Toegankelijke sites Monitoring toegankelijkheid websites Vlaamse overheid 2006-2015
Syntheserapport
DIENST DIVERSITEITSBELEID
Reflectie
Vroeger hadden we excuses.
Deze studie trekt aan de alarmbel.
Het internet was nieuw. Niemand wist hoe het zou uitpakken. We wisten niet eens of iemand het zou gebruiken en al helemaal niet hoe. Laat staan dat we zouden denken aan de toegankelijkheid ervan voor mensen van wie zicht, motoriek of gehoor beperkt is. We vonden er zelf nauwelijks de weg.
We moeten dringend onze inspanningen verhogen om op zijn minst weer op ons vroegere niveau te geraken. De studie geeft hiervoor tips: van het heropstarten van vorming en technische ondersteuning, over het herzien van het Anysurferlabel, tot het instellen van een wetgevend kader. Tips die ons weer tot actie moeten aansporen en die ons moeten motiveren om onze websites weer voor alle Vlaamse burgers open te stellen.
Toen mensen hun weg naar het internet vonden, verzonnen we nieuwe excuses. Een webpagina opzetten was complex. Je moest code schrijven waarvan je nooit zeker was hoe het er zou uitzien. Toegankelijk? We waren al blij als het leesbaar was. Nog niet eens zo lang geleden kregen we het stilaan in onze vingers. We namen specialisten onder de arm die onze sites mooi, handig en echt bruikbaar maakten. Het enige excuus dat we nog hadden, was de kostprijs. Hoe meer eisen we stelden, hoe duurder de prijs. Maar we deden het. Onze sites waren nooit zo toegankelijk. In 2013 voldeed 64% van de websites van de Vlaamse overheid aan de toegankelijkheidseisen.
En nu? Nu hebben we helemaal geen excuses meer. Websites bouwen was nooit zo eenvoudig. Nooit ging het sneller, vlotter, beter. We maken in een vingerknip sites die zich aanpassen aan smartphones, tablets en desktoptoestellen. En toch… gaan onze sites er weer op achteruit. Of liever: we vallen achteruit. In amper twee jaar tijd viel de toegankelijkheid met 35% terug. Bij de laatste meting haalde nog geen 30% van onze eigen sites de norm die we voorop stelden! Waarom? Zijn we overmoedig geworden? Is het toch nog te moeilijk om websites voor iedereen te ontsluiten? Nemen we de vraag niet meer ernstig? Ervaren we het niet als zinvol genoeg? Denken we dat we het goed genoeg doen? Of ontbreken de middelen?
Er zijn geen excuses meer. De richting is duidelijk. Laten we niet alleen transparant online bereikbaar zijn, maar ook voor iedereen toegankelijk.
Alona Lyubayeva Vlaams Diversiteitsambtenaar
4
INHOUD 1.
CONTEXT VAN MONITORING 6
1.1. Wetgeving 1.2. Toegankelijk Web
6 8
1. MARCO-MONITORING
10
1.1. Methode 1.2. Resultaten 1.3. Vergelijking resultaten 2009-2015 en interpretatie
10 12 13
2. MICRO-MONITORING
15
2.1. Methode 2.2. Resultaten 2.3. Vergelijking resultaten 2006-2015 en interpretatie
15 15 16
3.
INTERPRETATIE OVER DE TWEE MONITORINGEN HEEN
18
3.1. 3.2.
Interpretatie resultaten Conclusies + Aanbevelingen
18 20
4. LITERATUURLIJST
24
5.
25
BIJLAGE
5
Toegankelijke sites Syntheserapport Monitoring toegankelijkheid websites Vlaamse overheid 2006-2015
1. CONTEXT VAN MONITORING 1.1. Wetgeving VERENIGDE NATIES
BELGIË
“Het verdrag inzake de rechten van personen met een handicap van de Verenigde Naties (2006) stelt dat mensen met een beperking dezelfde rechten hebben als iedereen. Hierin wordt ook het recht op toegang tot informatie via het internet benadrukt. Wanneer er geen of onvoldoende aanpassingen zijn gedaan om mensen met een handicap dezelfde toegang tot informatie en diensten te geven, is er sprake van discriminatie.”
Het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap is in 2009 geratificeerd in België. Een concrete wetgeving omtrent websites is hier echter niet uit voort gekomen. Omtrent discriminatie in ruime zin bestaat er wel een Belgische wet, met name de wet ter bestrijding van discriminatie (10/05/2007, aangepast in 2009 en 2013). Deze wet verbiedt discriminatie op grond van leeftijd, seksuele geaardheid, burgerlijke staat, geboorte, vermogen, geloof of levensbeschouwing, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, taal, huidige of toekomstige gezondheidstoestand, een handicap, een fysieke of genetische eigenschap of sociale afkomst.
(http://www.anysurfer.be/nl/overtoegankelijkheid/waarom/wetten-en-standaarden). EUROPEES NIVEAU Op Europees niveau is er het nondiscriminatiebeginsel, dat een gelijke behandeling van alle individuele personen beoogt te garanderen. Bovendien waren er verscheidene actieplannen om het internet voor iedereen ingang te doen vinden, bijvoorbeeld het ‘actieplan e-Europa 2002’ en het actieplan e-Europa 2005. Op 3 december 2012 was er een voorstel voor een richtlijn van het Europese parlement en van de counsel over de toegankelijkheid van overheidswebsites. In dit voorstel wordt duidelijk uitgelegd dat 12 soorten websites van overheidsinstanties verplicht toegankelijk zullen moeten zijn volgens de WCAG 2.0 (Web Content Accessibility Guidelines). Verder worden ze ook aangemoedigd om hun niet-verplicht toegankelijke websites zo toegankelijk mogelijk te maken (http://europa.eu/rapid/press-release_IP-12-1305_ nl.htm). Tot op heden is dit voorstel echter niet van kracht gegaan.
6
Met betrekking tot een handicap wordt het begrip ‘redelijke aanpassingen’ als basis gebruikt. Dit wordt omschreven als “passende maatregelen die in een concrete situatie en naargelang de behoefte worden getroffen om een persoon met een handicap in staat te stellen toegang te hebben tot, deel te nemen aan en vooruit te komen in de aangelegenheden waarop deze wet van toepassing is, tenzij deze maatregelen een onevenredige belasting vormen voor de persoon die deze maatregelen moet treffen. Wanneer die belasting in voldoende mate wordt gecompenseerd door bestaande maatregelen in het kader van het gevoerde overheidsbeleid inzake personen met een handicap, mag zij niet als onevenredig worden beschouwd.” Het ontbreken van deze maatregelen valt onder discriminatie. Deze federale wet is echter niet van toepassing is op de Vlaamse overheid. Hiervoor bestaat een aparte Vlaamse wetgeving.
VLAANDEREN
NIEUWE ONTWIKKELINGEN
In Vlaanderen is er het decreet houdende een kader voor het Vlaamse gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid (10/07/2008).
Algemene wetten over non-discriminatie bestaan dus op verschillende niveaus. Een meer specifiek wetsvoorstel betreffende de toegankelijkheid van de websites van overheidsinstanties op federaal niveau is ingediend op 26 februari 2014. Alle overheidswebsites zouden met deze wet voor iedereen toegankelijk moeten zijn en specifiek voor mensen met een beperking en oudere mensen. De normen waaraan alle sites zouden moeten voldoen, zijn de normen volgens WCAG 2.0. De AnySurfer-normen, die in België de standaard zijn, zijn op deze WCAG-normen gebaseerd. Dit voorstel is ingetrokken.
Naast dit decreet is er nog het decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt (EAD), van 8 mei 2002. Dit bepaalt dat de deelname aan de arbeidsmarkt in verhouding moet staan tot de samenstelling van de beroepsbevolking. Verder waarborgt dit de evenredige participatie van kansengroepen. Elke vorm van directe of indirecte discriminatie of intimidatie is dus uitgesloten. Ook in dit Vlaams decreet worden de ‘redelijke aanpassingen’ besproken. “Dit houdt in dat de intermediaire organisaties en de werkgever, naargelang de behoefte, in een concrete situatie passende maatregelen nemen om toegang tot arbeid te hebben, in arbeid te participeren of daarin vooruit te komen dan wel om een opleiding te genieten, tenzij deze maatregelen voor de werkgever een onevenredige belasting vormen. Wanneer die belasting in voldoende mate wordt gecompenseerd door bestaande maatregelen, mag zij niet als onevenredig worden beschouwd.”
