Toekomst van het Neso-programma
1
Inhoudsopgave Inhoud
Samenvatting .......................................................................................................................3 1.
2.
3.
Inleiding .........................................................................................................................................................4 1.1
Leeswijzer ..........................................................................................................................................4
1.2
Sturingsfilosofie ..................................................................................................................................4
1.3
Doelstelling, taken en doelgroepen van het Neso-programma t/m 2013............................................5
De context en fasen van het Neso-programma .............................................................................................7 2.1
Aanleiding en geschiedenis van het Neso-programma ......................................................................7
2.2
Internationaliseringsbeleid: onderwijskwaliteit en kenniseconomie ....................................................9
2.3
Europees hoger onderwijs in de wereld en de Nederlandse positie ................................................. 11
Voorstel nieuwe Neso-programma .............................................................................................................. 13 3.1
De formule van taken en activiteiten ................................................................................................ 13
3.1.a Algemene doelstelling: positionering van het Nederlandse hoger onderwijs .......... 13 3.1.b Differentiatie en flexibiliteit: generieke en specifieke diensten ................................ 14 3.1.c Meefinanciering, gezamenlijke huisvesting en belangenbehartiging ....................... 19 3.2
De landenkeuze ............................................................................................................................... 22
3.2.a. Welke landen? ........................................................................................................ 22 3.2.b Regiofunctie ............................................................................................................. 27 4.
Conclusies ................................................................................................................................................... 29
Bijlage 1 Proces ..................................................................................................................... Bijlage 2 Advies van de VSNU ............................................................................................... Bijlage 3 concept-Verslag van het Hogescholenoverleg Internationale Betrekkingen/VH .... Bijlage 4 Notitie van DHENIM ................................................................................................
2
Samenvatting Naar aanleiding van de subsidietaakstelling van 1,9 miljoen euro op de Netherlands Education Support Offices (Neso’s) per 1 januari 2015 heeft de Nuffic in de verkenning met met name de Nederlandse hoger onderwijsinstellingen vooral gekeken naar de formule van Neso-activiteiten en -taken, de landenkeuzes en de efficiency in huisvesting en samenwerking. De opzet van het Neso-programma gaat definitief van start per 1 januari 2015 maar in 2014 worden de aanpassingen al geleidelijk ingevoerd, mede vanwege de subsidietaakstelling van 1 miljoen euro die in 2014 al moet worden doorgevoerd. De primaire doelstelling van de Nuffic Neso’s is het positioneren van het Nederlandse hoger onderwijs in opkomende en grote economieën te bevordering van de internationalisering en kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs, de Nederlandse kenniseconomie en de binding met Nederland. De Nederlandse hoger onderwijsinstellingen onderschrijven het nut en doel van het hebben van vertegenwoordigingen van het Nederlands hoger onderwijs in landen/regio’s met sterke economische ontwikkeling. Dit geldt vooral voor landen met sterke economische ontwikkeling waar de vraag het aanbod naar hoger onderwijs overtreft en in potentie voldoende zelfbetalende (of door hun overheid gesteunde) studenten zijn. Vanaf 2015 is een gedifferentieerder aanbod in taken, activiteiten en personele omvang en samenstelling van de Neso-kantoren noodzakelijk. Om aan de voorkant voor de doelgroepen (instellingen, studenten, alumni, overheden, bedrijven) duidelijk te maken wat de Nuffic Neso’s aanbieden wordt er een onderscheid gemaakt tussen (a) generieke dienstverlening, gesubsidieerd door de overheid, en (b) een menukaart per Nuffic Neso met specifieke diensten tegen betaling. Het zal gaan om de volgende generieke diensten in het doelland: - Study-in-Holland en career-in-Holland promotie en Holland alumninetwerken; - Generieke marktinformatie (lacunes in onderwijsaanbod, beursprogramma’s, de lokale studentenmarkt, etc.). De Nuffic zal in 2014 het gesprek met de hoger onderwijsinstellingen aangaan om een aantrekkelijke menukaart met specifieke diensten op te stellen. Tevens wordt er een aanscherping in de keuzes voor de doellanden gemaakt. De Nesokantoren in Brazilië, Rusland, India, China en Indonesië blijven geopend. De Neso-kantoren in Vietnam, Thailand en Taipei sluiten. Het Neso-kantoor in Indonesië krijgt een regionale functie voor Zuidoost-Azië, waarbij zowel in Vietnam als in Thailand een lokale Nesofunctionaris bij een Nederlandse vertegenwoordiging wordt gehuisvest. De Neso-kantoren in Zuid-Korea en Mexico worden afgeslankt en getransformeerd tot Neso-desks, die in het gebouw van de Nederlandse ambassades worden ondergebracht. Voor de toekomst zullen positioneringsmogelijkheden in Zuid-Afrika, Turkije en de Golfregio worden verkend. De samenwerking tussen de Nuffic Neso’s en Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen is op veel gebieden intensief maar hier kan nog een efficiencyslag in gemaakt worden. De Nuffic stelt voor, in overleg met Buitenlandse Zaken, waar mogelijk kantoorruimte te huren in de kanselarij van de Nederlandse diplomatieke post ter plaatse. Daarbij blijft wel van belang dat de functionele autonomie van het hoger onderwijs (inclusief de Nuffic) in de internationalisering geborgd moet blijven. Ook zal er nauw(er) met de Netherlands Business Support Offices (NBSO’s) worden samengewerkt waar het gaat om de Study-in-Holland en Career-in-Holland promotie. 3
1. Inleiding In deze notitie wordt een voorstel gedaan voor het Neso-programma vanaf 2015. Een belangrijke basis van deze contouren komt voort uit de gesprekken met de Nederlandse hoger onderwijsinstellingen, hun koepelorganisaties, VNO-NCW en verschillende overheidsorganisaties. Zie bijlage 1 voor het proces dat is doorlopen. Verder is gebruik gemaakt van de ervaringen en kennis van de Nuffic met betrekking tot het functioneren van de Nuffic Neso’s, cijfermateriaal over inkomende mobiliteit en is een exploratieve studie gedaan naar potentieel grote onderwijsmarkten van de komende jaren. De reden voor dit voorstel is gelegen in het feit dat de minister van OCW heeft besloten tot een forse korting op het budget (subsidietaakstelling) voor de Netherlands Education Support Offices, de Nuffic Neso’s. In de brief van 30 mei 2013 van de minister en staatssecretaris van OCW aan de Tweede Kamer staat dat de subsidie aan het Nesoprogramma wordt gekort met 1,9 miljoen euro en de Nuffic zal worden gevraagd een voorstel uit te werken hoe deze korting wordt verwerkt.1 Dat is een derde van het totale budget bestemd voor de Neso-activiteiten. In 2014 is de subsidietaakstelling 1 miljoen euro. 1.1
Leeswijzer
In het inleidende hoofdstuk wordt de sturingsfilosofie kort uiteengezet: wie heeft welke rol en is waarvoor verantwoordelijk in de internationalisering, inclusief positionering, van het hoger onderwijs? Dit wordt behandeld in paragraaf 1.2. Daarin wordt duidelijk welke positie de overheid, de instellingen en de Nuffic innemen. Paragraaf 1.3 behandelt vervolgens de doelstelling, taken en doelgroepen van het Neso-programma tot en met 2013. Na de inleiding komt in hoofdstuk 2 de aanleiding van het Neso-programma aan de orde en de verschillende fasen van 2001 t/m 2013 die zijn doorlopen (paragraaf 2.1) om de ontwikkeling van de Neso’s kort te schetsen. Paragraaf 2.2 beschouwt het huidige overheidsbeleid inzake internationalisering hoger onderwijs en paragraaf 2.3 geeft de Europese context weer. Een nieuw vorm te geven Neso-programma zal moeten bijdragen aan de uitvoering van dat beleid. Hoofdstuk 3 bevat het voorstel voor het Neso-programma vanaf 2014-2015. Daarin worden de formule van taken en activiteiten (paragraaf 3.1) en de landenkeuze en regiofunctie (paragraaf 3.2) voorgesteld. Hoofdstuk 4 vat het in een overzicht samen. 1.2
Sturingsfilosofie
Om alle ruimte te geven aan initiatief en creativiteit hebben de instellingen, studenten en onderzoekers de vrijheid om ten aanzien van internationalisering hun eigen visie, plannen en ambities te formuleren. Hogescholen en universiteiten bepalen zelf met welke instellingen in het buitenland zij gaan samenwerken. En studenten en onderzoekers maken hun eigen keuzes ten aanzien van de voortzetting van hun opleiding of onderzoek.
1
Kamerstukken II, Vergaderjaar 2012-2013, Subsidiebeleid OCW, 33 650, Nr. I
4
In ‘Het Grenzeloze Goed’ heeft OCW een aantal jaren geleden de sturingsfilosofie uiteengezet in verband met internationalisering van het hoger onderwijs en onderzoek. Deze komt erop neer dat: - de instellingen de mogelijkheid moeten hebben om zich goed te positioneren op de internationale kennismarkt, met name waar het gaat om het aantrekken van buitenlandse studenten en het samenwerken met instellingen en bedrijven in het buitenland; - de mobiliteit van studenten uit overwegingen van een hoge onderwijskwaliteit (door o.a. international classrooms) en een goede voorbereiding op de internationale arbeidsmarkt stimulansen verdient; - de instellingen en studenten hierin hun eigen keuzes maken. De rol van de overheid is het ondersteunen van die keuzes. De kernboodschap in de sturingsfilosofie in het perspectief van de internationalisering van het hoger onderwijs is dus dat instellingen, studenten en onderzoekers, autonoom zijn, ook op het gebied van internationalisering. Het is aan hen om ook hun eigen visie, plannen en ambities te formuleren. Hogescholen, universiteiten en onderzoeksinstellingen bepalen zelf met welke instellingen in het buitenland zij gaan samenwerken. Studenten en onderzoekers moeten meer de ruimte krijgen om hun eigen keuzes te maken ten aanzien van de voortzetting van hun opleiding of onderzoek. De taak van de overheid is om de door de studenten, onderzoekers en instellingen gemaakte keuzes te stimuleren en faciliteren.2 De (stichting) Nuffic is de Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het hoger onderwijs. De Nuffic fungeert als intermediaire organisatie op het gebied van internationale samenwerking in het hoger onderwijs tussen enerzijds de overheid en anderzijds de instellingen, studenten en onderzoekers. Het Neso-programma, dat door de Nuffic wordt beheerd en uitgevoerd, is een belangrijk instrument in de implementatie van dit beleid. De Nederlandse hoger onderwijsinstellingen zijn verantwoordelijk voor hun eigen marketing, promotie en positionering, de Nuffic Neso’s verzorgen de generieke positionering – voor het Nederlandse hoger onderwijs in zijn geheel – in het buitenland. De vergunningen voor de Nuffic Neso’s staan op naam van de Nuffic. 1.3
Doelstelling, taken en doelgroepen van het Neso-programma t/m 2013
Nu in de sturingsfilosofie is weergegeven wie waarvoor verantwoordelijk is en welke positie inneemt, is het nuttig aan te geven wat tot op heden de doelstelling is van het Nesoprogramma, wat de taken zijn en op welke doelgroepen de Nuffic Neso’s zich richten. Doelstelling De primaire doelstelling van het Neso-programma is tot en met 2013 vooral geweest de internationale positionering van Nederland als een goed hoger onderwijs- en kennisland in de gekozen doellanden ter bevordering van de internationalisering en kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs. Om dit te bereiken zijn Netherlands Education Support Offices (Neso’s) ingezet als positioneringsinstrument. Het Neso-programma beoogt door middel van de inzet van onderwijssteunpunten – de Nuffic Neso’s – als positioneringsinstrument en de 2
Brief minister van OCW aan de Tweede Kamer, Internationaliseringsagenda Grenzeloos Goed, 10 november 2008, p. 2
5
