Zoals vastgesteld in de AV van 26 november 2014
Arbeidsvoorwaardennota 2015 CNV Onderwijs
Zoals vastgesteld in de AV van 26 november 2014
Voorwoord Voor je ligt de Arbeidsvoorwaardennota 2015. De nota vormt een aanvulling op de CNV arbeidsvoorwaardennota 2015 “Werkenden op waarde geschat!”. CNV Onderwijs formuleert in de eigen arbeidsvoorwaardennota haar eigen ambitie voor de leden voor zover die een relatie hebben met inkomen en arbeidvoorwaarden in de breedste zin van het woord. Meer loon, minder werkdruk, geld en tijd voor professionalisering en werkgelegenheid en een voor alle generaties geïndexeerd pensioen zijn daarbij belangrijke aandachtspunten. Die ambitie blijven we ook in 2015 nastreven: via lobby bij de politiek en door het afsluiten van cao’s. Maar betere arbeidsvoorwaarden realiseren wij ook langs andere wegen. Via onze inbreng in de arbeidsmarkt- en mobiliteitsfondsen of in de pensioenkamer van de ROP, waar we onderhandelen over pensioenen. Wij willen echter meer. We geloven namelijk dat werk meer is dan goede arbeidsvoorwaarden, hoe belangrijk die ook zijn. Om als werkende in het onderwijs tot je recht te komen heb je meer nodig. Waardering voor je werk en respect voor jou als persoon zijn daarbij van groot belang. Iedereen moet kunnen werken in een omgeving waar je tot je recht kunt komen of je nu OP-er, OOP-er of schoolleider bent. Waar niet alleen je arbeidsomstandigheden voldoen aan de eisen, maar waar het ook sociaal veilig is en je niet bang hoeft te zijn voor agressie van leerlingen of ouders. Waar het niet uitmaakt of je man of vrouw, oud of jong bent of welke kleur je huid heeft of wat je geaardheid is. Waar je open en gelijkwaardig met je collega’s en met de schoolleiding spreekt over hoe het onderwijs het beste vorm kan worden gegeven. Waar je inspraak hebt, zeggenschap hebt over hoe het onderwijs nog beter kan worden. Waar schoolleiders in staat zijn om samen met het personeel te zorgen voor een klimaat waarin het als leerling goed leren is. CNV Onderwijs gaat voor zo’n werkomgeving, voor iedereen in het onderwijs. Een ideaalbeeld? Natuurlijk, zover zijn we nog lang niet overal. Er is nog veel te winnen. Dat gaan we dan ook doen in 2015, met de concrete voorstellen die je in deze nota vindt blijven en gaan we aan de slag. Joany Krijt Cao-coördinator CNV Onderwijs
Zoals vastgesteld in de AV van 26 november 2014
De prioriteiten van CNV Onderwijs Prioriteit 1: Loon CNV Onderwijs wil de salarispositie van al het onderwijspersoneel verbeteren. Om de wervingskracht van de onderwijssector te vergroten en het zittende personeel te behouden moet er een concurrerende beloning zijn die past bij hooggekwalificeerd personeel. Stijging met het percentage van de inflatie is voor CNV Onderwijs de minimale inzet. Door de nullijn in de jaren 2010-2014 is onderwijspersoneel opnieuw op achterstand gezet. Onze ambitie is om een inhaalslag te maken, waarbij deze achterstand weer wordt ingelopen. Daarbij hoort ook een eindejaarsuitkering van 8,33% in alle sectoren. Met het Convenant ’LeerKracht van Nederland’ is een belangrijk begin gemaakt met het opwaarderen van onderwijsfuncties en de verbetering van het functiegebouw in het primair en voortgezet onderwijs. CNV Onderwijs ziet er nauwlettend op toe dat de afspraken over meer hogere leraarsfuncties, de “functiemix”, volledig en tijdig worden uitgevoerd. Via intensieve voorlichting en op de individuele leraar gerichte instrumenten (functiescan en functiecoach) investeert CNV Onderwijs in het succes van de “functiemix”. Maar er is meer nodig om de wervingskracht van de onderwijssector te vergroten en het zittende personeel te behouden. CNV Onderwijs wil tot hogere percentages in de “functiemix” komen, en uiteindelijk voor elke leraar de mogelijkheid creëren om in het basisonderwijs LB te bereiken, en in het voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs LC. Voor het OOP moeten er meer carrièrekansen en ruimere scholingsmogelijkheden komen. Bij gelijk gewaardeerde functies dient de schalenstructuur van het OOP overeen te komen met die van het OP. CNV Onderwijs wil de salarispositie van de schoolleiders in het primair onderwijs verbeteren (zie verder onder “Schoolleiders primair onderwijs”).