Op 7 oktober 2014 is er een aangepast wetsvoorstel ingediend, als opvolging van het voorstel van februari. Dit is nog steeds hangende in de Kamer. Op Vlaams niveau is er nog geen zulk initiatief dat specifiek betrekking heeft op web-toegankelijkheid.
7
1.2. Toegankelijk Web 2004-2006 In 2004 is het project ‘Toegankelijk Web’ opgestart. De taak van dit project was alle websites van de Vlaamse overheid toegankelijk maken. Dit lag in lijn met toenmalige aanbevelingen op Europees niveau die, samen met de confrontatie met praktijk, aanleiding hebben gegeven tot dit project. Het project stimuleerde toegankelijkheid met behulp van verscheidene acties. Eén van deze waren de sensibiliseringsacties. Er waren opleidingen en zelfstudiepakketten voor webmasters. Verder waren er ook vormingen voor webmasters, zoals bijvoorbeeld vormingen over downloadbare bestanden (bijvoorbeeld PDF-bestanden), over de AnySurfer-normen, de aanpassing van deze normen, maar ook over templates, uitgewerkt voor een uniforme huisstijl (voor meer info: zie Nota aan de Vlaamse Regering, betreft: Toegankelijk web, 2008 en 2010).
2006 een gedeelde verantwoordelijkheid van de dienst Emancipatiezaken en het beleidsveld communicatie van DAR (dienst Algemeen Regeringsbeleid). De operationele werking ervan kwam in ditzelfde jaar uitsluitend bij de dienst Emancipatiezaken terecht. Tot 2006 werd verder het BlindSurfer-label toegepast, maar dit is geëvolueerd naar het AnySurfer-label omdat toegankelijkheid van websites niet alleen belangrijk werd geacht voor mensen met een visuele beperking, maar ook voor mensen met een auditieve of een motorische beperking. 2008-2010
In de periode 2004-2005 lag de nadruk vooral op deze twee acties, sensibilisatie en vorming. Buiten deze twee waren er ook nog audits en screenings, waarbij websites werden voorgelegd aan AnySurfer die ze kritisch analyseerde en er feedback op gaf. Hierna kon een website gescreend worden en kon het, als het aan de criteria voldeed, een AnySurferlabel behalen.
In de nota aan de Vlaamse regering van februari 2008 staat een impulsprogramma beschreven. Er zou een budget van 500.000 euro worden vrijgemaakt voor dit project (in realiteit €320.000), om entiteiten tijdelijk financieel te steunen. Dit budget werd gebruikt voor de ontwikkeling van een monitoring-instrument, voor vormingen en voor de actieve ondersteuning van entiteiten. Entiteiten legden een project voor over welke maatregelen ze gingen nemen om hun websites toegankelijk te maken. Na beoordeling van dit project werden de entiteiten een bepaald budget toegekend, om de beoogde maatregelen te financieren. Ook voor communicatie werd een budget vrijgemaakt.
Onafhankelijk van deze screening door AnySurfer werd er geïnvesteerd in een andere screening die websites van de Vlaamse overheid elk jaar ondergingen. Deze screening werd uitgevoerd met het doel een overzicht te krijgen over het aantal en het percentage labels bij websites van de Vlaamse overheid. Beide screenings worden hieronder meer uitgebreid besproken. Dit zijn de micro-monitoring respectievelijk de macromonitoring.
De Omzendbrief van 2008 verduidelijkt de toegankelijkheidsdoelstellingen en verantwoordelijkheden die bepaald zijn in de Nota aan de Vlaamse Regering van 2008. In deze omzendbrief staat onder andere dat alle nieuwe websites vanaf januari 2006 toegankelijk moeten zijn volgens de AnySurfer-normen bepaald in juni 2006. Aanvullingen of vernieuwingen van al bestaande websites vóór 2006 moeten ook toegankelijk zijn.
Tot slot kon men ook terecht bij een helpdesk met velerlei vragen.
2010-HEDEN
2006-2008 In 2006 zijn er een aantal veranderingen gebeurd. De sturing van dit project, die in het begin bij de dienst Emancipatiezaken (thans dienst Diversiteitsbeleid) en bij het Contactpunt Vlaamse Infolijn lag, werd vanaf 8
In oktober 2010 is er een nota aan de Vlaamse regering opgesteld die het project ‘Toegankelijk Web’ beoogde te evalueren en bij te sturen. Het project heeft zich vanaf dit moment herleid tot monitoring van de toegankelijkheid, waarbij de helpdesk, vormingen, sensibilisering… en andere acties zijn weggevallen. Per entiteit werd er per website één persoon aangesteld
die als contactpersoon diende voor informatie en vragen over de toegankelijkheid op hun website. Ook de financiering van bijvoorbeeld de begeleidingstrajecten van AnySurfer en audits voor het behalen van het label ligt sindsdien bij de entiteiten zelf. Evenmin werd er nog geld vrijgemaakt voor entiteiten om hun websites te laten voldoen aan de normen van AnySurfer. De oorzaak hiervan was de evaluatie van het impulsprogramma door het project zelf, die niet positief was. Nog geen 40% van de websites die financiële middelen hadden gekregen om hun websites toegankelijk te maken, haalden daadwerkelijk het label. Ook wat betreft de basistoegankelijkheid was de evaluatie niet in de lijn met de verwachtingen op basis van het impulsprogramma. Het percentage basistoegankelijke websites steeg slechts met een magere 2%. Met dit geld wordt blijkbaar slechts met mate geïnvesteerd in toegankelijkheid en van zodra dit wegvalt, stoppen de geringe investeringen ook. De vaststelling was dat financiering voor een verbetering kan zorgen, maar dat is geen garantie. Anno 2015 stellen wij wel vast dat geld enerzijds een noodzakelijke voorwaarde blijkt te zijn om de toegankelijkheid van websites te verbeteren, maar anderzijds geen voldoende voorwaarde. Er is wederom een corresponderende omzendbrief ontworpen. De grootste veranderingen in deze brief ten opzichte van de vorige waren de aangepaste normen van AnySurfer (AnySurfer 2.0) en de wijze van financiering. Bewijs dat deze brief ooit van kracht gegaan is, kan niet worden teruggevonden. Dit rapport omvat twee grote delen, enerzijds de macro-monitoring en anderzijds de micromonitoring.
9
1. MARCO-MONITORING 1.1. Methode De macro-monitoring, ook wel toegankelijkheidsmonitor genoemd, gaat de basistoegankelijkheid na van websites van de Vlaamse overheid. Zo is er vanaf 2011 jaarlijks een steekproef van 150 websites genomen uit de gehele populatie van websites van de Vlaamse overheid. Op deze steekproef werd vervolgens een scan uitgevoerd om te peilen naar hun toegankelijkheid en om zo een representatief beeld te kunnen scheppen over de toegankelijkheid van Vlaamse overheidswebsites. De macro-monitoring is uitgevoerd door AnySurfer op vraag van de dienst Diversiteitsbeleid, de vroegere dienst Emancipatiezaken. De monitoring peilt naar de basistoegankelijkheid en dus niet naar volledige toegankelijkheid volgens het AnySurfer-label. Deze monitoring wordt bijgevolg de ‘AnySurfer QuickScan’ genoemd, een snelle en betrouwbare versie van de volledige en meer technische scan. In tegenstelling tot deze laatstgenoemde volledige scan die bestaat uit 40 items, omvat de jaarlijkse ‘QuickScan’ slechts 15 items. Deze 15 ijkpunten worden geacht de toegankelijkheid van een website het meest te beïnvloeden en bevat zowel technische (bv. ijkpunt 6) als inhoudelijke aspecten (bv. ijkpunt 1) van een website. De scan bekijkt met andere woorden of er voldaan wordt aan de minimumcriteria voor toegankelijkheid.