implementatie van generieke promotieactiviteiten bij te dragen aan het behalen van deze doelstelling.3 De Nuffic Neso’s zijn vertegenwoordigingen van het Nederlandse hoger onderwijs in landen waar – grosso modo – de vraag naar hoger onderwijs het aanbod overtreft. Taken De Nuffic Neso’s hebben tot op heden (t/m 2013) vooral tot taak: 1) de generieke promotie van het Nederlandse hoger onderwijs in het doelland (Nesoland), het voorlichten van buitenlandse studenten bij het zoeken naar opleidingen in Nederland, het informeren over de eisen die studeren in Nederland aan de student stelt. 2) het faciliteren van institutionele samenwerking tussen Nederlandse hoger onderwijsinstellingen en de hoger onderwijsinstellingen in het betreffende doelland. 3) het verstrekken van onderwijsmarktinformatie aan de Nederlandse instellingen. 4) het opzetten van lokale Holland alumninetwerken en ondersteunen van deze netwerken en Holland alumniactiviteiten. Daarnaast kunnen Nuffic Neso’s nog een aantal specifieke project- of programmataken hebben zoals het beheer van het StuNed IV-programma in Indonesië, de ondersteuning van het Nuffic-certificaat bij Neso China en de promotie van Science without Borders Holland door Neso Brazilië. De Nuffic te Den Haag ondersteunt de Neso’s en zorgt voor de algemene managementaansturing en -organisatie, de financiën en verantwoording, personeelsbeleid, contacten met OCW en instellingen, koepels en organisaties als DHENIM, en de coördinatie van primaire processen zoals de online promotie via de Neso-websites, fairdeelnames, Nuffic News-bijdragen, marktinformatie, het Holland alumninetwerk en de careerportal. De Neso’s zijn integraal onderdeel van de afdeling Positionering van de Nuffic. Doelgroepen van het programma De doelgroepen van het Neso-programma zijn tot op heden vooral: buitenlandse studenten en Holland alumni, Nederlandse en buitenlandse hoger onderwijsinstellingen, onderwijskoepelorganisaties in Nederland, de Nederlandse overheid en overheidsinstanties in specifieke doelgebieden. De Nuffic hanteert de gedragscode Internationale Student in het Nederlandse hoger onderwijs (Code of Conduct) als voorwaarde in haar werkzaamheden. Alleen instellingen die de Code ondertekend hebben, kunnen conform afspraak met OCW gebruik maken van Nesodiensten.4
3 4
Brief Nuffic aan de Staatssecretaris van OCW, 25 oktober 2005 http://www.nuffic.nl/nederlandse-organisaties/informatie/internationaliseringsbeleid/gedragscode-code-of-conduct
6
2. De context en fasen van het Neso-programma Om een goede invulling te geven aan de toekomst van het Neso-programma is het van belang de achtergrond, geschiedenis, context en aanleiding van het Neso-programma te kennen. Vandaar een historische schets. 2.1
Aanleiding en geschiedenis van het Neso-programma
Eerste fase: start van het Neso-programma (2001 – 2005) Het positioneringsbeleid kreeg in 2001 zijn beslag met het oprichten van drie Neso’s (Netherlands Education Support Offices), onderwijssteunpunten, in China, Indonesië en Taiwan. Al in 1996 was overigens het Netherlands Education Centre in Indonesië opgericht. Fase 1 van het Neso-programma liep van 2001 tot en met 2005. De gedachte daarachter was dat de toenemende internationalisering en globalisering van het onderwijs de aandacht voor een sterke concurrentiepositie van het Nederlandse hoger onderwijs steeds belangrijker maakten. Nederlandse kennisproducten moeten door middel van positioneringsbeleid internationaal herkenbaar en concurrerend worden aangeboden. Talentvolle studenten dragen bij aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in Nederland. In Fase 1 van het Neso-programma bestond er een administratief complex partnerschapmodel voor de Neso’s tussen de overheid, de Nuffic en hoger onderwijsinstellingen. Dit is met ingang van de Tweede fase (per 2006) vervangen door een volledige bekostiging vanuit de overheid, in casu het ministerie van OCW. Tweede fase: uitbreiding naar 10 doellanden (2006 – 2009) In de Internationaliseringsbrief Koers op kwaliteit van 15 november 2004 bepaalde het ministerie van OCW de keuze van de Neso’s te herzien en uit te breiden naar zogenaamde ‘marktlanden’: economische (s)tijgers, waar de vraag naar hoger onderwijs groter is dan het binnenlandse aanbod aankan.5 De staatssecretaris van OCW schreef in zijn brief van 13 juni 2005 over de internationalisering hoger onderwijs aan de Tweede Kamer dat in het kader van een effectieve internationalisering het aantal Neso’s zal worden uitgebreid tot tien in fase 2 van het Neso-programma, die loopt van 2006 tot en met 2009. Dat kwam ook tegemoet aan de hoger onderwijsinstellingen, die behoefte hadden om het beleid uit te breiden naar andere veelbelovende gebieden. Dit om een diversificatie binnen het internationaliseringbeleid door te voeren.6 Tijdens deze fase is daarom het Neso-netwerk uitgebreid naar in totaal tien landen, en wordt de opzet, het beheer, de uitvoering en het management van de Neso’s verzorgd door de Nuffic. Overzicht Neso-netwerk Neso Brazilië China 5 6
oprichtingsjaar 2008 2001 (met CSCSE) 2010 (met CEAIE)
locatie Brasilia Beijing
Brief van de staatssecretaris OCW aan de Tweede Kamer., Internationaliseringsbrief Koers op kwaliteit, 15 november 2004, bijlage, p. 12 CHEPS, Eindrapport Positioneringsinstrumenten (Evaluatie Neso en Delta), 26 juni 2003, p. 97
7
India Indonesië Mexico Rusland Taiwan Thailand Vietnam Zuid-Korea
2008: Ahmedebad 2009: Chennai 1996 (NEC), 2007 (Neso) 2007 2009 2001 2009 2006 2008
Bangalore (2014) Jakarta Mexico City Moskou Taipei Bangkok Ho Chi Minh City Seoul
De minister van OCW schreef in de Internationaliseringsagenda ‘Grenzeloos Goed’ van 10 november 2008 dat Nederland op termijn wijzer wordt van het aantrekken van studenten. Talentvolle studenten dragen bij aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs in Nederland. Nederland zal in de mondiale concurrentiestrijd hoge ogen moeten gooien om de verdere ontwikkeling van de kenniseconomie veilig te stellen. […] In deze agenda gaf OCW aan dat een buitenlandse student moet weten dat in Nederland passend en goed onderwijs is en dat hier een duidelijke taak voor succesvolle onderwijssteunpunten zoals de Netherlands Education Support Offices (Neso’s) ligt. 7 Derde fase: professionalisering van het Neso-programma (2010 – 2013) In 2009 vond er een interne (Nuffic) evaluatie en een externe evaluatie naar het Nesoprogramma plaats. Op 15 oktober 2009 stuurde de toenmalige minister van OCW zijn beleidsreactie op de evaluatie van het Neso-programma naar de Tweede Kamer. Daarin stond dat het Neso-programma een belangrijk instrument in de uitvoering van het beleid zoals uiteengezet in Grenzeloos Goed is. Verder stelde hij: ‘De Nuffic heeft een stevige infrastructuur van Neso-kantoren neergezet. Ik heb waardering voor de inspanningen van de Nuffic en de Neso-kantoren om het Neso-programma succesvol te implementeren. De externe evaluatiecommissie heeft een helder document afgeleverd, dat een basis biedt voor het versterken van het beleidskader van het Neso-programma. De verschillende bevraagde partijen hebben door hun goede medewerking aan de evaluatie een grote betrokkenheid getoond. Dit stemt mij positief over het belang dat wordt gehecht aan het bestaan van het Neso-programma en de wens het optimaal te kunnen benutten.’ De aanbevelingen uit de evaluatie betroffen met name de prestatiemeting van het Nesoprogramma, de afstemming tussen de Nuffic en de Nederlandse hoger onderwijsinstellingen, het verschaffen van marktinformatie, de samenwerking met andere Nederlandse vertegenwoordigingen, de samenwerking met het Nederlandse bedrijfsleven in het buitenland en de verhoging van het budget. Deze aanbevelingen zijn in belangrijke mate geïmplementeerd in de derde fase van het Neso-programma maar zijn naar aanleiding van de subsidietaakstelling ook nu weer relevant. In de jaren 2010-2013 is een nieuwe set aan prestatie-indicatoren toegevoegd en heeft de Nuffic met de Neso’s getracht nauwer samen te werken met verschillende doelgroepen binnen de instellingen (DHENIM/marketeers, alumni officers, international offices, faculteiten/domeinen, bestuurders). De samenwerking met het bedrijfsleven is dankzij Orange Tulip Scholarships en het Holland alumni netwerk en de careerportal (februari 2013) 7
Brief minister van OCW aan de Tweede Kamer, Internationaliseringsagenda Grenzeloos Goed, 10 november 2008, p. 6
8
(www.careerinholland.nl) beter op gang gekomen maar nog niet optimaal. Het verschaffen van marktinformatie over de doellanden heeft meer aandacht gekregen via o.a. Education Information fact sheets. Ook de alumnifunctie is in deze fase verankerd in de Nuffic Neso’s. In deze periode is het aantal kernactiviteiten teruggebracht om meer focus aan te brengen voor de qua omvang relatief kleine Nuffic Neso’s. Tevens zijn in het kader van de professionalisering verschillende standaardisaties uitgevoerd zoals een organisatiemodel met een door de Nuffic uitgezonden Neso-directeur en verder lokale stafmedewerkers (education promotion officer, student counseler, alumni officer, finance & operations officer). Een standaard-Neso bestaat dus uit 1 directeur en 4 lokale medewerkers. Uitbreiding en verdieping van het Neso-programma waren in deze fase alleen mogelijk doordat er een ophoging van het budget plaatsvond. 2.2
Internationaliseringsbeleid: onderwijskwaliteit en kenniseconomie
De Nuffic Neso’s dienen een algemeen Nederlands belang en dragen bij aan de beleidsdoelstellingen van de overheid. Vandaar in deze paragraaf een schets van het huidige beleid. De minister van OCW heeft in het Algemeen Overleg over internationalisering in het onderwijs op 12 december 2013 aan de Tweede Kamer toegezegd voor de zomer van 2014 een visie op internationalisering in het onderwijs naar de Tweede Kamer te sturen. Voor het Neso-programma zijn daarbij ook de beleidsmatige verbindingen relevant tussen hoger onderwijs – onderzoek – handel en economie – buitenlandse betrekkingen – (en in bepaalde Neso-landen ook) ontwikkelingssamenwerking. Inkomende mobiliteit van buitenlandse studenten en de international classroom Belangrijke elementen van het Nederlandse internationaliseringsbeleid zijn o.m. de kwaliteit van de ‘international classroom’, waarin studenten samenwerken met studenten met een andere culturele achtergrond en zo in het onderzoeken van problemen geconfronteerd worden met verschillende manieren van denken en uiteenlopende perspectieven.8 De vaardigheden die Nederlandse studenten nodig zullen hebben op de toekomstige arbeidsmarkt worden niet alleen verworven door het volgen van een (deel) van de studie in het buitenland. Ook in Nederland kunnen Nederlandse studenten internationale eraring opdoen: door college te volgen met buitenlandse studenten, door colleges te krijgen van internationale docenten, door het aanbieden van internationale curricula, etc. Buitenlandse studenten dragen, volgens docenten, zeer zeker bij aan de kwaliteit van het onderwijs.9 De Strategische Agenda voor Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap gaf aan dat instellingen op de internationalisering inspelen door het aanbieden van onder meer international classrooms en joint-degree opleidingen met buitenlandse partners en het vormgeven van een internationaal curriculum.10 Het is mogelijk dat een international classroom met (veelal betere) buitenlandse studenten de prestaties van de gemiddelde Nederlandse student verbetert en daarmee bijdraagt aan een meer ambitieuze studiecultuur. Dat is het geval wanneer van betere buitenlandse studenten zogenaamde ‘peergroup-effects’ uitgaan. Wel zijn er grenzen aan de baten van de “international 8
Kamerstukken II, vergaderjaar 2013-2014, 22 112, nr. 1693, Nieuwe commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de EU, Fiche Het Europese hoger onderwijs in de wereld, p. 4 9 Ministerie van OCW, Internationaliseringsagenda – ‘Het Grenzeloze Goed’, 2008, p5 10 Ministerie van OCW, ‘Kwaliteit in Verscheidenheid’ 2011
9