Prioriteit 2: Minder werkdruk Mensen in het onderwijs hebben het te druk. Over de hele linie van het Nederlandse onderwijs, ligt er bij de mensen die er werken structureel teveel op hun bordje. Oorzaken zijn onder andere de bezuinigingen van de overheid, de lessentabel en het feit dat in veel sectoren een te groot deel van het geld niet in het primaire proces terecht komt. De leraar moet steeds meer lessen geven, aan steeds meer leerlingen tegelijk. Daarbij komt de toenemende verantwoordingsdruk door de afrekencultuur in het onderwijs. De cultuur van ‘meten is weten’ zorgt voor een groeiend aantal testen en toetsen. Als de les is afgelopen wacht een steeds grotere berg administratie en een flinke portie vergaderingen. Het is niet erg om hard te werken, maar bovenmatige werkdruk maakt collega’s ziek en gaat ten koste van de kwaliteit van het onderwijs dat de kinderen ontvangen. We horen keer op keer van onze leden dat de werkdruk echt omlaag moet. Daarom zetten we ons hier hard voor in. Voldoende middelen (voor bijvoorbeeld kleinere klassen en meer OOP) CNV Onderwijs wil dat er geld voor het onderwijs beschikbaar is om genoeg personeel aan te nemen. Het moet mogelijk worden om met kleinere klassen te werken of om meer onderwijs- en klassenassistenten in te zetten. Daarnaast moet er geld zijn voor fatsoenlijke lesmaterialen, (schone en goed geventileerde) klaslokalen en andere zaken die je nodig hebt om je werk goed te kunnen uitvoeren. Als het aan CNV Onderwijs ligt dan wordt er afgesproken dat 90% van het geld naar het primaire proces gaat en dat maximaal 10% naar de overhead gaat (afgezien van huisvestingsgeld). De prijsaanpassing moet structureel worden toegekend, zodat het budget meestijgt met de inflatie. Bureaucratie en grote uitgaven aan allerlei bijkomende zaken moeten worden teruggedrongen. Minder administratie en regeldruk Administratieve rompslomp voor leerkrachten moet worden teruggebracht. Een deel van de taken kan worden geschrapt, en een ander deel kan (onder verantwoordelijkheid van de docent) door ondersteunend personeel worden gedaan. Zo blijft alleen het hoognodige bij de leerkracht liggen. Die moet hiervoor voldoende uren krijgen in het taakbeleid. Veel administratieve last ontstaat door wantrouwen en controlezucht. Ook vragen scholen vaak meer registratie dan noodzakelijk is, omdat onvoldoende duidelijk is wat de eisen van de Onderwijsinspectie zijn. De leraar moet weer
Zoals vastgesteld in de AV van 26 november 2014
vertrouwen krijgen en niet gedwongen worden tot het scheppen van een tweede papieren werkelijkheid naast de praktijk in de klas. CNV Onderwijs wil dat het onderwijspersoneel weer meer professionele ruimte krijgt en stimuleert de totstandkoming van een professionele lerende cultuur in het onderwijs. Samen met andere partijen wil CNV Onderwijs de regeldruk verminderen door middel van afspraken hierover in de regeldrukagenda. Taakbeleid CNV Onderwijs wil dat werknemers in het onderwijs meer invloed en zeggenschap krijgen als het gaat om taakbeleid. Afspraken hierover moeten waar mogelijk op schoolniveau gemaakt worden, en waar nodig in cao’s worden vastgelegd. Leerkrachten zouden ook zelf inspraak moeten hebben als het gaat om een evenwichtige verdeling van het aantal lessen over het personeel. De lessentaak ligt in Nederland aanmerkelijk hoger dan in de ons omringende landen. Het is dan ook van groot belang dat leerkrachten in de positie worden gebracht om hierover op basis van gelijkwaardigheid het gesprek aan te