van het ijkpunt te komen werd gekeken naar de overeenstemming tussen de studenten. Als er sprake was van overeenstemming en dus alle studenten dezelfde beoordeling gaven op een item, werd de score zo overgenomen. Als alle studenten een score van 1 gaven, werd het item als OK beoordeeld. Als alle studenten een score van 0 gaven, werd het item als NOK beoordeeld. Als alle studenten tot slot aangaven dat het item niet van toepassing was op de website in kwestie, werd dit item ook als OK beoordeeld. Indien studenten een verschillende score hadden gegeven aan een ijkpunt, was de situatie iets ingewikkelder. Ten eerste werd de categorie NVT niet meer meegeteld. Ten tweede werd er gekeken naar de score van de meerderheid van de studenten. Concreet betekent dit dat als de meerderheid een score van 1 had gegeven (OK), de score 1 werd overgenomen. Als de meerderheid een score van 0 had gegeven (NOK), werd de score 0 overgenomen. Bij een ex aequo tot slot werd het item een beoordeling van NOK gegeven. Hierna werd elk item gewogen. Belangrijke items kregen een groter gewicht dan minder belangrijke items. Op basis van deze gewogen scores per item werd een gewogen totaal berekend. Per website werd de totale gewogen score genoteerd en het percentage. 75% werd gebruikt als criterium om aan te duiden of de website geslaagd was of niet. Over alle websites heen werd dus het aantal en percentage van geslaagde en niet-geslaagde websites genoteerd. Hieronder de lijst van onderzochte items met bijhorend gewicht tussen haakjes:
De eigenlijke monitoring werd uitgevoerd door studenten van verschillende hogescholen in opleidingen waarin webdesign aan bod kwam. Zij kregen een gastcollege over toegankelijk webdesign waarin ook uitleg werd gegeven over de ‘AnySurfer QuickScan’. Elke student maakte een beoordeling van twee sites, waarbij praktisch elke site door meerdere studenten werd beoordeeld. Dit gegeven is belangrijk voor de betrouwbaarheid van de resultaten.
1.
De studenten gingen per item na of de website al dan niet voldeed aan het criterium. Ze gaven een score van 1 als het voldeed (OK) en een score van 0 als het niet voldeed (NOK). Een andere optie was dat het item niet van toepassing was op de website (NVT). Om tot de eigenlijke score
7.
10
2. 3. 4. 5. 6.
8. 9.
Heeft iedere pagina een betekenisvolle titel? (2) Is de website bruikbaar met het toetsenbord? (3) Is de focus zichtbaar bij toetsenbordnavigatie? (2) Zijn links duidelijk te onderscheiden van andere tekst? (2) Zijn linkteksten betekenisvol? (2) Kan bewegende inhoud worden stopgezet? (2) Hebben alle afbeeldingen een alternatieve beschrijving? (3) Is gesproken tekst in audio- en videofragmenten ook tekstueel beschikbaar? (3) Zijn formulieren gemarkeerd met de
hiervoor bestemde HTML-tags? (2) 10. Is er tekstuele hulp na het verkeerd invullen van een formulier? (2) 11. Contrasteert de tekstkleur voldoende met de achtergrond? (2) 12. Zijn koppen gemarkeerd met de hiervoor bestemde HTML-tags? (2) 13. Zijn lijsten gemarkeerd met de hiervoor bestemde HTML-tags? (2) 14. Zijn er alternatieven voor belangrijke paginaonderdelen in Flash? (3) 15. Voldoet de website aan de HTML-versie die aangegeven staat in de broncode? (1)
van de voorgaande jaren een overschatting omdat er alleen gekeken werd naar websites waarbij toegankelijkheid heel belangrijk was.
1. Lijst van 15 onderzochte ijkpunten met toegekend gewicht per item tussen haakjes Voor het onderzoek werd een steekproef genomen van de gehele populatie van websites van de Vlaamse overheid. Deze vooropgestelde steekproef had een grootte van 150 (n=150), maar was in praktijk soms kleiner door praktische problemen. Zo waren er studenten die hun opdracht te laat of niet indienden waardoor deze gegevens niet werden verwerkt. Ook waren er soms websites offline gehaald na de steekproefselectie of zat er een enkele keer een website dubbel in de steekproef. De steekproef was verder niet at random geselecteerd. Er werd gepoogd om zo veel mogelijk prioritaire websites te betrekken. Dit zijn websites waarvan de Vlaamse overheid kan veronderstellen dat zij een aanzienlijk aantal bezoekers met een leeshandicap hebben en die dus vereist worden toegankelijk te zijn. Een echte definitie wordt niet gehanteerd. De websites die als prioritair worden gezien zijn websites rond werk, welzijn, portaalwebsites en e-loketten (bv. Studietoelagen of belastingen). Voorbeelden van zulke sites zijn die van de VRT, de VDAB, sites over werk… Het andere gedeelte van websites werd wel at random gekozen. Dit was de strategie voor 2011, 2012 en 2013. Vanaf 2014 werd er een andere strategie toegepast. Zo werden er 75 websites geselecteerd binnen de poel van prioritaire websites en 75 binnen de poel van niet-prioritaire websites. Deze wijziging gebeurde op advies van AnySurfer die aangaven dat deze werkwijze een meer betrouwbaar beeld zou kunnen scheppen van de ware toegankelijkheid. Mogelijks waren de resultaten 11
1.2. Resultaten VÓÓR 2011 In 2007 gebeurde er voor de eerste keer een monitoring, maar gezien deze monitoring op een andere manier gebeurd is in vergelijking met de latere monitoringen, worden deze resultaten omwille van de betrouwbaarheid niet weergegeven. In 2008 is er geen monitoring gebeurd. Vanaf 2009 is de monitoring wel op een gelijkaardige manier gebeurd en op vraag van de Vlaamse overheid zelf. In 2009 (n=187) voldeden 10% van de websites van de Vlaamse overheid aan de basistoegankelijkheid. In 2010 (n=299) steeg dit tot 11.9%. Omwille van een inconsistente selectie en grootte van de steekproef, moeten de resultaten met zorg en voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. 2011 De vooropgestelde steekproefgrootte van 150 werd in praktijk niet gehaald. Er werden 148 websites meegenomen in de dataset. Het algemeen besluit van 2011 is dat 62.8% van de onderzochte websites basistoegankelijkheid heeft. Het gelijke kansen- en diversiteitsplan (GKDplan) van 2012 besluit positief: aan de ene kant is er in 2011 vooruitgang geboekt ten opzichte van de vorige jaren. Aan de andere kant is de toegankelijkheid van de websites van de Vlaamse overheid ook beduidend groter dan die van alle Belgische websites (8.4%). De basistoegankelijkheid is dus opmerkelijk gestegen ten opzichte van het jaar daarvoor, maar toont tezelfdertijd aan dat het behalen van de vooropgestelde doelstelling van het project ‘Toegankelijk Web’ nog ver weg ligt. De bespreking van deze saillante stijging volgt verderop. 2012 De vooropgestelde steekproefgrootte van 150 werd in praktijk niet gehaald. Er werden 146 websites meegenomen in de dataset. Het algemeen besluit van 2012 is dat 63.7% van de onderzochte websites basistoegankelijkheid heeft. In het GKD-plan van 2013 wordt deze positieve trend wederom genoteerd. In 2012 zijn er licht meer websites basistoegankelijk dan in 2011 en ook in vergelijking met alle websites in België doen 12
die van de Vlaamse overheid het beter (12.6%). De bespreking van deze cijfers volgt ook verderop. 2013 De vooropgestelde steekproefgrootte van 150 werd gehaald. Het algemeen besluit van 2013 is dat 64% van de onderzochte websites basistoegankelijkheid heeft. Het GKD-plan van 2014 wijst op een lichte vooruitgang wat betreft de basistoegankelijkheid. Zowel in vergelijking met vorige jaren als in vergelijking met andere Belgische websites (14.2%) blijven de resultaten gelijkaardig. Sinds 2013 voert Anysurfer haar studies overigens niet jaarlijks maar tweejaarlijks uit. 2014 De vooropgestelde steekproefgrootte van 150 werd in praktijk niet gehaald. Er werden 148 websites meegenomen in de dataset. Het algemeen besluit van 2014 is dat 55.41% van de onderzochte websites basistoegankelijkheid heeft. Dit is een opmerkelijke daling in vergelijking met de continue stijging/stabiliteit gedurende de jaren ervoor. Dit gegeven kan enerzijds te wijten zijn aan de andere methode van dataverzameling, maar kan anderzijds ook een zuivere weerspiegeling zijn van de verslechtering van de toegankelijkheid. Verdere bespreking volgt hieronder. 2015 De vooropgestelde steekproefgrootte van 150 werd in praktijk niet gehaald. Er werden 148 websites meegenomen in de dataset. In 2015 is het percentage basistoegankelijke websites gedaald tot 29.72%. Dit is wederom een sterke daling. Aangezien de methode van dataverzameling dit jaar niet meer is veranderd ten opzichte van 2014, is de daling van zo’n 25% een reële weerspiegeling van de verslechterde toestand van de toegankelijkheid van websites van de Vlaamse overheid.