classroom”. Belangrijke voorwaarden zijn de kwaliteit van de instroom en een evenwichtige mix van nationaliteiten. Als niet aan deze voorwaarden wordt voldaan, kan een positief peer-effect omslaan naar een negatief kwaliteitseffect.11 De international classroom van Nederlandse instellingen bestaat uit Nederlandse studenten en een mix aan andere nationaliteiten. In 2012-2013 waren er 11.584 studenten uit de Nesolanden in het Nederlandse hoger onderwijs. Dat is een stijging van bijna 46% vergeleken met 2005-2006 (7.923). Vooral veel studenten uit China en Indonesië, en steeds meer uit India, Zuid-Korea, Rusland en Brazilië. Uit Mexico was er ook steeds een groei, behalve het jaar 2012-2013. Gedaald of minder gestegen zijn de studentenaantallen uit Vietnam, Thailand en Taiwan.12 Uitgaande mobiliteit van Nederlandse studenten Behalve het belang van inkomende mobiliteit wordt in Nederland erkend (zie ook de Strategische Agenda Kwaliteit in Verscheidenheid) dat het ook belangrijk voor de internationale oriëntatie is de uitgaande mobiliteit van Nederlandse studenten te bevorderen. Hoewel steeds meer Nederlandse studenten zich inschrijven voor een studie in het buitenland, blijft dit aantal nog onder het Europese gemiddelde. Dat blijkt uit de verschenen Nuffic-publicatie ‘Internationalisering in beeld!’. De cijfers schuren enigszins met de internationale ambities van de Nederlandse economie en overheid. Het Europese gemiddelde van uitgaande mobiliteit onder studenten ligt op 3,3%. Met 3,0% loopt Nederland hierop nog achter.13 Bijdragen aan welvaart en overheidsfinanciën De verdiencapaciteit van Nederland is in belangrijke mate afhankelijk van onze internationale positie. Naarmate voor Nederland de kenniseconomie een dominanter paradigma voor economische groei wordt, neemt de betekenis van mobiliteit onder studenten, docenten en onderzoekers sterk toe.14 Het Centraal Planbureau (CPB) heeft de economische effecten van internationalisering in het hoger onderwijs (diplomamobiliteit) voor Nederland onderzocht. Algemene conclusie is dat de huidige internationale studentenstromen waarschijnlijk bijdragen aan de welvaart en de overheidsfinanciën in Nederland. OCW benoemt in de brief van 16 mei 2012 n.a.v. het CPB-rapport over kosten en baten van de internationalisering van het hoger onderwijs aan de Tweede Kamer een aantal uit te voeren acties, waaronder manieren om het Neso Holland alumninetwerk in te zetten voor spin-offs die de binding van alumni met Nederland verder versterken. Uit dit onderzoek blijkt dat als een op de vijf buitenlandse studenten na de studie in Nederland blijft werken, dit een positief effect kan hebben dat kan oplopen tot 740 miljoen euro per jaar. Ook bij een blijfkans van 2,5% – dus als een op de veertig studenten hier blijft – is het saldo van kosten en baten waarschijnlijk nog positief.15 Binding van internationale studenten: Make it in the Netherlands en alumninetwerken De SER pleit in haar advies Make it in the Netherlands voor extra en gerichte inspanningen om de instroom van buitenlandse studenten te vergroten, met name voor studenten uit 11
Brief Staatssecretaris van OCW aan de Tweede Kamer d.d. 23 december 2011 inzake internationale mobiliteit, p. 7 Nuffic: data IND 13 http://www.nuffic.nl/actueel/nuffic-news/nederlandse-studenten-nog-te-weinig-naar-het-buitenland 14 Brief Staatssecretaris van OCW aan de Tweede Kamer d.d. 23 december 2011 inzake internationale mobiliteit, p. 1 15 Brief Staatssecretaris van OCW aan de Tweede Kamer d.d. 16 mei 2012 Kosten en baten internationalisering hoger onderwijs, p. 2-3, p. 7 12
10
andere dan de buurlanden en voor opleidingen die gerelateerd zijn aan arbeidsmarkttekorten in Nederland. Dit is gerechtvaardigd gezien het feit dat Nederland t.o.v. van andere landen achterblijft en verder achterop dreigt te raken. Dat komt omdat andere landen volop bezig zijn zich te profileren op de internationale kennismarkt. 16 Nederland scoort nog niet hoog met internationale studenten, vooral niet van buiten de Europese Economische Ruimte (EER). Nederland staat op de Europese ranglijst 8 e qua saldo internationale studenten, gelijk met Tsjechië, en heeft te weinig studenten van buiten de EER vergeleken met andere Europese landen.17 De SER beveelt onder andere aan de taak van de Nuffic om het Nederlandse hoger onderwijs te promoten uit te breiden met de taak om – in nauwe samenwerking met Nederlandse bedrijven en buitenlandse alumni – Nederland te promoten als land om te werken. In de brief d.d. 8 juli 2013 van de minister van OCW aan de Tweede Kamer met als titel ‘De aantrekkelijkheid van Nederland voor internationale studenten’, in reactie op het genoemde SER-advies, wil zij duidelijk markeren dat internationaal talent van harte welkom is in Nederland, om te studeren én om carrière te maken. De minister acht de werving en binding van talentvolle internationale studenten van groot belang voor de Nederlandse kenniseconomie. Dit verhoogt de kwaliteit van het onderwijs en het studiesucces van zowel Nederlandse als internationale studenten, verbetert de studie-ervaring van internationale studenten, versterkt de internationale profilering van het Nederlandse hoger onderwijs, draagt bij aan de beschikbaarheid van personeel in sectoren als bèta-techniek en levert stevige economische baten op. Met andere woorden: binding van internationaal talent zorgt voor een versterking van de internationale kenniseconomie van Nederland. Volgens de minister van OCW gaan we internationaal talent uitdagen om na de studie een carrière in Nederland te beginnen, om een aantal jaar in Nederland te komen werken als kennismigrant en om ook daarna een duurzame band met Nederland te houden. Een grote stap naar brain circulation. Om internationaal talent beter te binden aan Nederland is op 23 november jl. op NL4Talents (carrière-evenement voor internationale studenten) een gezamenlijk, meerjarig programma (2013 – 2016) met als titel ‘Make it in the Netherlands’ gelanceerd. Hierbij zij aangetekend dat de Nuffic altijd benadrukt dat binding met Nederland breder is dan alleen in Nederland werken. Binding kan onder andere ook via Holland alumninetwerken in de Neso-landen. 2.3
Europees hoger onderwijs in de wereld en de Nederlandse positie
De Mededeling van de Europese Commissie van 11 juli 2013 getiteld ‘Het Europese hoger onderwijs in de wereld’ beoogt bij te dragen aan de doelstellingen van de Europa2020strategie door de lidstaten en hoger onderwijsinstellingen te ondersteunen bij de ontwikkeling van strategische partnerschappen. De Commissie identificeert voor de komende twintig jaar een aantal mondiale uitdagingen en kansen, zoals een exponentiële toename van de vraag naar hoger onderwijs, veranderingen in technologie en de 16 17
SER-advies, Make it in the Netherlands, advies over binding van buitenlandse studenten aan Nederland, p. 16 CPB-notitie, De economische effecten van internationalisering hoger onderwijs, 18 april 2012, tabel 2.6
11
verwachtingen van studenten. Daarbij stelt de Commissie dat de Europese hoger onderwijsinstellingen de allerbeste talenten uit de hele wereld moeten (blijven) aantrekken om o.a. het concurrentievermogen van de EU in de wereldeconomie te versterken.18 Zoals in de stukken naar de Tweede Kamer staat verwelkomt de Nederlandse regering de mededeling over de internationalisering van het hoger onderwijs in de wereld. Nederland zet sterk in op het versterken van de kwaliteit van het hoger onderwijs (Strategische Agenda voor het Hoger Onderwijs en Onderzoek).19 De Nuffic, met inbegrip van de Neso’s, werkt al nauw samen in een Europees consortiumverband, vooral met CampusFrance, de DAAD en de British Council, om het Europese hoger onderwijs in kansrijke doellanden te promoten. Voorbeelden hiervan zijn het Promodoc-project (www.promodoc.eu) en de samenwerking in European Higher Education Fairs in Azië en de Europosgrados Fairs in Latijns-Amerika. Deze samenwerking is nodig om sterker de concurrentie met de Verenigde Staten, Australië, Japan, etc. aan te kunnen op de mondiale onderwijsmarkt. Daarbij zij aangetekend dat we ook altijd moeten kijken naar de Nederlandse strategische positie in concurrentie met andere landen en of er voordelen voor ons te behalen zijn via Europese samenwerking.
18
Europese Commissie, COM (2013) 499 Kamerstukken II, vergaderjaar 2013-2014, 22 112, nr. 1693, Nieuwe commissievoorstellen en initiatieven van de lidstaten van de EU, Fiche Het Europese hoger onderwijs in de wereld, p. 4 19
12
3. Voorstel nieuwe Neso-programma De contouren van de nieuwe fase van het Neso programma zijn in hoofdzaak gebaseerd op: (a) de uitkomsten van de gesprekken met externe stakeholders, in het bijzonder met de hoger onderwijsinstellingen en hun koepelorganisaties (zie o.a. bijlagen 2, 3 en 4); (b) het beleid van de rijksoverheid (zie paragraaf 2.2) en de gesprekken met het ministerie van OCW, ministerie van Buitenlandse Zaken en AgentschapNL; (c) overwegingen vanwege bedrijfsvoering, bestuurlijk-juridische aspecten en financiële middelen. Verder is bij het voorstel voor de invulling van het Neso-programma rekening gehouden met de ervaringen in de verschillende fasen van het Neso-programma (zie paragraaf 2.1), de Europese context (zie paragraaf 2.3) en cijfers over inkomende studentenmobiliteit (zie paragraaf 3.2a) ter indicatie van de trends in de onderwijsmarkten. De opzet van het Neso-programma gaat definitief in per 1 januari 2015 maar in 2014 worden de aanpassingen al geleidelijk ingevoerd, mede vanwege de 1 miljoen subsidietaakstelling die in 2014 ingaat. De invulling van het Neso-programma betreft twee belangrijke vragen: (1) wat wordt de formule van de taken en activiteiten van de Nuffic Neso’s? (2) in welke landen/regio’s zullen de Nuffic Neso’s actief blijven/worden? 3.1
De formule van taken en activiteiten
Wat wordt de formule van de taken en activiteiten van de Nuffic Neso’s? 3.1.a Algemene doelstelling: positionering van het Nederlandse hoger onderwijs De doelstelling van het Neso-programma (met ingang van 2014) is het positioneren van het Nederlands hoger onderwijs in de doellanden en –regio’s ter bevordering van: (a) de internationalisering en kwaliteit van het Nederlandse hoger onderwijs; (b) de Nederlandse kenniseconomie en de binding aan Nederland. Dat betekent een verdere verbreding van de oorspronkelijke doelstelling (zie paragraaf 1.3) naar het leveren van een bijdrage aan de Nederlandse kenniseconomie. De binding onder (b) moet breed worden beschouwd en bevat zowel de doelstellingen van ‘Make it in the Netherlands’ alsook de binding – waar ook ter wereld – van studenten en alumni die in Nederland hebben gestudeerd. De belangrijkste doelgroepen blijven de hoger onderwijsinstellingen, studenten en Holland alumni. In het belang van deze doelgroepen zullen de Nuffic Neso’s ook meer contacten aangaan met het bedrijfsleven. De Nederlandse hoger onderwijsinstellingen onderschrijven het nut en doel van het hebben van vertegenwoordigingen van het Nederlands Hoger Onderwijs in landen/regio’s met sterke economische ontwikkeling. Dit geldt met name voor landen met sterke economische ontwikkeling waar de vraag het aanbod naar hoger onderwijs overtreft en in potentie voldoende zelfbetalende (of door hun overheid gesteunde) studenten zijn. Met de brede 13
erkenning van de positie van kennis als onderdeel van de Nederlandse kenniseconomie kan dit ook gevolgen hebben voor de wijze waarop Nuffic Neso’s worden ingezet. Investeren in internationale handel gaat hand in hand met investeren in kennis en onderwijs. De kennisinstellingen maken meer structureel deel uit van handelsmissies, met als insteek het versterken van onderwijs- en onderzoekssamenwerking. Bij de voorbereiding spelen de Nuffic Neso’s al een belangrijke rol. Die zal ook gecontinueerd moeten worden. [brief VSNU d.d. 8-11-2013, p, 2, 1e alinea] Een diverse internationale populatie van getalenteerde studenten verhoogt de kwaliteit van onderwijs en onderzoek en zet Nederland op de kaart als kennisland. Een regelmatig vergeten aspect is dat dit ook kansen schept voor de Nederlandse economie. Traditioneel wordt ons hoger onderwijs meer gezien als publieke faciliteit dan als handelssector met een grote economische waarde. Niet alleen brengen studenten uit Neso-landen in heel veel gevallen hun eigen financiering mee, ook hebben zij profielen waaraan behoefte is in Nederland. Profielen die aansluiten bij de topsectoren. Het is mogelijk dat internationale studenten in Nederland blijven en op die manier langdurig bijdragen leveren aan Nederlandse bedrijven (zie programma ‘Make it in the Netherlands’). Bij terugkeer naar het eigen land kunnen alumni deuren openen voor handel en samenwerking. [DHENIM adviesnotitie, p. 1] 3.1.b Differentiatie en flexibiliteit: generieke en specifieke diensten Gelet op de subsidietaakstelling en met het oog op de toegevoegde waarde voor het Nederlandse hoger onderwijs belang is een gedifferentieerder aanbod in taken, activiteiten, financiering en personele omvang en samenstelling van de Neso-kantoren vanaf 2015 noodzakelijk. Om aan de voorkant voor de doelgroepen (instellingen, studenten, alumni, overheden, bedrijven) duidelijk te maken wat de Nuffic Neso’s kunnen aanbieden wordt er een onderscheid gemaakt tussen (a) generieke dienstverlening, gesubsidieerd door de overheid en (b) een menukaart per Nuffic Neso met specifieke diensten tegen betaling. De menukaart per Nuffic Neso wordt jaarlijks herijkt om te bezien of dit nog naar ‘de smaak’ van de doelgroepen is. De Nuffic zal in 2014 het gesprek met de hoger onderwijsinstellingen aangaan om een aantrekkelijke menukaart met specifieke diensten op te stellen. Generieke en specifieke Neso-diensten Als er wordt nagedacht over een onderscheid tussen een generiek basis-dienstenpakket en een specifiek plus-pakket, dan kunnen er ook verschillende financieringsstromen worden aangesproken (vraagfinanciering door de betreffende hoger onderwijsinstelling, lokale of regionale overheid, bedrijfsleven of andere belanghebbenden). Voor de gewenste duidelijkheid over het dienstenaanbod van de Nuffic Neso’s kan er per Neso een menukaart worden aangeboden die duidelijkheid biedt over diensten en eventuele kosten daarvan. Voor aanvullende betaaldiensten lijkt thans onder de universiteiten weinig animo te zijn, tenzij het gaat over de organisatie van specifieke events of zeer specifiek gericht marktonderzoek. In de situatie waarin budget en capaciteit krap zal zijn moet er wel voor worden gewaakt dat betaalde diensten niet ten koste gaan van generieke wervings- en promotieactiviteiten [VSNU-brief d.d. 8-11-2013, p. 2, 3e alinea]. De hogescholen toonden in
