onderwijspersoneel. Uit cijfers van het Participatiefonds blijkt dat de gemiddelde leeftijd van werkloze leraren 27 jaar is. Ruim 80 procent van de paboafgestudeerden is woonachtig in een krimpgebied. Deze pas afgestudeerde leraren van de pabo zullen in hun regio nauwelijks een invalbaan vinden, laat staan een reguliere baan. Al jaren hangt de ‘grote uitstroom’ van babyboomers boven het onderwijsveld. Door de stijgende pensioenleeftijd en dalende werkgelegenheid dreigt de vergrijzingsgolf het spook van het onderwijs te worden. Maar in de komende vijf jaar zal in een aantal regio’s toch echt een lerarentekort ontstaan. Sectorplan primair onderwijs De sociale partners in het po onderschrijven gezamenlijk de noodzaak om de geschetste problematiek aan te pak-
Sectorplan PO Het sectorplan PO is een initiatief van sociale partners in het primair onderwijs, uitgevoerd door het Arbeidsmarktplatform PO, het Participatiefonds en het Vervangingsfonds. Het heeft tot doel als sector gezamenlijk knelpunten op de arbeidsmarkt op te vangen. Het bestaat uit maatregelen om werkgelegenheid te behouden, doorstroom te bevorderen en instroom van jongeren te stimuleren. Het sectorplan wordt mede gefinancierd door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Meer informatie over de maatregelen of het bestellen van mobiliteitstools vindt u op www.sectorplanpo.nl
Inspireer een ander over beweging Heeft u een idee of een voorbeeld hoe u succesvol uw mensen in beweging brengt? Hoe laat u uw medewerkers nadenken over ontwikkeling en beweging? Het sectorplan PO is geïnteresseerd in uw aanpak. Stuur uw idee of voorbeeld en inspireer een ander over beweging via
[email protected]
ken. Ze hebben daarvoor een sectorplan opgesteld, met als belangrijkste ambitie leraren voor het onderwijs te behouden en instroom van jongeren te stimuleren. Er worden verschillende maatregelen genomen om, ook in krimpgebieden, goede onderwijskwaliteit te kunnen realiseren. Deze maatregelen richten zich vooral op regionale samenwerking tussen scholen en besturen. Het sectorplan po helpt besturen bij het vormen van regionale transfercentra om tijdig te kunnen inspelen op de dalende werkgelegenheid. Een van de maatregelen van het sectorplan is de cofinanciering voor een regionaal transfercentrum. Een regionaal transfercentrum is een samenwerking van verscheidene schoolbesturen op het gebied van de inzet van personeel. Door samen te werken kunnen besturen gezamenlijk oplossingen vinden voor leraren die boventallig zijn verklaard en kunnen zij vervangingen beter regelen. Elk regionaal transfercentrum doet dat op zijn eigen manier. Zo benadrukt de ene regio talentontwikkeling van personeel, de ander mobiliteit en weer een ander zet vooral in op samenwerking met pabo’s. Elk regionaal transfercentrum heeft centrale vervanging in haar plan opgenomen.
Gezamenlijke vervangingspool Een gezamenlijke vervangingspool is bij een formatie van 1.500 fte zo’n honderdtwintig tot honderdvijftig fte groot; zo’n tweehonderd arbeidsplaatsen. Zelfs wanneer regio’s voorzichtiger starten, gaat het om banen voor zestig tot negentig fte. De gezamenlijke pool bestaat uit een schil van medewerkers met een vast contract en een schil van medewerkers met een tijdelijk contract. De pool voorziet in vervangingen, maar kan ook tijdelijk ontstane vacatures invullen. Boventallige leraren kunnen in de pool zo ervaring opdoen bij een van de scholen van de andere besturen.
september 2015
27
Een veilige manier om mobiliteit uit te proberen. Hierdoor creëert de pool doorstroom van vaste leraren en ruimte voor instroom van jongeren. In de gezamenlijke vervangingspool zitten vaste leraren, vaste vervangers en vervangers met een tijdelijk contract. De laatste krijgen een jaarcontract met uitzicht op vast. De vervangers treden in dienst bij een van de deelnemende schoolbesturen in het regionaal transfercentrum en worden indien nodig gedetacheerd naar een van de andere besturen.
Praktijkvoorbeeld PON Het personeelscluster Oost-Nederland is een samenwerkingsconstructie van 34 schoolbesturen. Zij hebben samen honderdtien scholen en verzorgen onderwijs voor 18.000 leerlingen. Er zijn ongeveer tweeduizend personeelsleden werkzaam (1.471 fte). De vereniging is gebaseerd op het uitgangspunt van solidariteit. Zij hanteert de volgende uitgangspunten: er is sprake van werkgelegenheidsgarantie voor al het personeel tot aan het pensioen, het personeel wordt bij voorrang van elkaar overgenomen, alle vormen van tijdelijk inzet van personeel verlopen via het PON en er is geen sprake van verplichte plaatsing en geen verplichte mobiliteit. Alles gebeurt altijd op vrijwillige basis. Het PON heeft een integrale aanpak van arbobeleid, loopbaanbeleid in combinatie met een flexpool. In deze flexpool zijn tachtig personeelsleden opgenomen met een vast contract en driehonderd vervangers met een tijdelijk contract. PON coördineert alle vervangingen (10.000 per jaar) van leraren, onderwijsassistenten, IB’ers en directeuren. In het loopbaancentrum wordt actief bemiddeld tussen vraag en aanbod. Mobiliteit wordt opgepakt vanuit een brede visie, dus ook mobiliteit naar andere sectoren of buiten het onderwijs. Dat alles op basis van het principe: uitgaan van kansen en op vrijwillige basis. De aanpak van het PON is succesvol voor het behoud van werkgelegenheid en het bieden van kansen aan werkzoekende leraren. Directeur Mini Schouten bespreekt in een themabijeenkomst samen met u de PON-constructie. CNV Schoolleiders en CNV Onderwijs bieden u deze workshop aan. U kunt zich hiervoor aanmelden bij
[email protected] onder vermelding van workshop PON. Indien er voldoende deelnemers zijn, zoeken we een geschikte datum in het schooljaar 2015-2016.
