TOEKOMST ORIËNTERING MET PRECAIRE VERBLIJVERS
de
1
TOEKOMST ORIËNTERING MET PRECAIRE VERBLIJVERS
Een werkboek voor groepswerk en individuele begeleiding
2
INLEIDING
Dit werkboek is een vervolg op de publicatie ‘Toekomstoriëntering aan mensen zonder wettig verblijf. Een traject voor groepswerk en individuele begeleiding’, in 2013 gepubliceerd door het Antwerps integratiecentrum de8. In die publicatie bundelden we 3 jaar ervaring en expertise in het werken aan een zinvol toekomst perspectief voor mensen zonder wettig verblijf. We gaven de lezer meer inzicht in het gedachte kader van waaruit dat ‘werken aan’ vertrekt, hoe de context van het leven zonder wettig verblijf de blik op de toekomst verblindt en hoe toekomstoriëntering de cliënt en hulpverlener een houvast geeft om voorbij de papieren te kijken en te werken. Ze inspireerde tal van (hulp)organisaties om het werken aan een toekomstperspectief, samen met ons, binnen hun eigen organisatie vorm te geven. De voorbije 2 jaar ontwikkelden we cursussen, werkinstrumenten en trajecten op maat van de organisatie en hun cliënten. En het ging daarbij al snel om meer dan ‘mensen zonder wettig verblijf’ alleen, waar de groepscursus van de8 mee startte. Vandaag worden niet-begeleide minderjarigen begeleid, cliënten in afwachting van een procedure ‘slachtoffer mensenhandel’, daklozen, gevangenen en druggebruikers met een tijdelijk of zonder wettig verblijf en asielzoekers in opvangcentra, in afwachting van hun asielaanvraag. Vandaar dat we als titel voor ‘toekomstoriëntering met precaire verblijvers’ kozen (mensen met tijdelijk, onzeker of zonder wettig verblijf), omdat de werkwijze van toekomstoriëntering ook bij andere doelgroepen ‘werkt’. Ook in het buitenland groeit overigens de interesse naar onze con crete werkvormen om met deze thematiek aan de slag te gaan. Dit werkboek was een logische volgende stap. In de zomer van 2014 gingen we aan de slag om de hele cursus toekomstoriëntering, de ontwikkelde werkvormen, instrumenten en alle organisatori sche elementen uit te schrijven. Het is een draaiboek geworden met de verschillende werkmodules, oefeningen, tips, vragen en antwoorden. Het geeft jou en je organisatie concrete richtlijnen om een cursus op te zetten op maat van je doelpubliek. Je kan de werkmodules en oefeningen gebruiken in groep of in een indi vidueel traject. Kortom, met dit werkboek heb je heel wat praktisch werkmateriaal in handen om samen met je cliënt voorbij de papieren te kijken en te werken. Voor verder advies kan je steeds contact opnemen met het Antwerps integratiecentrum de8. Meer informatie over werken aan een zinvol toekomstperspectief en een kennismaking met andere methodieken vind je ook in ‘Toekomstoriëntering, werken met precaire verblijvers aan een zinvol toekomstperspectief’, een uitgave van Kruispunt Migratie-Integratie (www.kruispuntmi.be). Veel succes! Maria Arredondo en Sam Mampaey Projectmedewerkers Toekomstoriëntering Antwerps integratiecentrum de8
3
HANDLEIDING VOOR GEBRUIK
Net zoals de groepscursus toekomstoriëntering bestaat dit handboek uit twintig modules. Het voordeel van een modulair systeem is dat je (organisatie) zo een eigen traject toekomst oriëntering kan samenstellen: op maat van je doelgroep, organisatie en gekozen vorm (groeps werk of individueel). 1. 2. 3. 4. 5.
De informatieve modules: hierin staat de informatieverstrekking over verschillende thema’s en onderwerpen centraal. De reflectieve modules: de gegeven informatie wordt verwerkt aan de hand van oefeningen, (groeps)gesprekken en andere werkvormen. De praktische modules: met uitleg over de organisatorische en logistieke aspecten. De achtergrond: met uitleg over de visie op toekomstoriëntering, groepswerk of een indivi dueel traject, en omgaan met weerstand. De werkbladen: dit deel omvat alle werkbladen en oefeningen die je gebruikt tijdens het werken aan een toekomstperspectief.
We leggen in elke module stap per stap uit wat we doen, wat het kan opleveren voor jou en je cliënt, hoe je de werkvormen kan gebruiken en we geven je tips en tricks vanuit onze eigen ervaringen. Elke module omvat ook praktische informatie, zoals benodigdheden, duurtijd en linken met andere modules. De link met andere modules is belangrijk. Vaak hangt bepaalde informatie samen met een reflec tieoefening of gesprek. Bij het modulair samenstellen van je traject is het belangrijk dat je deze verbanden aandachtig volgt. In dit werkboek vind je ook standaardvoorbeelden van modulaire systemen: een cursus in groep van 4, 3 of 2 dagen of een uitsluitend individueel traject. Meer informatie hierover vind je ook bij de ‘achtergrond’ en de keuze voor groeps- of individueel werk.
LEGENDE VERWIJZINGEN:
werkvorm verwijzing naar een werkinstrument verwijzing naar een module tips en tricks voor de begeleider of ‘aandacht’ voor de cliënt zelf voorbeelden uit de praktijk
Wie de bron vermeldt, mag de informatie uit deze brochure vrij verspreiden. 4
INFORMATIEVE MODULES 6 8 18 19 21 23
Module (1): ‘België voor beginners’ Module (2): ‘De vier pistes’ Module (3): ‘Mensen Zonder Papieren en Huisvesting’ Module (4): ‘Mensen Zonder Papieren en Gezondheidszorg’ Module (5): ‘Mensen Zonder Papieren en Opleiding’ Module (6): ‘Mensen Zonder Papieren en Werk’
REFLECTIEVE MODULES Module (7): ‘De Levenslijn’ Module (8): ‘Je bent meer dan een MZP’ Module (9): ‘De vier stoelen’ Module (10): ‘Verleden en heden’ Module (11): ‘Blijven ademen’ Module (12): ‘Probleemoplossend denken: huisvesting’ Module (13): ‘Probleemoplossend denken: gezondheid’ Module (14): ‘Voorbij de papieren-focus’ Module (15): ‘Voor- en nadelen blijven zonder papieren en terugkeer’ Module (16): ‘Probleemoplossend denken: overleven’ Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’
PRAKTISCHE MODULES 58 Module (18): ‘Onthaal’ 60 Module (19): ‘Koken en eten’ 62 Module (20): ‘Nabespreking’
5
MODULES
25 27 30 32 35 40 42 44 48 52 55
INFORMATIE
MODULE (1):
‘BELGIË VOOR BEGINNERS’
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Je geeft een infosessie over België (geografische situering en geschiedenis: de drie conflicten – de regio’s/het politiek stelsel, de klassen, de godsdienstkwestie) en de migrantengemeenschappen in België. Het is tegelijk een eerste kennismaking met de (origine van) de cursisten.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Je leert op een laagdrempelige manier de cursisten kennen: hun origine en achtergrond én hun eerste functioneren in de groep. VOOR DE CURSIST: • De cursist leert meer over België (geschiedenis, politiek, cultuur). • De cursist leert meer over de geschiedenis van de (eigen) migrantengemeenschap in België. • Een ijsbreker: de cursist leert op een speelse manier de (origine van) de andere cursisten en begeleiders kennen en kan een eerste keer over zijn/haar thuisland praten.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: GESCHIEDENIS EN LIGGING • LEG UIT: je situeert België op de kaart, je schetst de Franse en Nederlandse voorgeschie denis en het ontstaan van de drie landstalen, de onafhankelijkheid in 1830, de provincies, Vlaanderen-Wallonië en het aantal inwoners, de algemene politieke structuur (parlemen taire monarchie met koningshuis en federaal parlement/federale regering). • VRAAG aan de cursisten: uit welk land kom jij? Waar ligt dat op de kaart? Welke talen spre ken ze in jouw land? Heb je een koning of president, welke staatsstructuur heeft jouw land? • Doe een rondje zodat iedereen aan bod komt. • DUID per cursist zijn/haar thuisland aan op een grote wereldkaart en vergelijk steeds met (het kleine) België. STAP 2: CONFLICT 1: DE REGIO’S • LEG UIT: je beschrijft het conflict tussen de regio’s (Vlaanderen en Wallonië) sinds de jaren ’70, met de veranderde verdeling industrialisatie (van Wallonië naar Vlaanderen) en werk loosheid (van Vlaanderen naar Wallonië); hoe de spanning opgelost werd door meer poli tieke macht en onafhankelijkheid te geven aan de regio’s en je bespreekt de praktijk van de taakverdeling: staatsgebonden materies voor federaal niveau – persoonsgebonden materies voor Vlaamse, Franse en Duitstalige Gemeenschap – grondgebonden materies voor Vlaams, Waals en Duits Gewest; het kluwen van regeringen en parlementen, met daarnaast ook pro vincies en gemeenten; de verplichte verkiezingen. STAP 3: CONFLICT 2: DE KLASSEN • LEG UIT: je bespreekt hoe onafhankelijk België snel een geïndustrialiseerd land werd, met kleine boeren die naar de stad trokken in de hoop op werk; veel werkloosheid en achterstel ling in de steden (zie film ‘Daens’) en oplopende spanningen tussen arbeiders/werklozen en 6
Module (1): ‘België voor beginners’
• •
fabriekspatronaat; hoe de heftige sociale strijd tussen twee klassen na de Tweede Wereld oorlog haar compromis kreeg in de ‘welvaartsstaat’; je geeft uitleg bij het sociale zekerheids stelsel (betaald door werknemers, werkgevers en overheid en uitkeringen genererend bij pensioen, werkloosheid, ziekte, betaalde vakantie, kinderbijslag, arbeidsongeval – enkel voor wie werkt of bijdragen betaald; voor anderen is er het OCMW, betaald met overheidsgeld); solidariteit als grondslag van de sociale zekerheid. VRAAG: hoe gaat dat in jouw land? Is er een systeem van sociale zekerheid? Wat gebeurt er als je ziek, oud, werkloos bent? Doe een rondje zodat iedereen aan bod komt.
STAP 4: CONFLICT 3: RELIGIE • LEG UIT: je beschrijft hoe onafhankelijk België de vrijheid van godsdienst in de grondwet zette, maar in de praktijk (1830) overwegend katholiek was; hoe dat sterk veranderde in 150 jaar (met de opkomst van de socialistische beweging, de opkomst van het atheïsme en kri tiek op de kerk, instroom van migranten met nieuwe godsdiensten) en vandaag in de praktijk multi-religieus en superdivers is; je legt het ontstaan van de drie zuilen uit vanuit de arbei dersstrijd in de negentiende eeuw (christelijke, socialistische en liberale zuil) en de door werking daarvan tot vandaag in organisaties en structuren (elke zuil zijn eigen politieke partij, vakbond, mutualiteit, krant, …). STAP 5: MIGRANTENGEMEENSCHAPPEN IN BELGIË • LEG UIT: je beschrijft de migratiegeschiedenis van de Vlamingen (economische migranten en Red Star Line, oorlogsvluchtelingen WOI en WOII); de migrantengemeenschappen en hun verschijnen in de stad (periode en reden) (joodse migratie eind 1900 – diamant en vervol gingen; Italiaanse migratie na WOII – mijnarbeid; Marokkaanse en Turkse migratie jaren ’60 en ’70 – gastarbeiders; Chinese migratie jaren ’60 – restauranthouders; Afrikaanse migratie jaren ’60-’80 – politieke en economische vluchtelingen; Oost-Europese migratie jaren ’90 – arbeidsmigratie en EU); top-16 van de meest voorkomende nationaliteiten in Antwerpen. • VRAAG: wanneer is jouw gemeenschap in België en Antwerpen aangekomen? Was daar een belangrijke (gemeenschappelijke) reden voor? • Doe een rondje zodat iedereen aan bod komt.
WAT HEB JE NODIG? • Eventuele (powerpointof andere visuele) presentatie van de informatie • Wereldkaart • (Eventuele) filmfragmenten: stukje uit ‘Daens’, toeristische filmpjes België, …
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? Deze informatieve module dient vooral als ‘ijs breker’. Het is een moment waarop cursisten elkaar en de begeleider op een speelse manier leren kennen en op een veilige manier een eer ste keer over hun thuisland kunnen praten.
BRONNENMATERIAAL: Over België: federale overheidssite www.belgium.be > over België > ‘ken ons land’ en ‘toerisme’ Over migrantengeschiedenis in België en Antwerpen: www.zwartvantvolk.be (beeld vormingscampagne Antwerps integratie centrum de8) Tijd: 2 uur Aantal begeleiders: 1
7
Module (1): ‘België voor beginners’
INFORMATIE
MODULE (2):
‘DE VIER PISTES’
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Je geeft een infosessie over de vier verblijfspistes: wettig verblijven in België, doorreizen naar een ander land (waar al dan niet wettig verblijf mogelijk is), terugkeren naar het land van herkomst (op eigen initiatief, al dan niet met ondersteuning) of verder leven in België zonder wettig verblijf. Bij elke piste leg je de mogelijkheden en procedures uit en sta je stil bij de mogelijke implicaties ervan. Om bewust en weloverwogen te kunnen reflecteren over de toekomst, is het nodig de 4 pistes grondig te verkennen en tegen elkaar af te wegen. Je geeft je cliënt correcte en volledige infor matie, op maat van zijn/haar eigen situatie. Het is belangrijk eerlijk te zijn, zelfs al is dat vaak geen ‘goed nieuws’. Ga altijd na of je cliënt de informatie correct begrepen heeft.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Je doorprikt een heel aantal mythes en eventueel verkeerde informatie over de vier ver blijfspistes, wat helpt om de reflectie over een keuze uit die vier pistes nadien helderder te begeleiden VOOR DE CURSIST: • De cursist krijgt volledige informatie over de verblijfswetgeving, doorreizen naar een ander land, terugkeren naar huis of blijven zonder papieren. • Hij/zij krijgt duidelijkheid over de eigen situatie. welke procedures zijn uitgesloten en welke zijn eventueel nog mogelijk? • De cursist krijgt inzicht in het bepalende kader van de wetgeving en de uitvoerders daarvan (DVZ, advocaten, …) (‘bidden’ en ‘geloven in mirakels’ zijn dus geen garantie op een oplossing). • De cursist krijgt meer verantwoordelijkheidszin bij het opvolgen van zijn/haar eigen dossier. • De cursist krijgt een realistisch zicht op ‘het legaliseren van zijn/haar verblijf’ als toekomst perspectief. In uitzichtloze dossiers’ wordt duidelijk dat ‘wachten op papieren’ dus ook ‘gewoon wachten’ is. • Hij/zij krijgt een aanzet tot het overwegen van de drie andere pistes: doorreizen naar een ander land, terugkeren naar huis of blijven zonder papieren.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) pg. 80
[Geef uitleg op basis van Werkblad (1): Schema ‘vier pistes’. Druk het schema in groot formaat af, hang het in het lokaal en bouw je uitleg op door vak per vak te overlopen. Of gebruik een power pointpresentatie die per piste meer informatie verschaft. Elke cursist krijgt ook een kopie van het schema waarop hij/zij mee kan volgen of kopieën van de eventueel gebruikte presentatie.] TIP: de Belgische verblijfswetgeving wordt regelmatig aangepast. Voor correcte en actuele informatie ga je naar www.vreemdelingenrecht.be, beheerd door het Kruispunt Migratie-Integratie (www.kruispuntmi.be). Er heerst ook veel rechtsonzekerheid binnen het vreemdelingenrecht: naast regelmatige aanpassingen, waaronder die aan nieuwe Europese regels, durft de (lokale) ‘praktijk’ ook af te wijken van de rechtmatige ‘theorie’.
8
Module (2): ‘De vier pistes’
DENKEN OVER DE TOEKOMST: DE VIER PISTES LEG UIT: als je hier bent zonder papieren en je wil nadenken over je toekomst, zijn er vier mogelijkhe den. Ofwel kan je toch, waar veel mensen op hopen, je verblijf legaliseren. Ofwel besluit je door te reizen naar een ander land. Ofwel besluit je terug te keren naar je land van herkomst. Ofwel besluit je hier te blijven zonder papieren – vaak als de eerste drie pistes op dit moment geen optie zijn. Een vijfde piste bestaat niet: er is geen ‘magische deur’ naar een wettig verblijf of een wonder oplossing die uit de lucht zal komen vallen. Papieren krijgen is strikt gereglementeerd en wordt steeds moeilijker in België, terwijl veel mensen daar toch nog op wachten of hopen. Als je wil nadenken over je toekomst, is het daarom belang rijk vooral erg realistisch te zijn. We willen je hier uitleggen welke mogelijkheden er zijn om wettig verblijf te verkrijgen, maar we willen dat je ook nadenkt over de mogelijkheden van de drie andere pistes. De keuze is aan jou – het is jouw leven en jouw toekomst – maar het is wel belangrijk bij de vier pistes stil te staan om zo een beter onderbouwde beslissing voor jouw toekomst en jouw leven te kunnen nemen. VERBLIJFSPISTE 1: PAPIEREN KRIJGEN LEG UIT: de piste waar de meeste mensen zonder papieren op hopen, is die van ‘papieren krijgen’. De reglementering hier rond is, binnen de verschillende procedures, erg verstrengd. Dit is een piste die steeds moeilijker wordt. We willen je hierover de juiste informatie verschaffen. We zullen het hebben over regularisatie, asiel, gezinshereniging en andere procedures.
pg. 32
AANDACHT: denk bij deze uitleg aan je eigen individuele dossier en vraag je af: welke procedures heb ik al doorlopen? Waarom zijn die negatief uitgedraaid? En welke procedures zijn eventueel nog wél mogelijk en onder welke voorwaarden? In Module (10): ‘Verleden en heden’ komt dit ook aan bod. Wat is regularisatie? LEG UIT: als je in België bent zonder papieren, is regularisatie de procedure waarbij je naar de Dienst Vreemdelingenzaken stapt om tòch aan verblijfspapieren te geraken. Je kan hiervoor ver schillende redenen aanhalen, afhankelijk van de regularisatieprocedure die je gebruikt. De regularisatieaanvraag moet voldoen aan een aantal juridische en vormvereisten. Laat je hier voor bijstaan door een advocaat; voor regularisatieprocedures kan je zelfs een gratis (pro deo) advocaat krijgen. Er zijn vandaag twee vormen van regularisatie: de procedure 9bis en de procedure 9ter. De (afgelopen) campagne van 2009 was een tijdelijke uitbreiding op de regels rond 9bis. De regularisatiecampagne 2009 was een collectieve campagne (zoals in het verleden en ook in andere Europese landen wel vaker gebeurde) waarbij voor een beperkte periode (van september tot december 2009) tijdelijk een aantal soepelere voorwaarden golden. Wie in die periode een regularisatieaanvraag deed en kon aantonen dat hij/zij aan de voorwaarden voldeed, kon aan papieren geraken. Een eerste groep mensen die regularisatie kon aanvragen, werd in de wet aangeduid als 2.8.A. Als je kon aantonen dat je op dat moment al vijf jaar in België verbleef (dus sinds 2004), in het verleden al een poging had gedaan je verblijf te legaliseren (bijvoorbeeld door een asiel- of regularisatieaanvraag) én je kon aantonen dat je ‘duurzaam lokaal verankerd’ was (kennis van één van de landstalen, inzet in de buurt of vrijwilligerswerk, schoolgaande kinderen, getuigenissen van (Belgische) vrienden en kennissen, …) kon je verblijfspapieren krijgen. Voor een tweede groep (die werd aangeduid als 2.8.B) golden andere voorwaarden. Als je kon aan tonen dat je al 2,5 jaar in België verbleef (dus sinds maart 2007), bovendien een bijzonder ‘arbeids contract’ kon voorleggen (een document waarbij een officiële werkgever attesteerde dat hij je – mocht je papieren krijgen – een job kon aanbieden, voor minstens een jaar en aan de minimale en wettelijke (loon)voorwaarden) én je kon aantonen ‘duurzaam lokaal verankerd’ te zijn, kon je ook aan verblijfspapieren geraken.
9
Module (2): ‘De vier pistes’
Na december 2009 vervielen de tijdelijke voorwaarden van de regularisatiecampagne. Wie sinds dien regularisatie wil aanvragen, kan dus niet meer terugvallen op die regels maar kan dat enkel via de procedures 9bis en 9ter, waar andere voorwaarden gelden. Bij de procedure 9bis stel je, via je advocaat, de vraag aan de Dienst Vreemdelingenzaken om tóch verblijfspapieren te krijgen. Normaal gezien moet je dat doen bij de Belgische ambassade in je thuisland. Wil je de procedure in België opstarten, moet je allereerst aantonen dat je niet terug kan naar je thuisland om de procedure daar te beginnen. Ten tweede moet je de ‘prangende huma nitaire omstandigheden’ aanhalen waarom je denkt dat je geregulariseerd zou moeten worden. Hier rond zijn geen duidelijke voorwaarden opgenomen in de wet. Het is aan de Dienst Vreem delingenzaken en de staatssecretaris van Asiel en Migratie om, ‘dossier per dossier’ en rekening houdend met alle elementen in het dossier, te beslissen. In de praktijk worden nog erg weinig redenen aangenomen om mensen te regulariseren. ‘Lange procedure’ (bijvoorbeeld een asielprocedure die vier jaar duurde (drie jaar voor gezinnen met kinderen) voor de overheid een beslissend antwoord gaf) wordt nog wél als reden aange nomen. Bijzondere familiale omstandigheden (bijvoorbeeld een gezinshereniging die met de bestaande wetgeving onmogelijk zou zijn) worden ook nog aangenomen. Maar positieve beslissingen 9bis worden steeds meer een uitzondering. In 2013 kreeg nog slechts 8,6% van de aanvragers een positieve uitspraak (jaarverslag DVZ 2013). Aan de hand van de procedure 9ter kan iemand met een ernstige ziekte aan verblijfspapieren geraken. Als een arts kan aantonen en attesteren dat je ernstig ziek bent en je zelf kan aantonen dat de nodige medische verzorging voor die ziekte niet beschikbaar is in je thuisland (bijvoorbeeld omdat je bepaalde medicatie nodig hebt die in je thuisland niet verkrijgbaar is, of een behandeling die met jouw middelen onbetaalbaar is) kan je aan verblijfspapieren geraken. Je hebt recht op een gratis (pro deo) advocaat om je bij te staan in je aanvraag. Als je aanvraag door een ‘medische filter’ raakt – waarbij bekeken wordt of je situatie op het eerste zicht ernstig genoeg is – wordt je dossier ten gronde bekeken. Ook de procedures 9ter kennen steeds minder een positieve uitspraak. In 2013 ging het om slechts 10% van alle aanvragers. Wat is asiel? LEG UIT: een tweede manier om je verblijf eventueel te legaliseren, is het aanvragen van ‘asiel’. Hiervoor kan je terugvallen op twee ‘beschermingsgronden’: de Conventie van Genève of sub sidiaire bescherming. Als je asiel aanvraagt, wordt je verhaal automatisch binnen die twee ‘beschermingsgronden’ onderzocht. Met de Conventie van Genève ondertekende België, net als alle andere landen in de VN, een inter nationaal akkoord. België stemt ermee in asiel of ‘bescherming’ te geven aan wie persoonlijk gevaar loopt in eigen land, daar geen bescherming kan of wil inroepen en dat voldoende kan aan tonen. Als ‘asielzoeker’ vraag je om die bescherming. Je ‘persoonlijk gevaar’ moet passen binnen één van de vijf redenen die de Conventie opsomt: (1) je was politiek actief in je land en daarom liep je persoonlijk gevaar of werd je vervolgd; (2) je liep gevaar of werd vervolgd omwille van je religie; (3) je liep gevaar omwille van je behoren tot een bepaalde etnische groep; (4) je werd vervolgd omwille van je nationaliteit; (5) je liep gevaar omwille van je behoren tot een bepaalde sociale groep die in jouw land in de verdrukking kwam (bijvoorbeeld holebi’s). Met de subsidiaire bescherming wil België ook asiel verlenen aan mensen die niet noodzake lijk persoonlijk vervolgd werden of gevaar liepen, maar wel uit een algemeen gevaarlijke situatie komen. Wie, bij terugkeer naar zijn of haar thuisland, het risico loopt op ‘ernstige schade’ door ‘willekeurig geweld’ (door een gewapend conflict) of een onmenselijke of vernederende behande ling, foltering of executie, kan subsidiaire bescherming krijgen. Als je asiel wil aanvragen, moet je persoonlijk verhaal dus passen binnen één van de ‘bescher mingsgronden’ die hierboven staan omschreven. Je moet je verhaal ook zo omstandig mogelijk proberen te bewijzen: met persoonlijke documenten (paspoort, identiteitskaart, studentenkaart, …), officiële documenten (politieverzoeken e.a.), krantenartikels, rapporten van internationale mensenrechtenorganisaties, … Bij gebrek aan bewijzen moet je overtuigend kunnen aantonen waarom je geen bewijzen kan voorleggen. 10
Module (2): ‘De vier pistes’
In de praktijk doe je een asielaanvraag bij de Dienst Vreemdelingenzaken in Brussel, die je verhaal automatisch toetst aan de Conventie van Genève én subsidiaire bescherming, in die volgorde. Ofwel krijg je een erkenning als vluchteling (binnen de Conventie van Genève). Ofwel krijg je de subsidiaire beschermingsstatus toegekend (die enkel tijdelijk is en zolang het ‘willekeurig geweld’ in je thuisland duurt). Ofwel word je afgewezen als asielzoeker. In 2013 werd 16% van de asiel zoekers in België erkend als vluchteling; 11% kreeg het statuut van subsidiair beschermde. 73% van de asielzoekers werd afgewezen. (jaarverslag DVZ 2013) Als je hier bent zonder papieren en je bent van oordeel dat je, ondanks de afwijzing van een vorige aanvraag, toch bescherming nodig hebt, kan je op elk moment een nieuwe asielaanvraag indienen. Maar je moet dan wel kunnen bewijzen dat je gevaar loopt, mocht je vandaag naar je thuisland terugkeren. Het moet dus gaan om ‘actueel’ gevaar. Diende je vroeger al een asielaanvraag in die werd afgewezen, maar heb je vandaag nieuwe elementen die je verhaal beter kunnen staven – elementen die je niet kon aanbrengen tijdens je eerdere asielaanvraag, of nieuwe elementen die de kans op bescherming aanzienlijk vergroten – valt een nieuwe asielaanvraag ook te overwegen. AANDACHT: contacteer een advocaat voor een nieuwe asielaanvraag. Je hebt hiervoor in principe ook recht op een gratis (pro deo) advocaat. Als je geen nieuwe elementen aanbrengt maar je doet tóch een nieuwe asielaanvraag, bestaat immers de kans op een directe arrestatie bij de Dienst Vreemdelingenzaken. Wat is gezinshereniging? LEG UIT: een derde mogelijkheid om in België aan papieren te geraken, is de procedure van gezins hereniging. Je hebt recht op een gezinsleven: als je gezinsleden hier verblijfspapieren hebben, heb jij mogelijk ook het recht hier te verblijven. Ofwel heb je familieleden hier, die al een verblijfs vergunning hebben, en kan jij op basis daarvan ook aan papieren geraken. Ofwel sticht je een gezin (door huwelijk of ‘wettelijk geregistreerd partnerschap’, of krijg je kinderen mét verblijfsrecht) en vraag je nadien een gezinshereniging aan. Een eerste mogelijkheid is dat je al familieleden hebt in België, mét verblijfsvergunning of de Belgische nationaliteit. Via ‘gezinshereniging’ kan jij dan ook aan papieren geraken. Gezinshereniging kan echter maar met bepaalde gezinsleden. Afhankelijk van hun nationaliteit en type verblijfsvergunning gelden andere voorwaarden. Vraag advies bij een juridische dienst of advocaat. Een tweede mogelijkheid is gezinsvorming door een huwelijk met iemand met verblijfspapieren. Zelfs als je geen papieren hebt, kan je trouwen in België. Daarvoor heb je wel een minimum aantal officiële documenten (identificatie, geboorteakte e.a., te bekomen bij je ambassade) nodig. Een huwelijksaanvraag doe je bij de Burgerlijke Stand van je gemeentehuis. Als één van de partners zonder papieren in België is, zal de overheid automatisch een ‘onderzoek schijnhuwelijk’ instellen, waarbij ze willen controleren of jullie een échte relatie hebben (of het enkel gaat om een ‘huwelijk omwille van de papieren’). Aan de hand van afzonderlijke interviews van de toekomstige partners en eventueel verder onderzoek zal het parket een (niet-bindend) advies geven aan de gemeente, die dan zal beslissen of jullie toekomstig huwelijk al dan niet een schijnhuwelijk is. Jullie trouwwens zal als een ‘schijnhuwelijk’ worden bestempeld als ‘uit het geheel van de omstan digheden blijkt dat de intentie van minstens één van de echtgenoten kennelijk niet gericht is op het tot stand komen van een duurzame levensgemeenschap, maar enkel omwille van een verblijfs rechtelijk voordeel’. Als er geen sprake is van een ‘schijnhuwelijk’, kan een datum worden vastgelegd voor de trouw. Op die dag krijg je ook een officiële huwelijksakte. Die leidt nog niet automatisch tot verblijfs papieren; op basis van deze akte moet je de procedure ‘gezinshereniging’ opstarten, die uiteinde lijk tot je verblijfsvergunning zal leiden. Afhankelijk van de nationaliteit en het verblijfsdocument van je toekomstige partner, gelden andere voorwaarden en regels (zie later).
