Titel: Grip op de toekomst betekent: voet op het gaspedaal houden!
Geachte aanwezigen,
Jaarlijks vinden er in het verkeer ongeveer 60.000 ongevallen plaats waarbij iemand letsel oploopt. Ik haal het even iets dichterbij: vandaag lopen dus ruim 160 mensen meer of minder ernstig letsel op. Dat kan variëren van een kneuzing, schaafwond, fracturen of gebitsschade tot zwaardere letsels als hersenletsel of een dwarslaesie. De schadelast voor verzekeraars bedroeg in 2013 ongeveer € 1 miljard. In 80% van alle schades wordt niet meer dan € 10.000,-- uitgekeerd. Maar in de resterende 20% worden fikse bedragen vergoed wat op zich niet verwonderlijk is omdat het hier om mensen gaat die ernstig letsel hebben opgelopen. De afhandeling van al die zaken gaat steeds sneller, en dat is goed. Maar als het aan mij ligt, moeten we ernaar streven die snelheid in de komende jaren toch verder op te voeren. We moeten onze voet op het gaspedaal van beleid en uitvoering houden.
Het is goed om met deze cijfers te beginnen om het thema van vandaag in een menselijk en financieel perspectief te zetten. Aan mij is het verzoek gedaan om u mee te nemen in dat onderwerp. Het zal u niet verbazen dat ik als directeur van het Verbond van Verzekeraars daarbij ook stil sta bij de rol van verzekeraars. Want stel nu eens, dat er geen verzekeraars waren? Letsel zal er altijd zijn. Wat gebeurt er in een wereld zonder verzekeringen?
Om deze kernvraag draaien dan ook de televisiecommercials die we momenteel uitzenden onder het motto: fijn dat we verzekerd zijn. Het is aangetoond dat vrijwel iedereen er gewoon maar vanuit gaat dat risico’s zijn afgedekt. Soms is dat niet zo en ontstaat onvrede
Onvrede over de snelheid van de afwikkeling, misschien zelfs over de hoogte van de mogelijk een vergoeding. Zeker als je iets is ‘overkomen’ waar je zelfs niet aan kunt doen.
In dat licht is het feit dat verzekeraars er inmiddels in slagen om binnen twee jaar meer dan 90% van de letselschades af te wikkelen best een compliment waard. En bovendien waarderen slachtoffers deze afwikkeling met gemiddeld een 7,5: dat is lang niet slecht! Maar eerlijkheidshalve: we komen best van ver. En het kan nog steeds beter.
Hoe? Daar denken we natuurlijk al langer over na maar vandaag wil ik dat graag met u samen doen.
Waar staan wij nu? Verzekeraars zijn vanaf de oprichting nauw betrokken geweest bij De Letselschade Raad. Zelf heb ik in de periode 2010 tot juli 2012 als voorzitter van het bestuur van De Letselschade Raad de organisatie van binnenuit leren kennen.
Met veel inzet werkt De Letselschade Raad onder leiding van Deborah Lauria aan een vlotte en transparante schadeafwikkeling voor slachtoffers.
Het moge duidelijk zijn dat ook verzekeraars zich daarvoor willen blijven inzetten. Ik zei al: we komen van ver, maar er is de afgelopen jaren veel tot stand gebracht om te komen tot een vlotte en transparante schadeafwikkeling. Kijk naar de samenwerking in de afgelopen jaren met belangenbehartigers en De Letselschade Raad aan een herziene versie van de GBL. En denk ook aan de GOMA, een gedragscode voor zorgverleners en medische aansprakelijkheidsverzekeringen waarin is neergelegd hoe er omgegaan moet worden met een medisch incident. Denk ook aan de bedrijfsregeling 15, die gaat over de afwikkeling van letselschade en de informatievoorziening aan slachtoffers, die is aangescherpt. Denk aan werkafspraken over de afhandeling van zware en lichte letselzaken tussen WA- en rechtsbijstandverzekeraars. En aan de Kwaliteitscode Rechtsbijstand. Aan deze codes en richtlijnen zijn alle verzekeraars gebonden, het zijn geen vrijblijvende afspraken. Daarom is het toezicht op de naleving ook goed geregeld. Zo wordt de naleving van de regels periodiek via een self-assessment getoetst door de onafhankelijke Stichting toetsing verzekeraars, met daarin oa de Consumentenbond. Daarnaast zijn Verbondsleden verplicht aangesloten bij het Klachteninstituut Financiële Dienstverlening. Tot slot heeft het Verbond de Tuchtraad Financiële Dienstverlening (Assurantiën) in het leven geroepen. De Tuchtraad toetst het gedrag van verzekeraars (onder andere) aan de zelfregulering.
