Tilburg University
Grensoverschrijdend perspectief Dagevos, J.F.L.M.M.; Oerlemans, L.A.G.; Hulsinck, P.; van Houtum, H.; Boekema, F.W.M.
Publication date: 1992 Link to publication
Citation for published version (APA): Dagevos, J. F. L. M. M., Oerlemans, L. A. G., Hulsinck, P., van Houtum, H., & Boekema, F. W. M. (1992). Grensoverschrijdend perspectief: Een kennismaking tussen en met het Midden-Brabantse- en Kempense bedrijfsleven. Unknown Publisher.
General rights Copyright and moral rights for the publications made accessible in the public portal are retained by the authors and/or other copyright owners and it is a condition of accessing publications that users recognise and abide by the legal requirements associated with these rights. • Users may download and print one copy of any publication from the public portal for the purpose of private study or research • You may not further distribute the material or use it for any profit-making activity or commercial gain • You may freely distribute the URL identifying the publication in the public portal Take down policy If you believe that this document breaches copyright, please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim.
Download date: 03. Nov. 2014
G 0
z
-i
J.
Grensoverschrijdend perspectief Een kennismaking tussen en met het Midden-Brab::mrse- en Kempense bedrijfsleven
Tilburg, augustus 1992
EIT Drs. J. Dagevos Drs. L. Oerlemans Drs. P. Hulsinck Drs. H. van Houturn Dr. F. Boekerna
Dit onderzoek is tot stand gekomen met subsidies uit het Interreg programma van deEG
Uitgever: Tekstverwerking: Drukwerk:
EIT, Economisch Instituut Tilburg Marianne Weeteringsen Eva Horváth ELKA B.V., Tilburg
CJP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG Grensoverschrijdend Grensoverschrijdend perspectief: een kennismaking tussen en met het Midden-Brabantse- en Kempense bedrijfsleven/ J. Dagevos ... [et al.]. - Tilburg: Economisch Instituut Tilburg. - III., fig., tab. Uitg. in opdracht van: Gemeente Tilburg. - Met \it. opg. ISBN 90-6938-008-0 Trefw.: bedrijfsleven ; Midden-Brabant I bedrijfsleven Kempen I regionale economie.
Copyright 1992 ElT Tilburg. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden vermenigvuldigd enjof openbaar gemaakt op welke wijze dan ook zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van het Economisch Instituut Tilburg.
VOOHWOOHD "Beter een goede buur dan een verre vriend" zou een uitstekend leitmotiv kunnen zijn voor de activiteiten die in het kader van "Tilburg ontmoet Turnhout/Turnhout ontmoet Tilburg" plaatsvinden. Echter een noodzakelijke voorwaarde is wel dat er een zekere bekendheid is met de zeden en gewoonten van de buren immers anders is het gevaaar groot dat een ander spreekwoord opgeld doet namelijk "onbekend maakt onbemind". Do~!
van deze studie, die het Economisch Instituut Tilburg in opdracht van de gemeente Tilburg heeft uitgevoerd, is aan de ene kant een soort kennismaking te organiseren (op papier althans) tussen het MiddenBrabantse en Kempense bedrijfsleven. Aan de andere kant wil deze studie ook inzicht verschaffen in de mate waarin er op dit moment al economische relaties bestaan tussen het Midden-Brabantse en Kempense bedrijfsleven en de problemen die bedrijven ondervinden c.q. ondervonden hebben bij het ontwikkelen van grensoverschrijdende relaties. Het uiteindelijke (grensoverschrijdende) perspectief is mede op basis van de onderzoeksresultaten en de in deze rapportage vervatte aanbevelingen te komen tot een gezamenlijk actieprogramma om de economische banden tussen de beide grensregio's te versterken. Wij hopen met dit onderzoek een bijdrage geleverd te hebben aan het nader tot elkaar brengen van de beide buren en het versterken van de grensoverschrijdende economische samenwerking tussen de beide regio's. Een onderzoek als het onderhavige is het resultaat van de inspanningen van velen. Wij zouden in de eerste plaats de leden van de begeleidingscommissie willen bedanken voor hun ondersteuning gedurende het gehele onderzoeksproces. Deze begeleidingscommissie werd gevormd door mevr. drs. M. Muller namens de gemeente Tilburg, dhr. P. Stoops namens de gemeente Turnhout, drs. A.G.M. Wegdam namens de Kamer van Koophandel Midden-Brabant en dhr. G. Roefs namens de Kempense Kamer van Handel en Nijverheid. De heer K. Deroy, directeur van het Stedelijk Hoger Handelsinstituut uit Turnhout, heeft als adviseur gefungeerd. Verder zouden wij dhr. D. Leijse, docent aan het Stedelijk Hoger Handelsinstituut en de studenten van dit instituut willen bedanken voor hun hulp bij de in België gehouden interviews.
Omdat het rapport behoorlijk is uitgedijd en vele lezers en lezeressen niet de tijd hebben een dergelijk omvangrijk rapport door te werken hebben we besloten een uitgebreide samenvatting te maken. Deze samenvatting is op gekleurd papier als hoofdstuk 10 aan het eind van het rapport terug te vinden. Daarin zijn tevens de aanbevelingen vervat. Tilburg augustus 1992.
INHOUDSOPGAVE pag. l
2
3
4
5
6
INLEIDING, PROBLEEMSTELLING EN AANPAK 1.1 Inleiding
1.2
Probleemstel~ing
1.3
Uitwerking en aanpak
•
GEOGRAFISCHE ASPECTEN VAN DE EUROPESE INTEGRATIE 2.1 Inleiding 2.2 De sociaal-economische posities en samenhangen in de Europese Gemeenschap 2.3 De economie van de Europese integratie 2.4 Regionale consequenties van de Europese integratie i-n een theoretisch kader 2.5 Conclusie
1
1 2 2
5 5
6 10
18 23
GRENSREGIO'S 3.1 Inleiding 3.2 De positie van grensregio's 3.3 Knelpuntinventarisatie van grensregio's in een theoretische context
25 25
GRENSREGIONAAL BELEID Inleiding 4.1 4.2 Grensave rsch rijdende samenwerkingsverbanden 4.3 Beleid van de Euregio's 4.4 Meerwaarde van de Euregio's
35 35 35
DE ENQUÊTE: INLEIDING EN ALGEMENE KENMERKEN 5.1 Inleiding 5.2 De gehanteerde werkwijze 5.3 Een aantal algemene kenmerken van de responderende bedrijven GRENSOYERSCHRJJDENDE EN ANDERE ECONOMISCHE RELATIES VAN ONDERNEMINGEN 6.1 Inleiding 6.2 Grensoverschrijdende economische handelsrelaties
26 30
39 42
45 45 47 51
69 69 72 •
1
pag. 6.3 6.4
6.5
• •
II
Grensoverschrijdende economische arbeidsmarktrelaties Economische relaties met anndere ondernemingen 6.4.1 Aantal economische relaties met Belgische enjof Nederlandse bedrijven 6.4.2 Economische relaties op het gebied van Onderzoek en Ontwikkeling 6.4.3 Economische relaties op het gebied van Ontwerpen en Werkvoorbereiding 6.4.4 Economische relaties op het gebied van de Produktie van Onderdelen Economische relaties op het gebied van de 6.4.5 bewerking van onderdelen 6.4.6 Economische relaties op het gebied van K waliteitscontrole 6.4.7 Economische relaties op het gebied van Onderhoud en Reparatie 6.4.8 Economische relaties op het gebied van Transport, Opslag en Distributie 6.4.9 Economische relaties op het gebied van Administratie 6.4.1 0 Economische relaties op het gebied van werving van personeel 6.4.11 Economische relaties op het gebied van Opleiding en Training 6.4.12 Economische relaties op het gebied van schoonmaken, beveiliging en catering 6.4.13 Economische relaties op het gebied van de zakelijke dienstverlening 6.4.14 Economische relaties op het gebied van de Financiële Dienstverlening Grensoverschrijdende economische relaties tussen bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout 6.5.1 Economische relaties Midden-BrabantTurnhout
74 78 78 80 83 85 87 89 91
94 96 98 I 00 102 I 04 106
108 108
pag. 6.5.2
6.6 7
8
Verschillen tussen ondernemingen met en zonder economische relaties in de aanliggende grensregio's 6.5.3 Toekomstplannen met betrekking tot het aangaan van economische relaties in de aanliggende grensregio's Conclusies
KNELPUNTEN BIJ GRENSOVERSCHRIJDENDE ACTIVITEITEN 7.1 Inleiding 7.2 Knelpunteninventarisatie bij grensoverschrijdende economische activiteiten 7.3 Knelpunten genoemd door bedrijven die nu of in toekomst overwegen grensoverschrijdende activiteiten te ontwikkelen 7.4 De interviews 7.4.1 Midden-Brabantse bedrijven 7.4.2 Bedrijven uit het arrondissement Turnhout 7.5 Conclusies ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (R&D) Inleiding 8 .l R&D in de regio Midden-Brabant 8.2 Beschrijving van de R&D-activiteiten 8.2 .1 8.2.2 De R&D prestaties verklaard R&D in het arrondissement Turnhout 8.3 Beschrijving van de R&D-activiteiten 8. 3 .1 De R&D-prestaties verklaard 8.3.2 Conclusies 8.4 ••
9
ONDERNEMINGEN EN BEDRIJFSSTRA TEGIEEN Inleiding 9 .I De strategieën van de Midden-Brabantse bedrijven 9.2 De strategieën voor de bedrijven uit het arrondis9.3 sement Turnhout Economische relaties en strategieën van onderne9.4 mmgen Conclusies 9.5 •
110
116 1J 7
125 125 125
130 132 132 135 137 139 139 140 140 145 147 147 l5I 152 157 157 157
162 166 168 • • •
111
pag. 10
SAMENVATTING, CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN 10.1 Samenvatting en conclusies 10.2 Aanbevelingen
LITERATUURLIJST BIJLAGEN I Vragenlijst voor de Midden-Brabantse bedrijven II Overzicht van de geïnterviewde bedrijven en personen aan Nederlandse zijde III De interviewers van het Stedelijk Hoger Handelsinstituut uit Turnhout IV De gemeenten behorende tot Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout V De Standaard Bedrijfsindeling en de NACE-indeling VI Multi-variate analysetechnieken
•
lV
171 171 185 19 I
197 209 211 213 215 223
1
INLEIDING, PROBLEEMSTELLING EN AANPAK
1.1 Inleiding Voor de Europese integratie is 1992 in de voorbije periode als een belangrijk jaar betiteld. Een jaar waarin de economische samenwerking en éénwording tussen de lidstaten van de EG verder gestalte dient te krijgen. Het streven tot samenwerking en integratie is niet iets dat uitsluitend is voorbehouden aan nationale overheden. Ook op regionaal niveau, tussen grensregio's, en met name op ondernemingsniveau vindt in toenemende mate landsgrensoverschrijdende samenwerking plaats. Sinds enige tijd ontwikkelen ook de gemeenten in de regio's MiddenBrabant (Nederland) en de Kempen (België) een aantal grensoverschrijdende activiteiten. Het zijn met name de centrumgemeenten iilburg en Turnhout die in dit proces een trekkersrol vervullen. In eerste instantie zijn de grensoverschrijdende activiteiten vooral sociaal-cultureel ingevuld. Zo is er o.a. sprake van een Turnhoutse week in Tilburg en een Tilburgse week in Turnhout. Na ruggespraak met vertegenwoordigers van het Midden-Brabantse en Kempense bedrijfsleven is ook besloten om activiteiten te ontplooien gericht op het versterken van de economische relaties tussen de beide grensregio's. Hiervoor is het noodzakelijk zicht te hebben op de mate waarin Midden-Brabantse en Kempense ondernemingen op dit moment economische relaties onderhouden. Tevens is het van belang kennis te hebben van de problemen die bedrijven ondervinden bij het ontwikkelen van grensoverschrijdende samenwerking. Onderzoek, uitgevoerd door het Economisch Instituut Tilburg in het najaar van 1990, toonde reeds aan dar er vanuit het Midden-Brabantse bedrijfsleven op een aantal terreinen economische relaties bestaan met het Belgische bedrijfsleven, in het bijzonder met het bedrijfsleven in 1 de regio Antwerpen >. De uit dit onderzoek verkregen informatie biedt echter nog onvoldoende aanknopingspunten voor vervolgacties. Om deze kennislacune op te vullen is door de gemeenten Tilbur.g en Turnhout besloten het EIT onderzoek te laten verrichten naar de bestaande grensoverschrijdende economische relaties en de problemen die bedrijven ondervinden bij het ontwikkelen van dergelijke relaties.
!)
J. Dagevos, F. Boekerna en L. Oerlemans, Tilburg stedelijk knooppunt: een economisch profiel, Economisch Instituut Tilburg, Tilburg, januari 1991.
I
1.2 Probleemstelling Zoals in het bovenstaande reeds aangegeven is er sprake van een duidelijke kennislacune met betrekking tot de aard en omvang van de grensoverschrijdende activiteiten die bedrijven uit de regio Midden-Brabant en de Belgische Kempen ontwikkelen en de problemen die zij daarbij ondervinden. Dit onderzoek moet een deel van deze kennislacune opvullen en heeft derhalve een sterk inventariserend karakter. Een drietal doelen kunnen onderscheiden worden: * het verkrijgen van inzicht in de mate waarin bedrijven aan weerszijden van de grens grensoverschrijdende activiteiten ontwikkelen; * het opsporen van de belemmeringen/knelpunten die er bestaan c.q. die bedrijven ervaren bij het ontwikkelen van grensoverschrijdende activiteiten; * het inventariseren van de wensen en behoeften die er bij het bedrijfsleven aan weerszijden van de grens bestaan aan het verder ontwikkelen van grensoverschrijdende activiteiten. Uiteindelijk moet het onderzoek uitmonden, in overleg met de participerende partijen in een reeks van aanbevelingen gericht op het bevorderen van grensoverschrijdende activiteiten. Ter begeleiding van het onderzoek is door de opdrachtgevers een begeleidingscommissie ingesteld. In deze commissie hadden zitting, namens de gemeente Tilburg mevr. drs. M. Muller, namens de gemeente Turnhout dhr. P. Stoops, namens de Kamer van Koophandel Midden-Brabant drs. A.G.M. Wegdam en namens de Kempense Kamer van Handel en Nijverheid dhr. G. Roefs. De heer K. Deroy, directeur van het Stedelijk Hoger Handelsinstituut uit Turnhout, heeft als adviseur gefungeerd. 1.3 Uitwerking en aanpak Het ontbreken van (statistische) gegevens omtrent de omvang en aard van de grensoverschrijdende activiteiten vormt een van de aanleidingen om het onderzoek uit te laten voeren. Terugvallen op bestaande informatiebronnen is derhalve niet of nauwelijks mogelijk. Vandaar dat eigen dataverzameling heeft plaatsgevonden. Twee wegen zijn daartoe bewandeld. In de eerste plaats heeft een schriftelijke enquête plaatsgevonden onder het Midden-Brabantse en Kempense bedrijfsleven. In totaal zijn zo'n 3700 bedrijven uit beide regio's in maart 1992 middels een uitgebreide vragenlijst benaderd. In deze vragenlijst zijn de volgende onderwerpen aan de orde gekomen:
2
*
een aantal meer algemene kenmerken (omvang, status, afzetoriëntatie etc.); * onderzoeks- en ontwikkelingsactivteiten; * bed rij fss trategieë n; * relatievorming met bedrijven in eigen land en in de grensregio's; * ondervonden knelpunten bij het aangaan van grensoverschrijdende rel a ties. (De versie zoals die aan de Midden-Brabantse bedrijven is voorgelegd is als bijlage I bijgevoegd.) Naast de schriftelijke enquête zijn een aantal mondelinge diepte-interviews gehouden met ondernemers uit beide regio's. In deze interviews heeft de nadruk enerzijds gelegen op het inzichtelijk maken van de door de ondernemingen ondervonden knelpunten bij het aangaan van grensoverschrijdende relaties. Anderzijds is in de interviews ingegaan op de oplossingen die ondernemers zelf hebben ontwikkeld om de geconstateerde knelpunten te ondervangen, dan wel die door anderen (overheden, Kamers van Koophandel etc.) zouden kunnen worden ontwikkeld. De selectie van de bedrijven die mondeling geïnterviewd zijn heeft plaatsgevonden op basis van informatie aangedragen door sleutelinformanten. Het hebben van grensoverschrijdende relaties vormde daarbij het selectiecriterium. Bijlage II geeft een overzicht van de geinterviewde bedrijven. De interviews aan Nederlandse zijde zijn afgenomen door medewerkers van het EIT. Aan Belgische zijde zijn de interviews afgenomen door studenten van het Stedelijk Hoger Handelsinstituut uit Turnhout. In bijlage III worden de namen van de Belgische student-interviewers vermeld. De opbouw van het rapport is als volgt. In hoofdstuk 2 wordt een algemeen beeld geschetst van de achtergronden en gevolgen van de verdergaande Europese integratie gesymboliseerd door het jaartal '1992' en door de ophanden zijnde vorming van de Europese Monetaire Unie. In hoofdstuk 3 wordt vervolgens ingegaan op de positie van de Europese grensregio's. Tevens wordt aan de hand van de literatuur aandacht besteed aan de problemen die bedrijven ondervinden bij het aangaan van grensoverschrijdende relaties. In hoofdstuk 4, dat de afsluiting vormt van het min of meer inleidende deel van het onderzoek, komt het grensregionaal beleid zoals dat in de diverse Euregio's gevoerd wordt aan de orde. Vanaf hoofdstuk 5 komt de empirie aan bod. In eerste instantie wordt in hoofdstuk 5 uitvoerig ingegaan op de in's en out's van de enquête. Tevens vindt in dit hoofdstuk een beschrijving plaats
3
van de meer algemene kenmerken van de responderende ondernemingen. In hoofdstuk 6 wordt uitvoerig aandacht besteed aan de verschillende soorten relaties die Midden-Brabantse bedrijven en bedrijven uit het arrondissement Turnhout met elkaar onderhouden. De door de bedrijven genoemde knelpunten bij het ontwikkelen van grensoverschrijdende relaties worden in hoofdstuk 7 gepresenteerd. Tevens worden in dit hoofdstuk de resultaten van de mondelinge interviews getoond. In het onderzoek is, mede op verzoek van INTERREG, uitvoerig aandacht besteed aan de activiteiten die bedrijven ontwikkelen op het terrein van Research & Development. De belangrijkste resultaten worden in hoofdstuk 8 besproken. In hoofdstuk 9 wordt tot slot van het empirisch deel van het onderzoek nog ingegaan op de bedrijfsstrategieën van de responderende ondernemingen. Het rapport wordt besloten in hoofdstuk 10 met een samen vatting waarin naast een aan tal conclusies tevens een aantal aanbevelingen worden geformuleerd.
4
2
GEOGRAFISCHE ASPECTEN VAN DE EUROPESE INTEGRA-
TIE 2.1 Inleiding De Europese gemeenschap staat de laatste jaren sterk in de publieke belangstelling. Het Europese integratiestreven heeft niet alleen de belangstelling gewekt bij de Europese en nationale beleidsmakers en het internationaal georiënteerde zakenleven, maar ook bij het grote publiek, de wetenschap, de pers en andere media. Met name het ambitieuze plan om op I januari 1993 een interne markt te realiseren, als eerste stap op weg naar een hechte Europese eenheid, heeft ervoor gezorgd dat het integratiestreven van Europa nieuw leven is ingeblazen. In 1985 is middels het zogeheten Witboek op bondige wijze een actieprogramma ter voltooiing van een interne markt opgesteld, waarbinnen een vrij verkeer van personen, goederen en diensten mogelijk dient te zijn. Middels de grotere eenheid en thuismarkt die door het afschaffen van de grensbelemmeringen zou ontstaan diende het economische doel bewerkstelligd te worden; Europa zou een sterkere mogendheid moeten worden om tegenspel te kunnen bieden aan de grootmachten Verenigde Staten en Japan. Het is vooralsnog onduidelijk of daadwerkelijk aan de gestelde termijn kan worden voldaan. Zeker is in elk geval dat het Europese integratieproces een weg heeft ingeslagen waarop geen terugkeer meer mogelijk is. Het gehele proces van de Europese eenwording heeft een impact die zijn weerga in de geschiedenis niet kent. Europa 1992 is een begrip geworden. En ook het op I juni 1990 in de gang gezette proces om een Economische en Monetaire Unie (EMU) te vormen zal ongetwijfeld een op zichzelfstaand stigma van het Europese integratiestreven worden. Inmiddels is het al zover dat het simpele getal 1992 voldoende is om een discussie te ontlokken over de kansen en bedreigingen die zullen optreden als de grenzen in de Gemeenschap zullen wegvallen. Het is uit welvaartsoogpunt met name interessant te bezien in hoeverre de verschillende Europese economieën onderhevig zullen zijn aan nieuwe groeiirnpulsen. Van bijzonder belang lijkt na te gaan welke verschuivingen van economische zwaartepunten er plaats zullen vinden als gevolg van de Europese eenwording. Anders gezegd, van belang is na te gaan welke Janden cq. regio's het meest en welke het minst zullen profiteren of zelfs hinder ondervinden van de eenwording. Irnrners, teneinde een optimaal gebruik te maken van de grotere thuismarkt, dienen de positieve effecten van de integratie niet beperkt te blijven tot enkele kerngebieden. Naast én sterk gelieerd aan de economische dimensie kent de Europese eenwording dus ook een sociale
5
dimensie. Dit houdt in dat de welvaart in Europa niet alleen dient te worden vergroot, maar ook evenredig te worden verdeeld. De sociaaleconomische en culturele verschillen tussen de Europese landen en de regio's zijn overigens nog immens groot. Vandaar ook dat de fondsen ter vergroting van de cohesie binnen Europa recentelijk, middels de ondertekening van het Verdrag van Maastricht sterk zijn uitgebreid. Bijdragen die met grotere zekerheid de ruimtelijk economische contouren, waarlangs het Europese integratieproces zich zal gaan voltrekken, kunnen blootleggen, zijn in dit verband dan ook uiterst waardevol. De keuze om de economisch-geografische invalshoek als uitgangspunt te nemen ter bestudering van de consequenties van de Europese eenwording is zodoende zeer wel gerechtvaardigd. Er kan geconstateerd worden dat er tal van analytische denkschema's en theorieën zijn ontwikkeld die de gevolgen van de Europese eenwording voor de nationale en regionale economieën van Europa trachten te verkennen. Ondanks dat de (Europese) toekomst niet voorspelbaar is (immers sterk afhankelijk van het politieke besluitvormingsproces), lijkt de eenwording ex-ante in zekere mate wel degelijk abstraherend schematiseerbaar. Voor het verkrijgen van meer inzicht in de factoren van integratie, lijkt een theoretische literatuurverkenning noodzakelijk. Immers, alleen dan kan een gefundeerd oordeel worden geveld welke factoren de nadruk zou moeten krijgen bij een empirische studie naar de integratiepro blematiek. In dit hoofdstuk ligt de nadruk op de belangrijkste economische vooren nadelen van de integratie, waarbij geabstraheerd zal worden van het politieke spel dat de richting van het proces determineert. Daartoe zal vooraleerst in paragraaf 2 worden bezien in welke mate kan worden gesproken van een divergerende economische ontwikkeling binnen Europa. In de derde paragraaf zal worden ingegaan op de regionale consequenties van de Europese integratie. Met name zal bezien worden in hoeverre de integratie een rechtvaardige welvaartsverdeling over de verschillende gebieden met zich meebrengt. 2.2 De sociaal-economische posities en samenhangen in de Europese Gemeenschap Uit tal van onderzoeken kan worden opgemaakt dat er tussen de lidstaten en de regio's nog steeds grote verschillen bestaan. Veelal worden daarbij het inkomen (Bruto Binnenlands Produkt per hoofd van de bevolking) en de werkgelegenheid als indicatoren voor de economische ontwikkeling gehanteerd. Volgens het vierde periodieke rapport van de Europese Commissie over de sociaal-economische situatie en ontwikke-
6
ling van de regio's, bedraagt het gemiddelde inkomen per hoofd van de minst ontwikkelde landen en regio's (hoofdzakelijk Griekse en Portugese regio's) minder dan één derde van het gemiddelde van de tien meest ontwikkelde regio's. Ook ten aanzien van de werkgelegenheid gelden vergelijkbare cijfers. In 1990 bedroeg de werkloosheid in de tien regio's met de laagste werkloosheidspercentages gemiddeld iets meer dan 2,5%, terwijl dit in de tien regio's met de hoogste percentages gemiddeld 25% was. Met name de regio's in Spanje en Zuid-Italië scoorden zeer slecht. De tabellen 2.1 en 2.2 tonen de ontwikkeling van beide indicatoren voor de Europese lidstaten als geheel. Tabel 2.1
Vel"S{;hillen in regionale en nationale werkloosheidspercentages,
W erkloosheidspercentages EG Gemiddelde van: de 25 hoogste de 25 laagste (verschil) Verschillen:' Tussen lidstaten Tussen alle regio's Binnen lidstaten: B •
DK D GR E F IRL I L NL p
UK 1
1983~1990.
1983
1984
1985
1986
1987
1988
1989
1990
96 '
10,6
10,7
10,7
10,5
9,9
9,0
8,3
18 •3 5,3 13,0
21,0 5 4 ' 15,7
22,7 5,2 17,5
22,2 4,5 17,8
21,6 4,3 17,4
20,6 3,9 16,7
19,3 3,2 16,1
17,8 3,1 14,7
3,1 3,7
3,7 -1,4
4,1 4,7
4, I 4,9
4,0 5,1
39 ' 5,0
3,5 4, I
3,2 4,2
1,3 1,5 1,6 2,2 3 •8 1,4
1,5 1,2 1,9 2,8 5 •4 1,7
1,8 1,0
2,5 1,0 1,9
2,7 0,9 1,8
• •
• •
5,1 1,6
4,9 1,7
-
-
-
-
2,6 0,9 2,0 2 ,.7 5,7 1 •6
-·1,0
2' 1 28 ' 5,1 1,8
2,3 0,7 2,0 2,7 4,9 1,6
-
-
-
-
2,5
2,7
2,7
3,6
4,4
5,9
6,7
6,3
-
-
-
-
-
-
-
-
1,8 2,5 3,1
1,4 2,9 3,1
1 1 ' 2,9 2,9
1,0 2,9 3,0
1,0 2,6 3,1
0,9 2,2 3,0
1 •3 3,1 3,0
0,8
?'
6
2,0 2,8 4,6 1,6
. •
2,5
Gewogen standaard deviatie
Bron:
Commission of the European Communities, The regions in the 1990's, Brussels/Luxembourg, 1991.
7
()o
Tabel 2.2
Ontwikkeling van en verschillen in het BBP en het BBP !)€r inwoner in de Lid-Staten in de jaren ta<:htig.
Jaarlijkse
procentuele
•
groei
Lid-Staat
Verande• rmg bevolking
BBP
1982-1985
1986-1990
1986
1987
1988
1989
1990
1986-1990
BBP /inwoner (EUR 12 = 100)
1986
1990 i
1,6 1,8 1,5 0,9
1,8 4,5 3,7 4,5
0,8 3,3 -0 3 ' 4,1
-0 1 ' 5,5 4,9 5,3
4,0 5,0 3,7 3,9
2,9 4,9 5,7 5,4
1,6 3,8 4,6 4,0
03 ' 0,4 0,1 0,3
56 72 63 53
53 77 65 56
Totaal (EUR 4)
1,9
4,2
2,9
4,8
4,7
4,8
3,6
0,3
66
69
Overige (EUR 8)
1,8
3,0
2,6
2,6
3,7
3,2
2,9
0,3
108
107
EUR 12
1,8
3,1
2,6
2,9
3,8
3,4
3,0
0,3
100
100
GR E IRL
p
•
Bron: Commission of the European Communities, The regionsin the 1990's, Brussels/Luxembourg, 1991.
De regionale verschillen in inkomen wordt weergegeven door figuur 2.1. De figuur geeft de afwijking van het EG-gemiddelde voor 1988 weer. Het zijn derhalve relatieve cijfers. fig11ur 2.1
Rli!ionaal Bmto BiHnenl:md' l'rnclukt (lll\1'} per iuwn11Pr i11 198S - c · - - - -- .. 88? per 1nwoner 1n indexcijfecs.
Rijke gebiedt!n
~
> 12B
I
1U-12s
i}=={ 101-114
Arme gebiede-n
D
1
a6-1oo n-as
t
<72
1
EG·gemiddelde = 100.9
Ob====SOOkm
0
Bron:
Commission of the European Communities, The regions in the 1990's, Brussels/Luxembourg, 1991.
Aan de hand van deze figuren is een zeker economisch-geografisch patroon vast te stellen. Allereerst wordt duidelijk dat er sprake is van een kern-periferie patroon in de Europese Gemeenschap. Heel duidelijk is dat de randgebieden van de Gemeenschap veel minder welvarend en ontwikkeld zijn dan de gebieden in het Noord-Westen en Midden van Europa. Goed beschouwd is er voorts een kromme, een 'banaan' te ontdekken die loopt vanaf het Zuidoosten van Engeland naar Noord-
9
Italië. Deze kromme heeft in de loop van de geschiedenis vorm gekregen langs oude handels-en vaarroutes en vormt het economisch hart van de Europese Gemeenschap. De minder welvarende gebieden in Europa worden veelal onderscheiden in een aantal categorieën, te weten eenzijdig gestructureerde industriegebieden in verval, improduktieve landbouwgebieden, economisch onderontwikkelde gebieden, perifere regio's en grensregio's. Deze relatief grote economische diversiteit binnen de Gemeenschap is toe te schrijven aan het feit dat het tal van regio's binnen Europa aan voldoende concurrentievermogen ontbreekt. Ze zijn met name door hun zwakke economische structuur niet in staat met conjuncturele schommelingen om te gaan of duurzaam uit het dal te klimmen. Uiteraard is daarmee geenszins gezegd dat de steden die gelegen zijn in de 'Europese banaan' geen problemen kennen. De moeilijkheden zoals ze zich daar openbaren, spelen zich nochtans op een ander terrein af dan economische ontwikkeling 'an sich'. Deze regio's worden vooral geconfronteerd met de negatieve gevolgen van innerlijke stadsgroei, zoals werkloosheid, arbeidsongeschiktheid, aanpassingsproblemen van minderheidsgroepen, criminaliteit, congestie, milieuvervuiling, etc. In deze analyse gaat het vooraleerst om de verschillen in economische groei en ontwikkeling. In het kader van het regionale beleid van de Gemeenschap wordt eenzelfde indeling naar probleemgebieden gemaakt. Een regio met een ontwikkelingsachterstand wordt door de Europese Gemeenschap opgevat als een regio waar het BBP ten hoogste 75% van het communautaire gemiddelde bedraagt. Het Europese regionale beleid tracht op de eerste plaats de eenheid, de harmonische ontwikkeling van de Europese regionale economie te bevorderen, door het verschil in niveau tussen de gebieden en de achterstand van de probleemgebieden te verminderen. Het streven naar een Europese regionale evenwichtige ontwikkeling is niet alleen rechtvaardig, maar ook noodzakelijk, indien de Europese economie zich wil spiegelen aan haar ideaalbeeld; één groot grenzeloos Europa met vergelijkbare sociaal-economische randvoorwaarden (EMU). 2.3 De economie van de Europese integratie De landen en regio's staan in de jaren negentig voor een grote uitdaging; het concurrentievermogen zal zodanig moeten worden versterkt dat enerzijds optimaal geprofiteerd kan worden van de voordelen van de Europese eenwording en anderzijds de eventuele negatieve consequenties adequaat kunnen worden opgevangen. A priori lijkt aannemelijk dat de dynamiek die volgt uit het project van de voltooiing van de 10
gemeenschappelijke markt het verschil tussen hoog en laag ontwikkelde landen en regio's nog verder zal accentueren. Niets is echter zeker. Om een meer gefundeerd inzicht te krijgen in de mogelijke gevolgen van de eenwording voor de landen en regio's van de gemeenschap, zal in onderhavige paragraaf getracht worden de verwachte voor-en nadelen van de eenwording uiteen te zetten aan de hand van de gangbare theorieën daaromtrent. In de volgende paragraaf zullen de theoretische reflecties gerelateerd worden aan de geografische dimensie van de eenwording. Officieel is er binnen Europa nog steeds sprake van een douane-unie. Daarbij zijn alle beperkingen op het vrije verkeer van goederen en diensten tussen lidstaten afgeschaft. Bovendien is er ten opzichte van derde landen één gemeenschappelijk buitentarief ingesteld, hetgeen aan de binnengrenzen het systeem van certificaten van oorsprong, die aangeven in welk land het goed gefabriceerd is, overbodig maakt. In de praktijk zijn er desalniettemin nog tal van kleine belemmeringen in het handelsverkeer tussen lidstaten, die dienen te worden weggewerkt, alvorens kan worden gesproken van een Gemeenschappelijke markt. Bovendien dient er in zo'n geval binnen het hele gebied een vrij verkeer van de produktiefactoren arbeid en kapitaal mogelijk te zijn. Volgens het Witboek zijn er drie typen belemmeringen, die de controles aan de grenzen nog rech tv aard i gen: fysieke belemmeringen: controles op gezondheid, veiligheid, statistiek, maar ook quota enz. technische belemmeringen: verschillen in technische normen en standaarden, openbare aankopen en gemeenschapsrecht fiscale belemmeringen: de grote verschillen in de indirecte belastingen, BTW en accijnzen dienen voor een vrij verkeer absoluut te worden weggewerkt, maar ook een verdergaande afstemming van de verschillen tussen de indirecte belastingen lijkt wenselijk. Inmiddels is de Europese Gemeenschap druk doende om de Witboekmaatregelen die de nog bestaande belemmeringen weg dienen te werken, in de nationale wetgevingen te verankeren.
11
Voordelen van economische integratie De economische argumenten voor voltooiing van de interne markt, die begin 1993 dient te zijn gerealiseerd kunnen worden onderscheiden in statische en dynamische effecten"'. Statische voordelen van de Europese integratie Statische effecten zijn de verschillen tussen de situatie met en de situatie zonder douane-unie op een bepaald tijdstip. Het zijn de belemmeringen die veroorzaakt worden door de aanwezigheid van slagbomen en grensformaliteiten. Naar deze effecten is een groot aantal studies verricht. Deze geven over het algemeen nogal lage waarden voor de verbetering van de welvaart. Het Emerson-rapport 3l, dat de effecten van het integratieproces kwantificeert, schat de welvaartswinst die voor de totale EG resulteert als gevolg van het wegnemen van deze belemmeringen op de intra-EG handelsstromen, op slechts 0,3% van het nationaal inkomen van de gehele EG. In het licht van de gemiddelde jaarlijkse groeipercentages van het BNP van zo'n 4% is dit niet veel. De welvaartseffecten van de integratie worden dan ook vooral veroorzaakt door de dynamische effecten. Dynamische voordelen van de Europese integratie Hierbij wordt gedoeld op de effecten van het proces van de integratie, het proces waarbij de economische grenzen tussen de lidstaten zijn weggevallen en de lidstaten economisch geleidelijk opgaan in een groter geheel. Dan kan met name gedacht worden aan de voordelen die ont41 staan door de totstandkoming van een grotere markt . Doordat de bedrijven geconfronteerd zullen worden met een scherpere concurrentie, zullen ze gedwongen worden voortdurend alert te zijn op mogelijkhe-
T -J
3)
4)
12
Zie voor een theoretische verhandeling van deze begrippen: Pelkmans J ., Market Integration in the European Community, Nijhoff, Den Haag, 1984. Emerson M., M. Aujean, M. Catinat, P.Groybet en A, Jacquemin, The economks of 1992, Oxford, 1988. Zie onder meer: -Malle W .T.M., Economie van de Europese Gemeenschap, Academie Service, Schoonhoven, 1991 - Sinderen J., P. van Bergeijk en E. Westerhout, De economie van de Europese integratie, Economische Statistische Berichten, 20-5-1992, p.496-499. - Begg I., The regional dimension of the '1992' proposals, Regional Studies, vol 23.4, 1989, p.368-374.
den om hun produktenpakket kwalitatief te verbeteren, in prijs te verlagen, te diversificeren, te differentiëren, te innoveren etc. Daarnaast zullen de bedrijven veelal gedwongen worden zich toe te leggen op hun specialiteit. Ze zullen gedwongen worden de produktie van goederen te staken, die niet met goederen van een bedrijf uit een andere lidstaat kunnen concurreren. Daardoor komen arbeid en, kapitaal vrij die ingezet kunnen worden voor de produktie van goederen, waarin men een concurrentievoordeel heeft opgebouwd. Deze specialisatie zal leiden tot een efficiëntie-verbetering en het niet langer kunstmatig beschermen van de zwakke bedrijven en sectoren, wat een verhoging van de welvaart met zich meebrengt. Als gevolg van de dan gedaalde prijs en het gestegen inkomen zal de vraag in de gehele Gemeenschap toenemen. Deze zal nieuwe mogelijkheden tot specialisatie scheppen, waardoor extra handel en welvaart zal kunnen worden gerealiseerd. Michael Porter legt expliciet de nadruk op dit specialisatie-effect, in zijn publicatie 'The competitive advantage of nations' 51 • Het succes van landen ligt volgens hem in de unieke configuratie van de elementen van het produktiemilieu en de produktiestructuur (in de termen van Porter: 'de diamant'), die richtinggeven aan het succes van het bedrijfsleven in bepaalde produktgroepen. De speciale samenstelling van de relevante afnemers, de concurrenten, de leveranciers, de overheid, de produktiefactoren in directe omgeving en de culturele context van de omgeving van het bedrijf worden door de internationalisering en Europese eenwording juist van een steeds groter belang aldus Porter. De in een land of regio specifieke structuur en dynamiek van de diamant zorgt er in samenwerking met het bedrijfsleven voor dat er sectorspecialisaties kunnen ontstaan, die elders veel moeilijker of slechts kunstmatig opgebouwd kunnen worden. "National and regionat differences in culture, values and institutions are not threatened by global competition but 61 vita! to succes in it" • In Europese context zal er steeds meer sprake zijn van een zich in omvang uitbreidende diamant. Internationaal opererende ondernemingen zullen steeds grotere delen van de Europese markt, welke zonder handelsbelemmeringen functioneert, als thuisbasis hebben. Meer dan voorheen wordt het mogelijk om de voordelen van een optimale produktieomvang uit te buiten. Dit betekent dat het inte-
5)
Ó)
Porter M.E., The competitive advantage of nations, The Mac Millan Press: New York, 1990. Porter M.E., Europe's companies after 1992: don't collaborate, compete, The Economist, 9 juni 1990, p. 17-21.