2.3 Vergelijking resultaten 2009-2015 en interpretatie
vergelijking met de continue stijging/stabiliteit gedurende de jaren ervoor. Dit gegeven kan
enerzijds te wijten zijn resultaten aan de andere methode 1.3. Vergelijking 20092015 en interpretatie van dataverzameling, maar kan anderzijds ook
basistoegankelijke websites heeft gemeten vóór de De resultaten de monitoring over de opstart van hetvan programma.
basistoegankelijkheid wijzen op een groei sinds Twee zaken zijn opmerkelijk. het begin van het project ‘Toegankelijk Web’. Ten eerste is er pas in 2011 een sterke vooruitgang Vanaf 2009 is er elk jaar vooruitgang geboekt in in het percentage toegankelijke websites, terwijl hetproject aantal al toegankelijke websites.terwijl Opmerkelijk in het in 2004 is opgestart, er bovendien in 2008 een impulsprogramma deze gegevens is de plotse stijging van 2010 op plaatsvond en terwijl het takenpakket van 2011.project Een tweede puntisdat aandachttotverdient, het sinds 2010 afgebouwd louter is de daling inEen 2014 en een verdere daling monitoring. eenduidige oorzaak voor in 2015. deze grote stijging wordensites gehaald In vergelijking metkan alleniet Belgische is de uit de beschikbare gegevens. Wel dienen de toegankelijkheid van Vlaamsevan overheidswebsites resultaten van de monitoring 2009 en 2010 van voorzichtigheid bij de start hoger. Onderstaande met worden behandeldfiguur gezienkan de inconsistente selectie en grootte van de voor verduidelijking zorgen. steekproeven. Een klein deel van de verklaring kan ook liggen in het feit dat er toch een vooruitgang is in toegankelijkheid. De stijging van 2011 ten opzichte vorige jaren wordt echter niet gezien FIGUUR 2. van PERCENTAGE TOEGANKELIJKE WEBSITES als pure winst toegankelijkheid. ONDERZOCHT BIJwat EEN betreft STEEKPROEF VAN ALLE BELGISCHE
eenresultaten zuivere weerspiegeling zijn van De van de monitoring overdede basistoegankelijkheid op een groeiVerdere sinds verslechtering van dewijzen toegankelijkheid. het begin van hethieronder. project ‘Toegankelijk Web’. Vanaf bespreking volgt 2009 is er elk jaar vooruitgang geboekt in het aantal toegankelijke websites. Opmerkelijk in deze 2015 is de plotse stijging van 2010 op 2011. Een gegevens tweede punt dat aandacht verdient, isvan de daling De vooropgestelde steekproefgrootte 150 in 2014 en een verdere daling in 2015. In vergelijking werd in praktijk niet gehaald. Er werden 148 met alle Belgische sites is de toegankelijkheid van websitesoverheidswebsites meegenomen in devan dataset. In 2015 is Vlaamse bij de start hoger. Onderstaande kan voor verduidelijking het percentagefiguur basistoegankelijke websites zorgen. gedaald tot 29.72%. Dit is wederom een sterke Het lijktAangezien dat de inspanningen het project daling. de methodevan van ‘Toegankelijk Web’ voor het eerst duidelijk tot dataverzameling ditinjaar niet is veranderd uiting zijn gekomen 2011. Er meer lijkt bovendien ten opzichte daling van zo’n 25% een behoud tevan zijn2014, van is dede geboekte vooruitgang gedurende enkele jaren, dus is het plausibel een reële weerspiegeling van de verslechterde dat deze vooruitgang zijn oorzaak vindt in de toestand vanen devormingen toegankelijkheid websites sensibilisatie tijdens van de jaren van de Vlaamse overheid. 2004-2010. Dit lijkt de langdurige effecten van het project te weerspiegelen. De effecten van het
impulsprogramma van 2008 zijn moeilijk te beoordelen omdat er geen consistente basislijnmeting is geweest die het percentage
WEBSITES EN BIJ EEN STEEKPROEF VAN ALLE WEBSITES VAN DE VLAAMSE OVERHEID (Noot: Anysurfer voert haar studies Figuur Percentageuit) toegankelijke websites niet jaarlijks maar2.tweejaarlijks
van alle Belgische Hetonderzocht lijkt dus zobijteeen zijnsteekproef dat de inspanningen van websites en bij een steekproef van alle websites het project ‘Toegankelijk Web’ voor het eerst van de Vlaamse overheid (Noot: Anysurfer voert haar studies niet jaarlijks maar tweejaarlijks uit.)
Percentage toegankelijke websites
Alle Belgische websites Websites van de Vlaamse overheid
80 70
64
63,7
62,8
PERCENTAGE
60
55,4
50 40
29,7
30 20 10 0
7
10
2009
9,7 11,7
Toegankelijke sites - Syntheserapport
2010
8,4
2011
12,6
2012
14,8
14,2
2013
2014
2015
8 13
Ten tweede is de daling van zo’n kleine 10% in 2014 en de verdere, sterkere daling, in 2015 opmerkelijk. De veranderde methode van dataverzameling in 2014 kan één van de oorzaken geweest zijn voor de daling, naast een werkelijke daling van toegankelijkheid. Het feit dat de daling nog eens versterkt wordt in 2015, met zo’n 25%, geeft bijkomend bewijs voor de tweede interpretatie. De daling van toegankelijkheid is bovendien plausibel met gelijktijdige veranderingen binnen de Vlaamse overheid. Zo is de personeelssamenstelling veranderd in vergelijking met tien jaar geleden, waarbij oudere werknemers die betrokken waren bij het project ‘Toegankelijk Web’ de organisatie hebben verlaten, waarbij er minder ruimte wordt gegeven aan dit thema en waarbij nieuwe werknemers mogelijks niet geïnformeerd worden op dit vlak. Wanneer websites vernieuwd worden door deze nieuwe mensen, lijdt de toegankelijkheid hieronder. Bovenop deze twee opmerkelijke zaken moet geconcludeerd worden dat de doelstelling om 100% toegankelijke websites te behalen, nog ver weg ligt. Een percentage van 29.72% basistoegankelijkheid is uiteraard niet voldoende, maar ook 64%, het hoogste percentage in de geschiedenis van de monitoringen, blijft veel te weinig. Het is dus niet alleen de bewuste daling die het meeste aandacht verdient, maar ook het feit dat er op zo’n 10 jaar tijd (van de start van het project ‘Toegankelijk Web’ in 2004 tot de laatste meting in 2015) nog geen volledige toegankelijkheid is behaald en zelfs geen basistoegankelijkheid. In de beleidsnota van 2015 wordt conform besloten dat het belangrijk is om de ontwikkelingen wat betreft toegankelijkheid te blijven opvolgen.
14
2. MICRO-MONITORING 2.1. Methode
2.2. Resultaten
De micro-monitoring gaat per beleidsdomein na hoeveel websites elk domein heeft en hoeveel hiervan het AnySurfer-label hebben. Het ging over alle entiteiten die onder het toepassingsgebied van de dienst Diversiteitsbeleid vallen, maar was net iets ruimer (onder andere BLOSO, VRT). De monitoring vond elk jaar plaats op één moment (augustus 2006, januari 2008, juni 2010, juni 2011, juni 2012, april 2013, juli 2014, juni 2015). Er werd aan de domeinen zelf gevraagd om beide aantallen na te gaan en die door te geven aan de dienst Diversiteitsbeleid. Onder de noemer ‘website’ werd alle informatieve en interactieve toepassingen verstaan waartoe iemand toegang krijgt via een webbrowser, zowel raadpleegbaar op het internet als via het intranet.