28
september 2015
Doorstroom naar vast werk Met de nieuwe Wet Werk en Zekerheid (WWZ) zijn werkgevers verplicht na een derde contract een vast dienstverband aan te bieden. Kan de werkgever dit niet, dan moet de werkgever tenminste zes maanden wachten, voordat hij een vervanger weer een nieuw contract kan geven. Door een gezamenlijke vervangingspool hoeven besturen niet langer te worstelen met de verplichtingen van de WWZ. Vervangers hoeven niet te rouleren tussen verschillende besturen of zes maanden te wachten om weer aan het werk te kunnen, maar kunnen op basis van een vast contract aan de slag. In de gezamenlijke vervangingspool kunnen vervangers met een tijdelijk contract doorstromen naar de schil van vervangers met een vast contract. Of zelfs direct naar een vaste functie voor de klas. Door de schaalgrootte van het samenwerkingsverband is er voldoende werk beschikbaar voor een vervanger. Bovendien kunnen deze vervangers via de vervangingspool werken aan hun ontwikkeling en vakdeskundigheid, een onderschoven kindje voor leraren met wisselende dienstverbanden. Instroom voor de klas Omdat de vervangingsvraag groter is dan de verplichte boventallige formatie die
besturen moeten aanhouden voor vervanging, is er in de vervangingspool nadrukkelijk ruimte voor instroom. Idealiter worden startende leraren op basis van een tijdelijk contract vast voor de klas gezet, zodat ze in een stabiele omgeving ervaring kunnen opdoen. Vervangingen worden dan door ervaren leraren gedaan. Vast voor de klas is niet de enige optie voor jonge leraren. Via de pool kunnen jonge leraren kennis maken met verschillende soorten scholen en onderwijs methodes. Langdurige vervangingen door zwangerschap of langdurig verzuim bieden dan de gelegenheid om een band met de klas op te bouwen. Een andere maatregel om de instroom van jongeren te bevorderen is de subsidie regeling Jong en Oud. Via deze subsidieregeling ontvangen schoolbesturen 20 procent cofinanciering voor de loonkosten van een langdurig werkloze leraar. Talentontwikkeling en scholing Bijkomend voordeel van een regionaal transfercentrum is dat er ook samen kan worden opgetrokken in scholing en begeleiding van personeel. Dat geldt voor leraren die vast voor de klas staan, vaste vervangers en startende leraren. Door de gezamenlijke vervangingspool kunnen leraren makkelijker vervangen worden op scholings- of opleidingsdagen. Er is ruimte om startende leraren gericht te ondersteunen en hen met een goed begeleidingsprogramma voor uitval te behoeden.
Netwerk en scholing ‘Werkgelegenheid en vervangers’ CNV Schoolleiders en CNV Onderwijs zijn al geruime tijd betrokken bij het thema: werkgelegenheid en vervangers. CNV Onderwijs heeft een landelijk netwerk opgericht, waar invallers (leden en niet-leden) elkaar kunnen ontmoeten. Tijdens een netwerkbijeenkomst bieden we hoogwaardige scholing aan over actuele ontwikke lingen op het gebied van pedagogiek, didactiek of vakinhoud. Deze trainingen zijn allemaal gevalideerd voor het lerarenregister. Zo kunnen invallers ook een aantal punten behalen voor hun registratie in het lerarenregister (veertig punten per jaar - honderdzestig punten per vier jaar). CNV Onderwijs heeft een netwerkgroep op Linkedin met meer dan driehonderd leden. Via deze netwerkgroep verspreiden we actuele informatie over de CAO PO, nieuwe publicaties en andere ontwikkelingen. U helpt CNV Onderwijs door de uitnodigingen voor de netwerkbijeenkomsten onder uw invallers te verspreiden. Wij vragen u invallers op uw school te laten meedoen met alle professionaliserings activiteiten, zodat zij ook de kansen krijgen om start- of vakbekwaam te worden. De CAO PO geldt ook voor invallers. neelsvraagstukken. De impact reikt echter verder dan dat: ze ondersteunen scholen en besturen bij de invulling van goed werkgeverschap, stimuleren professionele ontwikkeling van leraren en dragen bij aan goed onderwijs voor de toekomst.
Regio’s met transfercentrum Twaalf regio’s hebben verklaard te willen samenwerken in een regionaal transfercentrum. Op dit moment zijn zeven van de twaalf regio’s officieel gestart met de voorbereidingen: Zeeland, Zuid-Limburg, Groningen, Utrecht, Drenthe, Noord- Holland Zuid en Noord-Brabant Oost.