14
de verkenning meer animo voor betaling voor aanvullende diensten gericht op instellingsspecifieke ondersteuning in o.a. matchmaking en institutionele samenwerking. Het spreekt voor zich dat de Nuffic Neso’s over de tegen betaling geleverde specifieke diensten verantwoording afleggen aan de externe opdrachtgevers. De verantwoording van resultaten van de generieke Neso-dienstverlening aan de hand van prestatie-indicatoren zal in het kader van de jaarlijkse verantwoording van de Nuffic aan het ministerie van OCW worden meegenomen. Generieke dienstverlening uit algemene middelen De basis generieke Neso-dienstverlening gericht op het behartigen van de publieke taken in het algemene Nederlandse belang wordt vanuit OCW-middelen gefinancierd. Het zal gaan om de volgende generieke diensten in of vanuit het doelland: 1) Study-in-Holland en career-in-Holland promotie en ondersteuning van Holland alumninetwerken; 2) Het verschaffen van generieke marktinformatie (lacunes in onderwijsaanbod, beursprogramma’s, lokale rankings, de lokale studentenmarkt, etc.). Ad 1) Study-in-Holland en Career-in-Holland promotie en Holland alumninetwerken: Deze generieke activiteiten behelzen de promotie van Study in Holland ten dienste van de werving van studenten door de Nederlandse instellingen en het faciliteren en ondersteunen van Holland Alumni netwerken ten dienste van de binding – in brede zin – met Nederland. De inzet van het programma ‘Make it in the Netherlands’ moet ook gevolgen hebben voor de versterking van de positionering van het Nederlandse hoger onderwijs in het buitenland. Verbreding van generieke promotieactiviteiten ‘Study-in-Holland’ naar ‘Study and Career in Holland’ vraagt om bredere expertise en aansluiting van het netwerk bij een grotere groep belanghebbenden, zoals het bedrijfsleven. Met meer nadruk op de bijdrage van de onderwijssector aan de economie, ligt ook betere samenwerking en kruisbestuiving met andere Nederlandse vertegenwoordigingen voor de hand (zie verder 3.1.c over co-locatie en huisvesting). Dit sluit ook aan bij het overheidsbeleid zoals vermeld in paragraaf 2.2 en Kernpunt 1 uit de VSNU-brief 8-11-2013 aan de Nuffic. Onder de generieke dienstverlening valt in ieder geval het verstrekken van informatie over Nederland als aantrekkelijk land om te studeren en werken. Daarbij horen ook de informatieverstrekking over voorbereidende administratieve procedures en de continuering van de pre-departure briefings [VSNU-brief 8-11-2013, p. 2, 4e alinea]. Vanuit het HBO blijft er expliciet een behoefte aan Nuffic Neso’s die in het buitenland uitleggen wat het HBO inhoudt. Dit moet onderdeel blijven van de generieke promotie. [concept-verslag extra HIBvergadering 8 oktober jl.] De hoger onderwijsinstellingen worden door de Nuffic betrokken bij het promotie- en campagnemateriaal dat de Nuffic Neso’s verspreiden [Brief VSNU 8-112013, p. 2, 4e alinea]. Daar waar het Nederlandse hoger onderwijs sterker kan staan door middel van Europese samenwerking zal Nuffic ook verder gaan om in Europees verband zoals met de (consortium)partnerorganisaties CampusFrance, de DAAD en de British Council het Europese hoger onderwijs in de mondiale concurrentiestrijd te promoten. Zie als voorbeelden het 15
Promodoc-project (www.promodoc.eu) en de Europosgradosfairs in Latijns-Amerika. Dit in lijn met de in paragraaf 2.3 genoemde strategie die de Europese Commissie voorstelt. In de doellanden intensiveren de Nuffic Neso’s, waar dat toegevoegde waarde oplevert, de Europese samenwerking om het Europese hoger onderwijs sterker te positioneren in de concurrentiestrijd met met name de Verenigde Staten, Australië en Aziatische landen. Ad 2) Generieke marktinformatie: Voor de Nederlandse hoger onderwijsinstellingen is het van belang om toegang te hebben tot generieke marktinformatie (behoefte aan studie in Nederland, lacunes in het lokaal onderwijsaanbod, lokale rankings van instellingen) en beleidsinformatie (welke ontwikkelingen in het betreffende land zijn van betekenis, nieuwe beurs/uitwisselingsprogramma’s, eventueel uit te breiden met stagemogelijkheden voor Nederlandse studenten). Dit kan ook met online nieuwsbrieven ten behoeve van de instellingen. De Nuffic zal hiervoor een communicatiestrategie richting de instellingen opstellen. [Brief VSNU 8-11-2013, p. 2-3] De huidige Neso-activiteiten op het gebied van het faciliteren van institutionele samenwerking tussen Nederlandse en buitenlandse hoger onderwijsinstellingen en het verschaffen van marktinformatie ‘op maat’ aan individuele Nederlandse hoger onderwijsinstellingen laten zich beter kwalificeren voor specifieke dienstverlening aan individuele hoger onderwijsinstellingen en/of andere relevante opdrachtgevers (consortia van instellingen, branche – en/of ledenorganisaties). Vanuit de universiteiten wordt weinig behoefte aangetekend bij ondersteuning in het leggen van eerste contacten met collegainstellingen [Brief VSNU 8-11-2013, p. 3, 3e alinea]. Dit ligt anders bij de HBO-instellingen die meer behoefte hebben aan Neso-ondersteuning bij het leggen van contacten. De generieke informatie over institutionele samenwerking in de Neso-landen zal de Nuffic verder integreren in de marktinformatie. Dat betekent dat deze twee aparte kernactiviteiten tot één generieke kernactiviteit worden gebundeld. Daarbij zullen individuele hoger onderwijsinstellingen zich moeten realiseren dat zij de Nuffic Neso’s alleen nog tegen betaling kunnen inzetten bij het zoeken naar en in contact brengen met potentiële samenwerkingspartners, en de verdere begeleiding van dat proces van institutionele samenwerking. Menskracht en financiële middelen zijn niet meer toereikend om deze taak uit algemene middelen te financieren. Om onduidelijkheid aan de voorkant hierover te voorkomen zal op de menukaart helder worden gemaakt waar de grens tussen generieke promotie en specifieke institutionele samenwerking ligt. De Nuffic wil geen versnippering van online nieuwsbrieven maar de (markt)informatie gebundeld op de Nuffic-website en via Nuffic News aan de Nederlandse hoger onderwijsinstellingen beschikbaar stellen en streeft ernaar daarover breed, helder en actueel met de instellingen te communiceren. Specifieke dienstverlening tegen betaling De Nuffic zal in 2014 het gesprek met de hoger onderwijsinstellingen aangaan om een aantrekkelijke menukaart met specifieke diensten op te stellen. De menukaart moet maatwerk kunnen bieden, flexibel en proactief zijn. Instellingen kunnen dan voor zichzelf beoordelen of zij voor bepaalde specifieke diensten budget over hebben. 16
Afhankelijk van de vraag vanuit hoger onderwijsinstellingen kunnen op het brede terrein van de promotie van het Nederlandse hoger onderwijs en samenwerking met het betreffende Neso-land specifieke Neso-diensten worden ontwikkeld en tegen betaling worden aangeboden. Dat zal vooral kunnen in landen waar er voldoende Neso-personeel is om deze specifieke diensten ook daadwerkelijk te leveren. Een Neso-desk met beperkte bezetting heeft als hoofdtaken de genoemde generieke diensten. Indien er in een land met een Nesodesk een verzoek voor een specifieke dienst komt dan zal de Nuffic in samenspraak met de Neso-desk en de betreffende instelling bezien of en hoe deze dienstverlening mogelijk is. Bij betaling voor specifieke diensten is het van belang te analyseren of Nuffic Neso’s hiermee in het land van vestiging een juridisch en fiscaal risico lopen wat betreft hun non-profit status. Dit kan mogelijk gevolgen hebben voor vergunningen, belastingregels en overige regelgeving waar Nuffic Neso’s momenteel onder vallen. De Nuffic zal hier dus kritisch naar moeten kijken. [concept-verslag extra HIB-vergadering 8 oktober jl.] Gelet op de beperkte financiële middelen kunnen de Nuffic Neso’s de instellingen niet meer ‘van deur-tot-deur’ faciliteren in de institutionele samenwerking maar alleen generieke informatie voor de instellingen beschikbaar stellen. De ervaring leert dat Nederlandse instellingen en ook overheidsinstanties ter plaatse regelmatig een beroep doen op de Nuffic Neso’s om te faciliteren. Voor meer op maat gerichte facilitering van institutionele samenwerking en/of onderwijsmarktinformatie en onderwijsmarktonderzoek kunnen de Nuffic Neso’s specifieke diensten aan het hoger onderwijs en andere belanghebbenden aanbieden die daar tegen betaling gebruik van kunnen maken. Vanuit de universiteiten wordt weinig behoefte aangetekend bij ondersteuning bij het leggen van eerste contacten met collega-instellingen. Het is bij een specifieke vraag geen probleem, aldus de instellingen, om een rekening te versturen. Maar niet de gehele bedrijfsvoering zou daar op ingestoken moeten worden. De Nuffic Neso’s zouden meer in projecten (bijv. living lab) kunnen denken. Daarnaast zouden Nuffic Neso’s ook kunnen helpen bij het vinden van bedrijven voor stageplekken van Nederlandse studenten en samenwerkingspartners, maar ze kunnen niet als agent optreden. [concept-verslag extra HIB-vergadering 8 oktober jl.] Volgens DHENIM zouden de hoger onderwijsinstellingen kunnen gaan betalen voor bepaalde activiteiten en zouden de Neso-kantoren de mogelijkheid moeten hebben om commerciëler te opereren door voor organisaties, overheden, bedrijven en overige relaties diensten te ontwikkelen en daar een fee voor de vragen [aanbeveling 3 DHENIM]. Het voorstel om alumni te laten betalen voor een lidmaatschap wordt niet overgenomen omdat dit waarschijnlijk een zeer negatief effect zal hebben voor de aanmelding van alumni bij het Holland Alumni netwerk, hun inzet als Study-in-Holland ambassadeurs en het programma Make it in the Netherlands. Voorbeelden van specifieke diensten kunnen o.a. zijn: het verrichten van specifiek onderwijsmarktonderzoek, gerichte ondersteuning bij matchmaking/het vinden van een samenwerkingspartner, specifieke fondsen in/van Neso-landen, facilitering van Nederlandse taallessen voor een instelling, studie- en stageplekken voor Nederlandse studenten. 17
Uitgaande mobiliteit van Nederlandse studenten Landen als Frankrijk, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk brengen hun eigen studenten strategisch in positie en faciliteren hun studie bij buitenlandse instellingen. Dit werd naar voren gebracht in de Stuurgroep Internationaal van de VSNU (9-11-2013). De Nuffic streeft naar evenwichtige relaties met alle Neso-landen. Dat betekent dat er niet alleen studenten naar Nederland komen maar dat ook meer ingezet moet worden op het sturen van Nederlandse studenten naar die landen. Dat sluit ook aan bij het overheidsbeleid zoals beschreven in paragraaf 2.2. De VSNU heeft in haar brief van 8 november 2012 aangegeven dat het voor de hand ligt de Neso-kantoren meer in te zetten voor uitgaande mobiliteit. Voor de uitvoering van het nieuwe Erasmus+-programma kan voor de Nuffic Neso’s een rol weggelegd worden; er komen immers beurzen beschikbaar voor het volgen van studieonderdelen in derde landen, en ook voor stages. Gelet op het feit dat een derde van het al niet ruime budget voor het Neso-programma is gekort en de inkrimping van de Nuffic Neso’s (ook qua capaciteit) is het voor de Nuffic zonder aanvullende middelen niet goed mogelijk om deze rol te voeren tenzij instellingen voor hun eigen studenten en instellingsdoeleinden deze specifieke Neso-dienst willen financieren dan wel dat de rijksoverheid generiek aanvullende middelen beschikbaar stelt voor uitgaande mobiliteit naar de Neso-landen. De Nuffic zal, zoals besproken op de stakeholdersbijeenkomst op 11 december 2013, het zoeken naar/vinden van studie- en stageplekken voor Nederlandse studenten opnemen op de menukaart voor specifieke diensten tegen betaling.