VÓÓR 2011
In 2014 en 2015 werd een andere aanpak gehanteerd. Zo moesten de domeinen zelf de aantallen niet meer doorgeven maar werd er beroep gedaan op AnySurfer. Dit werd gedaan omwille van budgettaire en tijdsoverwegingen. Zij gaven door welke van de Vlaamse overheidswebsites het AnySurfer-label hadden.
De eerste resultaten die beschikbaar zijn, dateren van 2006. In dit jaar hadden 5.2% van alle Vlaamse Overheidswebsites het AnySurfer-label. In 2008 steeg dit tot 11.80% en in 2010 tot 21.1%. 2011 Van alle Vlaamse overheidswebsites hadden 21.60 % het AnySurfer-label. De positieve trend werd dus verdergezet. 2012 In 2012 hadden 19.89% van alle Vlaamse overheidswebsites het AnySurfer-label. Hier werd al een lichte daling genoteerd ten opzichte van het vorige jaar. 2013 Van alle Vlaamse overheidswebsites hadden slechts 11.65% het AnySurfer-label in 2013. Websites scoren dus voor de tweede keer slechter op de audits en screenings van AnySurfer. 2014 In 2014 daalde het aantal Vlaamse overheidswebsites met het AnySurfer-label tot 4.68%. 2015 Ook in 2015 zette de daling zich verder. Zo had slechts 3.83% van de Vlaamse overheidswebsites een label.
15
2.3. Vergelijking resultaten 20062015 en interpretatie De resultaten wijzen op een stijging van het aantal AnySurfer-labels vanaf de eerste meting sinds de opstart van het project ‘Toegankelijk Web’ tot 2011. Vanaf dan is er een daling tot het percentage in 2015, dat een gelijkaardig beeld oplevert als bij de eerste meting in 2006. De periodes 2006-2011 en 2011-2014 lijken elkaars spiegelbeeld. Het percentage in 2015 bevestigt de negatieve trend van het aantal labels van de voorbije jaren. Bovenstaande figuur kan voor verduidelijking zorgen. Het eerste deel van de grafiek lijkt de opstart en de ontwikkeling van het project ‘Toegankelijk Web’ te weerspiegelen. Sinds de opstart van het project is het percentage van toegankelijke websites gestegen. De stijging van 2006–2008 kan verklaard worden door de acties van het project. Ook de stijging van 2008–2010 wordt geacht door deze acties beïnvloed te zijn. Bovendien heeft het impulsprogramma (cf. 2008-2010 p. 4) dat in 2008 startte, een invloed gehad. De monitoring in 2008 is nog gebeurd vóór de nota aan Vlaamse Regering, toen het impulsprogramma dus nog niet van kracht was. Bij de monitoring van 2010 zijn de effecten van dit impulsprogramma voor het eerst gemeten. De financiële middelen en financiële steun hebben
gezorgd voor de stijging van zo’n 10%. Hierboven werd vermeld dat het impulsprogramma werd afgeschaft omdat het er niet voor kon zorgen dat 100% van de websites een label behaalde en omdat nog geen 40% van de entiteiten die financiële middelen hadden gevraagd, het label wisten te verdienen. Dit gegeven doet de door het programma veroorzaakte stijging van 10% niet teniet, want de minimale stijging die werd genoteerd, valt wel toe te schrijven aan dit impulsprogramma. Toen het takenpakket van het project verminderde tot louter monitoring van de toegankelijkheid en de financiering, vormingen, sensibilisatie… wegvielen, daalde het percentage toegankelijke websites weer. Entiteiten ervaren het behalen van het label als onrealistisch en duur. De kostprijs van het behalen van een label schommelt tussen circa 800 en 2000 euro (afhankelijk van de grootte van een website) als men het label voor de eerste keer wilt behalen. Dit labelingstraject omvat een audit van de website, met inbegrip van een verduidelijkend rapport, en een validatie waarbij elk ijkpunt wordt gecheckt. Om het label te verlengen, dient er opnieuw een validatie te gebeuren die op zijn beurt elke twee jaar opnieuw Figuur 3. Precentage toegankelijke websits van de Vlaamse overheid met een Anysurfer-label.
Percentage toegankelijke websites Vlaamse overheid (Anysurfer) 25
21,1
21,6
PERCENTAGE
20
19,9
15
11,8
11,7
10 5 0
5,2
2006
4,7
2008
2010
16
2011
FIGUUR 3. PERCENTAGE TOEGANKELIJKE WEBSITES VAN DE VLAAMSE OVERHEID MET EEN ANYSURFER-LABEL
2012
2013
2014
3,8
2015
10%. Hierboven werd vermeld dat het impulsprogramma werd afgeschaft omdat het er niet voor kon zorgen dat 100% van de websites
voorbije jaren. Bovenstaande figuur kan voor
een label behaalde en omdat nog geen 40% van
tussen circa 200 en 100 euro kan kosten. De hoge kostprijs kan een reden zijn waarom het aantal labels gedaald is. Bovendien vervalt het label na twee jaar, waarop de geldigheid ervan opnieuw moet worden nagegaan. Als dit niet gebeurt, valt het label weg, ongeacht of het nog aan de vereisten voldoet of niet. Aangezien de financiering sinds de bepalingen van het project ‘Toegankelijk Web’ in oktober 2010 de volledige verantwoordelijkheid is geworden van de beleidsdomeinen zelf, is de hoge kostprijs van het label een plausibele verklaring voor de genoteerde daling. Tegelijkertijd kan de kostprijs en de gerelateerde desinteresse in het behalen van het label ervoor gezorgd hebben dat er helemaal geen moeite meer werd gedaan om de sites, ondanks de verdwenen noodzaak om het label te behalen, toch toegankelijk te houden of te maken. Beide verklaringen worden beschouwd elk hun eigen effect te hebben gehad. Samenvattend lijkt er dus een verslechtering te zijn van het aantal websites dat volledig toegankelijk is volgens de AnySurfer-normen. Of deze daling volledig toe te schrijven valt aan de werkelijke verslechtering van toegankelijkheid kan echter niet besloten worden. Alle websites met een AnySurfer-label zijn toegankelijk, maar niet alle toegankelijke websites hebben een AnySurfer-label. Dit is een gegeven dat niet ontkend kan worden. Anderzijds is dit geen reden om op onze lauweren te rusten. De daling kan even goed een waarheidsgetrouwe verslechtering van de toegankelijkheid inhouden. Bij de interpretatie van de macro- en de micro-monitoring samen en bij het algemeen besluit wordt deze interpretatie verder verduidelijkt. De situatie heeft zijn doel zoals in 2004 voorgesteld, nog lang niet bereikt: volledige toegankelijkheid van alle websites van de Vlaamse overheid.