11
Module (2): ‘De vier pistes’
Een tweede mogelijkheid van gezinsvorming is het afsluiten van een ‘wettelijk geregistreerd partnerschap’, bij samenwonen of een stabiele relatie. In België moet je immers niet getrouwd zijn om als officiële partner van iemand te worden beschouwd. Als je zo een ‘wettelijk geregistreerd partnerschap’ hebt met iemand met verblijfspapieren, kan jij ook – via ‘gezinshereniging’ – aan verblijfspapieren geraken. Je kan de aanvraag voor gezinshereniging via een ‘wettelijk geregistreerd partnerschap’ opstarten: ofwel na 1 jaar samenwoonst met je toekomstige partner (te bewijzen door een attest, overhan digd door de gemeente, van het moment dat je intrekt op het adres van betrokkene); ofwel na twee jaar ‘stabiele relatie’ zonder samenwoonst (te bewijzen door gedateerde foto’s van gezamen lijke uitstapjes, brieven of sms-berichten uit het verleden, getuigenissen van vrienden en kennis sen, een gemeenschappelijk kind, …) Afhankelijk van de nationaliteit en het verblijfsdocument van je toekomstige partner, gelden andere voorwaarden en regels. Een familieband hebben met iemand met verblijfsrecht is niet voldoende. Zoals gezegd zijn er heel wat bijkomende voorwaarden om gezinshereniging (en verblijfsrecht) te verkrijgen. Die voorwaar den en regels zijn belangrijk om voor ogen te houden. Heeft je toekomstige partner de Belgische nationaliteit, geldt er een inkomensvoorwaarde: hij of zij moet over een beschikbaar inkomen van minstens 120% van het leefloon beschikken (in 2014: € 1.307,78 netto per maand). Er gelden ook bijkomende voorwaarden: zijn of haar ziekteverzeke ring moet in orde zijn, jullie moeten eenzelfde adres gaan betrekken enz. Je kan de procedure voor gezinshereniging opstarten en doorlopen in België; je moet hier niet voor terug naar je thuisland. Heeft je toekomstige partner een nationaliteit uit de EU, geldt de inkomensvoorwaarde niet (tenminste, als je toekomstige partner werk of een inkomen heeft, wat doorgaans de voorwaarde is voor EU-burgers om hier wettelijk te kunnen verblijven). Je kan de procedure voor gezinshereni ging opstarten en doorlopen in België; je moet hier niet voor terug naar je thuisland. Heeft je toekomstige partner een nationaliteit van een ‘derde land’ (van buiten de EU) geldt dezelfde inkomensvoorwaarde als voor Belgen. Je kan de procedure voor gezinshereniging echter niet opstarten en doorlopen in België. Je moet hiervoor terug naar je thuisland en de procedure daar opstarten via de Belgische ambassade. Pas na erkenning van de gezinshereniging zal je docu menten krijgen om wettelijk naar België terug te keren en je hier met je partner te vestigen. Gezinshereniging met je minderjarige kinderen is mogelijk en niet aan een inkomensvoorwaarde onderworpen, als je kind de Belgische of EU-nationaliteit heeft (omdat je (ex-)partner, de andere ouder, die nationaliteit heeft en doorgegeven heeft aan jullie kind of het kind erkend is door een vader of moeder met Belgische of EU-nationaliteit). Je moet wel sowieso een ‘financiële en/of affectieve band’ met je kind hebben. Als je gezinshereniging wordt goedgekeurd, krijg je een verblijfsvergunning voor vijf jaar (als je partner Belg of EU-burger is) of 1 jaar (als je partner ‘derdelander’ is). De verblijfsvergunning kan nadien verlengd worden. De eerste jaren is die verblijfsvergunning wel voorwaardelijk: als je in die tijd bijvoorbeeld besluit uit elkaar te gaan, kan je je verblijfsrecht verliezen en België toch weer moeten verlaten. AANDACHT: de wetgeving rond gezinshereniging is ingewikkeld, met veel regels en veel uitzonderingen. Informeer je goed bij een advocaat of juridische dienst. Andere statuten Naast regularisatie, asiel en gezinshereniging bestaan er nog een aantal andere verblijfsstatuten en -procedures. Als je onder valse voorwendsels naar België bent gelokt of hier in een uitbuitingssituatie belandt, kan je aanspraak maken op de procedure ‘slachtoffer mensenhandel en -smokkel’. Als je bereid bent informatie te verschaffen aan de politie – informatie die nuttig is voor hun onderzoek en hen helpt je mensenhandelaar of -smokkelaar effectief te vervolgen – en te breken met je smokkel- of uitbuitingsmilieu, kan je verblijfspapieren krijgen. In België zijn er drie erkende diensten die je gratis kunnen begeleiden in het aanvragen van de procedure: Payoke voor het Vlaamse Gewest, Pag-asa voor het Brusselse Gewest en Sürya voor het Waalse Gewest 12
Module (2): ‘De vier pistes’
Als je als Niet-Begeleide Minderjarige België binnen kwam (je was jonger dan 18 jaar en er was geen volwassen familielid dat je begeleidde) kan je twee procedures volgen. Ofwel vraag je, zoals volwassen asielzoekers, asiel aan (je wordt dan een ‘Alleenstaande Minderjarige Asielzoeker’ of AMA). Ofwel volg je de speciale procedure voor Niet-Begeleide Minderjarigen. Je krijgt een (juridische) voogd toegewezen die je bijstaat in de procedure. Als er een negatieve beslissing valt (in je asielaanvraag of je procedure NBM) zal België je niet uitwijzen tot je 18 bent. Vanaf 18 jaar kan dit wel. Je moet dan ook de opvangstructuur verlaten waar je eventueel opvang kreeg. Als je staatloos bent (je hebt geen enkele nationaliteit, bijvoorbeeld omdat je die bent verloren, of omdat het land waar je de nationaliteit van draagt, niet meer bestaat) kan je de speciale proce dure voor staatlozen volgen en ook aan verblijfspapieren geraken. Vraag hiervoor bijstand aan een advocaat of juridische dienst. België maakt deel uit van de Europese Unie. Unieburgers kunnen zich ook eenvoudig in België vestigen. Er is vrij verkeer van personen: de EU’er die kan aantonen dat hij of zij over voldoende bestaansmiddelen of een job beschikt, kan hier verblijfspapieren krijgen. De arbeidsmarkt staat ook volledig open voor EU-burgers en hun gezinsleden: ze mogen hier alle jobs doen. Voor de laatst toegetreden EU-landen is er vaak nog beperkte toegang tot de arbeidsmarkt (bijvoorbeeld enkel knelpuntberoepen). Veel EU-burgers komen naar België als ‘arbeidsmigrant’. Voor mensen buiten de EU is het heel wat moeilijker om als ‘arbeidsmigrant’ naar België te komen. Dat kan alleen als je werkgever kan aantonen dat je over specifieke competenties beschikt en hij op de Belgische arbeidsmarkt niemand vindt die de job kan doen. Je verblijf zal gekoppeld zijn aan je contract – je krijgt een (tijdelijke) verblijfsvergunning voor de duur van je contract – en de aanvraag moet via je werkgever gebeuren. Op deze regel zijn er echter ook veel uitzonderingen. Tot slot zijn er nog enkele tijdelijke verblijfsstatuten. Buitenlandse studenten bijvoorbeeld kunnen een verblijfsvergunning krijgen waardoor ze hier (enkele jaren) kunnen studeren. Hun verblijfsrecht wordt na hun studie niet verlengd en ze worden geacht België weer te verlaten. Een studentenvisum moet aangevraagd worden in de Belgische ambassade van het thuisland en is aan voorwaarden onderworpen (je moet beschikken over vol doende bestaansmiddelen én een Belgische school hebben die attesteert dat je bij hen kan komen studeren). Toeristen kunnen België ook tijdelijk binnen komen met een toeristenvisum, ook aan te vragen bij de Belgische ambassade van het thuisland. Dit toeristenvisum dient enkel om (tijdelijk) naar België te reizen. Na de vermelde periode (maximum 90 op 180 dagen) vervalt het toeristenvisum weer en wordt de toerist geacht België weer te verlaten. Voor sommige nationaliteiten geldt een vrijstelling op het toeristenvisum. Dit zijn alle mogelijkheden om in België aan papieren te geraken. Zoals je ziet, zijn er veel regels en procedures waar je rekening mee moet houden en wordt het ook steeds moeilijker om aan papieren te geraken. AANDACHT: wil je toch blijven inzetten op het legaliseren van je verblijf, wees dan zeer realistisch. Maak voor jezelf uit: • Welke procedure je al gevolgd hebt in het verleden, en waarom die negatief uitdraaide; • Welke procedure sowieso uitgesloten of niet meer mogelijk is; • Welke procedure eventueel wel nog mogelijk is, en met welke voorwaarden je dan rekening moet houden. AANDACHT: veel procedures en regels zijn vrij ingewikkeld: vraag hulp aan een (pro deo) advocaat of een juridische dienst. Weet evenwel dat advocaten geen wonderen kunnen verrichten, ze kunnen enkel de wet volgen. Wees realistisch in wat je verwacht. En neem ook je verantwoordelijkheid in je dossier: informeer jezelf over de stand van zaken in je dossier en de waarschijnlijke uitkomst.
13
Module (2): ‘De vier pistes’
VERBLIJFSPISTE 2: NAAR EEN ANDER LAND GAAN LEG UIT: sommige mensen besluiten, vaak na een tijd in België te hebben verbleven zonder papieren, om hun geluk in een ander land te gaan beproeven. Ze reizen door naar Engeland of Frankrijk of elders, in de hoop daar wél aan papieren te geraken of gemakkelijker te kunnen overleven in de ille galiteit. Als je denkt aan deze tweede piste van ‘doormigratie’, moet je wel een aantal dingen weten. Zo delen de landen van de Europese Unie een eengemaakte databank en registratiesysteem: het SIS-systeem. Als je in een bepaald EU-land geregistreerd werd (bijvoorbeeld bij een asiel aanvraag of na een arrestatie) zijn je identificatie en je vingerafdrukken opgenomen in dit cen trale systeem. Met het Verdrag van Schengen spraken de EU- en andere landen af één Schengenzone te vormen. Binnen die zone zijn geen ‘binnengrenzen’ meer, maar de buitengrenzen worden des te stren ger bewaakt. Als je België moet verlaten (bijvoorbeeld na een afgewezen asielaanvraag) moet je meteen ook de Schengenzone verlaten. Met de Dublin-conventie spraken de EU-landen bovendien af dat je slechts één keer asiel kan aan vragen in de EU. Als je dat bijvoorbeeld in België deed en je aanvraag werd afgewezen, kan je het niet opnieuw proberen in Nederland. Als je dat toch doet, zal men daar je vingerafdrukken nemen en via het SIS- en eurodac-computersysteem vrij snel zien dat je al een aanvraag deed in België en dat die geweigerd werd. Je asielaanvraag zal dan ook in Nederland geweigerd worden en je zal teruggestuurd worden naar België. De Dublin-conventie bepaalt ook dat een asielaanvraag moet gebeuren in het eerste land waar langs je de EU binnen kwam. Als je bijvoorbeeld via Polen de EU binnen kwam en dan doorreisde naar België en pas daar je asielaanvraag deed, zal België je weigeren en aan Polen vragen je ‘terug te nemen’, zodat je daar je asielaanvraag kan doen. Legaal doormigreren naar een ander (EU-)land is enkel in uitzonderlijke gevallen mogelijk. Als je bijvoorbeeld een gezinslid hebt dat in een ander EU-land wél een verblijfsvergunning heeft, kan je in sommige gevallen – via gezinshereniging – ook aan papieren geraken om je in dat land met je fami lielid te gaan vestigen. Informeer je goed omtrent de regels rond gezinshereniging in dat land. Landen buiten de EU, waar je naar wil doorreizen, hebben ook elk hun eigen wetgeving. Vaak zal je minstens een aantal documenten moeten kunnen voorleggen (zoals identificatiepapieren). Meestal kan je enkel doorreizen als je terugkeert naar je thuisland en daar een procedure opstart met de ambassade van het land waar je naartoe wil. De meeste mensen zonder papieren die ‘doormigreren’, doen dit illegaal. Als je dat overweegt, denk dan eerst goed na en overloop alle voorwaarden en gevolgen. Zo reizen veel mensen door naar EU-landen waar tijdelijke regularisatiecampagnes gehouden wor den, in de hoop zo aan papieren te geraken. Informeer je echter goed en volledig: vaak worden er scherpe voorwaarden gesteld (bijvoorbeeld een verblijf van vijf jaar kunnen aantonen). Je zal dus vaak niet aan de voorwaarden voldoen en ook daar niet aan wettig verblijf geraken. Veel mensen dromen ook van een oversteek naar het Verenigd Koninkrijk. Voor Engelstaligen is het daar eenvoudiger te overleven, je bent er niet verplicht een identificatie op zak te hebben (en de politie kan je dus minder snel aanhouden voor een identiteitscontrole). Er circuleren echter ook veel mythes over het VK. Er worden evengoed arrestaties en razzia’s gehouden op mensen zonder papieren. Veel mensen die de oversteek waagden, werden gearresteerd en naar België terugge stuurd. En de oversteek zelf is problematisch en gevaarlijk: zowel in de haven van Oostende als de treintunnel in Calais worden de controles opgedreven. AANDACHT: als je als verblijfspiste denkt aan ‘naar een ander land gaan’, vraag je dan af hoe je daar aan huisvesting, inkomen, eten, papieren zal geraken. Doormigratie is enkel een goed idee als je de garantie hebt dat het daar beter zal zijn dan hier: dat je daar bijvoorbeeld familie hebt of een netwerk dat je kan opvangen, ondersteunen, werk geven, …
14
Module (2): ‘De vier pistes’
VERBLIJFSPISTE 3: TERUGKEREN NAAR HUIS LEG UIT: sommige mensen zonder papieren die hier verblijven maar geen toekomst meer zien, besluiten op eigen initiatief terug te keren naar huis De overheid heeft heel wat hulpmiddelen geïnstalleerd voor mensen die vrijwillig willen terugkeren. Er is de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) die wereldwijd mensen begeleidt. In België werkt IOM samen met plaatselijke organisaties (vaak sociale diensten of opvangstructuren) waar je terecht kan voor alle informatie en hulp rond terugkeer, de zogenaamde REAB-partners. Hun adressen en alle verdere info over terugkeer vind je op www.vrijwilligeterugkeer.be. De REAB-partner kan je helpen bij je terugkeer. Een begeleider maakt samen met jou de nodige documenten in orde, regelt en betaalt je vliegtuigticket en je terugreis. Je kan ook zakgeld krijgen om bijvoorbeeld een binnenlandse doorreis te bekostigen (als je bijvoorbeeld ver van de luchthaven woont). Voor asielzoekers die werden afgewezen maar nog in hun eerste jaar na afwijzing zitten, is er voor bepaalde landen en bepaalde regio’s ook het ‘reïntegratiefonds’. Als je enkel wil terugkeren als je in je thuisland een nieuwe start kan maken (bv. een eigen zaak opstarten), kan je op dit fonds terugvallen. De REAB-partner kan je helpen met een ‘businessplan’ en je kan een bedrag aan steun in natura krijgen voor benodigdheden (bv. bureaumateriaal, startuitrusting). In de praktijk werkt IOM hiervoor samen met partners in je thuisland, die het geld doorgestort krijgen en je materiaal zullen aankopen. Voor ‘kwetsbare groepen’ zijn er ook extra middelen. Vrijwillige terugkeerders die tot bepaalde risicogroepen behoren (zwangere vrouwen, niet-begeleide minderjarigen, slachtoffers van mensen handel, mensen met medische problemen, alleenstaande ouders, …) kunnen extra steun in natura ontvangen (voor bv. de aankoop van een rolstoel, medicatie, het terugvinden van familieleden, …). VERBLIJFSPISTE 4: VERDER LEVEN IN BELGIË ZONDER WETTIG VERBLIJF LEG UIT: als ze merken dat hun verblijf legaliseren niet reëel is en doormigreren of terugkeren niet mogelijk is, besluiten veel mensen hier te blijven zonder papieren. Mogelijk is dat ook voor jou op een bepaald moment jouw keuze. Weet dan wel dat daar bepaalde gevolgen aan verbonden zijn en dat er zich een aantal problemen stellen waar je een oplossing voor zal moeten vinden. Als je hier blijft zonder papieren, heb je in principe een aantal ‘basisrechten’. Er is het recht op Dringende Medische Hulp. Als je hier bent zonder papieren en je wordt ziek, maar je hebt geen geld om medicatie of een dokter te betalen, kan het OCMW van de plaats waar je woont (een deel van) de medische kosten op zich nemen. Kinderen zonder papieren mogen tot hun 18 jaar naar school gaan. Ze kunnen een diploma beha len. De school zal de kinderen niet aangeven bij de politie en die mag het kind ook niet op school komen oppakken. Recht op onderwijs geeft echter geen recht op verblijf: je kind mag naar school, maar daardoor krijgen jullie niet opeens verblijfspapieren. Als je kinderen hebt maar je bent eigenlijk niet in staat hen een degelijke ondersteuning of opvoe ding te geven, heb je in principe recht op opvang in een open opvangcentrum, samen met je kind. In de praktijk zal je echter binnen de maand gevraagd worden vrijwillig naar je thuisland terug te keren. Doe je dat niet, vervalt het recht op opvang. In theorie heb je ook een aantal andere rechten. Als je een huis huurt, heb je al je rechten als huurder. Als je werkt in het zwart, heb je dezelfde arbeidsrechten als iemand die wettelijk werkt (naar minimumloon, arbeidsvoorwaarden enz). Je hebt recht op juridische bijstand (in regulari satie- en asielzaken heb je in principe recht op een gratis of pro deo advocaat). In de praktijk zijn deze rechten echter vaak moeilijk af te dwingen.
15
Module (2): ‘De vier pistes’
Als je hier blijft zonder papieren, kan je aangehouden worden, opgesloten in een gesloten centrum en teruggestuurd naar je thuisland. Politie en sociale inspectie voeren geregeld controles en organiseren acties (op straat, in openbare ruimtes, op het openbaar vervoer, op je werk plek). Als ze merken dat je geen geldige verblijfsdocumenten hebt en er is plaats in één van de vijf Belgische gesloten centra, kan je daar opgesloten worden met het oog op repatriëring. Als er geen plaats is, word je na een paar uur weer vrijgelaten, met een bevel om het land te verlaten. (In 2013 werd 80% van de aangehouden mensen zonder papieren weer vrijgelaten – jaarverslag DVZ 2013) Als je toch opgesloten wordt in een gesloten centrum, kan de Belgische overheid je niet zomaar naar je land terugsturen. Eerst moeten ze je kunnen identificeren (op basis van vingerafdrukken, je eigen papieren of door een interview met een afgevaardigde van je ambassade). Bovendien moet de overheid van je land van herkomst er ook akkoord mee gaan dat je terug mag komen. Hiervoor moet jouw ambassade een speciaal document – een ‘laisser passer’ – ondertekenen. Pas dan kan België je gedwongen naar je thuisland terugsturen. Als identificatie en ‘laisser passer’ niet in orde zijn binnen uiterlijk vijf maanden, word je weer vrijgelaten uit het gesloten centrum. Vaak opnieuw met het bevel het land te verlaten. In 2013 werd 79% van de opgesloten mensen ook effectief gere patrieerd. (Jaarverslag DVZ 2013) Sinds 2011 wil de Belgische overheid dat de bevelen om het land te verlaten, beter opgevolgd worden. Met het SEFOR-programma (SEnsibilisation, FOllow-up and Return) worden de steden en gemeenten meer ingeschakeld om na te gaan of mensen die dat bevel kregen, ook effectief vertrekken. Als er een beslissing valt in je procedure (bv. de aanvraag tot regularisatie), zal je een brief krijgen van de stad of gemeente om je beslissing in het gemeentehuis te gaan ophalen. Er zal je gevraagd worden eigen documenten en pasfoto’s mee te nemen. Als je antwoord negatief is, dienen die echter voor de opmaak van een SEFOR-dossier. Je vingerafdrukken worden genomen en je krijgt het bevel het land binnen dertig dagen te verlaten. Teken je binnen de veertien dagen voor vrijwillige terugkeer, zal je dossier ‘bevroren’ worden en zal België je vrijwillig laten vertrekken. Zo niet, kan de politie na dertig dagen bij jou thuis langskomen om je alsnog te arresteren, op te sluiten in een gesloten centrum en je te repatriëren. Er is een belangrijk verschil tussen vrijwillig terugkeren of gedwongen gerepatrieerd worden. Dat heeft te maken met je ‘inreisverbod’: een verbod om binnen een bepaalde termijn naar België terug te komen. Dat verbod wordt ook opgenomen in het SIS-registratiesysteem dat je thuisland én de Belgische ambassade kunnen inzien. In sommige gevallen heb je al een ‘inreisverbod’, bv. wanneer vorige bevelen om het grondgebied te verlaten niet werden opgevolgd of je een bevel kreeg van ‘nul dagen’ (bij risico op onderdui ken, een gevaar voor de openbare orde, meervoudige asielaanvragen zonder nieuwe elemen ten, …). Als je gedwongen wordt teruggestuurd, krijg je sowieso óók een inreisverbod: je kan de komende drie jaar niet meer terugkomen naar België (5 jaar in geval van fraude, 8 jaar in geval van gepleegde misdrijven). De overheid in je land van herkomst zal ook van je terugkeer op de hoogte zijn. Als je nog geen inreisverbod kreeg en je tekent voor vrijwillige terugkeer, zal je géén inreisverbod krijgen. Als je reisdocumenten nog in orde zijn, zal je overheid ook niet noodzakelijk op de hoogte gesteld worden van je terugkomst. De regeling rond het inreisverbod, en het verschil tussen vrijwillige en gedwongen terugkeer, is belangrijk. Als je gearresteerd wordt en repatriëring dreigt, kan tekenen voor vrijwillige terugkeer interessant zijn. Je kan zo een inreisverbod ontlopen en ook in de toekomst nog naar België terugkeren.
16
Module (2): ‘De vier pistes’
TOT SLOT LEG UIT: als je kiest om hier te leven zonder wettig verblijf, kies je ook voor een moeilijk (over)leven. Er stellen zich heel wat problemen en er zijn weinig organisaties of diensten die je kunnen helpen. Problemen en vragen als: hoe vind ik een dak boven mijn hoofd? Hoe geraak ik aan een inkomen als ik niet mag werken? Waar vind ik voedsel en kleren? En wat met mijn toekomst en verder leven? Als je besluit te blijven zonder papieren, zal je die problemen moeten aanpakken en je zal dat ook vooral zélf moeten doen. Toekomstoriëntering kan je daarbij helpen, maar de verantwoordelijk heid en het eigenaarschap voor een oplossing liggen grotendeels bij jou. AANDACHT: als je besluit te blijven zonder papieren, maak dan een lijst van de problemen die je vandaag al tegenkomt. Stel een plan op om die problemen aan te pakken. Vraag jezelf ook af hoe lang je kan blijven zonder papieren, hoe lang je dit soort overleven kan ‘rekken’. We komen hier later uitgebreid op terug.
WAT HEB JE NODIG? • Werkblad (1): Schema ‘vier pistes’ (pg. 80) op groot formaat • Werkblad (1): Schema ‘vier pistes’ (pg. 80) per cursist op klein formaat • Eventuele (powerpoint- of andere) visuele voorstelling bij de uitleg BRONNENMATERIAAL: www.vreemdelingenrecht.be Tijd: 2 uur. Gebruik 1 uur voor de uitleg rond ‘papieren krijgen’ en 1 uur voor de uitleg bij de drie andere pistes. Aantal begeleiders: 1
17
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De uitleg rond ‘de vier pistes’ kan verder gezet worden in informatieve modules zoals: Module (3): ‘Mensen Zonder Papieren en Huisvesting’ (pg. 18) Module (4): ‘Mensen Zonder Papieren en Gezondheidszorg’ (pg. 19) Module (5): ‘Mensen Zonder Papieren en Opleiding’ (pg. 21) Module (6): ‘Mensen Zonder Papieren en Werk’ (pg. 23) De uitleg rond ‘de vier pistes’ dient als vertrekpunt voor reflectieve modules zoals: Module (9): ‘De vier stoelen’ (pg. 30) Module (10): ‘Verleden en heden’ (pg. 32) Module (14): ‘Voorbij de papieren-focus’ (pg. 44) Module (15): ‘Voor- en nadelen blijven zonder papieren en terugkeer’ (pg. 48) Module (12): ‘Probleemoplossend denken: huisvesting’ (pg. 40) Module (13): ‘Probleemoplossend denken: gezondheid’ (pg. 42) Module (16): ‘Probleemoplossend denken: overleven’ (pg. 52)
Module (2): ‘De vier pistes’
‘MENSEN ZONDER PAPIEREN EN HUISVESTING’
INFORMATIE
MODULE (3):
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Je geeft een korte infosessie over mensen zonder papieren en huisvesting: rechten, moeilijkheden en beperkingen, mogelijkheden, huurdersrechten, adressen en lokale sociale kaart.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) Voor de cursist: • De cursist krijgt correcte informatie over mogelijkheden en beperkingen, en adressen van organisaties voor verdere hulp. • De cursist krijgt inzicht in de structurele moeilijkheid van het huisvestingsprobleem voor mensen zonder papieren: een gevolg van de beslissing om hier te blijven zonder papieren.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) TIP: meer informatie over mensen zonder papieren en huisvesting vind je in de brochure ‘Infogids voor hulpverleners en begeleiders van mensen zonder wettig verblijf’, september 2012 (www.kruispuntmi.be ) LEG UIT: • Wat is er moeilijk of onmogelijk voor mensen zonder papieren: sociale huisvesting, crisisopvang, reguliere daklozenopvang; • Wat is er mogelijk voor mensen zonder papieren: huren op privémarkt, inwonen bij vrienden of kennissen, kraakpanden, ‘couchsurfing’, matrassenverhuur, dakloosheid, daklozendagopvang, nachtopvang in winter of in bepaalde crisissituaties; • Wat zijn de huurdersrechten voor huurders zonder papieren (regels rond contracten en duurtijd, huurwaarborg en geblokkeerde rekening, onderhoud en herstellingen en gedeelde verantwoordelijkheid, opzegging contract en regeling rond beëindiging en uithuiszetting); • Wat is de regeling rond de onbewoonbaarverklaring van slechte woningen; • Wat zijn de adressen van de plaatselijke huurdersbond, crisis- en daklozenopvang.
WAT HEB JE NODIG? • Eventuele (powerpoint- of andere visuele) voorstelling van de informatie • Adressenlijst: plaatselijke huurdersbond, daklozenopvang, crisisopvang, cel voor onbewoonbaarverklaring Tijd: 30 minuten Aantal begeleiders: 1
18
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De module sluit aan bij de infosessie rond de vierde piste (‘blijven zonder papieren’) uit Module (2): ‘De vier pistes’ (pg. 8) De module is een voorbereiding op Module (12): ‘Probleemoplossend denken: huisvesting’ (pg. 40) De module kan leiden tot het stellen van doe len in het kader van huisvesting, tijdens Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55)
Module (3): ‘Mensen Zonder Papieren en Huisvesting’
‘MENSEN ZONDER PAPIEREN EN GEZONDHEIDSZORG’
INFORMATIE
MODULE (4):
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Je geeft een korte infosessie over mensen zonder papieren en gezondheidszorg: recht op Dringende Medische Hulp, lokale procedure OCMW, alternatieve plekken voor gezondheidszorg, adressen en lokale sociale kaart.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE CURSIST: • De cursist krijgt correcte informatie over mogelijkheden en beperkingen, en adressen van organisaties voor verdere hulp. • De cursist krijgt inzicht in de structurele moeilijkheid van gezondheidszorg voor mensen zonder papieren: een gevolg van de beslissing om hier te blijven zonder papieren.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) TIP: meer informatie over mensen zonder papieren en gezondheidszorg vind je in de brochure ‘Infogids voor hulpverleners en begeleiders van mensen zonder wettig verblijf’, september 2012 op www.kruispuntmi.be en op www.medimmigrant.be LEG UIT: • Dringende Medische Hulp is een wettelijk omkaderd basisrecht voor mensen zonder papieren: voor wie hier zonder papieren verblijft, ziek is (geattesteerd door een geneesheer), behoeftig is en de eigen medische kosten niet kan dragen, kan het OCMW tussenkomen om een (deel van) de medische kosten te dragen (cfr. mutualiteit voor mensen mét papieren); • Wat is de lokale procedure Dringende Medische Hulp OCMW: welke stappen moet ik zetten om aan mijn medische zorgen te geraken?; • Systeem van huisdokter en aanbeveling van vaste arts; • Welke zijn de alternatieven voor medische zorg, toegankelijk voor mensen zonder papieren: wijkgezondheidscentra, Dokters van de Wereld, … • Wat zijn de adressen van OCMW, wijkgezondheidscentra, ondersteuningspunt Medische Zorg, …
19
Module (4): ‘Mensen Zonder Papieren en Gezondheidszorg’
WAT HEB JE NODIG? • Eventuele (powerpoint- of andere visuele) voorstelling van de informatie • Adressenlijst: OCMW, wijkgezondheidscentra, Dokters van de Wereld, alternatieve medische zorginstellingen BRONNENMATERIAAL www.kruispuntmi.be www.medimmigrant.be Tijd: 30 minuten Aantal begeleiders: 1
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De module sluit aan bij de infosessie rond de vierde piste (‘blijven zonder papieren’) uit Module (2): ‘De vier pistes’ (pg. 8) De module is een voorbereiding op Module (13): ‘Probleemoplossend denken: gezondheid’ (pg. 42) De module kan leiden tot het stellen van doelen in het kader van gezond heidszorg, tijdens Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55)
20
Module (4): ‘Mensen Zonder Papieren en Gezondheidszorg’
INFORMATIE
MODULE (5):
‘MENSEN ZONDER PAPIEREN EN OPLEIDING’ IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Je geeft een korte infosessie over mensen zonder papieren en opleiding/onderwijs: moeilijkheden en beperkingen, mogelijkheden, adressen voor scholing.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE CURSIST: • De cursist krijgt correcte informatie over mogelijkheden en beperkingen, en adressen van organisaties voor verdere hulp. • De cursist krijgt inzicht in de structurele moeilijkheid van opleiding voor mensen zonder papieren: een gevolg van de beslissing om hier te blijven zonder papieren.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) TIP: meer informatie over mensen zonder papieren en opleiding/onderwijs vind je in de brochure ‘Infogids voor hulpverleners en begeleiders van mensen zonder wettig verblijf’, september 2012 op www.kruispuntmi.be LEG UIT: • Het recht op onderwijs is beperkt tot kinderen zonder papieren: zij kunnen tot 18 jaar naar school gaan, ingeschreven zijn, diploma halen…; • Volwassenen zonder papieren hebben geen toegang tot centra voor volwassenenonderwijs of centra voor Basiseducatie, geen toegang tot gesubsidieerde beroepsopleidingen (VDAB e.d.), moeilijke tot onmogelijke toegang tot universiteit of hogeschool; • Volwassenen zonder papieren hebben wel toegang tot vrijwilligersnetwerken die Nederlandse les aanbieden, bepaalde (Franstalige) opleidingsorganisaties, bibliotheek, leren via internet, zelfstudie…; • Wat zijn de adressen van vrijwilligersnetwerken Nederlandse les en opleidingsalternatieven. VRAAG aan de cursisten: Welke talen spreek je en waar/wanneer heb je dat geleerd? • Doe een rondje en noteer de talen per cursist op de persoonlijke flap ‘je bent meer dan een MZP’; • Maak duidelijk dat (talen) leren altijd mogelijk is, ook al heb je geen papieren, en dat veel mensen blijkbaar een enorm leervermogen hebben (zie de eigen geschiedenis en migratie traject), dus ook voldoende om eventueel zelfstandig te studeren of op andere manieren dingen te leren.