Study-in-Holland promotie en student counseling Faciliteren institutionele samenwerking Marktinformatie verstrekken
Ondersteunen Holland alumni netwerken
Neso-taken Huidige situatie Ja Ja
Ja
Niet meer generiek, maar specifieke dienst tegen betaling (menukaart) Ja generieke informatie
Ja
Nee specifieke informatie tenzij tegen betaling (menukaart) Ja + career-in-Holland
Vinden van studie- en Nee stageplekken voor Nederlandse studenten Specifieke diensten
Vanaf 2015 Ja + career-in-Holland
Nee (met aantal uitzonderingen)
Niet generiek maar komt op de menukaart specifieke diensten tegen betaling Ja op basis van een menukaart (tegen betaling)
18
3.1.c Meefinanciering, gezamenlijke huisvesting en belangenbehartiging De context voor de toekomstige invulling van de Neso-activiteiten wordt in belangrijke mate bepaald door de subsidietaakstelling voor het Neso-programma vanuit OCW. De forse bezuinigingen die de Neso-activiteiten treffen, dwingen tot het maken van keuzes in de activiteiten, een verdere versterking van de samenwerking met overige Nederlandse en buitenlandse partners, een verdere efficiencyslag in bedrijfsvoering en in de uitoefening van de Neso-activiteiten, en een verkenning naar alternatieve mogelijkheden voor de financiering van Neso-activiteiten. In de afgelopen periode is de optie voor de mogelijke participatie in de meefinanciering van Neso-dienstverlening door het Nederlandse hoger onderwijs en overige belangstellenden gepeild maar daar blijken de nodige haken en ogen aan vast te zitten. Als bijvoorbeeld een bepaalde instelling een Neso meefinanciert dan kan dat ten koste gaan van het beeld dat een Neso ten dienste staat van de promotie van het gehele Nederlandse onderwijs. Bovendien ziet het Nederlandse hoger onderwijsveld de generieke dienstverlening als een taak van de Nuffic Neso’s in het Nederlandse landsbelang, die uit rijksoverheidsmiddelen gefinancierd dient te worden en niet uit de bekostiging van de individuele instellingen. Dat zou daarenboven de Neso-bedrijfsvoering compliceren. Indien partijen evenwel de komende tijd geïnteresseerd zijn in meefinanciering van Nesodiensten dan staat de Nuffic daar open voor om hierover het gesprek aan te gaan en te bezien wat de (alternatieve) mogelijkheden zijn. Dit is ook conform aanbeveling 3 van DHENIM. Daar waar nog andere vertegenwoordigingen van de Nederlandse overheid en overige Nederlandse organisaties in een bepaald land aanwezig zijn, zal gekeken worden naar een verdere versterking van de samenwerking om belangen zo goed mogelijk te behartigen en zo effectief en efficiënt mogelijk te (blijven) opereren. De inzet zal zijn op meer gezamenlijke huisvesting met partners. Te denken valt aan: het intrekken bij en/of huren van kantoorruimte bij Nederlandse ambassades of andere Nederlandse vertegenwoordigingen ter plaatse; het delen en/of het beschikbaar stellen van kantoorruimte aan vertegenwoordigers van Nederlandse hoger onderwijsinstellingen. Dit leidt tot de verkenning van een aantal samenwerkingstrajecten. Het risico of in de toekomst belangen tussen samenwerkende partijen synchroon blijven lopen, moet per geval worden afgewogen tegen de baten. De functionele autonomie van het hoger onderwijs (inclusief de Nuffic) in de internationalisering moet geborgd blijven. Co-locatie, gezamenlijke huisvesting en Nederlandse belangenbehartiging De instellingen zijn van mening dat er meer synergie gezocht kan worden in de samenwerking met Nederlandse ambassades, consulaten en NBSO-vertegenwoordigingen en het bedrijfsleven. Dit beidt naast inhoudelijke ook bedrijfseconomische voordelen [Kernpunt 2, VSNU-brief 8-11-2013]. De Nuffic merkt op dat deze samenwerking al op heel veel gebieden zeer intensief is zoals in alumninetwerken, (handels)missies, predeparturemeetings, Orange Tulip Scholarships. 19
Echter, er is zeker nog een slag te maken, ook in het zichtbaar maken van de al goedlopende samenwerking in de Neso-landen. Dat geldt niet alleen voor de Nuffic maar voor alle betrokken partijen. De Nuffic stelt voor waar mogelijk kantoorruimte te huren in het gebouw van de Nederlandse ambassades of andere Nederlandse vertegenwoordigingen ter plaatse zoals een Consulaat-generaal. Daarbij blijft wel van belang dat de functionele autonomie van het hoger onderwijs (inclusief de Nuffic) in de internationalisering conform de sturingsfilosofie (paragraaf 1.1) geborgd moet blijven. Het gaat hierbij niet alleen om de primaire processen maar ook om de planning & controlcyclus en databestanden, rekening houdend met Wetgeving privacy persoonsgegevens. De managementaansturing geschiedt door de Nuffic. Concrete opties en mogelijkheden voor huisvesting van een Neso-kantoor/-desk/functionaris bij Nederlandse ambassades zijn onderwerp van gesprek tussen de Nuffic, Buitenlandse Zaken (3W Wereld Wijd Werken) en de betrokken ambassadeurs. Het gaat daarbij om de ambassades in Zuid-Korea, Thailand, Indonesië en Mexico, en het consulaat in Ho Chi Minh City (Vietnam). Bij de huisvesting moeten vele vragen worden beantwoord en uitgezocht: - hoeveel personen werkzaam zullen zijn in de Neso? - hoeveel bureaus/werkplekken een Neso nodig heeft? - welke andere ruimtes Neso nodig heeft? - hoeveel vierkante meter oppervlak de Neso in totaal nodig heeft? - welke ruimtes en diensten de Ambassades en Nuffic Neso’s kunnen delen (keuken, grote multi-purpose kamer, telefoniste, schoonmaak etc.)? - wat de veiligheidseisen zijn van de ambassade (kunnen studenten langskomen)? - of een indicatieve m2 huurprijs past binnen de financiële kaders? - voor hoeveel jaren Neso het huurcontract wil aangaan? Het is van belang te beseffen dat co-locatie een meerjarig commitment van Buitenlandse Zaken (incl. diplomatieke posten) en de Nuffic is. Dat geldt nog meer in het geval een kanselarij wordt verbouwd waarbij rekening wordt gehouden met de werkplekken voor de Nuffic Neso en er daarvoor dus ook investeringen zijn/worden gedaan. Samenwerking met vertegenwoordigers Nederlandse instellingen en tijdelijke stationering Het lijkt de Nuffic verstandig om te bezien hoe de samenwerking met lokale vertegenwoordigers van Nederlandse hoger onderwijsinstellingen in de Neso-doellanden doelmatiger en effectiever kan. Dit traject zal door de Nuffic samen met de VSNU, VH en hoger onderwijsinstellingen in 2014 verder worden verkend. Ook in de promotie kan lokaal samen worden opgetrokken conform het fair-model waarbij de Nuffic de generieke promotie verzorgt en de lokale instellingsvertegenwoordigers dat doen voor hun eigen universiteit of hogeschool. Verschillende malen is de wens genoteerd om ook collega’s van Nederlandse hoger onderwijsinstellingen tijdelijk te kunnen laten meedraaien op een Nuffic Neso-kantoor, bijvoorbeeld collega’s uit de marketingafdelingen van de universiteiten en hogescholen. Medewerkers van Nederlandse hoger onderwijsinstellingen kunnen een bepaalde periode 20
(bijv. een half jaar) op een Nuffic Neso worden gestationeerd om zodoende de samenwerking tussen hoger onderwijsinstellingen en de Nuffic Neso’s te versterken [VSNUbrief d.d. 8-11-2013, p. 3 en laatste zin aanbeveling 3 DHENIM]. De tijdelijke stationering van een medewerker van een hoger onderwijsinstelling is mogelijk indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan: a. er ook een fysieke werkplek beschikbaar is op het betreffende Neso-kantoor (niet alle Nuffic Neso’s hebben voldoende ruimte); b. de uitzendende hoger onderwijsinstelling de stationering van betreffende medewerker financiert (het Neso-programma heeft daarvoor geen financiële middelen) en faciliteert (visa, werkvergunning, woonruimte, e.d.); c. het de Neso-doelstelling van generieke positionering en promotie niet schaadt. Samenwerking met Netherlands Business Support Offices, NWO en SIA Het NBSO-netwerk, dat valt onder AgentschapNL, bestaat uit 21 kantoren in 9 landen. De kantoren zijn gevestigd in regio’s die kansen bieden voor Nederlandse bedrijven, maar waar geen ambassade of consulaat aanwezig is. Een NBSO helpt bedrijven bij het vinden van zakenpartners, geeft handelsmarktinformatie op maat en informatie over wet- en regelgeving. Een Nederlandse chief representative leidt het kantoor en wordt bijgestaan door een lokale medewerker, de deputy representative. Overzicht NBSO-netwerk Land Brazilië China Duitsland Frankrijk India Spanje Turkije Verenigd Koninkrijk Verenigde Staten Bron: website AgentschapNL
steden Recife Dalian - Jinan - Nanjing - Qingdao - Wuhan Chengdu Frankfurt - Hamburg - Leipzig - Stuttgart Lille - Lyon Ahmedabad - Chennai - Hyderabad Barcelona Izmir Manchester San Francisco - Houston
De Nuffic kijkt naar samenwerking met Netherlands Business Support Offices (NBSO’s), maar die zitten vaak juist in de plaatsen waar de Nuffic Neso’s niet zitten. De meeste locaties van de NBSO’s bevinden zich ook niet in steden/regio’s die vanuit het perspectief van de hoger onderwijsmarkt voldoende potentie bevatten dan wel relevant zijn voor Neso-contacten met nationale overheidsorganisaties zoals in Brasilia met Capes en CNPq. Vanuit de Nuffic zullen er in ieder geval informatiepakketjes over Study & Career in Holland worden samengesteld en trainingen worden aangeboden aan NBSO- en ambassadepersoneel. [concept-verslag extra HIB-vergadering 8 oktober jl.] Gelet op de positionering van het hoger onderwijs zal de Nuffic nauw(er) gaan samenwerken met de NBSO’s in de doellanden. De Nuffic stelt voor om hierover met AgentschapNL een nieuwe samenwerkingsovereenkomst af te sluiten waarin afspraken worden gemaakt over 21
met name informatievoorziening en informatie-uitwisseling inzake onderwijs- en handelspromotie. Ook kunnen beide organisaties van elkaar leren wat betreft de invoering en gelijkschakeling van betaalde diensten. De vorige samenwerkingsovereenkomst betrof enkel India. Daarbij speelde overigens ook het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering een belangrijke rol in de bedrijfsvoering voor de NBSO’s en de Nesodesks in India. Per 1 juli 2013 is dat niet meer het geval en werkt de Nuffic aan een volledige Nuffic Neso in India te Bangalore, waarbij zowel de primaire processen als de bedrijfsvoering onder de Nuffic vallen. De Nuffic heeft ook gesprekken gevoerd met NWO (Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek) en SIA (Stichting Innovatie Alliantie), die zich in het domein van stimulering en financiering van onderzoek bevinden. Omdat in de positionering van onderzoek in doellanden kansen worden gezien zal door de Nuffic met NWO en SIA worden verkend of en hoe hierin kan worden samengewerkt waarbij de Nuffic Neso’s een rol zouden kunnen vervullen, en of hiervoor financiering beschikbaar is. Flexibele vormen De Nederlandse instellingen staan open voor andere manieren waarop het Neso-kantoor vorm kan krijgen. Bijvoorbeeld door regionalisering en minder vaste kantoren. Als unique selling point wordt het netwerk van de Nuffic Neso’s genoemd. Deze netwerken zijn niet afhankelijk van een gebouw. [concept-verslag extra HIB-vergadering 8 oktober jl.] In de komende fase van het Neso-programma zal worden geëxperimenteerd met meer flexibelere vormen van huisvesting en (virtuele) kantoordiensten voor zover de financiële middelen dit mogelijk maken. Een voorbeeld hiervan is al het founding membership dat de Nuffic heeft in het Holland House te Bogota, Colombia. Een andere methode is om op (meestentijds onbemande) Study-in-Holland ‘desks’ op universiteiten in andere delen van een Neso-land dan waar de Nuffic Neso zelf is gevestigd promotiemateriaal beschikbaar te stellen voor studenten. Op bepaalde momenten gedurende het studiejaar kan een Nesofunctionaris daar dan promoten. In Mexico werkt dit al bijvoorbeeld in Monterrey. 3.2
De landenkeuze
3.2.a. Welke landen? De vraag aan de hoger onderwijssector over de landenkeuze was (zie bijlage 1, p. 32): Welke landen en/of regio’s ziet u als belangrijk voor het Nederlandse hoger onderwijs, de Nederlandse kenniseconomie en in het bijzonder uw instelling/ organisatie/ bedrijf? Omdat het Neso-programma zich richt op de opkomende economieën c.q. sterk in ontwikkeling zijnde economieën wordt bij deze vraag in eerste instantie gedacht aan landen buiten de EU. In de gesprekken met de universiteiten, georganiseerd door het bureau van de VSNU, en met de hogescholen, georganiseerd door het bureau van de VH, is er een zekere volgorde qua prioriteit aangeduid. Daarbij zijn veel overeenkomsten te constateren. Qua landenvoorkeur is het belangrijkste verschil dat HBO-instellingen meer belangstelling hebben getoond tijdens de verkenning voor Vietnam en Thailand dan WO-instellingen. Het netwerk dat door de Nuffic Neso’s wordt gevormd moet vooral breed worden gehouden, 22