13
gratieproces naast een toenemende specialisatietendens ook met een toenemende samenwerkingstendens gepaard gaat. Het netwerk van concurrenten, leveranciers en afnemers stoort zich immers steeds minder aan de nationale grenzen. Ook de overheid, als vierde element van het produktiemilieu krijgt een steeds internationaler karakter. Het accent van de bevoegdheden komt immers meer en meer te liggen op 'de Europese regering' in Brussel. Het gevolg van deze toenemende Europese economische en politieke vervlechting, als exponent van de internationalisering, is dat de ondernemingen steeds meer rekening dienen te houden met de verschillende culturen, normen waarden en smaken binnen Europa, teneinde optimaal van haar reikwijdte te kunnen profiteren. De eenwording brengt zodoende naast toenemende gelijkvormigheid ook toenemende differentiatie met zich mee. De economische schaalvergroting impliceert derhalve ook een mentale schaalvergrOLing. Economische subjecten laten zich bij hun beslissingen in toenemende mate leiden door een Europees referentiekader. Ondanks deze toenemende 'Europeanisering' is het niet te verwachten dat de verschillende waarden-, normen- en verwachtingspatronen naar een Europees gemiddelde zullen tenderen. In de Noordelijke landen zal de individualiseringstrend zich zeker voortzetten en zal waarschijnlijk ook de weg naar minder regulering door de overheid van met name sociale voorzieningen worden ingeslagen. De vraag is echter in hoeverre en in welk tempo de zuidelijke landen, waar nog veelal de traditionele kaders van kerk, gezin en maatschappelijk middenveld aanwezig zijn, zich naar noordelijke waarden zullen begeven. De steun in de economische ontwikkeling aan deze gebieden zal daar zeker toe bijdragen. Gezien de nog grote relatieve verschillen moet het echter onwaarschijnlijk worden geacht dat het vaak in dit verband opgeroepen spookbeeld van de 'Europese culturele eenheidsworst' werkelijkheid wordt. Daarnaast heeft de vervlechting tot gevolg dat er een steeds sterker wordende industriële samenhang en netwerkvorming binnen Europa ontstaat, hetgeen de stabiliteit en specialisatiemogelijkheden van de verschillende bedrijven alleen maar zal versterken. Bedrijven krijgen namelijk door de zich internationaal u i tbreidende rel a ties meer moge I ijkheden te profiteren van de voortdurende stroom van informatie, inzichten en ideeën over bruikbare technologieën, ervaringen met de toepassing van bepaalde technologieën en de voortdurend veranderende afnemerswensen over de eigen grenzen heen. De integratie leidt er kortom toe dat de Europese economie steeds meer een mozaïsch karak-
14
ter krijgt, waarbij de afzonderlijke economieën een steeds grotere afhankelijkheid vertonen. Niet alleen noodzaakt de integratie de bedrijven zich veel nadrukkelijker rekenschap te geven van de aard en de toenemende vervlechting van de grotere markt, ook het simpele feit dat de markt inderdaad groter wordt, kan leiden tot positieve welvaartseffecten. Gedoeld wordt op het fenomeen schaalvoordelen. Zeker voor sectoren waar de optimale schaal groot is (b.v. luchtvaart, chemie, papierindustrie, drukkerijen, postorderbedrijven) zal gelden dat deze produktie goedkoper kan exploiteren in een grotere, geïntegreerde markt. Vergroting van het marktgebied maakt het hen mogelijk tegen lagere gemiddelde kosten te werken. Daarnaast geldt dat de ontwikkeling van nieuwe produkten, de verbetering van bestaande produktietechnieken en de invoering van nieuwe produktietechnieken vaak een minimale schaalgrootte van de afzetmarkt vereisen, om de preconcurrentiële fase door te komen en de afzet op rendabele wijze te realiseren. Anders gezegd, produkt-en procesinnovaties kunnen op een gefragmenteerde, kleine markt niet tot hun recht komen. Ze vereisen een grote, homogene en zekere thuismarkt1l. Op een dergelîjke markt kan snel en adequaat aan de veranderende wensen van de afnemers worden voldaan en kunnen de produktietechnologieën (en daarmee de produktiviteit) zodanig snel verbeterd worden dat nieuwe kostenvoordelen en concurrentievoordelen kunnen worden gerealiseerd. Dit effect, waarbij de groeivoet niet blijft steken in een eenmalige impuls en uiteindelijk wegzakt, maar op een permanent hoger niveau komt, staat bekend als het zogenaamde leercurveeffect8). Een laatste economische voordeel van de integratie dat in dit verband genoemd kan worden betreft de betere allocatie van produktie/actoren. Ondernemers zullen theoretisch gezien hun kapitaal wegtrekken uit plaatsen waar het weinig opbrengt en het inzetten op plaatsen waar het een hoger rendement geeft. Twee effecten spelen hierbij een rol. Door de vergroting van de markt, kan een grotere diversiteit van financiële produkten ontwikkeld worden, waardoor de spaarders en de investeer-
7)
8)
Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), De onvoltooide Europese integratie, Staatsuitgeverij, Den Haag, 1986. Molle W .T.M., Economie van de Europese Schoonhoven, 1991.
Gemeenschap, Academie Service,
15
ders optimaler bediend worden, wat in kleine versplinterde markten onmogelijk is. Daarnaast zal toenemende concurrentie tussen de financiële instellingen ervoor zorgen dat er efficiënter wordt gewerkt en meer aandacht zal worden besteed aan de ontwikkeling van nieuwe produkten. Eenzelfde analyse geldt voor arbeid; werknemers zullen migreren naar gebieden waar hun arbeid harder nodig is en dus hoger beloond wordt. Het betekent zowel een verruiming van het aanbod van arbeid, omdat werkzame personen meer mogelijkheden hebben om hun specifieke kwaliteiten in te zetten, als een verruiming van de vraag omdat de bedrijven meer mogelijkheden hebben de juiste kapitaal/arbeid verhouding te kiezen. De keuzemogelijkheden bij investeringen worden vergroot, omdat minder rekening hoeft te worden gehouden met de beperkingen op de arbeidsmarkt. Een dergelijke allocatie leidt ertoe dat met dezelfde middelen meer waarde wordt gecreëerd, hetgeen het welvaartsniveau zal doen stijgen. Toch dienen de welvaartseffecten van deze arbeidsallocatie niet al te hoog te worden ingeschat. Van cruciaal belang is immers de bereidheid om te verhuizen. Ook andere factoren dan alleen het de hoogte van het netto-inkomen spelen een rol. Te denken valt aan de kansen op arbeid voor de partner, kwaliteit van de onderwijsvoorzieningen, de kwaliteit van het leef -en woonklimaat en de sociaal-culturele condities van het arbeidsproces. Concluderend kan gesteld worden dat juist van de dynamiek van de integratie, de grootste welvaartswinst wordt verwacht. Jammer genoe·g zijn de dynamische factoren van integratie niet alleen veel minder ·goed theoretisch gefundeerd, maar is ook de omvang van de effecten veel minder gemakkelijk vast te stellen. Zeer veel indicaties geven echter wel aan dat deze dynamische effecten inderdaad belangrijk zijn. Algemeen geldt dat de voordelen van de gemeenschappelijke markt hoger zijn naarmate de produktiestructuur van de deelnemende landen meer concurrerend is, de gemeenschappelijke markt meer en grotere deelnemers bevat, de initiële belemmeringen die afgebroken moeten worden hoger zijn, de specialisatie niet gehinderd wordt door andere barrières en de landen flexibeler zijn zich aan te passen 9l.
9)
Molle W .T.M., lj:conomie van de Euwpese Gemeenschap, Academie Service, Schoonhoven, 1991.
16
Het doel dat de Europese Gemeenschap zich na 1992 heeft gesteld is de realisering van de Economische en Monetaire Unie (EMU). Alhoewel er nog onzekerheid heerst omtrent welke landen er zich aan het Verdrag van Maastricht wensen te conformeren en de precieze datum waarop de EMU zal dienen te zijn gerealiseerd, geldt ook hier dat de in gang gezette trein onmogelijk nog kan worden gestopt. Het is dus slechts nog het vinden van het juiste spoor, die de eindbestemming, de EMU, zal bereiken. De EMU betekent feitelijk een verdieping van de integratie zoals die middels '1992' dient te zijn bereikt. De extra voordelen dienen vooral op het terrein van de monetaire integratie gezocht te worden. Door het hanteren van één munteenheid is er sprake van een verlaging van transactiekosten en onzekerheden, waardoor een grotere dynamiek op de financiële markten mogelijk is. Daarnaast is er sprake van een sterker gemeenschappelijk beleid op economisch, monetair, budgettair en sociaal terrein. Juist door de toenemende dynamiek en verwevenheid van de verschillende economieën, gaat de effectiviteit van autonoom nationaal beleidsoptreden grotendeels verloren. Het gaat in de EMU dan ook vooral om een stabiel en geloofwaardig gemeenschappelijk beleid dat er voor dient zorg te dragen dat de voordelen van de marktintegratie gewaarborgd en rechtvaardig (her)verdeeld worden. Daartoe wordt op tal van terreinen het beleid geïntensiveerd en wordt één Centrale Bank in het leven geroepen.
Nadelen van economische integratie Tegenover de opgesomde economische voordelen van integratie staan ook enkele nadelen. De nadelen gelden zowel voor de realisering van de interne markt als voor de EMU. Opnieuw kan een onderscheid gemaakt worden naar statische en dynamische effecten van integratie. De stmische nadelen zijn veelal gelegen in het opheffen van de fysieke grensbarrières, welke de werkgelegenheid onder het douane-personeel zal doen verminderen en extra kosten met zich meebrengt ten gevolge van de aanpassing van de produkten aan de Europese voorschriften etc. Van een nog groter belang zijn de mogelijke dynamische negatieve gevolgen van de efficiënte allocatie van produktiefactoren die de integratie teweeg zal brengen. In het begin zal er sprake zijn van tijdelijke onderbezettingen en aanpassingskosten, omdat produktiefactoren niet onmiddellijk elders kunnen worden ingezet. Voorts lijkt heel aannemelijk dat, juist omdat er een vrij verkeer van goederen, diensten en produktiefactoren mogelijk wordt, de gebieden waar het hoogste economische rendement te behalen valt, het meest zullen profiteren van de integratie. 17 .
Dat een dergelijke ontwikkeling niet alleen uit oogpunt van rechtvaardigheid, maar ook vanuit economische optiek bezien, ong~wenst is, is al eerder aan de orde gekomen. De dreiging van de vergrotmg van de regionale sociaal-economische verschillen in Europa is ook expliciet in het Witboek (1985) aangegeven: "The Commission is firmly convineed that the completion of the Internal Market will provide an indispensable base for increasing the prosperity of the Community as a whole. The Commission is, however, conscious that there may be risks that, by increasing the possibilities for human, materialand financial services to move without obstacle to areas of greatest economie advantage, existing discrepancies between regions could be exacerbated and therefore the objective of convergence jeopardized 10)." Dit aspect wordt derhalve ook door de Europese Commissie onderkend. Het cohesie-aspect van Europa is zelfs één van de redenen geweest om de Europese Gemeenschap op te richten. Ook de recente oprichting van het 'Cohesiefonds' is illustratief in dit verband. Het accent van de bestudering van de mogelijke negatieve gevolgen ligt zodoende onmiskenbaar op de verdeling van de toenemende welvaart tussen de regio's van de Europese Gemeenschap. In dit verband wordt dan ook veelal gesproken van het 'Europa van de regio's, daarmee aangevende dat niet zozeer de Janden als autonome entiteiten van prominent belang zuilen zijn in het Europa van morgen, maar veeleer de (grensoverschrijdende) regio's in Europa. Bij de, door het marktintegratieproces geïnitieerde, verdeling van de welvaart over de verschillende gebieden van Europa gaat het immers veelal niet om complete landen als economische entiteiten, maar veeleer om de geografische concentraties van economische bedrijvigheid in bepaalde gebieden die markanter door het integratieproces naar voren komen of juist om de gebieden waar een duidelijke recessie aan economische activiteiten waarneembaar wordt. Regio's worden in dat opzicht van een groter belang.
2.4 Regionale consequenties van de Europese integratie in een theoretisch kader De regionale sociaal-economische welvaartsverdeling die het dynamische karakter van de integratie teweegbrengt blijkt een heet theoretisch hangijzer. Het blijkt namelijk erg lastig de (overvloed aan) theorieën
JO)
18
Commission of the European Communities, White Paper from the Commission to the European Council, Brussels, 1985.
over (regionale) economische groei en internationale en interregionale handelstheorieën, te relateren aan de Europese integratie-ontwikkelingen. De traditionele hemdelstheorie van de comparatieve kostenverschit/en gaat ervan uit dat een land dat produkt tendeert te exporteren waarin bij de produktie ervan die produktiefactor is aangewend die in dat land relatief overvloedig aanwezig is. In dit produkt heeft dat betreffende land een comparatief voordeel. Elk land zou zich volgens deze theorie dienen te specialiseren in de produkten met het comparatieve kostenvoordeel per eenheid produkt, teneinde internationale handel voor een ieder voordelig te maken. De voltooiing van de markten zou dan leiden tot een grotere sectorale specialisatie, hetgeen zou impliceren dat de herverdelingseffecten aanzienlijk zouden zijn. De rijke regio's zouden nog rijker en de arme nog armer kunnen worden. Deze theorie en haar stringente vooronderstellingen, waaronder: markten met zeer veel aanbieders, volledige mededinging, homogene goederen is nochtans ver van de Europese economische realiteit verwijderd. Zo spelen in de werkelijkheid ook niet-kosten factoren een rol in het bepalen van het concurrentievoordeel, is een concurrentievoordeel nooit duurzaam indien daar niet voortdurend aan wordt gewerkt en bestaan er gedifferentieerde produkten, schaalvoordelen en toetredingsbarrières op gesegmenteerde en veelal oligopolistische markten. Vandaar dat deze theorie weinig inzichten kan bieden hoe de regionale economische verhoudingen zullen zijn in een meer geïntegreerd Europa. In de neo-klassieke visie van economische integratie daarentegen zou het voorkomen van regionale ongelijkheden slechts te wijten zijn aan 'time lags', die inherent zouden zijn aan het integratieproces en de imperfecte factormobiliteit. Uiteindelijk zou onder invloed van het perfecte marktmechanisme weer evenwicht optreden. De stringente vooronderstellingen van de neo-klassieke theorie maken het zeer onwaarschijnlijk dat een dergelijk scenario realistisch moet worden geacht. Andere convenlionele handeistheorieën voorspellen opnieuw juist een grotere divergentie 1 tussen de regio's 1l. Bekende namen in dit verband zijn Myrdal (1957), Giersch (I 949), Byé (1958) en Scitovski(l958). Hen kan met name het verwijt gemaakt worden dat ze teveel nadruk hebben gelegd op de schaalvoordelen van grote agglomeraties, daar waar de door de integratie toenemende mogelijkheden om profijt te trekken van de lagere kosten in de achtergebleven gebieden ook in de beschouwing zouden die-
II)
Zie onder meer: Vanhave N. en L.H. Klaassen, Regional policy, an European Approach, 2e uitgave, Avebury, Aldershot, 1987.
19
nen te worden opgenomen 121 • Bovendien zou rekening moeten worden gehouden met het grote onbenutte economische potentieel in de achtergebleven gebieden, dat door het verdwijnen van de grenzen en de uitwisseling van informatie, technologie en diensten sterk zou kunnen worden vergroot. Teneinde nieuw licht op de theoretische duisternis te laten schijnen, presenteerde Krugman 131 in 1989 een dynamisch specialisatiemodel tussen regio's. In dit model wordt rekening gehouden met het optreden van monopolistische concurrentie, gedifferentieerde produkten, transportkosten en schaalvoordelen. Hij onderzocht de gevolgen van integratie op twee simulatie-regio's, ieder met een bepaalde verhouding aan landbouwproduktie (immobiel) en industriële produktie (mobiel). Hij komt tot de conclusie dat de di-of convergerende factoren niet zozeer gezocht moeten worden in de op natuurlijke hulpbronnen gebaseerde comparatieve kostenvoordelen of de agglomeratievoordelen, maar veeleer in factoren als transportkosten, schaalvoordelen, de omvang van de industriële sector en de kosten per eenheid produkt in de relatief achtergebleven regio 141 • Het hangt dan af van het verschil tussen het kostenvoordeel dat verkregen wordt door de geografische nabijheid tot de markten (centrale regio's) en het voordeel van de lagere produktiekosten in de perifere regio's of en in welke mate er sprake zal zijn van negatieve dynamische welvaartseffecten van de integratie. Toch is, hoe kan het ook anders, ook deze theorie niet volmaakt. Er wordt op geen enkele wijze rekening gehouden met de produktiviteit van de werkzame personen in de verschillende regio's. Een groot verschil daarin tussen de perifere en centrale regio's zou immers het kostenverschil wel eens kunnen overstijgen. Voorts spelen er, zoals reeds eerder geconstateerd, bij de vestigingsplaatskeuze van produktiefactoren meer factoren een rol dan louter kostenfactoren. En tenslotte kan gewezen op de ontwikkelingen in de telecommunicatie-en transportwereld, de grotere vraaggroei naar produkten met een hoge toegevoegde waarde per eenheid gewicht (elektronica, chemische en farmaceutische
12)
13)
14)
20
Ballassa B., The theory of economie integration, Richard lrwin, New York, 1961. Krug-man P ., Increasing returns and economie geography, NBER Werking Paper, Washington, 1989. Zie ook: Krugman P ., en A. Venables, Integration and the competitiveness of peripheral industry, in: Bragade Macedo & Bliss (red.), Unity with diversity within the European Economy: the Community's Southern frontier, Cambridge University Press, 1990.
produkten, hoogwaardige voedsel- en kledingprodokten ere) dan prodokten met een lage toegevoegde waarde per eenheid gewicht (metaalprodukten, bouwmaterialen etc.) en de vergrote kapitaalmobiliteit welke de keuze van ondernemingen zich op een bepaalde lokatie te vestigen minder afhankelijk maakt van de ligging. Ook de vergrote beleidsaandacht van de Commissie voor de transport-en telecommunicatiemogelijkheden in de perifere gebieden, zoals die de laatste jaren vorm wordt gegeven, verzwakt de aannames van de theorie van Krugman eens te meer.
De rol van ondernemingen en ondernemers Wat in alle behandelde theorieën over de regionale gevolgen van de Europese economische integratie nog onvoldoende aan bod is gekomen is de rol van de ondernemingen en ondernemers. Wat immers vooral van belang is, is na te gaan hoe de ondernemingen in de betreffende Europese regio's strategisch omgaan met de grotere concurrentie. De uitkomst van die mededinging is mede bepalend voor de welvaart van de regio's als geheel. Daarbij kan met name ook gedacht worden aan de 15 rol van de ruimtelijke cognitie van de aanwezige ondernemers i. De ondernemer blijkt zich bij het ontwikkelen van strategieën (nieuwe markten, nieuwe leveranciers, nieuwe werknemers, nieuwe vestigingslocatie etc.) nog vaak in ruimtelijke zin te beperken tot de nabije omgeving van de vestigingsplaats van de onderneming. Ten grondslag aan een dergelijke enge oriëntatieruimte liggen veelal factoren als vermijding van risico's en onzekerheden door onbekendheid van en onbemindheid (negatief imago) met regio's buiten de geprefereerde oriëntatieruimte. De subjectieve beperking van de geografisch ruimte komt derhalve niet altijd overeen met de in werkelijkheid mogelijke relevante ruimte. De ruimtelijke beperking van het oriëntatiekader kan niettemin wel mede bepalend zijn voor de mate van (internationaal) succes van de onderneming. De keuze voor een bepaalde vestigingsplaats, werknemer, financier, leverancier etc. uit de eigen oriëntatieruimte hoeft geenszins optimaal te zijn. Vandaar dat met het oog op het opengaan van de grenzen, nadrukkelijk rekening dient te worden gehouden met de mogelijke wijzigingen in de 'scope' van de ondernemers. Een vergroting daarvan lijkt voor de regio als zodanig een gunstig effect te
15)
Pellenbarg P.H., Bedrijfsrelokatie en ruimtelijke cognitie, proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen, Krips, 1985.
21
hebben. Immers, alleen dan kan er sprake zijn van een daadwerkelijke benutting van de voordelen van economische integratie. Daarnaast dient ook op een andere manier de bedrijfseconomische kant van de regionale ontwikkeling te worden benadrukt. De regionale omgeving, het produktiemilieu mag immers voor een belangrijk deel verantwoordelijk worden geacht voor het ontstaan, de cultivering en de verbreding van het ondernemerschap. De kenmerken van het ondernemerschap, te weten risiconemend gedrag, innoverend gedrag, organiserend talent en de kwaliteit om zich tegen onzekerheden in de omgeving te beschermen, worden in belangrijke mate bepaald door de culturele en sociaal-economische context van de regionale omgeving. In het eerste geval kan daarbij gedacht worden aan de verschillende waarden en normen die in de verschillende regio's in Europa aanwezig zijn en richting geven aan het karakter van het regionale ondernemerschap. Een Noord-Italiaanse ondernemer kan andere ondernemerskenmerken worden toegedicht dan een Zuid-Italiaanse. Op nationaal niveau zijn de verschillen veelal nog markanter. De culturele context van een regio kan langs die weg mede bepalend zijn voor het startersgedrag en de sector-specialisatie in de desbetreffende regio. Bij het sociaal-economische stimulerende kader van het ondernemerschap in een regio, kan gedacht worden aan een veelheid van produktiemilieufactoren zoals de kwaliteit van het (technische) onderwijs, de urbanisatiegraad, het fiscale klimaat, subsidie-regelingen, de beschikbaarheid van startkapitaal, de concentratiegraad, de sectorale specialisatie van regio, de stand van de technologie, de aanwezigheid van natuurlijke rijkdommen etc. De kwaliteit die een regio heeft in de genoemde kenmerken, de tweede manier waarlangs de ontplooiingsmogelijkheden van het aanwezige ondernemerstalent in de regio worden bepaald. Wil men tot uitspraken kunnen ko1nen omtrent de door de integratie aan verandering onderhevig zijnde economische potenties van een regio, dienen beide voorgaande bedrijfseconomische factoren (de marktpenetratiestrategieën en de (incubatie)kwaliteiten van het produktiemilieu) expliciet in de beschouwing over de regionale gevolgen van de Europese integratie te worden opgenomen.
De rol van de aantrekkelijkheid van de regio Daarnaast zal expliciet naar de aantrekkelijkheid van de regio voor (bedrijfs- )economische investeerders dienen te worden gekeken. Het is immers ook langs die weg dat de economische ontwikkeling van een regio kan worden voortgestuwd. Tal van kenmerken van het produktie-
22
milieu en de produktiestructuur spelen dan een rol. De mate waarin de regionale kenmerken aansluiten bij de wensen van de investeerders vormt daarbij een indicatie voor de economische ontwikkelingsmogelijkheden van die regio.
De rol van de onbenutle economische potenties in een regio Voorts dient te worden bezien in hoeverre er in een regio sprake is van onbenutte economische potenties, in hoeverre er met andere woorden sprake is van onvolledige bezetting van de produktiefactoren. Volledige integratie betekent immers dat er op een bepaald moment de potenties op het vlak van de regionale arbeidsverdeling ook daadwerkelijk worden gerealiseerd. Zolang er nog ongebruikte mogelijkheden van arbeidsverdeling zijn -door rigiditeiten en barrières van welke aard dan ook- is er nog verdere groei door interdependentie en concurrentie mogelijk.
2.5 Conclusie De ruimtelijk-economische dimensie van de Europese integratie blijkt als gevolg van de nog altijd grote welvaartsverschillen tussen de verschillende landen en regio's een zinvolle invalshoek. Het is niet alleen uit wetenschappelijk oogpunt interessant, maar vooral ook maatschappelijk relevant te bezien in hoeverre de voortgaande integratie, in de vorm van de realisering van de interne markt in 1993 en de EMU, consequenties heeft voor de geografische welvaartsverdeling in Europa. Uit de analyse van de mogelijke voor-en nadelen van het integratieproces komt naar voren dat met name van de dynamische effecten, van het proces van de eenwording de grootste effecten moeten worden verwacht. De positieve effecten concentreren zich op de voordelen die voortkomen uit de scherpere concurrentie, de toenemende specialisatiemogelijkheden, de toenemende samenwerkingstendens, de toenemende vervlechting van economische actoren en netwerken, de grotere schaal van de markt, het leercurve-effect en de betere allocatie van produktiefactoren. Wat betreft het laatste effect kan aansluiting gevonden worden op het belangrijkste negatieve dynamische effect van de integratie; de mogelijke vergroting van de regionale sociaal-economische verschillen in Europa. De verschillende theorieën en benaderingen hieromtrent, ontbreekt het evenwel aan een eenduidige visie. Als gevolg van de grote culturele en sociaal-economische verscheidenheid aan regio's in Europa alsmede door de complexe en dynamische samenhangen tussen de groeibepalende factoren van regionale economische ontwikkeling is een eenduidige stellingname ten aanzien van de
23
herverdelingseffecten van de integratie onmogelijk. Verantwoorde en dynamische simultaanmodellen voor de talrijke regio's van de Gemeenschap bestaan er dan ook niet. Desalniettemin kan met meer zekerheid gesteld worden dat de toenemende welvaart door integratie niet gelijkelijk zal worden verdeeld over de verschillende regio's. Enerzijds is de onbenutte economische potentie van een regio voor haar economische ontwikkeling van belang. Anderzijds is ook de eigen kracht van de regio, geïnitieerd door de strategieën en ruimtelijke cognities van het aanwezige ondernemerspotentieel en de investeringsaantrekkelijkheid van de regio, bepalend welke regio's het meest van de integratie zullen profiteren. De sterke regio's lijken op de laatste twee punten het best te scoren en de achtergebleven regio's op het eerste. Wil de integratie evenwichtig en succesvol verloop krijgen, is de voortdurende aandacht van de beleidsmakers voor de regionale cohesieproblemen in Europa van essentieel belang. Want juist in de regionale dimensie ligt het kernaccent van het Europa van morgen.
24
3
GRENSREGIO'S
3.1 Inleiding Op I januari 1993 dient her Europa zonder binnengrenzen, zoals dat in het voorgaande hoofdstuk is beschreven, tot stand te zijn gekomen. De ruimtelijk-geografische consequenties van het verdwijnen van de grenzen bleken daarbij vanuit economisch en sociaal oogpunt uiterst relevant. Vanouds vormen grenzen een barrière in het economisch verkeer tussen landen. Niet alleen bij de handel van produkten, maar vooral ook bij het verkeer van personen en het ontwikkelen van grensoverschrijdende voorzieningen en het (her)inrichten van een economische infrastructuur. De voor het ondernemingsfunctioneren relevante markt wordt zodoende door de aanwezigheid van de staatsgrens economisch gedeeld. Belangrijke oorzaak daarvan is dat de ruimtelijke cognitie van de burgers, ondernemers en overheden zich veelal niet over de grens heen richt, maar veeleer van de grens weg. Of zoals Athm Schapenhauer al eens verzuchtte: "Iedereen houdt de grenzen van zijn gezichtsveld voor de grenzen van de wereld." De grensgebieden zijn mede daardoor in zekere mate achtergebleven in die zin dat ze hun financieel, economisch of demografisch potentieel niet ten volle hebben kunnen benutten. De vraag die dan ook in dit kader van wezenlijk belang is, is in hoeverre er in 1993 in feitelijke zin gesproken kan worden van een Europa zonder binnengrenzen. Het is de vraag of met de verdwijning van de handels-en administratieve belemmeringen daadwerkelijk alle barrières voor een geïntegreerde economische ontwikkeling verdwenen zijn. Het lijkt onwaarschijnlijk. Het succes van de Europese integratie is echter wel mede afhankelijk van het opruimen van de knelpunten die dagelijks door de burgers, overheden, instellingen en bedrijven aan weerszijden van de staatsgrens worden ervaren. Het zijn immers zij die de integratie van de verschillende lidstaten aan den lijve ondervinden. Het is ook daar waar de echte Europese integratie begint. De grensregio's hebben derhalve een zeker brugfunctie te vervullen. Een Europa dat zich ten doel heeft gesteld de grenzen te laten verdwijnen, dient zich rekenschap te geven van de onderliggende problemen die de integratie tussen de landen en regio's in het verleden deden bemoeilijken en die nu bloot komen te liggen. Aangespoord als men wordt de samenwerking aan te gaan, zich te integreren met de mensen aan de weerszijde van de grens, is het in kaart brengen van de onderhuidse problemen die werkelijke integratie belemmeren een eerste stap op weg naar een echt Europa zonder binnengrenzen. 25
In dit hoofdstuk zal vanuit een theoretisch oogpunt worden bezien welke problemen zich algemeen aan de grens voordoen. Vooraleerst zal nader worden ingegaan op de huidige en toekomstige positie van de gebieden, die direct geconfronteerd worden met de fysieke aanwezigheid van de grens, de grensregio's.
3.2 De positie van grensregio's Uit nationaal oogpunt bezien liggen de grensregio's perifeer ten opzichte van de economische en politieke centra. De economische ontwikkeling van grensregio's loopt dan ook achter bij de gemiddelde nationale ontwikkeling 16l. De werkgelegenheid en het inkomenspeil blijven nationaal gezien achter bij het gemiddelde. De gebieden vormen qua typering een zeer heterogene groep. Alle categorieën zijn er vertegenwoordigd: minder ontwikkelde, sterk van de landbouw afhankelijke, met verouderde industrieën en bijzondere herstructureringsproblemen, perifere en centrale gebieden. Voorts zijn de regio's gemiddeld dunner bevolkt dan het land waartoe ze behoren. Niettemin varieert de bevolkingsdichtheid van grensgebieden sterk, met uitersten als 33 inwoners per vierkante kilometer in de grensregio's van Ierland tot ruim 280 in die van België en Nederland. Daarnaast wordt een grensregio gekenmerkt door innerlijke gespletenheid. De verschillende onderdelen van de economische en sociale infrastructuur behoren tot verschillende naties, waardoor er weinig tot geen samenhang en/of complementariteit bestaat tussen de regio's aan weerszijden van de grens. De grensregio heeft door deze kenmerken slechts in zeer geringe mate een eigen identiteit weten op te bouwen. Veelal wordt de grensregio letterlijk als een 'randgebied' opgevat. De Europese eenwording brengt een ommekeer in dit denkpatroon. De positie van de grensregio's verandert steeds meer van perifere gebieden vanuit nationaal oogpunt bezien naar een meer centraal gelegen gebieden in een Europese dimensie. Figuur 3.1 toont een en ander.
16)
26
Zie onder meer: Van der Vlist J.A., L.H. Klaassen, Grensgebieden in de Europese Gemeenschap, Economische Statistische Berichten, 23-9-1987, p. 892-895. Van der Vlist J.A., Werken langs de grens, proefschrift, Rotterdam, 1988. Europese Commissie, Derde periodieke verslag van de sociale en economische situatie en ontwikkeling: van de regio's van de Gemeenschap, Brussel, 1987.
Figuur 3.1 De positie van de gremrl'gio's.
..... . ~
•
•
•
•
""''
l...e.
0
•
--1
J
t:::::::;;:J' .
Bron:
Europese Commissie, Derde periodieke verslag van de Europese Gemeenschap, Brussel, 1987.
In de figuur wordt een onderscheid gemaakt tussen regio's die aan de grens tussen lidstaten liggen (intra-communautaire grensregio's) en regio's die aan de grens met derde landen liggen. Slechts vier lidstaten hebben grenzen met derde landen (Duitsland, Frankrijk, Italië, GRiekenland)17l. De intra-communautaire grensregio's zijn de regio's die van rechtstreeks belang zijn voor de coherentie en cohesie binnen de Gemeenschap. De grensgebieden die in een Europese dimensie meer centraal komen te liggen zijn met name de regio's in Noordwest-Europa en het grensge-
17)
De grens die door Duitsland loopt is uiteraard gedateerd. De buitengrens van de Gemeenschap ligt nu tegen Polen aan.
27
bied tussen zuidelijk Frankrijk en Noord-Italië. Economisch geredeneerd zijn zij het die het meest van de toegenomen aantrekkelijkheid kunnen profiteren. Er is in deze gebieden net als in de andere regio's sprake van een onbenut economisch potentieel, met het verschil dat die hier door haar aantrekkelijke ligging ook daadwerkelijk benut lijkt te gaan worden. Veel internationaal opererende bedrijven die zich in de kern van Europa wensen te vestigen, verkrijgen door een locatie in één van deze grensregio's een uitstekende mogelijkheid zich op meerdere markten tegelijk te richten. De intra-communautaire grensregio's zijn daardoor in staat in niet onbelangrijke mate hun economische potentie op te krikken. Dit zou nog verstrekt kunnen worden indien er meer sprake zou zijn van een aan beide zijden van de (voormalige) grens een complementaire en hoogwaardige economische structuur, welke potentieel ondernemerschap aanzet tot het grijpen van de aanwezige kansen. Een en ander zou tot gevolg hebben dat er een relatieve verschuiving van het economisch zwaartepunt te constateren zou zijn van de traditionele centraal gelegen regio's in de verschillende landen naar de centraal gelegen grensregio's. Het is echter nog lang niet zover dat ten aanzien van de grensgebieden en de van oudsher centraal gelegen gebieden van een gelijkwaardige economische ontwikkeling kan worden gesproken. Daarvoor zijn enerzijds de kerngebieden economisch nog te sterk en zijn anderzijds de barrières aan de grens en de onderlinge verschillen tussen de grensregio's aan weerszijden van de grens nog te groot. Ook de oriëntatieruimte van de burgers, ondernemers en overheden gaat veelal niet over de grens heen, hetgeen de integratie en welvaartsituatie van beide subregio's aan de grens zeker niet ten goede komt. Figuur 3.2 toont de oriëntatieruimte voor de bewoners van een grensgebied. '
28
Figuur 3.2
Oriëntering en ruimtelijk gedrag van de bewoners in een grensgebied.
buurland
eigen land
•
woon-
endogene factoren
. ,_
plaats
formele kennis kennis door
/
"'
media
/'- '\_
kennis door persoonlijke contacten
~
voorkeur
A
mogelijkheden exogene factoren
:::::o-
•
wonmg
.AN~~
gerichtheid op winkelvoorzieninge-n
A
A
plaats van werk
r.._"
ge·richtheid
=
op dienstverlening gericiHhcid op rccréa-
tieve voorzieningen
A
ll
~
~ landsgrens
Bron: H. C.E.M. Rottier, Sociaal-economische grenserf ecten, ESB, 9-4-1975
De grens vormt zodoende zowel een contact-als een breuklijn. Het breukkarakter van de grens veroorzaakt tal van verschillen en problemen tussen de grensgebieden. Het Europese integratieproces legt de verschillen tussen de bestuurlijke, sociale en economische processen en structuren van de grensgebieden genadeloos bloot. Op korte termijn zal het verdwijnen van de grenzen zelfs in de meeste gevallen een ongun-
29
stig effect hebben op de grensregio's 18J. Ten gevolge van het opheffen van de ambtelijke instanties en douane-formaliteiten mag namelijk worden verwacht dat de werkloosheid in de grensregio's zal stijgen. Voorts moet rekening gehouden worden met het verdwijnen van de prijsverschillen. De detailhandel die daar nu nog van profiteert zal daar de dupe van worden. Ook op het terrein van de lonen en arbeidsvoorwaarden moet een zekere nivellering worden verwacht. Dat geldt eveneens voor de condities van volks-en bedrijfshuisvestiging. De verwachte concurrentie om de aantrekkelijkheid van de huisvestiging vraagt om een adequaat beleid van de regionale overheden. Maar niet alleen op dit terrein. De hiervoor genoemde terreinen vragen om eenzelfde aanpak. Teneinde de voordelen van economische integratie en de grensregionale economische potenties optimaal te benutten, dient met de knelpunten en korte-termijneffecten op verstandige wijze te worden omgegaan. Samenwerking en overleg tussen de regionale overheden lijkt daarbij de beste optie. 3.3 Knelpunteninventarisatie van grensregio's in een theoretische context Er zijn tal van knelpunten en problemen die een succesvolle economische integratie tussen de regio's (lees: landen) in de weg staan. In onderhavige paragraaf zal getracht worden een inventarisatie op te stellen van deze verschillen. De grensgebieden stonden veelal met de ruggen tegen over elkaar. Ze waren veelal binnenlands georiënteerd. De Europese eenwording heeft dit perspectief sterk doen veranderen. Algemeen kan dan ook gesteld worden dat de verschillen en problemen tussen de grensgebieden groter zullen zijn, naarmate de betrokken landen minder economische betrekkingen met elkaar hebben. Bij volledige afwezigheid daarvan, wordt de markt van geproduceerde goederen en produktiefactoren namelijk niet alleen in geografisch-ruimtelijke zin, maar ook in economische zin door de grens gedeeld. De geografische context van de interactie tussen de actoren in de grensregio's kan ook schematisch worden weergegeven (figuur 3.3 ).
IS)
30
Zie onder meer: Raad voor het Midden-en Kleinbedrijf (RMK). Grensregio's, ruimtelijke ordening en midden-en kleinbedrijf, Den 1-Ia::.g, no.4, 1990.
Figuur 3.3
De interactie van actoren in een grensgebied.
Land A
Grens
Land B
• • •
• • •
'
'
'
: Grens-
:
: gehi ed
:
..