Van mobiliteit naar professionele ontwikkeling Te lang heeft mobiliteit in het onderwijs een negatieve lading gehad, omdat de gedachte is dat dit alleen gebeurt met mensen waarmee ‘iets’ is. Promotie, horizontale mobiliteit, demotie, verhuizing of het wisselen van werkgever: het zijn alle verschijningsvormen van beweging. Wanneer de aandacht verplaatst wordt naar het waarom van de beweging, maakt dat het gesprek over de beweging positiever, gemakkelijker en logischer. In zo’n gesprek staat de professionele ruimte van de leraar en het gesprek over zijn loopbaan en eigen ontwikkeling centraal. De beweging toont slechts het antwoord op die vraag, die voor iedereen anders is. Bijvoorbeeld de leraar basisonderwijs die voor een klas in het speciaal onderwijs gaat staan. Of de vaste leerkracht die vervangingen gaat opvangen. Of de leraar die een masteropleiding gaat volgen. Het sectorplan PO wil schoolleiders en schoolbesturen ondersteunen het gesprek over ontwikkeling en beweging te voeren. Via de regionale transfercentra, maar ook op andere wijze. Zo heeft het Sectorplan PO een set motivatiekaarten ontwikkeld die schoolleiders en hr-medewerkers kunnen gebruiken om hun personeel aan het denken te zetten. Deze en andere mobiliteitstools zijn te downloaden op www.arbeidsmarktplatformpo.nl.
De regionale transfercentra zijn een instrument bij het oplossen van perso-
Anita van de Bunt (Adviseur Sectorplan PO) en Myriam Lieskamp (beleidsmedewerker CNV Onderwijs)
september 2015
29
f e i r b n e d n o z Inge
Interteach M
ag ik me even voorstellen, ik ben tachtig jaar en was 28 jaar bestuurder van de KOV, voorloper van CNV Onderwijs en dus ook van CNV Connectief. En uiteraard lid van de vakbond. Bij toeval las ik de periodiek (Direct van juni 2015) van de schoolleidersclub binnen CNV Onderwijs en daarin, naast een aantal uitstekende bijdragen, ook een min of meer als artikel vermomde advertentie. Van uitzendbureau Interteach over flexibel personeel na wetswijziging, waarbij gedoeld wordt op de Wet Werk en Zekerheid, zoals ingegaan op 1 juli 2015. Met de gehanteerde publicatiemethode (alleen links bovenaan stond in kleine hoofdlettertjes dat er sprake is van een ADVERTORIAL) heb ik enige moeite, maar niet veel: een beetje kritische lezer zal het slimme, zo u wilt sluwe, daarvan al wel snel door hebben. De adverteerder hengelt kennelijk naar een soort keurmerk. Met wat er in het artikel staat, heb ik eigenlijk ook niet echt veel moeite. Ik ben een realist, absoluut geen voorstander van uitzendkrachten (en payrollers) in de school, maar als die collega’s zelf zonodig via Interteach aan de bak willen, dan moet dat maar. Ieder heeft per slot van rekening het recht zijn eigen fouten te maken. Ik heb inderdaad werkgevers c.q. managers die dit soort personeelsbeleid voeren niet hoog zitten, maar daaraan heeft Interteach geen boodschap. Bovendien, dat uitzendbureau, en niet ondergetekende, betaalt de twee volle pagina’s in Direct alsmede schrijver, fotograaf en Interteach-CEO. Waarom dan toch deze ingezonden brief in Direct? Omdat ik als vakbondslid heel veel moeite heb met wat er niet in het artikel staat. Het artikel suggereert dat mensen die geen voltijdbaan kunnen accepteren, maar wel in hun eigen levensonderhoud moeten voorzien, alleen regelmatig als personeel in dienst van dit of enig uitzendbureau aan de slag kunnen. Dat is natuurlijk niet zo, de genoemde categorie collega’s kan wel degelijk gewoon via de normale formatie worden aangesteld en in zijn eigen onderhoud voorzien. Erger is echter, dat niet vermeld wordt dat bedoelde
30
september 2015
aangeboden personeelsleden niet onder de cao voor het onderwijs vallen en ook geen ABP-rechten opbouwen. Mocht ik me daarin, als het om Interteach gaat, vergissen, dan hoor ik dat graag. Nu kan ik in deze harde kapitalistische maatschappij nog wel begrijpen dat een adverteerder de nadelige kanten van zijn product (vergeef me de uitdrukking) niet op een presenteerblaadje in de krant zet. Zelfs niet als er sprake is van een blad voor schoolleiders dat onderdeel uitmaakt van een vakbond (waarvan de leden, ook als het om schoolleiders gaat, toch omwille van hun werknemer-zijn lid zijn). Wat ik niet begrijp, is dat de redactie de lezer niet eigener beweging wijst op de mijn inziens bestaande (forse) schaduwkanten van het aangeprezene. Als dat wel zou zijn gebeurd, zouden er drie voordelen zijn bereikt. 1 de lezer zou meer complete informatie hebben gekregen, 2 de lezer zou meteen duidelijk zijn geworden dat de vakbond niet zonder meer de kwaliteit van het aangeprezene onderschrijft en niet voor niets voorstander is van cao’s (waarmee ook en passant het ongevraagde, maar slimme keurmerk vervalt) en 3, de Direct-redactie had dit stukje van mij niet hoeven plaatsen of weigeren. W. Stoop, lid 1678088
Doorlopende leerlijnen Vorig schooljaar zijn de eerste experimenten met de vakmanschapsroutes en technologieroutes gestart. De bedoeling is dat de leerroutes de doorstroom van vmbo naar mbo (beroepskolom) aantrekkelijker maken. In de leerroutes wordt de bovenbouw van het vmbo vanaf het derde leerjaar met een verwante mbo-opleiding samengevoegd. Het experiment wordt met ingang van het schooljaar 2016-2017 uitgebreid1. Het besluit en de daarop gebaseerde experimenten hebben een looptijd van 2014 tot 20222.