met een goede spreiding over landen die veel potentieel bieden voor het Nederlands hoger onderwijs (kernpunt 3, VSNU-brief 8-11-2013). Aanbeveling 2 van DHENIM stelt dat in elk Neso-land de hoofdactiviteit, generieke promotie, gewaarborgd dient te blijven. De Nuffic heeft in dit voorstel getracht zoveel mogelijk met deze wens rekening te houden. Gelet op de prioriteitsstelling is ook relevant om daarbij het beleid van de rijksoverheid te betrekken. Zo stimuleert de Transitiefaciliteit van AgentschapNL het Nederlandse bedrijfsleven actief te worden op de veelbelovende markten Colombia, Vietnam en ZuidAfrika. De faciliteit draagt bij aan de verbetering van het ondernemingsklimaat in deze landen. Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika vallen onder de zogenaamde transitielanden. Dit zijn landen die internationaal het stempel 'kansrijk' hebben gekregen. Ze hebben een relatief goed investeringsklimaat, adequaat economisch beleid en een ontwikkelde financiële sector. Daarnaast hebben deze landen een snelgroeiende middenklasse, relatief jonge bevolking en een stabiele politieke situatie. Dit zijn belangrijke ingrediënten voor duurzame lokale economische groei en daarmee interessante markten voor het Nederlandse MKB. (bron: www.agentschapnl.nl/subsidies-regelingen/transitiefaciliteit) Onderstaand overzicht geeft de voorkeur weer vanuit het hoger onderwijsveld. Daarbij is zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de instellingen alsook op de verschillende niveaus binnen de instellingen (bestuurlijk, beleidsmatig en operationeel). De Nuffic beseft terdege dat er binnen en tussen de instellingen vele voorkeuren en prioriteiten zijn qua keuzes voor landen en regio’s. Vele factoren spelen daarbij een rol. Echter, onderstaand beeld dat naar voren kwam gedurende de gesprekken en verkenningen was vrij helder en overtuigend. In de verschillende door de VSNU en de VH georganiseerde gesprekken met de universiteiten respectievelijk hogescholen alsmede tijdens de Nuffic-bijeenkomst met stakeholders op 11 december 2013 is daarbij ook een aantal mogelijke nieuwe Nesodoellanden/regio’s naar voren gekomen. Type Neso-land
Huidige Neso doellanden
Mogelijke nieuwe Nesodoellanden/regio’s
Categorie 1 prioriteit (hoogste)
Brazilië, Rusland, India, China en Indonesië
Categorie 2 prioriteit
Zuid-Korea, Mexico
Zuid-Afrika, Turkije
Categorie 3 prioriteit
Vietnam, Thailand
Zuid-Amerika/Colombia, Golfregio, Verenigde Staten, Japan
Categorie 4 (geen prioriteit)
Taiwan
Prioriteit 1 landen Het voorstel is om in de prioritaire landen (Brazilië, Rusland, India, China en Indonesië) volwaardige Neso-kantoren operationeel te laten blijven. Dat betekent dat de personele organisatie bestaat uit een door de Nuffic benoemde Nederlandse directeur of lokale 23
directeur ter plaatse aangevuld met lokale staf (4 tot 5 personen). Vanuit deze Nesokantoren worden zowel generieke diensten als een menukaart met specifieke diensten aan het Nederlandse hoger onderwijs aangeboden. De BRIC-landen en Indonesië worden door de instellingen op verschillende niveaus – bestuurlijk, beleidsmatig en operationeel – het meest genoemd als prioritaire landen voor de positionering van het Nederlandse hoger onderwijs. Prioritair 2 landen Het voorstel is om in de subprioritaire landen (Zuid-Korea en Mexico) geen volledige Nesokantoren meer operationeel te laten zijn maar in afgeslankte vorm, door middel van Nesodesks, present te blijven. Dat komt omdat de instellingen uiteenlopend over deze doellanden denken qua potentieel. Zuid-Korea staat overigens vaak na landen als China en India hoog op lijsten van kansrijke hoger onderwijsmarkten en er is ook stijgende trend in de studentenmobiliteit naar Nederland te zien.20 Ook uit Mexico is er de afgelopen jaren over het algemeen een stijgende trend naar Nederland te zien. Bovendien kan Nuffic Neso Mexico een positioneringsfunctie vervullen in Spaanstalig Latijns-Amerika (zie 3.2.b). De personele bezetting van de Nuffic Neso-desk zal uit een beperkt aantal lokaal ingehuurde stafleden bestaan (circa 2 personen) die bij voorkeur gehuisvest zijn in het gebouw van de Nederlandse ambassades of een andere Nederlandse vertegenwoordiging ter plaatse. Deze Neso-desks zullen primair gericht zijn op het leveren van generieke diensten aan het Nederlandse hoger onderwijs. Indien er vanuit het hoger onderwijs, de overheid (Rijk21, provincie en/of gemeente) of het bedrijfsleven het verzoek komt aan de Nuffic voor specifieke dienstverlening van een Neso-desk dan zal op maat worden bezien of extra personeel kan worden ingehuurd om deze dienst tegen betaling te kunnen verrichten. Overigens zal de term desk niet in de corporate naamgeving worden gebruikt. Ter plaatse is één aangewezen lokale Neso-functionaris verantwoordelijk voor het operationeel leiding geven van de desk. De fysieke afstand van Mexico City tot Brasilia is te groot (bijna 7.000 km) om de Neso-directeur Brazilië hierin een rol te geven. De Nesodirecteur in China kan eventueel operationeel een rol vervullen in de monitoring van de Neso-desk in Zuid-Korea. Daarbij is aandachtspunt dat deze rol moet passen binnen de samenwerkingsovereenkomst met CEAIE die de juridische basis biedt voor Neso China. Proiriteit 3 landen Vanuit het HBO blijkt meer belangstelling voor de Nuffic Neso’s in Vietnam en Thailand dan vanuit het WO. Vietnam wordt ook vaak genoemd als een kansrijk studentenwervingsland maar de mobiliteit naar Nederland neemt niet toe de afgelopen jaren. Ook de studentenmobiliteit vanuit Thailand naar Nederland is achtergebleven bij de verwachtingen. Bestuurlijk is over het algemeen onder de instellingen ook minder belangstelling voor deze landen in vergelijking met de BRIC’s en Indonesië. Het voorstel is om in Vietnam en Thailand de Neso-kantoren te sluiten maar in beide landen nog wel een lokale functionaris de Neso-taak van generieke promotie te laten uitoefenen. 20 21
Nuffic, Marktonderzoek naar kansrijke hoger onderwijs- & onderzoeksmarkten, oktober 2013 Onder Rijk vallen ook zelfstandige bestuursorganen als het NWO.
24
Dit mede indachtig het advies van DHENIM om in zoveel mogelijk landen nog wel promotiepresentie te hebben. Deze Neso-functionarissen worden dan ondergebracht in de huisvesting van het consulaat-generaal in Ho Chi Minh City in Vietnam en in de ambassade in Bangkok, Thailand. Dit geschiedt mede op verzoek van de betreffende Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigingen. De operationele aansturing zal in de regio geschieden vanuit Nuffic Neso Indonesië, die hiervoor een operationele regionale functie krijgt. Geen prioriteit Vanwege de beperkte beschikbare financiële middelen, het gebrek aan draagvlak en de te beperkte groei van de onderwijsmarkt voor Nederland in Taiwan zal er geen Neso-presentie meer in Taipei zijn. De overeenkomst met het Netherlands Trade & Investment Office (NTIO) te Taipei is per 31 december 2013 afgelopen. Aanvankelijk was het een voorstel van de Nuffic om een Oost-Aziatische Neso op te zetten, waaronder ook de Neso-functie Taipei zou vallen. Dit is echter gelet op de bezuinigingen en het gebrek aan draagvlak niet meer haalbaar. Verkenning mogelijke nieuwe doellanden/regio’s: Zuid-Afrika, Turkije en Golfregio Uit de verkenning komt een aantal eventuele nieuwe Neso-doellanden en regio’s naar voren. De meeste van deze landen zijn ook bij de Neso-evaluatie in 2009 genoemd en betreffen: Zuid-Afrika, Turkije, Verenigde Staten, Zuid-Amerika/Colombia, Japan en de Golfregio. ZuidAfrika en Turkije werden het meeste genoemd door de instellingen. Hiervoor geldt dat om deze nieuwe Neso-dienstverlening mogelijk te maken aanvullende financiering benodigd is waarvoor binnen de huidige uitwerking van de subsidietaakstelling geen ruimte is. In de tweede fase van het Neso-programma werd ook aan Zuid-Afrika gedacht om daar een Neso-kantoor op te zetten maar vanwege politieke signalen inzake ‘braindrain’ uit ZuidAfrika zelf is dit toen niet doorgezet. Inmiddels is Zuid-Afrika ook een transitieland. De Nuffic stelt voor om verder de mogelijkheden voor positionering van het hoger onderwijs in ZuidAfrika te verkennen met geïnteresseerde partijen in Nederland en in Zuid-Afrika. Met betrekking tot Turkije, dat in Nederland met regelmaat wordt genoemd als een kansrijke hoger onderwijsmarkt, heeft de Nuffic een oriënterend gesprek gevoerd met het Nederlands Instituut voor Hoger Onderwijs in Ankara (NIHA) en de Universiteit Leiden. De Nuffic stelt voor om verder de mogelijkheden voor positionering van het hoger onderwijs in Turkije te bestuderen met geïnteresseerde partijen in Nederland en in Turkije. De Golfregio werd genoemd tijdens de Nuffic-bijeenkomst met de stakeholders op 11 december 2013. De Nuffic weet dat voor deze regio verschillende instellingen belangstelling hebben. Zie daarvoor het initiatief voor het Netherlands Center for Higher Education and Research (NCHER) te Oman. De Nuffic en NCHER werken samen en wisselen informatie uit met betrekking tot de positionering van het Nederlandse hoger onderwijs. Deze samenwerking en de verkenning van kansen in die regio zal worden voortgezet. De Verenigde Staten is ook een zeer groot land waar belangstelling voor is maar geen onderwijsmarkt waar de vraag naar goed hoger onderwijs groter is dan het lokale aanbod. Daarom is het niet eenvoudig om met beperkte financiële middelen generieke resultaten te bereiken. Dat geldt natuurlijk niet voor individuele instellingen die al nauw met Amerikaanse 25
instellingen samenwerken en Amerikaanse studenten werven. De Nuffic stelt voor, mede gelet op de belangstelling vanuit instellingen, om met AgentschapNL te verkennen of de NBSO’s in Houston en San Francisco een rol kunnen vervullen in de onderwijspromotie. Colombia is door de Nederlandse overheid als transitieland aangewezen en Nederland heeft via BZ-programma’s daar een sterke positie. Bovendien is de Nuffic op aanraden van de Nederlands ambassadeur te Colombia een founding member van het zojuist opgerichte Holland House te Bogota geworden en werkt nauw samen met de Nederlandse ambassade op zowel het gebied van capaciteitsopbouw als onderwijspromotie. De Latijns-Amerikaanse regio is een potentieel aantrekkelijke regio voor hoger onderwijspromotie. Japan lijkt vooral interessant voor onderzoeksamenwerking en mobiliteit van Nederlandse studenten naar Japan, en minder voor promotie en werving van Japanse studenten. Een regionaal kantoor voor zowel hoger onderwijs als onderzoek in de regio Oost-Azië gericht op met name Zuid-Korea, Japan en Taiwan kansen biedt, gelet op het hoge niveau van onderwijs en onderzoek in die landen, kansen. Daarvoor is echter financiële steun vanuit de overheid, de onderzoeksector en het bedrijfsleven nodig. Zo lang er echter geen aanvullende financiële middelen beschikbaar komen, ziet de Nuffic geen mogelijkheden voor een Neso in Japan – in welke vorm dan ook. Andere landen met grote hoger onderwijsmarkten zoals Maleisië, Nigeria, Kazakhstan, Pakistan, Canada, Iran, Oekraïne en Egypte werden gedurende de verkenning niet genoemd, omdat de Nederlandse instellingen in het algemeen deze landen als minder kansrijk achten en er keuzes gemaakt moeten worden. Aantal studenten per Neso-land in Nederland nationaliteit Braziliaanse
2005-06
2006-07
2007-08
2008-09
2009-10
2010-11
2011-12
2012-13
147
174
207
229
271
296
298
452
4.434
4.205
4.146
4.435
5.102
5.435
5.717
6.380
326
431
480
524
658
749
804
877
1.267
1.204
1.332
1.281
1.230
1.182
1.198
1.238
Mexicaanse
210
226
244
275
291
338
404
385
Rusland
346
316
342
427
447
497
576
633
Taiwanese
235
277
302
301
278
303
303
281
Thaise
175
237
219
231
239
175
157
204
Vietnamese
551
470
377
364
388
377
389
389
Zuid-Koreaanse
232
289
344
389
410
542
654
745
7.923
7.829
7.993
8.456
9.314
9.894
10.500
11.584
Chinese India Indonesische
Totaal
Bron: IND
De genoemde prioriteitsindeling is ook tegen het licht gehouden van bovenstaande mobiliteitscijfers en een exploratieve studie van de Nuffic naar kansrijke hoger onderwijsmarkten. Deze cijfers en data zijn indicatief, geven een trend aan maar zijn niet alleszeggend. Uitgaande van met name tijdelijke verblijfsvergunninggegevens is het totaal 26