17
4. Interpretatie over de 3. INTERPRETATIE OVER DE twee monitoringen heen TWEE MONITORINGEN Voor de interpretatie van de resultaten en ideeën HEEN voor aanbevelingen is er teruggegrepen naar de Voor de interpretatie vandocumenten, de resultatenmaar en ideeën verschillende vermelde zijn er voor aanbevelingen is er teruggegrepen naar de ook gesprekken geweest met Johan Vermeiren verschillende vermelde documenten, maar zijn er en Paul Huys, twee betrokkenen bijVermeiren het project ook gesprekken geweest met Johan en Paul Huys,Web’; tweeSylvie betrokkenen het project ‘Toegankelijk Van de bij Waeter, ‘Toegankelijk Web’; Sylvie Van de Waeter, webmaster bij de Vlaamse overheid en Tim De webmaster bij de Vlaamse overheid en Tim De Coninck; medewerker bij Kañooh. Kañooh. Coninck; medewerker bij
3.1. Interpretatie resultaten 4.1 Interpretatie resultaten resultaten van vande demicro-monitoring micro-monitoringlijkt lijkt Uit de resultaten de ontwikkeling van de toegankelijkheid negatief de ontwikkeling van de toegankelijkheid negatief te verlopen sinds de afbouw van het project verlopen sinds de2010. afbouw vansteeds het project ‘te Toegankelijk Web’ in Er zijn minder ‘Toegankelijk Web’ in 2010. Er zijn met name AnySurfer-labels. steedshierboven minder AnySurfer-labels. Zoals vermeld, impliceert deze daling niet automatisch dat websites minder toegankelijk Zoalsgeworden. hierboven deze zijn Ditalisvermeld, wel een impliceert mogelijkheid, maar omwille vanautomatisch de hoge kostprijs van het label kan daling niet dat websites minder een website ook toegankelijk zijn zonder in het toegankelijk zijn geworden. Dit is uiteraard wel bezit van het label te zijn. een mogelijkheid, maar omwille van de hoge Een blik op dehet resultaten van dewebsite monitoring kostprijs van label kan een ookrond basistoegankelijkheid kan de volledige situatie toegankelijk zijn in hetniet bezit te zijnaan vande verduidelijken. Alszonder een website voldoet basistoegankelijkheid kan deze nooit voldoen aan het label. de strengere criteria van AnySurfer. Het maximum
Een blik op de resultaten van de monitoring aantal websites dat voldoet aan van rond basistoegankelijkheid kan de de criteria volledige AnySurfer is hoogstwaarschijnlijk niet hoger dan situatie verduidelijken. Als een website niet het geschatte maximum aantal websites dat voldoet aan de basistoegankelijkheid kanjaar deze basistoegankelijk is. Dit betekent, voor het 2015, datnooit er wellicht nietaan meer 29.7% criteria websites immers voldoen de dan strengere van de Vlaamse overheid toegankelijk zijn; het van AnySurfer. Het maximum aantal websites percentage basistoegankelijke websites in 2015. dat voldoet aan de criteria van AnySurfer is dus Hoewel het percentage van AnySurfer-labels hoogstwaarschijnlijk ook niet hoger dan het binnen de overheid niet noodzakelijk een geschatte maximumafspiegeling aantal websites waarheidsgetrouwe is van dat het aantal toegankelijkeis.websites, is hetvoor wel het zo dat basistoegankelijk Dit betekent, jaar 29.7% hoogstwaarschijnlijk de bovengrens is. 2015, dat er wellicht niet meer dan 29.7% Onderstaande kan een eerste beeld websites van grafiek de Vlaamse overheid scheppen. toegankelijk zijn; het percentage Tot 2011 is het percentage websites met een basistoegankelijke websites in 2015. AnySurfer-label gestegen. Hierna is het elk jaar systematisch gedaald. Eenvan reden voor de stijging Hoewel het percentage AnySurfer-labels wordt toegeschreven aan de positieve uitwerking binnen de overheid dus nietWeb’. noodzakelijk een van het project ‘Toegankelijk waarheidsgetrouwe afspiegeling is van het De eerste daling in 2014 kan toe te schrijven zijn aantal toegankelijkevorm websites, is het wel zo dat aan de veranderde van monitoring. 29.7% hoogstwaarschijnlijk de bovengrens is. De hierop volgende daling in 2015 geeft te kennen dat de daling van het percentage 2014 én in Onderstaande grafiek kan al eenineerste beeld scheppen. FIGUUR 4.Figuur PERCENTAGE TOEGANKELIJKE WEBSITES websits 3. Precentage toegankelijke VOLGENS EEN METING VAN DE BASISTOEGANKELIJKHEID EN volgens een meting van de basistoegankelijheid EEN en METING VAN TOEGANKELIJKHEID VOLGENS HET een meting van toegankelijkheid volgens.het ANYSURFER-LABEL
Anysurfer-label.
Micro- en macro-monitoring 80 Basis-toegankelijkheid AnySurfer label
70
63,7
62,8
64
PERCENTAGE
60
55,4
50 40 30
30
21,1
20
11,8
10 0
0
5,2
2006
0 2008
18 Toegankelijke sites - Syntheserapport
21,6
19,9
11,7
10
11,7 4,7
0 2009
2010
2011
2012
2013
2014
3,8 2015 13
2015 voor een groot deel te wijten is aan een reële daling van de toegankelijkheid. Verder speelt de kostprijs van het behalen van dit label ook een rol. Dit blijkt uit een bevraging van de beleidsdomeinen. Er wordt aangenomen dat al deze zaken een aandeel hebben in de oorzaak van de daling. Waarom de daling dan pas in 2012 is ingezet en niet al in 2011, kan verklaard worden door het feit dat een label twee jaar geldig is. Er staat dus een vertraging op de daling omwille van de geldigheidsduur van het label. De laatst uitgereikte labels die gefinancierd waren door het project, bleven twee jaar geldig. Het jaar 2011 kan als overgangsjaar gezien worden waarbij er na de monitoring van juni 2010 en vóór de vernieuwde bepalingen van het project in oktober 2010 nog enkele labels zijn bijgekomen. De monitoring van 2011 laat zien dat het percentage websites met een AnySurfer-label nog met 0.5% steeg. De monitoring van juni 2012 wees daarentegen op een daling van het percentage websites met een label. Labels uitgereikt tussen juni 2010 en oktober 2010, dus nog gefinancierd door het project, waren bij de meting wel nog geldig. Labels uitgereikt vóór juni 2010 waren al vervallen. Vandaar de daling. De gegevens van de basistoegankelijkheid moeten ook aandachtig geïnterpreteerd worden. Bij de interpretatie van de resultaten werd al vermeld dat de gegevens van 2009 en 2010 niet zonder meer langs de gegevens van 2011 – 2015 gelegd mogen worden omwille van de verschillende methodologie. De grote sprong van 2010 op 2011 kan niet eenduidig verklaard worden, waardoor we op basis van deze gegevens niet kunnen bepalen wanneer de effecten van het project ‘Toegankelijk Web’ tot uiting zijn gekomen op de basistoegankelijkheid. Als we de gegevens van de micro-monitoring met de gegevens van de macro-monitoring samennemen, kunnen we als plausibele conclusie stellen dat het project al een positieve uitwerking heeft gehad sinds 2006, maar dat we dit niet kunnen zien in de gegevens van de macromonitoring omwille van de methodologie.
Een kanttekening die aansluit bij dit laatste gegeven zijn de gegevens van 2010. Het percentage websites van de Vlaamse overheid dat een AnySurfer-label heeft, ligt hoger dan het percentage websites van de Vlaamse overheid dat basistoegankelijk is. Dit is opmerkelijk, maar kan wederom veroorzaakt zijn door de methodologie van de macro-monitoring in 2009 en 2010 zoals hierboven beschreven. Een andere verklaring voor dit verschijnsel is het feit dat de micro- en macro-monitoring niet op hetzelfde moment zijn uitgevoerd. Een aantal websites die het label hebben behaald in juni 2010 waren niet meer toegankelijk tijdens de macro-monitoring van oktober 2010. Aangezien de basistoegankelijkheid het jaar daarop, in 2011, heel hoog ligt, wordt de voorkeur gegeven aan de eerste, de methodologische, verklaring. Wat we met zekerheid kunnen zeggen is dat de basistoegankelijkheid van de websites sinds 2011 relatief stabiel is gebleven tot 2013 à 2014. De inspanningen van het project zoals sensibilisatie, vormingen, een helpdesk… lijken een effect te hebben. Bij deel ‘4.2 Conclusies en aanbevelingen’ gaan we hier verder op in. In vergelijking met de basistoegankelijkheid van alle Belgische websites scoren de Vlaamse overheidswebsites bovendien gestaag beter. Een cruciale opmerking bij deze stelling is dat de percentages relatief gezien hoog zijn. Anderzijds zijn ze absoluut gezien veel te laag. In principe moetn alle websites voldoen aan de check van basistoegankelijkheid. De bepalingen en doelstellingen van het project hielden al vanaf 2004 in dat alle websites volledig toegankelijk moesten zijn. Uit deze data blijkt dat zelfs wat betreft basistoegankelijkheid geen perfecte score behaald werd. In 2014 daalde het percentage van websites die basistoegankelijk zijn met zo’n 8%. Waarschijnlijk is de daling een combinatie van een werkelijke weerspiegeling van de daling in toegankelijkheid en een gevolg van de veranderde methode van dataverzameling. De monitoring het jaar daarop is echter niet veranderd, maar het percentage basistoegankelijke websites is wederom gedaald, met zo’n 25%. Dit bevestigt de noodzaak om blijvend aandacht te schenken aan toegankelijkheid en dit bovendien op 19
zo’n manier dat de monitoring jaar-op-jaar consistent op eenzelfde wijze gebeurt, zodat de resultaten vergeleken kunnen worden. Bij deel ‘4.2 Conclusies en aanbevelingen’ wordt dit punt verder uitgewerkt.
