Toekomst ondersteuningsaanbod voor mensen met een arbeidsbeperking Aanleiding Met de komst van de Participatiewet zijn de verantwoordelijkheden van de gemeente ten aanzien van de reintegratie van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt sterk toegenomen. Tegelijkertijd heeft de decentralisatie van taken ten aanzien van zorg en ondersteuning in het kader van de Jeugdwet en de nieuwe Wmo al geleid tot een nieuwe manier van werken. De verdere implementatie van de Participatiewet leidt op lokaal en regionaal niveau tot herziening van bestaand beleid. De raad heeft op diverse momenten aangegeven behoefte te hebben aan kaders, om de IJsselsteinse inbreng in de diverse ontwikkeltrajecten te kunnen sturen én om de uitkomsten van deze trajecten in de vorm van beleidsvoorstellen te kunnen beoordelen. In overleg met de raad heeft het college een aanzet voor een dergelijke kader opgesteld dat tijdens de themabijeenkomst op 26 mei jl. gezamenlijk is besproken. Dit kader wordt met deze notitie nu ter bespreking en vaststelling door de raad aan u aangeboden. Focus op de onderkant arbeidsmarkt, mensen met beperkingen De beleidskeuzes aan de onderkant van de arbeidsmarkt focussen op de doelgroep van mensen die vanwege hun beperkingen duurzaam niet in staat zijn om zelfstandig een minimuminkomen uit arbeid te genereren. Het aanbod voor deze groep – en de wijze waarop dit aanbod wordt georganiseerd - is zoals gezegd met de komst van de Participatiewet gewijzigd. Deze wijzigingen zijn per 1 januari 2015 in de gemeente in de basis geïmplementeerd. Zowel binnen de kaders van de Participatiewet als binnen de WMO is een ondersteuningsaanbod gerealiseerd aan mensen uit de betreffende doelgroepen. We zijn echter nog niet klaar. De transformatie van het aanbod en de wijze waarop we dit organiseren is een proces dat nog de komende jaren aandacht vraagt. Een groot deel van wat we doen is nog gebaseerd op oude regelingen en historisch gegroeid aanbod. Aanvullende maatregelen zijn echter nodig om voor alle mensen uit de doelgroep een passend aanbod te kunnen realiseren. Welke uitgangspunten daarbij worden gehanteerd en welk type voorziening voor welke inwoner kan worden ingezet, is afhankelijk van politieke keuzes. Daarnaast is door de nieuwe, integrale manier van werken in het sociaal domein tussen het domein van werk en inkomen, de jeugdwet en de WMO ook aanvullende afstemming nodig: de vraag is wie, vanuit welk domein en met welke middelen bepaalt voor welk aanbod een inwoner in aanmerking komt én op welke manier de verschillende ‘loketten’ hierbij samenwerken zonder werk dubbel te organiseren of af te wijken van het principe één klant, één plan, één regisseur. Een andere vraag die hierbij speelt is welke voorzieningen de gemeente lokaal wil organiseren, en welke (onderdelen van) beleid regionaal zullen worden ingericht. Op regionaal niveau vinden op dit moment verschillende trajecten plaats om deze kaders nader uit te werken. Zoals het het visietraject Lekstroom Werkt 2020, en toekomst Pauw Bedrijven en het transformatieproces van de WMO. In het visietraject Lekstroom Werkt ontwikkelen de gemeenten een gezamenlijke visie op het ondersteuningsaanbod voor mensen richting werk. De gemeenten de Ronde Venen en Stichtste Vecht ontwikkelen een eigen visie. Uiteindelijk worden deze visies vertaald in een toekomstscenario voor Pauw Bedrijven. Besluitvorming over de visie Lekstroom Werkt is voorzien in september. Besluitvorming over de toekomstige richting van Pauw Bedrijven is voorzien in december, financiele consequenties van de nog te kiezen richting zijn dan pas duidelijk.