aantal studenten dat vanuit de Neso-doellanden in Nederland kwam studeren ten opzichte van 2005-2006 met ruim 3.500 toegenomen tot circa 11.500 in 2012-13.22 De Nuffic constateert op basis van de bijeenkomst met stakeholders op 11 december 2013 dat er behoefte is aan meer en goed onderbouwd cijfermateriaal zodat opkomende hoger onderwijsmarkten goed in kaart kunnen worden gebracht. Het aantal buitenlandse studenten dat voor een hoger onderwijsdiploma of voor studiepunten in Nederland is, kunnen we alleen inschatten op basis van zeer uiteenlopende gegevensbronnen, zoals staat in Mobiliteit in Beeld.23 Het ligt ook in de ambitie van de Nuffic om hierin meer een kenniscentrum voor de Nederlandse hoger onderwijsinstellingen te worden. Voor meer en beter cijfermateriaal zijn niet alleen cijfers van de IND maar ook van de hoger onderwijsinstellingen zelf, van Studylink, DUO en andere organisaties noodzakelijk. Daarbij is ook uitsplitsing naar categorieën als WO, HBO, bachelor en master, diplomamobiliteit en uitwisselingsstudent van belang. 3.2.b Regiofunctie In de afgelopen paar jaar is al een aantal ontwikkelingen in gang gezet om de Nesoactiviteiten meer in een regionaal kader te plaatsen. Regionalisering wordt bepaald door de fysieke afstand, de mate van toegang vanuit een bepaald land naar andere landen en de marktkansen die deze regio biedt voor het Nederlandse hoger onderwijs. Het is zaak hier een verdere efficiencyslag in te maken, mede indachtig de wens (zoals van de VSNU, zie brief 8-11-2013) om een breed vertakt netwerk te hebben. Bij regionalisering zal de Nuffic ook meenemen dat wat door de Nuffic Neso’s al is opgebouwd in bepaalde regio’s zodat – vanwege de beperkte middelen – doelmatig van daaruit kan worden geregionaliseerd. Hierbij wordt vooral gedacht aan een regionale aanpak van de Neso-dienstverlening in Zuidoost-Azië en Latijns-Amerika. Bij een Neso-kantoor met een regionale functie blijft de formele verantwoordelijkheid voor het management (hoofd Positionering) bij de Nuffic in Den Haag liggen maar op operationeel niveau bij deze kantoren. Dit om zowel in strategie als in bedrijfsvoering en financiën de regiofunctie te kunnen blijven aansturen, focus te houden en binnen het (beperkte) budget te blijven, en om operationeel op maat te kunnen werken. Regionale functies kunnen behoorlijke materiële kosten voor de promotie in die landen en kosten zoals vliegreizen met zich mee brengen. Daarvoor zijn de Neso-middelen onvoldoende toereikend. Regiofunctie Zuidoost-Azië Het voorstel is om Nuffic Neso Indonesië voor Zuidoost-Azië een operationeel-aansturende regiofunctie te laten vervullen waarbij – naast Indonesië – de volgende landen kunnen worden bediend: Vietnam, Thailand, Maleisië, Singapore en Myanmar (Birma). Vanwege de bezuinigingen is de regiofunctie beleggen bij Neso Indonesië het meest voor de hand liggend. In een eerdere fase werd gedacht aan een Neso Zuidoost Azië vanuit Singapore maar dat is financieel nu onhaalbaar. Een aspect waarmee rekening moet worden gehouden is dat de lokale vergunningen voor Nuffic Neso’s samenhangen met de moederstichting Nuffic en dat in landen als Vietnam en 22
Zie ook Mobiliteit in Beeld 2012 (Nuffic), grafiek 33, p. 25
23
Nuffic, Mobiliteit in Beeld 2012, p. 65
27
Thailand het formeel niet mogelijk is de Neso-functie te laten aansturen vanuit een land in de regio maar wel vanuit de Nederlandse moederstichting. De Nuffic zal daarbij een onderscheid maken tussen de operationele aansturing (in de vorm van de ‘laptop’-Neso directeur) in de regio en de formele managementaansturing vanuit de Nuffic in Nederland. Dat laatste is ook van belang uit effectiviteit- en kostenoverwegingen om te toetsen waar, wanneer en waarom activiteiten in een bepaald land in de regio nodig zijn en of er financiële middelen beschikbaar zijn. Belangrijk is voorts dat de lokale Neso-functionarissen in Thailand en Vietnam voldoende ervaring en deskundigheid in de Study-in-Holland promotie hebben, en zelfstandig kunnen functioneren. De regionale Neso-directeur wordt operationeel verantwoordelijk voor de planning & control en eerste aanspreekpunt indien zich strategische vraagstukken voordoen. Regiofunctie Latijns-Amerika Het voorstel is dat de Nuffic Neso-desk in Mexico door middel van online promotie de economisch opkomende (Spaanstalige) Latijns-Amerikaanse regio zal bedienen. Dat betekent dat de basis van de Spaanstalige promotiestructuur en -inhoud van Neso Mexico ook wordt gebruikt voor andere landen in de regio: vooralsnog zijn dat Colombia, Peru, Ecuador, Chili en Argentinië. Zie hiervoor: www.estudiaenholanda.org. Nuffic Neso Brazilië zal vanwege de omvang, de Portugese taal en vele werkzaamheden zich blijven concentreren op Brazilië. Geen regiofuncties: China, Rusland en India Voorstel is om China deze regionale functie niet te laten vervullen omdat Neso China een samenwerkingsverband van Nuffic en CEAIE behelst, dat alleen gericht is op de ChineesNederlandse hoger onderwijssamenwerking. In politieke en juridische zin kan dit niet de uitbreiding naar de regio afdekken. Bovendien is China qua omvang al heel groot. Het voorstel is om de Nuffic Neso’s in India en Rusland geen regionale functie te laten vervullen vanwege de omvang van deze landen.
28
4. Conclusies Neso-formule:
Study-in-Holland promotie en student counseling
Neso-taken Huidige situatie Ja
Faciliteren institutionele samenwerking
Ja
Marktinformatie verstrekken
Ja
Ondersteunen Holland alumni netwerken
Ja
Vinden van studie- en Nee stageplekken voor Nederlandse studenten Specifieke diensten
Nee
Bijzondere generieke Nesodiensten
Ja: Nuffic-certificaat China StuNed Indonesië Science without Borders Brazilië
Vanaf 2015 Ja + Career-in-Holland promotie/Make it in the Netherlands Niet meer generiek maar specifieke dienst tegen betaling (menukaart) Ja generieke informatie Nee specifieke informatie tenzij tegen betaling (menukaart) Ja + Career-in-Holland/ Make it in the Netherlands Niet generiek maar komt op de menukaart specifieke diensten tegen betaling Ja op basis van een menukaart (tegen betaling) Ja: Nuffic-certificaat China StuNed Indonesië Science without Borders Brazilië
Landenkeuze: De Neso-kantoren in Brazilië, Rusland, India, China en Indonesië blijven geopend. De Neso-kantoren in Vietnam, Thailand en Taipei sluiten. Het Neso-kantoor in Indonesië krijgt een regionale functie voor Zuidoost-Azië, waarbij zowel in Vietnam als in Thailand een lokale Neso-functionaris (1 fte) bij een Nederlandse vertegenwoordiging wordt gehuisvest. Het Neso-kantoor in Mexico wordt afgeslankt en getransformeerd tot een Neso-desk bestaande uit 2 medewerkers . Huisvesting in het gebouw van de Nederlandse ambassade indien kostenbesparend. De Neso-desk in Mexico zal via online promotie de Spaanstalige regio Latijns-Amerika bedienen. Het Neso-kantoor in Zuid-Korea wordt afgeslankt en getransformeerd tot een Nesodesk bestaande uit 2 medewerkers. Huisvesting in het gebouw van de Nederlandse ambassade.
29
Verkenning van mogelijkheden (inclusief financieringsbronnen), in nauw overleg met de Nederlandse overheid en geïnteresseerde partijen, voor hoger onderwijspositionering in Zuid-Afrika en Turkije.
Neso-toekomst: was-wordt tabel Neso Brazilië
Was Volledige Neso: generieke diensten + Science without Borders Holland-programma
China
Volledige Neso: generieke diensten + ondersteuning Nufficcertificaat
India
Neso-desks: generieke diensten
Indonesië
Volledige Neso: generieke diensten + StuNed-programma
Mexico
Volledige Neso: generieke diensten
Rusland
Volledige Neso: generieke diensten
Taipei
Neso-desk: generieke diensten Volledige Neso: generieke diensten
Thailand
Vietnam
Volledige Neso: generieke diensten
Wordt (per 2015) Volledige Neso: generieke diensten + menu specifieke diensten + Science without Borders Holland-programma Volledige Neso: generieke diensten + menu specifieke diensten + ondersteuning Nufficcertificaat Overgang van Neso-desks naar volledige Neso: generieke diensten + menu specifieke diensten Volledige Neso (incl. ZuidoostAzië): generieke diensten + menu specifieke diensten + StuNed-programma Inkrimping tot Neso-desk (2 lokale stafmedewerkers): generieke diensten (incl. online Spaanstalig LatijnsAmerika) Volledige Neso: generieke diensten + specifieke diensten Sluiting Neso-desk Sluiting Neso-kantoor 1 lokale Nesoonderwijspromotiefunctionaris in Nederlandse ambassade Bangkok Sluiting Neso-kantoor 1 lokale Nesoonderwijspromotiefunctionaris in Nederlands consulaat30
Zuid-Korea
Volledige Neso: generieke diensten
generaal in Ho Chi Minh City Inkrimping tot Neso-desk (2 lokale stafmedewerkers, gehuisvest in ambassade) generieke diensten
Co-locatie en huisvesting De Nuffic stelt voor waar mogelijk en kostenefficiënt kantoorruimte te huren in het gebouw van de Nederlandse ambassades of andere Nederlandse vertegenwoordigingen ter plaatse zoals een Consulaat-generaal. Dit is al onderwerp van gesprek tussen de Nuffic, het ministerie van Buitenlandse Zaken en de betreffende diplomatieke posten op de volgende locaties: Seoul, Mexico City en Jakarta. In China is dit niet mogelijk omdat Neso China een samenwerkingsverband is met de Chinese overheidsorganisatie, CEAIE. Wat betreft Bangkok en Ho Chi Minh City zijn gesprekken gaande inzake een Neso-functionaris in de kanselarij van deze posten. De huisvesting voor de andere Nuffic Neso’s zal verder worden onderzocht en besproken met betrokken partijen in 2014. Daarbij blijft wel van belang dat de functionele autonomie van het hoger onderwijs (inclusief de Nuffic) in de internationalisering conform de sturingsfilosofie geborgd moet blijven. Het gaat hierbij niet alleen om de primaire processen maar ook om de managementaansturing, HRM-zaken, de planning & controlcyclus en databestanden, rekening houdend met Wetgeving Bescherming persoonsgegevens en de positie van de Nuffic als stichting en intermediaire organisatie tussen overheid en instellingen. De verantwoording wordt afgelegd aan de opdrachtgever (OCW) en aan organisaties die voor specifieke Neso-diensten betalen. Het voordeel van co-locatie is dat de diplomatieke posten en Nuffic Neso’s, die in de praktijk al heel veel samen werken, dichtbij elkaar zitten en daardoor nog intensiever kunnen samenwerken. Voorwaarde richting de overheid is wel dat dit voor het Neso-programma ook tot kostenreductie moet leiden. Er moet daarbij het besef zijn dat de locatie van een Nuffic Neso in de kanselarij van een ambassade een meerjarige commitment van Buitenlandse Zaken/Ambassades en de Nuffic is. Dat geldt nog meer in het geval een kanselarij wordt verbouwd waarbij rekening wordt gehouden met de werkplekken voor de Nuffic Neso. De Nuffic en AgentschapNL zullen afspraken maken over verdergaande samenwerking in de promotie en positionering van Nederland in kansrijke markten. Co-locatie met de NBSO’s is minder aan de orde omdat zij per definitie niet in de hoofdsteden zitten en bovendien op plekken waar weliswaar een handelsmarkt is maar niet per se een onderwijsmarkt. Daarnaast zullen meer flexibele vormen worden gebruikt zoals de Holland House-constructie in Bogota waar de Nuffic voor relatief beperkte kosten gebruik kan maken voor hoger onderwijspromotie, en waar dat ook samen met de Nederlandse overheid en het bedrijfsleven kan. Subsidietaakstelling: 1,9 miljoen euro
31
Gelet op het voorstel qua formule aan activiteiten en landenkeuze en gelet op de efficiencyen bezuiningsmaatregelen die moeten worden getroffen, komt de Nuffic uit op het volgende financiële plaatje: -
Sluiting kantoren in Taipei, Vietnam en Thailand: - 910.000 Uitzendingskosten Neso-directeuren (5 ipv 8): - 220.000 Inkrimping tot desks Zuid-Korea en Mexico, gehuisvest bij ambassades: - 580.000 Stopzetting generieke activiteit institutionele samenwerking: - 100.000 Efficiencymaatregelen: - 80.000 Inkrimping backoffice (personeel en materieel): - 300.000
Toename aan kosten is er vanwege de Zuidoost-Aziëfunctie vanuit Jakarta (+ 100.000) en het opzetten van een volledige Neso in India (+ 190.000). In totaal komt dit uit op de subsidietaakstelling op Neso van 1,9 miljoen per 1 januari 2015. Tot slot De positionering van het Nederlandse hoger onderwijs in grote en opkomende economieën is een investering die voor Nederland veel meer oplevert dan dat het kost. De Nuffic wil, rekening houdend met de subsidietaakstelling vanuit OCW, de Neso-activiteiten zo effectief en doelmatig mogelijk blijven inrichten om het Nederlandse hoger onderwijs en de Nederlandse kenniseconomie in haar internationaliseringambities te kunnen blijven ondersteunen. In samenspraak met alle stakeholders en meebewegend met belang voor het Nederlandse hoger onderwijs en de Nederlandse kenniseconomie, heeft de Nuffic scherpe keuzes en afwegingen moeten maken ten aanzien van de Neso-activiteiten en de doellanden. Daarbij is zeer nuttig gebruik gemaakt van de vele input vanuit de hoger onderwijssector. De Nuffic is met name de hoger onderwijsinstellingen en hun koepelorganisaties daarvoor zeer erkentelijk. In de loop van 2014 zullen verschillende aanpassingen al worden doorgevoerd. Met ingang van 1 januari 2015 gaat het aangepaste Neso-stelsel zoals in deze notitie wordt voorgesteld van start.