D
oorlopende leerlijnen hebben als doel de doorstroming van leerlingen van voorbereidend beroepsonderwijs en middelbaar algemeen voortgezet onderwijs naar middelbaar beroepsonderwijs te verbeteren en het aantal voortijdige schoolverlaters terug te dringen. Ook de aansluiting op de arbeidsmarkt moet worden verbeterd. De technologieroute zou het tekort aan technici mede moeten verminderen. Inhoudelijk moeten in de doorlopende leerlijnen de programma’s van vmbo en mbo beter aansluiten. Bijkomend effect kan overigens de verkorting van de opleidingsduur zijn tot ten hoogste een studiejaar. Routes Het vmbo kent vier leerwegen: de basisberoepsgerichte, kaderberoepsgerichte, theoretische en gemengde leerweg. Het mbo bestaat uit vijf opleidingen: de entreeopleiding, basisberoepsopleiding, vakopleiding, middenkaderopleiding en specialistenopleiding. Voor de doorlopende leerlijnen zijn uitsluitend de basisberoepsopleiding (niveau 2), vakopleiding (niveau 3) en middenkaderopleiding (niveau 4) relevant. Er zijn nu twee routes: de vakmanschap- en technologieroute. In de vakmanschap route vindt een overgang plaats van vmbo BB naar mbo niveau 2. Een vakmanschaproute duurt drie tot vier jaar. In 2014/2015 is gestart met 72 vakmanschaproutes, in 2015/2016 starten er nog zes. In de technologieroute vindt een overgang plaats van vmbo TL/GT naar mbo niveau 4. Een technologieroute duurt vier tot zes jaar. Nu is dit alleen mogelijk in de sectoren techniek en groen. In 2014/2015 is gestart met acht technologieroutes, in 2015/2014 gaan er nog zeven van start. In totaal zijn er 10.000 leerlingen betrokken bij de experimenten3. Uitbreiding In de vakmanschapsroute wordt het mogelijk om een route van vmbo naar mbo niveau 3 aan te bieden. De technologieroute wordt omgedoopt tot ‘beroepsroute’ en wordt uitgebreid naar de sectoren ‘Zorg en Welzijn’ en ‘Economie en Handel’. De uitbreiding gaat in het schooljaar 2016/2017 in, zodat scholen zich dit jaar kunnen voorbereiden. De uitbreiding van het experiment gebeurt op basis van signalen uit het veld. De VO-Raad en MBORaad zijn geen voorstander van een tijdelijke regeling en pleiten voor een structurele oplossing voor de huidige belemmeringen in de samenwerking tussen vmbo en mbo, bijvoorbeeld op het gebied van verschillende bevoegdheden en de rechtspositie van personeel4.
Gevolgen Het experiment maakt het mogelijk om af te wijken van bepaalde regels uit de Wet op het voortgezet onderwijs en de Wet educatie en beroepsonderwijs. Er zijn geen (extra) financiële middelen beschikbaar. Wel ondersteunt DUO deelnemende scholen met voorlichtingsmateriaal en begeleiding5. Omdat de ontwikkeling van nieuwe leerroutes tijd en energie kosten, zullen betrokken scholen scherpe keuzes moeten maken over de inzet van mensen en middelen, zodat dit bijvoorbeeld niet leidt tot extra werkdruk. In de schriftelijke behandeling in de Tweede Kamer is hiervoor aandacht gevraagd. Bewindslieden zeggen toe na te gaan of werkdruk en de gevolgen voor personeel in de monitor van de doorlopende leerlijnen kan worden meegenomen. Kyra Keybets, beleidsmedewerker, landelijk onderhandelaar cao VO VAB CNV Onderwijs
1 www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/05/29/kamerbrief-over-ontwerpbesluit-totwijziging-van-het-besluit-experimenten-doorlopendeleerlijnen-vmbo-mbo-2014-2022.html. 2 w ww.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/besluiten/2015/05/29/ontwerpbesluit-tot-wijziging-vanhet-besluit-experimenten-doorlopende-leerlijnen-vmbombo-2014-2022.html. 3 www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/06/16/beantwoording-kamervragen-overontwerpbesluit-wijziging-experimenten-doorlopende-leerlijnen.html. 4 w ww.vo-raad.nl/themas/vmbo-mbo/uitbreiding-experiment-doorlopende-leerlijnen. 5 duo.nl/zakelijk/BVE/bekostiging/maatwerk_muo/Uitbreiding_experimenten_doorlopende_leerlijnen.asp.
september 2015
31
Op weg van idee naar een Een sociale bijsluiter voor de regisseur
Als het over de totstandkoming gaat van een Integraal Kind Centrum (IKC), wordt vooral ingezoomd op de vraag hoe een IKC ideologisch, onderwijskundig, juridisch of planmatig kan worden vormgegeven. Wat betekent dit nu allemaal voor de schoolleider? Wat betekent het wanneer aan hem wordt gevraagd: ‘dit is het idee, wil jij dat ontwikkelen naar een volwassen IKC’?
Gevraagd: de schoolleider als regisseur Door het ontwikkelen van een IKC, het toevoegen ervan aan de schoolorganisatie, neemt het ‘hybride’ karakter van de laatste toe. Dat doet ook iets met mensen zelf. Voor een regisseur betekent dit dat hij te maken krijgt met de volgende drie uitdagingen. Ten eerste zijn er meerdere werkelijkheden; er kan dus überhaupt al vanuit meerdere brillen worden gekeken naar het proces en het fenomeen IKC. Ten tweede kijken en denken mensen niet alleen verschillend, maar ze nemen ook een verschillende positie binnen het introductieproces en ook daarna in. De derde uitdaging: een IKC is ook een sociale constructie, die valt of staat bij de betekenis die medewerkers eraan geven en het gedrag dat ze vanuit hun drijfveren – in reactie op het hybride karakter – vertonen.