De Letselschade Raad heeft de afgelopen jaren een register opgezet om de kwaliteit van de letselschaderegeling te waarborgen. Dit register biedt zekerheid aan letselschadeslachtoffers: de ingeschreven dienstverleners stellen het slachtoffer centraal en zoeken vlot en in harmonie naar een passende oplossing voor de afwikkeling van letselschade. Ik ben dan ook blij met het feit dat bijna alle verzekeraars staan ingeschreven in het register van de Letselschade Raad. De rest roep ik op zich ook aan te sluiten. Ik hoop bovendien dat ook de belangenbehartigers allemaal snel ingeschreven zullen staan.
Maar wat staat ons de komende jaren nog meer te wachten? Ik noem vijf trends
1. Verhoging van het smartengeld. In de literatuur wordt al enige jaren gepleit voor een verhoging van het smartengeld. Ook door verzekeraars wordt daarover nagedacht en meegepraat binnen bv. De Letselschade Raad. In vakliteratuur wordt gesteld dat de Nederlandse bedragen voor smart in vergelijking met de landen om ons heen aan de lage kant zijn. Het blijft altijd lastig om de schadevergoeding in verschillende landen met elkaar te vergelijken. In andere landen omvat het smartengeld bijvoorbeeld ook kosten wij vergoeden via een Persoons Gebonden Budget. Verder worden in Nederland aan het causaal verband veel minder strenge eisen gesteld dan in andere landen waardoor hier makkelijker schades voor vergoeding in aanmerking komen dan in de landen om ons heen. In veel landen worden whiplash schades maar beperkt vergoed.
Maar ook als we kijken naar een schadepost als de buitengerechtelijke kosten dan zien we dat de vergoedingen daarvoor in Nederland veel hoger liggen dan in bijvoorbeeld Engeland of Spanje. In Spanje betaalt een slachtoffer zijn advocaatkosten zelf. Dat is in Nederland echt anders. Ons bekruipt overigens wel het gevoel dat er langzamerhand teveel bijkomende kosten zijn. Om over facts en figures te beschikken is het Verbond een onderzoek gestart naar deze bijkomende kosten die betaald worden in letselschades. We willen in kaart brengen welk deel van de schade naar advocaten of belangenbehartigers, medisch adviseurs etc. gaat. Het is wat mij betreft te kort door bocht om alleen te kijken naar de schadeposten waarop Nederland achterloopt en daarbij niet het hele plaatje in ogenschouw te nemen. Het hoogste bedrag dat ooit aan smartengeld werd uitgekeerd bedroeg in 1999 in euro’s uitgedrukt € 136.000 en nu is het hoogste bedrag € 150.000. De bedragen voor zwaardere letsels zijn inderdaad beperkt gestegen en als je de inflatie in ogenschouw neemt misschien zelfs wel gedaald. Je zou kunnen zeggen dat we bij ernstige letsels inderdaad conservatief zijn. Maar het gaat mij in ieder geval te ver om te stellen dat de smartengeldbedragen ook bij licht of middelzware letsels omhoog moeten zoals sommigen stellen.