' '
•
'
'
Nederzettingensysteem
:
•
t
:
'
''
Nederzettingensysteem
t
Regionale:
:Regionale
interactie' ' '
:interactie ''
'~
'
'
Internatiorulie Interactie
Ruimtelijke organisatie--,
~------~·------~·~~Inte~tiorulie '
1
'
:
''
'
'
Interactie
''
L-----------------------~Onbd~i~
gremgebied
Bron:
G.A. Hoekveld e.a., Goede buren: behoefte aan grensoverschrijdende samenwerking in het Benegogebied, Regis-publicatie nr 3, 1988, p.6
De generieke problemen waarmee de verschillende actoren in beide grensregio's te maken hebben zijn te onderscheiden in drie categorieën. De eerste en meest bekende categorie wordt gevormd door de bestuurlijk- juridische problemen. Hiermee wordt bedoeld de nationaal divergerende kenmerken op het gebied van wetgeving, bestuurlijke organisatie, bevoegdheden(structuur), beleidsconcipiëringen en bestuurlijke en beleidscultuur. Daaruit kunnen doorgaans de volgende problemen voortvloeien:
-
verschillen op het terrein van ruimtelijke ordening en planning (vaak zelfs gebrek aan gestructureerd overleg); verschillen met betrekking tot de bedrijfshuisvestigingsfaciliteiten- en mogelijkheden; gedifferentieerde en veelal onvoldoende aansluitende (telecommunicatie- )infrastructuur, bijvoorbeeld leidend tot hoge kosten bij grensoverschrijdend telefoneren ondanks de korte afstand; gebrekkig grensoverschrijdend openbaar vervoernet; verschillen op het gebied van de milieuwetgeving; verschillen wat betreft sociale en fiscale wetgeving, leidend tot verschillen in belasting-en premiedruk voor private personen en bedrijven, wat zelfs kan leiden tot belastingvlucht;
31
-
-
bij regionale steunverlening: wel hetzelfde doel, maar verschillende maatregelen aan weerszijden van de grens om dat doel te bereiken· ' verschillen in vergunningenbeleid door verschillen in gehanteerde normstellingen en classificaties; verschillen t.a.v. de structurering van het onderwijs met consequenties voor de effectuering van de wederzijdse erkenning van diploma's, de inzetbaarheid van de arbeidskrachten en de inzichtelijkheid en gelijk waardigheid van opleidingen; ondoorzichtige beroepsmogelijkheden, ontbreken van adequate juridische bijstand; gebrek aan regionale bevoegdheden om grote projecten autonoom op te starten. De nationale autoriteiten dienen dan te worden ingeschakeld, hetgeen de efficiëntie en de kortsluiting tussen de grensregio's niet ten goede komt.
De tweede categorie wordt gevormd door de economische problemen. Deze problemen zijn het gevolg van het feit dat de regio's aan weerszijden van de grens tot een ander economisch systeem behoren. En van het feit dat de grensregio's door hun in nationaal opzicht perifere ligging in de regel een relatief achtergebleven en in soort afwijkende economische ontwikkeling kennen. Er kan met name gedacht worden aan de volg~nde knelpunten: -
32
onzekerheid en transactiekosten door verschillende valuta; veelal eenzijd ige produktiestructuur, daardoor conj unctu urgevoelige werkgelegenheidsstructuur en herstructureringsproblemen; niet-complementaire economische structuur van de afzonderlijke grens regio's; geen grensoverschrijdende statistisch datamateriaal; perifere ligging in een staat met als mogelijke gevolgen: • ontoereikende en gebrekkige infrastructuur " uitgedunde bevolking in de grensregio • woon- en werkverkeerproblemen (b.v. fiscale problemen, erkenning van diploma's, gebrek aan opleidingen en door b.v. andere wisselkoers lagere of hogere lonen dan in buitenland: oneerlijke concu rren tie-verschijnsel) " grote afstand tot economisch centrum van land, vaak niet zozeer van werkelijk belang, als wel van psychologisch belang bij het aantrekken van nieuwe activiteiten, de zgn. 'mental distance'
• hogere transportkosten van goederen en produktiefactoren die in het eigen land worden afgezet (b.v. arbeiders die buiten de eigen regio werk zoeken worden geconfronteerd met relatief hoge reiskosten) • schaalnadelen: b.v. kleinere afzet-en arbeidsmarkt door aanwezigheid van grens • slecht imago van de regio (hoeft niet altijd meer in overeenstemming te zijn met de identiteit, maar speelt wel een rol bij aantrekken van buitenregionale of buitenlandse (bedrijfs)economische activiteiten; ondanks wegvallen van de grenzen nog steeds: e kosten door oponthoud voor de vervoerder en de ex- en importeur bij vervoeren van goederen over de grenzen (b.v. voor controle van de vervoersstatistieken) • verschillen in BTW, rijtuigenbelasting en vergunningenstelsel; onvoldoende informatie-voorzieningen met betrekking tot: • aanwezigheid geldelijke steun voor export en samenwerking • de verschillen in wetgeving • de verschillen in wijze van ondernemen 111 de specifieke gevolgen van de grensoverschrijdende effecten (en van de voltooide interne markt in het bijzonder) voor de eigen brancheen/of voor het eigen bedrijf 111 loonbelastingproblemen van pendelaars • mogelijke partners aan de andere zijde van de grens om mee samen te werken. De laatste categorie wordt gevormd door de sociaal-culturele proule. men. Algemeen wordt erkend dat cultuurverschillen een remmende invloed heeft op zowel het tempo van de integratie als op de regionale convergentie 19 ). De culturele diversiteit van Europa is een rijkdom die zeker behouden dient te worden, maar levert wel problemen op bij het aangaan van een grensoverschrijdende samenwerking op enigerlei gebied. Ze leiden tot hogere transactie-en informatiekosten en een grotere mate van onzekerheid. Hierdoor leiden verschillen in cultuur tot een vermindering in integratie. De directe investeringen en de arbeidsmigratie zullen geringer van
19)
Zie onder meer: Molle W.T.M., Cultuur en cohesie, Economische Statistische Berichten'; 6-11-1991, p.ll05.
33
omvang zijn, naarmate de verschillen in cultuur groter zijn 201 • Verwacht mag worden dat de culturele diversiteit door de internationalisering en de 'Europeanisering' zal verminderen. "De voortdurende groei van handelsrelaties, toerisme, uitwisseling van personeel in multinationale bedrijven, Europese beroeps- en belangenorganisaties, toegang tot buitenlandse media, enzovoort leidt tot een stijging van het aantal interculturele contacten en daarmee tot verhoogde vaardigheden met per211 sonen uit een andere cultuur" • Dat neemt weg dat de huidige, nog bestaande cultuurverschillen nog van wezenlijke betekenis zijn op het proces van integratie. De volgende sociaal-culturele problemen kunnen worden genoemd:
-
verschillen in waarden, normen, tradities, gewoonten, godsdienst; taalversch i llen; (publieke) diensten en voorzieningen (veiligheid, gezondheid, sport, onderwijs, media e.d.) kunnen door aanwezigheid van de grens niet optimaal functioneren; lage bijdrage aan het BNP, met repercussies voor het aanwezige inkomensniveau (lage inkomens); grensoverschrijdende milieuproblemen; 'free-rider problem' bij culturele en sociale voorzieningen; het ontbreken van een gemeenschappelijk gevoel.
Bovenstaande uitgebreide inventarisatie maakt duidelijk dat de grens in velerlei opzichten inderdaad nog als een barrière fungeert. De 'euroforie' die de publieke opinie overheerst, verdient dan ook op zijn minst bijstelling voor het meer realistisch perspectief van de alledaagse praktijk aan de grens, waar nog tal van 'bottle-necks' blijken te bestaan.
W)
21)
34
Malle W .T.M., The economics of European Integration, Dartmouth, Aldershot, 1990. Malle W.T.M., The economtcs of European lntegration, Dartmouth, Aldershot, 1990.
4
GlUNSREGIONAAL BELEID
4.1 Inleiding De Europese Commissie, het dagelijks bestuur van de Europese Gemeenschap, heeft de problematiek van de grensregio's zeker ook erkend. In dit hoofdstuk zal een overzicht gegeven van de beleidsmaatregelen zoals die momenteel ten aanzien van de Nederlands-BelgischDuitse grensregio's worden genomen. Daartoe zullen vooral de samenwerkingsverbanden aan de grens geïnventariseerd worden. 4.2 Grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden Om de samenwerking aan alle grensregio's in de EG te stimuleren heeft de Europese Commissie het initiatief INTERREG in J 990 in het leven geroepen. De voor Nederland relevante doelstellingen van INTERREG zij n: 221 de gebieden van de Gemeenschap die aan de binnengrenzen gelegen zijn te helpen bij het overwinnen van de bijzondere ontwikkelingsproblemen die voortkomen uit de relatieve afzondering binnen de nationale economieën en binnen de Gemeenschap als geheel, zulks in het belang van de plaatselijke bevolking en op ecologisch verantwoorde wijze stimulansen te geven om netwerken voor samenwerking over binnengrenzen heen op te richten en te ontwikkelen, en waar dit nuttig is, om deze netwerken aan grotere communautaire netwerken te koppelen, een en ander in het kader van de voltooiing van de interne markt. Dit INTERREG-programma stelt alle grensregio's in de gelegenheid aanzienlijke (tot max. 50% van de kosten) middelen te vragen, indien ze de grensoverschrijdende economische ontwikkeling in het gebied wensen te stimuleren. De regio dient zelf minimaal 20% van de kosten op zich te nemen (te verkrijgen uit contributie van de leden). Voor het overige bedrag kan een beroep worden gedaan op de overheidsinstanties van de deelnemende lidstaten. De projecten die door de grensregio's worden ingediend dienen onder één van de zeven door de Europese Commissie aangewezen thema's te vallen.
22)
Wijman M.V.M., Grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden en de Europese Gemeenschap, EG -informatiepunt voor gemeenten en provincies, Den Haag, juni 1991.
35
Verdeling van de projecten naar thema: 1. Netwerkvorming, informatieuitwisseling en communicatie 2. Verkeer, transport, infrastructuur 3. Recreatie en toerisme 4. Onderwijs en arbeidsmarkt 5. Milieubeheer en landbouw 6. Innovatie en technologietransfer 7. Onderzoek en projectmanagement Van de grensregio's zijn een aantal reeds vele jaren actief als het gaat om grensoverschrijdende activiteiten. De meeste grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden zijn ontstaan uit incidentele contacten op gemeentelijk niveau. In andere gevallen was juist een concreet probleem aanleiding om contact te zoeken met instanties aan de andere zijde van de grens. Het uitbouwen van de incidentele en veelal informele samenwerking brengt allerlei problemen met zich mee. Gedacht kan worden aan problemen op het juridische vlak (geen publiekrechtelijke basis van de samenwerking), de financiering van de samenwerking, de uitwisseling van informatie tussen de diverse overheidsorganen van de verschillende landen en ten aanzien van de bestuurssysteem-en mentaliteitsverschillen. In de loop van de tijd zijn velerlei initiatieven genomen tot grensoverschrijdende samenwerking of onderzoek naar de mogelijkheden hiervan. Het zou te ver voeren om een volledige opsomming te geven van al deze initiatieven. De permanente samenwerkingsorganisaties tussen gemeenten en/of regio's in een bepaald grensoverschrijdend gebied worden veelal aangeduid met de term 'Euregio's'. Figuur 4.1 geeft een overzicht van deze Euregio's. •
36
Hguur 4.1
Overzicht grensoverschrijdende smuenwerkingsveriJrmden
I
.
.ECt:lf:
ln.•~lrt:C
Eu~e-q10
Cténsrc-q10 Rl
F•••.; PI' • • • '1
Bron:
::1
M.làS
!•OO:'C
Scne t d""mono
Samenwerkende adviseurs Maastricht BV, Vooronderzoek samenhangend beleid in het Europa van morgen, Maastricht, juli 1991
Veelal zijn de samenwerkingsverbanden inmiddels officieel geïnstitutionaliseerd. Een belangrijke reden daarvan is gelegen in het feit dat voor het verkrijgen van financiële middelen, het hebben van een lichaam dat rechtspersoonlijkheid bezit een voorwaarde is. Achterliggende gedachten van deze voorwaarde is niet alleen dat de grensregio's worden aangemoedigd grensoverschrijdende activiteiten te ontwikkelen, maar ook dat er een zekere uniformering van de samenwerkingsverbanden tot stand wordt gebracht. Voorheen werden, om toch te kunnen functioneren, door de Euregio's noodoplossingen gezocht. Gelden werden dan bijvoorbeeld overgemaakt op de rekening van instanties/instellingen waar ze gehuisvest zijn, waarna ze doorgesluisd werden naar de Euregio's. Het merendeel van de grensregio's heeft nog een betrekkelijk korte voorgeschiedenis. De meeste werden eind jaren '70 opgericht, sommige zelfs pas in 1990. Het oudste grensoverschrijdende samenwerkingsverband dateert van 1958, de Nederlands-Duitse Euregio in het gebied tussen Rijn, Eems en IJssel, waar nu meer dan 100 gemeenten statutair met elkaar samenwerken. Er is overigens geen precieze schaal verbonden aan een Euregio. Zo overlapt de Euregio RijnMaas het samenwerkingsverband MHHAL (Maastricht-Heerlen-Has-
37
selt/Genk-Aken-Luik) en overlapt op zijn beurt het Benelux-Middengebied, het samenwerkingsverband Benego, de Grensregio Rijn-MaasNoord en de Euregio Maas-Rijn. Dergelijke overlappingen zijn nochtans geen probleem, daar de Euregio's niet zozeer als nieuwe bestuurlijke entiteiten dienen te worden opgevat, maar veeleer als bestuurlijke samenwerkingsverbanden die moeten leiden naar grensoverschrijdende bestuurlijke, economisch en sociaal-culturele netwerkvormen. In dat opzicht zou strikte uniformering ten aanzien van de Euregio's dan ook niet aansluiten bij het proceskarakter dat de grensoverschrijdende sa23 menwerking kenmerkt l. Het is in de regel het secretariaat van het grensoverschrijdende samenwerkingsverband dat de projecten uit de desbetreffende grensregio verzamelt. De projecten worden ontwikkeld door de overheden en semi-overheden in de betrokken grensregio zoals gemeenten, Kamers van Koophandel en Industrie en Universiteiten. De zogeheten stuurgroep van de Euregio, waarin vertegenwoordigers van zowel de EG, de nationale regeringen, de deelstaten en/of gewesten en de betrokken provincies zitten, beoordeelt welke projecten in het operationele INTERREG-programma kunnen worden opgenomen. Het belangrijkste criterium dat de stuurgroep daarbij hanteert is dat een project economisch structuurversterkend dient te zijn. Het bedrag dat de Europese Commissie indicatief voor de jaren !990-!993 heeft uitgetrokken voor de Nederlands-Duitse-Belgische grens is 60,6 miljoen ECU oftewel ongeveer 138 miljoen gulden. Daarvan is ruim 30 miljoen voor de uitvoering van grensoverschrijdende projecten aan de Nederlands-Belgische grens beschikbaar. De organisatiestructuur van de Euregio's De samenstelling van de samenwerkingsverbanden laten over het algemeen een 3- of 4-traps structuur zien 24 l. Het hoogste orgaan bestaat uit bestuurlijke vertegenwoordigers van de leden, eventueel aangevuld met hoge functionarissen van deelnemende instellingen. Afhankelijk van de samenstelling van het ledenbestand kan dit orgaan politiek gekleurd zijn en daarmee ook een parlementaire functie vervullen. Uit
23)
24)
38
D'Hondt F., Eu-regio's of modeverschijnsel?, Rooilijn, themanummer grensgebieden, oktober 1991. Samenwerkende Adviseurs Maastricht, Vooronderzoek samenhangend beleid in het Europa van morgen, Maastricht, juli 1991.
hun midden wordt een dagelijks bestuur gekozen. De reeds genoemde stuurgroep houdt zich naast beleidsvoorbereidend activiteiten ook bezig met het coördineren van de beleidsuitvoeringen in de daarvoor aangewezen project-/werkgroepen. Het secretariaat is vertegenwoordigd in de stuurgroep. Zij heeft tot taak concrete projecten te initiëren, voor te bereiden en financieel te bewaken. 4.3 Beleid van de Euregio's De doelstellingen van de samenwerkingsverbanden zijn statutair vastgelegd en hebben over het algemeen dezelfde strekking; 25l het wegnemen van grensbelemmeringen; bevorderen van grensoverschrijdende contacten en samenwerking; bevordering van samenwerking van bestuurlijke organen en instellingen over de landsgrenzen; verbetering van de sociaal-economische structuur van de grensoverschrijdende regio door gezamenlijke projecten.
Ook wat betreft hun operationele actieprogramma's vertonen de samenwerkingsverbanden veel overeenkomsten. Vanaf 1985 heeft elke Euregio een grensoverschrijdend actieprogramma gepubliceerd. De opbouw van de actieprogramma's ziet er nagenoeg dezelfde uit, met dien verstande dat niet alle thema's overal voorkomen. Tabel 4.1 geeft een indruk van de thematiek in de verschillende grensoverschrijdende actieprogramma's.
25}
Samenwerkende Adviseurs Maastricht, Vooronderwek samenhangend beleid in het Europa van morgen, Maastricht, juli 1991.
39
Tabel 4.1
Procentuele verdeling vau de thematiek in de grensoverschrijdende actieprogramnia's.
1 Analyse van het gebied 2 Bestaande grensover3 4 5
6
schrijdende contacten Bestaande ontwikkelingsactiviteiten Sterke en zwakke punten 0 ntwikkel ingsdoelen Ontwikkelingsactiviteiten
Extra: Ondernemersenquête Regionale aantrekkingskracht Ruimtelijke ordeningsschets 0 n twikkelingsvisie Totaal TOTAAL AANTAL PAGINA'S Bron:
EDR
EUR
RRW
GRMN
EMR
BMG
ES
62,2%
25,4%
33,3%
72,8%
24,3%
47,4%
43,1%
o%
4,2%
3,9%
o%
O%
O%
o%
4,7%
5,1%
15,7%
14,1%
45,9%
O%
o%
4,7% 6,3%
8,5% 5,1%
3,9% 5,9%
o% 3,3%
1,4% 1,4%
O% 1,7%
o% 3,9%
11,8%
38,1%
31,4%
9,8%
27,0%
50,9%
29,4%
10,2% 13,6% 5,9% 23,6% 100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
127 pp.
118 pp.
102 pp.
92 pp.
147 pp.
114 pp.
51 pp.
R. van Kerkhoff, Grensoverschrijding en nieuwe begrenzing, Afstudeerscriptie Katholieke Universiteit Nijmegen, 1992
Het accent van de operationele doelstellingen van de grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden is in de loop van de tijd verschoven van sociaal-culturele aspecten (zoals uitwisseling van bejaarden en jongeren, sport-en jeugdactiviteiten) naar de integrerende en (sociaal-) economische aspecten van de regio's. Daaronder vallen activiteiten op het gebied van het arbeidsmarktomstandigheden, scholing, verkeersinfrastructuur, koppeling van digitale databanken etc. Ook het milieu neemt een steeds prominentere plaats in. Tabel 4.2 toont de huidige verdeling van de doelstellingen.
40
Tabel 4.2
Verdeling van de doel<;telliugell uit de grensoverschrijdemle actieprognumua's naar categorieën.
EUR
RRW
GRMN
EMR
BMG
ES
8
2
2
2
(53%)
4 (44%)
(33%)
(33%)
(40%)
4 (50%)
2
2
1
-
-
-
1
l
2
1
1
1
1
1
2
1
1
-
-
1
1
2
3
l
1
1
-
1
8
(53%)
6 (40%)
4 (44%)
3 (50%)
3 (50%)
3 (60%)
3 (37%)
-
4
2
-
-
1
1
5
1
1
2
2
1
1
3
1
l
1
1
1
1
(0%)
1
1
1 (17%)
(0%)
1
(7%)
1 (ll%)
(13%)
15
15
5
8
EDR 1. CATEGORIE 1:
INTEGRATIE
a. Identi te i tscreatie (taal, cultuur etc) b. Bestuurlijke samenwerking c. Samenwerking bedrijfs-leven, instelJingen, etc. d. Dagelijkse grensprobiemen 2. CATEGORIE 2: ECONOMIE
e. Produktiestructuur f. Produktiemilieu (infrastructuur, etc) g. Menselijk potentieel (scholing, arbeidsmarkt, etc) 3. CATEGORIE 3: MILIEU
TOTAAL AANTAL D 0 ELSTELLING EN
7 . (47%)
(100%) (loo%) Bron:
(17%)
6 (100%) (100%) . (100%) 9
6
(100%) (100%)
R. van Kerkhoff, Grensoverschrijding en nieuwe begrenzing, Afstudeerscriptie Katholieke Universiteit Nijmegen, 1992
Deze doelstellingen tracht men zoals aangegeven te realiseren door middel van de voorwaardelijk mede-gefinancierde projecten. Tabel 4.3 geeft de verdeling van de EFRO-gelden over de zeven eerder genoemde thema's van de Nederlandse Euregio's.
41
Tabel4.3
Procentuele verdeling vm1 EFRO-gelden l99l-l993naar thema.
Thema
Gemidd.
EDR
EUR
RRW
GRMN
EMR
BMG
ES
1.
16,7% 13,9% 21,0% 12,7% 17,1% 13,0% 5,6%
17,4% 13,3% 36,2% 12,6% 6,5% 10,7% 3,3%
27,9% 13,7% 13,7% 10,5% 13,2% 18,9% 2,1%
20% 20% 25% 10% 5% 15%
13,5% 1,3% 19,3% 13,9% 35,6% 9,3%
19% 14% 12% 12% 19% 19%
5,9% 20,6% 26,5% 5,9% 22,0% 13,2%
5%
13,4% 14,6% 14,0% 23,8% 18,3% 4,9% 11,10%
7,1%
5%
5,9%
11,300
9,500
3,000
3,000
20,300
10,100
3,400
2. 3. 4. 5. 6. 7.
Totaal (MECU) Bron:
R. van Kerkhoff, Grensoverschrijding en nieuwe begrenz;ing, Afstudeerscriptie Katholieke Universiteit Nijmegen, 1992
De nadruk ligt op het thema's recreatie en toerisme (21%), het milieu (17,1%) en netwerkvorming, informatie-uitwisseling en communicatie (16,7%). Uiteraard is dit slechts een prognose van de verdeling van de middelen van de reeds binnengekomen en nog verwachte projecten. Het is nog steeds mogelijk nieuwe projecten voor de jaren 1992 en 1993 te ontwikkelen en op te nemen in dit INTERREG-programma. Niettemin mag bovenstaande tabel redelijk indicatief worden geacht voor de prioriteiten van de grensregio's. 4.4 Meerwaarde van de Euregio's Door het langdurige accent op de sociaal-culturele samenwerking binnen de Euregio, kregen de bestuurders maar vooral ook de burgers in de grensregio's aan weerszijden van de grens de kans meer vertrouwd te raken met elkaars mentaliteit en het van elkaar verschillende institutionele handelen. Dit contact is van wezenlijk belang (geweest), teneinde de samenwerking zinvol op te kunnen zetten. De bereidheid ontstond naar elkaar te luisteren. Er ontstond met andere woorden een constructievere houding. Men besefte dat het verband van regio's meer voordeel zou kunnen opleveren dan de som der delen, niet alleen voor de afzonderlijke participanten, maar ook voor de regio als geheel. Dit proces heeft zijn weerslag gevonden in het op gang brengen van een aantal gemeenschappelijke initiatieven die op sociaal-economisch vlak liggen en die de economische structuur van de regio als zodanig konden versterken. Dat speelt zich vandaag de dag nog af. Binnen de Euregio zijn de concurrentie-overwegingen overboord gezet en is ervoor geko-
42
zen de regio te promoten als sarTtenhangend gebied met gemeenschappelijke kenmerken. De Euregio's hebben hierdoor ook een signaleringsen informatiefunctie gekregen. De talrijke problemen en knelpunten (zie H3) die er spelen in het grensgebied worden serieus genomen en daadwerkelijk aangepakt of indien de aanpak van de problemen boven de competentie van de Euregio uitgaat, doorgesluisd naar de hogere overheden. Bovendien worden de inzichten in visies en beleid middels de Euregio op elkaar afgestemd. Grensoverschrijdend is er aldus sprake van meer coördinatie. Er kan zich een bestuurlijk netwerk vormen, waardoor over de ontwikkeling en 'monitoring' van de projecten makkelijker kan worden kortgesloten. Door het bestaan van de Euregio als intermediair voor bestuurlijke contacten en samenwerking kan er zodoende adequaat worden ingespeeld op de verschillen die er bestaan op het gebied van bestuurlijke structuur, bevoegdheden verdeling en formalisering. Voor de toekomst mag worden verwacht dat de rol van de Euregio's steeds belangrijker wordt. Op korte termijn uit zich dat waarschijnlijk in een uitbreiding van de werkzaamheden. Vooral door toedoen van EG-subsidies is de ontwikkeling en uitvoering van omvangrijke projecten in een stroomversnelling geraakt. De subsidies zijn de afgelopen jaren steeds hoger geworden. Voor de komende jaren is er een bedrag van 700-800 miljoen ECU gereserveerd voor alle Europese grensregio's 26l. Daarvan gaat een groot deel naar de gebieden die het het hardste nodig hebben, de grensregio's in zuidelijk Europa. Dat neemt niet weg dat nog altijd een flink deel van de middelen door de grensregio's in West-Europa zouden kunnen worden aangetrokken. Op lange termijn mag wellicht worden verwacht dat de regio's aan weerszijden van de grens zouden kunnen gaan fuseren tot één regio. Wellicht ook dat er andere bestuurlijke opdelingen binnen Europa zouden kunnen ontstaan. Hoe het ook zij, duidelijk is dat het 'Europa der regio's' naderbij komt. Een dergelijk Europa stelt de grensregio's voor een nieuwe uitdaging(en). Het eigen economische profiel en de eigen identiteit dient versterkt te worden. Er dient een helder ontwikkelingsperspectief gerealiseerd te worden, die de ontwikkeling van de grensgebieden op gepaste wijze kan bevorderen. Op Europese schaal zouden de grensregio's in staat moeten kunnen zijn optimaal te profiteren van de nieuwe mogelijkheden van schaalvergroting, concentratie en speci-
26}
Samenwerkende Adviseurs Maastricht, Vooronderzoek Samenhangend beleid in het Europa van morgen, Maastricht,. juli 1991.
43
alisatie door het vergroten van de functionele en ruimtelijke samenhang in de grensgebieden. Daartoe is een vergaande samenwerkingsbereidheid met de buurregio als draagvlak nodig. De pogingen die men momenteel in tal van grensregio's onderneemt om de veelzijdige aspecten van grensoverschrijdende samenwerking binnen overzichtelijke verbanden terug te brengen betekenen een belangrijke aanzet, waarvan men in een verder stadium gunstige perspectieven mag verwachten. De reeds gevormde Euregio's zouden model kunnen staan voor de andere Europese grensregio's- en gemeenten. In de Euregio's wordt immers getracht de barrières die op enigerlei terrein nog bestaan en die door de realisering van de interne markt en de EMU niet worden weggewerkt, te slechten. Eerst als die barrières eenmaal tot het verleden behoren, kan van een echte integratie gesproken worden. Beleidsmakers, bedrijven en burgers van de grensregio's zouden er uit oogpunt van een succesvolle integratie, waar maximaal geprofiteerd wordt van de voordelen van marktintegratie, dan ook alles aan gelegen dienen te zijn de grens als horizon te verleggen. In de (grens)regio's begint immers het hechte Europa. •
44
5
DE ENQUÊTE: INLEIDING EN ALGEMENE KENMERKEN
5.1 Inleiding In het voorgaande deel is ingegaan op de meer algemene achtergronden en gevolgen van de voortschrijdende Europese integratie. Daarbij is, zij het nog steeds in meer algemene zin, ingegaan op de problematiek van de Europese grensregio's waartoe ook Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout behoren. De vraag is in hoeverre er op dit moment concrete economische relaties bestaan tussen bedrij ven uit de beide regio's en welke knelpunten en problemen zij ervaren bij het aangaan van relaties over de grens heen. Empirische gegevens hierover ontbreken volledig. Om dit gebrek-aan-data-probleem enigszins te ondervangen is döor het EIT aanvullend onderzoek verricht. Dit aanvullende onderzoek is langs twee wegen verlopen. In de eerste plaats middels een grootschalige en uitgebreide schriftelijke enquête onder in totaal zo'n 3700 bedrijven in Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout. Daarnaast middels een aantal (diepte)interviews met ondernemers uit beide regio's. In de schriftelijke enquête, die in de loop van de maand maart 1992 is uitgezet, is het Midden-Brabantse en Kempische bedrijfsleven om aanvullende informatie gevraagd over een groot aantal onderwerpen. Gevraagd is een aantal meer algemene gegevens te verschaffen over onder andere de status van de onderneming (zelfstandig of juist een dochteronderneming), de omvang van de onderneming (aantal werknemers en de omzetgrootte), veranderingen in het personeelsbestand en de gevolgde bedrijfsstrategie. Verder is meer specifiek gevraagd naar de geografische spreiding van de afzet, waarbij in het bijzonder aandacht is besteed aan de exportacti vi te i ten. Tevens zijn de bed rij ven vragen voorgelegd omtrent de aard en verschijningsvorm van in de bedrijven voorkomende automatiseringen. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan technisch-industriële, administratieve of bestuurlijke automatisering. In de enquête is verder uitgebreid aandacht geschonken aan een aantal aspecten die te maken hebben met de vraag of de betrokken Belgische en Nederlandse bedrijven bezig zijn met technologische vernieuwingen. Daartoe is gevraagd of er binnen de bedrijven aandacht besteedt wordt aan Research & Development (R&D); of er samenwerkingsrelaties bestaan op het gebied van R&D; waarop de verrichtte R&D betrekking heeft (nieuwe produkten/diensten, nieuwe technologieën of kennisuitwisseling); welke de aard is van de technologieën waarop de R&D zich richt (bijv. informatie- of biotechnologie).
45
Het belangrijkste deel van de enquête bestond uit vragen over de mate waarin er grensoverschrijdende economische relaties bestaan tussen ondernemingen uit de grensregio's Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout. Onder economische relaties worden in dit verband o.a. relaties verstaan op het terrein van: * Onderzoek en Ontwikkeling; * het uitbesteden en toeleveren van allerlei vormen van produktie en d ienstve rle n i ng; * het aantrekken van personeel uit de aanliggende grensregio. Naast aandacht voor het bestaan van feitelijke economische relaties, is in de enquête ook ingegaan op mogelijke knelpunten die ondernemingen ondervinden bij het ontwikkelen van economische relaties over de landsgrenzen heen in het bijzonder met ondernemingen uit de aanliggende grensregio. De gehanteerde vragenlijst is terug te vinden in bijlage I. Naast de schriftelijke enquête heeft ook informatieverzameling plaatsgevonden middels een twintigtal gesprekken met ondernemers uit Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout. In deze interviews heeft het accent met name gelegen bij het inzichtelijk maken van de problemen die ondernemers ervaren bij het aangaan van relaties met andere bedrijven over de grens heen, welke problemen zij daarbij ondervonden hebben en welke oplossingen zij zelf, al dan niet met behulp van ondersteuning door derden, hebben gezocht voor de ondervonden problemen. Het tweede deel van dit rapport is verder als volgt opgebouwd. In het vervolg van hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de gehanteerde werkwijze. Daarin komen o.a. de omvang en samenstelling van de onderzoekspopulatie en de groep respondenten aan de orde. Tevens worden een aantal meer algemene kenmerken van de respondenten beschreven. In hoofdstuk 6 wordt de focus gericht op de grensoverschrijdende economische relaties tussen ondernemingen. Hierbij worden in de eerste plaats de afzetrelaties met Nederland c.q. België onder de loep genomen. Naast de afzetrelaties kunnen ook nog een groot aantal andersoortige economische grensoverschrijdende relaties onderscheiden worden. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan transportrelaties, relaties op het gebied van toeleveren en uitbesteden en relaties met betrekking tot zakelijke, financiële en overige ondersteunende dienstverlening. Dit geheel wordt gecompleteerd met meningen van de respondenten over
46
eventuele toekomstige grensoverschrijdende relaties en ervaren problemen enjof knelpunten bij het economische verkeer over de grens. In hoofdstuk 7 worden de knelpunten die bedrijven ervaren bij grensoverschrijdende economische relaties nader bekeken. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt in bedrijven met en zonder economische relaties in de aanliggende grensregio en tevens wordt gekeken naar bedrijven die in de nabije toekomst grensoverschrijdende economische relaties willen ontwikkelen. In hoofdstuk 8 wordt verslag gedaan van een aantal enquête-resultaten die betrekking hebben op het onderwerp onderzoek en ontwikkeling. Vervolgens komt in hoofdstuk 9 het onderwerp 'bedrijfsstrategie' aan de orde, waarbij tevens verbanden gelegd worden tussen de kenmerken van de bedrijven en de bedrijfsstrategie. 5.2 De gehanteerde werkwijze Teneinde de benodigde informatie te verzamelen heeft een grote enquête plaatsgevonden onder het bedrijfsleven in Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout. De regio Midden-Brabant is daarbij omschreven als het geografische gebied van de Kamer van Koophandel Midden-Brabant. Het arrondissement Turnhout omvat het werkgebied van de Kempense Kamer van Handel en Nijverheid. In onderstaand kaartje worden de beide regio's nader aangeduid. In bijlage IV wordt aangegeven welke gemeenten in beide grensregio's gelegen zijn. Figuur 5.1 Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout .
•. d
......l
.,t. I
'
e
-
-.
"' n ·.
47
De enquête heeft plaatsgevonden onder bedrijven uit de industrie, de bouwnijverheid, de groothandel, transport en het bank- en verzekeringswezen en de zakelijke dienstverlening. Bedrijven uit de primaire sector, de detailhandel en instellingen/organisaties uit de overheidssfeer, gezondheidszorg en het onderwijs zijn buiten beschouwing gelaten. In beginsel zijn uit de onderscheiden bedrijfstakken alle bedrijven met minimaal JO werkzame personen benaderd. Uit de groothandel en het transport zouden tevens alle bedrijven met meer dan 4 en minder dan I 0 werknemers benaderd worden. Als adressenbestand voor Midden-Brabant is gebruikgemaakt van het handelsregister van de Kamer van Koophandel Midden-Brabant27). Voor het arrondissement Turnhout is het adressenbestand van de Nationale Bank van België gebruikt 28 ). Omdat dit laatste bestand geen verdere onderverdeling kent van bedrijven met minder dan JO werknemers (bijv. in een groep met minder dan 5 werknemers en een groep bedrijven met meer dan 4 en minder dan JO werknemers) zijn in het arrondissement Turnhout in de groothandel en het transportwezen alle bedrijven met minder dan I 0 werkzame personen benaderd. Consequentie van deze pragmatische stap is dat beide onderzoekspopulaties van elkaar verschillen qua bedrijfstaksamenstelling. De Belgische populatie kent in vergelijking met de Midden-Brabantse een sterke oververtegenwom·diging van groothandels- en transportbedrijven. Bij de selectie van de Belgische bedrijven heeft zich nog een extra probleem voOI·gedaan. Van een aanzienlijk deel van de bedrijven zijn bij de Nationale Bank van België geen gegevens beschikbaar m.b.t. het aantal werkzame personen. Alleen die bedrijven waarvan de grootteklassegegevens bekend zijn, zijn door de Nationale Bank in de selectie betrokken. Gevolg
In het handelsregister zijn alle bedrijven opgenomen die inschrijvingsplichtig zijn krachtens de Handelsregisterwet 1918. lnschrijvingsplichtig zijn die ondernemingen die in Nederland gevestigd zijn, een nevenvestiging hebben, dan wel vertegenwoordigd worden door een bundelsagent die gemachtigd is tot het sluiten van overeen-komsten dan wel behoren aan een in Nederland gevestigde rechtspersoon of vennootschap. Van de inschrijvingsplicht zijn uitgezonderd de ondernemingen die aan een publiekrechtelijk lichaam behoren (overheids- en semi-overheidsinstellingen), die waarin 'in overwegende mate' landbouw of visserij door een natuurlijk persoon als enig eigenaar wordt bedreven, en die waarin uitsluitend straathandel in de vorm van venten wordt uitgeoefend door de ondernemer of door leden van zijn gezin. Ook de vrije beroepsbeoefenaren zijn uitgezonderd. 28)
48
In dit adressenbestand Y-ijn alle ondernemingen opgenomen die wettelijk verplicht zijn de jaarstukken te deponeren. Uitgewnderd zijn de eenmanszaken. Deze deponeringsplicht geldt voor ~!Ie ondernemingen ongeacht hun economische ncti.viteit.
van een en ander is dat de potentiële steekproefomvang aanzienlijk beperkt wordt. Ter illustratie het volgende voorbeeld. In het arrondissement Turnhout zijn in totaal 1086 ondernemingen geregistreerd in de bedrijfstak bank- en verzekeringswezen, dienstverlening aan ondernemingen etc. Hiervan hebben 469 ondernemingen (=43%) opgave gedaan van hun personeelsomvang en zijn dus in de selectie betrokken. Daarvan hebben vervolgens 35 ondernemingen opgegeven 10 of meer werknemers in dienst te hebben en zijn dus schriftelijk benaderd. In totaal zijn 3690 bedrijven benaderd, 1899 in Midden-Brabant en 1791 in het arrondissement Turnhout. De indeling van de bedrijven naar bedrijfsactiviteit gebeurt in Nederland via de zogenaamde Standaard Bedrijfstakindeling (SBI) van het Centraal Bureau voor de Statistiek. In België wordt gebruikgemaakt van de zogenaamde NACE-indeling. Deze twee indelingen lijken in grote lijnen op elkaar. In het vervolg van deze rapportage wordt gebruikgemaakt van de SBI-indeling, de Belgische indeling is hiernaartoe herleid. De volgende bedrijfstakken worden onderscheiden: industrie, bouw, handel, transport, bank- en verzekeringswezen/zakelijke diensten. In bijlage V worden beide indelingen weergegeven en wordt tevens aangegeven hoe een en ander gesclnkeld is. In onderstaande figuur wordt aangegeven hoe beide onderzoekspopulatiesnaar bedrijfstakken zijn samengesteld. Figuur 5.2
Samenstelling onderzoekspopulatie naar bedrijfstak
bedrijfstak
(10%) (32%)
~
(16%)
(18%)
Industrie Bouw
Éill Handel (2%) (11 %)
(30%)
(10%)
Midden-Brabant
Transport Zak. diensten
(19%)
(51%)
Turnhout
De respons op de schriftelijke enquête verschilt aanzienlijk tussen de beide regio's. Van de 1899 in Midden-Brabant benaderde bedrijven 49
hebben 459 bedrijven (=24, I%) de enquête voor de sluitingsdatum van 21 maart 1992 geretourneerd. In het arrondissement Turnhout daarentegen hebben 'slechts' 250 bedrijven (= 13,8%) de enquête op tijd teruggestuurd. In onderstaande figuur wordt aangegeven hoe de samenstelling is van de groep responderende bedrijven naar bedrijfstak. Figuur 5.3
Samenstelling respons uaar ued1'ijfstak.