‘Samenwerkende mensen vormen de rode draad’ Met de sociale bijsluiter in dit artikel hopen we de regisseur van dienst te zijn om – al pendelend – de balans te houden. Met vallen en opstaan wel te verstaan; zo worden we allemaal volwassen. Uitdaging 1: Verschillende perspectieven van verschillende mensen Welke ‘bril’ mensen op hebben, is bepalend voor wat zij zien en dus ook voor hoe zij een IKC definiëren. Dat geldt op alle niveaus. Niet alleen bepaalt perceptie hoe mensen met elkaar samenwerken en hoe zij hun eigen rol in de schoolorganisatie opvatten, het bepaalt ook hoe mensen aankijken tegen de ontwikkeling van het eerste idee tot een volwassen IKC. Dat on-
32
september 2015
volwassen IKC dervinden we elke dag zonder ons ervan bewust te zijn. Wie aan een jurist, bestuurder, financieel adviseur of MR-ouder vraagt waarom dat mooie initiatief met het IKC misliep, krijgt vier verschillende analyses en vier verschillende oplossingen die allemaal op hun manier even waar zijn. Iedereen heeft gelijk, vanuit zijn eigen gezichtspunt. Zelfs als iedereen vanuit precies dezelfde positie kijkt, ziet iedereen iets anders en is ieders analyse dus anders. Datzelfde geldt voor hoe een IKC tot stand komt. De een heeft het over een planmatig te doorlopen proces, als een vooraf opgesteld stappenplan, waarin telkens na iedere ‘fase’ een contract wordt getekend, om dan weer door te gaan naar de volgende stap. Een ander heeft het over het geboren laten worden van een goed idee dat ‘in de markt’ wordt gezet door een entrepreneur, al dan niet onderbouwd met behulp van een businessplan. Weer een ander spreekt over de uitvoering van door de overheid geformuleerd beleid; als het proces van ambtelijke beleidsnotitie naar de realisatie van maatschappelijk vastgoed in een multifunctionele accommodatie. En een vierde stelt dat er eigenlijk niets nieuws is onder de zon. ‘We hebben toch al een brede school?’ Wie in de praktijk met de ontwikkeling van een IKC bezig is, weet dat het niet ‘of-of’ is, maar ‘en-en’. Het gaat om meerdere dimensies tegelijkertijd, waarin samenwerkende mensen de rode draad vormen.
Wat kan het proces doen met mensen in verschillende posities? Mensen die relatief actief betrokken zijn bij de totstandkoming van een IKC: • hebben wellicht het idee of gevoel nu eindelijk te mogen ondernemen (yes!); •w orden zich wellicht bewust van het feit dat zij, voortbordurend op wat er was, mogen bijdragen aan een nog mooiere toekomst en betere ontwikkelingsmogelijkheden van jonge mensen; van baby tot adolescent. Zij zien in dit proces het ontwikkelingspotentieel voor de werknemers in het grotere geheel; • v oelen misschien de urgentie en de druk om gedegen en voortvarend aan de slag te gaan; •w illen wellicht de zaken keurig regelen en vastleggen, zodat er helderheid ontstaat hoe het IKC in de praktijk werkt.
Mensen die participeren als relatieve buitenstaander: • v ragen zich wellicht af wat de risico’s zijn achter dat ideaal en al die mooie dromen. Hoe zit het met die andere partner? Hebben we alle risico’s wel in beeld? Wanneer is het dan helemaal helder en duidelijk? • t rachten te doorgronden hoe zich het idee van een IKC verhoudt tot het idee van een brede school: is het niet gewoon ‘oude wijn in nieuwe zakken’? • vragen zich bijvoorbeeld als leerkracht, groepsleider af wanneer zij ook mee mogen doen; • zeggen tegen zichzelf: ‘Eerst zien dan geloven…’ Of: ‘Relax en afwachten, wellicht drijft het gewoon over…’ Veel ideeën sneuvelen dus...
september 2015
33
‘Het vraagt van de regisseur om te schakelen in gedrag’
Schakelen in gedrag Wat als mensen • alleen maar enthousiast bezig zijn vanuit het principe ‘willen is belangrijker dan kunnen’, dan bestaat het gevaar dat ze opportunistisch te werk gaan; • zaken blijven bij mooie dromen en ideeën, dan blijft het proces vaag, niet realistisch; • in plaats van draagvlak te creëren, gaan drammen om het idee van een IKC erdoorheen te krijgen; • alles willen dichtregelen en daardoor flexibiliteit missen; • geen oog hebben voor de organisatiegeschiedenis van de partijen en daardoor geen ruimte bieden voor een nieuwe structuur die ontstaat op basis van wat er was;
•a lleen maar toekijken. Dan blijven ze buitenstaander en participeren ze niet enthousiast, nieuwsgierig in het IKC; dan zien en merken we frustratie. Maar wat als mensen •g aan voor resultaat en uitdaging; • ideeën ontwikkelen en nieuwsgierig zijn; •a nderen erbij betrekken, draagvlak creëren en communiceren; •o rganiseren, structuur brengen; • f ocussen, tempo maken en besluiten nemen; •b inding, geborgenheid en veiligheid creëren; dan zien en merken we energie en kracht.