32
Bijlage 1 Proces Het definitieve voorstel voor toekomstige invulling van het Neso-programma wordt eind december 2013/ begin 2014 door de Nuffic opgeleverd, en aan OCW aangeboden. 2014 geldt als transitiejaar omdat afbouw van Neso’s en opbouw van het nieuwe Nesoprogramma tijd vergen. Vanaf 1 januari 2015 zal de Nuffic een nieuw Neso programma geïmplementeerd hebben. In het proces hier naar toe is in vier verschillende fasen hiernaar toe gewerkt. Fase 1: voorbereidingen toekomstige invulling Neso-programma Consultatie externe stakeholders (juni – oktober 2013) De Nuffic wisselt met diverse stakeholders van binnen en buiten het hoger onderwijs en zowel binnen Nederland als daarbuiten opererend van gedachten over de toekomstige invulling van het Neso-programma. Naast OCW, de VSNU, de VH en individuele Nederlandse hoger onderwijsinstellingen behoren (overige) vertegenwoordigers van de Nederlandse overheid, het bedrijfsleven en branche – en/of ledenorganisaties expliciet tot deze groep van gesprekspartners.24 Specifieke aandacht zal uitgaan naar de gewenste formule voor uitoefening van de Neso-activiteiten en de Neso- landenkeuze waarbij de volgende opties, eveneens in combinatie met elkaar, worden verkend: Generieke versus specifieke dienstverlening Differentiëren en flexibiliseren Regionaliseren Meefinancieren Samenwerken en gezamenlijke huisvesting Aan deze opties ligt een aantal uitgangspunten ten grondslag die verderop in deze notitie worden uitgewerkt. Daarnaast is een aantal criteria opgesteld die ter toetsing en onderbouwing van deze opties dienen25. De haalbaarheid van de genoemde opties zal verschillen, ook per locatie, maar in dit stadium willen we nog geen opties uitsluiten. Pas als het totale beeld compleet is, kunnen hierover definitieve besluiten worden genomen. Dat zal naar verwachting eind 2013/begin 2014 mogelijk zijn. Tijdens de gesprekken met de diverse stakeholders staan de volgende vragen centraal: 1) Welke landen en/of regio’s ziet u als belangrijk voor het Nederlandse hoger onderwijs, de Nederlandse kenniseconomie en in het bijzonder uw instelling/ organisatie/ bedrijf? Omdat het Neso-programma zich richt op de opkomende economieën c.q. sterk in ontwikkeling zijnde economieën wordt bij deze vraag in eerste instantie gedacht aan landen buiten de EU.26 2) Welke Neso-activiteiten dienen generiek te blijven (uit algemene middelen gefinancierd) en bij welke Neso-activiteiten acht u een specifiekere dienstverlening – ook tegen betaling – mogelijk en wenselijk?
24
Zie bijlage 1 voor een overzicht van de gesprekspartners van de externe consultatieronde van de Nuffic Zie bijlage 2 voor overzicht van criteria voor invulling Neso-activiteiten vanaf 2015 26 Zie bijlage 3 voor redenering om Neso-activiteiten te richten op landen buiten de EU 25
33
3) Van welke activiteiten/diensten die de Nuffic Neso’s uitvoeren zou u ook in de toekomst graag gebruik maken? Het kan daarbij ook om activiteiten gaan die nog niet worden uitgevoerd of nog niet in die mate worden uitgevoerd zoals u wenselijk acht Deze vragen zijn ook per brief d.d. 25 juli 201 naar de voorzitters van de VSNU en de VH gestuurd, die vervolgens daarmee met hun achterban aan de slag zijn gegaan (zie bijlagen 2 en 3). De resultaten van deze externe consultatieronde zullen worden geïntegreerd in de oplevering van een concept-bevindingen in december 2013, waarin de contouren en uitgangspunten van het nieuwe Neso-programma worden beschreven en die ter toetsing aan de groep van externe stakeholders zal worden voorgelegd (zie onderstaande fase 2). Marktonderzoek naar kansrijke hoger onderwijsmarkten (augustus – oktober 2013) Ter empirische ondersteuning voor de verkenning van bovenstaande opties, in het bijzonder wat betreft de landenfocus van de Neso-kantoren, voert de Nuffic een marktonderzoek uit naar kansrijke hoger onderwijsmarkten. Doel van deze exploratieve studie is het identificeren en nader onderzoeken van kansrijke landen voor studentenmobiliteit van en naar Nederland in de komende jaren. Hierbij wordt tevens gekeken naar de studentenmobiliteit zoals deze zich in de afgelopen jaren tussen Nederland en de betreffende landen heeft voorgedaan. Inventarisatie samenwerking in de Neso doellanden (augustus – oktober 2013) De Nuffic brengt voor de Neso doellanden in kaart op welke wijze er op dit moment vanuit de Neso-kantoren wordt samengewerkt met de betreffende Nederlandse ambassades, overige Nederlandse vertegenwoordigingen, vertegenwoordigers van Nederlandse onderwijsinstellingen in het buitenland, het lokaal (georganiseerde) bedrijfsleven en andere relevante lokale samenwerkingspartners. Inventarisatie alternatieve vormen van samenwerking en financiering (juni – doorlopend) De Nuffic verkent daarnaast alternatieve vormen van samenwerking en financieringsmogelijkheden ten behoeve van de uitvoering van de Neso-activiteiten. Daartoe voert de Nuffic o.a. gesprekken met het Nederlandse hoger onderwijsveld, Ministerie van Buitenlandse Zaken – het postennetwerk, AgentschapNL, Nederlands Centrum voor Handelsbevordering, NWO, SIA, enkele belangstellende provinciale en lokale overheden en andere mogelijke belanghebbenden. Daarnaast zal worden verkend en geleerd van hoe andere gelijksoortige organisaties (DAAD, CampusFrance, British Council, IDP etc.) de financiering van hun buitenlandse kantoren en activiteiten hebben georganiseerd. Dit proces zal niet voor het einde van 2013 zijn afgerond en gedurende het transitiejaar 2014 zijn beslag krijgen. Fase 2: Consultatieve bijeenkomst invulling Neso programma eind 2013 Op basis van de uitkomsten van de veldverkenning toetst de Nuffic de bevindingen in december 2013 bij de stakeholders waarin de contouren en uitgangspunten van het nieuwe Neso-programma worden beschreven.
34
Tijdens deze consultatieve bijeenkomst zijn de geraadpleegde stakeholders en andere geïnteresseerde partijen uitgenodigd om op basis van deze conceptnotitie het gesprek met de Nuffic over de toekomstige invulling van het Neso-programma aan te gaan. Voor wat betreft de organisatie, insteek en nadere vormgeving van deze consultatieve bijeenkomst treedt de Nuffic ook in overleg met de koepels en OCW. De concept-notitie wordt na de bijeenkomst van 11 december 2013 op de Nuffic-website geplaatst. Hoger onderwijsinstellingen hebben de mogelijkheid gehad op deze notitie te reageren tot uiterlijk 6 januari 2014. Fase 3: oplevering van het definitieve voorstel aan OCW begin 2014 Op basis van de uitkomsten van de verkenningen, gesprekken, de consultatieve bijeenkomst met stakeholders en de overige voorbereidende werkzaamheden levert de Nuffic op 13 januari 2014 een inhoudelijk goed onderbouwd, financieel werkbaar en breed gedragen voorstel op aan OCW. Fase 4: toekomstig Neso programma vanaf 2015 Het jaar 2014 zal als transitiejaar gelden waarbij het voorstel zoals begin 2014 aan OCW is opgeleverd gefaseerd ten uitvoer zal worden gebracht. Vanaf 1 januari 2015 zal de Nuffic de organisatie en opzet van een nieuw Neso programma geïmplementeerd hebben.
35
Bijlage 2 Advies van de VSNU Op de volgende 3 pagina’s vindt u het advies van de VSNU.
36
Bijlage 3 concept-Verslag van het Hogescholenoverleg Internationale Betrekkingen/VH (extra vergadering, 8 oktober 2013) Toekomst van de Neso’s De Nuffic geeft een korte toelichting over de reden waarom er wordt nagedacht over veranderingen aan de Neso-kantoren. Het budget wordt met 1/3e gekort. In 2014 zal de eerste helft van dat bedrag moeten worden gerealiseerd en in 2015 de andere helft. Dit betekent dat de Nuffic tot het einde van dit jaar heeft om met een plan te komen dat wordt gedragen door hogescholen en universiteiten. De huidige taken van de Neso’s zijn: 1. Generieke promotie study in Holland en study counseling 2. Faciliteren institutionele samenwerking 3. Verschaffen van marktinformatie 4. Faciliteren Holland Alumni netwerken In de huidige gedachtegang voor de nieuwe Neso’s wordt nagedacht over: A. De locaties waar de Neso’s gevestigd moeten zijn. B. Regionalisering van Neso-kantoren. C. Cofinanciering, waarbij de Neso’s wel meer stappen zullen zetten dan momenteel gezet kunnen worden voor een individuele instelling. D. Meer samenwerking met andere Nederlandse instellingen in het betreffende land. A. Landen keuze Er wordt nagegaan waar de aanwezigen vinden dat de Neso’s gevestigd zouden moeten worden. Daaruit ontstaat een diffuus beeld. Aan het woord komen onder andere de HvA (China, Brazilië en India), Stenden (Rusland, Thailand, China, Vietnam, Brazilië en Indonesië), HAS (Indonesië en Brazilië), Zuyd (Zuid-Amerika, Indonesië en Zuid-Korea) waardoor uiteindelijk alle huidige vestigingen met uitzondering van Taiwan genoemd worden. Als mogelijke nieuwe locaties worden Zuid-Afrika en Turkije genoemd. Ten behoeve van een goede keuze wordt er bij de Nuffic onderzoek gedaan naar de interessante onderwijslanden in 2020. B. Regionalisering van Neso-kantoren De aanwezigen staan open voor andere manieren waarop het Neso-kantoor vorm kan krijgen. Bijvoorbeeld door regionalisering en minder vaste kantoren. Als uniek selling point wordt het netwerk van de Neso’s genoemd. Die netwerken zijn niet afhankelijk van een gebouw. Medewerkers zouden ook als een soort ‘laptop-diplomaat’ kunnen werken. C. Cofinanciering Aanwezigen stellen dat het bij een specifieke vraag geen probleem is om een rekening te versturen. Maar niet de gehele bedrijfsvoering zou daar op ingestoken moeten worden. De Neso’s zouden meer in projecten (bijv. living lab) kunnen denken. Daarnaast zouden Neso’s ook kunnen helpen bij het vinden van stage-bedrijven en samenwerkingspartners, maar ze kunnen niet als agent optreden.
37
Dit laat onverlet dat er vanuit het hbo een behoefte is aan Neso’s die in het buitenland uitleggen wat het hbo inhoudt. Dit moet onderdeel blijven van de generieke promotie. Bij betaling vanuit instellingen lopen een aantal kantoren wel het risico om hun NGO-status te verliezen. Dit zal gevolgen hebben voor belastingregels en overige regelgeving waar Neso’s momenteel onder vallen. De Nuffic zal hier dus kritisch naar moeten kijken. D. Meer samenwerking met andere Nederlandse instellingen De Nuffic kijkt naar samenwerking met NBSO’s, maar die zitten vaak juist in de plaatsen waar de Neso’s niet zitten. Vanuit de Nuffic zullen er in ieder geval informatiepakketjes worden samengesteld en trainingen worden aangeboden aan ambassade personeel. Overige punten De Nuffic heeft al gesprekken gevoerd met Dhenim en de VSNU. De adviezen van deze gremia zullen nog doorgestuurd worden. Begin december volgt nog een conferentie waarin de resultaten van de verkenning worden gepresenteerd. Alle HIB-leden zullen een uitnodiging ontvangen om aan die bijeenkomst deel te nemen.
38
Bijlage 4 Notitie van DHENIM Op de volgende 3 pagina’s vindt u het advies van DHENIM.
39
1
2
3