Na verlies van arbeidsvermogen gaat het meeste geld dat verzekeraars uitkeren aan slachtoffers naar smartengeld. Gemiddeld wordt 22% van de schade-uitkeringen aan slachtoffers uitgegeven aan een vergoeding voor smart dat is dus € 165 miljoen. Het gaat daarbij om een gemiddelde van alle schades. Bij middelzwaar en licht letsel vormt het smartengeld een veel groter deel van de schade, soms zelfs de enige schade naast wat materiele kosten. Een stijging van het smartengeld met bijvoorbeeld 25% zorgt voor een flinke verhoging van de schadelast. Dan moet u denken aan ruim 5%. Nu bedoel ik daarmee zeker niet dat we daarom het smartengeld maar niet moeten verhogen maar we moeten ons wel realiseren wat het betekent. Als het smartengeld wordt verhoogd en de schadelast stijgt is het aan onze individuele leden om te beslissen of ze daar consequenties aan verbinden. De gevolgen daarvan dragen we met elkaar als maatschappij.
2. Een andere trend waarover we al in gesprek zijn: is het inschakelen van één onafhankelijk medisch adviseur voor het medisch traject. Op dit moment wordt vaak nog, door zowel de verzekeraar als de belangenbehartiger, een eigen medisch adviseur ingeschakeld. Met name als het gaat om ernstiger letsel vindt er veelvuldig overleg plaats tussen deze medisch adviseurs. Het blijkt dat het proces sneller verloopt als er met één adviseur wordt gewerkt. Voor arbeidsdeskundigen geldt over het algemeen al dat er één geregistreerde arbeidsdeskundige wordt gekozen. Waarom zou dat voor de medisch adviseur ook niet kunnen? Inschakeling van één onafhankelijk medisch adviseur die staat vermeld in een register en dus aan bepaalde kwaliteitseisen voldoet, lijkt mij een goede stap om de afwikkeling nog verder te versnellen. Er zullen dan minder discussies plaatsvinden en dat is in het belang van het slachtoffer. Het zou mooi zijn als advocaten daarin positief mee willen denken.
3. Wat we ook steeds meer zien is normering. Hoe verhoudt deze trend zich tot het concreet berekenen van de schade? Gaan we toe naar een schadeafwikkeling met genormeerde bedragen en dus een meer abstracte vorm van schadevergoeding? Bij lichte letsels zijn er reeds allerlei richtlijnen onder regie van De Letselschade Raad tot stand gekomen over duur en hoogte van schadeposten als reiskosten, en huishoudelijke hulp. Het voordeel van dit soort afspraken is dat voor een slachtoffer snel duidelijk is waar hij of zij recht op heeft. Ook voor verzekeraars is het handig omdat ze de omvang van de schade beter kunnen inschatten. Ons rechtstelsel gaat echter nog steeds uit van concrete schadeberekening. Een andere mogelijkheid is een stelsel van first party-verzekeringen, met al dan niet genormeerde bedragen. In een dergelijk systeem handelt de verzekeraar de schade af voor zijn of haar verzekerde. Vaak wordt dan een bepaalde gebeurtenis verzekerd zonder dat er sprake hoeft te zijn van aansprakelijkheid. Voor verzekeraars een mooie mogelijkheid om de eigen klanten te kunnen bedienen en de schade vlot af te handelen. Wel zou het dan een systeem moeten zijn waarbij de uitkeringen genormeerd dan wel gemaximeerd zijn, anders wordt het wel erg duur. Zeker omdat bij dit soort systemen de drempel dus laag is als aansprakelijkheid geen rol speelt. Waarmee ik wil zeggen: je hebt snel recht op een uitkering maar deze uitkering kent wel een maximum. Vergelijkbaar met het systeem van sociale verzekeringen. Of de unieke regeling zoals verzekeraars die hebben afgesproken voor de slachtoffers bij de kettingbotsing in Zeeland op 16 september. Een first party-regeling die in één dag tot stand is gekomen. Ik ben er trots op dat we dat hebben kunnen bereiken en daarmee hebben kunnen laten zien dat we onze drie kernwaarden zekerheid bieden, mogelijk maken en maatschappelijk betrokken zijn in de praktijk hebben kunnen brengen. De grondgedachte achter al deze verschillende vormen is zekerheid: het slachtoffer weet meteen waaraan hij toe is, maar ook de andere partijen die erbij betrokken zijn: belangenbehartigers, verzekeraars. Bovendien weet ik zeker dat welk systeem dan ook van genormeerde bedragen de druk op de rechterlijke macht zal ontlasten. Met andere woorden: normering zou niet alleen financieel, maar ook kwa tijd winst kunnen opleveren. Hoe dan ook: het laatste woord is hier nog niet over gezegd. Ook niet binnen het Verbond. Maar mijn inschatting is dat trends als : klant centraal, mediadruk en het streven naar verdere efficiency etc deze discussie zeker weer op tafel zullen leggen.