3.2. Conclusies + Aanbevelingen We kunnen dus zowel vanuit de macro- als vanuit de micro-monitoring besluiten dat de toegankelijkheid van websites van de Vlaamse overheid niet voldoet aan de vooropgestelde doelstelling om alle websites van de Vlaamse overheid volledig toegankelijk te maken volgens de normen van AnySurfer. Over de periode van de eerste metingen tot en met de laatste meting is het percentage websites met een AnySurfer-label nooit boven 22% geraakt. Wat betreft de basistoegankelijkheid is het percentage nooit boven 64% geraakt. Het bereikte resultaat staat in contrast met de doelstelling vooropgesteld in 2004 om alle websites volledig toegankelijk te maken. Bovendien blijkt uit beide sets van gegevens dat de trend zelfs negatief is. Bij de laatste meting is zowel het percentage websites met een AnySurfer label gedaald, als het percentage websites dat basistoegankelijk is. Uit deze evaluatie blijkt dat de strijd nog lang niet gestreden is en dat we deze eerder aan het verliezen zijn. Er is nood aan blijvende en hernieuwde aandacht voor dit thema. Deze aandacht kan verschillende uitingsvormen hebben, die elk op zich een andere klemtoon leggen. Onderstaande alternatieven, en ook meerdere van deze, moeten een onderdeel uitmaken van een toekomstig actieplan. Een eerste belangrijke aanbeveling is dat er meer nodig is dan alleen monitoring. We moedigen zeker aan dat de monitoring verder gezet wordt, maar er moeten ook omvangrijkere actieplannen worden opgemaakt. Initiatieven zoals vorming, technische ondersteuning, sensibilisatie… zijn bijna allemaal weggevallen in 2010. Deze heropstarten en nieuwe initiatieven toevoegen, is een noodzaak, zodat toegankelijkheid verankerd wordt. Een goed voorbeeld hiervan is de software van Kañooh die nu door de Vlaamse overheid wordt gebruikt. Een doelstelling van de overheid was om
20
Initiatieven als de studiedag ‘Onbeperkt aan de slag’ zouden systematisch moeten verankerd worden. Een doelgericht Expertisecentrum kan hierbij het voortouw nemen.
op één consistente manier elke mogelijke website te bouwen. Kañooh zorgt voor zo’n pakket waarbij op een snelle manier websites gemaakt kunnen worden die voor een groot deel al vanaf de basis toegankelijk zijn op de technische aspecten. Wat betreft het inhoudelijke gedeelte (bv. ijkpunt 1 ‘Hebben alle pagina’s een betekenisvolle titel?’ van de AnySurfer Quickscan, p.6) kan Kañooh niet voor toegankelijkheid zorgen en blijft er dus een verantwoordelijkheid bij de webmasters zelf. Kañooh is dus al een stap in de goede richting, maar meer initiatieven zijn noodzakelijk en moeten terug een plaats krijgen. Zo kan sensibilisatie een eerste stap zijn om het belang en de situatie van web-toegankelijkheid terug aan te kaarten, na een aantal jaar verwaarlozing. Verder is er een pleidooi voor nieuwe vormingen. Gezien de snelle vooruitgang op gebied van technologie en informatica, zijn de vormingen die plaatsvonden in 2004–2010 gedateerd. Daar waar toen nog gewerkt werd met statische htmlpagina’s, is nu alles geëvolueerd naar CMS (Content Management Systems), bijvoorbeeld Drupal, waarop Kañooh zich overigens baseert. Ook zijn er personeelsveranderingen geweest waardoor niet iedereen op de hoogte is van de informatie van de toenmalige vormingen. Nieuwe vormingen over toegankelijkheid binnen dit systeem worden dus ten sterkste aangeraden. Duidelijkheid rond
de verwachtingen wat betreft toegankelijkheid wordt als een gemis ervaren bij webmasters. Een weergave van mogelijke oplossingen die praktisch en concreet van aard zijn, is gewenst, zowel op technisch vlak als op inhoudelijk vlak. Samen met een helpdesk, centraal georganiseerd door de Vlaamse overheid, zou dit een betere manier van organiseren zijn, zodat er geen volledige afhankelijkheid is van de dienstverlening van AnySurfer. De expertise voor zo’n helpdesk wordt volgens een webmaster geacht zich al binnen de Vlaamse overheid te bevinden, meer bepaald bij informatici en webmasters. Outsourcen wordt niet noodzakelijk geacht. ‘Radar’, het platform van interne mobiliteit binnen de Vlaamse overheid, is een mogelijke bron om expertise te verspreiden. Een tweede punt dat ter discussie staat is het AnySurfer-label. De doelstelling van het project ‘Toegankelijk Web’ bij de start in 2004 stelt dat alle websites moeten beantwoorden aan de toegankelijkheidsnormen van AnySurfer. Wat dit specifiek inhoudt, kan betwist worden. Betekent dit dat alle websites een label dienen te hebben of betekent dit dat alle websitebeheerders zelf dienen te zorgen dat hun site toegankelijk is volgens deze normen zonder de noodzaak van het label? 21
Naar alle waarschijnlijkheid geldt het laatste. Dan rijst wel de vraag hoe het gemeten moet worden, in afwezigheid van het label. Het al dan niet hebben van het label is een goed systeem, maar is tegelijkertijd wel kostelijk. Een valabel alternatief is de toegankelijkheidsverklaring die de webmasters op de website plaatsen als ze aan bepaalde criteria voldoen. Er moeten dus duidelijke criteria gecreëerd worden door de Vlaamse overheid zelf (cf. supra). De criteria van AnySurfer worden als vaag geïnterpreteerd en een directe link naar een technische oplossing wordt als gemis ervaren. Wanneer aan bepaalde criteria wordt voldaan, plaatst men vervolgens een toegankelijkheidsverklaring op de site (voor een voorbeeld zie bijlage 1). De instantie die instaat voor de monitoringen neemt de controle van de echtheid van deze verklaringen dan op zich. Dit zou dan evenveel betekenen als het AnySurferlabel maar levert geen extra kost op. Het gelijke kansen- en diversiteitsplan van 2015 brengt dit meer pragmatisch standpunt op de voorgrond. De dienst Diversiteitsbeleid formuleert hierin een meer haalbare doelstelling wat betreft vereiste toegankelijkheid. Deze toegankelijkheidsverklaring wordt ook naar voren geschoven als mogelijk alternatief, dat sensibiliserend werkt en als benchmark kan dienen. Bij deze alinea moet voor de volledigheid een kanttekening vermeld worden. Het is niet omdat de betekenis van het label in vraag gesteld wordt, dat de daling van het percentage labels als waardeloos mag geïnterpreteerd worden. Er is,
zoals aangegeven, bewijs dat de daling van het aantal labels ook een werkelijke verslechtering is van de toegankelijkheid, zoals aangegeven bij vergelijking van de gegevens van de micro- en de macro-monitoring samen. Een derde punt dat aandacht verdient, is het wetgevende kader. In België is er geen wetgeving met betrekking tot web-toegankelijkheid (cf. supra p.1), maar er is wel een hangend voorstel. Ook op Europees vlak is er een nieuwe richtlijn in de maak. Beide leggen de lat voor websites van publieke instanties op het niveau AA van de WCAG 2.0 (gemiddeld niveau van conformiteit, aanbevolen voor overheidswebsites). Dit niveau is strenger dan het huidige AnySurfer-label want dit laatste is gebaseerd op niveau A van de WCAG 2.0 (basisniveau van conformiteit). Een wet kan enerzijds mogelijk maken dat de normen daadwerkelijk worden opgevolgd. Anderzijds is de vraag of een wet, die extrinsiek wordt opgelegd, werkelijk voor structurele verandering kan zorgen. Wordt de strengere wet plots wel nageleefd terwijl de huidige Vlaamse wet (Omzendbrief DVO/BZ/P&0/2008/2bis) die minder streng is, al niet wordt nageleefd? De technische aspecten kunnen haalbaar zijn, omdat het gaat over kwantificeerbare maten. Hier is Kañooh opnieuw een goed voorbeeld. Wat betreft de inhoudelijke elementen gaat het vaak om een subjectieve beoordeling van kwalitatieve maten en wordt er beter gestreefd naar ‘best practice’ waarbij entiteiten verwacht worden al het mogelijke te doen. Een intrinsieke motivatie, voortkomend uit een mentaliteitswijziging is bovendien opportuun en misschien zelfs noodzakelijk om echte, blijvende
Via haar personeelsnetwerk ONbeperkt kan de Vlaams Overheid vragen in verband met toegankelijkheid ook voorleggen aan ervaringsdeskundigen. - www.bestuurszaken.be/onbeperkt 22
verandering te creëren. Als dit verwezenlijkt wordt, is de wet nog een formaliteit. Naar deze situatie moeten we toe.