Uitdaging 2: verschillende posities van deelnemers in het proces Het introduceren van een IKC gaat niet (alleen) gepaard met een – in een bepaalde mate – tastbare verandering (een gebouw, of een juridische vormgeving ervan, of de winst/verliesrekening), maar het IKC, juist door het hybride karakter, ‘doet’ ook ‘iets’ met mensen. De regisseur dient hiermee rekening te houden. En dat gaat verder dan de vraag: waarom krijg ik de ene persoon wel enthousiast mee en vertoont de ander weerstand? Het is van belang dat de regisseur zich ervan bewust is dat mensen niet alleen verschillend kijken en verschillend denken, maar ook
34
september 2015
een verschillende positie innemen binnen het introductieproces en daarna. Dat klinkt als een eenvoudig te openen deur, maar de praktijk blijkt weerbarstiger. Dat komt alleen al door het verschil tussen de mensen die actief betrokken zijn bij het initiatief en de mensen die weliswaar direct belanghebbend zijn, maar indirect betrokken. Uitdaging 3: Een IKC is (ook) een sociale constructie Managementstudenten en hun (hoog geleerde) leraren zijn geneigd de wereld in twee verschillende gebieden te splitsen: cijfers en mensen. Vanuit deze optiek zijn er ‘harde’ onderwerpen, zoals projectmanagement, contractvorming en planning en voortgangsbewaking, en ‘zachte’ onderwerpen als leidinggeven en motiveren. Dit onderscheid heeft alleen in een collegezaal zin. De uitdaging is om deze twee visies tot één functionerend geheel te integreren. Een IKC is een economisch systeem, maar tegelijkertijd een sociale constructie die valt of staat bij de betekenis die medewerkers eraan geven en het gedrag dat ze vanuit hun drijfveren – in reactie op het hybride karakter – vertonen. Het vraagt van de regisseur om (ook) te schakelen in gedrag. Dimitri van Hekken en Carla Rhebergen, Adviseurs Governance, Cultuur en Organisatie Verus
Vmbo volop in beweging De vernieuwing van het beroepsgerichte curriculum, de versterking van de loopbaanoriëntatie (LOB) en een experiment doorlopende leerroutes vmbo-mbo 1: vernieuwingen die momenteel gaande zijn in het vmbo. Naast deze lopende trajecten stelde de MBO Raad recentelijk voor om vmbo-t/mavo en havo te integreren tot voorbereidend beroepsonderwijs 2. De Onderwijsraad bracht in juni een advies uit, waarin ze pleit voor clustering van de vier leerwegen in het vmbo tot twee opleidingen: vakmanschap en mavo3. Voorstellen die nog volop onderwerp van maatschappelijke en politieke discussie zijn. Wat houdt de vernieuwing van het beroepsgerichte curriculum in?
O
p dit moment kent het vmbo ruim dertig afdelingsprogramma’s. Zij worden in 2016 vervangen door tien profielen, bestaande uit gemeenschappelijk vakken en beroepsgerichte profiel- en keuzevakken. Deze profielen maken het mogelijk onderwijs op maat aan de leerling aan te bieden en optimale leerlijnen naar het mbo vorm te geven. Het doel is leerlingen beter voor te bereiden op hun vervolgopleiding en toekomstige beroep. Elke vmbo-bovenbouwleerling volgt voortaan een profiel. Voor de beroepsgerichte leerwegen (de basisberoepsgerichte en kaderberoepsgerichte) en de gemengde leerweg is er – afhankelijk van het schoolaanbod – een keuze uit tien profielen: Bouwen, wonen en interieur, Produceren, installeren en energie, Mobiliteit en transport, Media, vormgeving en ICT, Maritiem en techniek, Zorg en welzijn, Economie en ondernemen, Horeca, bakkerij en recreatie, Groen en Dienstverlening en producten. Voor de theoretische leerweg is er een keuze uit vier profielen: Techniek, Zorg en welzijn, Economie en Landbouw. Voor de vernieuwing van de profielen moet de wet worden gewijzigd. Het wetsvoorstel is in maart 2015 bij de Tweede Kamer ingediend 4. De beoogde datum van inwerkingtreding is 1 augustus 2016. Wat betekent dit voor scholen? Vmbo-scholen maken met hun derdejaarsleerlingen vanaf schooljaar 2016-2017 de overstap van oude beroepsgerichte examenprogramma’s (afdelingen, intra- en intersectorale programma’s) naar een nieuw aanbod. Daarbij kunnen ze gebruik maken van ervaringen in de pilots. In 2011 is namelijk gestart met de voorbereiding van de vernieuwing van de profielen en sinds augustus 2013 vinden pilots plaats. Scholen hebben in pilots ervaring opgedaan met het omzetten van de nieuwe
examenprogramma’s in onderwijsprogramma’s. Recentelijk zijn ook de eerste diploma’s uitgereikt aan leerlingen die in de pilots hebben meegedaan. Op de website www.vernieuwingvmbo.nl is alle informatie over de vernieuwing van de profielen te vinden. Hier staat ook een zogenoemde ‘routekaart’ 5. Scholen kunnen met behulp van de routekaart bepalen welke profielen zij vanaf 20162017 mogen aanbieden. Omdat het wetgevingsproces nog niet is afgerond, kunnen aan dat document geen rechten worden ontleend. Kyra Keybets, beleidsmedewerker CNV Onderwijs w ww.rijksoverheid.nl/nieuws/2014/12/15/vmbo-ingrijpendvernieuwd.html 2 w ww.mboraad.nl/?news/5469672/10+bouwstenen+voor+ee n+toekomstbestendig+mbo+integreer+vmbo-t+mavo+en+h avo+in+voorbereidend+beroepsonderwijs.aspx 3 w ww.onderwijsraad.nl/publicaties/2015/herkenbaar-vmbomet-sterk-vakmanschap/item7254 4 w ww.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/03/30/wetsvoorstel-invoering-profielenvmbo-en-vernieuwing-beroepsgerichte-examenprogramma-s.html 5 w ww.vernieuwingvmbo.nl/wp-content/uploads/2015/07/ Routekaart-naar-profielen-juni-2015.pdf 1
september 2015
35
www.interteach.nl |
Elke dag een vertrouwd gezicht voor de klas
Hetzelfde gezicht voor de klas biedt alleen maar voordelen: minder rompslomp met overdrachten, een docent die de leerlingen persoonlijk kent en een leerkracht die bekend is met de lesmethode. Interteach zorgt voor dezelfde vertrouwde invalkrachten. Gekwalificeerde en ervaren docenten die van wanten weten. Want kwalitatief goed onderwijs gaat verder dan alleen lesgeven. En niet onbelangrijk, ruim 20% minder kosten.