4. Wet- en regelgeving door de centrale overheid De maatschappij verandert. Van een verzorgingsmaatschappij gaan we volgens de overheid naar een participatiemaatschappij. Een maatschappij waarin burgers meer voor elkaar zorgen en waarin de overheid die voorheen het vangnet verzorgde steeds minder vaak thuis geeft. Dat gaat gepaard met minder overheidsregelingen waarop je aanspraak kunt maken als je ziek of arbeidsongeschikt bent. Regelingen als de WW en de ANW worden in duur of hoogte beperkt. En op vergoedingen als de huishoudelijke hulp is flink gekort. Daarnaast worden met ingang van volgend jaar gemeenten verantwoordelijk voor de ouderenzorg, de jeugdzorg en de langdurige zorg en begeleiding voor mensen thuis.
Gemeenten krijgen daarvoor minder geld zodat het bijna niet anders kan of een deel van de kosten die nu nog vergoed worden, wordt dat straks niet meer. Al dit soort ontwikkelingen bemoeilijken de schaderegeling als gevolg van de onduidelijkheid en de onzekerheid die ze met zich meebrengen. Dit geldt zowel voor slachtoffers als verzekeraars. Aan de andere kant zien we dat de overheid de vergoedingen waar slachtoffers recht op hebben wettelijk uitbreidt. Denk bijvoorbeeld aan het wetsvoorstel affectie- en zorgschade dat de komende maanden naar de Kamer wordt gestuurd. Hoewel wij de staatssecretaris hebben laten weten nauwelijks bezwaren te hebben tegen het wetsvoorstel affectieschade, hebben wij op zijn verzoek berekend dat invoering van dat voorstel een verhoging van de schadelast met zich meebrengt van minimaal 3% en voor medische aansprakelijkheidsverzekeraars zelfs met 15%. Tegen het wetsvoorstel zorgschade hebben aansprakelijkheidsverzekeraars grote bezwaren, aangezien dit voorstel te veel open normen bevat die voor veel discussie zullen zorgen. En discussie kost tijd. Als we het dus hebben over een vlotte schadeafwikkeling zal het voorstel zoals het er nu ligt daar niet aan bijdragen. Voor een heel beperkte groep slachtoffers zal dit wetsvoorstel leiden tot een vergoeding van zorgschade, maar daar zullen ze dan wel langer op moeten wachten omdat eerst bepaald dient te worden of het redelijk is dat er een claim wordt vergoed. En vervolgens moet dan de vraag beantwoord worden of de omvang van de claim redelijk is. Het Verbond heeft de staatssecretaris de suggestie gedaan zorgschade niet via wet te regelen maar dit aan de branche over te laten. Er zou bijvoorbeeld onder regie van De Letselschade Raad gewerkt kunnen worden aan een Richtlijn. Ik hoop dus dat de Tweede Kamerleden onze bezwaren zullen delen en dat zij het wetsvoorstel zorgschade zullen afwijzen.