(35%)
Bedrijfstak
(15%)
(27%)
~
Industrie
Bouw (1 %)
U%)
[ij
Handel Transport
(13%)
(29%)
(8%)
Midden-Brabant
(13%)
Zak. diensten
(45%)
Turnhout
De samenstelling van de groep respondenten is duidelijk verschillend. De Belgische respons kent een duidelijke oververtegenwoordiging van handels- en transportbedrijven waar de Nederlandse respons vooral een oververtegenwoordiging te zien geeft van industriële bedrijven en bedrijven in het bank- en verzekeringswezen/zakelijke dienstverlening. De aanzienlijke responsverschillen kunnen voor een deel verklaard worden uit de verschillen in samenstelling van de onderzoekspopulatie. Zoals reeds aangegeven zijn aan Belgische zijde aanzienlijk meer bedrijven benaderd met minder dan I 0 werkzame personen dan in Midden-Brabant. De ervaring leert dat kleine(re) bedrijven relatief minder vaak reageren op schriftelijke enquêtes dan grote(re) bedrijven. Een tweede verklaring voor de geconstateerde verschillen, wellicht een eerste onderzoeksresultaat, kan gelegen zijn in de verschillen in cultuur tussen beide regio's/landen. Informanten bij Kamers van Handel en Nijverheid e.d. zeggen dat de Belgische (kleine) ondernemer wellicht wat 'geslotener' is, wat minder dan zijn Nederlandse collega geneigd is enige opening van zaken te geven. Nederland heeft een zekere enquêtecultuur (waar ondernemers bij tijd en wijle ook goed ziek van worden), 50
waar deze in België wat minder ontwikkeld lijkt. Een derde verklaring kan gelegen zijn in de betekenis die de centrumgemeenten Tilburg en Turnhout in de beide onderzoeksregio's spelen. Tilburg is aanzienlijk groter en daarmee ook meer gezichtsbepalend voor Midden-Brabant dan het kleinere Turnhout dat is voor het arrondissement Turnhout. Het verdient wellicht aanbeveling om in een eventueel vervolgproject de Belgische ondernemers op een andere wijze te benaderen dan in het onderhavige project is gebeurd. De vraag is echter voor welke methodiek gekozen zou moeten worden, immers het houden van de interviews leverde ook de nodige moeite op. 5.3 Een aantal algemene kenmerken van de responderende bedrijven
Status van de onderneming De status van de onderneming zegt iets over het feit of een onderneming zelfstandig is dan wel onderdeel uitmaakt van een omvangrijker (eventueel buitenlands) concern. Er is naar de status van de onderneming gevraagd omdat verwacht mag worden dat in een aantal gevallen (bijv. export, relaties met andere ondernemingen, innovativiteit) zelfstandige ondernemingen andere resultaten zullen laten zien dan dochterondernemingen. Immers, in geval van een moeder-dochter-relatie is het vaak zo dat de strategisch belangrijke bedrijfsonderdelen (bijvoorbeeld R&D) bij de moederonderneming zijn gecentraliseerd. Tabel 5.1 laat, wat betreft de Midden-Brabantse respondenten, zien dat 76% aangeeft een zelfstandige onderneming te zijn, 1, 7% is een hoofdkantoor van een Nederlandse onderneming, 13,5% is een dochter van een Nederlands concern, 0,2% is een dochter van een Belgische onderneming en 8,5% is een dochter van een concern uit een ander land. De respondenten uit het arrondissement Turnhout geven in 77,1% van de gevallen aan dat hun onderneming zelfstandig aan het economische verkeer deelneemt. In 0,8% van de gevallen gaat het om een hoofdkantoor van een Belgische onderneming, 4% is een dochter van een Belgisch concern, 7,6% is een dochter van een Nederlandse onderneming en 10,4% is een dochter van een ander buitenlands concern.
51
Tabel 5.1
De s:unenstelling van de respons naar
Status
Zelfstandige onderneming Hoofdkantoor Belgische onderneming . Hoofdkantoor Nederlandse onderneming Dochter Belgisch concern Dochter Nederlands concern Dochter Buitenlands concern Totaal
d~
status vmt de ouderueming.
Midden-Brabant
Turnhout
( abs.)
(in %)
( abs.)
(in %)
348
76,0%
192 2
77,1% 0,8%
8 1 62 39
1,7% 0,2% 13,5% 8,5%
10 19 26
4,0% 7,6% 10,4%
458
100%
249
100%
Er doet zich hier een opvallend verschil voor tussen de Nederlandse en Belgische respondenten. In slechts 1 geval blijkt een Midden-Brabantse onderneming een dochter te zijn van een Belgische onderneming. Omgekeerd blijkt 7,6% van de Turnhoutse respondenten een dochter van een Nederlandse onderneming te zijn. Van de Midden-Brabantse bedrijven zeggen 39 een dochter te zijn van een buitenlands concern. In 20 gevallen gaat het om een concern waarvan het hoofdkantoor in een ander EG-land is gevestigd, 8 bedrijven zijn dochters van concerns uit andere Europese landen, terwijl 11 respondenten hun concerndirectie in de Verenigde Staten van Amerika gevestigd zien. Voor de 26 respondenten uit de regio Turnhout is deze verdeling als volgt 11 bedrijven zijn een dochter van een concern uit een ander EGland; I bedrijf is een dochter van een bedrijf uit overig Europa; 12 bedrijven vinden hun oorsprong in de U.S.A. en 2 ondernemingen hebben een Japanse herkomst. •
Vestigingsdatum van de onderneming in de regio In tabel 5.2 wordt een overzicht gegeven van de perioden waarin de respondenten zich in beide onderzoeksregio's hebben gevestigd. Ook hier zijn er duidelijke verschillen tussen beide respondentenpopulaties. In het algemeen kan gesteld worden dat de vestigingen in het arrondissement Turnhout van meer recente datum zijn. Zo blijkt van de Turnhoutse bedrijven zich ruim 49% in de periode vóór 1970 in de regio te hebben gevestigd. Voor dezelfde periode is dit percentage voor de Midden-Brabantse ondernemingen ruim 60%. Met name de periode na 1985 blijkt voor de regio Turnhout (tenminste in vergelijking met MiddenBrabant) een aantrekkelijke vestigingsperiade te zijn geweest. Een kleine 20% van de Turnhoutse respondenten blijkt zich in die periode in 52
het arrondissement te hebben gevestigd. Voor de Midden-Brabantse bedrijven gaat het om 8,3% van de respondenten. Tabel 5.2
De samenstelling van de respollS uaar datum van vestiging in de regio MiddeuBrabant en hete arroudi~semeut Turnhout. '
Vestigingsperiade
"
Midden- Brabant
Turnhout
( abs.)
(in %)
( abs.)
(in %)
1970 of eerder Periode 1971-1980 Periode 1981-1985 Periode 1986-1990 Na 1990 Geen antwoord
277 89 54 35 3 1
60,3% 19,4% 11,8% 7,6% 0,7% 0,2%
123 47 29 40 9 2
49,2% 18,8% 11,6% 16,0% 3,6% 0,8%
Totaal
459
100%
250
100%
Van de 78 ondernemingen die zich in de periode 1980-1990 in het arrondissement Turnhout hebben gevestigd, gaat het in 57 gevallen om een nieuwoprichting in het arrondissement. In 18 gevallen betreft het een verplaatsing van een reeds bestaande vestiging vanuit overig België. Eén onderneming is afkomstig uit Nederland, maar niet uit de regio Midden-Brabant. In dezelfde periode hebben zich in de regio Midden-Brabant 92 ondernemingen gevestigd. Hiervan maakten 5 ondernemingen hun herkomst niet bekend. Van de overige 87 bedrijven hebben zich er 73 nieuw opgericht in de regio Midden-Brabant. Bij l2 bedrijven gaat het om een verplaatsing van een reeds bestaande vestiging vanuit overig Nederland, terwij I 2 bestaande bedrij ven zich vanuit België (excl. arrondissement Turnhout) in de regio Midden-Brabant hebben gevestigd. Omvang van de ondernemingen op basis van werkzame personen Een werkzame persoon is in de enquête omschreven als een persoon die minimaal 15 uren per week in de betreffende onderneming werkzaam is. ln de onderstaande figuur worden voor beide onderzoeksregio's de samenstelling van de groep responderende bedrijven weergegeven naar grootteklasse werkzame personen. Een vijftal klassen worden onderscheiden.
53
Figuur 5.4
10
-<
De s:uuenstelling v:m de respons verdeeld naar groorteklasse werkzame personen.
( 10
20
33.6
33 <
10
16.3
10 - ( 20 21.2
, 100 6 3 20 - ( 50 30 5
, 100 11. 2
50 -( 100 13.3
Midden-Brabant
50 -( 100 20
-<
50
e
28
Ar- rond. Tur nflout
De Midden-Brabantse onderzoekspopulatie bestaat voor eenderde uit bedrijven met tussen de l 0 en 20 werkzame personen. Ruim 30% van de bedrijven heeft tussen de 20 en de 50 werknemers, terwijl ruim 16% minder dan I 0 personen in dienst heeft. Circa 6% (29 bedrijven) heeft meer dan I 00 werkzame personen. De onderzoekspopulatie in het arrondissement Turnhout is duidelijk anders samengesteld. Ruim éénderde van de respondenten heeft minder dan JO personen in dienst, terwijl 11,2% méér dan 100 werkzame personen heeft. Dit betekent dat, in vergelijking met de Midden-Brabantse populatie, bedrijven met minder dan 10, en bedrijven met meer dan I 00 werkzame personen sterk zijn oververtegenwoordigd. De grootteklassen I 0 tot 20 werkzame personen en 50 tot I 00 werkzame personen zijn daarentegen juist in de regio Midden-Brabant sterker vertegenwoordigd. Veranderingen in het personeelsbestand Figuur 5.5 brengt de veranderingen in beeld die in het personeelsbestand van de responderende bedrij ven zijn opgetreden sinds 1990. Tevens wordt daarin aangegeven hoe groot deze verandering is geweest.
54
Figuur 5.5
De verruideringen in het personeelsbestand
VlUl
de respoudereude bedrij veu.
Regio Midden-Brabant aantal bedrijven
80 60 40 20
0
-20~~======r=====~=====r=====T====~~=7 10-19%
20-29%
30-39%
40-49%
>50%
omvang o/o-w.p.-verandering -toename
afname
Arrondissement Turnhout aantal bedrijven
30 25 20 15 10
5 0 -5
-10~==~====~====~~====~====~======~==7 1-9%
10-19%
20-29%
30-39%
40-49%
>50%
omvang o/o-w .p.-verandering -
toename
Bl afname
Van de responderende bedrijven afkomstig uit het arrondissement Turnhout geeft ruim 47% (= 114 bedrijven) aan dat het personeelsbestand sinds 1990 is toegenomen, ongeveer 44% (== 105 bedrijven) zegt dat het aantal mensen dat in de onderneming werkt gelijk gebleven is. Ongeveer 9% (=21 bedrijven) geeft te kennen sinds 1990 met een afname van het personeelsbestand te zijn geconfronteerd. Wat betreft de procentuele toename van het personeelsbestand zijn de bedrijven, met uitzondering van de groeiklassen 30 tot 39% en 40 tot 49%, vrij regel-
55
matig over de klassen verdeeld. Met uitzondering van de genoemde klassen bevinden zich steeds ongeveer 25 bedrijven in een groeiklasse. Van de 21 bedrijven met een terugloop in het personeelsbestand zijn er 7 die een afname kennen tussen de I 0 en 19%, 5 bedrijven hebben hun personeelsaantal met tussen de I en 9% zien afnemen, terwijl 4 bedrijven zelfs meer dan de helft van hun personeel is kwijtgeraakt. De Midden-Brabantse bedrijven laten wat betreft positieve, negatieve of nul-groei een beeld zien, dat qua omvang vergelijkbaar is met de Turnhoutse bedrijven. Een kleine 45% van de respondenten(= 203 bedrijven) zegt dat sinds 1990 het aantal werkzame personen is toegenomen. Circa 46% (= 208 bedrijven) laat in deze periode een stabiel personeelsbestand zien, terwijl ongeveer 10% van de Midden-Brabantse bedrijven een negatieve personeelsgroei heeft doorgemaakt. De verdeling van de bedrijven over de verschillende onderscheiden groeiklassen is minder gelijkmatig dan in het hiervoor besproken geval. Eenderde van de bedrijven die een positieve werkgelegenheidsgroei melden, zegt een groei te hebben tussen de 10 en 19%. Ruim een kwart van de bedrijven met een positieve personeelsontwikkeling bevindt zich in de klasse 20 tot 29%. Ruim 10% van de groeiers heeft zelfs een groei met meer dan 50%. De bedrijven met een negatieve personeelsontwikkeling zijn vooral te vinden in de klasse I tot 9%, eenderde van deze groep is hier te vinden. Naar bedrijfstakken uitgesplitst zijn er enige verschillen te bespeuren ' in de mate waarin toename c.q. afname van het personeel bij de Midden-Brabantse bedrijven heeft plaatsgevonden. In de bedrijfstakken transport, banken/zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening schommelt het percentage bedrijven met een positieve personeelsontwikkeling rond de 50 procent. De bedrijfstak handel scoort zelfs 68%. De industrie en bouwnijverheid blijven wat dit aspect betreft achter. Het aandeel bedrijven met een positieve personeelsontwikkeling bedraagt voor beide bedrijfstakken ongeveer 35%. Als de bedrijven in het arrondissement Turnhout met een positieve, stabiele of negatieve personeelsontwikkeling worden gesplitst naar bedrijfstak dan bi ij ken er weinig verschillen. A !leen de bed rijfstak industrie komt met 51,6% bedrijven met een positieve personeelsontwikkeling duidelijk boven de andere uit. Echter de industrie is ook de bedrijfstak met de meeste bedrijven met een afnemende personeelsomvang. Ruim 15% van de industriële ondernemingen in Turnhout meldt een afname van het aantal werkzame personen.
56
Omzetgrootte De bedrijven in beide onderzoekspopulaties is gevraagd aan te geven hoe groot de omzet van de onderneming (exclusief BTW) in 1991 is geweest. Aangezien de omzetbedragen gegeven zijn in Nederlandse guldens en Belgische Francs worden de resultaten in twee delen besproken.
"' Responderende bedrijven uit het Arrondissement Turnhout Ruim tweederde van de ondernemingen heeft een omzet die lager is dan 10 miljoen gulden (200 miljoen Bfr.). Bijna 9% van de respondenten meldt in 1991 een omzet. groter dan 50 miljoen gulden ( 1 miljard Bfr.). In onderstaande tabel wordt de verdeling nader in beeld gebracht. Tabel 5.3
De verdeling va.u de respoude1·eude oudernemingen uit het arrondissement Turnhout uaar omzetgrootte, absoluut en in procenten va.u het totaal.
Aantal
In procenten
minder dan 20 miljoen 20 - < 100 miljoen 100 - < 200 miljoen 200 -< 400 miljoen 400 - < 600 miljoen 600 -< 800 miljoen 800 milj. -< 1 miljard 1,0 -< 1,5 miljard 1,5 -< 2,0 miljard meer dan 2,0 miljard geen antwoord
37 91 47 27 12 5 4 10 3 9 5
14,8% 36,4% 18,8% 10,8% 4,8% 2,0% 1,6% 4,0% 1,2% 3,6% 2,0%
Totaal
250
100,0%
Omzetgrootte in Bfr.
Naast de vraag naar omzetgrootte van de onderneming is in de enquête ook gevraagd naar de omzetontwikkeling in het bedrijf in de periode 1990-1991. In onderstaande figuur wordt de neerslag van deze vraag in beeld gebracht. Op de horizontale as staat de procentuele omzetverandering in de periode 1990-1991, terwijl op de verticale as het aantal betrokken bedrijven wordt geprojecteerd.
57
figuur 5.6
De samenstelling van de groep •·espondenten uit het anoudissement Turnhout naar verandering van de mllzt'f. I 'IYU-1 '19 1.
aantal bedrijven
40 30 20 10 0 -10
1-9%
10-19%
20-29%
30-39%
40-49%
>50%
%-omzet verandering toename
-afname
Bijna 60% van de bedrijven geeft te kennen in de bedoelde periode een toename van de omzet te hebben gehad. Ruim een kwart zegt dat de omzet ten opzichte van 1990 stabiel is gebleven, terwijl ongeveer 13% een afname heeft gerealiseerd. Uit de bovenstaande figuur blijkt dat van de bedrijven met omzetgroei ongeveer 63% (= 85 bedrijven) een groei van maximaal 19% tot stand heeft gebracht. Daarnaast blijkt dat van de bedrijven met een omzetdaling circa 82% (= 27 bedrîjven) een omzetdaling van maximaal 19% kent.
*
Responderende bedrijven uil de regio Midden-Brabant De Midden-Brabantse bedrijven vertonen wat betreft de verdeling over de omzetklassen een beeld dat in grote lijnen vergelijkbaar is met dat van de Turnhoutse bedrijven. Zo heeft ruim 68% van de ondernemingen in 1991 een omzet gerealiseerd die kleiner is dan I 0 miljoen gulden. Ongeveer 5,5% van de responderende bedrijven uit Midden-Brabant heeft een omzet groter dan 50 miljoen gulden. Als gekeken wordt naar de omzetontwikkeling tussen 1990 en 1991 dan blijkt dat bijna 54% een toename van de omzet heeft, circa 33% ziet de omzet gelijk blijven, terwijl 13,5% tussen 1990 en 1991 een omzetdaling realiseert.
58
Tabel 5.4
De verdeling v:Ul de respoll(leuteu uit de regio Midden-Brabaut n:uu· omzetklasse, absoluut en iu p.-oceuten v:m het totaal.
Omzetgrootte in guldens
Absoluut
In procenten
minder dan 1 miljoen 1 - < 5 miljoen 5 -< 10 miljoen 10 -< 20 miljoen 20 -< 30 miljoen 30 -< 40 miljoen 40 -< 50 miljoen 50 - < 75 miljoen 75 -< 100 miljoen 100 miljoen en meer geen antwoord
24 200 91 68 15 13 7 6 7 13 15
5,2% 43,6% 19,8% 14,8% 3,3% 2,8% 1,5% 1,3% 1,5% 2,8% 3,3%
Totaal
459
100%
Figuur 5.7
De s:uueusteUiug v:Ul de groep respondenten uit de regio Midden-Brabant uaar ver:mdering v:u1 de omzei, 1990-1991.
aantal bedrijven 100
80 60
40 20
0 -20
-40~~======~====~====~======~====~==7 1-9%
10-19%
20-29%
30-39%
40-49%
>50%
%-omzet verandering toename
afname
Afzetoriëntatie Voor wat betreft de afzetoriëntatie van bedrijven kan een onderscheid gemaakt worden tussen afzet die in het binnenland gerealiseerd wordt en afzet die juist in het buitenland gerealiseerd wordt (export). In eerste instantie zal worden stilgestaan bij de binnenlandse afzet.
59
Binnenlandse afzet Tnbel 5.5
Bedrijven uit Midden-Brab:tnt en het arrondissement Tumhout nam· het nrmdeel van de bîmteul:mdse afzet in de totale afzet, absoluut en in procenteu.
% Binnenlandse afzet
minder dan 10% 10-<25% 25-<50% . 50-<75% 75-<100% Geen antwoord Totaal
Midden- Brabant
Arrond. Turnhout
( abs.)
(in %)
( abs.)
(in %)
26 55 95 76 180 27
7% 12% 20,7% 16,6% 39,3% 6,9%
24 29 33 56 78 30
9,6% 11,6% 13,2% 22,4% 31,2% 12,0%
459
100%
250
100%
Een belangrijk deel van de Midden-Brabantse bedrijven blijkt een aanzienlijk deel van hun afzet in het binnenland te realiseren. Bijna 56% (= 256 bedrijven) zet 50% of meer van hun omzet in het eigen land af. Voor ruim 39% ligt dit percentage zelfs tussen de 75% en 100%. Het ligt in de lijn van de verwachting dat qua omzet en aantal werknemers grotere ondernemingen een kleiner deel va': de omzet in het binnenland afzetten. Op grond van de gegevens uit deze onderzoekspopulatie kunnen dergelijke verbanden echter niet worden vastgesteld. Voor iedere onderscheiden grootteklasse werkzame personen geldt dat ongeveer 50% van de afzet in het eigen land plaatsvindt. Wat be.treft de verdeling naar bedrijfstakken kan wel een duidelijk onderscheid worden gevonden. Bedrijven werkzaam in de bedrijfstakken industrie, handel en transport realiseren relatief een gering deel van hun omzet uit het binnenland. Bedrijven in de bedrijfstakken bouwnijverheid, banken/zakelijke dienstverlening en overige dienstverlening daarentegen zijn in hoge mate op het eigen land gericht. De ondernemingen die in het arrondissement Turnhout gevestigd zijn laten een vergelijkbaar beeld zien. Van het totale aantal bedrijven blijkt 53,6% (= 134 bedrijven) tussen de 50% en 100% van hun totale afzet in het eigen land te realiseren. Voor 31,2% ligt dit percentage tussen de 75% en 100%. Werd bij de splitsing van het percentage binnenlandse afzet naar grootteklasse werkzame personen bij de Midden-Brabantse ondernemingen geen verband tussen deze twee grootheden gevonden, voor de Turnhoutse ondernemingen is dit echter wel het geval. Naarmate de be-
60
drijfsomvang toeneemt, neemt het percentage bedrijven met een binnenlandse afzet van meer dan 50% af. De verdeling naar bedrijfstakken vertoont in grote lijnen hetzelfde beeld als het Midden-Brabantse. De bedrijfstakken industrie en transport zijn duidelijk in mindere mate op de binnenlandse markt gericht, terwijl de bedrijfstakken bouwnijverheid, handel en banken/zakelijke dienstverlening juist een relatief groot deel van hun omzetten in het eigen land realiseren.
Buitenlandse afzet Europese economieën worden in toenemende mate geconfronteerd met de gevolgen van de voortschrijdende Europese economische integratie ('Europa 1992'). Eén van de gevolgen is een toenemende internationale concurrentie. Immers, de Europese integratie heeft enerzijds gevolgen voor de export aangezien de totstandkoming van één markt de exportmogelijkheden van bedrijven vergroot. Tegelijkertijd echter wordt het voor buitenlandse ondernemingen relatief eenvoudiger om op binnenlandse markten binnen te dringen. Wanneer wordt gesproken over internationaliseringsprocessen op lokaal c.q. regionaal niveau dan kan aan de volgende zaken gedacht worden: I. Internationalisering van de handelsstromen: de mate waarin ondernemingen goederen en diensten importeren en exporteren; 2. Internationalisering van de investeringen: de oprichting in de regio van vestigingen die een onderdeel zijn van een buitenlands concern en omgekeerd bedrijven uit de regio die in het buitenland investeren; 3. Internationalisering van kennis: regionale ondernemingen komen tot samenwerking en uitwisseling van kennis met buitenlandse ondernemingen. In dit onderzoek komen deze drie aspecten ook aan de orde. Met betrekking tot de internationalisering van investeringen (punt 2) is bij de behandeling van het onderwerp 'de status van de onderneming' al naar voren gekomen dat 18% van de responderende ondernemingen in het arrondissement Turnhout(= 45 bedrijven) onderdeel zijn van een Nederlands of een ander buitenlands concern. In de Midden-Brabantse onderzoekspopulatie bedraagt dit percentage 8,7% (= 40 bedrijven). De internationalisering van kennisuitwisseling wordt besproken in het deel dat de grensoverschrijdende economische activiteiten van de onderzoekspopulaties beschrijft. Deze paragraaf richt zich nu op de internationalisering van handelsstromen, i.c. de exportprestaties van de onderzochte bedrijven. In tabel 5.6 61
wordt een globaal inzicht geboden in de exportprestaties van de onder• nemmgen. Tabel5.6
De respoude.-eude bedrijven naar export eu exportquote.
· Export
Export'? Nee Ja Indien ja, exportquote minder dan 5% 5-<10% 10-<25% 25-<50% 50-<75% 75% en meer geen antwoord Totaal
Midden- Brabant
Arrond. Turnhout
( abs.)
{in %)
(abs.)
(in%)
218 236
47,5% 51,4%
81 157
32,4% 62,8%
61 41 43 33 23 34
36 24 21 21 13 43
6
13,3% 8,9% 9,4% 7,2% 5,0% 7,4% 1,3%
11
14,4% 9,6% 8,4% 8,4% 5,2% 17,2% 4,4%
459
100%
250
100%
Van de responderende Midden-Brabantse bedrijven zegt 51,4% te exporteren, voor de bedrijven in het arrondissement Turnhout bedraagt dit percentage zelfs 62,8%. Het belang van exportactiviteiten voor een onderneming komt onder andere tot uiting in het aandeel van de export in de totale omzet van een onderneming, de zogenaamde exportquote. Daarom wordt in de bovenstaande tabel een verdeling gemaakt van de exporterende ondernemingen naar de hoogte van het exportaandeeL Ruim 22% van de Midden-Brabantse exporteurs heeft een exportaandeel dat beneden de 10% van de totale omzet ligt. Circa 12% daarentegen exporteert meer dan de helft van de omzet naar het buitenland. Een exportaandeel beneden de 10% wordt door een kwart van de Turnhoutse ondernemingen behaald. Daartegenover haalt 17,2% van deze groep bedrijven meer dan 50% van de omzet in het buitenland. Nu suggereert de literatuur op dit gebied een sterk verband tussen de exportprestatie aan de ene kant, en de omvang van de onderneming en de aard van haar activiteiten aan de andere kant. Zo zijn het met name de grotere bedrijven in de industrie en het transport die exporteren. Dit heeft alles te maken met bijvoorbeeld schaalvoordelen en het eventueel hebben van een eigen verkooporganisatie. In tabel 5.7 wordt nagegaan of deze verbanden ook voor deze onderzoekspopulaties van kracht zijn. 62
Tabel 5.7
Het aillldeel Villl de exporterende bedrijven iu de totale groep respoudente.tl per bedrijfstak en per grootteklasse werkzmue personen. ,
Bedrijfstak
%Aandeel
Industrie Bouw Handel Transport Banken, zakelijke en overige diensten
M-Br.
Turnh.
67% 11% 64% 78%
83% 29% 63% 72%
28%
100%
51,4%
62,8%
%Aandeel
Grootteklasse
Minder dan 20 wp 20 -< 50 wp 50 -< 100 wp 100 en meer wp
M-Br.
Turnh.
48% 52% 63% 52%
58% 79% 71% 71%
51,4%
62,8%
..
Totaal
Totaal
.
<
-.
~
.
Het hoogste aandeel exporterende bedrijven kan voor wat betreft de Midden-Brabantse bedrijven gevonden worden in de bedrijfstak trans29 port (78%) l. In de regio Turnhout geldt dit voor d,e bedrijfstak industrie. Zowel in Midden-Brabant als in het arrondissement Turnhout kent de bouw het laagste percentage exporterende bedrijven, namelijk respectievelijk 11% en 29%. Zoals te verwachten is, exporteren de grotere bedrijven (20 en meer werkzame personen) in beide regio's relatief vaker dan kleinere bedrijven. Uitsplitsing naar bedrijfstakken laat duidelijke verschillen zien in de mate waarin export van belang is voor de omzet. Van de responderende bedrij ven met export in Midden- Brabant uit de bed rijfstak transport-, opslag- en communicatiebedrijven geeft 28,6% aan dat zij meer dan 50% van hun omzet realiseren middels exportactivüeiten. In de industrie ligt dit aandeel op ruim 26%, terwijl in de bedrijfstak handel ongeveer een kwart van de bedrijve'n meer dan 50% van de omzet exporteert. Van de bedrijven in de bedrijfstak bouwnijverheid is er geen enkel bedrijf dat een exportaandeel groter dan. JO% heeft, terwijl in de bedrijfstak bank- en verzekeringswezen/zakelijke dienstverlening het percentage bedrijven met een exportaandeel beneden de l 0% op ruim 70% ligt. Voor de bedrijven in het arrondissement Turnhout is eenzelfde uitsplitsing gemaakt. Ook hier heeft de bedrijfstak transport het grootste aandeel bedrijven met een exportaandeel groter dan 50%, gevolg door de industrie (43,9%) en de bedrijfstak handel (25,8%). In de bedrijfstak
,.,,
Voor transportbedrijven wordt export omschreven als de omzet die gerealiseerd wordt uit grensoverschrijdend vervoer.
63
bouwnijverheid exporteren alle ondernemingen minder dan 10% van hun omzet. In figuur 5.8 wordt de verdeling naar bedrijfstakken verder geïllustreerd. Figuur 5.8
De verdeling van de export.erende bedtijven naar hoogte vmt het exportalmdeel in procenten van de omzet, regio Middeu-Brab1mt en arrondissement Tumhout.
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak Industrie Bouw Handel Transport Banken Totaal
40
20
0
60
80
100
Verdeling in % Exportaandeal - . 10,.
B
10 -· 2s.,.
D
25 -· so,.
- , so,.
Arrondissement Turnhout Bedrijfstak Industrie Bouw Handel Transport Banken Totaal
40
20
0
60 Verdeling in %
80
Exportaandeel
-
64
• 10,.
B
10 -· 25'1.
D
25 -• 50'1.
- , sa 'I.
100
Tabel 5.8
Het aandeel vm1 exporterende bedrijven per omzetklasse in de regio's Midden-Brab:wt en Tumhout.
Arrondissement Turnhout
Regio Midden-Brabant Omzetklasse in guldens
Aandeel
0 mze.tk bsse in francs
Aandeel
minder dan 1 miljoen 1 -< 5 miljoen 5 -< 10 miljoen 10 -< 20 miljoen 20 - < 50 miljoen 50 -< 100 miljoen meer dan 100 miljoen
17,4% 47,5% 59,3% 66,2% 60,0% 46,2% 69,2%
minder dan 20 miljoen 20 - < 100 miljoen 100 - < .200 miljoen 200 -< 400 miljoen 400 miljoen -< 1 miljard 1 -< 2 miljard meer dan 2 mi Ij ard
50,0% 61,2% 75,6% 75,0% 66,7% 92,3% 77,8%
Totaal
52,8%
Totaal
66,5%
Opmerking bij de tabel: De totalen in deze tabel verschillen enigszins van die uit bijv. tabel 5.7. Een en ander heeft te maken met het feit dat niet alle ondernemingen hun omzetgrootte hebben vermeld.
De verdeling van de exporterende Midden-Brabantse bedrijven naar omzetgrootte laat zien dat ongeveer tweederde van de bedrijven met een omzet groter dan l 0 miljoen guldens exporteert. Van de bedrijven met een omzet kleiner dan J miljoen guldens exporteert iets meer dan 17%. Met andere woorden er blijkt hier een duidelijk verband tussen omzetgrootte en percentage exporterende bedrijven. De aandeel exporterende bedrijven in het arrondissement Turnhout is voor alle omzetklassen groter in vergelijking met Midden-Brabant. Ongeveer driekwart van de bedrijven met een omzet groter dan I 00 miljoen Belgische francs blijkt te exporteren. Van de bedrijven met een omzet kleiner dan 20 miljoen francs exporteert toch nog de helft. •
Zoals hiervoor reeds is aangegeven is bij bijna 48% van de responderende Turnhoutse bedrijven het personeelsbestand na !990 toegenomen, bij circa 44% is het personeelsbestand gelijkgebleven en bij bijna 9% is het afgenomen. De overeenkomstige cijfers voor de regio Midden-Brabant zijn respectievelijk 44,2%, 46% en 9,8%. De vraag is of exporterende bedrijven een andere personeelsontwikkeling hebben. Onderstaande tabel geeft antwoord op deze vraag.
65
Tabel 5.9
Het aandeel van de eJq}Ortereude bedrijven naar personeelsoutwikkeliug in de regio's Midden-Ilrnb:mt en Turnhout
Arrondissement Turnhout
Regio Midden-Brabant Aandeel
Personeelsou t wikkeling
59,3% 46,6%
Toename Stabiel of afname
Aandeel
Personeelsontwikkeling Toename Stabiel of afname
75,5% 58,7%
De percentages in de tabel overwegende lijkt de voorzichtige conclusie gerechtvaardigd dat een sterkere exportgerichtheid gepaard gaat met een positieve personeelsontwikkeling. Oordelen over het bedrijfseconomisch functioneren De tot nu toe behandelde onderwerpen hebben een sterk feitelijk karakter. De nadruk ligt sterk op vragen zoals hoeveel bedraagt de omzet, de personele omvang of de exportprestatie van uw onderneming. Het feitelijk vaststellen van deze gegevens zegt nog niets over de mate waarin de ondernemingen ook daadwerkelijk tevreden zijn met de behaalde resultaten. In de vragenlijsten zijn dan ook enkele vragen opgenomen waarin de ondernemingen gevraagd wordt aan te geven in welke mate zij tevreden zijn over respectievelijk het bedrijfsrendement, de omzetontwikkeling en de exportontwikkeling in 1991. In tabel 5.10 wordt tot slot van deze kennismaking met de ondernemingen uit de beide regio's weergegeven hoe ondernemers oordelen over de prestaties van hun eigen ondernemingen. Tabel 5.10
Oordelen over bedrijfsrendement, omzetontwikkeling en ex,mrtontwikkeling vru1 de oudememingen uit de regio Mîdden-BralJru1t en het arrondissement Turnhout.
Kwalificatie Bedrijfsrendement
zeer ontevreden ontevreden neutraal tevreden zeer tevreden geen antwoord Totaa.l
66
Omzetontwikkeling
Exporton twîkkeling
M-Br.
Turnh.
M-Br.
Turnh .
M-Br.
Turnh.
3,5% 11,3% 27,9% 47,3% 8,3% 1,7%
3,2% 12,8% 32,0% 40,0% 10,0% 1,6%
1,7% 11,8% 30,7% 44,0% 8,5% 3,3%
1,6% 14,0% 26,8% 40,4% 13,2% 4,0%
4,2% 18,2% 32,6% 30,5% 5,1% 9,3%
2,5% 14,6% 31,2% 31,2% 9,6% 10,8%
(n=459)
(n=250)
(n=459)
(n=250)
(n=236)
(n=l57)
In het algemeen kan gesteld worden dat zowel de Midden-Brabantse als de Turnhoutse bedrijven een relatief positief oordeel hebben over hun bedrijfsrendement en omzetontwikkeling. Rond de 50% van de respondenten in beide populaties is tevreden tot zeer tevreden over zowel het bedrijfsrendement als de omzetontwikkeling. Minder tevreden zijn de bedrijven uit beide populaties met de ontwikkeling van de export. Van de Midden-Brabantse bedrijven is 'slechts' 35,6% tevreden tot zeer tevreden, van de Turnhoutse bedrijven 40,8%. Nadere analyse van de oordelen over de exportontwikkeling naar bedrijfstak maakt duidelijk dat de relatief hogere ontevredenheid in het arrondissement Turnhout vooral voorkomt bij handelsondernemingen. Ongeveer 27% van de bedrijven in deze bedrijfstak is ontevreden tot zeer ontevreden over hun exportontwikke!ing. Voor de industriële bedrijven in deze regio ligt dit percentage op 14%. In de regio MiddenBrabant zijn het vooral de industriële ondernemingen die ontevreden zijn met betrekking tot hun exportontwikkeling. Voor ruim 28% is die ontwikkeling onbevredigend. Daarnaast kunnen ook nog de bedrijven in de bedrijfstak handel genoemd worden. Het aandeel ontevredenen is hier 23,4%.