Verbetertermijn zeer zwakke scholen beperkt Op 1 augustus is de wetswijziging van kracht geworden die de verbetertermijn voor zeer zwakke scholen beperkt tot één jaar. Na dat jaar moet de school zich minimaal naar ‘zwak’ hebben verbeterd, anders volgt melding aan de minister. De minister besluit over vervolgmaatregelen, die in het uiterste geval sluiting van de school kunnen betekenen.
H
et voorstel om zeer zwakke scholen strenger aan te pakken dateert al uit 2008 (motie Pechtold) en is nog eens vastgelegd in het Regeerakkoord 2010. Het doel van het nieuwe wetsartikel is de onderwijskwaliteit op zeer zwakke scholen zo snel mogelijk weer op orde te krijgen, zodat leerlingen weer onderwijs van voldoende niveau krijgen. In de praktijk weet een groot deel van de zeer zwak verklaarde scholen zich na een jaar te verbeteren naar zwak. Het nieuwe voorschrift bepaalt dat als een school daarin niet slaagt, de Inspectie van het Onderwijs dat moet melden aan de minister met een advies over vervolgmaatregelen. De wetswijziging geeft ook ouders meer invloed op de verbetermaatregelen. Uitwerking in het inspectietoezicht De manier waarop de inspectie scholen beoordeelt en het toezichtarrangement (basis, zwak of zeer zwak) bepaalt, verandert niet. Wel vervalt het (qua omvang beperkte) tussentijdse kwaliteitsonderzoek voor zeer zwakke scholen. In plaats daarvan wordt na een jaar een volledig onderzoek naar kwaliteitsverbetering uitgevoerd. Daarmee krijgt de inspectie een compleet en actueel beeld van de onderwijskwaliteit en de verbetering die is opgetreden. Dit onderzoek naar kwaliteitsverbetering is de basis voor het bepalen van het nieuwe arrangement/oordeel; in tegenstelling tot de huidige situatie kan een positieve beoordeling ook tot een basisarrangement leiden. Als het tot een melding komt, geeft de actuele beoordeling tevens de input voor het advies aan de minister over vervolgmaatregelen. Deze maatregelen zijn afhankelijk van de specifieke situatie en kunnen variëren van het verlenen van een extra verbetertermijn tot – in het ernstigste geval – een aanbeveling om de bekostiging te stoppen. Als een zeer zwakke school zich na een jaar verbeterd heeft naar zwak of zelfs basisarrangement, volgt uiteraard geen melding aan de minister. Het vervolgtoezicht wordt dan verder uitgevoerd volgens de eerder gemaakte afspraken. Een school die zich heeft verbeterd naar zwak, krijgt na opnieuw een jaar een afsluitend onderzoek naar kwaliteitsverbetering om te zien of weer voldaan wordt aan de basiskwaliteit. Onder het ‘betrekken van ouders bij de voorgenomen maatregelen’ wordt verstaan dat ouders de gelegenheid moeten krijgen om te reageren op verbeterplannen van de school, voordat deze worden vastgesteld. Het ligt voor de hand hier de rol van
de oudergeleding in de medezeggenschap centraal te stellen. Het is echter aan de school c.q. het bestuur om te bepalen hoe zij dit precies wil vormgeven. In de voortgangsgesprekken met het bestuur zal de inspectie vragen naar de wijze waarop ouders hebben kunnen reageren en wat er is gedaan met de reacties. Ingangsdatum en overgangsregeling Het nieuwe regime geldt voor scholen die na 1 augustus 2015 worden onderzocht en beoordeeld als zeer zwak. Als ze daarvoor een basisarrangement of een oordeel ‘zwak’ hadden, krijgen ze een jaar de tijd om te verbeteren naar minimaal zwak. Als ze vanuit ‘zeer zwak’ opnieuw ‘zeer zwak’ worden, wordt de historie en de context bekeken: is er zicht op en vertrouwen in voldoende verbetering op afzienbare termijn? In dat geval kan een extra verbetertermijn van maximaal een jaar (naar minimaal ‘zwak’) worden afgesproken. Voor scholen die voor de derde achtereenvolgende keer een ‘zeer zwak’ arrangement krijgen, geldt dat er een melding aan de minister wordt gedaan. Bron: Onderwijsinspectie
september 2015
37
column door Chris Lindhout
De herfst nadert met rasse schreden en de vakantie-energie is bijna, of misschien al wel helemaal, opgegaan aan de waan van de dag. Of laat ik het positiever benaderen: aan de passie van het dagelijks omgaan met jonge mensen in hun ontwikkeling. Toch neem ik u, ter lering en vermaak, mee terug naar de afgelopen zomer. Staande op een camping in Slovenië nadert er op een dag een twee-assige caravan. Een bakbeest dus. Iedereen gelegen bij zwembad(je) in het midden van de camping draait zich onopvallend om. Dat valt op. Finnen. Finnen die via de Baltische staten en Oostenrijk
Afwachten de zon en de warmte opzoeken. Moet kunnen. Na enige tijd zijn de Finnen geïnstalleerd en herneemt het gewone campingleven zijn rustige loop. Tot de Finnen met hun twee kleine kinderen van vijf en drie jaar zich melden aan de rand van het zwembad. De kleintjes zijn uitgerust met zwembandjes en worden zonder pardon in het bad gedropt. Ze blijven natuurlijk drijven, maar enige aandacht en zorg, enige voorbereidende ‘afspraken’ en wijze raad zouden op zijn plaats zijn geweest, vinden vele (meest Nederlandse) ogen. Als de kleinste via het trapje het bad uit klimt en op de badrand stapt, valt ze van die rand af en beland op de tegeltjes ernaast. Moeder