De gemeenteraad stelt de kaders. Vanuit deze kaders wordt de lokale inbreng in de verschillende trajecten vertaald in beleid. De lokale inbreng en keuzes worden daarbij zo veel mogelijk al direct betrokken. Daarom is het van belang om vanuit de gemeenteraad duidelijke kaders te stellen. Uiteindelijk is het aan elke individuele gemeenten om de regionale uitkomsten vanuit lokaal perspectief te beoordelen. Om richting te geven aan deze discussie – enerzijds ten behoeve van de concrete inbreng vanuit IJsselstein in de regionale trajecten (kaderstellend), anderzijds om de uitkomst daarvan op een later moment lokaal te kunnen beoordelen – zijn de kaders in deze notitie opgesteld. De opbouw van deze notitie is als volgt. Allereerst is het lokale kader geformuleerd in vier uitgangspunten. Dit onderdeel vormt de kern van de notitie. De raad wordt gevraagd deze kaders vast te stellen. Voor de volledigheid, de kaders zijn bedoeld om de visie waarmee de gemeente IJsselstein regionaal en lokaal invulling wil geven aan het beleid ten aanzien van het ondersteuningsaanbod aan mensen met een arbeidsbeperking, te concretiseren. De kaders dienen daarmee als sturingsinstrument voor de raad. De kaders bieden (nog) geen antwoord op uitvoeringsvragen en bevatten ook géén voorstellen voor beleid. Beleidsvoorstellen die de komende periode worden ontwikkeld, zullen aan de raad te zijner tijd ter bespreking en vaststelling worden aangeboden. De raad kan vervolgens bij het beoordelen van deze voorstellen deze kaders als referentie en toetssteen gebruiken. Het tweede deel van de notitie bevat een inhoudelijke toelichting, eerst schematisch en daarna tekstueel, van de relevante aspecten waarbij bij de uitwerking van het kader rekening gehouden zal moeten worden. Daarbij wordt voor zover mogelijk ook ingegaan op de financiële aspecten en consequenties. Dit onderdeel bevat geen nieuwe beleidsinformatie, maar is vooral bedoeld als achtergrond. De notitie wordt afgesloten met een begrippenlijst, waarin verschillende elementen uit de notitie van een verklarende definitie worden voorzien.
2
2. Lokale kaders aanbod arbeidsbeperkten Bij het invullen van het beleid voor mensen met een arbeidsbeperking, worden lokale kaders gesteld. De te stellen kaders zijn uiteraard niet volledig nieuw. De afgelopen jaren zijn immers al vanuit een gerichte visie beleidskeuzes gemaakt en uitgevoerd. Beleidskeuzes ten aanzien van de Participatiewet zijn vastgesteld in beleidsplannen van WIL, beleidskeuzes ten aanzien van de WMO zijn vastgelegd in WMO beleidsplannen. De transformatie van het ondersteuningsaanbod voor arbeidsbeperkten waar de gemeenten nu mee te maken hebben vraagt om meer integrale richtinggevende principes die als leidraad kunnen dienen bij het transformatieproces. De gemeente IJsselstein hanteert hiervoor de volgende uitgangspunten: 1.
Werk voor iedereen die wil en kan, betaald of onbetaald Aan iedereen die wil en kan wordt een, betaald of onbetaald, arbeids-, activerings- of ondersteuningsaanbod gedaan. Iedereen doet mee. We willen voorkomen dat mensen met arbeidsbeperkingen uitgesloten worden en geïsoleerd raken. Dit is zowel vanuit menselijk oogpunt als vanuit maatschappelijk oogpunt onwenselijk. Meedoen kan in de vorm van betaald werk, maar kan ook in de vorm van onbetaald werk. Zeker voor mensen met grote beperkingen waarden we betaald en onbetaald werk gelijk. Mensen moeten wel willen, we prikkelen en verleiden maar gaan niet voor dwang en drang. Dat wil niet zeggen dat voor iedereen een aanbod voor betaald werk beschikbaar is. Ook onbetaald werk of dagbesteding kan een passend aanbod blijken te zijn. Voor iedereen die kan werken, dat wil zeggen in staat is om – met ondersteuning – in het eigen inkomen te voorzien (loonwaarde vanaf 40 %), is het uitgangspunt betaald werk. Voor mensen waarvoor dit niet geldt, wordt per persoon op basis van maatwerk bezien wat de meest passende oplossing is. Thuis zitten is in beginsel voor niemand nodig.
2.
Ondersteuning op maat is het uitgangspunt. In de afgelopen jaren is een veelheid aan instrumenten ontwikkeld om re-integratie en activering van mensen mogelijk te maken. Met de komst van de Participatiewet heeft de gemeente de beschikking gekregen over nog een aantal nieuwe instrumenten specifiek voor mensen met arbeidsbeperkingen. Zo kan ondersteuning bij arbeidsinschakeling geboden worden in de vorm van een loonkostensubsidie (in dienst bij een reguliere werkgever) of door een werknemer te detacheren bij een werkgever. Arbeid kan worden verricht op grond van een arbeidsovereenkomst, met behoud van uitkering, op vrijwillige basis of in de vorm van een tijdelijke stage- of werkervaringsplek. De eventueel noodzakelijke begeleiding op de werkvloer kan worden geboden door de werkgever of (ten dele) door een externe jobcoach. Daarnaast kunnen arbeidsplaatsen gecreëerd worden voor mensen voor wie werk bij een reguliere werkgever (nog) een stap te ver is. Ten slotte is activering en dagbesteding beschikbaar voor mensen voor wie activiteiten met een arbeidsmatig karakter langdurig niet passend zijn. De gemeente behoudt in beginsel elk van deze instrumenten en de mogelijkheid om op basis van de behoefte van de betreffende inwoner het passende instrument in te zetten. We willen keuzes daarin niet vooraf maken, om te voorkomen dat het ‘keurslijf’ van beschikbare instrumenten niet passend is voor iemands de individuele situatie. Er zijn tal van creatieve oplossingen en mogelijkheden. De gemeente wil een uitvoeringsstructuur en –cultuur waarin we goede en innovatieve ideeën blijven opzoeken en benutten. De vraag voor wie welk instrument wordt ingezet, wordt op voorhand dus ook niet bepaald door de ‘categorie’ waarin iemand is ingedeeld. De indeling in klantgroepen is als middel behulpzaam bij het vaststellen van mogelijk geschikt aanbod, maar de indeling is geen doel op zich en dus ook nooit leidend bij de vraag of een bepaald instrument voor de betreffende inwoner ‘kan’ worden ingezet.