gaan. Regeldrukagenda In het kader van het Nationaal Onderwijsakkoord is door alle partijen gezamenlijk een onderzoek verricht naar de oorzaken van en de aanpak van regeldruk. Er is een Regeldrukagenda opgesteld voor de periode 2014-2017 met daarin onderwijsbreed en per sector (po, vo, mbo) acties om het onderwijspersoneel te ontlasten. In de Regeldrukagenda zijn ondermeer afspraken gemaakt over versterking van de professionele lerende cultuur. Ook is afgesproken dat de vakbonden de rol van de medezeggenschap op scholen met betrekking tot regeldruk, taakverdeling en slimmer organiseren zullen versterken. De komende drie jaar zal de uitvoering van de regeldrukagenda door alle partijen gezamenlijk worden gevolgd. Ondersteunen van de MR/OR CNV Onderwijs zal personeel en MR/OR-leden actief ondersteunen bij alles wat ze zelf kunnen doen om er voor te zorgen dat er zorgvuldig met de tijd en energie van de mensen in het onderwijs wordt omgesprongen. Met concrete handvatten en een steuntje in de rug van CNV Onderwijs kan je zelf al het een en ander bereiken door bijvoorbeeld het taakbeleid, de vergadercultuur en het stellen van prioriteiten bij jou op school bespreekbaar te maken. Verder wil CNV Onderwijs de MR en OR ondersteunen bij hun rol in ARBO gerelateerde zaken. De praktijk van de invoering van continuroosters is ook een specifiek punt ter bespreking vanuit de MR. Naleving werk- en rusttijden Aandachtspunt is en blijft de naleving van de werk- en rusttijden. Hierover staan in de arbeidstijdenwet regels en zijn in de cao afspraken gemaakt. Door bijvoorbeeld het verschijnsel van continue roosters in het PO wordt het met deze regels en afspraken soms niet zo nauw genomen. Het is dan namelijk lastig te organiseren. Ook in het VO is de praktijk op het gebied van werk- en rusttijden vaak anders dan wat is afgesproken. Naleving en waar nodig aanscherping van de cao afspraken hierover heeft de aandacht van CNV Onderwijs. Vitaliteitsmanagement CNV Onderwijs wil dat er in het onderwijs een beleid wordt gevoerd dat gericht is op duurzame inzetbaarheid van alle medewerkers binnen de school of instelling. Duurzame inzetbaarheid is een combinatie van employability, werkvermogen en vitaliteit. Het streven hiernaar wordt ook vitaliteitsmanagement genoemd. Het gaat hierbij om de activiteiten die werkgevers ontplooien om hun medewerkers te stimuleren tot het gezond en productief (blijven) werken met behoud van plezier in het werk. Vitaliteitsmanagement heeft betrekking op alle leeftijden. Leeftijdsafhankelijke regelingen voor werk, privé en ontwikkeling Vaak hangt de ervaren werkdruk ook samen met de mogelijkheden die er zijn om werk en privé te combineren. De regelingen die daarvoor nodig zijn kunnen per levensfase verschillen. Speciaal aandachtspunt hierbij is de mantelzorg. Ook de combinatie van lesgevende taken en werken aan de eigen ontwikkeling kan per levensfase anders zijn. CNV Onderwijs zet in op goede, leeftijdsbewuste regelingen. De rode draad is om in elke levensfase te zorgen voor een passend, op de levensfase afgestemd, taakbeleid, waardoor werk en privé op een evenwichtige wijze kunnen worden gecombineerd. Hierbij doet CNV Onderwijs waar nodig een beroep op de solidariteit tussen werknemers in verschillende leeftijdsfases. We vinden het van groot belang dat al het personeel, vanaf de eerste aanstelling tot aan pensionering, gemotiveerd en op een goede en gezonde wijze kan (blijven) werken in het onderwijs. Dit kan door middel van leeftijdsfasebewust personeelsbeleid.