21
Module (5): ‘Mensen Zonder Papieren en Opleiding’
WAT HEB JE NODIG? • Eventuele (powerpoint- of andere visuele) voorstelling van de informatie • Adressenlijst: vrijwilligersnetwerken Nederlandse les, alternatieve opleidingsorganisaties, bibliotheek, leerplatformen op internet BRONNENMATERIAAL www.kruispuntmi.be Tijd: 30 minuten Aantal begeleiders: 1
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De module sluit aan bij de infosessie rond de vierde piste (‘blijven zonder papieren’) uit Module (2): ‘De vier pistes’ (pg. 8) De module kan leiden tot het stellen van doelen in het kader van opleiding/ onderwijs, tijdens Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55)
22
Module (5): ‘Mensen Zonder Papieren en Opleiding’
INFORMATIE
MODULE (6):
‘MENSEN ZONDER PAPIEREN EN WERK’ IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Je geeft een korte infosessie over mensen zonder papieren en werk: verbod en beperkingen, regelgeving rond clandestien werk, arbeidsrechten voor clandestiene werkers en hoe die af te dwingen, adressen voor bijstand rond rechten.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE CURSIST: • De cursist krijgt correcte informatie over mogelijkheden en beperkingen, en adressen van organisaties voor verdere hulp. • De cursist krijgt inzicht in de structurele moeilijkheid van werk voor mensen zonder papieren: een gevolg van de beslissing om hier te blijven zonder papieren.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) TIP: meer informatie over mensen zonder papieren en werk vind je in de brochure ‘Infogids voor hulpverleners en begeleiders van mensen zonder wettig verblijf’, september 2012 op www.kruispuntmi.be of op www.orcasite.be LEG UIT: • Verschil zwartwerk (niet aangegeven) en clandestien werk (zonder arbeidskaart of verblijfsvergunning); • Werken zonder papieren is niet toegestaan, maar wie het toch doet heeft in principe al zijn arbeidsrechten (recht op wettelijk (minimum)loon, recht op veilige arbeidsvoorwaarden, recht op normale werktijden, recht om niet zonder reden ontslagen te worden, …); • De werkgever begaat een misdrijf bij het aanbieden van zwartwerk, de zwartwerker niet (wel misdrijf van verblijf zonder papieren); • Problemen met werkgevers bij zwartwerk zijn vaak moeilijk op te lossen; beter voorkomen dan genezen (aansturen op overeenkomst en duidelijke afspraken, verzamelen bewijs materiaal tijdens arbeid, goed contact onderhouden met werkgever, …); • Bij problemen: overleg met werkgever, hulp van sociale organisaties of vakbonden, (anonieme) klacht bij de sociale inspectie, gerechtelijke stappen; • Adressen: ORganisatie voor Clandestiene Arbeidsmigranten (ORCA) bemiddelt bij problemen, • Adressen: vakbonden staan open voor mensen zonder papieren: wie lidgeld betaalt, kan geholpen en beschermd worden in zijn/haar arbeidsrechten.
23
Module (6): ‘Mensen Zonder Papieren en Werk’
WAT HEB JE NODIG? • Eventuele (powerpoint- of andere visuele) voorstelling van de informatie • Adressenlijst: ORCA en vakbonden BRONNENMATERIAAL: www.kruispuntmi.be www.orcasite.be Tijd: 30 minuten Aantal begeleiders: 1
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De module sluit aan bij de infosessie rond de vierde piste (‘blijven zonder papieren’) uit Module (2): ‘De vier pistes’ (pg. 8) De module is een voorbereiding op Module (16): ‘Probleemoplossend denken: overleven’ (pg. 52) De module kan leiden tot het stellen van doelen in het kader van werk, tijdens Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55)
24
Module (6): ‘Mensen Zonder Papieren en Werk’
REFLECTIE
MODULE (7):
‘DE LEVENSLIJN’
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) De Levenslijn is een (groeps)oefening waarbij je het verleden, het heden en de toekomst van de cursist visueel maakt. Bespreek ieders Levenslijn in groep: hoe oud is iedereen, hoe lang is iedereen al in België, hoe lang denkt iedereen nog te leven?
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Je leert de cursist beter kennen: hoe oud is hij/zij, hoe lang is hij/zij al in België en hoe ziet hij/ zij de toekomst? VOOR DE CURSIST: • De cursist leert zijn/haar eigen verleden en de mogelijke toekomst visueel maken én verge lijkt die met de andere groepsleden. • De cursist staat stil bij het inzicht dat hij/zij al een stuk van het leven achter zich heeft, een (soms belangrijk) deel van dat leven hier in België heeft doorgebracht, maar nog een (meestal veel groter) deel van het leven nog te gaan heeft. • De cursist staat stil bij het feit dat het gebruikelijke ‘leven van dag tot dag’ snel dagen, maanden, jaren worden. Hij/zij leert los te komen van het perspectief van ‘leven van dag tot dag’ en leert het van op een afstand, in het geheel te bekijken. • De cursist leert stil te staan bij het verleden, het heden en de toekomst om zo in beweging te blijven: de kijk op de lange levenslijn in de toekomst stimuleert om in het heden plannen te (beginnen) maken.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) pg. 81
STAP 1: INTRODUCEER DE LEVENSLIJN In groep introduceer je de Levenslijn. Gebruik hiervoor het Werkblad (2): Levenslijnen en hang het voor iedereen zichtbaar op terwijl je de oefening doet. Laat het schema ook de volgende dagen goed zichtbaar in het lokaal hangen, zodat je er regelmatig naar kan teruggrijpen. STAP 2: WAAROM DENKEN WE NA OVER DE TOEKOMST? Leg uit hoe je samen met de cursist wil nadenken over hoe hij/zij zijn/haar toekomst wil aanpakken. Daarvoor is het belangrijk dat die zichzelf kan zien met een heden, een verleden en een toekomst; dat hij/zij ergens van komt en ook ergens naartoe gaat. Het leven van dag tot dag weerhoudt hem/ haar ervan actief na te denken over de (nabije) toekomst.
25
Module (7): ‘De Levenslijn’
pg. 81
pg. 81
pg. 81
STAP 3: DE LEVENSLIJN: HOE OUD BEN JE? • Je vraagt aan elke cursist hoe oud hij/zij is. Schrijf per cursist de naam op het Werkblad (2): Levenslijnen, en kleur in een eerste kleur de lijn voor de leeftijd (begin bij leeftijd nul en trek de streep tot de feitelijke leeftijd). • Je vraagt dit aan elke cursist en vult zo het schema verder aan. • Op het einde maak je een eerste evaluatie: je bekijkt samen wie het oudst is, wie het jongst, en wat de onderlinge verschillen zijn. STAP 4: DE LEVENSLIJN: HOELANG BEN JE AL IN BELGIË? • Je vraagt aan elke cursist hoelang hij/zij al in België is. Kleur per cursist, in een tweede kleur, de tijd in België op het Werkblad (2): Levenslijnen, en zet die lijn onder de leeftijdslijn (begin bij het eindpunt van de leeftijdslijn en tel de jaren terug van ‘verblijf in België’). • Je bevraagt elke cursist één voor één en vult zo het schema verder aan. • Dan maak je een tweede evaluatie: bekijk samen wie het langst in België is, wie het kortst, en wat de onderlinge verschillen zijn. • Sta ook stil bij het gegeven dat sommige cursisten al een groot deel van hun volwassen leven in België zijn (de vergelijking tussen de ‘tijd in België’-lijn en de ‘leeftijd’-lijn), en soms al die tijd ook zonder papieren. Vaak drukte dat een belangrijke stempel op dat leven. STAP 5: DE LEVENSLIJN: HOELANG DENK JE NOG TE LEVEN? • Je vraagt aan elke cursist hoelang hij/zij nog denkt te leven. Natuurlijk is dat voor iedereen een inschatting, waarover je geen uitspraak kan doen. Maar hoelang zou hij/zij willen leven/ hoe oud zou hij/zij willen worden? Hoelang hebben hun ouders of grootouders bijvoorbeeld geleefd? Kleur per cursist, in een derde kleur, de toekomstlijn op het Werkblad (2): Levenslijnen (begin vanaf het eindpunt van de ‘leeftijd’-lijn en trek verder tot de gewenste leeftijd). • Je vraagt dit aan elke cursist en vult het schema verder aan. STAP 6: CONCLUSIE Leg uit wat de waarde en betekenis zijn van toekomstplannen maken: Toekomstplannen maken geeft zin aan de dingen en het verhindert dat je je leven verspeelt. De Levenslijn laat zien hoe oud je bent, hoeveel jaar van je leven je al in België bent en hoelang je de toekomst ziet. Voor de meeste cursisten kan dat nog een lange tijd zijn. Centraal in deze situatie is wat je met dat lange leven gaat doen? Hoe ga je die tijd invullen? Welke plannen je wil maken voor de toekomst, zijn je eigen keuzes en ook je eigen verantwoordelijkheid – want het is jouw leven. Maar hoe je dat kan plannen? Daar willen we het de komende dagen en modules over hebben.
WAT HEB JE NODIG? • Groot formaat van Werkblad (2): Levenslijnen (pg. 81) • Stiften in drie kleuren Tijd: 30 minuten Aantal begeleiders: 2
26
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? Het Levenslijnen-schema zichtbaar in het lokaal ophangen helpt om er naar terug te grijpen tijdens het bespreken van andere reflectieve modules: Module (9): ‘De vier stoelen’ (pg. 30): hoelang hou je een bepaald toekomst perspectief voor ogen? Je kan dit visueel maken op het Levenslijnen-schema. Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55): je kan aanduiden op het Levens lijnen-schema wanneer een cursist een bepaald doel wil verwezenlijken.
Module (7): ‘De Levenslijn’
REFLECTIE
MODULE (8):
‘JE BENT MEER DAN EEN MZP’
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Met deze module maak je uitgebreider persoonlijk kennis met de cursisten, door te praten over hun achtergrond, hobby’s, talenten, … Je probeert ook te werken aan de eenzijdige focus op papieren die de cursist ervaart: door hem/haar te laten inzien dat hij meer is dan een MZP (mens zonder papieren) en dat hij/zij ook heel wat talenten en krachten heeft waar hij/zij in de toekomst mee aan de slag kan.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Je maakt uitgebreider persoonlijk kennis met de cursist en zijn/haar achtergrond. Dit levert je ook heel wat bruikbare informatie op voor latere oefeningen. VOOR DE CURSIST: • Jezelf voorstellen en de anderen leren kennen, is een manier om het ijs te breken in de groep. • De cursist leert stilstaan bij het inzicht dat ‘zonder papieren’ maar een deel is van zijn/haar eigen identiteit: je bent een mens met een eigen verhaal, met vele andere eigenschappen. Je moet alleen proberen die eigenschap ‘zonder papieren’ niet in de weg te laten staan van de andere eigenschappen. ‘Zonder papieren zijn’ moet iets zijn dat je kan ‘meedragen zonder dat het je lopen verhindert’. • De cursist leert stilstaan bij het feit dat iedereen ‘meer is dan zijn/haar probleem’. Iedereen heeft krachtige eigenschappen die men soms vergeet, maar die kunnen helpen het ‘zonder papieren zijn’ draaglijker te maken. De cursist wordt weer ‘in contact gebracht met zichzelf’.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: INTRODUCEER DE OEFENING LEG UIT: We willen elkaar beter leren kennen, nu we samen met de groepscursus starten. Daarom willen we een portret maken van elk van jullie. We willen weten wie je bent: wat doe je graag? Wat zijn je talenten? Wat is je achtergrond (studies, werkervaring, …). STAP 2: MAAK EEN PORTRET • Maak per cursist een flap. Behandel cursist per cursist, zodat iedereen uiteindelijk in groep wordt voorgesteld. Schrijf per cursist bovenaan: de naam, de leeftijd en de nationaliteit. • Vraag per cursist zich voor te stellen. Laat de cursist eerst vrij praten. • Het is tegelijk ook een oefening in positief denken: in hoeverre is de cursist zelf nog in staat om eigen kwaliteiten en eigenschappen te zien, los van het soms verstikkende feit dat hij/zij ‘geen papieren’ heeft? • Voorbeelden uit de praktijk: soms ‘vergeten’ mensen te zeggen dat ze ook nog papa zijn, of eigenlijk heel graag piano spelen, of dat vrienden vaak zeggen dat ze erg sociaal zijn. Mensen zijn het vaak niet gewoon over kwaliteiten te praten, en mensen zonder papieren zijn het vaak niet gewoon dat hulpverleners hen die dingen vragen.
27
Module (8): ‘Je bent meer dan een MZP’
•
•
TIP: als het gesprek moeilijk op gang komt, stel dan richtvragen: Wat doe je graag? Wat zijn je hobby’s? Wat zijn je kwaliteiten? (Wat vinden je vrienden bijvoorbeeld leuk aan jou?) Heb je kinderen, een partner? Wat was je opleiding en beroep in je thuisland? Schrijf de eigenschappen van de eerste cursist op de flap, onder zijn/haar naam.
STAP 3: JE BENT MEER DAN EEN MZP • LEG UIT: Dit zijn al de eigenschappen van cursist x. Hij/zij heeft heel wat kwaliteiten, dingen die hij/zij graag doet, en een eigen achtergrond. Maar vaak vergeten we dat allemaal, omdat vooral het feit dat je ‘geen papieren hebt’ lijkt te tellen. • Neem een apart blad waarop je ‘MZP’ schrijft en bedek met het blad al de eigenschappen van de cursist op de flap. • LEG UIT: Vaak is het zo: je hebt vele kwaliteiten en talenten, hobby’s en interesses. Maar het feit dat je geen papieren hebt, lijkt altijd het belangrijkste en overschaduwt al de rest. Soms zien mensen je ook alleen zo – ‘je bent een mens met een probleem’ – of je denkt dat mensen alleen dat zien. Dat was ook wat we in het begin van je wisten: we wisten je naam, leeftijd en nationaliteit, en ook dat je geen papieren had, zoals iedereen hier. • Neem het blad met ‘MZP’ weg en toon op die manier de vele andere eigenschappen op de flap. • LEG UIT: Maar je bent veel meer dan een MZP. Je bent óók dit allemaal. Een mens met kwali teiten, talenten, een geschiedenis en een eigen verhaal. Je vergeet dat soms. Maar stilstaan bij het feit dat je ook heel veel hebt en heel veel kan, is belangrijk om verder te gaan in de toekomst. STAP 4: DE MZP KLEINER MAKEN • LEG UIT: Vaak is het feit dat je geen papieren hebt, erg verstikkend. Het drukt je naar bene den en verhindert je ook maar één stap te zetten. • Leg het papier met MZP op je hoofd en laat zien hoe het ‘probleem’ je naar beneden kan drukken. • LEG UIT: Het is een last die op je schouders duwt, als een zwaar pakketje. Het doet je verge ten dat je ook nog heel wat anders bent, buiten een ‘MZP’. Wat we met Toekomstoriëntering willen doen, is je helpen dat pakketje ‘kleiner te maken’. Natuurlijk ben je zonder papieren, en dat zal ook nog een tijd zo blijven. Maar dat gegeven moet je niet verlammen of zo’n blok aan je been zijn dat je niet meer kan lopen. Je moet manieren vinden om het ‘pakketje’ op te vouwen en kleiner te maken, zodat je het eventueel in je zak kan steken. Je moet een manier vinden dat het je niet verhindert verder te gaan in je leven. • Vouw het papier met MZP op en stop het in je zak. • Hoe maak je het pakketje MZP kleiner? Dat komt aan bod bij de volgende modules. STAP 5: ZIE HET GEHEEL • LEG UIT: Dat je zonder papieren bent, is een belangrijke eigenschap van jou. Maar het is maar één van de vele eigenschappen, één deeltje van je identiteit. • Schrijf ‘MZP’ in het klein bij op de flap, naast de andere eigenschappen. LEG UIT: Zoals je kan zien ben je veel meer dan een MZP. Je hebt een rugzak aan geschiedenis en ervaringen, die je meedraagt en die je sterk gemaakt hebben. En je hebt talenten en kwa liteiten, die je ook in de toekomst kan gebruiken. De focus verleggen – van ‘geen papieren’ en alle blokkades daar rond, naar je talenten en wat nog wél kan – daar gaat het in de komende modules om. Het feit dat je MZP bent, kan soms een grote last zijn en het kan veel verhin deren – bv. wettelijk werken – maar voor andere dingen in je leven is het eigenlijk volstrekt onbelangrijk (bv. zingen, koken, wandelen en andere hobby’s). STAP 6: MAAK DE OEFENING AF • Maak per cursist eenzelfde flap, waarbij de cursist voor de groep wordt voorgesteld. • Herhaal steeds stap 3 en stap 5, om het kernidee (‘je bent meer dan een MZP’) te laten door dringen.
28
Module (8): ‘Je bent meer dan een MZP’
WAT HEB JE NODIG? • Flappen (1 per cursist) • Stiften • Apart blad met ‘MZP’ op • (Eventueel) individueel Werkblad (3): ‘Je bent meer dan een MZP’ (pg. 82): groepscursisten kunnen dit werkblad tijdens de groeps oefening voor zichzelf bijhouden. Het kan ook gebruikt worden bij een individueel gesprek. Tijd: 1 uur Aantal begeleiders: 2
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? Opgelijste hobby’s en talenten kunnen helpen bij Module (11): ‘Blijven ademen’ (pg. 35): in het zoeken naar manieren om met stress om te gaan of rond de vraag naar zingeving/de persoonlijke motor. Opgelijste hobby’s en talenten kunnen helpen bij Module (16): ‘Probleemoplossend denken: overleven’ (pg. 52): hoe je kwaliteiten creatief inzetten om beter te overleven? Opgelijste hobby’s en talenten kunnen helpen bij Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55): een oude hobby opnieuw opnemen of een talent verder ontwikkelen, kan een doel worden.
29
Module (8): ‘Je bent meer dan een MZP’
REFLECTIE
MODULE (9):
‘DE VIER STOELEN’
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Met de oefening van de vier stoelen maak je de vier mogelijke verblijfspistes visueel: • Wettig verblijven in België; • Doormigreren naar een ander land (waar al dan niet wettig verblijf mogelijk is); • Terugkeren naar het land van herkomst (op eigen initiatief, al dan niet met ondersteuning); • Verder leven in België zonder wettig verblijf. Je vraagt de cursisten een eerste (tijdelijke) zinvol perspectief te formuleren.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Met deze oefening krijg je zicht op het (voorlopige) geformuleerde toekomstperspectief van elke cursist, en hoe dit eventueel doorheen het groepsproces verandert. VOOR DE CURSIST: • De cursist leert dat zijn toekomst in één van vier mogelijkheden ligt. Deze pistes worden ook visueel gemaakt (met vier stoelen). • De cursist leert dat er geen ‘vijfde piste’ is. Er is geen magische oplossing of een toverdeur. De toekomst van iedereen ligt in één van de vier pistes. • De cursist wordt ertoe aangezet een eerste keer een perspectief te ‘kiezen’ en dit ook uit te spreken (door plaats te nemen achter een stoel). • Het realisme van elke piste: de cursist geeft uitleg bij zijn/haar keuze, hoe hij/zij dit perspectief vorm wil geven en welke verantwoordelijkheid hij/zij hierin wil dragen. • Tot slot leert de cursist dat ‘niets doen en dus hier blijven’ een gevolg is van het uitsluiten van andere toekomstperspectieven. Wie geen papieren krijgt en niet terug naar huis of naar een ander land wil/kan, blijft hier zonder papieren. Dat is niet per se een bewuste keuze, maar een gevolg van het (bewust) uitsluiten van de andere perspectieven.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: LEID DE OEFENING IN • Je zet 4 stoelen naast elkaar in de ruimte. • Je legt de opzet en de doelstelling van de oefening uit: de toekomst voor elke persoon zonder papieren heeft enkel 4 mogelijkheden: je verblijf alsnog kunnen legaliseren, doormigreren naar een ander land (waar al dan niet wettig verblijf mogelijk is), terugkeren naar het land van herkomst (op eigen initiatief of met hulp) of hier blijven zonder papieren. Er is geen vijfde mogelijkheid, er is geen toveroplossing of magische deur. Je eigen toekomst situeert zich in één van deze 4 verblijfspistes. We beelden elk perspectief (piste) hier uit met een stoel. STAP 2: • Je vraagt aan de cursisten plaats te nemen op of naast de stoel van de piste die ze vandaag kiezen.
30
Module (9): ‘De vier stoelen’
STAP 3: • Vraag aan de cursisten om één voor één hun keuze toe te lichten: waarom staan ze bij die stoel? Hoe realistisch is dit perspectief en hoe gaan ze hier concreet vorm aan geven? Hoe gaan ze dit realiseren? ‘De vier stoelen’ komt regelmatig terug tijdens de verschillende cursusdagen. Door regelmatig deze oefening te herhalen, kan je ook meer in de diepte reflecteren over de toekomstperspectieven en de gevolgen hiervan. Cursisten worden steeds verder uitgedaagd hun perspectief te expliciteren en na te denken over de gevolgen en de mogelijke strategieën in het volbrengen ervan. pg. 8
pg. 8
WAT HEB JE NODIG? • Vier stoelen Tijd: 30 minuten Aantal begeleiders: 2
31
Als deze module vóór de Module (2): ‘De vier pistes’ valt: • Vraag aan de cursisten: ga bij de stoel/piste staan waar je zou willen staan, binnen dit en vijf jaar. Denk je dat dit perspectief ook realistisch is? Had je hier al plannen voor? Als deze module na de Module (2): ‘De vier pistes’ valt: • Vraag aan de cursist bij de stoel van ‘wettig verblijf realiseren’: • Op welke manier kan je, met de informatie die je hebt gekregen tijdens de uitleg van de 4 pistes, je verblijf legaliseren? Waar zie jij nog mogelijkheden? Regularisatie, asiel, gezinshereniging, een andere procedure? • Bespreek het realisme van deze verblijfsoptie. Bijvoorbeeld asiel: Héb je nieuwe elementen om een nieuwe asielaanvraag op te starten? Regularisatie: hoeveel slaag kansen heb je daar, denk je? Gezinshereniging/huwelijk/partnerschap: denk aan de inkomensvoorwaarde en andere vereisten, afhankelijk van de nationaliteit van je partner. • Vraag aan de cursist bij de stoel ‘hier leven zonder wettig verblijf’: hoelang denk je dit vol te houden? Kijk naar je levenslijn: hoelang ben je al in België, zonder papieren? En hoelang denk je dat zelf nog te kunnen rekken? Geef je jezelf een deadline, waartegen de situatie toch moet veranderen? En als dat niet zo is, maak je dan een andere keuze? • Vraag aan de cursist bij de stoel ‘doormigreren naar een ander land’: • In hoeverre ben je zeker dat het leven daar beter gaat zijn dan hier? Heb je contacten in dat land/mensen die je kunnen helpen met onderdak of inkomen? Hoe zou je de reis naar ginds maken? Als je gaat omwille van een nieuwe regeling daar (bv. een nieuwe regularisatiecampagne) kijk dan eerst de regels goed na, want vaak wordt een lang verblijf in dat land vereist. Als je verhalen hoorde van vrienden wiens doormigratie wél is geslaagd (of die wél elders aan verblijfspapieren zijn geraakt), informeer jezelf dan steeds rond de details: of het hen écht gelukt is, en hoe.
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? ‘De vier stoelen’ is een reflectie-oefening bij Module (2): ‘De vier pistes’ (pg. 8), en kan er niet los van gezien worden. De oefening kan voorafgaan of aansluiten. De module heeft een duidelijke link met Module (10): ‘Verleden en heden’ (pg. 32), o.m. in het bespreken van eerdere negatieve ver blijfsprocedures en mogelijke nieuwe procedures. Er is ook een link met Module (14): ‘Voorbij de papieren-focus’ (pg. 44).
Module (9): ‘De vier stoelen’
REFLECTIE
MODULE (10):
‘VERLEDEN EN HEDEN’
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Dit is een groepsoefening over het verleden en het heden van alle deelnemers. We maken een reis naar het verleden en bespreken het ‘migratiemotief’ van elke deelnemer: welke redenen leidden tot zijn/haar vertrek? We staan stil bij het heden, we maken een evaluatie in hoeverre die doelen gereali seerd en nog ‘levend’ zijn. En we kijken naar de toekomst: nadenken over mogelijke nieuwe doelen. • • •
Verleden: welke doelen stelde je jezelf voor je vertrek? Heb je hier de juiste procedure voor gevolgd? Wat is er misgegaan? Heden: welke doelen heb je bereikt? Welke niet? Toekomst: wat zijn de verwachtingen vandaag nog (bij jezelf en thuis)? Zijn die realistisch of moet je die bijstellen? Zie je nieuwe doelen?
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Je krijgt een zicht op de oorspronkelijke migratiemotieven en de gevolgde verblijfsprocedures van de deelnemers. Je kan zo ook in kaart brengen waar het is ‘misgelopen’. Praten over het verleden en het heden helpt je ook de (procedure)achtergrond van cursisten te leren kennen en hen gerichter verder te begeleiden. VOOR DE CURSIST: • De cursist zoekt aanknoping bij de oorspronkelijke migratiemotieven. Dat is een belangrijke stap om de focus van de papieren te verleggen naar de oorspronkelijke ambities en droom. Die oorspronkelijke ambities terug in herinnering brengen, kan helpen: 1. Erkenning te krijgen voor de afgelegde weg van (verblijfs)procedures; 2. Een start te nemen om negatieve beslissingen te verwerken en het vasthouden aan nieuwe onrealistische procedures los te laten; 3. Nieuwe doelen te formuleren, gebaseerd op het oude doel of nieuwe dromen • Een evaluatie maken van het heden kan helpen: 1. Inzicht te krijgen in het feit of het verder inzetten op verblijfsprocedures realistisch is; 2. Inzicht te krijgen in welke doelen zinvol zijn (eventueel) rekening houdend met de ver wachtingen van de omgeving (hier en in het land van herkomst).
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) Je start het groepsgesprek met het VERLEDEN STAP 1: MIGRATIEMOTIEF EN DOELEN LEG UIT: Veel mensen zonder papieren zijn volledig gefocust op ‘papieren krijgen’. Zolang die er niet zijn, blijven ze wachten en stoppen ze hun leven ‘in de ijskast’. Maar iedereen heeft doelen in het leven nodig waar hij aan kan werken. In deze module praten we over jouw eigen doelen. Doelen die je vroeger had, doelen die je jezelf nu stelt en doelen die je wil bereiken in de toekomst.
32
Module (10): ‘Verleden en heden’
•
• • •
• •
pg. 80
Veel mensen zonder papieren koppelen hun doel direct aan ‘papieren krijgen’, want zij erva ren bij hun aankomst in België dat ze heel wat procedures moeten doorlopen om aan geldige verblijfsdocumenten te geraken. De oorspronkelijke doelen raken ondergesneeuwd. VRAAG aan de cursisten: wist je eigenlijk, voor je vertrok, dat je hier papieren nodig had? Wist je dat het zo moeilijk zou zijn? LEG UIT: We keren terug naar je verleden, naar het moment vlak voor je vertrok en je land verliet. VRAAG: wat was je doel/behoefte toen? Wat hoopte je te bereiken door weg te gaan, wat hoopte je hier te vinden? We geven de vier hoeken van de ruimte een letter (A, B, C en D). We geven vier mogelijke ‘doelen’ die mensen zich stellen: denk na bij welk ‘doel’ jouw verhaal het beste past: • Hoek A is ‘veiligheid’ (‘je was in je eigen land in gevaar’) • Hoek B is ‘zelfontplooiing’ (‘je had het wel goed maar wilde meer’) • Hoek C is ‘familie’ (‘je hebt hier familie die je wou komen vergezellen’) • Hoek D is ‘bestaanszekerheid’ (‘je wou geld verdienen en een beter leven’) VRAAG aan de cursisten zich te zetten in de hoek die zij herkennen. Het kan ook dat ze tussen twee polen in gaan staan als er meerdere doelen van toepassing zijn. VRAAG aan de cursisten of ze hun positie willen toelichten, en iets meer willen vertellen over hun ‘migratiemotief’ toen ze vertrokken.
STAP 2: PROCEDUREPARCOURS • Maak duidelijk dat elk van die ‘behoeften’ overeenstemt met een bepaalde procedure in België: ‘veiligheid’ is asiel, ‘familie’ is gezinshereniging, ‘zelfontplooiing’ is studie, ‘bestaans zekerheid’ is arbeidsmigratie. • VRAAG één per één aan de cursisten: 1. Of ze de procedure gevolgd hebben die overeenkomt met hun migratiemotief. Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is er misgelopen? TIP: maak ook duidelijk dat het mislukken van één van de procedures niet noodzakelijk ‘hun eigen fout’ is. Een asielzoeker die afgewezen wordt omdat hij zijn verhaal niet voldoende kan bewijzen, heeft niet noodzakelijk ‘zijn verhaal niet goed verteld’. België keurt jaarlijks zo’n 75% van de asielaanvragen af. Maak ook duidelijk dat sommige procedures niet door iedereen gevolgd kunnen worden, en er sowieso wettelijke criteria zijn. Wie naar hier kwam voor ‘bestaanszekerheid’ kan niet noodzakelijk de procedure rond arbeidsmigratie volgen. Wie wil huwen of samen wonen, moet vaak voldoen aan inkomensvoorwaarden. 2. Of ze nog andere procedures hebben gevolgd en hoe die zijn afgelopen? • Plak per cursist een gele post-it - met de naam en de uitslag van de gevolgde procedure op het grote Werkblad (1): Schema ‘vier pistes’. Op die manier krijg je voor iedereen een visueel overzicht van de gevolgde procedures. Je vervolgt met een groepsgesprek over het HEDEN STAP 3: EVALUATIE VAN HET HEDEN • VRAAG: als je terugdenkt aan wat je zocht toen je je land verliet: welk van die doelen heb je vandaag bereikt? Vraag cursisten erover na te denken, en te delen met de groep. • VRAAG: welk van die doelen heb je nog niet bereikt, maar waar hoop je nog op? Vraag cursisten erover na te denken, en te delen met de groep. STAP 4: WAT MET HET THUISFRONT? • LEG UIT: Een perspectief zoeken voor de toekomst gaat samen met veel andere zaken, zoals je eigen verlangens en doelen, maar ook de verwachtingen van mensen die rond je staan. Mogelijk heeft je familie in je land van herkomst ook bepaalde verwachtingen? En wil je hier ook nog rekening mee houden?
33
Module (10): ‘Verleden en heden’
•
VRAAG aan de cursisten om na te denken en te delen in groep: • Heb je nog familie in het thuisland? • Heb je daar nog contact mee? • Weten ze dat je hier zonder papieren verblijft en in een moeilijke situatie zit? • Wat verwachten zij nog van jou, vandaag? • Hoe wil je aan deze verwachtingen tegemoet komen? Of wil je met je familie praten om die verwachtingen bij te stellen?