Ondersteuning op maat betekent ook dat de inzet van een instrument in beginsel altijd tijdelijk wordt ingezet. Wanner persoonlijke omstandigheden wijzigen, kan een ander instrument of een andere vorm van ondersteuning passender blijken. Aangepaste arbeid voor het leven, zoals in de Wsw het geval was, past niet in onze visie. 3.
De dienstverlening organiseren we zo dicht mogelijk bij de burger, aansluitend bij het sociaal team. Beleid en (uitvoering)organisatie bij de schaal die de grootste meerwaarde heeft. Beleid en uitvoering van de Participatiewet hebben we op Lekstroomniveau vorm gegeven. De uitvoering van de Wsw vindt plaats op de schaal van de GR Pauw bedrijven. Op het niveau van de arbeidsmarktregio hebben we (wettelijk verplicht!) het regionaal werkbedrijf de Utrechtse Werktafel georganiseerd. De WMO geven we vooral lokaal vorm. Lokaal is de integrale toegang tot het sociaal domein het sociaal team. Ongeacht op welke schaal we aanbod gericht op arbeidsparticipatie organiseren blijft het centrale uitgangspunt dat we de dienstverlening dicht bij de burger organiseren. Het sociaal team dient ook voor het aanbod gericht op arbeid en activering aan mensen met een beperking meer het regisserende loket worden. De expertise en de uitvoering van dit aspect kan op aangeven van het sociaal team plaats vinden door mensen met alle benodigde expertise die daarvoor zijn aangesteld. Dat kan regionaal georganiseerd (blijven) worden. De feitelijk inzet vindt, waar dit een meerwaarde heeft, echter meer lokaal en via het sociaal team plaats. Op deze manier kan integraliteit – het uitgangspunt één huishouden, één plan, één regisseur – over alle domeinen worden gerealiseerd en wordt het dubbel organiseren van werkzaamheden en expertise voorkomen.
4.
Budgettaire kaders, we doen het in principe met de middelen die we ontvangen van het rijk. De gemeente voert in principe haar taken binnen het sociaal domein uit met de middelen die zij hiervoor van het rijk ontvangt. Dit geldt ook voor de ondersteuning van mensen met een arbeidsbeperking gericht op arbeidsparticipatie. Vanuit dit principe zijn we steeds kritisch op de relatie tussen kosten en effectiviteit bij de inzet van instrumenten. Instrumenten worden alleen ingezet indien ze vanuit maatschappelijk en financieel oogpunt renderen. Ook dwingt het ons om waar mogelijk de omslag te maken van minder gebruik van (kostbare) maatwerkvoorzieningen naar meer gebruik van algemene voorzieningen. En meer in zijn algemeenheid dwingt het ons, niet alleen vanuit de inhoud maar ook vanuit kostenoogpunt, het vaak historisch gegroeide aanbod te transformeren. Ook bij de ondersteuning van mensen met een arbeidsbeperking richting arbeidsparticipatie gaan we uit van maatwerk en kijken we naar wat in een specifiek geval de beste vorm van ondersteuning is. Vanuit deze invalshoek gaan we bij de inzet van instrumenten zoveel mogelijk uit van open einde regelingen, zoals bij de WMO al het geval is, en niet van budgetplafonds bij voorzieningen. De gedachte daarbij is dat we willen voorkomen dat de voor een inwoner meest passende instrumenten niet kunnen worden ingezet omdat het ‘potje’ voor de betreffende voorziening leeg is, terwijl middelen voor andere voorzieningen nog wél voorhanden zijn. De middelen moeten kunnen worden ingezet op basis van maatwerk. Uitzonderingen op deze regel zijn mogelijk. Dit kan het geval zijn bij kostbare instrumenten die bij een hoog gebruik een onevenredig deel van het budget zouden gebruiken. Alternatieven moeten dan wel voorhanden zijn. Het mag niet leiden tot onverantwoorde situaties waarin mensen noodzakelijke vormen van ondersteuning worden onthouden. Uiteindelijk heeft de gemeente op grond van de WMO compensatieplicht en op grond van de Particiepatiewet de plicht tot ondersteuning bij de arbeidsinschakeling.