Zoals vastgesteld in de AV van 26 november 2014
Prioriteit 3: Professionalisering CNV Onderwijs wil dat werknemers voldoende ruimte (in tijd en geld) krijgen voor scholing en ontwikkeling. Te vaak zien we dat het beschikbare budget voor professionalisering niet wordt ingezet. CNV Onderwijs wil er dan ook op toezien dat de afspraken die al in de cao’s gemaakt zijn over scholing ook echt worden nageleefd. Door individuele ondersteuning, en door ondersteuning van de MR/OR wil CNV Onderwijs er stevig op inzetten dat alle werknemers in de gelegenheid worden gesteld om zich te professionaliseren. Dat betekent dat de tijd die ze hiervoor krijgen toereikend moet zijn en dat het geld dat hiervoor beschikbaar is wordt ingezet. Daarom moeten er, voor zover dit nog niet in cao’s is opgenomen, afspraken komen over een leerrecht voor onderwijspersoneel. Voor elke werknemer moet vanuit de werkgever een individueel scholingsbudget beschikbaar worden gesteld. In de cao moeten afspraken gemaakt worden die garanderen dat de werknemer zelf de regie voert over de besteding van dit budget. De eigen keuzes van de werknemer moeten leidend zijn, waarbij het voldoen aan de eis van benoembaar en bevoegd zijn voor het vak dat iemand geeft wel voorop staat. Twijfelachtige invullingen met kwalitatief laagwaardige scholingen moeten worden tegengegaan. Scholing moet inhoudelijk aantrekkelijk zijn: het moet echte hulp bieden bij het oplossen van de dagelijkse problemen waarmee onderwijsgevend én onderwijsondersteunend personeel worden geconfronteerd. Daarnaast bepleit CNV Onderwijs een uitbreiding van het budget voor de promotie- en lerarenbeurs. Wij eisen dat de lerarenbeurs voor iedereen toegankelijk blijft. Niet eenmalig, maar – in het kader van een leven lang leren - elke 10 à 15 jaar. Het leraren register ziet CNV Onderwijs als een goed middel om de scholing van docenten zichtbaar te maken en te waarderen. Hoewel voldoende bij- en nascholing geen garantie is voor de kwaliteit van een leraar, maakt het wel de inzet zichtbaar die is gedaan om vakkennis en pedagogischdidactische kennis en vaardigheden op peil te houden. Op zijn minst zou elke docent bevoegd moeten zijn voor het vak dat hij geeft. De mogelijkheden voor het onbevoegd lesgeven in noodgevallen moeten worden beperkt. Wat CNV Onderwijs betreft is het lerarenregister een middel in handen van de beroepsgroep, om daarmee de kwaliteit en de status van het beroep te waarborgen en bij- en nascholing tot een normale gang van zaken te maken. Daarvoor zullen werkgevers meer ruimte moeten gaan bieden. Ook werkloze leraren en leraren met een betrekking van minder dan 0,2 FTE moeten toegang kunnen krijgen tot het lerarenregister. Hierbij moet vooral gedacht worden aan starters die van de PABO of lerarenopleiding komen en nog niet in de gelegenheid zijn aan de gestelde eisen te voldoen. In de cao moeten harde afspraken komen te staan over een verregaande plicht van werkgevers om middelen en tijd voor scholing beschikbaar te stellen. Ook van de overheid mag hiervoor een bijdrage worden gevraagd. De rekening voor de hier genoemde scholingseisen mag niet bij het personeel worden gelegd. Het kan natuurlijk niet zo zijn dat de afspraken over scholing alleen maar extra werkdruk veroorzaken en mensen op kosten jagen. Het doel is om ruimte voor professionele ontwikkeling te claimen en het aanzien en de beroepstrots van onderwijspersoneel te vergroten. Uit onderzoek van CNV Onderwijs in 2011 is gebleken dat beroepstrots voornamelijk tot stand komt door de reacties en resultaten van leerlingen. Als onderwijspersoneel beter is toegerust om leerlingen succesvol te doen ontwikkelen, zal ook de beroepstrots toenemen. Professioneel HR beleid CNV Onderwijs vindt dat alle instellingen in po, vo en mbo voor 2016 professioneel HR beleid dienen te voeren. CNV Onderwijs wil dat dit HR beleid gericht is op alle levensfasen in een loopbaan en op een leven lang leren van alle medewerkers en schoolleiding. Deel van dit HR beleid is een gesprekscyclus en ruimte voor intervisie en collegiale consultatie. Ook moet tijd worden besteed aan het begeleiden van starters in het onderwijs.