Je rondt af met een groepsgesprek over de TOEKOMST
pg. 30
pg. 80
pg. 44
STAP 5: WELKE TOEKOMSTPERSPECTIEVEN? DE VIER STOELEN • Doe de oefening ‘de vier stoelen’ (zie Module (9): ‘De vier stoelen’). Vraag de cursisten achter de stoel van hun keuze te gaan staan. • Overloop per cursist de gekozen stoel. Vraag aan diegenen die bij ‘papieren krijgen’ staan, expliciet in welke procedure ze dat zien. TIP: Vraag door. Als ze een nieuwe asielaanvraag willen indienen maar een vorige asielaanvraag mislukt is, hebben ze vandaag dan een ‘nieuw element’ in hun dossier? Als ze regularisatie willen: hoe zien ze hun slaagkansen zelf? TIP: Ga het slechte nieuws niet uit de weg. Als het zinloos is een procedure (opnieuw) te proberen, zeg dat dan duidelijk: zodat de cursist de procedure ook mentaal kan afsluiten, kan beginnen loslaten en verder kan gaan. • Plak per cursist een groene post-it met zijn/haar naam op de plek binnen het Werkblad (1): Schema ‘vier pistes’. Op het einde is visueel duidelijk waar elke cursist zijn/haar toekomst ziet. • LEG UIT: Jullie hebben hier nu allemaal een duidelijk doel geformuleerd voor de toekomst: ofwel binnen de piste ‘papieren krijgen’, ofwel binnen één van de drie andere pistes. Maar doelen kunnen ook buiten ‘papieren krijgen’ of de vier pistes liggen. Denk aan de ver wachtingen die je familie nog heeft of de doelen die je vandaag zelf nog wil bereiken. Over die doelen ‘voorbij de papieren’ gaan we het in volgende modules hebben (Module (14): ‘Voorbij de papieren-focus’).
WAT HEB JE NODIG? • Flap groot schema ‘de vier pistes’ • Post-its (geel en groen) en stift • Vier stoelen Tijd: 1 uur Aantal begeleiders: 2
34
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De module is een vervolg op Module (2): ‘De vier pistes’ (pg. 8) De module is een voorbereiding op Module (14): ‘Voorbij de papieren-focus’ (pg. 44), Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55)
Module (10): ‘Verleden en heden’
REFLECTIE
MODULE (11):
‘BLIJVEN ADEMEN’
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Je geeft uitleg bij en voert een groepsgesprek over draagkracht en draaglast: • Met een groepsgesprek en oefeningen maak je een onderscheid in de draaglast: wat kan je veranderen – wat kan je niet veranderen? • Daarnaast voer je een groepsgesprek en doe je oefeningen rond het versterken van de draag kracht, rond zelfwaarde, talenten, netwerking/omgaan met stress, zingeving/dromen en humor/relativeren.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Je krijgt mogelijke ideeën voor nieuwe doelen (uitbreiden netwerk, uitbreiden stress-coping, uitbreiden van talenten, dromen) die in latere modules gebruikt kunnen worden. VOOR DE CURSIST: • De cursist brengt de eigen draaglast in kaart en leert een onderscheid maken tussen wat niet te veranderen valt (begin proces aanvaarding) en wat wel (herwinnen controle over draaglast). • Hij/zij praat en denkt na over zelfwaarde, wordt zich bewust van zijn/haar eigen succesverhalen en ziet (opnieuw) zijn/haar eigen kracht in. • De cursist praat en denkt na over netwerking, met (her)waardering van het bestaand net werk en stimulans om dat netwerk uit te breiden. • Hij/zij praat en denkt na over stress-coping, en vergroot daarmee dat ‘omgaan met’. • Hij/zij praat en denkt na over zingeving, ziet (opnieuw) de eigen ‘drive’ in (opnieuw aanboren van (verloren) kracht). • De cursist krijgt mogelijke ideeën voor nieuwe doelen (in uitbreiden netwerk, uitbreiden stress-coping, uitbreiding talenten, dromen).
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) INLEIDING: ONDERSCHEID IN DRAAGLAST EN HET VERSTERKEN VAN DRAAGKRACHT STAP 1: INLEIDENDE UITLEG LEG UIT: Leven zonder papieren is niet eenvoudig. Er zijn veel problemen, veel dingen die je onrus tig, triestig, bang maken, je stress bezorgen. In deze module gaan we kijken hoe je daarmee kan omgaan. STAP 2: OPLIJSTEN VAN DRAAGLAST • VRAAG: welke dingen ‘drukken’ je neer, bezorgen je stress, maken je bang of triestig? • Laat cursisten antwoorden geven en schrijf ze op een grote flap op. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘ik krijg geen papieren’, ‘het Belgisch migratiebeleid is oneerlijk’, ‘ik ben mensen verloren door de oorlog, maar ook door te migreren’, ‘mijn familie die thuis zit en die ik mis’, ‘de toekomst is onzeker’, ‘het leven is oneerlijk/de wereld is oneerlijk’, ‘mijn huis is koud en rot’, ‘ik doe nog weinig nu ik geen papieren meer heb, mijn leven zit in de ijskast’, … 35
Module (11): ‘Blijven ademen’
STAP 3: ONDERSCHEID IN DRAAGLAST • LEG UIT: Van de dingen die je neerdrukken, zijn er dingen waar je eigenlijk heel weinig aan kan doen, waar je weinig invloed of controle over hebt. Het helpt om daarbij een onderscheid te maken: aan welke dingen kan je misschien wel iets veranderen en over welke dingen heb je eigenlijk weinig controle? (Franciscus van Assisi zei ooit: ‘Geef me de moed om te veranderen wat ik kan veranderen. Geef me de wijsheid om te accepteren wat ik niet kan veranderen. Geef me het inzicht om het verschil tussen beide te zien’.) • Vraag de cursisten welke dingen eigenlijk aan hun controle ontsnappen, aan welke dingen ze waarschijnlijk weinig kunnen doen. Omcirkel die dingen op de flap met rode stift. • LEG UIT: Aan sommige dingen die je neerdrukken, kan je wel iets veranderen. Dat kunnen doelen worden, waar we het later nog over gaan hebben (bv. ‘stress’ kan je bevechten door stress-cope, bepaalde problemen kan je oplossen aan de hand van ‘probleemoplossend denken’). Maar aan andere zaken (zoals ‘geen papieren krijgen’, ‘een oneerlijk migratiebe leid’, ‘mensen die ik verloren ben’) kan je erg weinig veranderen. Je kan je er druk om maken, je kan er veel over piekeren, je kan er triestig om zijn, maar dat verandert erg weinig aan de situatie. Met de zaken die je amper kan veranderen, moet je dus eerder ‘leren omgaan’. Je moet ergens aanvaarden dat ze zo zijn en je er niet door laten neerdrukken. Dit kan door je ‘draag kracht’ te vergroten.
pg. 83
STAP 4: DRAAGLAST EN DRAAGKRACHT • LEG UIT: Een Aziatisch gezegde luidt: ‘Het gewicht van sommige lasten kan je niet veranderen. Maar je kan wel sterkere spieren kweken’. Wat zou dat willen zeggen? • Laat de cursisten antwoorden. • De betekenis van het gezegde is: ‘Je kan niet veel doen aan heel wat dingen die je overkomen, maar je kan wel iets doen aan de manier waarop je ermee omgaat’. • Deel het Werkblad (4): ‘Blijven ademen’ uit. • LEG UIT: Je kan blijven focussen op de last die op je schouders drukt en je kan je er zelfs heel klein door gaan voelen. Sommige mensen blijven ook zitten in de slachtofferrol: ze blijven klagen over alles wat hen werd aangedaan. Maar als je klaagt over dingen waar je geen con trole over hebt, gaat er heel wat van je energie verloren. Je kan je evengoed focussen op dingen waar je wél iets aan kan veranderen. Je kan jezelf sterker maken om ook die dingen waar je niks aan kan veranderen, beter te ‘dragen’. Op dat moment ben je niet meer bezig met je ‘draaglast’, maar met je ‘draagkracht’. Die kan je zelf vergroten en daar heb je wél controle over. • Vijf zaken die je draagkracht kunnen vergroten, zijn: 1. Je talenten en vaardigheden vergroten (om met problemen om te gaan) 2. Je zelfwaarde vergroten 3. Je netwerk vergroten (van mensen die rond jou staan en problemen mee kunnen ‘dra gen’) 4. Dingen meer relativeren, loslaten, met meer humor naar de dingen kijken 5. Meer bezig zijn met ‘zingeving’ in het dagelijkse leven • Over (1) talenten en vaardigheden vergroten, gaan we het later hebben. Nu bespreken we zelfwaarde, netwerking, zingeving en humor/relativering.
ZELFWAARDE STAP 5: GROEPSGESPREK OVER ZELFWAARDE • VRAAG: veel mensen zonder wettig verblijf hebben het gevoel dat ze anders bekeken worden omdat ze geen papieren hebben. Niet alleen door de buitenwereld, maar ook door de eigen gemeenschap. Herken je dat gevoel? • VRAAG: anderen vertellen dat niemand in hun vrienden- of kennissenkring weet dat ze geen papieren hebben, uit angst het contact en de vriendschap te verliezen. Herken je dat ook? • VRAAG: zelfwaarde kan veranderen in de loop van een mensenleven. Misschien had je vroeger een bepaalde status in je maatschappij, familie, gemeenschap? Maar voel je je vandaag heel anders, omdat je hier ‘zonder papieren’ moet overleven? Herken je dat? • Nochtans heb je ook veel redenen om trots te zijn op jezelf. Migreren is altijd een pijnlijk 36
Module (11): ‘Blijven ademen’
• •
pg. 27
proces, dat heel wat verlies met zich meebrengt (verlies van familie, vrienden, moeten achter laten van ‘projecten’, verlies van ‘status’). Maar een mens wint er ook heel wat door. VRAAG: wat heb je gewonnen door te migreren? Voorbeelden uit de praktijk: ‘het besef dat ik veel sterker ben dan ik dacht: ik ben volwassen geworden door de geleverde strijd’, ‘ik heb een nieuwe taal geleerd’, ‘ik heb een nieuw land, een nieuwe cultuur ontdekt’, ‘ik heb nieuwe mensen leren kennen’, ‘mijn blik op de wereld is open gegaan’, ‘ik ben nooit naar school gegaan, maar ben er hier wel mee begonnen’, …
STAP 6: EEN STERKE OVERLEVER • LEG UIT: Ook je succesverhalen, je overwinningen leren zien, helpen om je zelfwaarde op te krikken. • ‘Je bent boven alles een sterke mens. Je doorloopt elke dag nog het moeilijke proces van migreren (achterlaten en opnieuw beginnen) en hier zijn zonder papieren. Naast de vele talenten en kwaliteiten die je hebt, ben je ook een ‘sterke overlever’.’ • Schrijf voor elke cursist ‘sterke overlever’ bij op de persoonlijke flap uit Module (8): ‘Je bent meer dan een MZP’.
NETWERKING (EN STRESS-COPE) STAP 7: UITLEG NETWERKING EN STRESS-COPE • LEG UIT: Ook het uitbouwen van een netwerk kan helpen om beter om te gaan met ‘draaglast’, met de dagelijkse stress of eigenlijk met eender welk ander probleem. Er zijn twee manieren om met een probleem om te gaan: ermee bezig zijn of ervan weglopen. En je kan dat doen alleen, of samen met anderen. Zo zijn er dus vier manieren om met problemen om te gaan: er alleen mee bezig zijn, er samen met anderen mee bezig zijn, er alleen van weglopen en er samen met anderen van weglopen. SCHETS KWADRANTEN aanpakken
1
4
alleen
samen
2
3
weglopen
pg. 84
37
• • •
Teken vier kwadranten op een flap, per strategie. Deel het Werkblad (5): ‘Netwerking en stress’ uit LEG UIT: Een gezonde manier van met problemen omgaan, is in elk ‘vak’ actief zijn: als je alleen maar wegloopt van je probleem, raakt het niet opgelost, maar er constant mee bezig zijn maakt je gek. En je moet je probleem alleen aanpakken, maar je moet ook hulp van ande ren vragen en aanvaarden.
Module (11): ‘Blijven ademen’
STAP 8: OEFENING NETWERKING EN STRESS-COPE 1. Vraag aan de groep: het eerste vierkant: het probleem aanpakken – alleen: wat kan je daar voor doen? • Schrijf de antwoorden van de cursisten op de flap. Cursisten kunnen hun werkblad indi vidueel invullen en ideeën van anderen overnemen. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘mij informeren over de stand van zaken van mijn procedure’, ‘mij informeren over mogelijke andere pistes’, ‘realistisch zijn over mijn toekomstkansen’, … 2. Vraag aan de groep: het tweede vierkant: weglopen van het probleem – alleen: wat kan je hiervoor doen? • Schrijf de antwoorden van de cursisten op de flap. Cursisten kunnen hun werkblad indi vidueel invullen en ideeën van anderen overnemen. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘met de fiets gaan rijden’, ‘een wandeling maken’, ‘muziek beluisteren’, ‘televisie kijken of een film zien’, ‘de bijbel lezen en bidden’, ‘een warme douche nemen’, ‘chocolade eten’, ‘mezelf verwennen’, … 3. Vraag aan de groep: het derde vierkant: weglopen van het probleem – met anderen: wat kan je hiervoor doen? • Schrijf de antwoorden van de cursisten op de flap. Cursisten kunnen hun werkblad indi vidueel invullen en ideeën van anderen overnemen. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘afspreken met vrienden’, ‘uitgaan’, ‘vrijwilligerswerk doen’, ‘actief zijn in een vereniging van mijn gemeenschap’, ‘naar de kerk gaan’, ‘samen sporten met vrienden’, … • Extra vraag: wie heb je vandaag om samen ontspannende dingen mee te doen? Heb je genoeg van dit soort contacten, of zou je die nog willen uitbreiden? 4.
Vraag aan de groep: het vierde vierkant: het probleem aanpakken – met anderen: wat kan je hiervoor doen? • Schrijf de antwoorden van de cursisten op de flap. Cursisten kunnen hun werkblad indi vidueel invullen en ideeën van anderen overnemen. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘mijn vrienden vertellen over mijn problemen’, ‘mijn familie vertellen over mijn problemen’, ‘mijn familie thuis duidelijk maken dat leven zonder papieren hier echt niet gemakkelijk is en dat ze hun verwachtingen moeten bijstellen’, ‘naar sociale organisaties gaan en hulp zoeken’, … • Extra vraag: wie heb je vandaag om je problemen mee te delen? Als je niemand hebt: wie deelt zijn/haar problemen met jou? Heb je genoeg van dit soort contacten, of zou je die nog willen uitbreiden?
ZINGEVING EN ‘MOTOR’
pg. 27
38
STAP 9: DENKEN OVER ‘JOUW MOTOR’ • LEG UIT: Soms lijkt alles zinloos, word je ’s ochtends wakker en vraag je jezelf af waarom je zou opstaan, want het dient toch allemaal tot niets. Nochtans doen we het merendeel van de dagen gewoon verder, komen we tòch uit bed en beginnen we aan de dag. We hebben blijk baar een ‘motor’ in elk van ons. Een motor die maakt dat we verder blijven gaan en die ons motiveert. Jezelf daar bewust van zijn, is erg belangrijk. Het zegt namelijk hoe jij zelf zin geeft aan de dingen. Het is jouw kracht. • VRAAG: wat is jouw motor, wat doet jou elke dag opstaan en verder gaan, ondanks alles? • Cursisten schrijven of tekenen hun ‘motor’ op een gekleurd papier, of maken er een collage van. • Nadien doen we een rondje waar iedereen zijn motor kan delen. De begeleider hangt ieders motor op de persoonlijke flap uit Module (8): ‘Je bent meer dan een MZP’. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘mijn geloof, dat alles wel goed zal komen en God voor mij zorgt’, ‘mijn kinderen, en mijn wens om hen een betere toekomst te geven’, ‘mijn strijdlust: ik ben niet voor niets helemaal tot hier gekomen, ik zal het hier maken!’, ‘mijn familie thuis, die verwacht dat ik het hier ga maken’, ‘het besef dat ik geen alternatief heb: het enige alternatief is zelfmoord, en dat wil ik niet’, …
Module (11): ‘Blijven ademen’
EVENTUELE EXTRA ALS ENERGIZER:
pg. 27
STAP 10: DENKEN OVER ‘JOUW GEKKE DROOM’ • LEG UIT: We zijn allemaal mensen, dus dromen we ook. Soms zijn dromen realistisch, soms niet. Maar eraan denken alleen al is vaak erg leuk: dromen geven energie en ‘adem’, geven zin in het leven en zijn leuk om over te fantaseren. En ze kosten niets. En misschien is jouw lang gekoesterde droom wel helemaal niet zo onrealistisch, en kan het je doel worden. • VRAAG: wat is jouw gekke droom vandaag, als je even geen rekening houdt met alle moge lijke beperkingen? • Cursisten schrijven of tekenen individueel hun ‘droom’ op een gekleurd papier, of maken er een collage van. • Nadien een rondje waar iedereen zijn droom kan delen. De begeleider hangt ieders droom bij op de persoonlijke flap uit Module (8): ‘Je bent meer dan een MZP’. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘in een reuzengrote chocoladetaart springen’, ‘een vrouw en drie kinderen krijgen’, ‘steracteur worden in Hollywood, met veel champagne en mooie vrouwen’, ‘een eigen kapsalon beginnen’, ‘truckchauffeur worden’, …
HUMOR EN RELATIVEREN STAP 11: LEG UIT: Humor en kunnen relativeren is vaak erg belangrijk. Relativeren wil zeggen de dingen in een ander perspectief plaatsen. Ook de goede kanten ervan kunnen zien, beseffen dat ‘papieren’ niet alles zijn, en open staan om andere waardevolle doelen in het leven na te streven. Humor is een bepaalde vorm van relativeren: lachen maakt de dingen minder zwaar, het helpt ook de zaken gemakkelijker te dragen. Met je eigen situatie – hoe moeilijk die ook is – kunnen lachen en ze ook kunnen relativeren, is erg belangrijk. Al is het vaak ook erg moeilijk. STAP 12: VRAAG: • Lach je soms ook met je eigen situatie? Kan je er mee lachen? Ken je ‘grapjes’ van mensen zonder papieren over hun eigen situatie? • Voorbeelden uit de praktijk: Nepalese sans papiers lachen als we hen vragen of ze een vriendin hebben: ‘No, we without papers, so no money. And no money; no honey!’. Afrikaanse man zonder papieren, wanneer hem gevraagd wordt of hij dan ‘in het zwart’ werkt: ‘Natuurlijk werk ik in het zwart. Ik ben Afrikaan. Alles wat ik doe is in het zwart’. • VRAAG: zijn er dagen dat je zegt: ‘Ach, het is allemaal niet zo erg’? En hoe komt dat dan? Omdat je net vrienden hebt gezien, je iets leuks hebt gedaan, je de Bijbel hebt gelezen (en dus je draagkracht wat vergroot)? Weten hoe het komt dat je kan relativeren, kan helpen om het in de toekomst meer te doen.
WAT HEB JE NODIG? • Flap, stiften, gekleurde vellen papier • Werkblad (4): ‘Blijven ademen’ (pg. 83) • Werkblad (5): ‘Netwerking en stress’ (pg. 84) • (Eventueel) collagemateriaal Tijd: 1 uur Aantal begeleiders: 2
39
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? Voor de vragen rond versterking van draag kracht kan je teruggrijpen naar de persoonlijke flappen uit Module (8): ‘Je bent meer dan een MZP’ (pg. 27). Nadenken over uitbrei ding talenten, dromen, netwerking en stresscope kan ideeën geven voor het stellen van (nieuwe) doelen in Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55)
Module (11): ‘Blijven ademen’
REFLECTIE
MODULE (12):
‘PROBLEEMOPLOSSEND DENKEN: HUISVESTING’ IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?)
We denken samen in groep na over het probleem ‘huisvesting’. Welke impact heeft het op het leven zonder papieren? Welke problemen brengt het met zich mee? Welke oplossingen kunnen we (samen) zoeken?
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?)
pg. 55
VOOR DE BEGELEIDER: • Je zoekt aanknopingspunten rond het stellen van doelen (binnen het concrete thema van ‘huisvesting’) die nadien kunnen opgepikt worden (bij Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’). VOOR DE CURSIST: • De cursist deelt zijn/haar eigen ‘huisvestingssituatie’ met de groep, en daarmee ook het inzicht dat het om een collectief probleem gaat, eigen aan de situatie van ‘verblijven zonder papieren’. • Hij/zij geeft en ontdekt mogelijke tips en adviezen in hoe het probleem op te lossen, door de uitwisseling met andere cursisten in soortgelijke situaties. • De cursist staat stil bij ‘solidariteit onder vrienden en kennissen’, en welke grenzen daar eventueel aan verbonden zijn. • De cursist leert een probleem ‘uiteenrafelen’ tot zijn deelproblemen en mogelijke oplossingen.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?)
pg. 18
40
STAP 1: HUISVESTING EN DEELPROBLEMEN • LEG UIT: Leven zonder papieren is moeilijk en geeft heel wat obstakels die je moet overwinnen. Eén ervan is huisvesting. We geven je alle informatie hieromtrent in de informatieve Module (3): ‘Mensen Zonder Papieren en Huisvesting’. Zo weet je dat je ook huurdersrechten hebt, zelfs al ben je zonder papieren, en geven we je adressen waar je terecht kan voor meer informatie. Anderzijds ga je ook oplossingen moeten vinden voor het probleem: hoe vind je huisvesting als je geen papieren hebt? • Neem een flap en schrijf in het rood het woord ‘huisvesting’, in een cirkel in het midden. • VRAAG aan de cursisten: ‘huisvesting’ is het probleem. Maar uit welke delen bestaat dat pro bleem? Welke vragen stel je jezelf, als je je zorgen maakt om ‘huisvesting’? • SCHRIJF de deelproblemen in het rood rond het woord ‘huisvesting’ op de flap. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘Ik heb geen geld om iets te huren, dus ik moet me anders beredderen’, ‘ik kan bij vrienden blijven slapen, maar dat is maar voor even’, ‘vrienden zijn boos op me omdat ik water en elektriciteit verbruik maar hen geen huur kan betalen’, ‘ik moet op straat of in stations slapen want ik heb niets’, …
Module (12): ‘Probleemoplossend denken: huisvesting’
STAP 2: OPLOSSINGEN • Neem een deelprobleem en omcirkel het met rood (bijvoorbeeld ‘geen geld om iets te huren’). • VRAAG aan de cursisten: hoe los je dit probleem vandaag al op? Wat kunnen mogelijke oplos singen zijn? • SCHRIJF de oplossingen in het blauw rond het deelprobleem (bijvoorbeeld ‘werk zoeken in het zwart’, ‘geld vragen aan mijn familie’, ‘geld vragen aan vrienden’, …). • VRAAG aan de cursisten: zie je hier strategieën waar je zelf iets mee zou kunnen gaan doen? • • •
•
• • •
•
• •
Neem een deelprobleem en omcirkel het met rood (bijvoorbeeld ‘slechts tijdelijk bij vrienden kunnen blijven’). VRAAG aan de cursisten: hoe los je dit probleem vandaag al op? Wat kunnen mogelijke oplos singen zijn? SCHRIJF de oplossingen in het blauw rond het deelprobleem (bijvoorbeeld ‘betere en duidelijkere afspraken maken met vrienden (naar deadline en voorwaarden)’, ‘mijn netwerk uitbreiden’, ‘mijn vraag te kunnen blijven slapen ook eens aan andere vrienden stellen’, ‘vrijwilligerswerk gaan doen en zo nieuwe contacten leggen met nieuwe slaapmogelijkheden’, …). VRAAG aan de cursisten: zie je hier strategieën staan waar je zelf iets mee zou kunnen gaan doen? Wat denk je hiervan? Neem een deelprobleem en omcirkel het met rood (bijvoorbeeld ‘vrienden zijn boos omdat ik verbruik en niets betaal’) VRAAG aan de cursisten: hoe los je dit probleem vandaag al op? Wat kunnen mogelijke oplos singen zijn? SCHRIJF de oplossingen in het blauw rond het deelprobleem (bijvoorbeeld ‘zien dat ik ook iets kan terugdoen voor mijn verblijf: huis kuisen, boodschappen doen, eten koken, op de kinderen passen, …’, ‘spaarzaam zijn in het verbruik van water en elektriciteit’, … ). VRAAG aan de cursisten: zie je hier strategieën staan waar je zelf iets mee zou kunnen gaan doen? Wat denk je hiervan? Neem een deelprobleem en omcirkel het met rood (bijvoorbeeld ‘moet op straat slapen want ben dakloos’) VRAAG aan de cursisten: hoe los je dit probleem vandaag al op? Wat kunnen mogelijke oplos singen zijn? • Ben je altijd dakloos geweest? Zo niet, welke oplossing had je vroeger dan? En kan je dat opnieuw gaan doen? • Kan je het dakloos zijn afwisselen met af en toe ergens gaan slapen? Zo belast je iemand niet constant, maar kan je toch af en toe degelijk slapen en je wassen. • Ben je ooit bij de daklozenopvang geweest? Wat waren je ervaringen daar? • Hoelang denk je dit te kunnen blijven doen? Heb je een plan voor de winter?
WAT HEB JE NODIG? • Flap met rode en blauwe stift Tijd: 30 minuten Aantal begeleiders: 2
41
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De module is een vervolg op Module (3): ‘Mensen Zonder Papieren en Huisvesting’ (pg. 18) De module geeft zicht op mogelijke nieuwe doelen (rond huisvesting) die gebruikt kunnen worden in de reflectieve Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55)
Module (12): ‘Probleemoplossend denken: huisvesting’
REFLECTIE
MODULE (13):
‘PROBLEEMOPLOSSEND DENKEN: GEZONDHEID’ IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?)
We denken samen in groep na over het probleem ‘gezondheid’ (en wat dat concreet wil zeggen als je blijft zonder papieren, wat de deelproblemen zijn) om nadien in groep te zoeken naar oplossingen.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?)
pg. 55
VOOR DE BEGELEIDER: • Je zoekt aanknopingspunten rond het stellen van doelen (binnen het concrete thema van ‘gezondheid’) die nadien kunnen opgepikt worden (bij Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’). VOOR DE CURSIST: • De cursist deelt zijn/haar eigen ‘gezondheidssituatie’ met de groep, en daarmee ook het inzicht dat het om een collectief probleem gaat, eigen aan de situatie van ‘verblijven zonder papieren’. • Hij/zij geeft en ontdekt mogelijke tips en adviezen in hoe het probleem op te lossen, door de uitwisseling met andere cursisten in soortgelijke situaties. • De cursist leert een probleem ‘uiteenrafelen’ tot zijn deelproblemen en mogelijke oplossingen.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: GROEPSGESPREK ROND GEZONDHEID • VRAAG aan de cursisten: ben je ooit al ziek geweest hier in België? Wat heb je toen gedaan? Heb je een vaste huisarts? Ben je aangesloten bij een wijkgezondheidscentrum? Heb je ooit gebruikgemaakt van Dringende Medische Hulp? Wat waren je ervaringen daarmee? • Doe een rondje en laat iedereen aan bod komen.
pg. 19
42
STAP 2: GEZONDHEID EN DEELPROBLEMEN • LEG UIT: Leven zonder papieren is moeilijk en geeft heel wat obstakels die je moet overwin nen. Eén ervan is de toegang tot gezondheidszorg. We geven je alle informatie hieromtrent in Module (4): ‘Mensen Zonder Papieren en Gezondheidszorg’. Zo weet je dat je ‘recht op Dringende Medische Hulp’ hebt, zelfs al ben je zonder papieren, en geven we je adressen waar je terecht kan voor meer informatie. Anderzijds ga je ook oplossingen moeten vinden voor het probleem: hoe hou je jezelf gezond als je geen papieren hebt? • Neem een flap en schrijf in het rood het woord ‘gezondheid’ in een cirkel in het midden. • VRAAG aan de cursisten: ‘gezondheid’ is het probleem. Maar uit welke delen bestaat dat pro bleem? Welke vragen stel je jezelf, als je je zorgen maakt om ‘gezondheid’? • SCHRIJF de deelproblemen in het rood rond het woord ‘gezondheid’ op de flap. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘Ik voel me opgejaagd en gestrest’, ‘ik voel me angstig’, ‘als ik een probleem heb, denk ik dat ik niet naar de dokter kan’, ‘ik zou naar de tandarts moeten, maar ik zou niet weten hoe ik dat kan doen’, ‘ik heb medicijnen nodig, maar ik heb er geen geld voor’, ‘ik moet overleven op voedselpakketten en dat geeft weinig gezonde afwisseling’, …
Module (13): ‘Probleemoplossend denken: gezondheid’
STAP 3: OPLOSSINGEN • Neem een deelprobleem en omcirkel het met rood. Bijvoorbeeld ‘ik voel me opgejaagd en gestrest’ • VRAAG aan de cursisten: wat is dit probleem precies? Waar in je lijf ‘voel’ je je stress zitten? (in je buik, in je hoofd, …?) Hoe los je dit probleem vandaag al op? Wat kunnen mogelijke oplossingen zijn? • SCHRIJF de oplossingen in het blauw rond het deelprobleem. Bijvoorbeeld ‘diep ademhalen en tot tien tellen’, ‘gaan fietsen of lopen’, ‘muziek opzetten’, ‘vrienden opzoeken’, ‘televisie kijken’, ‘mezelf verwennen of lekker gaan koken’, ‘de Bijbel lezen en bidden’, … • VRAAG aan de cursisten: zie je hier strategieën staan waar je zelf iets mee zou kunnen gaan doen? Wat denk je hiervan?