4
Bij het vaststellen van de ondersteuningsbehoefte van inwoners kijken we steeds meer naar de totale leefsituaties. We kijken steeds minder vanuit de “kokers” WMO, Jeugd en Werk. Bij deze ontschotte benadering past ook een meer ontschotte benadering van het budget sociaal domein in de toekomst.
5
BIJLAGE 1 : Toelichting en achtergrondinformatie In het volgende overzicht wordt aan de hand van een indeling in drie doelgroepen de uitgangspunten/kaders aangegeven bij het aanbod aan mensen met een arbeidsbeperking. De indeling is gebaseerd op loonwaarde, de mate waarin mensen in staat zijn het minimumloon te verdienen, en in lijn met de klantgroepindeling van WIL. Doelgroep
Aanbod gericht op
Spelers
3a (loonwaarde 4080%)
- Inzicht krijgen in iemands arbeidsmogelijkheden - Vergroten van (werknemers) vaardigheden - Plaatsing bij werkgever / instelling met ondersteuning, al dan niet betaald (o.a. garantiebanen) - Ophalen van werkplekken
Werkgevers WIL Sw-bedrijven (Pauw) Social Firms / maatschappelijke ondernemers (MO)
- Inzicht krijgen in arbeidsmogelijkheden - Vergroten van (werknemers) vaardigheden - Plaatsing op aangepaste werkplek - Plaatsing op dagbesteding
Sw-bedrijven Social Firms / MO WMO (zorg/welzijns instellingen)
4 (loonwaarde 0-20%)
- Activering en dagbesteding
Participatie met zorg en welzijn
- Zorg
WMO (sociaal team) Pulse Zorg instellingen Social Firms
Regulier werk met ondersteuning en begeleiding en/of subsidie (indicatief aantal 70)
3b (loonwaarde 2040%) Aangepaste werkomgeving / beschut werk (indicatief aantal 10)
(indicatief aantal 100)
Kerngegevens (2015)
Aantal mensen op WMO dagbestedingsplekken Aantal Wsw plekken Klantgroep 3 Klantgroep 4 Instroom mensen met arbeidsbeperkingen in participatiewet per jaar Instroom mensen met beperkingen die een beroep doen op WMO voorzieningen
6
aantal 125 109 80 100 10
3. Toelichting per doelgroep In deze paragraaf wordt een nadere toelichting gegeven per doelgroep, toekomstige ontwikkelingen, aandachtspunten en financiële aspecten. 3.1. Regulier werk met ondersteuning en begeleiding en/of subsidie (3a). Omschrijving doelgroep Deze mensen zijn niet in staat om zelfstandig, zonder ondersteuning, het wettelijk minimumloon te verdienen. Zij hebben meer permanente in de persoon gelegen arbeidsbeperkingen van fysieke of psychische aard. Voorheen zou een groot deel van deze mensen in aanmerking komen voor een Wsw indicatie of als jongere in aanmerking komen voor een Wajong uitkering en ondersteuning van het UWV. Ondanks dat deze mensen beperkingen hebben beschikken ze over een zekere mate van arbeids/verdiencapaciteit. Met een goede match en ondersteuning is het mogelijk dat deze mensen functioneren binnen reguliere werk settings. Denk bijvoorbeeld aan mensen zoals de schoonmakers van Pauw Bedrijven die het gemeentehuis schoonmaken of aan mensen met beperkingen werkzaam zijn in sommige supermarkten. Met ingang van 2015 vallen mensen met deze kenmerken onder de Participatiewet, alleen de nieuwe gevallen. Voor mensen die al onder de oude regelingen (Wsw, Wajong) vielen wijzigt er weinig. De nieuwe instroom komt grotendeels vanuit het voortgezet speciaal onderwijs en in mindere mate vanuit het praktijkonderwijs. Indicatief gaat het voor IJsselstein om zo’n 11 mensen per jaar die instromen (totaal 3a en 3b) Uitgangspunten beleid en aanbod We willen deze mensen zo veel mogelijk plaatsen bij reguliere ondernemers/werkgevers. We streven naar een situatie dat het normaal is dat binnen bedrijven en organisaties mensen met beperkingen naast “reguliere” werknemers werkzaam zijn. We willen zo min mogelijk mensen in kunstmatige werksettings. We gaan met ondernemers voldoende garantiebanen en plekken voor deze groep realiseren. Dit is breder dan alleen betaald werk/garantiebanen, het kan ook gaan om werkervaringsplekken of om onbetaalde plekken met behoud van uitkering. Om werkplekken op te halen bij werkgevers en in te vullen doen we het volgende. -
We stimuleren, ontzorgen, ondersteunen en faciliteren werkgevers om plekken beschikbaar te stellen of nieuwe plekken te creëren, bijvoorbeeld door jobcarving. Compenseren we werkgevers (financieel) voor de verminderde verdiencapaciteit van mensen. Hiervoor verstrekken we loonkostensubsidie. Zolang dit nodig is. We nemen risico’s weg die ondernemers lopen bij het in dienst nemen van deze mensen (door bijvoorbeeld No Risk Polis, detacheringsconstructie, proefplaatsing). We bieden extra begeleiding op de werkplek (Jobcoaching) en of passen de werkplek aan. We geven zelf als gemeente, als werkgever, het goede voorbeeld.