67
6
GRENSOVERSCHRIJDENDE EN ANDERE RELATIES VAN ONDERNEMINGEN
ECONOMISCHE
6.1 Inleiding In de enquête is uitvoerig ingegaan op de grensoverschrijdende activiteiten en relaties van de Belgische en Nederlands.e bedrijven. Een drietal hoofdvormen worden in dit hoofdstuk onderscheiden: handelsrelaties: het afzetten van een deel van de omzet in het buitenland; - arbeidsmarktrelaties: de mate waarin verschillende personeelscategorieën in het binnenland of in het buitenland worden geworven; - economische relaties met andere bedrijven die betrekking hebben op het voortbrengingsproces. Hierbinnen worden weer een 13-tal verschillende terreinen onderscheiden. Met name aan de laatste vorm, de economische relaties die bedrijven met andere ondernemingen hebben, al dan niet over de landsgrenzen heen, wordt in dit hoofdstuk veel aandacht besteed. Enerzijds omdat daardoor een beeld ontstaat omtrent de aard en omvang van de grensoverschrijdende relaties van Midden-Brabantse bedrijven met bedrijven uit het arrondissement Turnhout. Anderzijds omdat langs deze weg tevens inzicht ontstaat in de mate waarin er sprake is van grensoverschrijdende interbedrijfsrelaties en netwerkvorming. Aan interbedrijfsrelaties en in het verlengde daarvan netwerkvorming wordt, zowel in de economische theorie als in het {regionaal) economisch beleid, een belangrijke rol toebedeeld als het gaat om de economische ontwikkeling van een regio. Ze vormen een belangrijk sleutelelement in het eigen organiserend vermogen van een regio. Hiermee wordt gedoeld op de capaciteit van de in de regio aanwezige actoren (mensen, bedrijven) om zich aan te passen aan veranderingen in hun handelingsomgeving enjof in te springen op nieuwe kansen die deze veranderingen met zich mee brengen. De mate waarin een regio beschikt over organiserend vermogen bepaalt grotendeels in hoeverre een regio in staat is de eigen ontwikkelingsmogelijkheden te benutten, te vergroten en in te spelen op de mogelijkheden die zich buiten de regio voordoen. De betekenis van intraregionale vervlechting, netwerkvorming op een regionale c.q. lokale economie moet in de eerste plaats gezocht worden in het feit dat hechte netwerken ondernemingen een stabielere omgeving bieden. Conjuncturele schokken kunnen makkelijker opgevangen worden. Naast vergroting van de stabiliteit wordt aan netwerkvorming
69
ook een belangrijke rol toebedeeld met betrekking tot het vergroten van de flexibiliteit en dynamiek van een regionale c.q. lokale economie. Netwerkrelaties bieden bedrijven de mogelijkheid bepaalde onderdelen van het produktieproces uit te besteden en daarmee tot kostenbesparing te komen dan wel de mogelijkheden van bedrijven om in te spelen op (snel) veranderende markteisen te vergroten. Samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen en tussen ondernemingen en kennisinstellingen kunnen de ontwikkeling en diffusie van innovatieve activiteiten bevorderen etc. Het is tegen deze achtergrond dat in de enquête speciale aandacht is gegeven aan de verschillende terreinen, waarop bedrijven economische relaties aan gaan met andere bedrijven/instellingen 30>. Van belang daarbij is inhoeverre de grens juist een blokkade vormt voor het aangaan economische relaties. Het omschrijven van het begrip economische relatie is niet eenvoudig. In de literatuur wordt een veelheid van omschrijvingen en indelingen gehanteerd.Jl) Het begrip relatie verwijst in onze optiek naar een verbintenis tussen actoren (bedrijven, instellingen of personen). Een dergelijke verbintenis moet in de eerste plaats de resultante zijn van een zekere wederzijdse afhankelijkheid tussen de actoren. Een afhankelijkheid die o.a. betrekking kan hebben op transacties, symmetrische en assymetrische machtsverhoudingen of gezamenlijke afhankelijkheid van een externe (f)actor. Een tweede voorwaarde heeft betrekking op de continuïteit van de verbintenis. In het geval van een relatie is er sprake van een verbintenis met een zekere continuïteit in de tijd. Relaties kunnen op verschillende wijzen worden onderverdeeld. Een veel gemaakt onderscheid is dat tussen directe en indirecte relaties. Directe relaties hebben betrekking op rechtstreekse verbindingen tussen bedrijven. Hiertoe behoren transacties en formele afhankelijkheidsre-
30)
31)
70
Voor meer informatie rond interbedrijfsrelaties en netwerkvorming wordt o.a verwezen naar J. Dagevos, F. Boekerna en L. Oerlemans, Tilburg stedelijk knooppunt, Economisch Instituut Tilburg, januari 1991, pagina 105 e.v. en naar H. Hartgers, J. Dagevos, L. Oerlemans en F. Boekema, Responsie: een literatuurstudie naar aangrijpingspunten voor onderzoek naar regionale specialisatie en ontspecialisatie, Economisch Instituut Tilburg, Tilburg, januari 1990.
Zie voor een overzicht H. Hartgers, J. Dagevos, L. Oerlemans en F. Boekema, Responsie: een literatuurstudie naar aangrijpingspunten voor onderzoek naar regionaal-economische specialisatie en ontspecialisatie,Economisch Instituut Tilburg, Tilburg, januari 1990.
laties (i.c. juridisch-organisatorische banden en zeggenschapsverhoudingen). Indirecte relaties zijn veelal gebaserd op gemeenschappelijke lokationele afhankelijkheden, die vanuit de bedrijfsopriek als conditionerende factoren kunnen worden beschouwd. Een drietal soorten directe relaties kunnen op hun beurt weer worden onderscheiden: * relaties gebaseerd op uitwiseling van goederen en diensten~ * relaties gebaseerd op informatiestromen; * relaties gebaseerd op juridisch-organisatorische banden en zeggenschapsverhoudingen. In de enquête is uitsluitend aandacht besteed aan de directe (grensoverschrijdende) economische relaties, meer in het bijzonder aan de relaties die gebaseerd zijn op uitwisseling van goederen en diensten. De volgende terreinen worden onderscheiden waarop uitwisseling van goederen en diensten kan plaatsvinden: * onderzoek en ontwikkeling; * ontwerpen en werkvoorbereiding; * produktie van onderdelen; * bewerking van onderdelen; * onderhoud en reparatie; * kwal i te itscon trole; * transport, opslag en/ of dis tri but ie; * administratie; * werving van personeel; * opleiding en Training; * schoonmaken, beveiliging en catering; * zakelijke diensten; * financiële diensten. In paragraaf 6.2 wordt ingegaan op de handelsrelaties, in par. 6.3 op de arbeidsmarktrelaties, waarna in par. 6.4 zeer uitvoerig ingegaan wordt op de verschillende hierboven onderscheiden relatievormen. In paragraaf 6.5 wordt meer specifiek ingegaan op de grensoverschrijdende economische relaties tussen de bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondisement Turnhout. In eerste instantie wordt een totaaloverzicht gepresenteerd. Vervolgens worden de uitkomsten van het onderzoek nader geanalyseerd waarbij vooral aandacht besteed wordt aan de vraag of ondernemingen met economische relaties in de aanliggende grensregio's op een aantal punten andere kenmerken vertonen dan ondernemingen zonder die relaties. Tevens wordt in deze paragraaf ingegaan op de toekomstplannen van bedrijven met betrekking tot het 71
mogelijkerwijs aangaan van grensoverschrijdende economische relaties. Het hoofdstuk wordt afgesloten met een concluderende paragraaf. 6.2 Grensoverschrijdende handelsrelaties In hoofdstuk 5 is reeds aangegeven dat 51% van de Midden-Brabantse bedrijven in meer of mindere mate op buitenlandse markten actief is. Voor de Turnhoutse bedrijven bedraagt het percentage exporterende bedrijven zelfs bijna 63%. Verder blijkt dat ongeveer 12% van de Nederlandse en 17,2% van de Belgische bedrijven 50% of meer van hun omzet in het buitenland realiseert. In dat hoofdstuk is echter de vraag waar de export gerealiseerd wordt niet aan de orde gekomen. In tabel 6.1 worden voor de exporterende bedrijven uit beide regio's de belangrijkste exportgebieden gegeven. Tabel 6.1
De verdeling van de exporterende bedrijven naar de belangrijkste exportregio c.q. expotiland.
Arrondissement Turnhout .
Regio Midden-Brabant Exportregio/I and Regio Turnhout Elders België Duitsland Frankrijk ' Overig EG Overig Europa USA Japan Rest van de wereld Geen antwoord
Aantal
33 73 56 13 25 1 4
1 12 23
Exportregio/land Regio Midden-Brabant Elders Nederland Duitsland Frankrijk Overig EG Overig Europa USA Japan Rest van de wereld Geen antwoord
Aantal
21 59
20 13 20 4
0 0 8 24
Duidelijk blijkt dat de Midden-Brabantse bedrijven in sterke mate op België georiënteerd zijn. Bijna 49% van alle exporterende bedrijven exporteert naar België, terwijl iets meer dan 15% van alle exporterende bedrijven de regio Turnhout als belangrijkste exportregio heeft. Daarnaast blijken andere EG-landen (incl. Duitsland en Frankrijk) belangrijke exportlanden voor de Midden-Brabantse bedrijven te zijn. Ongeveer 43% van de exporteurs zet hier het grootste deel van de omzet af. Verdeeld naar personeelsomvang blijken het vooral bedrijven met tussen de 10 en 50 werkzame personen te zijn die naar de regio Turnhout exporteren (= 26 bedrijven). Het gaat dan vooral om bedrijven uit de bed rijfstakken industrie en handel.
72
Voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout blijkt Nederland (incl. Midden-Brabant) eveneens een belangrijke handelspartner. Ongeveer 55% van de exporterende Turnhoutse ondernemingen ziet Nederland als het belangrijkste afzetland. Ruim 14% van de exporteurs noemt de regio Midden-Brabant als de belangrijkste exportregio. Tevens wordt een belangrijk deel van de export in de overige EG-landen (incl. Duitsland en Frankrijk) gerealiseerd. Ongeveer 37% van de Turnhoutse exporteurs ziet deze landen als de belangrijkste exportlanden. De bedrijven die naar de regio Midden-Brabant exporteren zijn voor het grootste deel bedrijven met minder dan 50 werkzame personen. Naar bedrijfstakken verdeeld gaat het om, in volgorde van belangrijkheid, bedrijven uit de handel, de industrie en het transport.
73
6.3 Grensoverschrijdende arbeidsmarktrelaties Naast de functie als handelspartner kan een aanliggende grensregio dienen als een mogelijk reservoir van arbeidskrachten. Om dit te inventariseren zijn de bedrijven vragen voorgelegd omtrent het aandeel werknemers met een Nederlandse c.q. Belgische nationaliteit. Daarnaast is het geografische wervingsgedrag van de bedrijven .in kaart gebracht. In tabel 6.2 wordt een overzicht getoond van het aandeel Midden-Brabantse bedrijven met werknemers met een Belgische nationaliteit. Tabel 6.2
Percentage Midden-Brabantse bedrijven mei het percentage werknemers met een Belgische m11ionalileit naar groolleklasse werkzame personen en bedrijfstak.
Percentage Belgische werknemers
Grootteklasse w .p. resp. Bedrijfstak O%
1-5%
6-10%
>10%
Grootteklasse w.p. minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
91,9% 91,6% 89,2% 78,3% 39,3%
1,4% 3,2% 7,9% 16,7% 53,6%
1,4% 3,2% 1,4% 3,3% 3,6%
5,4% 1,9% 1,4% 1,7% 3,6%
Bedrijfstak Industrie Bouw Handel Transport Banken/Zakelijke diensten Overige diensten
75,8% 92,1% 91,7% 89,3% 90,4% 100%
17,8% 6,6% 3,8% 3,6% 5,8% 0,0%
2,5% 1,3% 1,5% 7,1% 1,9% 0,0%
3,8% 0,0% 3,0% 0,0% 1,9% 0,0%
391
42
11
11
Totaal
Ongeveer 14% (64 bedrijven) van de responderende Midden-Brabantse ondernemingen blijkt Belgische werknemers in dienst te hebben. Voor 42 daarvan gaat het om tussen de I% en 5% van het totale aan tal werknemers in het bedrijf. Verdeeld naar bedrijfsomvang blijkt duidelijk dat de grotere bedrijven vaker Belgische werknemers hebben dan kleine bedrijven. Zo heeft ongeveer 60% van de bedrijven met meer dan JOO werknemers, Belgische werknemers in dienst. Voor 53,6% van deze grote bedrijven bedraagt het aandeel Belgische werknemers tussen de J% en 5%. Verdeeld naar bedrijfstakken zijn het vooral industriële ondernemingen en bedrijven in de transportsector die gebruikmaken van Belgische arbeidskrachten. Bij de meeste bedrijven in de bedrijfstak industrie
74
schommelt het aandeel personeelsleden met een Belgische nationaliteit tussen de 1% en 5%. In twee bedrij ven (7, l %) in de transportsector bestaat het totale personeelsbestand voor 6% tot I Oo/o uit Belgen. In tabel 6.3 worden de verdelingen gegeven voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout. Tabel 6.3
Percentage bedrijven uit het arrondissement Turnhout met werknemers met een Nederlandse nationaliteit naar grootteklasse werkzame personen en bedrijfstak.
Percentage Nederlandse werknemers
Grootteklasse w.p. resp. Bedrijfstak
o%
1-5%
6-10%
>10%
Grootteklasse w.p. minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
72,8% 73,1% 68,1% 60,0% 37,0%
1,2% 3,8% 15,9% 33,3% 59,3%
0,0% 7,7% 2,9% 0,0% 3,7%
25,9% 14,4.% 13,0% 6,7% 0,0%
Bedrijfstak Industrie Bouw Handel Transport Banken/Zakelijke diensten
53,1% 80,0% 70,4% 62,5% 100%
35,9% 11,4% 3,7% 12,5% 0,0%
4,7% 0,0% 1,9% 6,3% 0,0%
6,3% 8,6% 24,1% 18,8% 0,0%
163
35
7
39
Totaal
In het arrondissement Turnhout blijken er 31 (ruim 33% van de responderende) bedrijven te zijn met werknemers met een Nederlandse nationaliteit. Voor 39 bedrijven daarvan bestaat het totale werknemersbestand voor meer dan l 0% uit Nederlanders. Daarnaast ligt .in 35 bedrijven het aandeel Nederlanders tussen de l% en 5%. Verdeeld naar grootteklasse werkzame personen blijken vooral de grootteklassen 'minder dan 10 werknemers' en 'meer dan 100 werknemers' op te vallen. Bijna 26% van de bedrijven met minder dan 10 werknemers (21 bedrijven) is het aandeel Nederlanders hoger dan I 0%. In iets meer dan 59% van de bedrijven met meer dan 100 werknemers (16 bedrijven) bedraagt het aandeel Nederlanders tussen de 1% en 5%. Werknemers met een Nederlandse nationaliteit blijken vooral in de industrie en handel werkzaam te zijn, zoals uit het onderste deel van de tabel kan worden opgemaakt. Op grond van de door de responderende bedrijven verkregen informatie is voor beide onderzoekspopulaties een schatting ge-
75
maakt van het aantal Nederlanders dat werkzaam is in het arrondissement Turnhout en het aantal Belgen dat werkzaam is in de regio Midden-Brabant. Dit leverde de volgende resultaten. Naar schatting 265 Belgen zijn in dienst van de (responderende) Midden-Brabantse ondernemingen. Terwijl naar schatting 470 Nederlanders dagelijks de grens passeren omdat zij bij een (responderend) bedrijf uit het arrondissement Turnhout werkzaam zijn. Personeelswerving Bedrijven hebben niet alleen personeel in dienst. Ze hebben vaak ook nieuw personeel nodig ter vervanging of uitbreiding van het personeelsbestand. Daarom wordt nu gekeken naar het geografische wervingsgedrag van de Midden-Brabantse en Turnhoutse ondernemingen. In onderstaande tabel worden de cijfers voor de Midden-Brabantse ondernemingen gegeven. Tabel 6.4
Geografisch wervingsgedrag van Midden-Brabantse ondernemingen: hel percentage bed•·ijven dat in een bepaald gebiedsdeel werft.
Wervingsgebied
Lager opgeleiden
Middelbaar opgeleiden
Hoger opgeleiden
92,8% 24,2% 2,0% 1,5% 0,9%
82,6% 40,5% 2,8% 2,0% 2,0%
•
Midden-Brabant Elders Nederland Turnhout Elders België • Elders
95,0% 10,0% 2,6% 0,4% 0,7%
Aan de hand van bovenstaande gegevens kan een bekend ruimtelijkeconomische verschijnsel met betrekking tot de arbeidsmarkt geïllustreerd worden. Naarmate het scholingsnivo van het te werven personeel hoger wordt, verliest de eigen regio als wervingsgebied aan belang. Zo blijkt dat lager opgeleiden door 95% van de bedrijven in de regio Midden-Brabant worden geworven, terwijl 10% zegt dit ook in de rest van Nederland te doen. Daarnaast zegt 40,5% van de bedrijven hoger opgeleiden buiten de eigen regio in Nederland te werven, terwijl bijna 83% dat ook in de regio Midden-Brabant doet. Slechts een gering percentage bedrijven zegt personeel in de regio Turnhout te werven. Het gaat ongeacht het opleidingsnivo van het te werven personeel steeds om 2% van alle (459) bedrijven.
76
Tabel 6.5
Geografisch wervingsgedrag van bedrijven uit het arrondissement Turnhout: het percentage bedrijven dat in een bepaald gebiedsdeel werft.
W ervingsgebied
Lager opgeleiden
Middelbaar opgeleiden
Hoger opgeleiden
Turnhout Elders België Midden-Brabant Elders Nederland Elders
89,6% 10,4% 2,8% 0,8% 1,2%
86,8% 28,4% 4,0% 1,6% 1,2%
73,6% 47,6% 6,4% 3,6% 4,8%
Ruim 86% van de bedrijven noemt de regio Turnhout als wervingsgebied voor lager opgeleiden, terwijl ruim 73% hoger opgeleiden in de eigen regio werft. Circa 10% van de bedrijven zegt lager opgeleiden in de eigen regio te werven, terwijl bijna 48% van de ondernemingen haar hoger opgeleiden elders in België zoekt. Met andere woorden, voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout kan hetzelfde ruimtelijkeconomische verschijnsel worden waargenomen zoals dat ook hierboven is beschreven. Het percentage bedrijven dat in de regio Midden-Brabant personeel werft is hoger dan dat van de Midden-Brabantse collega's. Bijna 3% van de Turnhoutse bedrijven werft lager opgeleiden in Midden-Brabant, 4% werft middelbaar opgeleiden en zelfs 6,4% (12 bedrijven) werft hoger opgeleiden in deze regio. In absolute aantallen gemeten ontlopen de twee onderzoeksregio's elkaar niet veel wat dit betreft . • Eén van de redenen waarom bedrijven in een andere regio personeel werven kan gelegen zijn in het feit dat in de eigen regio het gewenste personeel in onvoldoende mate aanwezig is of van onvoldoende kwalificatienivo, waardoor de betreffende openstaande plaats niet vervuld wordt. Het gaat dan om de zogenaamde moeilijk vervulbare vacatures. Aan zowel de Turnhoutse als de Midden-Brabantse bedrijven werd de volgende vraag voorgelegd: "Indien uw bedrijf haar personeel ook in het arrondissement Turnhout/de regio Midden-Brabant werft, betreft het dan uitsluitend moeilijk vervulbare vacatures?". Van de Turnhoutse bedrijven die in Midden-Brabant werven, geven er 6 te kennen dat het gaat om moeilijk vervulbare vacatures. Drie Midden-Brabantse bedrijven die in de regio Turnhout werven, geven moeilijk vervulbare vacatures als reden op. Tenslotte is in het kader van de vragen omtrent grensoverschrijdende personeelswerving aan de bedrijven gevraagd of zij hierbij problemen ondervinden. Zes Turnhoutse bedrijven geven te kennen dat dit het
77
geval is, terwijl 21 Midden-Brabantse bedrijven hierbij problemen ondervinden. 6.4 Economische relaties met andere ondernemingen 6.4.1 Een algemeen beeld van economische relatievorming In het voorgaande is aandacht besteed aan grensoverschrijdende handels- en arbeidsmarktrelaties. Naast deze economische relatievormen kunnen bedrijven, zoals in de inleiding van dit hoofdstuk reeds is aangegeven, ook (grensoverschrijdende) relaties hebben met andere ondernemingen. Teneinde een eerste inzicht te verkrijgen in de omvang van deze laatste economische relatievorm, is de bedrijven in beide regio's de vraag voorgelegd of zij op dit moment of in het verleden economische relaties onderhouden/onderhielden met Nederlandse c.q. Belgische bedrijven. In tabel 6.6 wordt dit eerste inzicht voor de Midden-Brabantse ondernemingen geboden. Tabel 6.6:
Percentage Midden~Br11bantse bedrijven met economische relaties (op dit moment of in het verleden) met Nederl11ndse en Ilelgische bedrijven, gesplitst naar grootte~ ldasse werkzame personen en bedrijfstak.
Grootteklasse w.p. resp. Bedrijfstak Grootteklasse w.p. minder dan 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100 Bedrijfstak ·Industrie Bouw ·Handel • Transport ·Banken/Za. diensten Overige diensten Totaal
MiddenBrabant
Elders Nederland
Arrond. Turnhout
Elders België
Geen Relaties
27,3% 34,8% 42,4% 51,7%
27,4% 29,5% 28,8% 44,8%
18,6% 22,0% 35,0% 34,5%
27,7% 28,8% 39,0% 34,5%
55,8% 51,2% 33,3% 41,4%
38,1% 22,7% 28,1% 51,9% 38,8% 16,7%
36,4% 13,3% 28,9% 40,7% 26,5% 33,3%
25,5% 9,3% 29,7% 33,3% 14,3% 0,0%
37,0% 9,3% 35,7% 33,3% 26,5% 0,0%
43,4% 68,0% 49,6% 42,3% 46,9% 75,0%
33,2% (n=146)
29,4% (n=129)
22,9% (n=l01)
30,0% (n=132)
50,3% (n=219)
De helft van het totale aantal responderende Midden-Brabantse bedrijven blijkt economische relaties te hebben of te hebben gehad met Nederlandse of Belgische ondernemingen. Aangezien een onderneming
78
zowel een relatie kan hebben met een Nederlands als met een Belgische bedrijf, tellen de percentages in de eerste vier kolommen niet op tot 100%. Zo blijkt ruim 33% een relatie te hebben met een ander MiddenBrabants bedrijf, 29,4% met een ander Nederlands bedrijf, bijna 23% met een bedrijf uit de regio Turnhout en 30% met een ander Belgische bedrijf. De verdeling naar grootteklasse werkzame personen laat zien dat er wat betreft de relaties met andere Midden-Brabantse en Turnhoutse ondernemingen een duidelijke positieve relatie bestaat met de bedrijfsomvang. Dat wil zeggen, grotere ondernemingen hebben vaker relaties met bedrijven in die regio's dan kleine bedrijven. We concentreren ons nu even op de grensoverschrijdende economische relaties. 18,6% van de Midden-Brabantse bedrijven met minder dan 20 werkzame personen heeft (een) relatie(s) met bedrijven in het arrondissement Turnhout. Voor bedrijven met meer dan 100 werknemers is ditzelfde percentage opgelopen tot 34,5%. Het blijken met name bedrijven uit de bedrijfstakken handel, industrie en transport te zijn die deze relaties hebben. Van de bedrijven met economische relaties blijkt bovendien 30% nog relaties met andere Belgische ondernemingen te hebben. Hier vallen met name de bedrijven met meer dari 50 werknemers op en de bedrijven in de bedrijfstakken industrie en handel. In totaal blijkt, zoals onderstaande tabel laat zien, 64% van de Turnhoutse onderzoekspopulatie economische relaties te onderhouden met andere Belgische of Nederlandse ondernemingen. Daarbij blijkt dat 95 bedrijven relaties hebben met andere Turnhoutse bedrijven, 108 met andere Belgische bedrijven, 81 met bedrijven uit de regio MiddenBrabant en 123 met andere Nederlandse ondernemingen. Het verband tussen de percentages bedrijven dat zegt relaties te hebben en de bedrijfsomvang doet zich bij de Turnhoutse bedrijven veel minder duidelijk voor. Alleen als het gaat om relaties met Midden-Brabantse ondernemingen kan dit verband worden waargenomen. Vergelijking van de tabellen 6.6 en 6.7 laat zien dat procentueel gesproken de Turnhoutse bedrijven vaker relaties onderhouden dan de Midden-Brabantse. Als we ons concentreren op de grensoverschrijdende relaties dan blijken met name de bedrijven met een personeelsomvang tussen de 50 en de 100 werkzame personen vaak een dergelijke relatie te hebben. Als we echter kijken naar het aandeel van de kleine bedrijven in het totale aantal economische relaties met Midden-Brabant, dan hebben de bedrijven met minder dan 50 werknemers ruim driekwart hiervan. Wat betreft de verdeling naar bedrijfstakken komt hetzelfde beeld naar
79
voren als bij de Midden-Brabantse ondernemingen. Met name de bedrijfstakken industrie, handel en transport zorgen voor het leeuwendeel van de relaties met Midden-Brabantse bedrijven. Daarnaast blijken Turnhoutse ondernemingen ook vaak relaties te hebben met Nederlandse bedrijven buiten de regio Midden-Brabant. Zo'n 123 ondernemingen zeggen een dergelijke relatie te hebben, waarbij er nauwelijks onderscheid is tussen de verschillende grootteklassen werkzame personen. Met uitzondering van de bouwnijverheid is er eveneens weinig verschil tussen de bedrijfstakken. Tabel 6.7
Percentage bedrijven in het arrondissement Turnhout met economische relaties met Nederlandse of Belgische ondernemingen, gesplitst naar grootteklasse werkzame personen en bedrijfstak.
Arrond. Turnhout
Elders België
MiddenBrabant
Elders Nederland
Geen Relaties
Grootteklasse w.p. minder dan 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
37,2% 45,5% 47,7% 41,7%
42,6% 47,0% 60,0% 52,0%
29,5% 37,9% 60,0% 33,3%
48,9% 59,1% 46,7% 50,0%
33,0% 37,7% 50,0% 42,1%
Bedrijfstak Industrie ' Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten
41,7% 33,3% 35,9% 56,7% 100%
50,8% 27,8% 43,7% 60,0% 100%
41,7% 19,4% 29,2% 50,0% 100%
56,5% 25,7% 53,8% 59,4% 100%
40,4% 57,6% 31,0% 20,8% 0,0%
40,6% (n=95)
46,0% (n=108)
34,2% (n=81)
51,7% (n=123)
35,9% (n=70)
Grootteklasse w.p. resp. Bedrijfstak
Totaal
6.4.2
Economische relaties op het gebied van onderzoek en ontwi.kkeling Ongeveer 14% van de Midden-Brabantse ondernemingen geeft te kennen dat zij relaties hebben met andere ondernemingen op het gebied van onderzoek en ontwikkeling (= R&D). Voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout komt dit percentage op 17 ,4%. Tabel 6.8 geeft meer informatie met betrekking tot de verdeling over de bedrijfstakken.
80
Tabel 6.8:
De mate w:1arin bedrijven uit de regio Midden-Brllhant en het arrondissement Turnhout economische relaties ht:bben up het gebied van onderwek en ontwikkeling, gesplitst naar bedrijfstak.
Arrondissement Turnhout
Regio Midden- Brabant Bedrijfstak
Aandeel
Aandeel
Bedrijfstak
Industrie Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten Overige Diensten
17,1% 6,6% 14,5% 7,1% 19,2% 0,0%
Industrie Bouw Handel Transport Banken/ za. diensten
23,1% 2,8% 19,1% 16,1% 0,0%
Totaal
13,9%
Totaal
17,4%
In de regio Midden-Brabant worden relaties op het gebied van onderzoek en ontwikkeling met name gevonden in de bedrijfstakken banken verzekeringswezen/zakelijke dienstverlening, industrie en handel. In het arrondissement Turnhout is de verdeling over de bedrijfstakken enigszins anders. Daar zijn het de industriële ondernemingen die deze relatievorm relatief vaak noemen (23,1% = 15 bedrijven). De industrie wordt gevolgd door de bedrijfstak handel (21 bedrijven) en de transportsector (5 ondernemingen). Nu is niet alleen de verdeling over de bedrijfstakken van belang, ook de verdeling naar bedrijfsomvang moet genoemd worden. Tabel 6.9
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Drabant en het arrondissement Turnhout economische r·elaties hebben op het gebied van onder·.r.oek en ontwikkeling, gesplitst naar grootteklasse werkzame personen.
Grootteklasse w.p.
Regio Midden-Brabant
Arrondissement Turnhout
minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
10,8% 7,8% 10,1% 24,6% 50,0%
18,1% 13,2% 15,9% 20,0% 25,9%
Totaal
13,9%
17,4%
De verdeling over de grootteklasse toont voor de Midden-Brabantse bedrijven een duidelijk (ook statistisch significant) verband tussen de personele omvang van de onderneming en de mate waarin het bedrijf
81
relaties op het gebied van onderzoek en ontwikkeling heeft. Zo heeft l 0,8% van de bedrijven met minder dan I 0 werknemers een R&D-relatie. Voor de bedrijven met meer dan 100 werknemers is dit percentage opgelopen tot 50%. Een dergelijk verband kan voor de Turnhoutse bedrijven echter niet worden vastgesteld. Hoewel het totaalpercentage voor deze relatievorm hoger is dan in Midden-Brabant, is de verdeling naar bedrijfsomvang wezenlijk anders. De Turnhoutse bedrijven met minder dan 50 werkzame personen hebben vaker deze relaties dan hun Midden-Brabantse collega's. Terwijl de grote Turnhoutse bedrijven juist minder vaak dergelijke relaties hebben. Wellicht heeft dit te maken met het feit dat de grote Turnhoutse bedrijven vaker over een eigen R&D-afdeling beschikken (zie hiervoor). Figuur 6.1
De geogr·afische spreiding van de economische l'elaties op het gebied van ondenoek en ontwikkeling.
Regio Turnhout Elders Belgie Regio Midden-Brabant Elders Nederland Elders
50
40
30
20
10
0
10
20
30
40
50
Aantal bedrijven
IB Midden-Brabant
~Turnhout
0
Voor de Midden-Brabantse ondernemingen blijkt de rest van Nederland het gebied waar zich het grootste deel van de relaties op het gebied van onderzoek en ontwikkeling afspeelt. Daarnaast blijkt de eigen regio ook nog van belang, deze wordt 26 keer genoemd. Ook voor de Turnhoutse bedrijven is het eigen land buiten de eigen regio het belangrijkste gebiedsdeel (23 maal genoemd). Opvallend is het feit dat de Turnhoutse bedrijven 'overig Nederland' vaak (21 maal) noemen. De relaties over en weer de twee onderzoeksregio's houden elkaar nagenoeg in evenwicht. Midden-Brabantse bedrijven noemen de regio Turnhout 6 maal, terwijl omgekeerd de Turnhoutse bedrijven de regio MiddenBrabant 5 maal noemen.
82
Economische relaties op het gebied van ontwerpen en werkvoorbereiding Evenals onderzoek en ontwikkeling kan het onderdeel ontwerpen en werkvoorbereiding in het begin van het voortbrengingsproces van goederen en diensten geplaatst worden. Met name in het licht van de opgekomen informatietechnologie (o.a. Computer Aided Design, CAD) laten steeds meer bedrijven deze werkzaamheden door anderen verrichten. In onderstaande tabel wordt getoond in hoeverre dit ook voor de bedrijven in beide onderzoeksregio's van toepassing is.
6.4.3
Tabel 6.10
De mate waarin bedrijven uit de rt'gio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van ontwerpen en werkvoorbereiding gesplitst naar bedrijfstak.
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak
Arrondissement Turnhout Aandeel
Bedrijfstak
Aandeel
Industrie Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten Overige Diensten
16,5% 14,5% 11,4% 14,.3% 21,2% 0,0%
Industrie Bouw Handel Transport Banken/za. diensten
12,1% 2,8% 11,9% 16,1% 0,0%
Totaal
14,7%
Totaal
10,9%
Bijna 15% van de Midden- Brabantse en bijna IJ% van de Turnhoutse bedrijven zegt relaties met andere ondernemingen te hebben op het gebied van ontwerpen en werkvoorbereiding. Ongeveer eenvijfde van de Midden-Brabantse ondernemingen in de bedrijfstak bankwezen/zakelijke dienstverlening heeft dergelijke relaties. Gevolgd door de bedrijfstakken industrie, bouw en transport. Met name het hoge aandeel bedrijven in de bouwnijverheid is opvallend, zeker als dat vergeleken wordt met de Turnhoutse collega's in de bouwnijverheid (2,8%). In het arrondissement Turnhout hebben bedrijven uit de transportsector het hoogste aandeel, gevolgd door de bedrijfstakken industrie en handel.
83
Tabel6.ll
De male waarin "bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van ontwerpen en werkvoorbereiding, gesplitst naar grootteklasse werkzame personen.
Grootteklasse w.p.
Regio Midden-Brabant
Arrondissement Turnhout
13,3% 12,4% 13,8% 19,7% 25,0%
11,0% 13,2% 8,7% 6,7% 14,3%
14,7%
10,9%
· minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100 Totaal
Hoewel het percentage Midden-Brabantse bedrijven dat relaties heeft op het gebied van ontwerpen en werkvoorbereiding iets oploopt naarmate de bedrijfsomvang toeneemt, kan er geen statistisch significant verband tussen beide grootheden worden gevonden. In ieder geval hebben grotere bedrijven in iets hogere mate dergelijke relaties. Voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout kan een dergelijk verband eveneens niet gevonden worden. De grootteklassen 20 tot 50 en 50 tot I 00 werkzame personen blijven onder het percentage van de totale populatie, terwijl de grootteklassen l 0 tot 20 en meer dan l 00 werkzame personen boven dit percentage scoren. In onderstaande figuur worden de geografische spreiding van dit type relaties afgebeeld. Figuur 6.2
De geografische Spl'eiding vnn de economische relaties op het gebied van onhverpen en we•·kvoorbereiding.
Regio Turnhout Elders Belgie Regio Midden-Brabant Elders Nederland Elders
40
30
20
10
0
10
20
30
Aantal bedri)V
11111 Midden-Brabant
84
~Turnhout
40
De bedrijven die hun diensten op het gebied van ontwerpen en werkvoorbereiding leveren aan ondernemingen in het arrondissement Turnhout blijken voor het grootste deel (9 maal) uit de eigen regio te komen. Voor de Midden-Brabantse bedrijven spelen de gebieden 'Elders Nederland' en de eigen regio nagenoeg een even belangrijke rol. De regio Turnhout wordt door de Midden-Brabantse bedrijven zeven maal genoemd als vestigingsplaats van een bedrijf waarmee deze relaties onderhouden worden. De regio Midden-Brabant wordt door geen enkel Turnhouts bedrijf genoemd. Economische relaties op het gebied van de Produktie van Onderdelen Het streven van vele ondernemingen naar flexibilisering van de produktie leidt er in een aantal gevallen toe dat bedrijven besluiten bepaalde activiteiten af te stoten of te verzelfstandigen. Tevens is er sprake van een tendens waarbij bedrijven inputs voor hun produktieprocessen blijken in te kopen in plaats van ze zelf te produceren. Hierbij kan het gaan om inputs die voorheen wel intern werden geproduceerd en waarvan de produktie is afgestoten of verzelfstandigd, maar ook om inputs voor nieuwe produkten of produktieprocessen. Gevolg van deze ontwikkelingen is dat het toeleveren en uitbesteden een hogere vlucht heeft genomen. Als het gaat om de toeleverantie of uitbesteding van goederen kunnen twee typen onderscheiden worden. Het kan gaan om een toeleverantie of uitbesteding waarbij een geheel onderdeel is betrokken of het kan gaan om (deel)bewerkingen van onderdelen. De eerstgenoemde variant komt nu eerst aan de orde, de laatstgenoemde in het volgende onderdeel van deze rapportage.
6.4.4
Tabel 6.12
De male waarin bedrijven uil de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout eronontischc relaties hebhen op het gebied van de produktie van onderdelen gesplitst naar bedrijfstak.
Arrondissement Turnhout
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak
Aandeel
Bedrijfstak
Aandeel
Industrie Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten Overige Diensten
39,2% 15,8% 16,7% 3,6% 23,1% 0,0%
Industrie Bouw Handel Transport Banken/za. diensten
42,4% 11,1% 18,3% 3,2% 0,0%
Totaal
24,0%
Totaal
22,3%
85
De bedrijven in beide onderzoeksregio's ontlopen elkaar niet veel als het gaat om relaties op het gebied van de produktie van onderdelen. In de regio Midden-Brabant zegt 24% van de bedrijven zo'n relatie te hebben, in de regio Turnhout 22,3%. Zoals te verwachten is, is het met name de bedrijfstak industrie waarin de bedrijven vaak een dergelijke relatie hebben. In Midden-Brabant gaat het om 39,2% van de industr.iele ondernemingen, in het arrondissement Turnhout om 42,4% van de bedrijven in de industrie. Ook de bedrijfstakken handel en bouwnijverheid kunnen in dit kader nog genoemd worden. Opvallend in de regio Midden-Brabant is de hoge score van de bedrijven in de bedrijfstak bankwezen/zakelijke dienstverlening, 23, I%(== 12 bedrijven). Tabel 6.13
De mate waarin bedrijven uil de regio Midden-Brabant en hel arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van de produktie van nnderdelen, gesplitst nanr grootteklasse werkzame personen.
Grootteklasse w .p.
Regio Midden-Brabant
Arrondissement Turnhout
14,7% 21,6%
minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
26,1% 31,1% 35,7%
13,4% 17,0% 29,0% 33,3% 35,7%
Totaal
24,0%
22,3%
De verdelingen over de grootteklassen werkzame personen is voor beide onderzoeksregio's bijna hetzelfde. Dat wil zeggen, naarmate de bedrijfsomvang toeneemt, neemt ook het percentage bedrijven toe dat zegt relaties te hebben met andere ondernemingen op het gebied van de produktie van onderdelen. Voor beide regio's is dit onderscheid statistisch significant. Een en ander leidt ertoe dat van de bedrijven met meer dan 50 werkzame personen ongeveer eenderde dit soort relaties heeft.
86
Figuur 6.3
De geografische spreiding van economische relaties op het gebied van de produktie van onderdelen.
Regio Turnhout Elders Belgie Regio Midden-Brabant
.. Elders Nederland Elders
8070605040302010 0 1020304050607080 Aantal bedrijven -Midden-Brabant
~Turnhout
Voor de Midden-Brabantse bedrijven zijn de eigen regio en de rest van Nederland de belangrijkste vestigingsgebieden van bedrijven waarmee deze relaties worden onderhouden. Hetzelfde kan gezegd worden over de bedrijven in het arrondissement Turnhout, maar dan gaat het om de regio Turnhout en de rest van België. Toch blijkt België voor de Midden-Brabantse bedrijven een belangrijk gebied. Ongeveer 19% van alle bedrijven noemt dit land, waarbij de regio Turnhout 14 maal genoemd wordt. Ook voor de Turnhoutse bedrijven is Nederland van belang. Ongeveer een kwart van alle meldingen heeft op Nederland betrekking, waarbij de regio Midden-Brabant 10 keer genoemd wordt. Verder is het opvallend dat zowel de Midden-Brabantse als de Turnhoutse ondernemingen in 16% van de gevallen andere landen noemen dan België en/of Nederland. 6.4.5
Economische relaties op het gebied van de bewerking van onderdelen Zoals in de tabel te zien is heeft 18,7% van de Midden-Brabantse en 16,7% van de Turnhoutse bedrijven relaties met andere ondernemingen op het gebied van de bewerking van onderdelen.
87
Tabel 6.14
De mate waarin bedrijven ui! de regio Midden-Brabant en hel arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van de bewerking van onderde. len gesplitst naar bedrijfstak. .
Arrondissement Turnhout
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak
Aandeel
Bedrijfstak
Aandeel
Industrie Bouw Handel Transport Bank'en/Za. diensten Overige Diensten
35,4% 9,2% 12,9% 0,0% 9,6% 0,0%
Industrie Bouw Handel Transport Banken/&a. diensten
33,8% 16,7% 10,2% 6,5% 0,0%
Totaal
18,7%
Totaal
16,7%
Zowel in het arrondissement Turnhout als in de regio Midden-Brabant is de bedrijfstak industrie de bedrijfstak met het hoogste aandeel economische relaties op het gebied van de bewerking van onderdelen, respectievelijk 33,8% en 35,4%. Tabel 6.15
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische rel al i es hebben op het gebied van de Bewerking van Onderdelen, gesplitst naar grootteklasse werkzame personen.