WAT HEB JE NODIG? • Flap met rode en blauwe stift Tijd: 30 minuten Aantal begeleiders: 2
43
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De module is een vervolg op Module (4): ‘Mensen Zonder Papieren en Gezondheidszorg’ (pg. 19) De module geeft zicht op mogelijke nieuwe doelen (rond gezondheid) die gebruikt kunnen worden in Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55)
Module (13): ‘Probleemoplossend denken: gezondheid’
REFLECTIE
MODULE (14):
‘VOORBIJ DE PAPIERENFOCUS’ IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?)
pg. 32
Je voert een (groeps)gesprek over papieren als doel of papieren als middel, en de ‘deconstructie van de papieren-focus’. Veel mensen zonder wettig verblijf zien ‘papieren krijgen’ nog als enig doel, en zolang die papieren er niet zijn, blijven ze inactief ‘wachten’. Vaak is het ook niet realistisch als doel. Nochtans: 1. was ‘papieren krijgen’ niet het oorspronkelijke doel achter de migratie (het ‘migratieproject’), maar werd die oorspronkelijke drive of ambitie vaak neergeslagen door de zoektocht naar papieren (zie ook Module (10): ‘Verleden en heden’); 2. hebben mensen er alle belang bij niet ‘inactief te wachten’: mochten de papieren er toch komen, moeten ze fit en klaar zijn om met die papieren aan ‘het leven’ te beginnen; 3. zijn een aantal verwachtingen, die gekoppeld worden aan ‘papieren krijgen’, ook te bereiken zonder papieren; 4. is passief wachten voor niemand goed; noch voor de cliënt zonder papieren, noch voor de samenleving. Zelfs zonder papieren is zichzelf actief doelen stellen vruchtbaarder. Het doel is niet ‘papieren krijgen’, maar sterk met het leven kunnen omgaan en er controle over hebben. Want ook met papieren blijf je obstakels tegenkomen die je moet bekampen.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?)
pg. 55
VOOR DE BEGELEIDER: • Door ‘doelen’ los te koppelen van ‘papieren’ beschik je over materiaal om gerichter aan de slag te gaan: doelen worden per cursist apart en opnieuw geformuleerd, wat meegenomen kan worden naar de laatste dag (Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’). VOOR DE CURSIST: • De cursist wordt actief aangemoedigd rond een concreet doel te werken, in plaats van te blijven ‘wachten op papieren’. • De cursist leert doelen los te koppelen van (het wachten op) papieren: je kan je nu al voorbe reiden op ‘papieren’; je kan de dingen die je verwacht van papieren ook bereiken zonder; je kan jezelf ook doelen stellen buiten ‘papieren’. • Hij/zij leert de mythe van de ‘papieren als einddoel en eindoplossing’ ontkrachten: zelfs met papieren blijven er problemen die je zal moeten overwinnen. Papieren zijn geen doel, maar hoogstens een middel om het leven zelf aan te pakken. Controle herwinnen over dat leven: dàt is het doel.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: PAPIEREN ALS DOEL… ZORGT NIET VOOR BEWEGING! • LEG UIT: Velen van jullie formuleren ‘papieren krijgen’ als nieuw doel vandaag. Nochtans was dat niet jullie oorspronkelijke doel. Toen jullie vertrokken, wisten velen van jullie zelfs niet dat je hier papieren nodig had. Maar vandaag zijn net die ‘papieren’ vaak het enige doel. En zolang je ze niet hebt, wacht je en stop je je leven in de ijskast. • TEKEN op de flap: Je zit hier (teken een somber mannetje linksboven op de flap) en je wacht 44
Module (14): ‘Voorbij de papieren-focus’
op papieren (teken papieren rechtsboven op de flap) en je wacht, dag na dag, en doet intussen misschien heel weinig (teken een stippellijn tussen mannetje en papieren).
Maar is dat een gezonde manier van naar de dingen te kijken? • De papieren komen alvast niet dichterbij, hoelang ik er ook op wacht of hoeveel ik er ook voor bid. ‘Papieren krijgen’ is geen actief doel, omdat je er zelf erg weinig controle over hebt. • ‘Wachten op papieren’ en intussen niets doen, kan ook erg bedrieglijk zijn. Veel men sen wachten jaren op papieren en intussen doen ze niets anders dan van dag tot dag overleven. Als dan de negatieve beslissing komt, zijn al die jaren van wachten voor niets geweest. Ze zijn verloren. • ‘Papieren’ als doel hebben, kan dus best ‘gevaarlijk’ zijn: je moet erg eerlijk tegenover jezelf zijn en je afvragen of het realistisch is om op ‘papieren’ te wachten. STAP 2: WAT KAN JE NU AL DOEN, ALS VOORBEREIDING OP ‘PAPIEREN KRIJGEN’? (ROOD) • LEG UIT: Papieren lijken iets magisch te zijn. We denken vaak dat ze het einddoel zijn en dat alles opgelost zal zijn als we papieren hebben. • TEKEN op de flap een cirkel met het woord ‘papieren’. • VRAAG aan de cursisten: wat betekenen die ‘papieren’ voor jou? Wat zal je kunnen doen of hebben als je eindelijk papieren hebt? • SCHRIJF de antwoorden rond het woord ‘papieren’. Voorbeelden uit de praktijk: ‘veiligheid’, ‘een vrouw’, ‘kinderen’, ‘vrijheid’, ‘naar de dokter kunnen gaan’, ‘minder stress’, ‘mijn familie kunnen zien’, ‘een goed leven hebben’, ‘werken’, ‘mij nuttig maken voor de samenleving en participeren’, ‘kunnen reizen’, … •
• • •
•
LEG UIT: Stel dat de papieren toch komen en dat je inderdaad kan gaan werken. Kan je dan direct beginnen te werken? Met andere woorden, heb je dan direct een job? Nee. Je gaat een heel aantal dingen nodig hebben om een job te vinden. Dingen waar je misschien vandaag al aan kan werken. VOORBEELD: werk VRAAG aan de cursisten: wat heb je nodig om een job te vinden en te houden? SCHRIJF de antwoorden rond ‘werk’ in het rood. Voorbeelden uit de praktijk: ‘je moet gezond zijn’, ‘je moet ervaring hebben’, ‘je moet opgeleid zijn’, ‘je moet gemotiveerd zijn’, ‘je moet op tijd kunnen komen’, ‘je moet discipline hebben’, ‘je moet Nederlands spreken’, ‘je moet een netwerk hebben dat je aan een job kan helpen’, … VRAAG aan de cursisten: zijn er dingen waar je vandaag al mee kan beginnen, ook al heb je (nog) geen papieren?
STAP 3: WAT KAN JE OOK BEREIKEN ZONDER PAPIEREN? (GROEN) • VRAAG aan de cursisten: kijk naar alle verwachtingen die je koppelt aan ‘papieren krijgen’. Welke dingen kan je ook bereiken zonder papieren? • OMCIRKEL de antwoorden in het groen en vraag de cursist die het antwoord geeft, ze toe te lichten • Voorbeelden uit de praktijk: ‘een vrouw vinden of kinderen krijgen – dat kan je ook zonder papieren. Om verliefd te worden of geliefd te zijn, heb je geen papieren nodig’, ‘reizen – dat doe ik ook zonder papieren. Ik ben al naar verschillende Europese steden gegaan, telkens met het openbaar vervoer. Het is een risico, maar ik reis te graag’, ‘vrijheid – vrijheid zit in je hoofd, het heeft weinig te maken met de situatie waarin je zit. Als je mentaal vrij bent, kan geen enkele gevangenis of geen enkel papier je tegenhouden. Kijk naar Nelson Mandela’, ‘minder stress – dat kan je ook bereiken zonder papieren. Je moet gewoon de juiste ‘ontlader’ vinden: ga sporten, spreek af met vrienden, lees een boek’, … • TIP: maak duidelijk dat alles afhangt van hoe je dingen definieert en er naar kijkt. 45
Module (14): ‘Voorbij de papieren-focus’
Bijvoorbeeld: ‘Mij nuttig maken voor de samenleving en participeren’. Dat kan je ook door een taak op te nemen binnen je kerk of vereniging, door vrijwilligerswerk te doen, te babysitten of bejaarden te helpen in een buurthuis, … STAP 4: PAPIEREN ALS MIDDEL – CONTROLE OVER HET LEVEN ALS DOEL • LEG UIT: Veel mensen zonder wettig verblijf zien ‘papieren krijgen’ als hun einddoel én de eindoplossing: ze denken dat de papieren al hun problemen zullen oplossen. Nochtans klopt dat niet: • Papieren zijn niet het einddoel, dan begint alles pas: van zodra je papieren hebt, zal er veel meer van je verwacht worden: je moet op zoek gaan naar een job, in actie komen, meedraaien in een administratief en economisch systeem, je krijgt rekeningen waarvan ook verwacht wordt dat je ze betaalt, … • Papieren zijn niet de eindoplossing: veel mensen die toch papieren hebben gekregen, zeggen ons dat het leven nadien veel moeilijker is geworden. Het is niet zo dat dan alles van de baan is: problemen zijn eigen aan het leven, en ze zullen zich blijven stellen, met of zonder papieren. • Papieren als middel: papieren kunnen wel helpen om die problemen de baas te kunnen en zullen het leven ook wel gemakkelijker maken. Maar ze zijn hoogstens een middel, geen doel op zich. Het is een soort auto die je kan gebruiken om gemakkelijker over de grillige baan van het leven te rijden. TEKEN onderaan de flap linksonder een nieuw mannetje. Rechtsonder teken je niet meer ‘papieren’ maar ‘leven’ als doel. Tussen het mannetje en het ‘leven’ teken je een hobbelige stippellijn en naast het mannetje een auto met ‘papieren’. LEG UIT: Als de papieren al komen, zal je tegen dat moment ‘getraind’ en fit moeten zijn. Je kan dat nu al doen om klaar te staan om met die auto te kunnen rijden (tegen wanneer de papieren komen).
LEVEN •
Controle over het leven als doel: het einddoel is dus niet ‘papieren krijgen’. Papieren zijn hoogstens een middel. Het einddoel is de hobbelige weg van het leven op gaan, de obsta kels overwinnen en je dromen realiseren. TEKEN lachend gezicht in mannetje linksonder.
STAP 5: WELKE DOELEN KAN JE JEZELF NOG STELLEN, BUITEN ‘PAPIEREN’? • LEG UIT: Je kan jezelf al beginnen voorbereiden op papieren krijgen. Of je kan dingen, die je linkt aan papieren, ook zonder papieren bereiken. Daarnaast kan je jezelf ook doelen stellen in het leven, die niets met papieren te maken hebben. Denk aan wat je wou of waar je naar op zoek was vlak voor je vertrek en toen je nog niet wist dat je hier papieren nodig had. • VRAAG: probeer na te denken over je toekomst, los van de ‘papieren’-kwestie. Denk na over de vraag: ‘waar wil je binnen vijf jaar staan? Wat wil je aan het doen zijn? Met wie om je heen? En waar?’ • Doe een rondje en laat iedereen praten. Voorbeelden uit de praktijk: ‘Binnen vijf jaar wil ik een kapsalon hebben, en een man en twee kinderen. In België of elders, dat maakt niet uit’, ‘Binnen vijf jaar wil ik opnieuw in de computerbusiness werken. Alleen of met familie, dat maakt niets uit. En hier of elders, dat maakt niets uit’, ‘Binnen vijf jaar wil ik mijn familie terug bij mij hebben. Het liefste hier in België’, …
46
Module (14): ‘Voorbij de papieren-focus’
STAP 6: CONCLUSIE • LEG UIT: Je kan jezelf heel wat doelen stellen, ook al ben je zonder papieren. Je kan je al voor bereiden op het moment dat de papieren toch komen, je kan ook nu al dingen bereiken die je linkt aan ‘papieren’ en je kan jezelf heel wat doelen stellen ‘voorbij de papieren’. We komen hier later op terug.
WAT HEB JE NODIG? • Flap en zwarte, groene en rode stift
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De module is een voorbereiding op Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55)
Tijd: 1 uur Aantal begeleiders: 2
47
Module (14): ‘Voorbij de papieren-focus’
‘VOOR- EN NADELEN BLIJVEN ZONDER PAPIEREN EN TERUGKEER’
REFLECTIE
MODULE (15):
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) We denken in groep na over de voor- en nadelen van twee van de vier verblijfspistes: ‘hier leven zonder wettig verblijf’ en ‘terugkeren’. De cursist weegt de twee pistes concreet tegen elkaar af en probeert een eerste (tijdelijk) toekomst perspectief te formuleren.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Je krijgt inzicht in het perspectief dat de cursist zich tot hier toe stelt: weten welke ver blijfspiste een cursist vandaag kiest, helpt om verder en op maat na te denken over een vervolgtraject (wat zijn de gevolgen van dat toekomstperspectief? En hoe kan je de obstakels hierbij overwinnen?). VOOR DE CURSIST: • De cursist denkt na over de voor- en nadelen van ‘terugkeer’ én ‘hier leven zonder wettig verblijf’, dat verplicht de cursist om open en realistisch de twee verblijfspistes te bekijken, zonder taboe. • Nadenken over terugkeer wordt eenvoudiger omdat het geplaatst wordt tegenover het (erg realistische) alternatief: hier leven zonder papieren. Praten over terugkeer wordt een voudiger omdat het over de voor- én nadelen mag gaan. • De cursist lijst de mogelijke obstakels op die overwonnen moeten worden als een ver blijfspiste wordt gekozen. Dit maakt het formuleren van doelen ook makkelijker. • De cursist wordt gevraagd expliciet een (tijdelijk) toekomstperspectief te formuleren. De dingen zien als een keuze en die keuze bewust maken, bewust nadenken over de verblijfspistes en een (tijdelijk) toekomstperspectief formuleren, stimuleert het eigenaarschap en vergemak kelijkt het opnemen van de verantwoordelijkheid voor de gevolgen ervan.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: LEG UIT: We willen nadenken over de toekomst en welke keuzes daarin te nemen. We willen het nu hebben over twee van de vier verblijfspistes: ‘hier leven zonder wettig verblijf’ en ‘terugkeren naar het land van herkomst’. We willen dat je hier open over nadenkt. Denk enerzijds heel realistisch na over ‘hier leven zonder wettig verblijf’: wat zijn de gevolgen daarvan en wat wil dat concreet zeggen? En anderzijds over ‘terugkeren naar huis’: of en hoe dat kan, wat de obstakels zijn en wat dit betekent voor jou? We weten dat veel mensen vooral gefocust zijn op ‘papieren krijgen’. Vaak willen mensen zelfs niet nadenken over terugkeren. En zelden is ‘hier leven zonder wettig verblijf’ een bewuste keuze: meestal doen ze dat omdat andere pistes niet haalbaar (b)lijken (bijvoorbeeld ‘papieren krijgen’). Toch willen we dat je ook over deze twee verblijfspistes met een open blik nadenkt. Om realistisch naar de toekomst te kijken, is het nodig om alle mogelijke pistes in overweging te nemen.
48
Module (15): ‘Voor- en nadelen blijven zonder papieren en terugkeer’
AANDACHT: het kan zijn dat andere cursisten voor- of nadelen formuleren waar jij het niet mee eens bent. Maar het is niet de bedoeling hierover in discussie te gaan: het gaat om hoe ieder van jullie de situatie aanvoelt, en er zijn geen ‘juiste’ of ‘foute’ antwoorden.
pg. 86
pg. 86
pg. 86
pg. 86
49
STAP 2: VOORDELEN VAN ‘BLIJVEN ZONDER PAPIEREN’ • Neem een flap, schrijf bovenaan ‘blijven zonder papieren’, verdeel de flap in twee kolommen: voor- en nadelen. • Vraag aan de groep: wat zijn de voordelen van ‘blijven zonder papieren’? Denk er eens over na. Noteer ze eventueel ook op je individuele Werkblad (7): ‘Blijven of teruggaan?’. • Schrijf de antwoorden met blauwe stift in de kolom ‘voordelen’. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘dringende medische hulp’, ‘dat ik hier niet word vervolgd’, ‘dat het moeilijk overleven hier nog steeds beter is dan het leven thuis’, ‘dat er water en elektriciteit is’, ‘dat ik hier nog kan hopen op iets beters; thuis kan ik dat niet’, ‘nieuwe vrienden en kennissen hier’, ‘een betere samenleving hier: geen dictatuur of corruptie’, ‘ik leer hier veel’, … • TIP: als de antwoorden niet komen, stel dan ‘pokende’ vragen: ‘Er moeten toch positieve kanten aan zijn, vermits jullie allemaal al lang hier zijn en niet terugkeren…’ STAP 3: NADELEN VAN ‘BLIJVEN ZONDER PAPIEREN’ • Vraag aan de groep: wat zijn de nadelen van ‘blijven zonder papieren’? Denk er eens over na. Noteer ze eventueel ook op je individuele Werkblad (7): ‘Blijven of teruggaan?’. • Schrijf de antwoorden met rode stift in de kolom ‘nadelen’. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘mijn leven zit in de ijskast’, ‘constante stress van overleven’, ‘constante angst opgepakt te worden’, ‘ik vind geen vrouw’, ‘onmogelijk te studeren’, ‘geen recht op inkomen’, ‘zwartwerk is vuil en gevaarlijk, als we het al vinden’, ‘geen toekomst voor mijn kinderen’, ‘mensen kijken op mij neer’, ‘geen rechten’, ‘ik mis mijn familie thuis’, … • TIP: de nadelen van ‘hier blijven zonder papieren’ komen vaak erg snel en de lijst is lang. Sta hier voldoende bij stil en ’erken’ de moeilijkheden. Geef ruimte aan emoties en frustraties. STAP 4: NADELEN VAN ‘TERUGKEREN NAAR HUIS’ • Neem een flap, schrijf bovenaan ‘terugkeren naar huis’ en verdeel ze in twee kolommen (voor- en nadelen). • TIP: het kan interessant zijn te starten met ‘voordelen van terugkeren naar huis’. In de praktijk merk je echter snel dat mensen vooral veel nadelen zien, en dat je daar eerst over moet praten en mensen moet toelaten hierover te ventileren, voor je over de ‘voordelen’ kan beginnen. • Vraag aan de groep: Wat zijn de nadelen van ‘terugkeren naar huis’? Denk er eens over na. Noteer ze eventueel ook op je individuele Werkblad (7): ‘Blijven of teruggaan?’. • Schrijf de antwoorden met rode stift in de kolom ‘nadelen’. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘ik zou nog steeds gevaar lopen in mijn land’, ‘ik heb niets meer om naar terug te keren, iedereen is dood’, ‘terugkeren is opnieuw van nul moeten beginnen’, ‘mijn vrienden thuis staan intussen al veel verder met hun leven’, ‘niemand gaat geloven dat het hier niet gelukt is; iedereen daar denkt dat het geld hier voor het oprapen ligt. Als het je hier niet gelukt is, vinden ze je een loser’, ‘ik moet mijn transporteur eerst nog terugbetalen’, ‘ik zou hier werk vinden en geld opsturen: zonder geld kan ik niet terug’, ‘ik zou ginder niet meer aarden, ik ben al te lang weg’, … • TIP: nadelen van ‘terugkeren naar huis’ komen vaak erg snel en de lijst is lang. Sta hier voldoende bij stil en ’erken’ de moeilijkheden. Geef ruimte aan emoties en frustraties. STAP 5: VOORDELEN VAN ‘TERUGKEREN NAAR HUIS’ • Vraag aan de groep: wat zijn de voordelen van ‘terugkeren naar huis’? Denk er eens over na. Noteer ze eventueel ook op je individuele Werkblad (7): ‘Blijven of teruggaan?’. • Schrijf de antwoorden met blauwe stift in de kolom ‘voordelen’. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘ik zou mijn familie terugzien’, ‘ik zou mijn land, mijn cultuur, mijn eten terug kunnen beleven’, ‘ik zou mij daar beter voelen, meer mensen om mij heen, meer wereld die ik begrijp’, ‘ik heb hier veel geleerd en zou die kennis dan thuis kunnen gebruiken’, ‘ik zou mijn eigen taal weer kunnen spreken’, …
Module (15): ‘Voor- en nadelen blijven zonder papieren en terugkeer’
•
TIP: een lijst voordelen krijgen is in de praktijk vaak moeilijk. Probeer toch de cursisten aan te sporen hierover na te denken. Zeg duidelijk dat ze ook hier hun geest voor kunnen open zetten, net als bij ‘papieren krijgen’. Erover nadenken is nog niet hetzelfde als het ook doen. En mensen vragen erover na te denken is niet hetzelfde als hen overtuigen het te doen.
STAP 6: WELKE BESLISSING NEEM JE VANDAAG? • LEG UIT: De twee verblijfspistes – ‘blijven zonder papieren’ en ‘terugkeren naar huis’ – hebben elk hun voor- en nadelen. Dat kan helpen om alles tegen elkaar af te wegen. Iets wat veel meer voordelen dan nadelen heeft, is bijvoorbeeld te verkiezen boven iets dat veel meer nadelen dan voordelen heeft. Weet ook dat dit gaat om keuzes maken: Je kàn een beslissing nemen: welke verblijfspiste je (nu) kiest, is aan jou: het is jouw leven en jij beslist hoe je dat vorm geeft. Maar weet dat keuzes altijd gevolgen hebben, en dat je als volwas sene ook verantwoordelijkheid moet dragen voor de gevolgen van jouw keuzes. Elke beslissing ìs een beslissing: misschien beslis je niet uitdrukkelijk om hier te blijven zonder papieren. Maar als je geen papieren krijgt en bijvoorbeeld beslist niet terug te keren naar huis, is ‘hier blijven zonder papieren’ een gevolg van die beslissing en moet je daar ook verantwoorde lijkheid voor dragen. Blijven zitten in een slachtofferrol of je afhankelijk maken van hulp, dragen niet bij tot het eigenaarschap van je eigen leven. Je kan wél beslissen om op een andere manier met je ‘draaglast’ om te gaan: door met de situatie te leren omgaan, je problemen te lijf te gaan en te blijven werken aan je dromen. Wees realistisch over je beslissing: als je besluit hier te blijven zonder papieren, stel jezelf dan ook de vraag hoe lang je dit nog kan en wil volhouden. Geef jezelf een deadline waarbinnen een aantal dingen zeker moeten worden opgelost. Zijn er mensen die mee betrokken moeten worden in je beslissing (partner, kinderen, ouders)? Verantwoordelijkheid nemen voor de gevolgen van je beslissing: als je vandaag een keuze maakt en je weet dat er zowel aan ‘blijven zonder papieren’ als ‘terugkeren naar huis’ nadelen verbonden zijn, weet dan dat je ook deels kiest voor die ‘nadelen’. Voor de piste kiezen, wil zeggen dat je ook dingen zal moeten ondernemen om de nadelen te lijf te gaan.
pg. 86
50
STAP 7: EEN BESLISSING NEMEN • VRAAG: welke beslissing neem je vandaag? Blijven zonder papieren of terugkeren naar huis? • Nadenken over je toekomst, op zoek gaan naar een zinvol toekomstperspectief is een dyna misch proces. Wat je vandaag beslist, hoeft niet per se een definitieve beslissing te zijn. Tal van factoren, bij jezelf, je omgeving, je land van herkomst, hebben invloed op je leven en je toekomst. Daarom is het belangrijk om regelmatig deze denkoefening opnieuw te doen. Want wat je vandaag beslist, kan morgen anders zijn. • Maar wat beslis je vandaag? Noteer de beslissing eventueel ook op je individueel Werkblad (7): ‘Blijven of teruggaan?’. • Een rondje: wie zijn beslissing en gedachten wil delen met de groep, kan dat. • LEG UIT: Welke keuze je ook maakt ,er zullen heel wat nadelen en obstakels aan verbonden zijn die je zal moeten overwinnen. Hoe dat kan, bekijken we verder in de volgende modules.
Module (15): ‘Voor- en nadelen blijven zonder papieren en terugkeer’
WAT HEB JE NODIG? • Twee flappen • Rode en blauwe stift • (Eventueel) individueel
Werkblad (7): ‘Blijven of teruggaan?’ (pg. 86)
Tijd: 1 uur Aantal begeleiders: 2
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? Het oplijsten van ‘nadelen van hier blijven zonder papieren’ is een eerste stap. Hoe die nadelen te bestrijden, wordt behandeld in de volgende modules: Module (12): ‘Probleemoplossend denken: huisvesting’ (pg. 40) Module (13): ‘Probleemoplossend denken: gezondheid’ (pg. 42) Module (16): ‘Probleemoplossend denken: overleven’ (pg. 52) Het uitdiepen van de keuze tussen ‘blijven zonder papieren’ en ‘terugkeren’ vergemakkelijkt Module (9): ‘De vier stoelen’ (pg. 30) later op de cursus. Het maken van een keuze - waar ook nadelen aan verbonden zijn - geeft stof tot het formuleren van nieuwe doelen (hoe die nadelen bevechten), bij Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ (pg. 55) op het einde.
51
Module (15): ‘Voor- en nadelen blijven zonder papieren en terugkeer’
‘PROBLEEMOPLOSSEND DENKEN: OVERLEVEN’
REFLECTIE
MODULE (16):
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Je denkt samen in groep na over het probleem ‘overleven’ en wat dat concreet wil zeggen als je hier blijft zonder papieren; wat de deelproblemen zijn. Nadien zoeken we in groep naar oplossingen.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?)
pg. 55
VOOR DE BEGELEIDER: • Je zoekt aanknopingspunten rond het stellen van doelen (binnen het concrete thema van ‘overleven’) die nadien opgepikt kunnen worden (bij Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’). VOOR DE CURSIST: • De cursist deelt zijn/haar eigen ‘overleefsituatie’ met de groep, en daarmee ook het inzicht dat het om een collectief probleem gaat, eigen aan de situatie van ‘blijven zonder papieren’. • Hij/zij geeft en ontdekt mogelijke tips en adviezen over hoe het probleem op te lossen, door de uitwisseling met andere cursisten in soortgelijke situaties. • De cursist staat stil bij de ‘solidariteit onder vrienden en kennissen’, en welke grenzen daar eventueel aan verbonden zijn. • De cursist leert een probleem ‘uiteenrafelen’ tot zijn deelproblemen en mogelijke oplossingen.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: LEVEN ZONDER PAPIEREN EN ‘OVERLEVEN’ • LEG UIT: Leven zonder papieren is moeilijk en is vaak ‘overleven’. Je hebt erg weinig rechten, sociale organisaties kunnen vaak weinig voor je doen en er zijn weinig instellingen die je kun nen helpen in het ‘overleven’. Je zal het zelf moeten doen. Dat is ook een belangrijk gevolg van je beslissing: als je besluit hier te blijven zonder papieren, zal je met een aantal problemen geconfronteerd worden, waar je ook een oplossing voor moet zoeken. We nemen het probleem van ‘overleven’ onder de loep. • Neem een flap en schrijf in het rood het woord ‘overleven’ in een cirkel in het midden. • VRAAG aan de cursisten: ‘overleven’ is het probleem. Maar uit welke delen bestaat dat probleem? Welke vragen stel je jezelf, als je je zorgen maakt om ‘overleven’? • Schrijf de deelproblemen in het rood, rond het woord ‘overleven’ op de flap. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘Hoe kan ik een inkomen vinden om te overleven?’, ‘Hoe en waar kan ik voeding en kleding vinden?’, ‘Waar vind ik de juiste informatie en hulp?’, ‘Waar vind ik gezondheidszorg als ik ziek ben?’, ‘Hoe vind ik onderdak?’, … • Leg uit: gezondheidszorg en huisvesting behandelen we in andere modules. Hier bespreken we de deelproblemen ‘inkomen’, ‘voeding en kleding’ en ‘informatie’. STAP 2: INKOMEN • OMCIRKEL het deelprobleem ‘inkomen’ op de flap. • VRAAG aan de cursisten: hoe los jij vandaag het probleem van ‘inkomen’ op? Wat zijn jouw oplossingen? • SCHRIJF de oplossingen in het blauw rond het woord ‘inkomen’. 52
Module (16): ‘Probleemoplossend denken: overleven’
• • • pg. 23
•
• •
• • •
Voorbeelden uit de praktijk: ‘solidariteit van vrienden’, ‘steun van mijn kerk’, ‘werken in het zwart’, ‘onderhoudsgeld van familie’, … Neem er, afhankelijk van de ideeën van de groep, een ‘oplossing’ uit om verder uit te diepen, bv. ‘zwartwerk’ LEG UIT: Zwartwerk is verboden in België, maar veel mensen zonder papieren doen het om te overleven. Weet dat je bepaalde rechten hebt, ook als je in het zwart werkt (bijvoorbeeld om niet uitgebuit te worden). Dit hebben we uitgelegd in de informatieve Module (6): ‘Mensen Zonder Papieren en Werk’. We helpen je niet om zwartwerk te zoeken. Omdat het verboden is, en ook omdat het je eigen verantwoordelijkheid is. Een gevolg van je beslissing om hier te leven zonder papieren. Maar omdat zwartwerk bij veel mensen zonder wettig verblijf ook een realiteit is, is het belangrijk het er samen over te hebben: VRAAG aan de cursisten: • Heb je ooit gewerkt in het zwart? Hoe was dat? • Welke strategieën heb je zelf al gebruikt om zwart werk te vinden? SCHRIJF mogelijke ‘strategieën’ op rond het woord ‘zwart werk’. Voorbeelden uit de praktijk: ‘mezelf aangeboden met een advertentie in een zoekertjeskrant’, ‘gaan werken in het restaurant van een vriend met papieren’, ‘hulp aan een krantenbezorger met papieren en nadien zijn loon in twee gedaan’, ‘als vrijwilliger in een buurtcentrum werken en zo via via betaalde klusjes doen’, ‘mijn kookkunst gebruiken: Afrikaanse feestmenu’s bereiden tegen betaling’, ‘eender wat aannemen: iedereen weet dat ik elk klusje wil doen voor wat geld’, ‘vroeger in bouwbedrijf gewerkt en me nu soms aanbiedend op nieuwe werven’, ‘Afrikaanse vlechtjes leggen in een achterkamer van een Afrikaans kapsalon, tegen een lichte vergoeding’, ‘in een nachtwinkel werken in ruil voor onderdak in een kleine studio’, … VRAAG aan de cursisten: zie je hier strategieën staan waar je zelf iets mee zou kunnen gaan doen? Wat denk je hiervan? Neem er, afhankelijk van de ideeën van de groep, een ‘oplossing’ uit om verder uit te diepen, bv. ‘solidariteit van vrienden’: VRAAG aan de cursisten: • Waarom zijn vrienden/landgenoten ‘solidair’ met jou? Moet je daar ook iets voor terugdoen? • Hoelang gaat die solidariteit nog duren, denk je? Zijn er manieren om ‘iets terug te doen’ en de solidariteit te bestendigen?
STAP 3: NOODHULP: VOEDING EN KLEDING • OMCIRKEL het deelprobleem ‘noodhulp: voeding en kleding’ op de flap. • VRAAG aan de cursisten: hoe los jij vandaag het probleem van ‘noodhulp’ op? Wat zijn jouw oplossingen? • SCHRIJF de oplossingen in het blauw rond het woord ‘noodhulp’. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘ik krijg soms eten van mijn kerk’, ‘ik kan binnen mijn gemeenschap op verschillende plekken terecht’, ‘ik heb vrienden waar ik kan gaan eten’, ‘ik haal wekelijks voedselpakketten bij een Vlaamse noodhulpvereniging’, ‘ik ken plekken waar ik goedkoop kleding en eten kan kopen’, … • Neem er, afhankelijk van de ideeën van de groep, een ‘oplossing’ uit om verder uit te diepen, bv. ‘mijn kerk’ of ‘mijn gemeenschap’: • VRAAG aan de cursisten: • Ga je naar een vaste kerk? Wat doen zij voor jou? Onder welke voorwaarden? • Ben je actief binnen je gemeenschap? Zit je bij een vereniging? Wat doen zij voor jou? Onder welke voorwaarden? • Gebruik de adressenlijst met kerken en allochtone verenigingen in de stad voor wie op zoek is naar een kerk of een vereniging uit de gemeenschap. • Neem er, afhankelijk van de ideeën van de groep, een ‘oplossing’ uit om verder uit te diepen, bv. ‘voedselpakketten bij noodhulpverenigingen’:
53
Module (16): ‘Probleemoplossend denken: overleven’
•
•
VRAAG aan de cursisten: • Ga je naar een plek voor voedselbedeling? Hoe vaak kan je daar naartoe? • Gebruik de adressenlijst met voedselbedelingen in de stad voor wie op zoek is naar een voedselbedeling in de buurt. VRAAG aan de cursisten: zie je hier strategieën staan waar je zelf iets mee zou kunnen gaan doen? Wat denk je hiervan?