Om mensen geschikt te maken voor en plek of in afwachting van, doen we het volgende: -
Via arbeidsdiagnose trajecten bepalen we wat iemands mogelijkheden zijn. Mensen worden in een werksetting geplaatst en waarin wordt bekeken wat iemands mogelijkheden zijn. Dit soort trajecten worden bijvoorbeeld bij Pauw ingekocht. 7
-
We trainen arbeidsvaardigheden en laten mensen werkervaring opdoen. Hiervoor worden mensen op stage en/of werkervaringstrajecten of ontwikkelplekken geplaatst.
Aandachtspunten Voor deze groep hangt veel af of er voldoende plekken en garantiebanen beschikbaar komen. De minister houdt de quotum wet nog als stok achter de deur voor werkgevers. Vooralsnog gaan we er vanuit dat deze banen er komen. Als gemeente zorgen we samen met ondernemers dat deze plekken er komen. Deze samenwerking en afstemming vindt plaats op 3 niveus’s: -
Arbeidsmarktregio; Utrechtse Werktafel (ook Pauw bedrijven) Lekstroom niveau; Werkgeversservicepunt WIL Lokaal niveau; Participatieteam IJsselstein.
Als gemeente gaan we als werkgever nog meer het goede voorbeeld geven. We gaan nog meer gebruik maken van SROI en subsidiebeleid om ondernemers en organisaties te prikkelen plekken te bieden voor arbeidsbeperkten. We stimuleren, faciliteren en ontzorgen werkgevers bij het realiseren van plekken. Aandachtspunten zijn: Realiseren van voldoende plekken bij ondernemers / werkgevers Gemeentelijke voorbeeldfunctie als inclusieve werkgever verder invullen Meer lokale werkgevers betrekken, het moet gaan leven in IJsselstein Afspraken met VSO/Pro scholen over aansluiting onderwijs arbeid Financiële aspecten. De gemeente ontvangt van het rijk middelen voor re-integratie, het zogeheten participatiebudget dat onderdeel is van de integratie uitkering sociaal domein. In de gemeenschappelijke regeling WIL is opgenomen dat dit budget door de gemeenten beschikbaar wordt gesteld voor re-integratie activiteiten en is in principe het kader. Dit budget wordt door WIL ingezet volgens het solidariteitsprincipe, er vindt geen inzet en verrekening plaats gerelateerd naar de afzonderlijke gemeenten. Het totale re-integratiebudget van WIL is in 2015 € 2.356.000 (€ 452.000 deel IJsselstein) van dit bedrag word zo’n € 942.400 ingezet voor klantgroep 3. Dit wordt onder andere gebruikt voor diagnose instrumenten zoals; medischonderzoek, arbeidsdiagnose, indicatie banen afspraak, loonwaardemeting. En het wordt gebruikt voor individuele en groepsgerichte ondersteuning door werkcoaches, aanbod gerichte interventies zoals inkoop van leer/werk trajecten bij PAUW, participatieplaatsen, inzet van instrumenten zoals jobcoaching, no-riskpolis, etc. De gemeente ontvangt ook middelen voor de uitkeringen, het zogeheten BUIG budget. De structurele loonkostensubsidie aan mensen met een arbeidsbeperking wordt vanuit dit budget gefinancierd en niet vanuit het reintegratiebudget. Hiervoor zijn door het rijk extra middelen toegevoegd aan het BUIG budget. Zie ook financieel overzicht in bijlage 3.