Prioriteit 4: Werkgelegenheid Hoeveel mensen er een baan kunnen vinden in het onderwijs hangt natuurlijk niet alleen af van het geld dat de overheid hieraan uitgeeft. Het hangt ook af van demografische ontwikkelingen en kan van streek tot streek, van sector tot sector en van vak tot vak verschillen. Daardoor is er op sommige plaatsen sprake van overschotten en op andere plaatsen van tekorten. Voor de stabiliteit en de toekomst van het onderwijs vindt CNV Onderwijs het van belang dat de werkgelegenheid in het onderwijs op peil blijft. Onze inzet op werk heeft niet alleen te maken met het aan werk helpen van mensen die werkloos dreigen te worden, of al zijn. Die heeft ook te maken met het kansen bieden aan jongeren om werkervaring op te doen. En het heeft te maken met het aan de slag houden van oudere werknemers, die langer door moeten werken. Extra middelen voor werkgelegenheid
Zoals vastgesteld in de AV van 26 november 2014
Van de mensen die nu afstuderen zijn er velen die moeite hebben bij het vinden van een baan. Het is van groot belang deze groep mensen voor het onderwijs te behouden. In het Nationaal Onderwijsakkoord is afgesproken dat er 3.000 nieuwe banen voor jonge leraren bij komen in 2014. Ook zijn in het sectorplan PO afspraken gemaakt over het aan de slag krijgen en houden van jonge leraren. CNV Onderwijs vindt dat er tot 2020 extra middelen beschikbaar moeten komen om in de komende periode de werkgelegenheid op peil te houden. In cao’s wil CNV Onderwijs werkgelegenheidsafspraken maken voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt, gericht op werkbehoud voor een rechtvaardig en gelijkwaardig loon. Dat geldt in het bijzonder voor starters op de arbeidsmarkt die op zoek zijn naar een eerste baan en voor ouderen die na ontslag moeilijk weer aan de slag komen. Baanzekerheid Wie zich voortdurend af moet vragen of hij of zij volgend jaar nog wel werk heeft, omdat er wordt gegoocheld met tijdelijke contracten voelt zich niet gewaardeerd. CNV Onderwijs wil daarom via de cao het opeenstapelen van tijdelijke contracten zoveel mogelijk voorkomen. Flexibele contracten mogen gebruikt worden als het flexibele karakter van het werk dit vereist. En dus niet om normale werkgeversrisico’s op de werknemer af te schuiven. Payrolling en inzet ZZP-ers Payroll-ondernemingen zijn er in gespecialiseerd het formele werkgeverschap (geheel of gedeeltelijk) uit handen te nemen van de feitelijke werkgevers. Het personeel komt dan in dienst van de payroll-onderneming. Deze ondernemingen worden in het onderwijs steeds actiever. Na de sectoren HO en BVE, wordt nu ook in het voortgezet en primair onderwijs geprobeerd om voet aan de grond te krijgen. Werkgeversorganisaties staan hier redelijk welwillend tegenover, ondanks de relatief hoge kosten. CNV Onderwijs ziet een groot aantal risico’s voor de arbeidsvoorwaarden van onderwijspersoneel dat op basis van een payroll-overeenkomst wordt aangesteld. Ook de inhuur van ZZP’ers neemt steeds meer toe. Hoewel hun inzet voor projecten of kleine delen van het onderwijscurriculum valt te billijken, kleven er ook nadelen aan het inzetten van ZZP’ers. Hun binding aan de onderwijsinstelling is geringer en hun inzetbaarheid voor allerlei met het geven van onderwijs samenhangende taken is nihil. Daarnaast kan de werkgever door het inzetten van ZZP’ers cao-bepalingen omzeilen. CNV Onderwijs zal daarom via de cao het gebruik van zowel payrolling als ZZP’ers zoveel mogelijk proberen te voorkomen. Bij het definiëren van flexibele formatie zal ook het aandeel payrolling en ZZP meegenomen moeten worden. Voor zover de cao flexibele formatie voor een beperkt percentage van het personeelsbestand toestaat, dienen er zeer strakke voorwaarden aan te worden verbonden: alleen voor bepaalde werkzaamheden, gelijke salaris- en verlofaanspraken en, bij payrolling, een fatsoenlijke pensioenregeling en het goed regelen van de sociale zekerheid. Nevenstichtingen CNV Onderwijs wil in de cao’s regelen dat op werknemers bij gelieerde instellingen (nevenstichtingen) de betreffende onderwijs cao onverkort van toepassing is.