STAP 4: INFORMATIE • OMCIRKEL het deelprobleem ‘informatie’ op de flap. • VRAAG aan de cursisten: hoe los jij vandaag het probleem van ‘informatie’ op? Waar haal je informatie omtrent procedures, je rechten, je toekomst? Wat zijn jouw oplossingen? • SCHRIJF de oplossingen in het blauw rond het woord ‘informatie’. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘ik hoor veel via vrienden en kennissen uit de gemeenschap’, ‘mijn pastor van mijn kerk vertelt me veel’, ‘mijn advocaat informeert mij’, ‘ik krijg informatie bij de sociale dienst van een organisatie waar ik ga’, … • Neem er, afhankelijk van de ideeën van de groep, een ‘oplossing’ uit om verder uit te diepen, bv. ‘vrienden en kennissen’ of ‘mijn pastor’: • VRAAG aan de cursisten: • Denk je dat de informatie die je daar krijgt, altijd ‘klopt’? We horen vaak ‘cowboy verhalen’ die binnen gemeenschappen de ronde doen, over bepaalde advocaten of pro cedures. En pastors zijn niet altijd de juiste mensen om juridische informatie te geven. • Ben je in begeleiding bij een sociale organisatie? Welke hulp krijg je daar? • Heb je een vaste advocaat? Ben je daar tevreden over? Krijg je genoeg informatie? • Gebruik de adressenlijst van sociale organisaties voor wie op zoek is naar een sociale organisatie in de buurt. • Gebruik de contactgegevens voor aanvragen advocaat voor wie op zoek is naar een (pro deo)advocaat. • VRAAG aan de cursisten: zie je hier strategieën staan waar je zelf iets mee zou kunnen gaan doen? Wat denk je hiervan?
WAT HEB JE NODIG? • Flap met rode en blauwe stift • Adressenlijst kerken en allochtone ver enigingen • Adressenlijst voedselbedelingen • Adressenlijst sociale organisaties • Contactgegevens aanvraag advocaat
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De module is een vervolg op Module (6): ‘Mensen Zonder Papieren en Werk’ (pg. 23) De module geeft zicht op mogelijke nieuwe doelen (rond inkomensverwerving, noodhulp en informatiegaring) die gebruikt kunnen wor den in de reflectieve Module (7): ‘De Levenslijn’ (pg. 25)
Tijd: 1 uur Aantal begeleiders: 2
54
Module (16): ‘Probleemoplossend denken: overleven’
‘PERSOONLIJK PLAN: 2 DOELEN’
REFLECTIE
MODULE (17):
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Vanuit de vorige modules van de cursus formuleert de cursist twee persoonlijke doelen, die hij/zij binnen een bepaalde tijd wil realiseren. Het doel is realistisch, zelf gekozen en motiverend. In groep wordt een stappenplan opgezet om de doelen te kunnen bereiken.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Je gebruikt het formuleren van twee doelen als houvast in een eventuele verdere begeleiding van de cursist. Hoe helderder en concreter het doel, des te efficiënter de latere begeleiding kan verlopen. VOOR DE CURSIST: • Het formuleren van twee realistische en persoonlijke doelen kan motivatie en zin geven. • De groep kan helpen het doel ‘uiteen te rafelen’ in de nodige stappen die daartoe dienen te worden gezet. De stappen op een rij zetten kan duidelijkheid geven en meer motiveren. • Door zelf een deadline voor het gestelde doel te kiezen, wordt de cursist ertoe aangezet er mee aan de slag te gaan. Het doel is geen vrijblijvend idee meer, maar iets waar vandaag al mee kan worden begonnen en wat de cursist motiveert om in beweging te blijven.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: TWEE DOELEN ZOEKEN • LEG UIT: Veel van deze cursus gaat over jezelf (opnieuw) doelen stellen en plannen maken voor de toekomst. Doelen geven zin en ze bereiken geeft je het gevoel dat je stappen vooruit zet. En dat je (weer) controle krijgt over je leven. We willen je nu vragen twee persoonlijke doelen te zoeken: twee dingen die je in de toekomst wil bereiken. We willen je ook vragen tegen wanneer je ze bereikt wil hebben. En we gaan samen op zoek naar wat je nodig zal hebben om die doelen te bereiken. We hebben heel wat oefeningen gedaan en gesprekken gehad, waar je mogelijk persoonlijke doelen uit kan halen. • GEEF een visueel overzicht van de gedane oefeningen en overloop de mogelijkheden: • ‘Je bent meer dan een MZP’: misschien heb je wel talenten waar je opnieuw iets mee wil gaan doen? Of heb je dromen van vroeger waar je nu toch eens werk van wil maken? • ‘Blijven ademen’: misschien wil je je netwerk wel uitbreiden, om meer te ontspannen met andere mensen of om je problemen meer te delen? Of misschien wil je een hobby (opnieuw) opnemen? • ‘Verleden en heden’: misschien zie je nieuwe mogelijkheden om je verblijf te legalise ren? En moet je daar een aantal zaken in orde voor maken? • ‘Verleden en heden’: misschien wil je werk maken van het opnieuw contacteren van je familie? Misschien wil je met hen over hun verwachtingen gaan praten? Of wil je tijd nemen voor jezelf, om jezelf toe te laten ook wat te rouwen over wat je moet loslaten? (uitgeputte procedures, verlies na migratie, …) • ‘Voorbij de papieren-focus’: misschien zijn er ‘voorbereidingen’ die je al kan treffen, 55
Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’
•
•
pg. 85
pg. 81 pg. 85
pg. 85
56
mochten de papieren toch komen (Nederlands beginnen leren, …)? Of misschien zijn er dingen, die je koppelt aan ‘papieren krijgen’, waar je ook zonder papieren al aan kan beginnen? (een relatie, kinderen, jezelf nuttig maken, …) ‘De vier stoelen’: misschien kies je wel voor ‘naar een ander land gaan’, ‘terugkeren naar huis’ of ‘blijven zonder papieren’? Zijn er in dat geval dingen die je dan ook moet regelen, wat je al kan doen? Probleemoplossend denken rond huisvesting, inkomen, gezondheidszorg, voeding en kleding, informatie: zie je daar concrete doelen die je jezelf kan stellen? Dingen waar voor je wil gaan?
STAP 2: WELKE DOELEN KIES JE? • MAAK per cursist een persoonlijke flap. Begin bij de eerste cursist. Schrijf de naam bovenaan de flap. • VRAAG welke twee doelen hij/zij zich stelt en schrijf deze op de flap. • Voorbeelden uit de praktijk: ‘Nederlands leren’, ‘een vrouw en drie kinderen krijgen’, ‘weer een goede mens worden’, ‘terug contact opnemen met mijn familie’, ‘een diploma behalen’, ‘opnieuw wat structuur brengen in mijn dag’, ‘een nieuwe asielprocedure opstarten’, ‘zwart werk zoeken’, ‘stabiele huisvesting vinden’, … • De cursist kan zijn/haar ideeën eventueel ook noteren op het individueel Werkblad (6): ‘Dromen en doelen’. STAP 3: WANNEER WIL JE DIE DOELEN BEREIKEN? • VRAAG wanneer de cursist zijn/haar doelen wil bereiken en schrijf dat mee op de flap (bv. ‘binnen twee jaar’, ‘binnen vijf jaar’, ‘volgende maand’, …). • TEKEN de deadline eventueel op de grote gezamenlijke flap van het Werkblad (2): Levenslijnen: zet per persoon op de toekomstlijn een kruis met het gestelde doel. • De cursist kan zijn/haar ideeën eventueel ook noteren op het individueel Werkblad (6): ‘Dromen en doelen’. STAP 4: WELKE STAPPEN GA JE ONDERNEMEN? • VRAAG aan de cursist welke stappen hij/zij zal moeten ondernemen om het doel te bereiken. Rafel het doel uiteen in tussenstappen. Vraag de hele groep hier aan mee te denken: ‘Welke stappen moet cursist x zetten om binnen de deadline van x tijd zijn/haar doel te bereiken?’ • SCHRIJF de stappen onder het doel. • Voorbeelden uit de praktijk: • DOEL: ‘ik wil Nederlands leren’ – STAPPEN: ‘mijzelf informeren over waar er (vrijwilligers) verenigingen zijn die lessen geven/nagaan of er extra voorwaarden zijn (inschrijvingsgeld? bepaalde documenten?)/praktische dingen nagaan: wanneer starten de lessen? Hoe geraak ik er (transport)? …’ • DOEL: ‘ik wil een relatie’ – STAPPEN: ‘mezelf inschrijven op datingsite of Facebook/ mezelf beter verzorgen en mooier kleden/meer uitgaan met vrienden/naar andere cafés gaan en Belgen proberen te ontmoeten/liever zijn tegen mensen/meer in mezelf geloven, zekerder zijn van mezelf/die persoon die ik in gedachten heb: de moed vinden om hem/ haar aan te spreken, …’ • De cursist kan zijn/haar ideeën eventueel ook noteren op het individueel Werkblad (6): ‘Dromen en doelen’. • HERHAAL stappen 2, 3 en 4 voor elke cursist en maak per cursist een flap af. TIP: afhankelijk van de grootte van de groep kan anderhalf uur te weinig zijn om twee doelen per persoon te behandelen. Begin dan al met een eerste doel; het tweede doel kan in een individueel nagesprek of een verdere begeleiding worden opgenomen.
Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’
STAP 5: HOE VERDER? • Neem van elke cursist een foto, naast de flap met zijn doelen en stappenplan. Geef de flap mee met de cursist en hou de foto bij. • Maak een afspraak met de cursist: hou dit stappenplan goed bij en ga er nu zelf verder mee aan de slag. • Ofwel ben je hiermee opgestart en kan je jezelf genoeg motiveren om je plan ook te volbrengen. • Ofwel komen we binnen een maand in groep terug samen, om te kijken wat er intussen al van onze plannen geworden is en om elkaar te blijven motiveren. • Ofwel neem je dit doelenplan mee naar je individuele begeleider die er verder mee zal werken.
WAT HEB JE NODIG? • Flap per cursist • Ideeënblad met vragen rond vorige modules • Fototoestel • Stift • (Eventueel) individueel Werkblad (6): ‘Dromen en doelen’ (pg. 85) Tijd: anderhalf uur Aantal begeleiders: 2
57
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? Het formuleren van twee doelen wordt de houvast in een eventuele verdere begeleiding van de cliënt. Hoe helderder en concreter het doel, des te efficiënter kan de latere begelei ding verlopen. Zie ook Achtergrond (2): Toekomstoriëntering als groepscursus (pg. 69) en Achtergrond (3): Toekomstoriëntering als individueel traject (pg. 72)
Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’
PRAKTISCH
MODULE (18):
‘ONTHAAL’
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Je onthaalt de cursisten en zorgt voor de nodige verduidelijking bij hun verwachtingen.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Je maakt kennis met de cursisten van de groep; • Je verwerft inzicht in de verwachtingen van de cursisten en stuurt ze eventueel bij; • Je geeft verduidelijking bij de verwachtingen en de opzet van de cursus. VOOR DE CURSIST: • De cursist leert de andere cursisten en begeleider kennen; • Ze verwerven inzicht in de verwachtingen en de opzet van de cursus.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: Geef de cursisten de tijd om binnen te komen, een kop koffie of thee te nemen en zich te installeren. STAP 2: Als iedereen aangekomen is, start je met een rondje. • Vraag elke cursist zich kort voor te stellen: naam, nationaliteit, wat hij/zij verwacht van de cursus, wat hij/zij denkt of hoopt op te steken. • Vraag ook telkens de naam op een kleefetiket te schrijven en dit op de borst te kleven. • Stel jezelf als begeleider ook voor. STAP 3: Maak de opzet van de cursus duidelijk en maak een paar praktische afspraken. Je kan dat desge wenst ook op papier doen en aan het begin uitdelen aan de cursisten: Opzet cursus: • We willen het in deze cursus hebben over jouw vier mogelijke ‘verblijfspistes’ en je perspec tieven voor de toekomst. • Verblijfspistes: je verblijf legaliseren, doormigreren naar een ander land, terugkeren naar je land van herkomst of hier leven zonder wettig verblijf. • Je perspectieven voor de toekomst: welke doelen stel ik nu en in de toekomst? Wat wil ik bereiken? Hoe ga ik dat doen? Hoe kan ik de problemen die ik tegenkom, oplossen? • We willen je echter niet overtuigen of dwingen een beslissing te nemen. Die beslissing is aan jou. Het is jouw leven en jouw toekomst. • Als begeleider geven we informatie en ondersteuning. Jij zal de stappen moeten zetten en de problemen aanpakken. Dat is jouw verantwoordelijkheid. • We doen deze cursus ook in groep zodat je ervaringen kan delen en kan leren van elkaar.
58
Module (18): ‘Onthaal’
Afspraken cursus: • Je mag zeggen wat je wil, maar je bent niet verplicht dingen te zeggen die je niet wil. We zullen je veel vragen stellen, en we zullen je ook vragen hierover na te denken. Als je de nood voelt om nadien een individueel gesprek te hebben met één van de begeleiders – over je eigen individueel dossier of persoonlijke dingen– maken we een afspraak. • We delen ervaringen in vertrouwen. We tonen respect voor elkaars verhalen, visies en perspectieven. • Soms schrijven we als begeleider dingen op. We geven die informatie niet door – niet aan de politie, ook niet aan de overheid – maar nemen notities om er later, bij een eventueel indivi dueel gesprek, ook op te kunnen terugvallen. Praktische afspraken: • Wees op tijd. • Kom naar alle cursusdagen. De dagen zijn met elkaar verweven en vormen een geheel. Als je een deel van de les mist, is het moeilijk een volgend deel te volgen. • Zet je mobiele telefoon uit of op stil. • ’s Middags koken en eten we samen. We doen nadien ook samen de afwas. Iedereen helpt mee.
WAT HEB JE NODIG? • Etiketten • Stift • (Eventueel) afspraken op papier Tijd: 30 minuten Aantal begeleiders: 2
59
Module (18): ‘Onthaal’
PRAKTISCH
MODULE (19):
‘KOKEN EN ETEN’
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) De cursisten en begeleiders koken en eten elke middag samen. Dit informele moment draagt veel bij aan het groepsgevoel, het is een goede ijsbreker.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Voor jou zijn dit niet echt rustmomenten, maar eerder informele momenten waar je ook buiten een ‘lescontext’ aan vertrouwen kan werken, dingen bespreekbaar kan maken (de infor mele babbels aan het groenten snijden of de kookplaat) of het verder kan hebben over thema’s uit de les; • Samen informeel dingen doen, creëert een positieve dynamiek in de groep en je kan er (nieuwe) inhoudelijke aanknopingspunten in vinden voor gesprekken elders in de cursus. VOOR DE CURSIST: • Samen eten verhoogt de onderlinge solidariteit; • Door te helpen bij het bereiden van de maaltijd of zelf de leiding te nemen over het koken van een eigen gerecht, krijgen mensen ‘erkenning’ (‘ik kan iets van mezelf tonen en delen’). De cursist kan op deze manier zijn kwaliteiten in de kijker zetten; • Het spoort aan tot initiatief en het nemen van verantwoordelijkheid.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: Maak afspraken met de cursisten: wie wil eten, moet mee helpen. Of je man of vrouw bent, maakt geen verschil. En iedereen wast vooraf zijn/haar handen. STAP 2: • De eerste dag stelt de begeleider zelf een gerecht voor, waar hij/zij ook al de nodige ingredi ënten voor heeft gekocht. Maar meld de cursisten meteen ook dat de volgende dagen open staan voor andere ‘chef-koks’: elke dag kan iemand een gerecht uit zijn/haar land voorstellen en de anderen leren dat klaar te maken. Ingrediënten en hoeveelheden worden op voorhand aan de begeleiders doorgegeven zodat zij de inkopen kunnen doen. De cursist kan ook zelf de ingrediënten kopen, die hij met de aankooptickets allemaal terugbetaald krijgt. • Vraag cursisten hun gerecht ook een beetje ‘voor te stellen’: is dit een typisch gerecht in hun land? Wordt het enkel voor speciale gelegenheden bereid? Heb je een persoonlijk verhaal over dit gerecht? STAP 3: De chef-kok van de dag geeft instructies bij het koken en probeert iedereen een taak te geven/bij het koken te betrekken.
60
Module (19): ‘Koken en eten’
STAP 4: We eten samen. Afhankelijk van de groep kan besloten worden tot een gebed voor de maaltijd en kan iemand dit gebed doen. Dat is ook een manier om elkaars gebeds- en eetrituelen te leren kennen. Cursisten kunnen elkaar ‘smakelijk’ leren zeggen in ieders moedertaal. STAP 5: We wassen samen af en ruimen samen op.
WAT HEB JE NODIG? • Een locatie met een ingerichte keuken en eetplaats • Ingrediënten voor een maaltijd voor de eerste dag
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? Tijdens deze informele momenten krijg je (nieuwe) inhoudelijke aanknopingspunten die je later in de cursus kan benutten.
Tijd: Reken anderhalf uur voor het samen koken, eten en de afwas doen. Het samen koken en eten neemt veel tijd in beslag. Informele momenten zoals deze vallen moei lijk te begrenzen en lopen vaak uit. Aantal begeleiders: 2
61
Module (19): ‘Koken en eten’
PRAKTISCH
MODULE (20):
‘NABESPREKING’
IN HET KORT (WAT GAAN WE DOEN?) Evaluatie van de cursus, vraagverduidelijking en eventuele doorverwijzing, verdere afspraken.
OPBRENGST (WAT LEVERT HET OP?) VOOR DE BEGELEIDER: • Je evalueert de cursus en krijgt zo tips voor eventuele bijsturing. • Je maakt met elke cursist duidelijke afspraken voor een vervolg. VOOR DE CURSIST: • De cursist krijgt de mogelijkheid extra vragen te stellen of verduidelijking te krijgen bij vragen. • Hij/zij kan met de begeleider afspraken maken voor een vervolg.
AANPAK (HOE GAAN WE HET STAPSGEWIJS DOEN?) STAP 1: LEG UIT: Dit is het einde van de cursus. We willen jullie alvast bedanken voor jullie aanwezigheid, jullie aandacht én het delen van jullie persoonlijke verhalen. We willen van jullie horen wat jullie van de cursus vonden en hoe jullie hier elk mee verder willen gaan. STAP 2: EVALUATIE Stel open vragen aan de cursisten en laat per vraag iedereen aan het woord: • Wat vond je het fijnste moment van de cursus? • Wat vond je het minst fijne moment van de cursus? • Wat heb je bijgeleerd? • Voel je je nu anders dan bij het begin van de cursus? Denk je over sommige dingen anders? • Waar wil je nog meer informatie over/waarover vond je dat de cursus te weinig sprak? STAP 3: VERVOLG LEG UIT: We zijn een paar dagen erg intens samen bezig geweest. Je hebt waarschijnlijk veel nieuwe informatie gekregen en veel nieuwe ideeën, die ook wat tijd vragen om over na te denken. We willen je vragen die tijd te nemen. En na te denken over een vervolg, om die ideeën in praktijk om te zetten. TIP: als begeleider kan je op verschillende manieren een vervolgtraject organiseren/aanbieden: • Je komt als groep binnen een maand opnieuw samen en bekijkt samen hoe ver iedereen staat met zijn persoonlijk doelenplan; • Cliënten vragen een individueel gesprek aan met één van de begeleiders, om de informatie van de cursus verder te verwerken (als ze extra vragen hebben bij hun persoonlijk dossier, bijvoorbeeld); • Cliënten starten een individueel traject op met iemand die hen zal helpen bij het realiseren van het persoonlijk ‘doelenplan’.
62
Module (20): ‘Nabespreking’
pg. 87
STAP 4: CERTIFICAAT EN ‘HOOPVOLLE IDEEËN’ • Eventueel: je kan een ‘attest van aanwezigheid’ opmaken als bewijs dat cursisten de cursus Toekomstoriëntering hebben gevolgd. Maak echter steeds duidelijk dat dit geen enkele invloed heeft op een eventueel regularisatie- of ander dossier. • Geef elke cursist het Werkblad (8): ‘Hoopgevende ideeën’: een reeks uitspraken en tips die we verzamelden tijdens het geven van de cursus. Ideeën die mensen deelden en die inspi reerden, en die elke cursist kan bijhouden, om ze niet te vergeten. STAP 5: AFSLUITEND DRANKJE Sluit, afhankelijk van de tijd en het budget, eventueel feestelijk af met een klein hapje of drankje.
WAT HEB JE NODIG? • Werkblad (8): ‘hoopgevende ideeën’ • Agenda voor latere planning Tijd: 30 minuten Aantal begeleiders: 2
63
WAT KUNNEN WE ER NOG VERDER MEE? De evaluatie kan dienen om toekomstige cur sussen te verfijnen. De afspraken kunnen dienen om mensen gericht naar een (individueel) vervolgtraject door te schuiven Zie Achtergrond (2): Toekomstoriëntering als groepscursus (pg. 69): ‘Schakeling met individueel voor- en natraject’
Module (20): ‘Nabespreking’
65 69 72 76
ACHTER ROND G
64
Achtergrond (1): Toekomstoriëntering: visie en doelen Achtergrond (2): Toekomstoriëntering als groepscursus Achtergrond (3): Toekomstoriëntering als individueel traject Achtergrond (4): Coaching en omgaan met weerstand
Module (20): ‘Nabespreking’
ACHTERGROND (1):
TOEKOMSTORIËNTERING: VISIE EN DOELEN TIP: Kruispunt Migratie-Integratie ontwikkelde een brochure rond toekomstoriëntering. Deze brochure toont de specifieke context van de doelgroep (mensen zonder wettig verblijf en precaire verblijvers) waarvoor toekomstoriëntering bedoeld is, geeft je inzichten in het werken voorbij de papieren en biedt heel wat nuttige instrumenten en praktijkvoorbeelden die je kunnen inspireren.
WAT IS TOEKOMSTORIËNTERING? Toekomstoriëntering als methodiek is gegroeid vanuit de praktijk. In Antwerpen, Gent en Brussel liepen de voorbije jaren verschillende initiatieven en ‘experimenten in het veld’ (groepscursussen en individuele begeleidingstrajecten) die mee vorm gaven aan de methodiek. De initiatieven vertrokken vanuit verschillende partners: integratiecentra, Samenlevingsopbouw en CAW’s. Vandaag delen we een definitie van Toekomstoriëntering: ‘Toekomstoriëntering is een geheel van visie en werkvormen voor het begeleiden van precaire verblijvers. Je gaat samen met je cliënten op zoek naar een nieuwe en zinvolle toekomst: • Toekomstoriëntering gaat op zoek naar de oorspronkelijke motieven van de migratie, en ver heldert het vastgelopen migratieproject. • Cliënten krijgen volledige en correcte informatie over hun persoonlijke situatie. Daarnaast reflecteer je met hen over verleden, heden en toekomst. • De hulpverlener is een coach, die het emotioneel en rationeel reflectieproces ondersteunt. • Toekomstoriëntering werkt op vier domeinen: • Erkenning: cliënten voelen zich erkend als mens. • Inzicht: cliënten hebben een correct en volledig beeld van hun (verblijfs)situatie. • Reflectie: cliënten doorlopen een bewustwordingsproces waarbij verleden, heden en toekomst opnieuw actief met elkaar verbonden worden. • Eigen leven in handen nemen: cliënten zetten stappen naar een nieuw toekomst perspectief, die ze zelf als zinvol ervaren. • De visie en de oefeningen van toekomstoriëntering zijn bruikbaar in groep en bij individuele begeleidingsgesprekken.’
VOOR MENSEN MET EEN PRECAIR EN ZONDER WETTIG VERBLIJF Werken rond toekomstoriëntering is decretaal verankerd: het is een uitdrukkelijke opdracht voor de integratie- en inburgeringssector en de CAW’s. Het Vlaams integratiebeleid (het decreet van 2009, bevestigd door het decreet van 2013) wil een aanbod uitzetten voor ‘vreemdelingen die zich in België bevinden zonder wettig verblijfsstatuut en die wegens een noodsituatie begeleiding vragen’. Die specifieke doelgroep moet begeleid wor den ‘in functie van een realistisch toekomstperspectief, bijvoorbeeld door hen te informeren over programma’s rond vrijwillige terugkeer. Er mogen in ieder geval bij deze mensen geen onterechte toekomstverwachtingen worden gecreëerd m.b.t. hun juridisch verblijfsstatuut’.
65
Achtergrond (1): Toekomstoriëntering: visie en doelen
De Centra voor Algemeen Welzijnswerk (CAW’s) hebben ook een decretale opdracht rond toekom storiëntering: ‘het centrum verzekert een aanbod van psychosociale begeleiding van mensen met een precair verblijfsstatuut om hen in staat te stellen om vanuit hun migratietraject en de gegeven situatie, nieuwe mogelijkheden te bieden voor een zinvolle toekomstoriëntering’. (Besluit Vlaamse Regering, juni 2013)
INFORMEREN EN REFLECTEREN – DENKEN EN VOELEN Toekomstoriëntering werkt op twee sporen: het informeren van cliënten, en hen tegelijk aanzetten daarover te reflecteren. Het werkt ook in op twee niveaus: het denken (informatie verwerken) en het voelen (omgaan met de emoties die ontstaan). Toekomstoriëntering werkt op die twee sporen, omdat een cliënt ze alle twee nodig heeft om over de toekomst na te denken. Het één lukt ook niet zonder het ander. Je kan niet alleen informatie geven over pakweg de mogelijkheden in verblijfsprocedures, als de cli ënt tegelijk emotioneel gewoon leeg is of enkel nog op een overlevingsmodus staat. Op dat moment zal hij niet in staat zijn de informatie op te nemen of te verwerken: je zal eerst moeten werken aan zijn ‘mentale ruimte’ om die informatie ook werkelijk te laten binnenkomen. Omgekeerd kan iemand misschien de mentale ruimte hebben om mogelijke toekomstpistes te overschouwen, maar ontbreekt het hem aan ‘zin’, aan kracht of motivatie om met die pistes aan de slag te gaan. Zijn ‘emotionele energie’ is gewoon te laag. Werken aan mentale ruimte (mensen een ‘rustpunt’ geven om dingen te kunnen overschouwen, begrijpbare en gerichte informatie geven) en werken aan emotionele energie (mensen ‘oppompen’ en sterker maken om met de informatie ook aan de slag te gaan) moet dus steeds hand in hand gaan. In die zin zijn modules in de groepscursus ook met elkaar verbonden: een informatief deel (bijvoor beeld rond ‘de vier pistes’) wordt verwerkt in een reflectief deel (‘de vier stoelen’) om nadien uit te monden in het formuleren van heldere, persoonlijke en realistische doelen. Toekomstoriëntering zet in op een veranderingsproces bij de cliënt. Elk veranderingsproces ver loopt gefaseerd. Proshaska en Di Clemente spreken in hun ‘stages of change’-model over zes fasen: voorbeschouwing – overpeinzing – beslissing – actieve verandering – consolidatie – (eventuele) terugval. Elk veranderingsproces loopt niet alleen in fasen, maar is ook een voortdurende wissel werking tussen informatie en reflectie, tussen denken en voelen. Toekomstoriëntering werkt ook op de twee sporen (informeren/denken – reflecteren/voelen) omdat de wisselwerking tussen die twee de basis vormt van het veranderingsproces. Nadenken over het eigen verleden en heden, om van daaruit een plan voor de toekomst op te stellen, is ook een gefa seerd veranderingsproces: mogelijk moet de cliënt bepaalde ideeën en plannen herzien, moet hij sommige zaken eerst verwerken en loslaten (uitgeputte procedures, verwachtingen van de familie die niet kunnen worden ingelost) vooraleer verder te kunnen.
TOEKOMSTORIËNTERING EN COACHING Toekomstoriëntering is geen hulpverlening. Als methodiek leunt hij eerder aan bij coaching en trajectbegeleiding. Coaching wil zich, net als toekomstoriëntering, richten op een paar doelen: de cliënt activeren om in beweging te komen, de moed en de discipline op te brengen om zijn vragen aan te pakken en datgene te doen wat daarvoor nodig is. Enkel zo kan de persoon worden wie hij/zij wil zijn. Coaching wil ‘naast mensen staan’ en hen begeleiden op hun pad, dat ze vooral zelf uitstippelen. De coach is niet sturend, niet oordelend, aanmoedigend en enthousiasmerend, maar stelt eigenlijk vooral vragen. Soms confronterende vragen, die mensen een spiegel voorhouden, hen verplich ten na te denken. Maar met die vragen hoopt de coach een reflectieproces op gang te brengen, waarbij de cliënt uiteindelijk zelf de (psychische) blokkades uit de weg ruimt, die hem beletten te doen wat hij wil.
66
Achtergrond (1): Toekomstoriëntering: visie en doelen
Toekomstoriëntering vertrekt vanuit een coachende houding: ‘We zeggen de mensen niet wat ze moeten doen. Maar we leggen hen de situatie uit en vertellen wat ze nog kunnen doen. En vragen dan wat ze nog willen doen’.
VIER NIVEAUS (VAN WERKEN ÉN IMPACT) Wat ‘doet’ toekomstoriëntering nu precies bij de cliënt? En welke doelen stelt de toekomst begeleider zich? Toekomstoriëntering grijpt in op vier terreinen: 1. Zich erkend voelen: toekomstoriëntering geeft erkenning aan cliënten: erkenning voor het spaak gelopen migratieproject, erkenning voor het niet geloofde asielverhaal, erkenning voor de dage lijkse overlevingsstrijd zonder papieren, erkenning voor de kracht van mensen, erkenning voor geleden pijn gelinkt aan de migratie, erkenning voor het ‘eigen verhaal’, … 2. Inzicht verwerven: toekomstoriëntering wil correcte en heldere informatie geven: over het eigen proceduredossier, over verblijfsmogelijkheden en -onmogelijkheden, over rechten en overleven, … 3. Reflecteren: toekomstoriëntering wil expliciet ‘het denken verder open trekken’: met een zelfde mentale openheid nadenken over de vier toekomstpistes, voor- en nadelen van pistes afwegen, nadenken over manieren om de eigen draagkracht te vergroten, nadenken over verwachtingen (bij het thuisfront en bij de cliënt zelf) en hoe die in te lossen, … 4. Opnieuw actor worden van het eigen leven: toekomstoriëntering wil mensen aanzetten ‘in beweging te komen’ en zelf het stuur weer te grijpen m.b.t. hun eigen leven. Het eigen leven en de toekomst niet te laten afhangen van ‘de minister, de advocaat of God’ maar zélf plan nen en keuzes maken en hier opnieuw eigenaar van worden. En tegelijk het leven terug zélf vorm beginnen geven. Toekomstoriëntering ziet die vier terreinen van impact ook als vier stappen in een veranderings proces. Het einddoel (opnieuw eigenaar worden van je eigen leven) kan enkel bereikt worden als de drie voorgaande stappen in dit proces voltooid zijn. Erkenning krijgen en voelen verruimt de mentale blik op de situatie, informatie krijgen en inzicht verwerven is essentieel om het reflectie proces aan te vatten. En het is pas in de wisselwerking tussen inzicht en reflectie, dat de cliënt erin slaagt een zinvol toekomstperspectief te formuleren en daarbij zelf weer het roer in eigen handen te nemen. In die zin moet toekomstoriëntering een geduldig proces zijn, waar je als begeleider het tempo volgt van je cliënt. De impact van toekomstoriëntering op cliënten, gedurende jouw begeleiding, is daarom ook erg verschillend: afhankelijk van de ‘fase’ in het veranderingsproces waar je cliënt sowieso al inzit en van jouw (beperkte) impact op het eventueel verder trekken naar een volgende fase.