8
3.2 Aangepaste werkomgeving / beschut werk (3b) Omschrijving doelgroep Deze mensen zijn niet in staat om zelfstandig het wettelijk minimumloon te verdienen. Zij hebben meer permanente in de persoon gelegen arbeidsbeperkingen van fysieke of psychische aard. Alleen in ernstiger mate dan groep 3b. Voorheen zouden deze mensen in aanmerking komen voor een Wsw indicatie of als jongere in aanmerking komen voor een Wajong uitkering en ondersteuning van het UWV. De beperkingen van deze mensen vragen een zodanige mate van begeleiding op en aanpassing van de werkplek dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt (al dan niet met subsidie). Het gaat om bijvoorbeeld om mensen zoals op de interne productie afdeling van Pauw Bedrijven die daar simpel inpakwerk doen of om mensen die deelnemen aan arbeidsmatige dagbesteding bij zorg instellingen. Met ingang van 2015 vallen mensen met deze kenmerken onder de Participatiewet. De nieuwe instroom van deze groep komt vooral vanuit het voortgezet speciaal onderwijs. Uitgangspunten beleid en aanbod Ook voor mensen met grote beperkingen organiseren we arbeidsparticipatie in een beschutte omgeving, betaald of onbetaald. Dit hoeft niet perse met de regeling “nieuw beschut”. Voor deze groep weegt onbetaalde maatschappelijke arbeidsparticipatie even zwaar als betaald werk. Bij deze groep wordt niet primair gestreefd naar het realiseren van maximale verdiencapaciteit en betaald werk. Het gaat er om dat mensen een plek hebben dit structuur biedt. Per casus wordt bekeken wat de route wordt. Uitgangspunt is deze mensen te plaatsen op een aangepaste werkplek, betaald of onbetaald. Dit kan zijn bij een maatschappelijk ondernemer, maar ook bij een Social Firm of een Sw-bedrijf / reïntegratiebedrijf. Ook kunnen er plekken/trajecten ingekocht worden bij aanbieders van dagbestedingsactiviteiten. Aandachtspunten De gemeente heeft met de participatiewet de beschikkingen gekregen over het instrument “nieuw beschut”. Deze regeling houdt op hoofdlijnen in dat mensen een werkplek en een arbeidsovereenkomst van de gemeente tegen minimaal het WLM. Niet alle gemeenten gaan deze regeling gebruiken aangezien er kanttekeningen bij te plaatsen zijn. Het organiseren van arbeidsparticipatie voor de groep met veel beperkingen in een beschutte omgeving hoeft niet perse met de regeling “nieuw beschut”. Bij de besluitvorming over de zienswijze op het Meerjarenbeleidsplan van WIL heeft de raad hierover het volgende standpunt ingenomen. Wij zien nieuw beschutwerk als één van de instrumenten die er aan kunnen bijdragen dat een persoon op de juiste plek komt. Eén van de instrumenten die kunnen bijdragen aan dat mensen deel kunnen nemen aan de samenleving. Voor ons is nieuw beschutwerk een instrument en niet een doel op zich. Het is een instrument in de totale “instrumentenkoffer” waarmee maatwerk kun worden geboden in de specifieke situatie van een persoon. Het moet ingezet worden op een zinvolle en verstandige wijze. Alleen indien er een werkplek is, bij (sociale) werkgevers of een SW bedrijf. Een beschut werkplek moet een goede “businesscase” hebben zowel 9
inhoudelijk als financieel. Onze uitgangspunten sluiten aan bij de uitgangspunten zoals genoemd in uw beleidsplan. Wij worden graag door u geïnformeerd op welke wijze u de uitgangspunten uit uw beleidsplan vertaalt in verordening, beleidsregels en naar de praktijk. Op basis van welke criteria gaat u de voorselectie voor beschutwerk plaats vinden. In 2015 willen we graag samen met u op basis van de eerste ervaringen verdere visie ontwikkelen op dit punt. Aandachtspunten zijn: -
Gemeentelijke voorbeeldfunctie als inclusieve werkgever verder invullen ook voor deze groep Afspraken met VSO scholen over aansluiting onderwijs en arbeidsparticipatie Regeling “beschut nieuw” Ontwikkeling nieuwe aanbod van vrijwilligersplekken/dagbesteding, transformatie van bestaand.
Financiële aspecten. Voor de regeling “beschut nieuw” ontvangt de gemeente van het rijk middelen voor ongeveer 1 a 2 plekken per jaar (naar ongeveer 30 in de structurele situatie). WIL gaat uit van € 25.000,- per plek. De kosten van een uitkering zijn € 13.500,- per jaar. Ten opzichte van een uitkering kost een beschutwerkplek zo’n € 11.500 per jaar (het rijk gaat uit van € 8.500) . Voor 30 plekken is dat € 345.000,-. Bij deze groep kan worden ingezet op loonvormende arbeid of op onbetaald werk. Indien wordt ingezet op loonvormende arbeid geldt op dit moment wat betreft de financiële aspecten hetzelfde als bij groep 3a. Indien ingezet wordt op maatwerk voorzieningen WMO gericht op dagbesteding worden deze op dit momenten vanuit WMO gefinancierd. Momenteel bedragen de kosten voor een maatwerkvoorziening dagbesteding tot maximaal € 57,- per dagdeel exclusief vervoer.