Prioriteit 5: Pensioen CNV Onderwijs maakt zich sterk voor behoud van een collectief pensioen, met risicodeling tussen de generaties. Een goed pensioen is een geïndexeerd pensioen. CNV Onderwijs wil daarom dat er andere pensioenregels komen, die pensioenfondsen de ruimte bieden om de indexatieambitie centraal te stellen. Daarbij past een stabiele en realistische rekenrente. CNV Onderwijs streeft naar invoering van een expliciet op de ambitie van welvaartsvastheid gericht pensioencontract. CNV Onderwijs wil een kostendekkende pensioenpremie, met inbegrip van de kosten van indexatie, verhoogd met een vaste opslag voor het (mede) opvangen van financiële tegenvallers.
Zoals vastgesteld in de AV van 26 november 2014
Wat CNV Onderwijs nog meer wil bereiken Arbeidsvoorwaardelijke wensen Recht op doorwerken na de AOW-leeftijd CNV Onderwijs vindt dat er in elke cao een goede regeling moet zijn opgenomen om door te mogen werken na de AOW-leeftijd. De werkgever, het management of de collega’s mogen niemand onder druk zetten in de keuze die hij of zij hierin wil maken. Reiskosten uit bruto loon De fiscale wetgeving biedt de mogelijkheid het bruto loon (bijvoorbeeld de bruto eindejaarsuitkering) aan te wenden voor een heffingsvrije vergoeding van de kosten van het woonwerkverkeer. Deze aanwending is mogelijk tot een bedrag van €0,19 per kilometer, voor zover de reiskosten woon-werkverkeer niet al vergoed worden en/of gebruik is gemaakt van de salderingsregeling in verband met de vergoeding van dienstreizen. Voor de grote meerderheid van het onderwijspersoneel ligt hier een kans op het behalen van een aanzienlijk fiscaal voordeel, met zeer beperkte risico’s op het vlak van de sociale uitkeringen en geen of een miniem effect op het pensioen. CNV Onderwijs streeft er naar deze mogelijkheid voor al het onderwijspersoneel te openen. Dit kan via een in de cao’s op te nemen centrale regeling of via regelingen op het niveau van de werkgever (al dan niet op basis van een modelregeling in de cao). Werkkostenregeling Vanaf 1 januari 2015 geldt voor iedereen de werkkostenregeling (WKR). Volgens deze regeling kan maximaal 1,2% van het totale fiscale loon worden besteed aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen (de ‘vrije ruimte’). Naast deze vrije ruimte is er sprake van een aantal gerichte vrijstellingen voor verstrekte of vergoede voorzieningen. CNV Onderwijs wil zo snel mogelijk per cao met de werkgevers inventariseren welke kosten er gemoeid zijn met de huidige vergoedingen en verstrekkingen in relatie tot de ruimte die de WKR biedt. CNV Onderwijs acht zich nadrukkelijk niet op voorhand gebonden aan de nieuwe fiscale ruimte als maximumbudget voor vergoedingen en verstrekkingen. In de cao moet worden geregeld dat elke werknemer recht heeft op vergoeding van de vakbondscontributie uit bruto-loon (ten laste van de vrije ruimte). Vergoeding vakbondslidmaatschap starters Het is voor het onderwijs van groot belang dat startende werknemers snel hun draai vinden. Veel te veel net begonnen medewerkers zeggen het onderwijs al na een korte periode weer vaarwel. CNV Onderwijs meent dat lidmaatschap van een onderwijsvakbond er toe bij kan dragen dat de nieuwe onderwijswerknemer zich gauw thuis gaat (en blijft) voelen. Daarom willen wij in de cao’s vastleggen, dat elke startende onderwijswerknemer het eerste jaar de kosten van het lidmaatschap van een onderwijsvakbond naar keuze door de werkgever vergoed krijgt. Voorbereiding op pensioen Onderwijspersoneel moet zich aan het einde van de loopbaan goed kunnen voorbereiden op de nieuwe levensfase die aanbreekt bij (pre)pensioneren. CNV Onderwijs wil daarom in cao’s het recht vastleggen om voor rekening van de werkgever een (pre)pensioneringscursus te volgen. Schoolleiders primair onderwijs CNV Schoolleiders en CNV Onderwijs willen dat de salarispositie van de leidinggevenden aan het primaire proces verder verbetert. Wij wensen een apart hoofdstuk in de cao over de salarispositie van de leidinggevenden, waarbij de koppeling van de beloning van de schoolleider aan het leerlingenaantal van de school wordt afgeschaft. Het functieniveau moet vastgesteld worden aan de hand van het fuwa systeem. CNV Schoolleiders en CNV Onderwijs zijn het eens met de politiek dat iedere zwakke school er één teveel is. Uit onderzoek blijkt dat de schoolleider een cruciale rol vervult bij het aanpakken van dit probleem. Een forse, gerichte investering in de verdere professionalisering van deze schoolleider, vastgelegd in de cao’s en gekoppeld aan het definiëren van de te behalen eindresultaten, is naar onze mening noodzakelijk. Werkgeversbijdragen aan de vakbonden In alle cao’s moeten afspraken gemaakt worden over de hoogte van de bijdrage die werkgevers betalen aan de bij de cao betrokken vakbonden, voor alle werkzaamheden die voortkomen uit deze
Zoals vastgesteld in de AV van 26 november 2014
betrokkenheid. CNV Onderwijs vindt dat indexatie van deze bijdrage onderdeel moet uitmaken van de afspraken.
Sociale zekerheid Werkloosheid Het onderwijs kent vanouds goede boven- en nawettelijke werkloosheidregelingen. Deze regelingen staan onder toenemende druk, in het bijzonder in sectoren die de concurrentie van de markt voelen. In een aantal sectoren heeft dit inmiddels geleid tot het beperken of geheel schrappen van de boven- en nawettelijke regelingen. CNV Onderwijs houdt in beginsel vast aan het voortbestaan van een goede boven- en nawettelijke regeling. Deze is van belang voor een fatsoenlijke inkomensbescherming. Daarbij krijgt de werkgever een stevige financiële prikkel om er alles aan te doen om (langdurige) werkloosheid te voorkomen. Iedereen die toch op een werkloosheidsuitkering aangewezen raakt, moet weer zo snel mogelijk en op een goede manier aan de slag worden geholpen. Een langdurige werkloosheidsperiode schaadt de arbeidsmarktpositie enorm. Voor in principe nog kansrijke groepen zijn scholing, bemiddeling, re-integratiebudgetten e.d. daarom belangrijker dan een zo lang mogelijke nawettelijke uitkeringsduur. Maar een goede nawettelijke regeling is essentieel voor ouderen en voor minder dan 35% arbeidsongeschikten, die veelal een slechte arbeidsmarktpositie hebben. CNV Onderwijs is bereid om te kijken naar de specifieke vormgeving van de bestaande nawettelijke regelingen, met als uitgangspunt: activering waar mogelijk, inkomensbescherming waar nodig. Reparatie Wet Werk en Zekerheid (WWZ) De WWZ vermindert de WW-duur en de WW-opbouw. Op centraal niveau hebben werkgevers en werknemers in het Sociaal Akkoord afgesproken deze WW-verslechtering te repareren. Daarom moet in elke cao de beperking van de duur en opbouw van de WW via een aanvullende regeling gerepareerd worden. Arbeidsongeschiktheid CNV Onderwijs streeft er naar in de cao’s een zo effectief mogelijke verplichting voor werkgevers vast te leggen om werknemers met een arbeidshandicap, voor dat gedeelte dat ze nog kunnen en dus zouden moeten werken, in dienst te houden of te nemen. Deze verplichting moet gelden voor zowel gedeeltelijk arbeids(on)geschikten als tijdelijk volledig arbeidsongeschikten. Soms lukt het mensen niet om hun door het UWV vastgestelde resterende verdiencapaciteit voor minstens de helft te benutten. In dat geval