er in te investeren en er moet een structurele mogelijkheid zijn om dit te doen.
Een opmerking bij dit punt is dat er vooral streng gekeken moet worden naar nieuwe websites. Al bestaande websites kunnen het argument geven dat de aanpassingen nu te moeilijk zijn, bij nieuwe zal dit niet het geval zijn.
Fysieke toegankelijkheid is iets dat door iedereen als vanzelfsprekend wordt gezien. Een aangepast toilet, voorbehouden parkings voor mensen met een beperking… zijn voorbeelden van vereiste vormen van toegankelijkheid die als noodzakelijk worden geacht. Voor web-toegankelijkheid is dit allerminst het geval, terwijl deze vorm van toegankelijkheid even belangrijk is. Men kan dit onderscheid in vraag stellen. Bovendien komt een toegankelijke website niet alleen mensen met een beperking ten goede. Ook mobiele gebruikers, oudere mensen of mensen die om één of andere reden moeite hebben met taal, hebben baat bij deze ontwikkelingen.
Een laatste opmerking betreft de consistentie van de monitor-methode. Om resultaten over jaren heen betrouwbaar te kunnen vergelijken, moet de methode van dataverzameling (grootte, wijze van selectie) op een consistente manier gebeuren. Dit gebeurde zo in de jaren 2011, 2012, 2013, maar in 2014 is de methode van zowel de micro- als de macro-monitoring veranderd. Op deze manier kan er geen valide conclusie gemaakt worden wat betreft de evolutie van de toegankelijkheid. Voor de macro-monitoring stellen we voor dat de methode van 2014 en 2015 verder gezet wordt, waarbij er zowel prioritaire als niet-prioritaire websites worden geëvalueerd. Deze werkwijze volgde uit het advies om een meer representatief beeld te schetsen van de situatie. Wanneer er voornamelijk prioritaire websites worden geselecteerd, kan er immers een vertekening zijn van het beeld, waardoor de toegankelijkheid de afgelopen jaren mogelijks overschat werd. Voor de micro-monitoring kunnen we stellen dat beide manieren hun voor- en nadelen hebben. Elk van beide manieren kan dus verantwoord worden. Wanneer er voor één van beide wordt gekozen, dient men zich hier wel op lange termijn voor te engageren. Het monitoren en nastreven van cijfers is een belangrijk middel, om een kwantitatieve maat te hebben van het kwalitatieve begrip ‘toegankelijkheid’ en om te evalueren in welke mate het doel toegankelijkheid al bereikt is. Zonder inkijk in de processen die ten grondslag liggen aan de cijfers, blijven deze cijfers echter beperkt.
Mensen met een beperking ervaren al hinder van hun beperking op zich, door eventuele pijn en ongemak. Het is echter de samenleving die een grote bron is van het creëren van de beperking. De positieve kant van dit verhaal is dat het ook de bron kan zijn van aanpassingen, die rekening houden met iedereen in de samenleving. Beperking die gecreëerd wordt door de maatschappij moet dus op alle manieren worden gereduceerd tot het minimum. Zeker omdat men voor web-toegankelijkheid over de mogelijkheden tot verandering beschikt, moet hiervan gebruik gemaakt worden. Web-toegankelijkheid moet, net zoals fysieke toegankelijkheid, een vanzelfsprekendheid worden. We ijveren er dus voor dat dit een belangrijke doelstelling wordt voor het Agentschap Informatie Vlaanderen.
De evaluatie van het onderliggende project ‘Toegankelijk Web’ en ideeën en bemerkingen van betrokken individuen die in dit rapport beide zijn geïntegreerd met de cijfers, scheppen dus een breder beeld over de werkelijke situatie. Men moet het thema belangrijk genoeg vinden om 23
4. LITERATUURLIJST • Nota aan de Vlaamse Regering, betreft: Toegankelijk web, 2008. • Nota aan de Vlaamse Regering, betreft: Evaluatie en bijsturing project Toegankelijk Web, 2010. • Omzendbrief DVO/BZ/P&0/2008/2 bis • Omzendbrief DVO/BZ/P&O/2010
• Proposal for a directive of the European parliament and of the council on the accessibility of public sector bodies’ websites, 3 december 2012. • Wetsvoorstel betreffende de toegankelijkheid van de websites van overheidsinstanties, 7 oktober 2014. DOC 54 0426/001 • Decreet houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt, 8 mei 2002. • Decreet houdende een kader voor het gelijkekansen- en gelijkebehandelingsbeleid, 2 juli 2008.
24
5. BIJLAGE Bron: gewoontoegankelijk.nl => webrichtlijnen.nl MODEL TOEGANKELIJKHEIDSVERKLARING Het format bevat onder andere de volgende onderdelen: Verantwoording over de toegankelijkheid van webvoorzieningen volgens het regime van “pas toe of leg uit”: 1. Toepassing: 1. Succescriteria aantoonbaar toegepast: [aantal] * (link naar lijst toegepaste succescriteria) 2. Succescriteria conform ‘leg uit’: [aantal] * (link naar lijst succescriteria conform leg uit) Uitzondering op de toepassing van succescriteria wegens zwaarwegende redenen (reden van bijzonder gewicht) met inachtneming van het toepassingskader. Daarbij zijn de in het toepassingskader vermelde geldige zwaarwegende redenen en complexe toepassingen en complexe content aangeven, met vermelding van de geboden alternatieve voorzieningen.
standaard te kunnen voldoen? 6. Planning: Op welke termijn zullen de maatregelen zijn geïmplementeerd? 3. Informatie en Klachten: Bij wie kunnen bezoekers van de website eventuele problemen met de toegankelijkheid van de website melden bij de betreffende overheidsorganisatie, en op welke wijze wordt met deze reacties omgegaan? 1. naam 2. functie 3. afdeling 4. bereikbaarheidsgegevens: [e-mailadres en telefoonnummer] 5. beantwoordingstermijn
2. Succescriteria niet toegepast: [aantal] * (link naar lijst niet toegepaste succescriteria). Toelichting per niet toegepast succescriterium: 1. Specificatie succescriterium: Welk(e) aspect(en) van de standaard betreft de ‘leg uit’? 2. Oorzaak: Wat is de reden dat er (nog) niet aan kan worden voldaan? 3. Gevolg: Welke gevolgen/beperkingen heeft het niet of niet volledig voldoen aan de standaard voor gebruikers van de betreffende overheidswebsite? 4. Alternatieven: Worden er alternatieven geboden voor de gevolgen/beperkingen ontstaan door het niet of niet volledig voldoen aan de standaard en waar zijn deze vindbaar? 5. Maatregelen: Welke maatregelen zijn of zullen worden genomen om alsnog aan de 25
26
27
V.U.: Alona Lyubayeva - Vlaams Diversiteitsambtenaar
Boudewijnlaan 30 bus 50 28 1000 Brussel
diversiteitsbeleid.be