5. De laatste trend die ik aan wil halen heeft betrekking op de technologische ontwikkelingen in voertuigen en de gevolgen daarvan Onze auto’s zitten al vol met technische snufjes en dat worden er nog veel meer. We hebben een routesysteem, een contactslot waar geen sleutel meer aan te pas komt, een signaal bij het achteruitrijden. En wie van u kan zijn autolampen nog verwisselen als deze kapot zijn of kan de plaats van bestemming nog vinden als het routesysteem een foutmelding geeft? Techniek neemt steeds meer van ons over, en het gevolg is dat we steeds afhankelijker worden van de techniek in de auto. We zien dat al deze technische snufjes de verkeersveiligheid verhogen en dat is een goede zaak. Ook verzekeraars spannen zich in voor een verkeersveiliger samenleving. En de techniek staat niet stil. De zelfrijdende auto is al aangekondigd, rond 2020 of daaromtrent kunt u zich op de achterbank van de auto nestelen met een krantje en naar kantoor laten rijden. Auto’s denken steeds meer zelf en daarmee voorkomen we ongevallen bijvoorbeeld door afstand te houden tot de voorganger wat zal leiden tot minder kop staart botsingen. U begrijpt minder ongevallen dat klinkt verzekeraars ook vanuit financieel oogpunt als muziek in de oren. Al hoop ik niet dat er helemaal geen risico’s meer zijn want dan zijn er ook geen verzekeraars meer nodig. Naast de positieve kant die al deze technologische ontwikkelingen kennen weten we dat er ook een keerzijde is aan techniek. De toepassingen kunnen worden misbruikt of functioneren niet goed. En wat gebeurt er dan?
Stel dat bij een rij keurig in een zelfde snelheid rijdende auto’s plots één auto als gevolg van falende techniek stil komt te staan, zijn de andere auto’s en hun bestuurders dan in staat om tijdig te stoppen? Een calamiteit waarbij vele auto’s betrokken zijn is dan het gevolg. En hoe wikkelen we zo’n schade af? Ons huidige verkeersaansprakelijkheidsrecht is er niet op ingericht om rekening te houden met falende techniek in een auto. Daar wordt nog altijd uitgegaan van aansprakelijkheid als gevolg van foutief gedrag van de bestuurder, terwijl het straks veel meer gaat om technische fouten. En dan kijken we naar de producent van de auto. Het voordeel van een systeem van produktaansprakelijkheid is dat schuld geen rol speelt. De aanwezigheid van schade en het aantonen dat de schade veroorzaak is door een gebrek in het product is dan voldoende. Produktaansprakelijkheid is Europees geregeld. Ik kan me voorstellen dat we in een dergelijk scenario ook toegaan naar een systeem van schadevergoeding dat Europees is geregeld. Misschien koopt u straks wel een auto inclusief verzekering. Over deze en andere vragen organiseert het Verbond op 17 november een trendavond technologie en aansprakelijkheid. Wie van u daar bij aanwezig wil zijn: wees van harte welkom, en deel uw inzichten op dit gebied met ons.
Dames en heren, ik rond af. Een spannende tijd wacht ons. Voor verzekeraars is het belangrijk om maatschappelijke ontwikkelingen mogelijk te maken door risico’s te verzekeren. En als die risico’s tot schade leiden, om dan de schadeafwikkeling zo transparant en vlot als mogelijk is af te handelen. In het verleden hebben we daar veel moeite mee gehad en ging het niet altijd goed. Maar verzekeraars hebben samen met alle partijen die een rol spelen in het letselschadeproces de afgelopen jaren flinke stappen gezet om de schaderegeling beter en vlotter te laten verlopen. Dit thema blijft dan ook hoog op de agenda van het Verbond staan. Dat we flinke stappen hebben gemaakt is mede te danken aan De Letselschade Raad die daarbij een goede regiefunctie heeft vervuld. Een rol die nog lang niet is uitgespeeld. Integendeel: in het licht van de trends die ik u eerder schetste zal de komende tijd nog zeker het nodige werk van De Letselschade Raad worden verwacht. We zijn goed op weg met elkaar en dat moet vooral zo blijven. De trends die ik u zojuist heb geschetst vragen in die zin het uiterste van ons allemaal. Om in technologische innovatie-termen te blijven: niemand van ons kan op z’n gemak plaatsnemen op de achterbank van een zelfsturend voertuig dat zelf zijn weg zoekt, en ondertussen wegdommelen of van het uitzicht genieten. Zover zijn we nog lang niet. Er is nog heel wat te doen, en daarbij hebben we elkaar nodig om de auto in het juiste spoor te houden. En laten we vooral proberen de vaart erin te houden.
Dank u wel