Grootteklasse w.p.
Regio Midden-Brabant
Arrondissement Turnhout
minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
12,0% 17,0% 23,2% 18,0% 25,0%
6,2% 11,3% 25,0% 20,0% 35,7%
Totaal
18,7%
16,7%
Zowel voor de Midden-Brabantse bedrijven als voor de ondernemingen uit het arrondissement Turnhout geldt dat de bedrijven met 20 tot 50 werkzame personen en de bedrijven met meer dan I 00 personeelsleden het hoogste aandeel bedrijven kent met relaties op het terrein van de bewerking van onderdelen. Tevens komt naar voren dat de aandelen oplopen naarmate de bedrijven qua personeelsomvang groter worden. Voor de Turnhoutse bedrijven is dit onderscheid statistisch significant, voor de Midden-Brabantse echter niet.
88
Figuur 6.4
De geografische spreiding van de economische r·elaties op het gebied van de bewerking van onderdelen.
Regio Turnhout
Elders Belgie Regio Midden-Brabant Elders Nederland Elders
70 60 50 40 30 20 10 0
10 20 30 40 50 60 70
Aantal bedrijven Midden-Brabant
~Turnhout
Het grootste gedeelte van de relaties van Midden-Brabantse ondernemingen speelt zich af in de eigen regio (61 maal genoemd) gevolgd door de rest van Nederland. België wordt door de Midden-Brabantse bedrijven 23 keer genoemd als vestigingsgebied van een bedrijfsrelatie, hiervan neemt de regio Turnhout er 12 voor haar rekening. Voor de Turnhoutse bedrijven is het eigen land het belangrijkste, de eigen regio wordt 25 keer genoemd, evenals de rest van België. Nederland wordt 16 keer genoemd, waarvan 7 keer Midden-Brabant. •
6.4.6 Economische relaties op het gebied van kwaliteitscontrole Als gevolg van veranderde consumentenvoorkeuren moeten ondernemingen een groter scala aan produkten aanbieden, waaraan steeds hogere kwaliteitseisen worden gesteld. Een hogere kwaliteit van de eindprodokten kan onder meer worden bereikt door het uitvoeren van kwaIiteitsverbeteringsprogramma's in het eigen bedrijf, maar ook door het laten uitvoeren van kwaliteitscontroles door derden. Een overzicht van dit laatste verschijnsel wordt in de onderstaande tabel gepresenteerd.
89
Tabel 6.16
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van kwaliteitscontrole, gesplitst naar bedrijfstak.
Arrondissement Turnhout
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak
Aandeel
Aandeel
Bedrijfstak
Industrie Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten Overige Diensten
19,6% 17,1% 11,4% 10,7% 15,4% 12,5%
Industrie Bouw Handel Transport Banken/za. diensten
24,2% 5,6% 12,8% 25,8% 0,0%
Totaal
15,6%
Totaal
16,2%
Bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout hebben vrijwel in dezelfde mate relaties met andere ondernemingen op het terrein van de kwaliteitscontrole. Naar bedrijfstakken gesplitst zijn het in Midden-Brabant vooral de industriële ondernemingen en de bedrijven in de bouwnijverheid die van de diensten van derden gebruik maken. Hierbij neemt de industrie bijna 44% van dit type relatie voor haar rekening. In het arrondissement Turnhout is het de transportsector die de lijst aanvoert, op de voet gevolgd door de industriële bedrijvigheid. Desalniettemin is het ook hier de industrie die het grootste gedeelte van de relaties voor zich opeist, namelijk 40%. Tabel 6.17
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van Kwaliteitscontrole, gesplitst naar grootteklasse werkzame personen.
Regio Midden-Brabant
Arrondissement Turnhout
minder dan 10 10 - < 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
8,0% 9,2% 20,3% 19,7% 39,3%
14,6% 11,3% 15,9% 26,7% 25,0%
Totaal
15,6%
16,2%
Grootteklasse w.p.
Voor de Midden-Brabantse bedrijven kan een duidelijk (significant) verband gevonden worden tussen de mate waarin bedrijven relaties hebben op het ge bied van kwal i te i tscon trole en de bed rijfsom vang.
90
Voor de Tur.nhoutse ondernemingen gaat dit verband echter niet op. Dit betekent dat er kennelijk verschillen zijn tussen de Midden-Brabantse en de Turnhoutse respondenten. In het Turnhoutse blijken de kleinere bedrijven (minder dan 20 werknemers) vaker een dergelijke relatie te hebben, terwijl dit in Midden-Brabant juist voor de grotere bedrijven (met meer dan 50 werknemers) het geval is. Afsluitend wordt de geografische spreiding van de relaties weer gepresenteerd. Figuur 6.5
De geografische spreiding van economische relaties op het gebied van kwaliteitscontrole.
Regio Turnhout Elders Belgie Regio Midden-Brabant Elders Nederland Elders
50
40
30
20
10
0
10
20
30
40
50
Aantal bedrijven
lillil Midden-Brabant
~Turnhout
Overig Nederland wordt door de Midden-Brabantse ondernemingen 39 maal genoemd als vestigingsgebied van een bedrijf waarmee een economische relatie met betrekking tot kwaliteitscontrole bestaat. Daarnaast is de eigen regio ook belangrijk (29 maal genoemd). Ook voor de Turnhoutse ondernemingen is de rest van België het belangrijkste herkomstgebied van deze soort economische relatie (24 vermeldingen), de eigen regio wordt 'slechts' 8 keer genoemd. Negen maal wordt Nederland door de Turnhoutse genoemd, waarvan 4 keer de regio Midden-Brabant. De Belgische bedrijven blijken veel vaker hun heil in Nederland te zoeken. Dit land wordt 32 maal genoemd, waarvan 8 keer de regio Midden-Brabant.
6.4.7
Economische relaties op het gebied van onderhoud en repara tie De tot nu toe behandelde economische relatievormen hebben allen betrekking op het primaire voortbrengingsproces. Er wordt nu vervolgd met een reeks relatievormen waarvan gesteld zou kunnen worden dat
91
• •
zij produktie-ondersteunend zijn. De eerste die aan de orde komt ZIJn de relaties met betrekking tot onderhoud en reparatie. Van de bedrijven uit het arrondissement Turnhout blijkt bijna 44% één of meer van dergelijke relaties te hebben; voor de Midden-Brabantse ondernemingen ligt dit percentage op bijna 36%. Tabel 6.18
De mate waarin beddjven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van onderhoud en reparatie, gesplitst nnar bedrijfstak.
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak
Arrondissement Turnhout Aandeel
Bedrijfstak
Aandeel
Industrie Bouw Handel Transport Bankén/Za. diensten Overige Diensten
42,4% 27,6% 31,6% 50,0% 30,8% 37,5%
Industrie Bouw Handel Transport Banken/za. diensten
50,0% 50,0% 35,2% 54,8% 50,0%
Totaal
35,7%
Totaal
43,9%
Het zal duidelijk zijn dat onderhoud en reparatie afhankelijk van de bedrijfstak waarop deze betrekking heeft een andere inhoud heeft. Gaat het in de industrie bijvoorbeeld vooral om onderhoud en reparatie van machines en installaties, in de transportsector zal het vooral betrekking hebben op het rollend materieel, en in de dienstensector vooral op informatiesystemen. Bij de Midden-Brabantse bedrijven voert de transportsector de lijst aan, gevolgd door de industrie en de bedrijfstak overige dienstverlening. Met uitzondering van de bedrijfstak handel, bedraagt het aandeel bedrijven met deze relatievorm bij de Turnhoutse ondernemingen voor alle bedrijfstakken 50% of meer.
92
Tabel 6.19
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van onderhoud en repm·atie, gesplitst naar groolleklasse werkzame personen.
Grootteklasse w.p. · minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
Arrondissement Turnhout
Regio Midden-Brabant '
Totaal
'
29,3% 39,2% 29,0% 44,3% 48,3% 35,7%
35,8% 43,4% 43,5% 60,0% 60.7% 43,9%
Zo'n 48% van de Midden-Brabantse bedrijven met meer dan 100 werknemers blijkt een relatie met een andere onderneming te hebben op het gebied van onderhoud en reparatie. Kleinere ondernemingen scoren een beduidend lager aandeel. Met andere woorden, er blijkt een duidelijk verband tussen bedrijfsomvang en de mate waarin dit soort relaties onderhouden worden. Een dergelijk verband blijkt echter voor de bedrijven in het arrondissement Turnhout niet te bestaan. Wel wordt duidelijk dat alle onderscheiden grootteklassen hoger aandelen laten zien dan in de regio Midden-Brabant. Figuur 6.6
De geografische spreiding van eronomisrhe relaties op hel gebied van onderhoud en reparatie.
Regio Turnhout Elders Beloie Regio Midden-Brabant Elders Nederland Elders 14012010080 60 40 20 0 20 40 60 80 100120140 Aantal bedrijven Midden-Brabant
~Turnhout
93
Voor deze vorm van economische relaties blijkt de eigen regio sterk favoriet. De Midden-Brabantse ondernemingen noemen in 50% van alle gevallen deze regio. Voor de Turnhoutse bedrijven is dit percentage iets lager, 45,2%, maar toch nog omvangrijk. Met andere woorden, er is hier sprake van een duidelijke ruimtelijke concentratie van de relaties. Voor de respondenten uit beide groepen is de rest van het eigen land het gebied dat op de tweede plaats komt. Midden-Brabantse ondernemingen zeggen 21 keer dat zij een relatie in België hebben, 9 daarvan zijn te vinden in de regio Turnhout. Turnhoutse bedrijven noemen 32 keer een Nederlandse onderneming als relatie, 14 daarvan zijn in de regio Midden-Brabant te vinden. Economische relaties op het geuied van transport, opslag en distributie Enerzijds is er met de opkomst van (flexibele) produktie-automatisering en 'Just-in-Time'-produktie een belangrijke nadruk komen te liggen op de logistieke prestaties van ondernemingen. Anderzijds kunnen transportondernemingen met de introductie van informatietechnologie in hun bedrijfsproces een belangrijk deel van de logistieke processen tegen lagere kosten verzorgen. Vandaar dat het laten verzorgen van transport, opslag en distributie door derden een hoge vlucht heeft genomen. De cijfers in onderstaande tabel bevestigen deze ontwikkeling.
6.4.8
Tabel 6.20
De mate waarin bedl'ijvcn uit de regio Midden-Drabant en het anondissement Tumhout econo111ische relaties hebben op hel gebied van transport, opslag en distributie, gesplitst naar bedl'ijf'siak.
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak
Arrondissement Turnhout Aandeel
Industrie Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten Overige Diensten
53,8% 19,7% 54,9% 67,9% 19,2%
Totaal
44,7%
Bedrijfstak
Aandeel
Industrie Bouw Handel Transport Banken/ za. diensten
53,0% 22,2% 55,6% 84,3% 50,0%
Totaal
53,8%
12,5%
Iets meer dan de helft van de Belgische ondernemingen blijkt een relatie op het gebied van transport, opslag en distributie te hebben met een
94
andere onderneming. Van de Midden-Brabantse bedrijven geldt dit voor bijna 45% van alle ondernemingen in de populatie. In MiddenBrabant wordt het hoogste aandeel waargenomen in de bedrijfstak transport, gevolgd door de bedrijfstakken handel en industrie. De bedrijven in het arrondissement Turnhout kennen eveneens een dergelijke verdeling, waarbij maar liefst 84,3% van de transportbedrijven zegt een dergelijke relatie te hebben. De hoge percentages voor de transportsector hangen waarschijnlijk samen met het feit dat een aantal transportbedrijven samenwerkt met andere transportbedrijven om de totale goederenstroom te vervoeren. Tabel 6.21
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van transport, opslag en distributie, gesplitst naar grootteklasse werkzame personen.
Regio Midden-Brabant
Arrond. Turnhout
minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
48,0% 40,5% 41,3% 55,7% 51,7%
57,8% 43,4% 50,0% 60,0% 67,9%
Totaal
44,7%
53,8%
Grootteklasse w .p.
In beide regio's maken grote bedrijven in iets hogere mate dan gemiddeld gebruik van andere ondernemingen met betrekking tot transport, opslag en distributie, maar deze verschillen zijn niet significant. Wederom behalen de Turnhoutse ondernemingen procentueel gezien in alle grootteklassen hogere aandelen.
95
Figuur 6.7
De geografische spreiding van de economische relaties op het gebied van tnwsport, opslag en distributie.
Regio Turnhout Elders Belgle Realo Midden-Brabant Elders Nederland Elders
17515012510075 50 25 0 25 50 75100125150175 Aantal bedrijven -Midden-Brabant
~Turnhout
Ook hier is sprake van een vrij sterke regionale gebondenheid in het gebruik van economische transportrelaties. Ruim 48% van de MiddenBrabantse bedrijven noemt de eigen regio als het gebied waar de transportdiensten leverende ondernemingen zijn gevestigd. In bijna 90 gevallen wordt 'overig Nederland' als vestigingsgebied van de transportrelatie genoemd. Bijna 38% (69) van alle gesignaleerde transportrelaties bij de Turnhoutse bedrijven kan in de regio Turnhout worden gelokaliseerd. Wat betreft de grensoverschrijdende relaties kan het volgende opgemerkt worden. Ruim 50 keer wordt door Midden-Brabantse bedrijven een relatie in België genoemd, hiervan zijn er 24 te vinden in de regio Turnhout. Daarnaast wordt 33 keer melding gemaakt van een relatie in een ander land. In totaal 69 keer wordt een transportrelatie door de Turnhoutse bedrijven in Nederland gesitueerd, het gaat dan om ruim 27% van alle genoemde transportrelaties. 22 Keer wordt een dergelijke relatie in Midden-Brabant genoemd. 6.4.9 Economische relaties op het gellied van administratie Onder economische relaties op het gebied van administratie wordt in dit verband dienstverlening verstaan die betrekking heeft op personeels-, salaris-, verkoop- en bedrijfsadministratie. Ruim 43% van de Midden-Brabantse bedrijven maakt van deze dienstverlening gebruik, terwijl bij de Turnhoutse bedrijven een percentage van 56,1% kan worden geregistreerd. Onderstaande tabel geeft de aandelen gesplitst naar bedrijfstakken.
96
Tabel 6.22
De mate waarin bedr(jven uit de Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van administratie,. gesplitst naar bedr(jfstak.
Arrondissement Turnhout
Regio Midden- Brabant Bedrijfstak
Aandeel
Bedrijfstak
Aandeel
Bouw Handel Transport Banken/ Za. diensten Overige Diensten
46,2% 44,7% 36,4% 42,9% 50,0% 37,5%
Industrie Bouw Handel Transport Banken/ za. diensten
57,6% 47,2% 59,3% 48,4% 50,0%
Totaal
43,1%
Totaal
56,1%
Industrie
In Midden-Brabant heeft de bedrijfstak bankwezen/zakelijke dienstverlening het hoogste aandeel bedrijven met een relatie op het gebied van administratie. Respectievelijk gevolgd door de industrie, de bouwnijverheid en de transportsector. De verdeling van de aandelen over de Turnhoutse bedrijfstakken is tamelijk evenwichtig. Steeds schommelt het aandeel bedrijven rond de 50%. De aandelen verdeeld over de grootteklassen werkzame personen worden in de volgende tabel gepresenteerd. Tabel 6.23
De mate waarin bedrijven uit de •·egio Midden-Brabant en hel nrrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied vnn administratie, gesplitst nnar groo!!eklasse werla:uue personen.
Grootteklasse w.p.
Regio Midden-Brabant
Arrond. Turnhout
minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
36,0% 49,7% 42,8% 32,8% 50,0%
55,6% 56,6% 56,5% 33,3% 67,9%
Totaal
43,1%
56,1%
Naar bedrijfsomvang gemeten is er wat betreft de Midden-Brabantse ondernemingen geen eenduidig beeld te zien. Sommige grootteklassen zitten onder het populatie-percentage, andere er boven. Bij de bedrijven uit het arrondissement Turnhout valt alleen de grootteklasse 50 tot
97
100 werknemers op met een aandeel van ruim 33%. De andere klassen zitten ongeveer op het populatie-percentage of er boven. Figuur 6.8
De geogra!ïsche spreiding van de cfonomiS('hc relaties op het gebied van administnttie.
Regio Tur nhoul
Elders Belgie
Regio Midden-Sr abant
Elders Nederland
Elders
150 120 90
60
30
0
30
60
90
120 150
Aantal bedrijven
111111 Midden-Brabant
~Turnhout
De administratie-relaties vertonen een sterke ruimtelijke concentratie. In Midden-Brabant blijkt ruim 64% ( 141) van alle relaties in de eigen regio voor te komen. Een relatie elders in Nederland wordt 69 keer genoemd. Ruim 54% van alle administratie-relaties van de Turnhoutse bedrijven kan in de eigen regio worden gelokaliseerd. Daarnaast worden andere gebieden in België nog 54 keer genoemd. Slechts 8 keer bevindt een economische relatie van een Midden-Brabants bedrijf zich in België. Hiervan bevinden zich er 4 in de regio Turnhout. Nederland, daarentegen, wordt door de Turnhoutse bedrijven 17 keer genoemd (10,8%), waarvan 7 keer Midden-Brabant. 6.4.10 Economische relaties op het gebied van werving van personeel Een van de gevolgen van de eerder genoemde flexibilisering van de produktie is dat de behoefte aan flexibel inzetbaar personeel is gegroeid. Bij het aantrekken van dit type personeel kunnen bedrijven gebruik maken van de diensten van bijvoorbeeld uitzendburo's. De mate waarin dit door de bedrijven in beide onderzoekspopulaties wordt gedaan, wordt getoond in de volgende tabel.
98
Tabel 6.24
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissen1ent Turnhout economische relaties heiJIJen op het gebied van werving van personeel, gesplitst naar bedrijfstak.
Arrondissement Turnhout
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak
Aandeel
Aandeel
Bedrijfstak
Industrie Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten Overige Diensten
16,5% 7,9% 15,2% 14,3% 26,9% 12,5%
Industrie Bouw Handel Transport Banken/za. diensten
16,7% 2,8% 18,3% 20,0% 100%
Totaal
15,6%
Totaal
16,7%
Ruim I 5% van de Midden-Brabantse en bijna 17% van de Turnhoutse ondernemingen heeft relaties met andere ondernemingen op het gebied van de werving van personeel. In Midden-Brabant blijkt met name het aandeel bedrijven in de bedrijfstak bankwezen/zakelijke dienstverlening hoog, gevolgd door de industrie. Alle bedrijven in de Turnhoutse bedrijfstak banken/zakelijke dienstverlening hebben die type relaties, gevolgd door de bedrijfstakken transport, handel en industrie. Tabel 6.25
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Tomhout economische rel:llies hebben op het gebied van de Werving van Personeel, gesplitst naar grootteklasse werkzame personen.
Regio Midden-Brabant
Arrondissement Turnhout
minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
5,3% 16,3% 13,0% 19,7% 42,9%
13,4% 15,4% 17,4% 26,7% 21,4%
Totaal
15,6%
16,7%
Grootteklasse w .p.
Wat betreft de Midden-Brabantse ondernemingen is er een duidelijk verband tussen de bedrijfsomvang en de mate waarin er relaties zijn op het gebied van de werving van personeel. Het komt bij grote bedrijven veel vaker voor dan bij kleine. Dit onderscheid bleek statistisch significant. Het voorgaande gaat niet op voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout. Daar is de spreiding over de verschillende grootteklas-
99
sen minder groot, hoewel de grotere bedrijven een hoger aandeel scoren dan de kleinere. Opvallend verschil met Midden-Brabant is het hogere aandeel van de Turnhoutse bedrijven met minder dan I 0 werknemers en het lagere aandeel van de bedrijven met meer dan 100 werknemers. Figuur 6.9
De geografische spreiding van de econolllist·he relaties op het gebied vm1 de werving van personeel.
Regio Turnhout Elders Belgie Regio Midden-Brabant Elders Nederland Elders 60 50 40 30 20 10
0
10 20 30 40 50 60
Aantal bedrijven -Midden-Brabant
~Turnhout
Ook hier kan een sterke regionale gebondenheid worden waargenomen. Dit geldt voor de Midden-Brabantse bedrijven (eigen regio 58 keer genoemd, 66%) en in iets mindere mate voor de Turnhoutse bedrijven die de eigen regio 23 keer noemden (45%). Midden-Brabantse ondernemingen noemden 2 keer een relatie in de regio Turnhout, terwijl omgekeerd Turnhoutse bedrijven 4 keer een Midden-Brabantse relatie noemden.
6.4.11 Economische relaties op het gebied van opleiding en training Onder meer vanwege de voortschrijdende invoering van bestuurlijke, administratieve en produktie-automatisering worden steeds meer bedrijven geconfronteerd met een toenemende opleidingsbehoefte voor het personeel. Hier komt nog bij, dat een aantal bedrijven het personeel als een expliciete beleidsdoelgroep zijn gaan zien. Deze ontwikkeling gaat ook wel door her leven als 'hu man resource management'. In ieder geval ontstaat er een grotere behoefte aan opleiding en training, die deels intern kan worden opgevangen maar deels ook door andere ondernemingen moet worden opgevuld. Uit de onderstaande tabel wordt duidelijk dat bijna 20% van de Midden-Brabantse en bijna !9% van de
IOO
Turnhoutse bedrijven relaties heeft met andere ondernemingen op het gebied van opleiding en training. Tabel 6.26
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van opleiding en training, gesplitst naar bedrijfstak.
Regio Midden- Brabant Bedrijfstak
Arrondissement Turnhout Aandeel
Bedrijfstak
Aandeel
Industrie Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten Overige Diensten
21,5% 21,1% 8,3% 17,9% 42,3% 12,5%
Industrie Bouw Handel Transport Banken/za. diensten
23,1% 13,9% 18,5% 10,3% 100%
Totaal
19,8%
Totaal
18,9%
In Midden-Brabant blijken met name bedrijven uit de bedrijfstak bankwezen/zakelijke dienstverlening economische relaties met andere ondernemingen te hebben op het gebied van opleiding en training. De bedrijfstakken bouwnijverheid en industrie volgen op de tweede en de derde plaats. In het arrondissement Turnhout blijken de bedrijfstakken bankwezen/zakelijke dienstverlening, de industrie en de handel relatief hoge aandelen te hebb·en. Tabel 6.27
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van opleiding en training, gesplitst naar grootteklasse werkzame personen.
Grootteklasse w .p. minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 . 50 -< 100 meer dan 100 Totaal
Regio Midden-Brabant
Arrondissement Turnhout
5,3% 14,4% 20,3% 29,5% 64,3%
9,9% 21,2% 19,1% 26,7% 37,0%
19,8%
18,9%
Als gekeken wordt naar de aandelen van de verschillende grootteklassen werkzame personen dan blijkt zeer duidelijk het verband met de bedrijfsomvang. Hoe groter de personele omvang van de onderneming,
10 I
hoe groter het aandeel bedrijven met een relatie op het gebied van opleiding en training. Dit statistisch significante verband gaat voor beide onderzoeksregio's op. Opvallend zijn de verschillen tussen de bedrijven uit beide regio's. De Turnhoutse bedrijven met minder dan 20 werkzame personen scoren beduidend hoger, terwijl de grotere bedrijven (20 werkzame personen of meer), met name de bedrijven met meer dan 100 werknemers, lager scoren in de vergelijking met Midden-Brabant. Figuur 6.10 De geografische spreiding van de economische r·elalies op hel gebied van opleiding en training.
Regio Turnhout Elders Belgie Regio Midden-Brabant
Elders Nederland Elders
70 60 50 40 30 20 10 0
10 20 30 40 60 60 70
Aantal bedrijven
1111111 Midden-Brabant
~Turnhout
Ruim de helft van zowel de Turnhoutse als de Midden-Brabantse ondernemingen noemt de rest van het eigen land als vestigingsgebied van de relaties die hier besproken worden. Daarnaast noemt van de Midden-Brabantse bedrijven 42%1 de eigen regio, terwijl ditzelfde percentage voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout 21,5% bedraagt. Slechts 2 keer noemt een Midden-Brabants bedrijf België als herkomstgebied van de relatie (I ,8%). De regio Turnhout wordt niet genoemd. Eenvijfde van de relaties die door de Turnhoutse bedrijven worden genoemd, zijn gesitueerd in Nederland. De regio Midden-Brabant wordt dan drie keer genoemd. 6.4.12
Economische relaties op het gellied van schoonmaken, beveiliging en catering
Met de opkomst van de 'back-to-the-basics'-tendens (het terugtrekken op de kernactiviteiten) worden met name activiteiten zoals schoonmaak, beveiliging en catering afgestoten en extern ingekocht. Ongeveer een-
102
derde van de Midden-Brabantse en Turnhoutse bedrijven hebben relaties met andere ondernemingen op dit terrein. Tabel 6.28
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van schoonmaak, beveiliging en catedng, gesplitst naar bedrijfstak.
Arrondissement Turnhout
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak
Aandeel 41,1% 15,8% 34 ' 8%0
Industrie Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten Overige Diensten
25,0% 51,9% 37,5%
Totaal
35,4%
Bedrijfstak
Aandeel
Industrie Bouw Handel Transport Banken/~a.
45,4% 16,7% 30,3% 16,7% 100%
diensten
Totaal
31,7%
Het aandeel Midden-Brabantse bedrijven met deze relaties is in de bedrijfstak bankwezen/zakelijke diensten met 51,9% het hoogste van alle bedrijfstakken. Deze bedrijfstak wordt gevolgd door de industrie, de handel en de bedrijfstak overige dienstverlening. Wat betreft de Turnhoutse bedrijven voert het bankwezen/zakelijke diensten de lijst aan. Daarna hebben de industrie en handel de hoogste aandelen, respectievelijk 45,4% en 30,3%. Tabel 6.29
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Urnbant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van schoonmaak, beveiliging en catering, gesplitst naat· grootteklasse werkzame personen.
Grootteklasse w.p.
Regio Midden- Brabant
Arrondissement Turnhout
minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
20,0% 30,7% 32,6% 55,7% 71,4%
23,5% 25,0% 31,4% 40,0% 64,3%
Totaal
35,4%
31,7%
De mate waarin bedrijven economische relaties hebben op het gebied van schoonmaak, beveiliging en catering hangt voor bedrijven uit beide regio's sterk samen met de bedrijfsomvang. Hoe groter het bedrijf, hoe
103
hoger het aandeel bedrijven met deze relaties. Met uitzondering van de bedrijven met minder dan JO werknemers zijn de aandelen van de grootteklassen Midden-Brabantse bedrijven steeds hoger dan die voor de Turnhoutse bedrijven. Figuur 6.11 De geografische spreiding van de economische relaties op het gebied
''llll
schoon-
maak, beveiliging en wtering.
ReQio
Turnhovt
Elders Belgle
Regio Midden-Brabant
Elders Nederland
Elders
14012010080 80 40 20 0
20 40 80 80100120140
Aantal bedrijven
llilllll Midden-Brabant
~Turnhout
De relaties op het gebied van schoonmaak, beveiliging en catering kennen een sterke ruimtelijke concentratie. Op 186 vermelde relaties wordt de regio Midden-Brabant door de Midden-Brabantse bedrijven 129 keer genoemd (69,4%). 'Elders in Nederland' wordt 53 keer genoemd. De Turnhoutse bedrijvigheid vertoont eenzelfde beeld. Van de 94 opgesomde relaties wordt de regio Turnhout 60 keer genoemd (63,8%). Daarnaast is 'elders in België' goed voor 26 vermeldingen. MiddenBrabantse ondernemingen noemen 4 keer Belgische relaties, drie daarvan in de regio Turnhout. Ook de Turnhoutse noemen vier keer een Nederlandse relatie, waarvan er 2 in de regio Midden-Brabant te vinden zijn.
6.4.13
Economische relaties op het gei.Jied van de zakelijke dienstverlening Zakelijke dienstverlening wordt in deze opgevat als het inhuren van adviezen van advocaten, makelaars, consultants e.d. Bijna 59% van de responderende Turnhoutse ondernemingen maakt gebruik van een of andere vorm van zakelijke dienstverlening. Van de Midden-Brabantse bedrijven maakt 53% hiervan gebruik.
104
Tabel 6.29
De mate waarin be
Arrondissement Turnhout
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak
Aandeel
Aandeel
Bedrijfstak
Industrie Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten Overige Diensten
57,6% 42,1% 50,0% 57,1% 69,2% 0,0%
Industrie Bouw Handel Transport Banken/za. diensten
65,2% 47,2% 61,8% 45,2% 100%
Totaal
53,0%
Totaal
58,9%
In Midden-Brabant is de bedrijfstak bankwezen/zakelijke diensten de bedrijfstak waarin het hoogste aandeel bedrijven gevonden kan worden met relaties met andere ondernemingen op het gebied van de zakelijke dienstverlening. Interessanter zijn de aandelen van de bedrijven in de bedrijfstakken industrie, transport en handel die als afnemers van dergelijke diensten gezien mogen worden. Ook in het arrondissement Turnhout scoren de aandelen van de bedrijfstakken industrie en handel hoog. Tabel 6.30
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van zakelijke dienstverlening, gesplitst naar grootteklasse werkzame personen.
Grootteklasse w .p.
Regio Midden-Brabant
Arrondissement Turnhout
minder dan 10 10 -< 20 .20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
41,3% 50,3% 55,8% 65,6% 57,1%
52,4% 54,7% 61,4% 60,0% 78,6%
Totaal
53,0%
58,9%
•
Ruim 41% van de Midden-Brabantse bedrijven met minder dan 10 werknemers heeft relaties met zakelijke dienstverleners. Dit percentage loopt op naarmate de bedrijfsomvang toeneemt. Zo heeft 57 ,l% van de bedrijven met meer dan I 00 werknemers een dergelijke relatie. Een dergelijk verband is niet te vinden bij de bedrijven uit het arrondisse-
105
ment Turnhout, hoewel het percentage wel oploopt met de bedrijfsomvang. Deze toename is evenwel niet significant. Bovendien zijn de aandelen van de Turnhoutse bedrijven in alle gevallen, met uitzondering van de bedrijven met 50 tot 100 werknemers, hoger dan de MiddenBrabantse. Figuur 6.12 De g~ogralïsche spreiding van de economische relaties op het gebied van de zakelijke dienstverlening.
Regio Turnhout Elders Bclgie Regio Midden-Brabant
Elders Nederland Elders
200 160 120 80
40
0
40
80 120 160 200
Aantal bedrijven
B
Midden-Brabant
~Turnhout
De relaties op het gebied van de zakelijke dienstverlening kennen in Midden-Brabant een vrij sterke ruimtelijke concentratie. In 192 gevallen (van in totaal 295 genoemde relaties) wordt de eigen regio genoemd (65,1%). Voor de Turnhoutse bedrijven speelt dit minder duidelijk. De regio Turnhout wordt door deze bedrijven 95 keer genoemd op een totaal van 197 relaties met betrekking tot zakelijke dienstverlening. België wordt door 14 Midden-Brabantse ondernemingen genoemd als het vestigingsgebied van een zakelijke dienstverlener, hiervan bevinden zich drie relaties in de regio Turnhout. Nederland wordt door de Turnhoutse bedrijven 24 keer genoemd, zeven keer de regio Midden-Brabant. Hiermee nemen Nederlandse zakelijke dienstverleners I 2,2% van alle Turnhoutse relaties op dit gebied voor hun rekening.
6.4.14
Economische relaties op het gebied van de financiële dienstverlening 60% van de Midden-Brabantse bedrijven maakt gebruik van financiële dienstverlening door banken, accountants e.d. Voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout komt het percentage op 61 ,3%.
106
Tabel 6-11
• De mate v.·aann bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement
Turnhout econon1ische relaties hebiJen op het gebied van de financiële dienstverlening, gesplitst naar bedrijfstak.
Regio Midden-Brabant Bedrijfstak
Arrondissement Turnhout Aandeel
Bedrijfstak
Aandeel
Industrie
62,0%
Industrie
Bouw Handel Transport Banken/Za. diensten
55,3% 56,8%
Bouw Handel Transport Banken/za. diensten
Overige Diensten
71,4% 67,3% 25,0%
Totaal
60,0%
63,6% 52,8% 60,9% 64,5% 100%
Totaal
61,3%
In Midden-Brabant wordt in de transportsector het hoogste aandeel gemeten. De bedrijfstak bankwezen/zakelijke dienstverlening volgt daarop met een aandeel van 67,3%. De industrie is goed voor een aandeel van 62%. De bedrijfstakken in het arrondissement Turnhout ontlopen elkaar niet veel. Uitzondering daarop is de bedrijfstak bouwnijverheid met een aandeel van 53%. Tabel 6.32
De mate waarin bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout economische relaties hebben op het gebied van financiële dienstverlening,
gesplitst naar grootteklasse werkzame personen.
Regio Midden- Brabant
Arrondissement Turnhout
minder dan 10
53,3%
57,3%
10 - < 20 20 -< 50
61,4% 61,6%
58,5% 62,9%
50 -< 100 meer dan 100
59,0% 64,3%
60,0% 75,0%
60,0%
61,3%
Grootteklasse w .p.
Totaal
•
Hoewel de aandelen iets oplopen met de bedrijfsomvang is dit niet zo sterk dat gesproken kan worden van een duidelijk verband tussen bedrijfsomvang en de mate waarin er deze relaties bestaan. Wel kan nog vermeld worden dat de Turnhoutse bedrijven met meer dan 20 werknemers steeds een hoger aandeel hebben in vergelijking met de MiddenBrabantse grootteklassen.
107
Figuur 6.13 De geogr·afische spreiding van de economische relaties op het gebied van de financiële dienstvedening.
Reoio Turnhout
Elders Belgie
Realo Midden-Brabant
Elders Nederland
Elders
240200160120 80 40
0
40 80 120160200240
Aantal beddjven
BI Midden-Brabant
®.1\l
Turnhout
De eigen regio is veruit favoriet als het gaat om relaties op het gebied van de financiële dienstverlening. Bijna 61% van alle genoen1de relaties door Midden-Brabantse bedrijven kan in deze regio gelokaliseerd worden. Ruim 32% (I 09 relaties) kunnen gevonden worden in de rest van Nederland. Bijna 55% van alle door Turnhoutse bedrijven relaties is gesitueerd in de regio Turnhout. Overig België wordt 71 maal genoemd, hetgeen overeenkomt met bijna 34% van alle genoemde relaties. Door de Midden-Brabantse ondernemingen wordt 17 keer een Belgische relatie genoemd (5%). Hiervan kunnen er 7 in de regio Turnhout gevonden worden. Turnhoutse bedrijven noen1en 19 keer een Nederlandse relatie (9%). De regio Midden-Brabant wordt door hen 7 keer genoemd.
6.5 Grensoverschrijdende economische rel a ties tussen bedrij ven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout 6.5.1 Economische relaties Midden-Brabant- Turnhout Hiervoor zijn een groot aantal tabellen en cijfers gepresenteerd die steeds betrekking hebben op alle economische relaties met andere ondernemingen. Aangezien deze studie zich primair richt op grensoverschrijdende economische relaties door bedrijven in Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout wordt in onderstaande tabel de voorgaande informatie kort samengevat, waarbij de aandacht volledig wordt gericht op de relaties van Midden-Brabantse bedrijven in de regio Turnhout en de relaties van Turnhoutse ondernemingen in het Midden108
Brabantse. In het overzicht wordt het absolute aantal van een bepaalde relatievorm voor beide regio's genoemd. Tussen haakjes staat het procentuele aandeel van een grensoverschrijdende relatie in het totale aantal relaties op een bepaald gebied. Tabel 6.33
uit de regio MiddenGrensoverschrijdende economische rela!ies van bedrijven , Brabant in het an·ondissement Turnhout en van bedrijven uit het arrondissement Turnhout in de regio Midden-Brabant.
Economische relatie
Onderzoek en Ontwikkeling Ontwerpen en Werkvoorbereiding Produktie van Onderdelen Bewerking van Onderdelen Kwaliteitscontrole Onderhoud en Reparatie Transport, Opslag en Distributie Administratie Werving van Personeel Opleiding en Training Schoonmaak, Beveiliging en Catering Zakelijke Dienstverlening Financiële Dienstverlening Totaal
Midden- Brabant in Turnhout
Turnhout in Midden-Brabant
6 (5,8%) 7 (6,8%) 14 (6,5%) 12 (8,3%) 4 ( 4,5%) 9 (3,4%) . 24 (7 ,2%) 4 (1,8%) 2 (2,3%) 0 (0,0%) 3 (1,6%) 3 (0;1%) 7 (2,1%)
5 ( 6,6%) 0 ( 0,0%) 10 ( 8,8%) 7 ( 9,1%) 6 (10,5%) 14 ( 7,5%) 22 ( 8,7%) 7 ( 4,5%) 4 ( 7,8%) 3 ( 4,6%) 2 ( 2,1%) 7 ( 3,6%) 7 ( 3,3%)
95
94
'
In absolute zin springen economische relaties op het gebied van transport, opslag en distributie er in beide regio's duidelijk uit. MiddenBrabantse bedrijven noemen 24 keer een relatie in de regio Turnhout. Turnhoutse bedrijvén noemen 22 keer een Midden-Brabantse relatie. Een grensoverschrijdende economische relatie in de regio Turnhout op het gebied van de produktie van onderdelen wordt door Midden-Brabantse ondernemingen 14 keer genoemd. Bewerking van onderdelen 12 keer. Naast de transportrelaties, hebben Turnhoutse ondernemingen met name banden met Midden-Brabantse ondernemingen als het gaat om onderhoud en reparatie (14 keer) en de produktie van onderdelen (I 0). Procentueel gezien komen bij de Midden-Brabantse ondernemingen met name 'Bewerking van onderdelen' en 'Transport, opslag en Distributie' naar voren met respectievelijk 8,3% en 7,2% van alle relaties binnen een relatievorm. Het procentuele aandeel van relaties met Midden-Brabantse bedrijven op het gebied van Kwaliteitscontrole is bij de Turnhoutse ondernemingen het hoogst (10,5%). Deze relatievorm
109
'
wordt gevolgd door de bewerking van onderdelen (9, I%), produktie van onderdelen (8,8%) en transport, opslag en distributie (8, 7%). In totaal houden beide regio's elkaar nagenoeg in evenwicht als het gaat om grensoverschrijdende economische relaties. Midden-Brabantse bedrijven noemden in totaal 95 keer een relatie in Turnhout. Turnhoutse bedrijven noemden 94 keer een Midden-Brabantse relatie. Samenvattend kan gesteld worden dat transportrelaties over en weer de Belgische/Nederlandse grens de belangrijkste grensoverschrijdende economische relaties zijn. Zij worden gevolgd door relaties die vooral betrekking hebben op de bewerking en produktie van onderdelen. 6.5.2
Verschillen tussen ondernemingen met en zonder economische relaties in de aanliggende grensregio's Het voorgaande overziende kan men zich de vraag stellen of ondernemingen met economische relaries in de aanliggende grensregio's op een aantal punten andere kenmerken vertonen dan bedrijven zonder die relaties. Teneinde dit de onderzoeken zijn zowel de bedrijven uit de regio Midden-Brabant als uit het arrondissement Turnhout in twee groepen opgedeeld. De eerste groep, bestaande uit bedrijven zonder grensoverschrijdende economische relaties en een tweede groep die deze relaties wel bezitten. Vervolgens is voor een twintigtal bedrijfskenmerken bekeken of er beduidende verschillen bestaan tussen de bedrijven met en de bedrijven zonder dergelijke relaties. In tabel 6.34 worden de resultaten van de analyses (t-tests) gepresenteerd.