10
3.3 Participatie met zorg en welzijn Omschrijving doelgroep Voor deze groep is betaald werk voorlopig door belemmeringen geen optie. Het is een zeer diverse groep. Het gaat om mensen met dusdanige persoonlijke, psychische of lichamelijke beperkingen dat op korte termijn een inzet gericht op arbeidsdeelname niet aan de orde is. Dat wil niet in alle gevallen zeggen dat een dergelijke inzet op termijn niet aan de orde zou kunnen zijn. Voordat daarvan sprake kan zijn is echter een andere vorm van ondersteuning noodzakelijk. Uitgangspunten beleid en aanbod Bij deze groep is toeleiding richting arbeidsparticipatie (tijdelijk) geen optie. Het beleid van deze groep is gericht op zorg en activering. Deze mensen melden zich bij of worden doorverwezen naar het sociaal team die de ondersteuningsbehoefte vaststelt. WIL onderhoudt met deze klantgroep een uitkeringsrelatie voor zover zij een beroep doen op een uitkering. Er vindt in deze gevallen een overdracht plaats van het WIL naar het sociaal team. Veel van deze mensen ontvangen al langer zorg en ondersteuning. Mensen voor wie dit zinvol is worden doorverwezen naar het project Meedoen op Maat. Een project van Pulse gericht op activering. Maar ook kunnen mensen gebruik maken van andere WMO-voorzieningen. WIL houdt via regelmatige gesprekken een vinger aan de pols waardoor er ook zicht blijft op deze groep vanuit de Participatiewet en of toeleiding naar werk weer mogelijk is.
Aandachtspunten - realiseren van voldoende zorg en activeringsaanbod - goede afstemming tussen WIL en sociaal team Financiële aspecten. Voor deze groep zet de gemeente (WIL) nagenoeg geen re-integratie middelen in. Mensen maken gebruik van algemene en maatwerk voorzieningen WMO. Veel van deze mensen hebben diverse medische, psychische en sociale problemen waarvoor zij vaak van verschillende instanties hulp ontvangen. Meer specifiek voor deze groep is de gemeente gestart met het activeringsproject Meedoen Op Maat voor € 145.000. Vanuit dit project worden vooralsnog op jaarbasis zo’n 100 mensen begeleidt. Naast de klantgroep vier van WIL gaat het daarbij in toenemende mate ook om cliënten vanuit de nieuwe WMO, waarvoor deze meer informele activeringstrajecten worden ingezet als alternatief voor de duurdere begeleiding en dagbesteding vanuit de voormalige Awbz.
11
BIJLAGE 2: Begrippenkader Arbeidsmatige dagbesteding: Bij de functie begeleiding, waaronder dagbesteding valt, gaat het om het bieden van een voor de betrokkene zingevend dagprogramma ter vervanging van al dan niet aangepast werk. Het is een programmatisch/methodisch aanbod, gericht op het structureren van de dag, gericht op praktische ondersteuning en op het oefenen van vaardigheden om de zelfredzaamheid te bevorderen. De betrokkene moet actief meewerken aan het invullen van zijn dagbesteding. Bij de functie begeleiding, arbeidsmatige dagbesteding is geen sprake van loonvormende arbeid. Arbeidsmatige dagbesteding viel voorheen onder de AWBZ (indicatie CIZ) en vanaf 2015 onder de WMO (toegang via sociaal team). Beschut werk nieuw: De gemeente (WIL) kan de voorziening beschut werk aanbieden aan een belanghebbende die door een lichamelijke, verstandelijke of psychische beperking een zodanige mate van begeleiding op en aanpassing van de werkplek nodig heeft dat van een reguliere werkgever redelijkerwijs niet kan worden verwacht dat hij deze persoon in dienst neemt. WIL wint bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen advies in voor de beoordeling of zij uitsluitend in een beschutte omgeving onder aangepaste omstandigheden mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. UWV adviseert uitsluitend op verzoek van het college of iemand tot de doelgroep beschut werken behoort; een duidelijk onderscheid met de Wsw waar de persoon zelf een verzoek tot indicatie kon indienen. Voorwaarde voor positieve advisering door UWV is dat de betreffende persoon in staat is loonvormend werk te doen. Indicatie tot de doelgroep leidt tot een zware inspanningsverplichting voor de gemeente om de betreffende persoon in een dienstbetrekking onder beschutte omstandigheden aan de slag te helpen. Detacheringsbaan: De gemeente (WIL) kan zorgen voor toeleiding van een belanghebbende naar een dienstverband met een werkgever, gericht op arbeidsinschakeling via detachering. Een belanghebbende wordt uitsluitend geplaatst als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoord worden beïnvloed en er geen verdringing op de arbeidsmarkt plaatsvindt. Garantiebanen/banenafspraak banen: Op landelijk niveau zijn afspraken gemaakt tussen overheid, werkgevers en bonden over het realiseren van 125.000 nieuwe banen voor arbeidsbeperkten, de inmiddels zogeheten “banenafspraak banen”. Afgesproken is dat er op landelijk niveau 125.000 extra banen voor mensen met een beperkingen worden gecreëerd, 100.000 in het bedrijfsleven en 25.000 bij de overheid. Indien