zouden ze na verloop van tijd in de zeer lage WGAvervolguitkering vallen. Om dat te voorkomen zijn maatregelen afgesproken (bijvoorbeeld door werkgevers tegemoet te komen in de loonkosten) om deze mensen toch aan een baan te helpen. Als iemand wel tenminste de helft van zijn vastgestelde verdiencapaciteit weet in te vullen wordt zijn arbeidsinkomen namelijk aangevuld met de WGA-loonaanvullingsregeling. Die regeling is veel gunstiger dan de eerder genoemde WGA-vervolguitkering. CNV Onderwijs gaat goed in de gaten houden of de afgesproken maatregelen effectief genoeg zijn, of dat er meer of betere afspraken over gemaakt zouden moeten worden. Ook zullen we er op letten of het budget dat voor deze maatregelen beschikbaar is (door regelingen die eerder zijn afgeschaft) wel volledig voor arbeidsongeschikten wordt ingezet. CNV Onderwijs wil in de cao’s tot een collectieve aanvullende verzekering van het inkomensrisico bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid komen. CNV Onderwijs wil dat werknemers, bij wie door UWV vervroegd volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld, gedurende de eerste twee ziektejaren een aanvulling tot 100% van het loon ontvangen. Wajongeren CNV Onderwijs vindt dat jongeren met een beperking betere kansen moeten krijgen op de arbeidsmarkt. Vaak wordt hen veel te vroeg het etiket opgeplakt, dat zij hun inkomen niet zelf zouden kunnen verdienen. Terwijl zij, gezien de aard van hun handicap, met enige begeleiding zelfs bij uitstek geschikt zijn voor bepaalde banen. Door middel van ‘Jobcarving’ (het opdelen van bestaande functies in taken en deze taken anders over werknemers verdelen) kunnen soms ook passende banen worden gecreëerd, wanneer een Wajongere niet alle taken binnen een functie kan uitvoeren, maar een aantal wel. CNV Onderwijs wil in iedere cao afspraken maken over arbeidsplaatsen voor Wajongeren. We sluiten ons aan bij de afspraak uit het sociaal akkoord dat er meer werkplekken voor mensen met een beperking moeten komen. In 2026 moeten er volgens het sociaal akkoord minimaal 125.000 van deze werkplekken door werkgevers gerealiseerd zijn.
Zoals vastgesteld in de AV van 26 november 2014
Sociale veiligheid Bij sociale veiligheid in en om de school wordt vaak eerst en vooral gedacht aan (het aanpakken van) pesten van en door leerlingen. Dat is een belangrijke kwestie, maar ook onderwijspersoneel heeft recht op een sociaal veilige werkomgeving. Het is van belang om goede afspraken op school te maken over hoe er met elkaar wordt omgegaan. Deze afspraken maken duidelijk welk gedrag van elkaar verwacht mag worden. Dus bijvoorbeeld ook wat van ouders wordt verwacht als een leerling zich niet aan bepaalde afspraken houdt. Een belangrijke afspraak is dat we elkaar ook aanspreken op gedrag. Handhaving van afspraken is minstens zo belangrijk als het maken van de afspraken. In iedere school moet duidelijk zijn waar je terecht kunt met klachten en waar een vertrouwenspersoon te vinden is. Er moet ook een protocol zijn waarin staat wat er moet gebeuren bij onveilige situaties en wie waar verantwoordelijk voor is. Als er sprake is van strafbare feiten tegenover onderwijspersoneel moet de schoolleiding of het schoolbestuur degene die daarvan aangifte wil doen hierbij ondersteunen en volledige medewerking verlenen. In het primair onderwijs, het voortgezet onderwijs, het middelbaar beroepsonderwijs en in het hoger beroepsonderwijs kennen we een arbocatalogus. Deze zijn opgesteld door sociale partners, waaronder CNV Onderwijs. Hierin staan voorbeelden en good practices op het gebied van veiligheid in en om de school.