AAN DE SLAG: RANDVOORWAARDEN BIJ BEGELEIDERS EN ORGANISATIE
pg. 69 pg. 72
Als je als organisatie of dienst met toekomstoriëntering aan de slag wil, zijn er een aantal dingen die je in overweging moet nemen. Je kan de keuze maken tussen een groepscursus binnen de bestaande werking, of de methodiek gebruiken bij de individuele begeleiding. Of je maakt een combinatie van de twee. Meer informatie hierover vind je in Achtergrond (2): Toekomstoriëntering als groepscursus en Achtergrond (3): Toekomstoriëntering als individueel traject. Toekomstoriëntering is niet noodzakelijk iets ‘extra’s’. Het is enkel een manier van werken, een methode. Misschien gebruik je veel van de inzichten rond toekomstoriëntering vandaag al in je organisatie of dagelijkse werking, of zal het weinig aanpassing vragen om je huidige begeleiding meer ‘in de richting van toekomstoriëntering te sturen’. Maar toekomstoriëntering vraagt wél een aantal randvoorwaarden – bij de begeleiders en de organisatie zelf – om het werken met deze methodiek mogelijk te maken.
67
Achtergrond (1): Toekomstoriëntering: visie en doelen
Ten eerste vraagt toekomstoriëntering een aantal specifieke vaardigheden. Toekomstoriën tering leunt aan bij coaching en dat vraagt van de begeleider een ‘coachende basishouding’: luisterend, niet sturend en niet oordelend, aanmoedigend en enthousiasmerend. Hij/zij moet evenwel ook confronterende en prikkelende vragen durven stellen vanuit een respectvolle positie van gelijkheid. Daarnaast zijn een aantal andere basisvaardigheden vereist, die elke hulpverlener nodig heeft die werkt met precaire verblijvers: vlotte kennis van een contacttaal, basiskennis van het vreemdelingenrecht, vermogen tot humor en relativeren, flexibiliteit en creativiteit. TIP: meer randvoorwaarden voor begeleiders vind je in de brochure ‘Toekomstoriëntering aan mensen zonder wettig verblijf’ van de8 en de brochure ‘Toekomstoriëntering: werken met precaire verblijvers aan een zinvol toekomstperspectief’ van Kruispunt Migratie-Integratie. De gekozen werkvorm (in groep of individueel) bepaalt ook mee het profiel van de begeleider en de gewenste competenties. In een individueel traject word je als begeleider uitgedaagd om vol doende diepgang in de 1-1 relatie op te zoeken en met de juiste vragen het inzicht en de reflectie bij de cliënt te realiseren. In een groepscursus staat naast deze diepgang, ook het werken met groepsdynamieken en de begeleiding van groepsgesprekken centraal. Het is ook aan te raden een groepscursus te organiseren met minstens twee begeleiders. Vooral de reflectieve modules vragen daarom. Werken met een ervaringsdeskundige, in duo met een andere begeleider, kan zeker een meer waarde bieden, maar is geen vereiste. De taken en de behandelde modules kunnen onderling verdeeld worden. Er kan ook gewerkt worden met gastsprekers. Informatieve modules, bijvoorbeeld rond de 4 pistes (verblijfsprocedures), kunnen desgewenst door een externe expert gegeven worden (medewerker integratiecentrum, sociale organisatie, vakbond, …). Die brengt objectief de vaak confronterende informatie, waarna de begeleiders er in groep en reflectief mee verder werken. Ten tweede vraagt het inbrengen van toekomstoriëntering in een organisatie ook een zekere verandering die goed omkaderd moet worden. Dit veranderingsproces moet door de hele orga nisatie gedragen zijn. Er moet een gedeelde visie zijn rond werken met mensen in precair verblijf en toekomstoriëntering, er moeten structuren aanwezig zijn om de hulpverleners en begeleiders te ondersteunen. Wie met toekomstoriëntering aan de slag wil – binnen de individuele hulpverlening of als groeps cursus – doet er goed aan eerst na te denken over deze vragen: • Wat willen we met toekomstoriëntering bereiken, in onze organisatie en met onze doelgroep? • In hoeverre is toekomstoriëntering een nieuwe manier van begeleiden? Of sluit het al aan op onze huidige manier van werken? • Hoe werken we vandaag – individueel of in groepswerk – en volgens welke planning of proce dures? Hoe kan toekomstoriëntering hier een plek in krijgen? • Wat hebben we nodig om te werken rond toekomstoriëntering? (naar personeelsinzet , finan ciële middelen, structuur en organisatie, locatie, samenwerking met andere partners…) Voor advies of ondersteuning op maat, kan je ook terecht bij het Antwerps integratiecentrum de8. TIP: meer randvoorwaarden voor organisaties vind je in de brochure ‘Toekomstoriëntering aan mensen zonder wettig verblijf’ van de8 en de brochure ‘Toekomstoriëntering: werken met precaire verblijvers aan een zinvol toekomstperspectief’ van Kruispunt Migratie-Integratie.
68
Achtergrond (1): Toekomstoriëntering: visie en doelen
ACHTERGROND (2):
TOEKOMSTORIËNTERING ALS GROEPSCURSUS GROEPSCURSUS OF INDIVIDUEEL WERK?
pg. 72
Toekomstoriëntering werd oorspronkelijk ontwikkeld in de vorm van een vierdaagse groepscursus. Ondertussen gebruiken andere sociale organisaties toekomstoriëntering ook in hun individuele begeleiding van cliënten. Toekomstoriëntering kan dus verschillende vormen aannemen: 1. de vorm van een groepscursus: in groepen van hoogstens tien mensen wordt vier (drie of twee) dagen lang gepraat en gewerkt rond toekomstoriëntering. Het gaat om een intensief maar kortstondig traject. Nadien is er een terugkommoment, waarin de groepsleden samen praten over hun doelenplan en hoe ver ze daar in staan; 2. de vorm van een groepscursus, als onderdeel van een langer individueel traject bij een begeleider: een begeleider van een (professionele) sociale organisatie doet de intake van een cliënt, en besluit dat deelname aan een groepscursus een waardevolle stap kan zijn in het persoonlijke traject. Na de groepscursus wordt de cliënt verder individueel begeleid in het verwerken van de informatie en de uitwerking van het persoonlijk doelenplan; 3. de vorm van een individueel begeleidingstraject: de inhoud van de groepscursus (informatie en reflectie) wordt met de cliënt doorgenomen middels een reeks individuele begeleidingsge sprekken. De gesprekken vormen een traject, dat afgebakend is in de tijd en werkt op zelfred zaamheid van de cliënt (zie ook Achtergrond (3): Toekomstoriëntering als individueel traject). In de keuze van de werkvorm kunnen verschillende factoren van belang zijn. Beide werkvormen groepscursus en individueel werk - hebben zo hun voor- en nadelen: • Een groepscursus laat toe heel wat uitleg en informatie voor een groep mensen te geven; uitleg die je anders per individuele cliënt zou moeten herhalen; • Een groepscursus biedt het voordeel van de ‘lotgenotengroep’: door mensen zonder wettig verblijf in groep bijeen te brengen, leren ze dat ze niet alleen staan met hun probleem, kunnen ze steun vinden bij elkaar én van elkaar leren; • Een groepscursus biedt ‘versterkende dynamieken’: waar het in een individueel gesprek soms moeilijk is om wanhoop van cliënten om te buigen, lukt dat in een aanmoedigende groep van lotgenoten veel beter en sneller; • Een groepscursus (met ook sociale en groepsdruk) heeft het nadeel dat soms te oppervlakkig over dingen wordt gesproken, omdat mensen zich niet altijd direct ‘veilig’ voelen in de groep; individueel werk biedt vaak wél die mogelijkheid tot diepgang; • Individueel werk laat, meer dan een groepscursus, maatwerk toe: afhankelijk van de vragen van de cliënt en zijn/haar positie in het eigen mentaal proces, kan beter op die vragen worden ingespeeld; • Individueel werk laat zo ook beter toe na te gaan of informatie ook correct wordt begrepen door de cliënt. In groepscursussen is dat moeilijker in te schatten. Omwille van de voor- en nadelen van groepswerk én individueel werk, raden we sterk aan een combinatie van de twee werkvormen te voorzien. We komen hier uitgebreid op terug in ‘Schakeling met individueel voor- en natraject’.
69
Achtergrond (2): Toekomstoriëntering als groepscursus
MODULAIRE GROEPSCURSUS
pg. 88
pg. 89 pg. 90
Wanneer voor een groepscursus gekozen wordt (als losstaande cursus of deel van een individueel begeleidingstraject) zijn verschillende samenstellingen mogelijk. Binnen integratiecentrum de8 werd gewerkt met een groepscursus, waar mensen vier opeenvolgende dagen werden meege nomen in een intensief traject. Afhankelijk van de eigen werksetting én de doelgroep, kan ook gekozen worden voor een andere samenstelling van de groepscursus: driedaagse of tweedaagse cursussen, enkel in voor- of namiddag, gespreid over meerdere weken, … De groepscursus is daarom onderverdeeld in modules zodat je hem zelf op maat kan samenstellen. • In een totaalpakket worden alle modules in vier dagen tijd gegeven, zoals integratiecentrum de8 het sinds 2010 doet en zoals schematisch is omschreven in het Werkblad (9): ‘Richtprogramma vierdaagse groepscursus’. • Alternatieve modulaire groepscursussen zijn ook mogelijk. Er kan gekozen worden voor een driedaagse of tweedaagse: daarbij vallen een aantal minder essentiële modules weg. Voor voorstellen: zie Werkblad (10): ‘Richtprogramma driedaagse groepscursus’ en Werkblad (11): ‘Richtprogramma tweedaagse groepscursus’. • Modules kunnen ook uit de groepscursus gelicht worden en apart, in andere settings, worden behandeld. Bepaalde modules zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Om de impact en effecten van het werken rond toekomstoriëntering maximaal te bereiken, moet je daar, bij de samenstelling van de werkvorm, aandacht voor hebben. De rode draad hierbij is de verbinding tussen informatie én reflectie, denken én voelen. Modules die met een ‘rode draad’ verbonden zijn, zijn bijvoorbeeld: • ‘De Levenslijn’ – ‘Je bent meer dan een MZP’ – ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ • ‘De vier pistes’ – ‘Verleden en heden’ – ‘Voorbij de papieren-focus’ – ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ • ‘De vier pistes’ – ‘Verleden en heden’ – ‘De vier stoelen’ • ‘Je bent meer dan een MZP’ – ‘Blijven ademen’ – ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ • ‘De vier pistes’ – ‘Probleemoplossend denken’ – ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ De informatieve modules: ‘België voor beginners’, ‘De vier pistes’, ‘MZP en Huisvesting’, ‘MZP en Gezondheidszorg’, ‘MZP en Opleiding’, ‘MZP en Werk’ moeten ook samengaan met reflectie over de ontvangen informatie. Voorbeelden hiervan vind je in de reflectiemodules rond probleem oplossend denken. In dit werkboek is elke luik (informatie/reflctie) uitgebreid uitgewerkt in verschillende modules. Die kunnen je, samen met de richtprogramma’s voor de groepscursussen, op weg helpen zelf een aanbod op maat uit te werken. Verschillende modules geven heel wat richtvragen voor groepsgesprekken, of ideeën voor thema’s om mee aan de slag te gaan. Soms zal je zelf een keuze moeten maken m.b.t. thema’s of vragen: de fiche bevat te veel om in het korte tijdsbestek van de module te geven. We deden dit om, afhankelijk van de grootte van de groep of specifieke samenstelling, ook een keuze op maat toe te laten.
SCHAKELING MET INDIVIDUEEL VOOR- EN NATRAJECT Zoals gezegd werkt de groepscursus het beste in een traject waar de cliënt ook individueel begeleid wordt: •
70
Een intake vóór de cursus kan erg nuttig zijn: een voorafgaand gesprek met de cliënt, waar persoonsgegevens worden opgenomen (voornaam, naam, geslacht, geboorte datum, nationaliteit, gsm-nummer, naam van een eventuele begeleider of doorverwijzende organisatie, verblijfsadres), de gezinssituatie, de woonsituatie, de eventuele noodhulpvraag en de verblijfshistoriek (afgesloten en hangende procedures). Dit stelt de begeleider van de groepscursus in staat om de situatie van betrokkene op voorhand in te schatten, en tijdens Achtergrond (2): Toekomstoriëntering als groepscursus
•
pg. 80 pg. 32
pg. 8, pg. 30, pg. 48 pg. 86
pg. 55 pg. 85 •
•
de cursus gerichter op vragen te kunnen ingaan. De intake kan gebeuren door de (professio nele) doorverwijzende hulpverlener, waarna deze de gegevens overmaakt aan de groepsbe geleider, of door de begeleider van de groepscursus zelf. Eén (of meerdere) individuele gesprek(ken) nadien: een gesprek waarin gepeild wordt of alle informatie werd begrepen en goed verwerkt, of er nog bijkomende vragen zijn. En ook om na te praten over de volgende stappen: het persoonlijke doelenplan. Drie grote vragen moeten hier zeker behandeld worden: 1. Hoe zit het met de persoonlijke ‘verblijfssituatie’? Gebruik het Werkblad (1): Schema ‘vier pistes’ en vraag: ‘Welke procedures heb je in het verleden doorlopen en met welk resultaat? Wat is er niet (meer) mogelijk binnen de piste ‘verblijf legaliseren’? Welke procedure kan nog wel?’ (bouw verder op Module (10): ‘Verleden en heden’ en de groepsoefening daar) 2. De vier pistes: kan je een beslissing nemen? Welk perspectief formuleer je vandaag? Wat zijn de voor- en nadelen van elk van de vier pistes? Welk toekomstperspectief formuleer je vandaag? Kan je de gevolgen van die beslissing inschatten en zie je de obstakels die je zal moeten overwinnen? (bouw verder op Module (2): ‘De vier pistes’, Module (9): ‘De vier stoelen’, Module (15): ‘Voor- en nadelen blijven zonder papieren en terugkeer’ en gebruik het Werkblad (7): ‘Blijven of teruggaan?’) 3. Welke twee doelen formuleer je voor jezelf? Welke twee doelen kies je? Wanneer wil je ze bereiken? Welke stappen moet je daar voor zetten? (bouw verder op de Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’ en gebruik het Werkblad (6): ‘Dromen en doelen’) Het gesprek kan een schriftelijke weerslag krijgen: tijdens het gesprek kunnen de individu ele werkbladen gebruikt worden die samen met de cliënt worden ingevuld, en die samen een soort ‘werkboek’ voor de cliënt vormen. Het individuele nagesprek kan gehouden worden door de groepsbegeleider, al dan niet samen met de individuele begeleider of hulpverlener van de cliënt. Een cliënt kan na de groepscursus en het individueel gesprek besluiten verder begeleid te worden: • Is dit mogelijk binnen je eigen organisatie? Maak hiervoor dan de nodige afspraken met een collega. • Of neem contact op met een andere organisatie om gericht door te verwijzen. • Wordt de cliënt al begeleid? Probeer de begeleider uit te nodigen op het nagesprek. Als dat niet mogelijk is, kan de schriftelijke weerslag van dit nagesprek een goede basis vormen voor de verdere begeleiding.
Verdere opvolging van de cursist in een individueel traject geniet de absolute voorkeur – het maakt het mogelijk het dynamisch proces van toekomstoriëntering actief te houden, het biedt ook de mogelijkheid om effecten van toekomstoriëntering te meten op lange termijn. Het werken aan persoonlijke doelen vraagt vaak ook de ondersteuning van een begeleider.
LOSSTAANDE CURSUS OF INGEBED IN EEN WERKING? Binnen het integratiecentrum de8 werd de vierdaagse groepscursus altijd losstaand aangeboden. We lanceerden een maandelijkse cursus waar mensen zich vrij op konden inschrijven. We kregen een heel heterogeen publiek: sommige mensen werden doorverwezen vanuit de hulpverlening, anderen kwamen via kerken of verenigingen, nog anderen via mond-tot-mondreclame. Dat maakte telkens weer een heterogene groep van mensen die elkaar of de begeleiders vaak niet kenden en na de cursus ook weer hun eigen weg gingen. Intussen werd echter ook veelvuldig geëxperimenteerd met het inbedden van een groepscursus, of de methodiek van toekomstoriëntering als leidraad in individuele begeleidingen, in een bestaande wer king met een vast doelpubliek. Vaak werd de cursus ook aangepast aan de specifieke doelgroep.
71
Achtergrond (2): Toekomstoriëntering als groepscursus
ACHTERGROND (3):
TOEKOMSTORIËNTERING ALS INDIVIDUEEL TRAJECT Naast een groepscursus kan toekomstoriëntering, zoals gezegd, ook integraal in een individueel begeleidingstraject worden gegoten: een reeks gesprekken waar de essentie van de inhoud van de cursus wordt doorgepraat aan de hand van één-op-één-gesprekken met de cliënt. In sommige gevallen is zo’n individueel traject te verkiezen boven een groepscursus: • Als er geen groepscursus in de buurt wordt gegeven, of enkel in een richttaal die de cliënt niet spreekt; • Als de cliënt te kwetsbaar is om in een (vreemde) groep te functioneren, of geen tijd heeft om naar een intensieve groepscursus te komen (bijvoorbeeld omdat hij/zij aan het werk is); • Als de cliënt in een situatie zit die meer maatwerk of extra zorg vraagt.
pg. 91
Een individueel begeleidingstraject toekomstoriëntering verloopt in stappen. In principe is het traject beperkt in de tijd: met een intakegesprek en vier opeenvolgende gesprekken kan de cliënt al aar dig op weg worden gezet. Extra (opvolgings)gesprekken kunnen altijd worden ingelast. Een voorstel van een stappen- en gesprekkenplan vind je in het Werkblad (12): ‘Richtprogramma individueel traject’. Vaak volgen de gesprekken of reflectie-oefeningen de stappen van de overeen komstige modules in de groepscursus.
INTAKE •
•
• • •
72
Een eerste gesprek met de cliënt, waar persoonsgegevens worden opgenomen (voornaam, naam, geslacht, geboortedatum, nationaliteit, gsm-nummer, naam van eventuele begeleider of doorverwijzende organisatie, verblijfsadres), de gezinssituatie, de woonsituatie, de eventuele noodhulpvraag en de verblijfshistoriek (afgesloten en hangende procedures). Vaak gebeurt deze intake op het moment dat de cliënt met een dringende hulpvraag bij uw sociale dienst of organisatie komt aankloppen. U kan dit eerste gesprek gebruiken als ‘aanknopingspunt’ om te gaan kijken naar ‘de vraag achter de vraag’: maak duidelijk dat op de concrete hulpvraag kan worden ingegaan, maar dat de noodhulp ook voortkomt uit het feit dat de cliënt ‘zonder papieren’ is. En dat zijn/haar dagelijkse problemen pas structureel opgelost gaan worden als er ook verandering komt in die situatie (als hij/zij een uitweg vindt in één van de vier ‘verblijfspistes’ of zelf sterker wordt om met de situatie en problemen om te gaan.) Stel het aanbod van toekomstoriëntering voor: zoek in vier volgende gesprekken samen met de cliënt naar een ‘zinvol toekomstperspectief’ en wat dat dan precies wil zeggen. Maak sowieso een afspraak voor een volgend gesprek. HUISWERK hulpverlener: onderzoek van stand van zaken in (hangende) procedures of ant woord op hulpvraag
Achtergrond (3): Toekomstoriëntering als individueel traject
GESPREK 1 pg. 80
STAP 1: GESPREK OVER ‘PAPIEREN’ • Voer, op basis van Werkblad (1): Schema ‘vier pistes’, het gesprek over ‘verblijf legaliseren’. Leg uit dat de toekomst van elke mens zonder papieren sowieso zit in één van de vier ‘toe komstpistes’: ‘wettig verblijven in België’, ‘doormigreren naar een ander land’, ‘terugkeren naar het land van herkomst’, ‘hier leven zonder wettig verblijf’. • Start bij verblijfspiste ‘wettig verblijven in België’. • Leg summier uit welke verschillende procedures er zijn, en wat de voorwaarden zijn. • Vraag aan de cliënt welke van die procedures reeds gevolgd zijn, en met welk resultaat. Duid dit aan op het schema. • Maak duidelijk wat niet (meer) mogelijk is qua procedures, welke procedures uitgeput zijn, onrealistisch of hopeloos zijn. Doorstreep de procedures ook samen met de cliënt op het schema. • Maak duidelijk wat nog wel kan qua procedures. Duid dit aan op het schema. • Stel opnieuw het aanbod van toekomstoriëntering voor: als de cliënt behoefte heeft om samen na te denken over de toekomst en de vier verblijfspistes, kan hij/zij intekenen op een reeks van vier gesprekken. Als de cliënt hier geen behoefte aan heeft, eindigt het gesprek. Als de cliënt wél op het aanbod wil ingaan, gaat het gesprek door:
pg. 27 pg. 82
STAP 2: ‘JE BENT MEER DAN EEN MZP’ • Overloop samen met de cliënt de stappen uit Module (8): ‘Je bent meer dan een MZP’, door samen het Werkblad (3): ‘Je bent meer dan een MZP’ in te vullen.
pg. 25 pg. 82
STAP 3: ‘DE LEVENSLIJN’ • OVERLOOP samen met de cliënt de stappen uit Module (7): ‘De Levenslijn’, door samen het Werkblad (3): ‘Je bent meer dan een MZP’ in te vullen.
pg. 86
STAP 4: HUISWERK VOOR DE CLIËNT • BESLUIT met de conclusie: De lange toekomstlijn die voor je ligt, en hoe je die gaat invullen, is de vraag van ‘toekomstoriëntering’. Welke beslissing ga je nemen, en hoe geef je vorm aan je dromen en ambities? Een eerste vraag is: hoe kijk je naar de vier verblijfspistes? Als je over je toekomst wil naden ken, is het belangrijk erg realistisch te zijn: niet enkel in je slaagkansen op ‘papieren kunnen krijgen’, maar ook in het nadenken over de drie andere verblijfspistes. De keuze en de beslis sing zijn aan jou, want het is jouw leven. We willen hier wel samen over nadenken. Wat vind je van elke piste? En wat zijn de voor- en nadelen ervan? We willen je vragen hier rustig over na te denken. • HUISWERK: Denk gericht na over de voor- en nadelen van ‘hier leven zonder wettig verblijf’ en ‘terugkeren naar het land van herkomst’. Bij het volgend gesprek komen we hierop terug. (geef het Werkblad (7): ‘Blijven of teruggaan?’) STAP 5: MAAK EEN AFSPRAAK VOOR EEN VOLGEND GESPREK
GESPREK 2 pg. 80
pg. 86 pg. 48
73
STAP 1: GESPREK OVER ‘DE VIER PISTES’ • Neem opnieuw het Werkblad (1): Schema ‘vier pistes’ erbij. Doe opnieuw de uitleg van de vier mogelijkheden, en dat de verblijfspiste ‘wettig verblijven’ vorige keer bekeken werd. • Vraag de cliënt naar het ‘huiswerk’ en overloop samen de voor- en nadelen van ‘hier leven zonder papieren’ of ‘terugkeren’. Bekijk het door de cliënt ingevulde Werkblad (7): ‘Blijven of teruggaan?’ of volg de stappen uit Module (15): ‘Voor- en nadelen blijven zonder papieren en terugkeer’. • Vraag de cliënt welk toekomstperspectief hij/zij formuleert. Maak duidelijk dat een keuze ook altijd gevolgen heeft. De obstakels moeten ook overwonnen worden.
Achtergrond (3): Toekomstoriëntering als individueel traject
pg. 35 pg. 83, pg. 84
STAP 2: ‘BLIJVEN ADEMEN’ • Erken de moeilijkheden van leven zonder papieren, maar leg ook uit dat de cliënt zichzelf ‘sterker kan maken’. Leg ook de aandacht op het aanpakken van problemen en obstakels die een bepaalde verblijfspiste met zich meebrengen. • Overloop met de cliënt de stappen uit Module (11): ‘Blijven ademen’. Bekijk samen het Werkblad (4): ‘Blijven ademen’. Vul samen met de cliënt het Werkblad (5): ‘Netwerking en stress’ in. • Bij individuele cliënten is het eenvoudiger om ook ‘relaties met familie in het land van herkomst’ ter sprake te brengen: de verwachtingen van familie of een netwerk thuis, en hoe die mee te nemen in een toekomstbeslissing. • Relaties, familie, de gemeenschap bepalen bij vele cliënten de ‘zingeving’ of vormen het ‘netwerk’ waar al dan niet stress, emoties en frustraties kunnen ontladen worden. • Mogelijke richtvragen: • Heb je nog familie in je thuisland? • Heb je daar nog contact mee? • Weten ze dat je hier zonder papieren en in een moeilijke situatie zit? • Wat verwachten zij nog van jou, vandaag? • Heb je nog plannen om dat toch nog te gaan uitvoeren, die verwachtingen? Of wil je met je familie praten om die verwachtingen bij te stellen? STAP 3: MAAK EEN AFSPRAAK VOOR EEN VOLGEND GESPREK
GESPREK 3
pg. 52
pg. 44
STAP 1: ZONDER PAPIEREN: HOE OVERLEVEN? • LEG UIT: Veel cliënten zonder papieren willen niet terugkeren naar huis, en plannen ook niet naar een ander land te gaan. Ze zullen sowieso nog een poos moeten overleven zonder papieren: ofwel omdat ze nog ‘wachten’ op één of andere procedure, ofwel omdat ze kiezen om ‘hier te leven zonder papieren’. • Zo’n beslissing is niet evident: vraag of de cliënt ook denkt aan een deadline (‘ik wil proberen overleven zonder papieren tot… of enkel op voorwaarde dat…’). Maak ook duidelijk dat de problemen die volgen een gevolg zijn van een beslissing , en dat de cliënt verantwoordelijk heid heeft in het dragen van die problemen. • OVERLOOP met de cliënt de stappen uit Module (16): ‘Probleemoplossend denken: overleven’ (rond inkomen, noodhulp, huisvesting, gezondheidszorg en informatie). STAP 2: VOORBIJ DE PAPIEREN-FOCUS • OVERLOOP met de cliënt de stappen uit Module (14): ‘Voorbij de papieren-focus’. STAP 3: HUISWERK VOOR DE CLIËNT • Vraag de cliënt om tegen de volgende afspraak na te denken over twee concrete doelen. Vraag ook na te denken over wanneer de cliënt die verwezenlijkt wil hebben, en welke stap pen hij/zij daarvoor denkt te moeten zetten. • Als idee voor mogelijke doelen kan verwezen worden naar: • ‘Je bent meer dan een MZP’: misschien heb je wel talenten waar je opnieuw iets mee wil gaan doen? Of heb je dromen van vroeger waar je nu toch eens werk van wil maken? • ‘Blijven ademen’: misschien heb je gemerkt dat je je netwerk wil uitbreiden, om meer te ontspannen met andere mensen of om je problemen meer te delen? Of misschien wil je een hobby (opnieuw) opnemen? • ‘Voorbij de papieren-focus’: misschien zijn er ‘voorbereidingen’ die je al kan treffen, mochten de papieren toch komen (Nederlands beginnen leren, …)? Of misschien zijn er dingen die je koppelt aan ‘papieren krijgen’, waar je ook zonder papieren al aan kan beginnen? (een relatie, kinderen, jezelf nuttig maken, …). • ‘De vier pistes’: misschien heb je een nieuw plan voor een nieuwe procedure om toch aan papieren te raken? Of misschien plan je een huwelijk of samenwoonst, maar moet je daar ook dingen voor in orde brengen?
74
Achtergrond (3): Toekomstoriëntering als individueel traject
•
•
Misschien kies je wel voor ‘naar een ander land gaan’, ‘terugkeren naar huis’ of ‘blijven zonder papieren’? Zijn daar dingen die je dan ook moet regelen, wat je al kan doen? Misschien wil je werk maken van het opnieuw contacteren van je familie? Misschien wil je met hen over hun verwachtingen gaan praten? Of wil je tijd nemen voor jezelf, om jezelf toe te laten ook wat te rouwen over wat je moet loslaten? (uitgeputte procedures, verlies na migratie, …). Probleemoplossend denken rond huisvesting, inkomen, gezondheidszorg, voeding en kleding, informatie: zie je daar concrete doelen die je jezelf kan stellen? Dingen waar voor je wil gaan?
STAP 4: MAAK EEN AFSPRAAK VOOR EEN VOLGEND GESPREK
GESPREK 4 pg. 55 pg. 85
STAP 1: GESPREK TWEE DOELEN • Overloop, op basis van het gedane huiswerk van de cliënt, de stappen uit Module (17): ‘Persoonlijk plan: 2 doelen’. • Vul de doelen en de te zetten stappen in op het Werkblad (6): ‘Dromen en doelen’. STAP 2: VERDERE AFSPRAKEN • Vraag aan de cliënt of hij/zij hier voldoende mee heeft en alleen verder kan, of nood heeft aan opvolging en extra gesprekken. • Plan zo nodig een extra gesprek in. Verdere gesprekken worden best gespreid gepland, zodat de cliënt in tussentijd voldoende tijd heeft om aan zijn/haar doelen te werken.