IJ 0
Tabel 6.34
Verschillen tussen ondernemingen met en zonder economische relaties in het arrondissement Turnhout dan wel de regio Midden-Bntbant.
Geanalyseerde Bedrijfskenmerken
Zelfstandigheid onderneming Vestigingsperiade Grootteklasse werkzame personen Groei werkgelegenheid (toe, =, af) %-groei van de werkgelegenheid Omzetklasse Groei omzet (toe, =, af) %-groei van de omzet Export (j/n) Exportquote Exportregio % binnenlandse afzet Belangrijkste binnenlandse afzetregio Enige R&D (j/n) R&D-afdeling Informele R&D R&D -uitbesteding Oordeel bedrijfsrendement Oordeel omzetontwikkeling Oordeel exportontwikkeling
Regio Midden-Brabant
Arrond. Turnhout
Significante verschillen?
Significante verschillen?
Ja
Ja
Nee
• •
•
• • •
•
• • • • •
•
• • • • • • •
Nee
• •
• •
•
• • •
•
•
• •
• • • •
• •
*
•
De Midden-Brabantse ondernemingen met economische relaties in het arrondissement Turnhout onderscheiden zich op de volgende punten van de Midden-Brabantse bedrijven zonder die relaties: De bedrijven met relaties zijn gemiddeld groter qua personele omvang; De bedrijven met relaties exporteren vaker; De bedrijven met relaties exporteren een groter deel van hun omzet· ' De bedrijven met relaties zetten een kleiner deel van hun omzet in het binnenland af; De bedrijven met relaties zijn wat betreft hun binnenlandse afzet minder op de eigen regio gericht en meer op de rest van Nederland. De Turnhoutse ondernemingen met economische relaties in de regio Midden-Brabant verschillen op de volgende punten van de Turnhoutse bedrijven zonder die relaties: !ll
-
-
De bedrijven met relaties hebben gemiddeld een iets hogere procentuele groeî van het aantal werkzame personen; De bedrijven met relaties exporteren vaker; De bedrijven met relaties exporteren een groter deel van hun omzet; De bedrijven met relaties realiseren hun export gemiddeld gesproken in het 'nabije' buitenland; De bedrijven met relaties zetten een kleiner deel van hun omzet in het bînnenland af.
Samengevat kan gesteld worden dat bedrijven met economische relaties in de aanliggende grensregio's op meerdere punten verschillen van bedrijven zonder die relaties en dat dit met name geldt ten aanzien van: het aantal werkzame personen: bedrijven met economische relaties in de aanliggende grensregio's hebben gemiddeld meer personen in dienst dan bedrijven zonder deze relaties; de exportquote: bedrijven met economische relaties in de aanliggende grensregio's exporteren gemiddeld een groter deel van hun omzet dan bedrijven zonder deze relaties. Succesoordelen over de economische relaties Hiervoor is een globale schets gegeven van de mate waarin de MiddenBrabantse en Turnhoutse ondernemingen relaties met elkaar en met andere bedrijven zijn aangegaan. Dit zegt echter niets over het bevredigend functioneren van deze relaties. In de vragenlijst is een vraag opgenomen, waarin de bedrijven een oordeel gevraagd wordt over de mate van succes van de relaties met Belgische en/of Nederlandse ondernemingen. In de onderstaande tabel worden de gegevens gepresenteerd, waarbij we ons concentreren op de relaties aangegaan in de eigen regio en in de aanliggende grensregio.
112
Tabel 6.35
Percentages bedrijven met een economische relatie met Nederlandse enjof Belgische bedrijven 111et hun ounlcel ove1· de mate vnn sucres van deze relaties.
Regio Midden-Brabant Relatie met bedrijven uit: Midden- Brabant Turnhout
Volledig mislukt
Enigszins
0,7% 2,0%
2,0% 6,7%
Neutraal
Enigszins geslaagd
Zeer Geslaagd
20,7% 24,0%
37,3% 36,5%
39,3% 30,8%
37,8% 39,0%
42,2% 25,6%
mislukt
Arrondissement Turnhout Turnhout Midden- Brabant
1,1% 8,5%
4,4% 3,7%
14,4% 23,2%
In het algemeen blijken zowel de Midden-Brabantse als de Turnhoutse bedrijven van oordeel dat de aangegane economische relaties enigszins geslaagd tot zeer geslaagd genoemd kunnen worden. Ruim 72% van de bedrijven blijkt die mening toegedaan. Toch kunnen er enkele opmerkelijke verschillen gevonden worden. Zo zijn zowel de Midden-Brabantse als de Turnhoutse bedrijven van mening dat relaties aangegaan met bedrijven uit de eigen regio succesvoller zijn, dan de relaties met bedrijven in de aanliggende grensregio. Zo vindt 2,7% van de MiddenBrabantse bedrijven hun relaties met bedrijven uit de eigen regio enigszins tot volledig mislukt, terwijl 8,7% de grensoverschrijdende relatie enigszins tot volledig mislukt vindt. Voor de Turnhoutse bedrijven komt hetzelfde beeld naar voren, met respectievelijk 5,5% (eigen regio) en 12,2% (regio Midden-Brabant). Een ander verschil betreft het succesoordeel met betrekking tot de grensoverschrijdende relaties. Zo vindt 8,7% van de Midden-Brabantse bedrijven hun relatie met een Turnhouts bedrijf enigszins tot zeer mislukt, terwijl van de Turnhoutse bedrijven 12,2% van de relaties met Midden-Brabantse bedrijven als enigszins tot volledig mislukt beschouwd. Houding tegenoYer samenwerking met andere ondernemingen De mate waarin economische relaties met andere bedrijven, in het verleden of op dit moment, succesvol zijn (geweest) heeft invloed op de houding die bedrijven nu hebben tegenover het samenwerken met andere ondernemingen. In de enquête is een zeer uitgebreide vraag opgenomen waarin de houding van bedrijven tegenover samenwerking wordt gemeten. De bedrijven kregen 17 stellingen over samenwerking
113
met andere bedrijven voorgelegd en werden gevraagd of zij met deze stelling eens of oneens zijn. Ongeveer de helft van de stellingen heeft een positieve lading. Bijvoorbeeld; samenwerking betekent: 'minder vaste kosten' of 'profiteren van elkaars kennis en kunde'. De andere helft heeft een duidelijke negatieve lading. Bijvoorbeeld; samenwerking betekent: 'bedrijfsinformatie prijsgeven' of 'tijdverlies'. Voor een volledig overzicht van alle stellingen wordt hier verwezen naar het enquête-formulier dat is opgenomen in de bijlagen. Door middel van factoranalyses worden de verschillende stellingen met ongeveer dezelfde strekking samengevoegd tot een beperkt aantal zogenaamde samenvattende factoren, cl. w.z. verschillende attitudes van bedrijven ten aanzien van samenwerking. Voor de Midden-Brabantse en Turnhoutse bedrijven levert dit in grote lijnen dezelfde samenvattende factoren op. De belangrijkste hiervan worden in het onderstaande overzicht gepresenteerd.
Houding tegenover samenwerking: samenvattende factoren SAMl:
Same nwHki ng geeft markt-/afzet voordelen: - samenwerking betekent: flexibel kunnen inspelen op de markt - samenwerking betekent: gemakkelijke toegang tot de afzetmarkt - samenwerking betekent: concentreren op sterke punten.
SAM2:
Sa menwerk in~!; geeft uit voer in gsp rohl em en:.
- samenwerking betekent: communicatieproblemen - samenwerking betekent: technische problemen SAM3
Samenwe,·king geeft onduidelijkheid en onzekerheid:
-
samenwerking samenwerking samenwerking samenwer-king
betekent: betekent: betekent: betekent:
het is niet duidelijk wie de baas is meer onzekerheid meer afhankelijkheid bedrijfsinformatie prijsgeven
Van de drie hierboven genoemde attitudes heeft er één een duidelijk positieve lading (Sam l) en twee een duidelijk negatieve lading (Sam2 en Sam3). De vraag die nu gesteld kan worden is: heeft een positieve of negatieve houding tegenover samenwerking gevolgen voor de mate waarin het bedrijf relaties aangaat met andere bedrijven. Met andere woorden, wordt houding vertaald in daden. Om dit te onderzoeken is een nieuwe variabele berekend (NETW): aantal economische relaties. Hiertoe zijn alle mogelijke, in de vragenlijst onderscheiden, economische relaties van een bedrijf opgeteld. Zo kan een bedrijf minimaal 0 relaties hebben en maximaal 13 relaties. Vervolgens is de variabele 114
NETW, aantal economische relaties, in een regressievergelijking gebracht waarin ook de samenvattende factoren met betrekking tot houding tegenover samenwerking zijn opgenomen. Voor beide regio's is een dergelijke vergelijking geschat. De resultaten hiervan worden in tabel 6.36 weergegeven. Tabel 6.36
++ +
Significantie van verschillende attitudes tegenover samenwerking voor het aantal economische relaties met andere ondernemingen door bedrijven in Midden.Brabant en in het arrondissement Turnhout
Houding tegenover samen werking
Aantal economische relaties met andere ondernemingen: Regio Midden-Brabant
Saml Sam2 Sam3
++
-
0
-
Aantal economische relaties · met andere ondernemingen: Arrondissement Turnhout
0
++ -
--
0
= =
hoog significant positief verband (t-waarden > = 1,96; sig.nivo > 95%) laag significant positief verband (t-waarden > 1,44; sig.nivo > 85%) geen significant verband laag significant negatief verband (t-waarden < = -1,44; sig.nivo > = 85%) hoog significant negatief verband (t-waarden < = -1,96; sig.nivo > 95%)
=
=
De vergelijking voor de regio Midden-Brabant laat zien dat naarmate bedrijven meer van mening zijn dat samenwerking markt- en afzetvoordelen (SA MI) opleveren, ze een groter aantal economische relaties hebben. Tussen SAM2 en NETW bestaat daarentegen een negatief verband. Naarmate de Midden-Brabantse bedrijven van mening zijn dat samenwerking meer uitvoeringsproblemen geven, hebben zij een geringer aantal economische relaties met andere ondernemingen. Ook voor de bedrijven in het arrondissement Turnhout kan een dergelijke interpretatie worden opgesteld. Naarmate de Turnhoutse bedrijven meer van mening zijn dat samenwerking markt- en afzetvoordelen biedt, hebben zij een groter aantal economische relaties met andere ondernemingen. Het negatieve verband tussen SAM3 en NETW betekent: naarmate de bedrijven meer van mening zijn dat samenwerking leidt tot meer onzekerheid en onduidelijkheid, hebben zij minder economische relaties. Uit bovenstaande analyse wordt duidelijk dat er verbanden bestaan tussen een positieve of negatieve houding ten opzichte van samenwerking en de mate waarin daadwerkelijk samenwerkingsrelaties met andere ondernemingen worden onderhouden.
115
6.5.3
Toekomstplannen met betrekking tot het aangaan van economische relaties in de aanliggende grensregio In de enquête is de bedrijven een vraag voorgelegd omtrent hun toekomstplannen met betrekking tot het aangaan van economische relaties met ondernemingen in de regio Midden-Brabant of in het arrondissement Turnhout. Bij de presentatie van de resultaten in de tabel wordt een onderscheid gemaakt tussen bedrijven die nu geen relaties hebben in de aanliggende grensregio en de bedrijven die dat al wel hebben. Tabel 6.37
Toekomstplannen met betrekking tot het aangaan van economische relaties met andere ondernemingen in het arrondissement Turnhout, respectievelijk de regio Midden-Brabant, ahsolute aantallen.
Regio Midden-Brabant Voornemen tot relatie in arrondissement Turnhout Nu mee bezig Overweegt binnen 2 jaar Nee, niet mee bezig
Bedrijven die daar nu geen relaties hebben
Bedrijven die daar nu wel relaties hebben
Totaal
9 15
6 8
358
40
15 23 398
Arrondissement Turnhout V oornemen tot relatie in regio Midden-Brabant
Bedrijven die daar nu geen relaties hebben
Bedrijven die daar nu wel relaties hebben
Totaal
Nu mee bezig Overweegt binnen 2 jaar Nee, niet mee bezig
6 13 157
10
16 19 181
6 24.
In totaal 38 Midden-Brabantse ondernemingen (8% van de alle respondenten) is nu bezig, of overweegt binnen twee jaar een relatie aan te knopen met een onderneming in het arrondissement Turnhout. Van deze 38 ondernemingen blijken er 14 nu al een relatie met een bedrijf uit die regio te hebben. 24 Keer betreft het een bedrijf dat nu nog geen relatie(s) heeft. In totaal zijn !5 Midden-Brabantse ondernemingen op dit moment bezig een of andere relatie tot stand te brengen. In totaal 35 bedrijven uit het arrondissement Turnhout (14% van alle respondenten) is nu bezig, of overweegt binnen twee jaar een relatie aan te gaan met een Midden-Brabantse ondernerning. Hiervan hebben 19 bedrijven op dit moment geen economische relaties met bedrijven uit Midden-Brabant, terwijl 16 dat wel hebben.
116
Vervolgens wordt gekeken naar de terreinen waarop de bedrijven relaties wensen aan te gaan. Aangezien bedrijven meerdere terreinen kunnen aangeven, telt het aantal genoemde terreinen hoger op dan het aantal betrokken ondernemingen. Tabel 6.38
Terreinen waarop bedrijven in Midden-Brabant en in het arrondissement Turnhout toekomstige economische relati.es met andere bedrijven wensen aan te gaan.
Terreinen
Onderwek en Ontwikkeling Ontwerpen ·en Werkvoorbereiding Produktie van Onderdelen Bewerking van Onderdelen Onderhoud en Reparatie Kwaliteitscontrole Transport, opslag en distributie
Regio MiddenBrabant
Arrondissement Turnhout
4 4
8 6
5 5 7 7 8
2
4
6
2
15 5
12
Administratie Werving van Personeel Opleiding en Training Schoonmaak, beveiliging en catering Zakelijke Dienstverlening
2 2
3 3
0 8
0 16
Financiële Dienstverlening
4
8
De toekomstige economische relaties met Turnhoutse ondernemingen richten zich wat betreft de Midden-Brabantse bedrijven vooral op de produktie en bewerking van onderdelen en zakelijke dienstverlening. Bedrijven uit het arrondissement Turnhout willen met Midden-Brabantse bedrijven relaties aangaan op het gebied van de zakelijke dienstverlening en transport, opslag en distributie.
6.6 Conclusies In het onderzoek zijn een drietal soorten relaties onderscheiden: * handelsrelaties; * arbeidsmarktrelaties: de mate waarin bedrijven personeel in het binnen- of buitenland werven; * economische relaties met andere bedrijven die betrekking hebben op het voortbrengingsproces van goederen en diensten. In totaal worden in het onderzoek een dertiental verschillende relaties onderscheiden variërend van relaties op het terrein van transport, opslag en/of distributie, uitbesteden van (delen van) de produktie, uitbesteden van onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten tot aan financiële en zakelijke dienstverlening. 117
Indien de enquête-resultaten met betrekking tot de grensoverschrijdende economische relaties moeten worden samengevat, kunnen de volgende conclusies worden getrokken.
Handelsrelaties De landsgrens vormt zowel voor een groot aantal bedrijven uit de regio Midden-Brabantse als uit het arrondissement Turnhout geen onoverkomelijke grens. Immers, meer dan de helft van de responderende ondernemingen in beide populaties zegt te exporteren. Hierbij blijken de Midden-Brabantse ondernemingen een sterke oriëntatie op België te hebben. Bijna de helft van de bedrijven exporteert naar België. Hiervan noemt 15% de regio Turnhout de belangrijkste afzetregio. Dit betreft vooral bedrijven met tussen de 10 en 50 werkzame personen, met name uit de bedrijfstakken industrie en handel. Ook voor de Turnhoutse bedrijven is het buurland een belangrijk afzetgebied. Iets meer dan de helft van deze bedrijven zegt dat Nederland de belangrijkste handelspartner is. Voor 14% van de Turnhoutse bedrijven is Midden-Brabant de belangrijkste exportregio. Ook hier gaat het vooral om bedrijven met minder dan 50 werkzame personen, met name uit de handel, industrie en transport. Daarnaast geldt voor beide groepen bedrijven dat andere EG-landen belangrijk zijn als afzetgebied. Arbeidsmarktrelaties: de grensregio als arbeidsreservoir Voor de Midden-Brabantse bedrijven vormt de landsgrens een duidelijke barrière. Ongeveer 14% van de bedrijven heeft Belgische werknemers in dienst. De landsgrens vormt vooral voor kleine bedrijven een obstakel. Voor grote bedrijven geldt dit in mindere mate. Met name bedrijven uit de industrie en het transport hebben hun weg gevonden naar de Belgische arbeidsmarkt. Ook voor het merendeel van de bedrijven uit het arrondissement Turnhout vormt de Belgisch/Nederlandse grens een barrière. Ongeveer tweederde van de bedrijven blijkt geen Nederlanders in dienst te hebben. Hierbij is het opvallend dat met name bedrijven met minder dan I 0 werknemers een relatief hoog aandeel Nederlanders onder hun personeel heeft. Ook hier geldt dat het vooral de grotere ondernemingen zijn die Nederlanders te werk hebben gesteld. Dit betreft met name industriële, handels en tranportbedrijven. l I8
Uit schattingen blijkt dat ongeveer 470 Nederlanders in de regio Turnhout hun dagelijkse brood verdienen, terwijl ongeveer 265 Belgen in de regio Midden-Brabant werken.
-
Arbeidsmarklrelaties: de ( grens)regio als wervingsgebied. In het algemeen kan gesteld worden dat de landsgrens voor zowel de Nederlandse als de Belgische bedrijven letterlijk de grens vormt van het gebied waarin men personeel werft. Tevens blijkt de regiogrens van belang in het wervingsgedrag van zowel de Belgische als de Nederlandse bedrijven. In het algemeen kan gesteld worden: hoe lager het gevraagde opleidingsniveau van de openstaande vacatures, hoe sterker de regiogrens een rol speelt als grens van het wervingsgebied. Bedrijven uit het arrondissement Turnhout werven relatief vaker middel- en hoger opgeleid personeel in Midden-Brabant, dan omgekeerd.
*
Economische relaties met andere ondernemingen. Onderstaande samenvattende figuren geven voor beide onderzoeksregio's aan, in welke mate de bedrijven relaties hebben op de 13 onderscheiden terreinen ongeacht de regio's waarmee deze betrekkingen gerealiseerd worden. In de grafieken staat per relatievorm het procentuele aandeel van de bedrijven die zeggen over een bepaalde economische relatie te beschikken.
Regio Midden-Brabant %-aandelen Financiele diensten Zakelijke diensten Transport e.d. Administratie Onderhoud e.d. Schoonmaak e.d. Produktie onderdelen Op leiding/I ra in i ng Bewerk. onderdelen Kwal i te i ts controle Werving personeel·
Ontwerpen
R&D 0
10
20
30
40
50
60
70
%-bedrijven
119
Regio Turnhout %-aandelen Financiele diensten Zakelijke diensten Transport e.d. Administratie Onderhoud e.d. Schoonmaak e.d. Produktie onderdelen
Ople iding/t raini ng Bewerk. onderdelen Kwalitei Is controle Werving perseneef
Ontwerpen R&D
0
10
20
30
40
50
60
70
%-bedrijven
Hieruit kunnen de volgende conclusies worden getrokken: Voor bedrijven in beide onderzoeksregio's geldt dat activiteiten die het bedrijfsproces ondersteunen (financiële en zakelijke diensten, administratie, onderhoud, reparatie e.d.), in relatief hoge mate door andere ondernemingen (mede) worden verzorgd. Bovendien kan in globale zin voor beide bedrijvenpopulaties worden gesteld: hoe meer de onderscheiden economische relatievorm betrekking heeft op het primaire bedrijfsproces (zoals R&D, produktie en bewerking van onderdelen, kwaliteitscontrole of ontwerpen/werkvoorbereiding), hoe geringer het aandeel bedrijven met dergelijke relaties. -
120
Ter verklaring van bovenstaande constateringen zou het volgende kunnen worden aangevoerd. De zogenoemde bedrijfsondersteunende diensten grijpen minder ver in, in de kernactiviteiten van een onderneming. Het is minder 'bedreigend' voor een onderneming deze activiteiten door derden te laten verrichten.
In onderstaande figuren wordt voor beide onderzoeksregio's een samenvattend overzicht gegeven van de economische relaties. Steeds kan in het linkergedeelte van de grafiek aflezen worden in welke mate er relaties zijn op een bepaald terrein in de eigen regio. De verdelingen vormen een indicatie voor de rol van de regiogrens. In het rechtergedeelte van de grafiek staan de aandelen van economische relaties in het buurland, respectievelijk de buurregio (de onderste twee figuren). Deze vormen een indicatie voor de mate waarin de landsgrens een obstakel vormt.
Regio Midden-Brabant %-aandelen per relatievorm 1
2 3 4
5 6
7 6 g
10 11 12 13 80
60
40
0
20
20
llllln Mldden~Brabant
40
60
80
~'S\~ In Belg te
Regio Turnhout %-aandelen per relatievorm ·-·--
1 2 •
3 4
5 8 7
8
g
10 11 12 13 -
60
60
40
20
0
- I n roglo Turnhout
20
40
60
__j 60
f\\\S\l In Nede;rland
121
Midden-Brabant %-aandelen per relatievorm 1
2 3
4
5
e 7
a 9 10
"
12
13
so
60
40
20
0
20
40
60
BO
~\\Jin nrr. Turnhout
Mln Mlddon-Bra.bant
Regio Turnhout %-aandelen per relatievorm 1
2 :l
4
5 6 7
8 Q
10 11 12 13
ao
60
40
20
0
20
40
60
80
=
Economische relaties: 1 = R&D; 2 = ontwerpen/werkvoorbereiding; 3 produktie van onderdelen; 4 ::: bewerking van onderdelen; 5 =kwaliteitscontrole; 6 = onderhoud/reparatie; 7 transport, opslag en distributie; 8 administratie; 9 = werving van personeel; 10 = opleiding en training; 11 = schoonmaak, beveiliging en catering; 12 = zakelijke dien-
=
=
sten; 13 = financiële diensten.
-
122
Voor alle onderscheiden economische relatievormen geldt voor beide populaties dat de landsgrens in hoge mate een barrière vormt. Het sterkst geldt dit voor de bedrijfsondersteunende econo-
-
mische relaties, het minst voor die economische relatievormen die meer op het primaire bedrijfsproces betrekking hebben. Daarnaast geldt dat voor een aantal economische relatievormen ook de regiogrens een rol speelt. Het sterkst geldt dit voor de bedrijfsondersteunende diensten, het minst sterk voor de relatievormen die het primaire bedrijfsproces ondersteunen (bijvoorbeeld R&D, ontwerpen). Met andere woorden, de bedrijfsondersteunende diensten kennen een relatief sterke ruimtelijke concentratie in de eigen regio. Economische relaties tussen bedrijven uit de regio Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout spitsen zich met name toe op relaties op het gebied van transport, opslag en distributie. Gezien de geconstateerde handelsrelaties die tussen beide landen bestaan ligt dit in de lijn der verwachting. Daarnaast zijn er over en weer met name relaties op het gebied van produktie en bewerking van onderdelen. De Midden-Brabantse ondernemingen met economische relaties in het arrondissement Turnhout onderscheiden zich op de volgende punten van de Midden- Brabantse bedrijven zonder die relaties: * bedrijven met relaties zijn gemiddeld groter; * bedrijven met relaties exporteren vaker; * bedrijven met relaties hebben een hogere exportquote; * bedrijven met relaties hebben een lagere binnenlandse afzetquote; * bedrijven met relaties zijn qua binnenlandse afzet minder op de eigen regio en meer of de rest van Nederland gericht. De Turnhoutse ondernemingen met economische relaties in de regio Midden-Brabant verschillen op de volgende punten van de Turnhoutse bedrijven zonder die relaties: * bedrijven met relaties kennen een iets hogere personeelsgroei; * bedrijven met relaties exporteren vaker; * bedrijven met relaties hebben een hogere exportquote; * bedrijven met relaties hebben een lagere binnenlandse afzetquote; * bedrijven met relaties realiseren hun export gemiddeld gesproken meer in het 'nabije' buitenland. Een positieve houding ten opzichte van samenwerking met andere ondernemingen (samenwerking geeft markt-/afzetvoordelen) leidt in de meeste gevallen tot een groter aantal economische relaties met andere ondernemingen, terwijl voor een negatieve houding
123
(samenwerking geeft uitvoeringsproblemen én geeft onduidelijkheid en onzekerheid) het omgekeerde geldt. De bereidheid tot het aangaan van nieuwe economische relaties met bedrijven in de aanliggende grensregio is voor Turnhoutse ondernemingen iets sterker dan voor Midden-Brabantse bedrijven. Ongeveer 14% van Turnhoutse ondernemingen overweegt op zeer korte of korte termijn hiertoe over te gaan. Dit geldt voor 8% van de Midden-Brabantse respondenten. Toekomstige economische relaties hebben wat betreft de MiddenBrabantse ondernemingen vooral betrekking op de produktie van onderdelen en zakelijke dienstverlening. Voor de Turnhoutse ondernemingen komen vooral transport, opslag en distributie en zakelijke diensten naar voren.
124
7
KNELPUNTEN BIJ GRENSOVERSCHRIJDENDE ECONOMISCHE ACTIVITEITEN
7.1 Inleiding Zoals in hoofdstuk 3 al is aangegeven, is het succes van de Europese integratie in niet onbelangrijke mate afhankelijk van het opruimen van de knelpunten die dagelijks door de burgers, overheden, instellingen en bedrijven aan weerszijden van de staatsgrens worden ervaren. In de gebieden, die direct geconfronteerd worden met de fysieke aanwezigheid van de grens, de grensregio's, worden de gevolgen als eerste gevoeld en zullen de veranderingen zich als eerste manifesteren. In hoofdstuk 3 is vanuit een theoretisch oogpunt gekeken naar deze grensre-gio-problematiek. In dit hoofdstuk zal worden gekeken welke knelpunten door de ondervraagde ondernemingen, zowel de Midden-Brabantse als die uit het arrondissement Turnhout, daadwerkelijk worden ervaren of werden ervaren met betrekking tot grensoverschrijdende activiteiten. Daarbij is met name gekeken naar de knelpunten bij de grensoverschrijdende relaties tussen Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout. Inventarisatie van deze knelpunten is enerzijds geschied door middel van de schriftelijke enquête, anderzijds door mondelinge interviews bij een 20-tal geselecteerde bedrijven aan beide zijden van de grens. In paragraaf 7.2 zullen de ervaren knelpunten van de schriftelijk geënquêteerde bedrijven aan de orde komen. In paragraaf 7.3 wordt de aandacht gericht op een specifieke groep bedrijven, namelijk die bedrijven die nu bezig zijn of binnen twee jaar overwegen relaties aan te gaan in de aangrenzende grensregio. In paragraaf 7.4 zal worden ingegaan op de knelpunten zoals die door de geïnterviewde ondernemers zelf zijn/worden ervaren en zal worden ingegaan op de door de ondernemers zelf aangedragen oplossingen voor de ervaren problemen. Tenslotte zullen in paragraaf 7.5 een aantal algemene en afsluitende conclusies worden geformuleerd.
7.2 Knelpuntinventarisatie grensoverschrijdende economische activiteiten Het passeren van een landsgrens is meer dan het overbruggen van een denkbeeldige lijn tussen twee landen. Er kunnen tal van problemen ontstaan bij grensoverschrijdende activiteiten. In de schriftelijke enquête zijn een groot aantal mogelijke knelpunten opgenomen. Deze lopen uiteen van problemen veroorzaakt door cultuur- en taalverschillen tot knelpunten op het gebied van de infrastructuur. De bedrijven is gevraagd bij elk mogeLijk knelpunt aan te geven of dit knelpunt zeer 125
problematisch, problematisch of in het geheel niet problematisch voor het bedrijf is. Vervolgens is per genoemd knelpunt het aantal keren dat er zeer problematisch of problematisch geantwoord is, opgeteld. Daarna zijn er verdelingen gemaakt waarbij steeds een onderscheid is gemaakt tussen bedrijven die wel en geen relaties hebben met bedrijven in de regio Midden-Brabant c.q. het arrondissement Turnhout. •
Tabel 7.1
Knelpunten bij grensoverschrijdende economische activiteiten.
Mogelijk knelpunt
Cultuurverschillen Taalverschillen Milieuwetgeving Sociale wetgeving Fiscale wetgeving Vergunningen Onderw ijsve rschi ll en Erkenning diploma's Inzetbaarheid arbeidskrachten Juridische verschillen Infrastructuur: verkeerswegen Infrastructuur: openbaar vervoer Infrastructuur: waterwegen Infrastructuur: spoorwegen Infrastructuur: telecommunicatie Infrastructuur: bedrijf sh uiavesting Grootte van de afzetmarkt Imago van de regio Kosten passeren grens Informatie: subsidieregelingen Informatie: mogelijke partners over de grens
Bedrijven uit de regio Midden-Brabant
Bedrijven uit het arrondissement Turnhout
40 17 42 61 65 68 14 22 33 64 45 42
27
7 38 46 48 50 22
16 26
63
45 17 21 5 15 13 15 21 13 38 49
71
58
22
24 20 16
33 26 65
Om te traceren welke de door bedrijven meest ervaren knelpunten zijn zal allereerst worden gekeken naar het totaal aantal bedrijven, d.w.z. er wordt afgezien van het al dan niet hebben van relaties met Turnhoutse respectievelijk Midden-Brabantse bedrijven. Midden-Brabantse bedrijven ondervinden, onafhankelijk van het al dan niet hebben van relaties met Turnhoutse bedrijven, de meeste problemen ten aanzien van de volgende punten: informatie over mogelijke partners over de grens; • vergunnmgen; fiscale wetgeving; 126
-
kosten van het passeren van de grens; informatie over subsidieregelingen; sociale wetgeving.
Bedrijven uit het arrondissement Turnhout ervaren als belangrijkste knelpunten: informatie over mogelijke partners over de grens; • vergunnmgen; informatie over subsidieregelingen; fiscale wetgeving; sociale wetgeving. Duidelijk wordt uit bovenstaand overzicht dat bedrijven aan beide zijden van de grens dezelfde onderwerpen als problematisch ervaren. Het feit dat én Midden-Brabantse én Turnhoutse bedrijven de informatievoorziening, zowel ten aanzien van mogelijke partners aan de andere kant van de grens als ten aanzien van subsidieregelingen als een knelpunt ervaren, pleit ervoor actie te ondernemen teneinde deze informatie voorziening te verbeteren. Daarnaast vragen de wederzijds ervaren knelpunten ten aanzien van vergunningen, de fiscale- en sociale wetgeving om een betere afstemming en harmonisatie van de wet- en regelgeving. In vergelijking met bedrijven uit het arrondissement Turnhout ervaren Midden-Brabantse bedrijven de kosten die zijn verbonden aan het passeren van de grens vaker als een knelpunt. De verklaring hiervoor ligt waarschijnlijk in het feit dat er bij de Midden-Brabantse bedrijven meer sprake is van grensoverschrijdende transport- en distributieactiviteiten. Naast de belangrijkste knelpunten is gekeken welke punten door bedrijven niet of nauwelijks als knelpunt worden gezien. Ook hier valt (bijna) geen verschil te constateren tussen Midden-Brabantse en Turnhoutse bedrijven. Punten die door bedrijven niet of in geringe mate als problematisch worden gezien zijn: taal verschillen; onderwijsverschillen en erkenning van diploma's; telecommunicatie-infrastructuur; bed rijfsh u isvestings-infrastructuur.
127
Bedrijven zonder en met relaties vergeleken Een meer gedetailleerd beeld van de ervaren knelpunten ontstaat wanneer een onderscheid wordt gemaakt bedrijven die wel relaties hebben met bedrijven in de aanliggende grensregio en bedrijven zonder deze relaties. Dit onderscheid maken we omdat verondersteld mag worden dat bedrijven zonder specifieke relaties met het arrondissement Turnhout andere problemen zullen ervaren dan bedrijven die deze relaties wel hebben. Ter illustratie een voorbeeld. Zoals bekend laat de verbinding tussen Tilburg en Turnhout te wensen over. Verondersteld mag worden dat bedrijven met relaties over de grens deze verbinding eerder als een probleem zullen ervaren. Tabel 7.2
Knelpunten bij grensoverschrijdende economische activiteiten uitgesplitst naar bedrijven zonder en met relaties in de aanliggende grensregio.
Mogelijk knelpunt
Regio Midden-Brabant
Arrondissement Turnhout
Bedrijven zonder
Bedrijven met relaties in Turnhout
Bedrijven
12 3
21 7 30 30 33 37 17 11 19 35
6 0 8 16 15 13
11
6 8
relaties in Turnhout
Cultuurverschillen . Taalverschillen Milieuwetgeving Sociale wetgeving Fiscale wetgeving Vergunningen Onderwijsverschillen Erkenning diploma's Inzetbaarheid arbeidskrachten . Juridische verschillen Infrastructuur: verkeerswegen Infrastructuur: openbaar vervoer Infrastructuur: waterwegen Infrastructuur: spoorwegen Infrastructuur: telecommunicatie Infrastructuur: bedrijfshuisvesting Grootte van de afzetmarkt Imago van de regio Kosten passeren grens Informatie: subsidieregelingen Informatie: mogelijke partners over de grens
128
28 14 33 44 48 55
17 17 13
11
3
15 25 51 30 31 16 18 12
7
9
8
13 15 11
~onder
relaties in MiddenBrabant
Bedrijven met relaties in MiddenBrabant
5 5 7
10
6 8
13 4 10 5
9
7
11
22
14
47
11 7 17 16
27 37
12
56
15
41
17
19
48
6
11
1
5 8 4
7 2 11
Uit bovenstaande tabel ontstaat voor elk van de onderscheiden bedrijfsgroepen een specifiek beeld met de betrekking tot de onderwerpen die door die bedrijven als problematisch of zeer problematisch worden beschouwd. Deze knelpunten zien er voor de 4 onderscheiden groepen als volgt uit:
Midden-Brabantse bedrijven zonder relaties in Turnhout Midden-Brabantse bedrijven die geen relaties onderhouden met bedrijven uit het arrondissement Turnhout ervaren de volgende punten als problematisch: informatie over mogelijke partners over de grens; • vergunnmgen; fiscale wetgeving; kosten van het passeren van de grens; informatie over subsidieregelingen; sociale wetgeving. Midden-Brabantse bedrijven met relaties in Turnhout Ondernemingen uit de regio Midden-Brabant met economische relaties met ondernemingen uit het arrondissement Turnhout komen tot de volgende knelpunten: sociale wetgeving; fiscale wetgeving; kosten van het passeren van de grens; informatie over subsidieregelingen; informatie over mogelijke partners over de grens verkeerswegen-infrastructuur. Wanneer de Midden-Brabantse bedrijven zonder en met relaties met bedrijven in het arrondissement Turnhout met elkaar worden vergeleken valt op dat bedrijven met relaties relatief gezien meer problemen ervaren ten aanzien van de sociale wetgeving en de verkeerswegeninfrastructuur. Daarentegen ervaren bedrijven zonder relaties relatief meer problemen ten aanzien van vergunningen. Daarnaast kan worden geconstateerd dat de infrastructuur met betrekking tot bedrijfshuisvesting en telecommunicatie en de grootte van de afzetmarkt relatief vaker als knelpunt wordt ervaren door bedrijven die relaties onderhouden met bedrijven uit het arrondissement Turnhout.
129
Turnhoutse bedrijven zonder relaties in Midden-Brabant Bedrijven uit het arrondissement Turnhout zonder relaties met Midden-Brabantse bedrijven geven de volgende knelpunten aan: informatie over mogelijke partners over de grens; informatie over subsidieregelingen; • vergunnmgen; fiscale wetgeving; sociale wetgeving; milieuwetgeving. Turnhoutse bedrijven met relaties in Midden-Brabant Ondernemingen uit het arrondissement Turnhout die relaties hebben met Midden-Brabantse ondernemingen ervaren de volgende knelpunten: informatie over mogelijke partners over de grens; sociale wetgeving; fiscale wetgeving; • vergunnmgen; informatie over subsidieregelingen; kosten van het passeren van de grens. Uit een vergelijking van beide groepen bedrijven uit het arrondissement Turnhout kan worden geconstateerd dat bedrijven die relaties hebben met Midden-Brabantse bedrijven meer problemen ervaren ten aanzien van sociale wetgeving en kosten van het passeren van de grens. Bedrijven zonder relaties met Midden-Brabantse bedrijven ervaren daarentegen meer problemen met betrekking tot de milieuwetgeving. Opmerkelijk is dat bedrijven met relaties in Midden-Brabant de telecommunicatie-infrastructuur relatief vaker als knelpunt ervaren. Dit geldt in mindere mate ook ten aanzien van de openbaar vervoers-infrastructuur, verkeerswegeninfrastructuur en grootte van de afzetmarkt. 7.3 Knelpunten genoemd door bedrijven die nu of in de toekomst overwegen relaties aan te gaan in de aanliggende grensregio In hoofdstuk 6 is aandacht besteed aan bedrijven die nu bezig zijn of in de komende twee jaar overwegen relaties aan te gaan met bedrijven in de aanliggende grensregio's. De beleidsmatig ook relevante vraag is of deze bedrijven dezelfde of andere problemen ervaren dan bedrijven die nu reeds grensoverschrijdende relaties onderhouden.