38
september 2015
noch vader reageert. Het kind krabbelt op en valt weer op de gladde vloer. Het huilt niet en kijkt niet bang om zich heen, maar gaat op de rand staan om in het water te springen. Pa is onder water verdwenen en moeder trekt een baantje. De ogen van de omstanders roepen: ‘let op’ of negatiever ‘onverantwoordelijk’. Sommigen willen al toesnellen, terwijl anderen iets willen roepen om de ouders te waarschuwen. Maar ja… hoe zeg je dat in het Fins? Het kind kijkt, aarzelt en springt dan het bad in. Koppie onder. De badgasten houden de adem in en willen ondanks de zwembandjes de traumahelikopter al bellen. Proestend komt het kind boven. Vader, die ook weer boven water is, zwemt er rustig naar toe. Moeder zwemt een volgend baantje. Dan pakt vader het kind beet en gooit het van zich af. Men houdt de adem in. Wat is dit? Ik zie met belangstelling de botsing tussen de prinsen- en prinsessencultuur en de Finse opvoedingsmethode. Terwijl wij hulp aan kinderen tot opdracht nummer één hebben verklaard, zie ik dat we misschien wel doorgeslagen zijn in onze goedbedoelde steun aan onze kinderen bij dreigend gevaar. Een kind leert heel veel als volwassenen afwachten en hen niet direct goedbedoelde hulp aanbieden of, nog erger, de taak van het kind overnemen. Onverantwoordelijk? Ik dacht het niet. Scheelt overigens ook veel schrijfwerk voor het leerlingvolgsysteem. Die tijd kun je beter gebruiken toch? Laat ze begaan, die kinderen. Ze kunnen meer aan zonder je hulp dan je denkt. Dat wens ik jullie dit jaar toe.
korte berichten Gedicht
Doe mee aan Direct Direct is er voor en door schoolleiders van het primair en voortgezet onderwijs en het middelbaar beroepsonderwijs. Wilt u een bijdrage leveren aan Direct of heeft u een goed idee voor een artikel? Mail dan naar redactie@cnvs. nl. In het bijzonder zijn wij geïnteresseerd in uw ervaringen en opvattingen over passend onderwijs. Later dit jaar komt er een speciale editie uit van Direct over dit thema. Wij stellen uw reacties op prijs!
Direct 2015 Editie 7. Editie 8.
Verschijningsdata
17 oktober 21 november
Gedichtenbundels Wilt u uw team verrassen met een gedichtenbundel van Chris Lindhout? Mail voor meer informatie of om te bestellen naar
[email protected].
Duurzaam leren
Advertentie
Het is niet de kennis die gelukkig maakt, het weten van feiten en gebeurtenissen, het beheersen van strategieën en formules die wel de hoofden, maar het hart niet raakt. Dat is niet de weg naar beter leven, de scholen en universiteiten, De wetenschap met hun veranderende waarheid kan de mensheid het geluk niet geven. Wat wel telt, zijn heel andere zaken: betrokkenheid, passie en vooral oog hebben voor de andere mens. Die kunnen de wereld wel in het hart raken. Aandacht en waardering voor al wat leeft, eerlijkheid en empathie, geduld, humor en hoop, dat is wat de wereld nodig heeft. Dan leren we om echt samen te leven, vol respect en eerbied voor elkaar. Die lessen duren niet maar even, die duren eeuwig, want ze zijn waar. Chris Lindhout
HOOGSENSITIEF Hype of antwoord? Je kent ze vast wel, die kinderen waarvan je zegt ‘er is iets met dat kind, maar wat?’. Ruim 20 procent van de leerlingen is hoogsensitief en 40 procent is sensitief. Maar wat is dat: (hoog)sensitiviteit? Wat doe je ermee als ouder en/ of leerkracht en als school? Is het de zoveelste hype of het antwoord op veel vragen? Chris Lindhout, redacteur van Direct, heeft zich verdiept in dit verschijnsel en kan leerkrachten, ouders en anderen vanuit de praktijk van alledag meenemen op een boeiende reis naar deze karaktereigenschap. Als trainer van CNV Onderwijs vertelt hij al vele jaren over hoogsensitieve kinderen en hoe je daarmee omgaat. Op ouderavonden, cursusdagen van teams of informatieavonden voor ouders kwam steeds weer de opmerking ‘had ik dat maar eerder geweten’. Neem voor meer informatie of een afspraak contact op met Chris Lindhout via
[email protected].
september 2015
39
Toekomstgericht leiderschap Groei en ontwikkeling van de school, het team en uzelf
Themadag CNV Schoolleiders 5 november 2015
Toekomstgericht leiderschap Onderwijs is en blijft mensenwerk. Het zijn de leraren die cruciaal zijn voor goed onderwijs en het zijn de schoolleiders die handen en voeten geven aan het beleid. Zo zorgen we samen voor goed onderwijs. Juist daarom is strategisch HRM beleid essentieel.
CNV Schoolleiders wil op 5 november 2015 tijdens de jaarlijkse themadag stilstaan bij verschillende aspecten van HRM beleid. Samen denken we na over Toekomstgericht leiderschap. Leiderschap gericht op de groei en ontwikkeling van de school, het team en uzelf.
Meld u nu aan Bekijk het programma en meld u nu aan via www.cnvs.nl/themadag.