de banen er niet komen wordt de quotum wet van kracht en krijgen werkgevers een boete indien zij niet hun banen quotum realiseren. Wie komen in aanmerking voor garantie banen? Mensen vanuit de Wajong, met een WSw indicatie die voor 2015 op de wachtlijst stonden, mensen die niet in staat zijn op zelfstandig het wettelijke minimumloon te verdienen. Om geplaatst te kunnen worden moet men opgenomen worden in het doelgroepenregister. Het UWV bepaald, indiceert, of mensen voldoen aan de criteria. Jobcoaching / Persoonlijke ondersteuning: Aan een werkgever kan de gemeente (WIL) persoonlijke ondersteuning bieden bij het verrichten van de aan die persoon opgedragen taken in de vorm van structurele begeleiding als hij zonder persoonlijke ondersteuning niet in staat is de aan hem opgedragen taken te verrichten. Loonkostensubsidie voor mensen met beperking: Deze loonkostensubsidie is bedoeld voor personen van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben. Anders gezegd, deze personen hebben vanwege een functiebeperking verminderde loonwaarde. De loonkostensubsidie compenseert de werkgever voor het verlies 12
aan productiviteit van een werknemer. De werknemer ontvangt minimaal het wettelijk minimumloon van de werkgever. De werkgever ontvangt loonkostensubsidie. De hoogte van de loonkostensubsidie is het verschil tussen het wettelijk minimumloon en de loonwaarde, vermeerderd met een opslag voor de werkgeverslasten. De loonkomsten subsidie wordt betaald vanuit het BUIG budget. No-risk polis: Een no-riskpolis is een belangrijk instrument om aarzelingen bij werkgevers weg te nemen om mensen met een (lange) afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. De no-riskpolis zorgt ervoor dat de werkgever compensatie ontvangt voor de loonkosten, wanneer een werknemer ziek wordt. Een werkgever komt niet in aanmerking voor een no-risk polis als artikel 29b van de Ziektewet van toepassing is (artikel 8a, tweede lid, onderdeel b Participatiewet). Participatieplaats: De gemeente (WIL) kan iemand onbeloonde additionele werkzaamheden laten verrichten. De te verrichten additionele werkzaamheden worden vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst met de organisatie. De persoon ontvangt hiervoor een premie indien deze voldoende meewerkt. De betrokkene krijgt na zes maanden ook voorziening gericht op arbeidsinschakeling aan in de vorm van scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert. Proefplaatsing: De loonwaarde van iemand kan pas gemeten worden als er sprake is van een werkplek. Om in het begin een goed beeld van de loonwaarde te krijgen is het mogelijk om werknemers een tijdje onbeloonde werkzaamheden te laten verrichten op een proefplaats. De proefplaatsing dient zo kort als mogelijk doch tot maximaal twee maanden te worden ingezet, met behoud van uitkering. Regionaal werkbedrijf / Utrechtse Werktafel: Op het niveau van de arbeidsmarktregio zijn gemeenten, werkgevers, UWV en bonden verplicht om samen te werken en afspraken te maken over de invulling van de garantie banen. In onze regio heet dit overleg platform de Utrechtse Werktafel. Social firms: Dit zijn ondernemingen die werkplekken bieden aan mensen met een beperking met een sluitende businesscase. De businesscase van deze ondernemingen is sluitend door de financiële “rugzakjes” die de mensen mee nemen. Voorbeelden van social firms zijn bijvoorbeeld Color Kitchen en de Koekjesfabriek in Utrecht. In Vianen heeft Miele ook een gedeelte van een productielijn opgezet als een social firm. Sociale activering: De gemeente kan een belanghebbende activiteiten aanbieden in het kader van sociale activering voor zover de mogelijkheid bestaat dat hij op enig moment algemeen geaccepteerde arbeid kan verkrijgen waarbij geen gebruik wordt gemaakt van een voorziening. Werkervaringsplaats: De gemeente (WIL) kan een belanghebbende een werkervaringsplaats gericht op arbeidsinschakeling aanbieden. Het doel van een werkervaringsplaats is het opdoen van werkervaring en/of het leren functioneren in een arbeidsrelatie.
13
Bijlage 3. Integratie uitkering sociaal domein en BUIG budget
Integratie uitkering sociaal domein 2015 WMO nieuwe taken
€ 3.090.000
Reintegratie middelen
€ 452.000 (waarvan € 41.000 voor nieuwe doelgroepen)
Wsw
€ 2.737.000
Jeugd
€ 6.147.000 -----------------
Totaal
€ 12.426.000
Voorlopig BUIG budget 2015
€ 6.271.330
De integratie uitkering sociaal domein is in principe een ontschot budget. Wel zijn er de volgende afspraken: -
In de GR WIL is vastgelegd dat het reintegratiebudget aan WIL beschikbaar wordt gesteld volgens het solidariteitsprincipe. Ten aanzien van de GR Pauw Bedrijven vastgelegd dat het Wsw budget dient als basis voor de financiering van Pauw.
Het BUIG budget voor uitkeringen is geen onderdeel van de integratie uitkering sociaal doemein en wordt momenteel volledig besteedt aan het verstrekken van uitkeringen.
14
15