75
Achtergrond (3): Toekomstoriëntering als individueel traject
ACHTERGROND (4):
COACHING EN OMGAAN MET WEERSTAND Toekomstoriëntering kan bij momenten erg confronterend zijn voor de cliënt, en weerstand oproepen. Dat is normaal. Het veiliger ‘van dag tot dag denken’ kan een vorm van zelfbescherming zijn: als het verleden te pijnlijk is, of de toekomst te vaag en te onzeker. Mensen aanzetten daar tóch over te denken, kan hen uit hun beschermd denken halen. Dit kan bedreigend zijn en kan dus weerstand oproepen. Denken en praten over verleden of een onzekere toekomst kan ook pijnlijk zijn, omdat het raakt aan verhalen die niet verwerkt zijn of waar nog om gerouwd moet worden. Bijvoorbeeld: wie amper begrijpt waarom zijn/haar pijnlijke asielaanvraag werd afgewezen, zal moeilijk kunnen naden ken over een andere toekomstpiste dan ‘papieren krijgen’. Er moet eerst nog erkenning gegeven worden aan het spaak gelopen asielverhaal, of gerouwd om het tweede trauma dat het afgewezen asielverhaal veroorzaakte – naast vaak primaire trauma’s rond gebeurtenissen in het thuisland. Ook praten over terugkeer wekt veel weerstand op: vaak impliceert terugkeren voor de cliënt een ‘toegeven dat hij gefaald heeft’ of zijn de verwachtingen op het thuisfront nog steeds te hoog gespannen om terugkeer met lege handen zelfs maar te overwegen. Toekomstoriëntering, waarmee we ‘pertinente vragen’ willen stellen en cliënten een spiegel willen voorhouden, botst dus vaak op weerstand. Toekomstoriëntering leunt echter sterk aan bij coaching en heeft zo ook tools in handen om met die weerstand om te gaan. Ook coaching is voornamelijk gericht op het stimuleren en ondersteunen van een denk- en groei proces bij je cliënt. En het stimuleren van een actieve houding, om zo de eigen vragen en problemen aan te pakken. Er wordt ingezet op een verder ontwikkelen van vaardigheden en ontplooiing van de persoonlijke ingesteldheid, wat toelaat (opnieuw) eigenaar te worden van het eigen leven: bewuster keuzes maken en een (nieuw) gevoel van controle zijn daarbij het concrete doel. Eén van de centrale concepten in toekomstoriëntering én coaching is ‘de aap niet overnemen’. Cliënten komen bij hulpverleners met een probleem, met een vraag. In extreme gevallen leggen cliënten hun dossier op tafel en schuiven het door naar de hulpverlener: ‘Ik heb geen papieren, dit is mijn probleem, maar jij bent de expert. Wat kan ik doen? Los jij het op?’ Het is, naast de wan hoop omdat het leven in het slop is geraakt, ook een manier om de verantwoordelijkheid voor het eigen leven, de eigen keuzes, door te schuiven naar anderen: naar de advocaat, naar God, naar de staatssecretaris van Asiel en Migratie. Het ‘probleem’, dat in de vorm van een denkbeeldige aap op de schouder van de cliënt zit, wordt op de schouder van de hulpverlener gezet. Veel hulpverleners zullen dan ‘de aap’ aannemen en proberen een oplossing te zoeken. Terwijl – zeker als het over toekomstoriëntering gaat – een groot deel van de oplossing bij de cliënt zélf ligt, namelijk in welke beslissingen hij/zij neemt, perspectieven die hij/zij zoekt en hoe hij/zij daarmee omgaat. De ‘truc’ voor de hulpverlener is dus om de ‘aap’ niet over te nemen, maar hem tussen cli ënt en hulpverlener te zetten. Zodat samen kan gezocht worden naar manieren om de ‘aap’ draag lijk te houden of hem zelfs weg te krijgen. In de dagelijkse praktijk van toekomstoriëntering krijgen we vaak te maken met weerstand. Maar we proberen daar ook – vanuit de coachinggedachte – mee om te gaan. Telkens vanuit respect, en de wetenschap dat we vaak werken met erg kwetsbare mensen. We beschrijven enkele voorbeelden van weerstanden die we vaak ervaren in het werken met toe komstoriëntering en deze doelgroep. De antwoorden uit de praktijk kunnen je inspireren als je zelf met deze weerstanden wordt geconfronteerd.
76
Achtergrond (4): Coaching en omgaan met weerstand
‘Wat doe je eigenlijk voor mij, buiten praten? Wat kan je voor mij doen?’ Antwoorden uit de praktijk: ‘Eigenlijk doen we niets voor je, buiten praten. Omdat we weten dat wij je problemen niet kunnen oplossen; dat moet je zelf doen. Aan veel basisproblemen – dat je geen inkomen hebt, of geen onderdak, of geen papieren – kùnnen we simpelweg niets doen. We kunnen wél samen met jou zoeken naar oplossingen die het beste bij jou passen. En je kan hier van ande ren leren wat strategieën kunnen zijn om met je problemen om te gaan’. ‘Ik kies niet om te blijven zonder papieren, maar dat is in de gegeven omstandigheden het enige wat er over blijft: ik kan niet terug, en elders ligt er zeker geen toekomst voor mij. Dus intussen moet ik hier blijven voort sukkelen, zonder papieren. Maar dat is geen keuze: ik ben slachtoffer van een oneerlijk systeem en migratiebeleid!’ Antwoorden uit de praktijk: ‘Ook al kies je niet uitdrukkelijk voor een leven zonder papieren: je kiest wél om niet terug te gaan naar huis en ook niet naar een ander land, en je blijven zonder papieren is daar een gevolg van. In dat ‘blijven zonder papieren’ kan je er ook voor kiezen om meer verantwoordelijkheid op te nemen. Alle schuld op ‘het systeem’ schuiven en intussen blijven wach ten op papieren die niet gaan komen en je leven on hold zetten, is óók een keuze. Je kan realistisch inschatten wat je kansen op papieren nog zijn, en desnoods andere toekomstpistes uitstippelen. Of je kan gericht aan de slag gaan met dingen die je toch nog wil realiseren, buiten de papieren. We kunnen je daarin helpen. Maar de beslissing om in beweging te komen, moet van jou komen’. ‘Ik verdien papieren! Ik loop gevaar in mijn thuisland, ik kan niet terug, maar leven zonder papieren hier is ook een hel. En dat terwijl ik recht heb op papieren!’ Antwoorden uit de praktijk: ‘Is een nieuwe asielaanvraag mogelijk? Heb je nieuwe documenten die je verhaal beter kunnen staven? Zo niet: erg jammer dat je asielverhaal niet werd geloofd. Dat is niet noodzakelijk ‘je eigen schuld’: zo’n 75% van de asielaanvragers krijgt hetzelfde te horen. Maar je kreeg een definitieve beslissing: als er geen nieuwe asielaanvraag mogelijk is, zal je dat moeten aanvaarden, er om rouwen en het loslaten. En je blik verleggen naar andere dingen waar je wél controle over hebt: (nieuwe) doelen formuleren, nadenken over andere pro cedures of andere toekomstpistes’. ‘Terugkeer is ondenkbaar, daar wil ik het zelfs niet over hebben. Wie met mij over terugkeer begint, die is mijn vriend niet meer.’ Antwoorden uit de praktijk: ‘We willen het toch óók over terugkeer hebben. Niet omdat we je willen overtuigen om terug te keren – dat is je eigen beslissing, want het is jouw leven. Maar omdat we wil len dat je de piste terugkeer overweegt, net zoals we praten over ‘papieren krijgen’, ‘doorreizen naar een ander land’ of ‘blijven zonder papieren’. Als je een keuze wil maken voor de toekomst, moet je álle opties bekijken en op z’n minst ruimte maken in je hoofd om er over na te denken, de voor- en nadelen af te wegen’. ‘Wat weet jij nu van leven zonder papieren, of over hoe het zou zijn om terug te keren? Jij hebt een veilig en beschermd leventje met papieren. Waar haal je de pretentie vandaan mij daarover te ‘adviseren’?’ Antwoorden uit de praktijk: ‘We willen je zeker niet ‘adviseren’ om deze of gene keuze te maken; dat moet je zelf doen, want het is jouw leven. We willen wel samen met jou de voor- en nadelen van elke toekomstpiste bekijken. Jij weet beter dan wie ook hoe de situatie in je thuisland is; jij bent er van weggevlucht. We willen met jou praten over die thuissituatie en samen bekijken wat moge lijk is. Ik ben inderdaad ‘met papieren’, maar denk niet dat dat wil zeggen dat ik een probleemloos leven heb. Elke mens probeert te leven en zijn of haar dromen te realiseren, ondanks de obstakels die het leven opwerpt. Of je nu papieren hebt of niet. Maar, ondanks die obstakels, controle her winnen over het leven en daar stappen in zetten: dat is het doel voor ons allemaal’.
77
Achtergrond (4): Coaching en omgaan met weerstand
TIP: het is een meerwaarde als één van de twee begeleiders zélf een ervaringsdeskundige is in het leven zonder papieren, of als die ervaringsdeskundige er kan worden bijgehaald tijdens moeilijke reflectieve modules. ‘Ik werp al mijn kommer op de Heer. Alleen God kan iets aan mijn situatie doen, dus het enige wat ik kan doen is bidden en Hem vragen mij te helpen.’ Antwoorden uit de praktijk: ‘Het is goed dat je vertrouwen vindt in God en dat je geloof je steun en troost biedt. Het kan ook een belangrijke ‘motor’ zijn om, ondanks alles, vooruit te blijven gaan. Maar je moet ook realistisch zijn: papieren worden niet door God gegeven, maar door de Belgische overheid, en volgens duidelijke en strikte wetten. Je moet jezelf daarover informeren, zodat je helder kan kijken. En geloof in God kan ook geen manier zijn om je eigen verantwoordelijkheid te ontlopen. God helpt diegenen die zichzelf helpen. En je kan bidden voor een goeie oogst, maar je moet ook het veld bewerken. Er zijn heel wat dingen in je leven waar je wél controle over hebt en die in jouw handen liggen’. ‘Zolang ik maar ergens onderdak heb en elke dag iets kan eten, dan is alles al lang goed. Die papieren zullen ooit wel eens komen. Ik probeer gewoon van dag tot dag te overleven.’ Antwoorden uit de praktijk: ‘Van dag tot dag denken en je problemen proberen oplossen, begrijpen we heel goed. Het is ook een normale overlevingsstrategie; leven zonder papieren ís overleven. Maar je kan ook nog léven, ondertussen. Hoe staat het met je dromen of je doelen in je leven? Hoe staat het met de droom die je had toen je je land verliet? Ben je daar nog mee bezig, of heeft de zoektocht naar ‘papieren’ je lam geslagen? En als je je leven ‘on hold’ hebt gezet: hoelang ga je dat nog volhouden? Het risico bestaat dat je na vijf jaar wakker wordt, dat de papie ren toch niet gekomen zijn maar je intussen heel de tijd ‘gewacht’ hebt voor niets. En vijf jaar van je leven verspild hebt. Word wakker, kijk rond, en neem je leven én dromen weer in handen’.
78
Achtergrond (4): Coaching en omgaan met weerstand
80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91
WERK BLADEN
79
Werkblad (1): Schema ‘vier pistes’ Werkblad (2): Levenslijnen Werkblad (3): ‘Je bent meer dan een MZP’ Werkblad (4): ‘Blijven ademen’ Werkblad (5): ‘Netwerking en stress’ Werkblad (6): ‘Dromen en doelen’ Werkblad (7): ‘Blijven of teruggaan?’ Werkblad (8): ‘Hoopgevende ideeën’ Werkblad (9): ‘Richtprogramma vierdaagse groepscursus’ Werkblad (10): ‘Richtprogramma driedaagse groepscursus’ Werkblad (11): ‘Richtprogramma tweedaagse groepscursus’ Werkblad (12): ‘Richtprogramma individueel traject’
Achtergrond (4): Coaching en omgaan met weerstand
‘VIER PISTES’ 1. PAPIEREN KRIJGEN REGULARISATIE
ASIEL
2. NAAR EEN ANDER LAND GAAN Vingerafdrukken en centraal computersysteem…
MENSENSMOKKEL / NBM
DUBLIN-CONVENTIE: Asiel slechts 1 x mogelijk: in het eerste land waarlangs je Eu binnenkwam
VERDRAG VAN SCHENGEN: Bevel België te verlaten = bevel schengenzone te verlaten
LEGALE MIGRATIE: gezinshereniging? Andere mogelijkheden?
Conventie van Genève: persoonlijk gevaar / politiek–religie–etnie– nationaliteit–sociale groep Subsidiaire bescherming: oorlog / willekeurig geweld / executie / marteling
campagne 2009: AFGELOPEN! 2.8.A. 5 jaar + eerdere poging tot verblijf + integratie 2.8.B. 2,5 jaar + arbeidscon tract + integratie ART9BIS: lange procedure (bv. asiel: 4 tot 5 jaar zonder antwoord) / sterke connec tie met België (bv. Belgisch kind) / … ART9TER: ernstige ziekte + geen behandeling in thuis land ILLEGALE MIGRATIE: Welke garanties heb je dat het daar beter zal zijn dan hier?...
Bewijs van actueel gevaar!
GEZINSHERENIGING FAMILIE HIER met papieren? TROUWEN: nood aan IDkaart + documenten/ bewijzen? Aanvraag bij gemeentehuis: onderzoek> als positief: huwelijk met akte> gezinshereniging Wettelijk partnerschap: Na 1 jaar samenwonen OF 2 jaar stabiele relatie/ bewijzen? Belgische partner: bewijs inkomensvoorwaarde/hier (actieve) EU- partner: geen inkomensvoorwaarde/hier Niet-EU partner: bewijs inkomensvoorwaarde/thuisland (+ziekte verzekering+huisvesting+…) Belgisch/EU-kind: mogelijk, geen inkomensvoorwaarde → Kaart: 5 of 1 jaar (eerst voorwaardelijk) (Inkomen: € 1.307,78 netto/maand)
3. TERUGKEREN NAAR HUIS
INTERNATIONALE ORGANISATIE VOOR MIGRATIE + REAB-PARTNERS:
Hulp: regelen documenten + vliegtuigticket + zakgeld
REÏNTEGRATIEFONDS: Business planning + steun in natura (enkel voor exasielzoe kers tijdens eerste jaar na BgV)
STEUN VOOR KWETSBARE GROEPEN: steun in natura (zwangere vrouwen, NBM, slachtoffers mensenhandel, medische problemen, alleenstaande ouders…) vrijwilligeterugkeer.be
STAATLOOS / EU / ARBEID
4. HIER BLIJVEN ZONDER PAPIEREN
3 WETTELIJKE ‘RECHTEN’: Dringende Medische Hulp Kinderen naar school ‘verblijf met kinderen in open opvangcentrum’ (recht op advocaat) (Huurdersrechten) (Arbeidsrechten)
GEEN RECHT OP VERBLIJF: Arrestatie>gesloten centrum> identificatie + laisserpasser= repatriëring naar thuisland SEFOR: 30 dagen om het land te verlaten> arrestatie thuis
GEEN RECHT OP INKOMEN: Hoe geld vinden? Hoe huisvesting vinden? Hoe kleren/eten vinden? Wat met de toekomst?
TIJDELIJK: STUDENT / TOERIST
80
10
20
30
40
50
60
LEVENSLIJNEN: DENKEN AAN JE TOEKOMST… 00
HOE OUD BEN JE? HOELANG BEN JE AL IN BELGIË?
70
80
HOELANG GA JE NOG LEVEN?
90
100
110
81
Naam: Nationaliteit:
M/V
70
leeftijd:
Wat doe je graag? Wat zijn je hobby’s?
50
Wat zijn je kwaliteiten? (wat vinden vrienden zo leuk aan jou?)
Heb je kinderen, een partner?
30
40
Wat was je opleiding en beroep in je thuisland?
20
Wat is je motor? Wat houdt je draaiende?
10
60
80
100
HOELANG GA JE NOG LEVEN?
90
110
120
JE BENT MEER DAN EEN MENS ZONDER PAPIEREN! JE BENT OOK…
00
HOE OUD BEN JE? HOELANG BEN JE AL IN BELGIË?
130
82
BLIJVEN ADEMEN
e
Hu
mo
r
… MAAR JE KAN WEL STERKERE SPIEREN KWEKEN!
rd
HET GEWICHT VAN SOMMIGE LASTEN KAN JE NIET VERANDEREN…
Z
aa
…maar je kan wél leren er beter mee om te gaan!
DRAAGLAST
elf w
Veel van de dingen die je overkomen, heb je niet onder controle…
geen papieren krijgen
mensen en dingen die je verloor
oneerlijke wereld oneerlijk leven
oneerlijke regering onzekere toekomst
kan je moeilijk controleren of veranderen
Vaardig heden
Zinge
‘geef me de moed om te veranderen wat ik kan veranderen. geef me de wijsheid om te accepteren wat ik niet kan veranderen. En geef me het inzicht om het verschil tussen beiden te zien.’ (F. van Assisi)
DRAAGKRACHT
kan je wél controleren of veranderen
83
erk Ne t w
ving
NETWERKING EN STRESS
MET JE PROBLEMEN BEZIG ZIJN: ALLEEN
MET JE PROBLEMEN BEZIG ZIJN: MET ANDEREN
Wat doe je om met je problemen bezig te zijn, ze onder ogen te zien?
Wat doe je om je problemen met anderen te delen?
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Wie heb je om je problemen mee te delen?
• •
Wie deelt zijn/haar problemen met jou?
•
AFSTAND NEMEN VAN PROBLEMEN: ALLEEN Wat doe je om even vakantie te nemen van je problemen?
Wat doe je om even vakantie te nemen van je problemen, samen met anderen?
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Wie heb je om even vakantie te nemen van je proble men?
•
84
AFSTAND NEMEN VAN PROBLEMEN: MET ANDEREN
DENKEN OVER DE TOEKOMST: DROMEN & DOELEN Wat is vandaag een (gekke) droom die je hebt?
Waar wil je binnen vijf jaar staan? Wat ben je dan aan het doen? Met wie om je heen? En waar?
TWEE DOELEN
85
Wat is je doel?
Wat is je doel?
Tegen wanneer wil je dit bereiken?
Tegen wanneer wil je dit bereiken?
Welke stappen moet je hiervoor zetten?
Welke stappen moet je hiervoor zetten?
Wat is er slecht aan?
BLIJVEN ZONDER PAPIEREN
BLIJF IK HIER ZONDER PAPIEREN? OF KEER IK TERUG NAAR HUIS?
Wat is er goed aan?
Wat beslis ik vandaag? Blijven zonder papieren of terugkeren naar huis?
Wat is er goed aan?
TERUGKEER NAAR HUIS
Wat is er slecht aan?
86
IF YOU HAVE TO BE AN ‘ILLEGAL’… BE A PROUD ILLEGAL! You are a beautiful, strong person. You deserve happiness. Love yourself. Life is what you make out of it. If you are waiting for your life to happen, you will have a life of waiting. You can pray. But you should also work the field. God helps those who help themselves. Your life is your responsability. You are in charge of your life. You are able to control it. You are not a victim. You have a strong power inside you, since you survived up to now. You are the specialist of your life. Dare to dream. But don’t fool yourself. Think creative! Hope is the last thing that dies! Don’t put your eggs in one basket! Be active! Go out! Make it happen! 87
Proud Illegal
DAG 2 ONTHAAL (18) 30’ Koffie en thee
GESPREK ‘2 DOELEN’ • Welke doelen kies je? • Wanneer wil je die bereiken? • Wat ga je daar voor doen?
GESPREK ‘4 PISTES’ • Wat zijn voor en nadelen van elk van de 4 pistes? • Waar kies je (van daag) voor? • Welke obstakels zie je?
GESPREK ‘PAPIEREN’ • Waar zit je nu? • Wat is niet meer mogelijk? • Wat nog wel?
Te bundelen in één gesprek/ eventueel in overdracht naar individuele hulpverlening
(ACHTERGROND 2)
NAZORG NA GROEPSCURSUS
INFORMATIEF REFLECTIEF PRAKTISCH INDIVIDUELE VOOR- EN NAZORG
DAG 4
ONTHAAL (18) 30’ Koffie en thee
DAG 3 ONTHAAL (18) 30’ Koffie en thee
KOKEN EN ETEN (19) 90’ Dagelijkse kok van dienst
ONTHAAL (18) 30’ Verwachtingen/afspraken
MZP & HUISVESTING (3) 30’ Informatie en rechten
VOOR- EN NADELEN ‘BLIJVEN ZONDER PAPIEREN’ EN ‘TERUGKEER’ (15) 60’ groepsgesprek voor en nadelen PD: HUISVESTING (12) 30’ groepsgesprek/problem solving MZP & GEZONDHEID (4) 30’ Informatie en rechten
KOKEN EN ETEN (19) 90’ Dagelijkse kok van dienst
BELGIË VOOR BEGINNERS (1) 120’ • geografie, politiek, cultuur • geschiedenis van drie conflicten (regio’s, klassen, religie) • geschiedenis van migratie in België
DAG 1
4-DAAGSE GROEPSCURSUS
9.30u – 12u
NAMIDDAG
DE VIER PISTES (2) 120’ • papieren krijgen • Doormigratie • Terugkeer • Blijven zonder papieren • regelgeving en gevolgen bij elke piste
KOKEN EN ETEN (19) 90’ Dagelijkse kok van dienst
MZP & OPLEIDING (5) 30’ Informatie en rechten
PERSOONLIJK PLAN: 2 DOELEN (17) 90’ • Welke doelen kies je? • Wanneer wil je die bereiken? • Wat ga je daarvoor doen?
PD: OVERLEVEN (16) 60’ • groepsgesprek/problem solving • Mogelijkheden en beperkingen solidair netwerk
KOKEN EN ETEN (19) 90’ Dagelijkse kok van dienst
MZP & WERK (6) 30’ Informatie en rechten
PD: GEZONDHEID (13) 30’ groepsgesprek/problem solving
DE LEVENSLIJN (7) 30’ Hoe oud/lang in België/nog te gaan?
VERLEDEN EN HEDEN (10) 60’ • Migratiemotief en gevolgde proce dures/thuisfront • Evaluatie: wat is (niet) gelukt? Waar hoop je nog op?
‘JE BENT MEER DAN EEN MZP’ (8) 60’ Wat is je achtergrond, talenten, hob by’s, opleiding, …
‘VOORBIJ DE PAPIEREN-FOCUS’ (14) 60’ papieren als doel of middel / doe len los van papieren en herzien / fit blijven
NABESPREKING (20) 30’ Evaluatie/verdere afspraken
‘BLIJVEN ADEMEN’ (11) 60’ • Draaglast en draagkracht • Belang van zelfwaarde, netwerk, zingeving/motor, talenten, relati vering/humor ‘DE VIER STOELEN’ (9) 30’ Welke piste kies je? Hoe?
88
VOORMIDDAG 13.30u – 15.30u
ONTHAAL (18) 30’ Verwachtingen/afspraken
DAG 1 ONTHAAL (18) 30’ Koffie en thee
KOKEN EN ETEN (19) 90’ Dagelijkse kok van dienst
VERLEDEN EN HEDEN (10) 60’ • Migratiemotief en gevolgde proce dures/thuisfront • Evaluatie: wat is (niet) gelukt? Waar hoop je nog op?
KOKEN EN ETEN (19) 90’ Dagelijkse kok van dienst
PD: OVERLEVEN (16) 60’ • groepsgesprek/problem solving • Mogelijkheden en beperkingen solidair netwerk
BELGIË VOOR BEGINNERS (1) 120’ • geografie, politiek, cultuur • geschiedenis van drie conflicten (regio’s, klassen, religie) • geschiedenis van migratie in België
PD: GEZONDHEID (13) 30’ groepsgesprek/problem solving
PD: HUISVESTING (12) 30’ groepsgesprek/problem solving
MZP & WERK (6) 30’ Informatie en rechten
MZP & OPLEIDING (5) 30’ Informatie en rechten
ONBEHANDELD
GESPREK ‘2 DOELEN’ • Welke doelen kies je? • Wanneer wil je die bereiken? • Wat ga je daar voor doen?
GESPREK ‘4 PISTES’ • Wat zijn voor en nadelen van elk van de 4 pistes? • Waar kies je (van daag) voor? • Welke obstakels zie je?
GESPREK ‘PAPIEREN’ • Waar zit je nu? • Wat is niet meer mogelijk? • Wat nog wel?
Te bundelen in één gesprek/ eventueel in overdracht naar individuele hulpverlening
(ACHTERGROND 2)
NAZORG NA GROEPSCURSUS
INFORMATIEF REFLECTIEF PRAKTISCH INDIVIDUELE VOOR- EN NAZORG
ONTHAAL (18) 30’ Koffie en thee
DAG 3
MZP & HUISVESTING (3) 30’ Informatie en rechten
VOOR- EN NADELEN ‘BLIJVEN ZONDER PAPIEREN’ EN ‘TERUGKEER’ (15) 60’ groepsgesprek voor en nadelen
DAG 2
3-DAAGSE GROEPSCURSUS
9.30u – 12u
NAMIDDAG
MZP & GEZONDHEID (4) 30’ Informatie en rechten
KOKEN EN ETEN (19) 90’ Dagelijkse kok van dienst
DE VIER PISTES (2) 120’ • papieren krijgen • Doormigratie • Terugkeer • Blijven zonder papieren • regelgeving en gevolgen bij elke piste
DE LEVENSLIJN (7) 30’ Hoe oud/lang in België/nog te gaan?
NABESPREKING (20) 30’ Evaluatie/verdere afspraken
PERSOONLIJK PLAN: 2 DOELEN (17) 90’ • Welke doelen kies je? • Wanneer wil je die bereiken? • Wat ga je daarvoor doen? ‘BLIJVEN ADEMEN’ (11) 60’ • Draaglast en draagkracht • Belang van zelfwaarde, netwerk, zingeving/motor, talenten, relati vering/humor
‘VOORBIJ DE PAPIEREN-FOCUS’ (14) 60’ papieren als doel of middel / doe len los van papieren en herzien / fit blijven
‘JE BENT MEER DAN EEN MZP’ (8) 60’ Wat is je achtergrond, talenten, hob by’s, opleiding, …
‘DE VIER STOELEN’ (9) 30’ Welke piste kies je? Hoe?
89
VOORMIDDAG 13.30u – 15.30u
ONTHAAL (18) 30’ Verwachtingen/afspraken
DAG 1 ONTHAAL (18) 30’ Koffie en thee
DAG 2
2-DAAGSE GROEPSCURSUS
9.30u – 12u
NAMIDDAG
PD: OVERLEVEN (16) 60’ • groepsgesprek/problem solving • Mogelijkheden en beperkingen solidair netwerk
KOKEN EN ETEN (19) 90’ Dagelijkse kok van dienst
DE VIER PISTES (2) 120’ • papieren krijgen • Doormigratie • Terugkeer • Blijven zonder papieren • regelgeving en gevolgen bij elke piste
KOKEN EN ETEN (19) 90’ Dagelijkse kok van dienst
‘BLIJVEN ADEMEN’ (11) 60’ • Draaglast en draagkracht • Belang van zelfwaarde, netwerk, zingeving/motor, talenten, relati vering/humor
DE LEVENSLIJN (7) 30’ Hoe oud/lang in België/nog te gaan?
PERSOONLIJK PLAN: 2 DOELEN (17) 90’ • Welke doelen kies je? • Wanneer wil je die bereiken? • Wat ga je daarvoor doen?
‘VOORBIJ DE PAPIEREN-FOCUS’ (14) 60’ papieren als doel of middel / doe len los van papieren en herzien / fit blijven
‘JE BENT MEER DAN EEN MZP’ (8) 60’ Wat is je achtergrond, talenten, hob by’s, opleiding, …
‘DE VIER STOELEN’ (9) 30’ Welke piste kies je? Hoe?
PD: HUISVESTING (12) 30’ groepsgesprek/problem solving
GESPREK ‘PAPIEREN’ • Waar zit je nu? • Wat is niet meer mogelijk? • Wat nog wel?
Te bundelen in één gesprek/ eventueel in overdracht naar individuele hulpverlening
(ACHTERGROND 2)
NAZORG NA GROEPSCURSUS
INFORMATIEF REFLECTIEF PRAKTISCH INDIVIDUELE VOOR- EN NAZORG
ONBEHANDELD
MZP & OPLEIDING (5) 30’ Informatie en rechten
MZP & HUISVESTING (3) 30’ Informatie en rechten
PD: GEZONDHEID (13) 30’ groepsgesprek/problem solving
MZP & WERK (6) 30’ Informatie en rechten
MZP & GEZONDHEID (4) 30’ Informatie en rechten
BELGIË VOOR BEGINNERS (1) 120’ • geografie, politiek, cultuur • geschiedenis van drie conflicten (regio’s, klassen, religie) • geschiedenis van migratie in België
VOOR- EN NADELEN ‘BLIJVEN ZONDER PAPIEREN’ EN ‘TERUGKEER’ (15) 60’ groepsgesprek voor en nadelen
VERLEDEN EN HEDEN (10) 60’ • Migratiemotief en gevolgde proce dures/thuisfront • Evaluatie: wat is (niet) gelukt? Waar hoop je nog op?
GESPREK ‘4 PISTES’ • Wat zijn voor en nadelen van elk van de 4 pistes? • Waar kies je (van daag) voor? • Welke obstakels zie je?
GESPREK ‘2 DOELEN’ • Welke doelen kies je? • Wanneer wil je die bereiken? • Wat ga je daar voor doen?
90
VOORMIDDAG 13.30u – 15.30u
GESPREK 3
GESPREK ‘2 DOELEN’ • Welke doelen kies je? • Wanneer wil je die bereiken? • Wat ga je daarvoor doen?
INFORMATIEF REFLECTIEF PRAKTISCH INDIVIDUEEL GESPREK
GESPREK 2
PD: OVERLEVEN (16) • groepsgesprek / problem solving • Mogelijkheden en beperkingen solidair netwerk
GESPREK 4
GESPREK ‘4 PISTES’ • Wat zijn voor en nadelen van elk van de 4 pistes? • Waar kies je (vandaag) voor? • Welke obstakels zie je?
GESPREK ‘PAPIEREN’ • Waar zit je nu? • Wat is niet meer mogelijk? • Wat nog wel? • Begeleiding in TO?
GESPREK 1
INDIVIDUELE BEGELEIDING
INTAKE INTAKE persoonsgegevens/ dossier ter inschatting procedure/nood of hulpvraag/aanbod vier gesprekken HUISWERK HULPVERLENER Onderzoek piste papieren
VERDERE AFSPRAKEN planning voor opvolging
HUISWERK CLIËNT Denk na over 2 doelen die je wil realiseren
‘VOORBIJ DE PAPIEREN-FOCUS’ (14) papieren als doel of middel/doe len los van papieren en herzien/fit blijven
‘JE BENT MEER DAN EEN MZP’ (8) Wat is je achtergrond, talenten, hobby’s, opleiding, …
‘BLIJVEN ADEMEN’ (11) • Draaglast en draagkracht • Belang van zelfwaarde, netwerk, zingeving/motor, talenten, relativering/humor
DE LEVENSLIJN (7) Hoe oud / lang in België / nog te gaan?
HUISWERK CLIËNT Wat zijn voor en nadelen van blij ven of terugkeren?
91
de
COLOFON ‘Toekomstoriëntering met precaire verblijvers, een werkboek voor groepswerk en individuele begeleiding’ is een uitgave van het Antwerps integratiecentrum de8 Marìa Arredondo, Sam Mampaey – projectmedewerkers Toekomstoriëntering Heleen Van Opstal – coördinator team Sociale Grondrechten Antwerps integratiecentrum de8 Vormgeving en opmaak: undercast Deze publicatie is digitaal beschikbaar op www.de8.be Verantwoordelijke uitgever: Antwerps integratiecentrum de8, David de Vaal Van Daelstraat 35, 2140 Borgerhout www.de8.be Vanaf 1 januari 2015 maakt het Antwerps integratiecentrum de8 deel uit van het Stedelijke Agentschap Integratie en Inburgering
Wie de bron vermeldt, mag de informatie uit deze brochure vrij verspreiden.