130
Tabel 7.3
Knelpunten genoemd door bedrijven die nu bezig zijn of binnen twee jaar ovenvegen een relatie aan Ie gaan met ondernemingen in de aanliggende grensregi.o.
• Mogelijk knelpunt
Cultuurverschillen Taalverschillen Milieuwetgeving Sociale wetgeving Fiscale wetgeving
Bedrijven uit de regio Midden-Brabant
Bedrijven uit het arrondissement Turnhout
11 0 5 11 12
6
Vergunningen Onderwijsverschillen Erkenning diploma's Inzetbaarheid arbeidskrachten Juridische verschillen Infrastructuur: verkeerswegen Infrastructuur: openbaar vervoer Infrastructuur: waterwegen Infrastructuur: spoorwegen Infrastructuur: telecommunicatie Infrastructuur: bedrijfshuisvesting Grootte van de afzetmarkt
11
Imago van de regio Kosten passeren grens Informatie: subsidieregelingen Informatie: mogelijke partners over de grens
2 13
1 3 5 11 5 4 4 3 4 2
5
3 9
12 14 16 3
1 4 12 5 4 0
2 3
3 10 2 11
11
14
13
15
Bedrijven, zowel Midden-Brabantse als die uit het arrondissement Turnhout, die nu of in de nabije toekomst overwegen relaties aan te gaan met bedrijven in de aanliggende grensregio noemen eveneens de reeds bekende knelpunten, namelijk: informatie over mogelijke partners over de grens; • vergunnmgen; fiscale wetgeving; informatie over subsidieregelingen; kosten van het passeren van de grens; sociale wetgeving. Opmerkelijk is dat de Midden-Brabantse bedrijven daarnaast de cultuurverschillen vaak als knelpunt noemen, terwijl Turnhoutse bedrijven vaak problemen ervaren ten aanzien van de omvang van de afzetmarkt. Knelpunten die weinig worden genoemd zijn taalverschillen, onder-
131
wijsverschillen en erkenning van diploma's, bedrijfshuisvestings-infrastructuur, spoorwegeninfrastructuur en imago van de regio. Wanneer dit beeld wordt vergeleken met dat van bedrijven die thans relaties onderhouden met bedrijven in de aanliggende grensregio, kan worden geconcludeerd dat: Midden-Brabantse bedrijven die thans relaties onderhouden met Turnhoutse bedrijven de verkeerswegen- en communicatie-infrastructuur vaker als knelpunt ervaren dan bedrijven die overwegen dit in de toekomst te gaan doen; - Turnhoutse bedrijven die overwegen relaties aan te gaan met bedrijven in Midden-Brabant de omvang van de afzetmarkt vaker als knelpunt ervaren dan bedrijven die thans relaties onderhouden. 7.4 De interviews In deze paragraaf worden de resultaten van de interviews, die bij bedrijven aan beide zijden van de grens zijn gehouden, gepresenteerd. Opgemerkt moet hierbij worden dat het gaat om een relatief gering aantal interviews, zodat er slechts een beperkt beeld gevormd kan worden. De specifieke positie (bedrijfstak, grootteklasse e.d.) van een bedrijf heeft een sterke invloed op de verzamelde gegevens. Daarnaast kan worden opgemerkt dat voor bepaalde bedrijven de grens nog steeds als grens wordt gezien, terwijl deze voor andere bedrijven eigenlijk nauwelijks nog bestaat. Aan de hand van de in hoofdstuk 3, paragraaf 2 gepresenteerde categorisering van de generieke problemen (bestuurlijk- juridisch, economisch en sociaal-cultureel) zullen de resultaten worden geordend. 7 .4.1
Midden- Brabantse bedrijven
De door ondernemers ervaren knelpunten Bestuurlijk- juridische problemen: In vrijwel alle bedrijven wordt het BTW-probleem (andere regels ten aanzien van de verslaglegging naar de fiscus en controle door de fiscus) als een belangrijk knelpunt ervaren. Daarnaast was het niet bij alle bedrijven bekend dat bedrijven die zaken willen doen in België moeten beschikken over een BTW-nummer. Ook ten aanzien van de wet- en regelgeving ondervinden veel bedrijven problemen. Een meerderheid van de bedrijven merkte op dat de 132
Belgische voorschriften op praktisch alle terreinen (met name milieu en jaarverslaglegging) veel stringenter zijn dan in Nederland. De naleving en de controle ervan gebeurt echter veel minder strikt dan in Nederland. Wel werd opgemerkt dat er in België meestal minder vergunningen nodig zijn dan in Nederland en dat men in België niet met werkzaamheden hoeft te wachten tot vergunningen zijn afgegeven; deze komen vaak af tijdens de werkzaamheden. Daarnaast zijn België zaken minder centraal geregeld; zaken zijn vaak per gemeenten anders geregeld. Dit leidt tot ondoorzichtigheid en onoverzichtelijkheid. Bij een aantal bedrijven zijn er problemen ontstaan als gevolg van onderwijsverschillen en de erkenning van diploma's. Er bestaat onduidelijkheid over Belgische opleidingen en vaak is niet duidelijk wat een bepaald diploma inhoudt. Daarnaast levert het ontbreken van duidelijke en gedetailleerde functieomschrijvingen bij Belgische bedrijven ook tot problemen. Het is voor bepaalde Nederlands bedrijven niet mogelijk om zelfstandig werkzaamheden te verrichten in België. Nederlandse architecten bijvoorbeeld krijgen geen vergunning om zelfstandig werkzaamheden uit te voeren in België. Verder moet Nederlands personeel officieel erkend zijn om werkzaamheden te verrichten in België.
Economische problemen: Door bijna alle bedrijven werd in eerste instantie gewezen op de slechte transportmogelijkheden tussen Tilburg en Turnhout. Allereerst is dit te wijten aan slechte beperkte wegverbinding Tilburg-Poppel. Daarnaast wijst men op de slechte wegeninfrastructuur in België, met name de stadswegen. Een belangrijk probleem ligt volgens de Midden-Brabantse bedrijven voorts in de als te omslachtig ervaren douaneformaliteiten (zowel qua papierwinkel als tijdsbeslag). Volgens de bedrijven zijn deze, met het oog op het verdwijnen van de binnengrenzen per I januari 1993, nog slechts van tijdelijke aard, maar bedrijven verwachten zeker aanloopproblemen bij de administratieve organisatie ten aanzien van de toekomstige import- en exportstromen (EDI-systemen). Door het grote informatiegebrek en de onzekerheid ten aanzien van de consequenties van de Europese eenwording (ook op EG-niveau) kunnen bedrijven niet of nauwelijks anticiperen op ontwikkelingen in de toekomst.
133
Sociaal-culturele problemen: Ten aanzien van deze problemen bestaat geen eenduidig beeld. Een klein aantal geïnterviewde bedrijven vindt dat er geen sprake is van sociaal-culturele problemen. Een kleine meerderheid van de bedrijven vindt dat er wel degelijk sprake is van verschillen tussen Nederlanders en Belgen. Opgemerkt werd wel dat deze verschillen van noord naar zuid afnemen; "Nederlanders van boven de rivieren hebben veel meer sociaal-culturele problemen met de Belgen dan wij". De problemen zijn meestal terug te voeren op een andere mentaliteit. De mentaliteit van de Belg wordt in het algemeen getypeerd als gemoedelijker, informeler, minder assertief en meer ondergeschikt Belgische werknemers nemen vaker een afwachtende houding aan en nemen minder vaak initiatieven bij het oplossen van problemen. Belgische ondernemers komen volgens de Midden-Brabantse bedrijven afspraken minder nauwkeurig na dan Nederlanders en ze zijn minder "to the point"; draaien vaak om zaken heen alvorens tot de kern van de zaak te komen. Tevens wordt opgemerkt dat een Nederlandse ondernemer minder geliefd is in België; een Belg doet liever zaken met een Belg. Hetzelfde geldt volgens enkele geïnterviewden voor de Nederlander; ook deze doet liever zaken met Nederlanders. Door ondernemers zelf aangedragen oplossingen Naast het vragen naar problemen/knelpunten die de Midden-Brabantse bedrijven ervaren bij het aangaan van grensoverschrijdende relaties is gevraagd naar oplossingen die men ten aanzien van deze problemen zelf heeft ontwikkeld en op welke wijze andere instanties (overheden, Kamers van Koophandel, werkgeversorganisaties) het ontstaan en goed functioneren van deze relaties zouden kunnen bevorderen. De meeste bedrijven merken op dat de oplossing voor ervaren problemen in belangrijke mate ligt in het door de bedrijven zelf uitzoeken van zaken. Dit werkt beter dan je te laten informeren bij allerlei instanties. Veelal wordt deze informatie verkregen via informele kanalen. Een aantal bedrijven merkt op dat ze via het Bureau Belgische Zaken in Breda goede en bruikbare informatie hebben gekregen over en bij het ondernemen in België. Een aantal bedrijven wijst op het openen van een verkoopkantoor of vestiging in het arrondissement Turnhout zelf; dit voorkomt menig probleem. Wel wordt erop gewezen dat men beter een bestaand bedrijf kan overnemen dan zelf een nieuw bedrijf op te starten.
134
Ondanks het feit dat bedrijven een belangrijke taak voor zichzelf zien weggelegd, ziet een meerderheid van de bedrijven wel taken weggelegd voor andere instanties. Men pleitte met name voor: meer en betere informatieverschaffing over exportregelingen· meer en meer gerichte informatieverschaffing over de Belgische en Nederlandse wetgeving én de verschillen in naleving daarvan betere informatieverschaffing en promotie van Nederlandse bedrijven in België organiseren van internationale contactdagen verbeteren van infra(wegen)structuur, met name in België verminderen en vereenvoudigen van allerlei douaneverplichtingen bij grensoverschrijdend transport betere afstemming en harmonisatie van met name de fiscale weten regelgeving betere afstemming van de inhoud van opleidingen en diploma's
7 .4.2
Turnhoutse bedrijven
De door ondernemers ervaren knelpunten Bestuurlijk- juridische problemen: Ook bedrijven uit het arrondissement Turnhout ondervinden bij grensoverschrijdende relaties vooral problemen door het verschil in wetgeving tussen Nederland en België. De BTW-problemen worden ook hier als belangrijkste genoemd. Als mogelijke oorzaak wordt door één van de bedrijven aangevoerd dat er zowel bij Belgische als Nederlandse bedrijven onvoldoende kennis over deze materie aanwezig is; met name over de BTW in de toekomst komt nauwelijks of geen informatie naar buiten. Ook ervaren Turnhoutse bedrijven problemen door de andere wet- en regelgeving ten aanzien van de ruimtelijke ordening in Nederland. Omdat deze in Nederland veel gedetailleerder en verder uitgekristalliseerd is moeten bedrijven zich eerst goed op de hoogte laten brengen c.q. goed inwerken in deze materie. Eén van de bedrijven wijst op de problemen die zijn ontstaan als gevolg van de verschillen ten aanzien van de erkenning van diploma's.
135
Economische problemen: Er worden door de Turnhoutse bedrijven bijna geen economische problemen ervaren. Wel wordt er door één bedrijf gewezen op problemen bij het transporteren van goederen over de grens; aan de verschillende grenzen worden verschillende tarieven gerekend om de grens te mogen overschrijden en daarnaast .is er vaak sprake van lange wachttijden. Een ander bedrijf geeft aan dat het problemen ondervindt als gevolg van de slechte wegverbinding tussen Turnhout en Midden-Brabant. Sociaal-culturele problemen: Volgens de bedrijven in het arrondissement Turnhout is er sprake van kleine problemen als gevolg van taalverschillen; dezelfde woorden hebben een verschillende betekenis. Belangrijker zijn de problemen die ontstaan omdat de Nederlander een andere mentaliteit heeft dan de Belg. Belgen zijn meer gesloten en terughoudend, terwijl Nederlanders veel opener zijn (soms te open!). Een Nederlander voelt zich vaak superieur ten opzichte van de Belg, maar is vaak assertiever en enthousiaster. Over de inzetbaarheid van Nederlandse arbeidskrachren is men niet altijd te spreken ('lui en niet gewend om te werken") en Nederlandse partners komen lang niet altijd hun afspraken na. Volgens andere bedrijven echter is er geen of slechts in zeer geringe mate sprake van problemen bij grensoverschrijdende relaties met Midden-Brabantse bedrijven, omdat de mentaliteit van personen uit de beide grensregio's dicht bij elkaar ligt. Door ondernemers zelf aangedragen oplossingen Ook aan de bedrijven in het arrondissement Turnhout is gevraagd naar mogelijkheden om de bovengenoemde problemen bij grensoverschrijdende relaties op te lossen. Ook hier wijst het merendeel van de bedrijven op het belang van het zelf uitzoeken van zaken en het verzamelen van de nodige informatie via de eigen informele kanalen. Een van de bedrijven wijst op positieve effect van het in dienst nemen van een Nederlandse werknemer, die als contactpersoon de zaken in Nederland regelt. Ook het openen van een verkoopkantoor in Midden-Brabant heeft veel problemen opgelost. Daarnaast wijzen de Turnhoutse bedrijven op een aantal oplossingen door andere instanties of waarbij verschillende instanties behulpzaam zouden kunnen zijn: het aanpassen/gelijktrekken van de wet- en regelgeving. Dit geldt met name ten aanzien van fiscale zaken en exportregelingen;
136
-
verbetering van de met name de wegeninfrastructuur. Dit geldt zowel voor Nederland als België; verbeteren en up-to-date houden van de infonnatievoorziening ten aanzien van de wet- en regelgeving op diverse terreinen. Intensievere samenwerking door de politiek van de Kempen en (Zuid- )Nederland zou hieraan een belangrijke bijdrage kunnen leveren.
7.5 Conclusies De inventarisatie van de knelpunten en problemen die bedrijven ervaren in het kader van grensoverschrijdende activiteiten tussen de regio's Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout maakt duidelijk dat er door de bedrijven een aantal duidelijke problemen ervaren worden. Deze betreffen in de eerste plaats de informatievoorziening over mogelijke (samenwerkings)partners en subsidieregelingen. Daarnaast blijkt dat de (verschillen in) sociale- en fiscale wet- en regelgeving, alsmede (de procedures rondom) het verkrijgen van vergunningen de nodige problemen op te leveren.
Duidelijk wordt ook, met name uit de interviews komt dat naar voren, dat het concreet ervaren van de grens als scheidsLijn, als barrière, sterk afhankelijk is van de individuele ervaringen van de ondernemers en de specifieke karakteristieken van het bedrijf (bedrijfstak, grootte). Oordelen van Nederlanders over werken in België en met Belgen en van Belgen met werken in Nederland en met Nederlanders worden sterk gekleurd door de specifieke ervaringen van de betreffende ondernemer. De vraag is dan ook of er sprake is van een typische Nederland-België problematiek of zo als een Nederlandse ondernemer het formuleerde: "als ik met mensen van boven de rivieren moet werken, bijv. met Rotterdammers, moet ik me ook aanpassen". Wanneer het gaat om het aanpakken van de ervaren problemen vinden bedrijven dat de eerste verantwoordeLijkheid bij de ondernemer zelf ligt: je moet je eigen zaakjes goed regelen en goed uitzoeken. Desalniettemin zouden er vanuit de zijde van overheid, Kamers van Koophandel e.d. een aantal zaken aangepakt kunnen worden teneinde de gesignaleerde problemen (deels) te kunnen verhelpen. In de eerste plaats zou de informatievoorziening met betrekking tot een groot aantal zaken zoals exportregelingen, verschillen in wetgeving, allerlei vergunningenprocedures, de inhoud van bepaalde schooldiploma's etc. verbeterd kunnen worden. Het organiseren van internationale (bedrij137
ven)contactdagen wordt als een middel gezien om elkaar beter te leren kennen. Naast verbetering van de informatie-infrastructuur wordt ook de harmonisatie van de wet- en regelgeving op sociaal- en fiscaal terrein als een belangrijke verbetering gezien. Verbetering van de weginfrastructuur tussen Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout zou een aantal knelpunten op het terrein van verkeer en vervoer kunnen helpen oplossen.
138
8
ONDERZOEK EN ONTWIKKELING (R&D)
8.1 Inleiding Technologische vernieuwingen zijn de laatste jaren in toenemende mate een sleutelfactor geworden in de (inter)nationale concurrentie. Eén van de consequenties is dat steeds meer ondernemingen, op straffe van een tanend marktaandeel, mee moeten in deze ontwikkeling. Met andere woorden: 'vernieuwen moet'. Het zijn echter niet alleen de internationaal opererende ondernemingen die gebruik moeten maken van de technologische vernieuwingen zoals micro-elektronica, nieuwe materialen en nieuwe logistieke toepassingen. Ook kleinere bedrijven zullen zich moeten aanpassen aan de verscherpte eisen van consumenten en afnemers met betrekking tot de verhoging van produktiviteit, kwaliteit, levertijd en maatwerk. Nu kan de mate waarin ondernemingen zich bezighouden met technologische vernieuwing op verschillende manieren in kaart worden gebracht. Zo kunnen bijvoorbeeld het aantal door een onderneming aangevraagde octrooien gemeten worden. Een andere mogelijkheid is het aantal gerealiseerde produkt- en procesinnovaties per bedrijf te inventariseren. Op deze wijze kan een beeld verkregen worden van de innovatiekracht van bedrijven. Tal van onderzoekingen hebben echter geleerd dat deze meetinstrumenten een gebrekkige betrouwbaarheid en validiteit bezitten. Met andere woorden, zij meten niet wat ze geacht worden te meten. Onderzoek heeft uitgewezen dat de meting van de R&D-prestaties van een onderneming een betere indicatie geeft voor de 32 technologische mogelijkheden van een onderneming ). In het onderhavige onderzoek is bij deze conclusie aangesloten. Aan de geënquêteerde ondernemingen is een groot aantal vragen voorgelegd omtrent hun R&D activiteiten. Onder R&D wordt in dit verband het volgende verstaan:
Research (Onderzoek): Creatieve, systematische activiteiten gericht op het vermeerderen van de wetenschappelijke kennis en het wetenschappelijke inzicht. Dit valt te onderscheiden in: a. fundamenteel onderzoek, dat niet in de eerste plaats gericht is op de oplossing van een praktisch probleem;
Zie o.a. Kleinknecht, A.H., J.O.N. Reijnen en J.J. Verweij, Innovatie in de Nederlandse industrie en dienstverlening, Stichting: voor Economisch Onderzoek, Amsterdam, april 1990.
139
b.
toegepast onderzoek, dat bewust gericht is op de oplossing van een specifiek, praktisch probleem.
Development (Onlwikkeling ): Creatieve, systematische activiteiten, die erop gericht zijn de resultaten van de research te gebruiken om nieuwe of aanzienlijk verbeterde materialen, produktenen/of diensten voort te brengen, alsmede nieuwe of aanzienlijk verbeterde toepassingsmogelijkheden van processen of systemen tot stand te brengen Een drietal vormen van R&D worden onderscheiden: a. Formele R&D: de onderzoeks-en ontwikkelingsactiviteiten worden in de onderneming in een speciale afdeling verricht; b. Informele R&D: de onderneming verricht eigen R&D. Deze vindt echter niet plaats in een speciale afdeling, maar wordt verricht in andere afdelingen. Bijvoorbeeld de verkoopafdeling die een nieuw produkt ontwikkelt, of de produktie-afdeling die een verbetering in het produktieproces tot stand brengt. Met name in het middenen kleinbedrijf komt deze vorm van R&D vaak voor; c. Uitbestede R&D: de R&D vindt niet plaats binnen het eigen bedrijf, maar wordt door anderen in opdracht van het bedrijf verricht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de activiteiten die worden ondernomen door universitaire onderzoeksinstellingen. Niet iedere vorm van R&D is echter te rangschikken onder een van de bovenstaande categorieën. Daarom is de bedrijven in meer algemene zin de vraag voorgelegd of ze überhaupt enige activiteit op het terrein van R&D ontwikkelen. Omwille van de overzichtelijkheid worden de resultaten van de onderzoeksregio's nu na elkaar besproken. 8.2 R&D in de regio Midden-Brabant 8.2.1 Beschrijving van de R&D-activiteiten In de onderstaande tabel wordt aangegeven of en zo ja op welke wijze Midden-Brabantse bedrijven aandacht besteden aan R&D.
140
Tabel 8.1
Percentages Midden-Brabantse bedrijven met een eigen R&D-afdeling, met R&D buiten een R&D-afdeling, of met uitbestede R&D en met enige R&D-activiteit; gesplitst naar grootteklasse werkzame personen
Grootteklasse
Eigen R&Dafdeling
Informele R&D
Totaal
R&D
Enige R&D
'
- -
minder dan 10 10 -< 20 wp 20 -< 50 wp 50 -< 100 wp meer dan 100
Uitbestede
0,0% 3,3% 6;5% 24,6% 50,0%
12,2% 6,8% 16,1% 22,0% 38,5%
12,2% 7,2% 10,8% 27,9% 39,3%
22,7% 21,6% 29,0% 52,5% 69,0%
9,5%
14,4%
13,9%
31,1%
Ruim 30% van alle responderende Midden-Brabantse bedrijven verricht enige vorm van R&D. Duidelijk is dat dit percentage toeneemt met de bedrijfsomvang. Van de bedrijven met minder dan 10 werknemers zegt ruim 20% enige R&D-activiteit te ontwikkelen, van de bedrijven met meer dan 100 werknemers bijna 70%. Een kleine 10% van alle responderende bedrijven beschikt over een eigen R&D-afdeling. Informele R&D-activiteiten worden door 14% ondernomen, terwijl eveneens 14% (een deel van de) R&D-activiteiten uitbesteedt. De R&D activiteiten binnen kleinere bedrijven vinden met name plaats via informele en uitbestede R&D. Ze beschikken veelal niet over een eigen R&D- afdeling. Van de grote bedrijven (met meer dan 100 werknemers) beschikt daarentegen meer dan de helft over een eigen R&Dafdeling. Bijna 40% van de grote bedrijven maakt daarnaast gebruik van informele R&D en besteedt R&D-activiteiten uit. Industriële bedrijven en bedrijven uit het bank- en verzekeringswezen en de zakelijke dienstverlening ontplooien relatief gezien het vaakst enige vorm van R&D, bedrijven uit de bouw het minst. Ook de handelsbedrijven scoren relatief minder dan gemiddeld. Binnen industriële bedrijven bestaat relatief het vaakst een eigen R&Dafdeling. Zij ontplooien ook relatief het vaakst informele R&D-activiteiten. Bedrijven uit het bank- en verzekeringswezen en uit de zakelijke dienstverlening besteden relatief het vaakst R&D-activiteiten uit.
141
Tabel 8.2
Percentages Middeu-Urabnnt~e bedrijven met een eigen R&D-afdeling, metïnfonnele R&D, of met uitbestede R&D eu met enige R&D-nctiviteit; gesplitst naar bedrijfstak
Bedrijfstak
Industrie Bouw Handel Transport Banken Overige Diensten Totaal
Eigen R&Dafdeling
Informele R&D
Uitbestede R&D
Enige R&D
18,9% 1,3% 2,3% 7,1% 11,5% 0,0%
20,1% 4,1% 13,8% 14,8% 16,0% 0,0%
13,9% 2,7% 15,9% 14,3% 25,0% 0,0%
39,6% 7,7% 26,3% 32,1% 38,5% 0,0%
9,5%
14,4%
13,9%
31,1%
Zo'n 14% van alle responderende bedrijven, 45% van alle bedrijven die enige vorm van R&D ontplooien, geeft te kennen dat ze delen van hun R&D-activiteiten uitbesteden. Iets meer dan een kwart daarvan doet dit op structurele basis, iets minder dan driekwart op incidentele basis. De bedrijven is tevens gevraagd aan te geven waarop de R&D-uitbesteding betrekking heeft: * ontwikkeling van nieuwe/verbeterde produkten; * ontwikkeling van nieuwe/verbeterde diensten; * ontwikkeling van nieuwe/verbeterde technologieën; * kennisuitwisseling. Uitbesteding op het terrein van het ontwikkelen van nieuwe/verbeterde diensten vindt relatief het minst vaak plaats. Een derde van de R&Duitbesteders geeft aan dat de uitbesteding hierop betrekking heeft. Uitbesteding op het terrein van produktvernieuwing en -verbetering, technologievernieuwing en kennisuitwisseling vindt in vrijwel gelijke mate plaats. Ongeveer de helft van de R&D-uitbesteders doet dit ten aanzien van ieder van deze drie terreinen. R&D- intensiteit
Aan de bedrijven met een eigen R&D-afdeling is gevraagd een schatting te geven van het aantal arbeidsjaren dat in 1991 binnen deze afdeling aan R&D zijn besteed. Op basis van deze gegevens is de zogenaamde R&D-intensiteit per bedrijf berekend 331 . Tabel 8.3 geeft de verde-
'" 142
De R&D-intensiteit wordt berekend door het aantal arbeidsjaren besteed aan R&D te delen door het totale aantal arbeidsjaren van de totale onderneming. Teneinde (wordt vervolgd ... )
ling voor de Midden-Brabantse ondernemingen uitgesplitst naar bedrijfstak en grootteklasse werkzame personen. Tabel 8.3
Procentuele verdeling van bedrijven naar klassen van R&D-intensiteit, grootteklasse werkzame personen en bedrijfstak.
Grootteklasse werkzame personen resp. Bedrijfstak
Grootteklasse R&D -intensiteit Geen R&D
<2%
2 -< 5%
=>5%
100,0% 96,8% 93,6% 75,4% 55,2%
0,0% 0,0% 0,0% 1,6% 3,4%
0,0% 0,0% 1,4% 1,6% 3,4%
0,0% 3,2% 5,0% 21,3% 37,9%
81,8% 98,7% 97,0% 92,9% 88,5% 100,0%
0,6% 0,0% 0,0% 3,6% 0,0% 0,0%
2,5% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
15,1% 1,3% 3,0% 3,6% 11,5% 0,0%
Grootteklasse w.p. minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
Bedrijfstak Industrie Bouw Handel Transport Banken Overige Diensten
Uit de onderverdeling naar grootteklasse werkzame personen wordt duidelijk dat met de toename van de bedrijfsomvang de R&D-intensiteit toeneemt. Anders geformuleerd: grotere bedrijven besteden relatief meer tijd aan R&D dan kleinere bedrijven. De uitsplitsing naar bedrijfstak bevestigt het beeld dat .in het voorgaande reeds naar voren is gekomen. Het zijn met name de bedrijfstakken industrie en het bank- en verzekeringswezen/de zakelijke dienstverlening die een hoge R&D-intensiteit vertonen.
"'( ... vervolg) deze berekening mogelijk te maken is de omvang van de onderneming in termen van het aantal werkzame personen per bedrijf omgerekend naar de omvang in termen van aantal arbeidsjaren. Deze omrekening gaat als volgt: om een schatting te maken van het aantal arbeidsjaren per bedrijf, is het totale aantal werkzame personen per bedrijf gedeeld door de zogenaamde P /A-ratio. Deze P /A-ratio, die jaarlijks wordt gepubliceerd door het Ministerie van SoZa We, geeft voor Nederland aan in welke mate een werkzame persoon overeenstemt met een arbeidsjaar. Voor 1991 bedraagt de ratio 0,8037. Met andere woorden één werkzame persoon staat bij benadering gelijk aan 0,8037 arbeidsjaar. Na berekening van het aantal geschatte arbeidsjaren per bedrijf, wordt het opgegeven aantal R&D-arbeidsjaren gedeeld door het totale aantal geschatte arbeidsjaren. Dit levert de R&D -intensiteit per onderneming op.
143
Aard van de R&D-activiteiten Hiervoor is met name de omvang van de R&D-activiteiten in de Midden-Brabantse ondernemingen in kaart gebracht. Nu kan Research en Development zowel betrekking hebben op de vernieuwing van prodokten en diensten als op de vernieuwing van het produktie- of voortbrengingsproces binnen een onderneming, met andere woorden wat is de aard van de binnen de onderneming ontwikkelde R&D-activiteiten. Teneinde hierin enig inzicht te verkrijgen is de bedrijven gevraagd hun totale R&D-inspanning op l 00% te zetten en bij benadering de R&D over de twee onderscheiden typen van vernieuwingen te verdelen. De verdelingen in de tabel zijn als volgt berekend: steeds is per grootteklasse of per bedrijfstak het gemiddelde percentage produkt- of procesgerichte R&D berekend. Zo kan van de bedrijven met minder dan 20 werkzame personen worden gezegd dat het gemiddelde percentage produktgerichte R&D in die grootteklasse 57,3% bedraagt. Tabel 8.4
Verdeling vm1 de totale R&D naar produkt-, procesge•·ichte eu niet in te delen R&D uitgesplitst naar gemiddelden per onderscheiden grootteklasse werkzame personen en bed rij fstaJ,
Gemiddeld percentage produktgericht
Gemiddeld percentage procesgericht
Gemiddeld percentage niet in te delen
Grootteklasse < 20 wp 20 -< 50 wp 50 -< 100 wp > 100 wp
57,3% 60,3% 50,2% 61,3%
40,2% 31,5% 43,2% 36,6%
42,8% 25,9% 26,6% 13,8%
Bedrijf:>tak Industrie Bouw Handel Transport Banken
58,9% 43,0% 57,1% 50,6% 62,6%
40,9% 44,3% 33,4% 24,2% 36,0%
26,8% 35,6% 26,0% 35,7% 34,3%
Grootteklasse w .p. resp. Bedrijfstak
Uit de tabel wordt zonder meer duidelijk dat de R&D van de MiddenBrabantse bedrijven zich voor het belangrijkste deel richt op produktgerichte R&D. Dit geldt voor alle grootteklassen en voor alle bedrijfstakken, met uitzondering van de bouwnijverheid. In de bouw vindt gemiddeld evenveel produkt- als procesgerichte R&D plaats . •
144
•
Hiervoor zijn de R&D-activiteiten naar hun aard opgesplitst m produkt- en procesgerichte R&D. Ze kunnen ook onderscheiden worden naar technologiegebieden. Een drietal technologiegebieden worden onderscheiden: informatietechnologie; biotechnologie; nieuwe materialentechnologie. Relatief de meeste bedrijven ontplooien op de een of andere wijze vernieuwingsactiviteiten op het gebied van de informatietechnologie. Echter (verrassend) veel bedrijven (35%) geven aan dat ze actief zijn op het gebied van nieuwe materialentechnologie. Onderzoek van Kleinknecht van een aantal jaren terug komt nog tot veel lagere aandelen bedrijven dat op het terrein van nieuwe materialentechnologie actief was. Nog geen 7% van de bedrijven met R&D-activiteiten doet dit op het terrein van bio-technologie.
8.2.2 De R&D prestaties verklaard In het voorgaande is uitvoerig ingegaan op de R&D-prestatie van Midden-Brabantse ondernemingen. De R&D-prestatie van een onderneming zijn steeds geïsoleerd bekeken zonder de mogelijke invloeden van andere bedrijfskenmerken. Juist indien een (regionaal) economisch beleid onder meer tot doel heeft het innovatief vermogen van de bedrijv.igheid in een regio positief te beïnvloeden, is het van belang de mogelijke invloeden die dat innovatief vermogen mede bepalen in hun onderlinge samenhang te analyseren. Een geschikte analysetechniek om deze samenhang te bereiken is de zogenaamde multiple regressie. Op de technische aspecten van deze techniek wordt hier nu niet ingegaan. Er wordt volstaan met een opsomming van de variabelen die in de analyse • ZJJn meegenomen. •
WN OMZ EXP MOD
= omvang van het bedrijf gemeten met het aantal werknemers (arbeidsjaren);
COOP ZELF
=
-
-
de omzetgroei van het bedrijf in de periode 1990-1991; het exportaandeel van het bedrijf in de totale omzet; een dummy voor industriële bedrijven die bij de 'moderne' (SBI codes 28 39) horen; een dummy voor bedrijven die R&D-samenwerkingsverbanden hebben; een dummy voor zelfstandige bedrijven (i.t.t. onderdelen van een concern).
145
Voordat de analyseresultaten worden gepresenteerd, eerst een aantal aanvullende opmerkingen 34 l. In de tabellen die in het voorgaande zijn gepresenteerd bleek vaak een min of meer sterke invloed van de bedrijfsgrootte in relatie tot de R&D-prestatie van het bedrijf. De variabele ZELF is opgenomen aangezien verwacht wordt dat zelfstandige ondernemingen een hogere R&D-intensiteit zullen hebben dan nietzelfstandige bedrijven. De variabele voor exportintensiteit (EXP) is opgenomen, aangezien in eerder onderzoek is aangetoond dat er een (mogelijk) simultaan verband bestaat tussen export en R&D. Verder wordt vooraf aangenomen dat zogenaamde 'moderne' industriële bedrijven een hogere R&D-intensiteit zullen hebben dan andere ondernemingen, aangezien van de moderne bedrijven verondersteld wordt dat hun produkten zich in een eerdere fase van de produktlevenscyclus bevinden zodat zij meer R&D behoeven. Verder wordt aangenomen dat bedrijven die samenwerken met andere ondernemingen op het gebied van R&D een hogere R&D-intensiteit zullen hebben. Tenslotte wordt de variabele OMZ gezien als een benadering van het zogenaamde 'demand-pull'-argument. Dit wil zeggen, technologische ontwikkeling (lees R&D) komt vooral tot stand onder invloed van vraagfactoren uit de markt ('demand'). De berekeningen leiden tot de volgende resultaten: Tabel 8.5
Significantie van mogelijke verklarende variabelen voor de R&D-intensiteit van bedrijven uit de t·egio Midden-Brab:mt.
Beïnvloedende variabelen
Significantie
-
Zelfstandigheid onderneming (ZELF) Exportquote (EXP) Bedrijfsomvang (WN) R&D-samenwerkingsverband (COOP) Moderne Industrie (MOD) Omzetgroei 1990-1991 R'
J.l)
146
= 0,19;
aantal bedrijven
++ ++ ++ ++ 0
= 435
Sommige variabelen zijn in logaritmische vorm weergegeven. Deze bewerking heeft tot doel erg zogenaamd.e 'scheef verdeelde' variabelen te corrigeren. Bijvoorbeeld de variabele WN heeft een relatief groot aantal kleine waarden, terwijl er een klein aantal zeer grote bedrijven zijn. Het nemen van de logaritme van deze variabele corrigeert voor de grote ondernemingen door de meetschaal als het ware in elkaar te drukken. Een dummy-variabele is een variabele die slechts twee waarden aan kan nemen. Een dummy met de waarde ! wil zeggen dat het bedrijf het bedoelde kenmerk heeft, terwijl de waarde 0 wijst op afwezigheid van het kenmerk (bijvoorbeeld zelfstandige onderneming = 1, onderdeel van een concern = 0).
++ +
=
0
-
hoog significant positief verband (t-waarden > 1,96; sig.nivo > 95%) laag significant positief verband (t-waarden > 1,44; sig.nivo > 85%) geen significant verband
-
laag significant negatief verband (t-waarden < -1,44; sig.nivo > 85%) hoog significant negatief verband (t-wanrden < -1,96; sig.nivo > 95%)
De bovenstaande tabel kan als volgt geïnterpreteerd worden: bedrijven die onderdeel zijn van een concern hebben gemiddeld een hogere R&D-intensiteit dan zelfstandige bedrijven. Er werd echter verwacht dat juist zelfstandige bedrijven meer R&D zouden hebben; bedrijven die een groter gedeelte van hun omzet in het buitenland afzetten hebben gemiddeld een hogere R&D-intensiteit; grotere bedrijven (in werknemers gemeten) hebben een hogere R&D-intensiteit dan kleinere bedrijven; bedrijven die tot de zogenaamde 'moderne' industrie behoren (denk hierbij bijvoorbeeld aan de metaal- en elektrotechnische industrie) hebben gemiddeld een hogere R&D-intensiteit in vergelijking met bedrijven die tot andere bedrijfskiassen behoren; bedrijven die met andere ondernemingen samenwerken op het terrein van R&D hebben een hogere R&D-intensiteit dan bedrijven zonder een dergelijk samenwerkingsverband. Deze resultaten kunnen ook tot conclusies omgevormd worden die beleidsmatig interessant zijn. Zo zou men kunnen concluderen dat voor het verbeteren van het innovatief vermogen het wellicht aanbeveling verdient de beleidsinspanning met name op die bedrijfskiassen te richten waarbinnen de R&D-prestatie achterblijft. Ook zou men een beleid kunnen ontwikkelen dat zich met name richt op het verhogen van de R&D-prestatie van de kleinere ondernemingen. Tenslotte zou men het innovatief vermogen kunnen verbeteren middels de stimulering van R&D-samenwerkingsverbanden tussen ondernemingen (bijvoorbeeld R&D-kringen samengesteld uit kleinere bedrijven). 8.3 R&D in het arrondissement Turnhout 8.3.1 Beschrijving van de R&D-activiteiten Hiervoor is enig inzicht verschaft in de R&D-prestaties van de bedrijven uit de regio Midden-Brabant. Hieronder wordt eenzelfde weg bewandeld voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout.
147
Tabel 8.6
l'ercentage Turnhoutse bedrijven met een eigen R&D-afdeling, met R&D buiten een R&D-afdeli1lg, of met uitbestede R&D en met enige R&D-nctiviteit, naar grootteklasse werk:r.mue persouen en bedrijfstak.
Eigen R&Dafdeling
Informele R&D
Uitbestede R&D
Enige R&D
Grootteklasse w.p. minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
1,2% 2,0% 8,7% 26,7% 39,3%
6,3% 4,0% 10,6% 21,4% 33,4%
4,9% 6,0% 10,1% 26,7% 29,6%
15,7% 11,8% 22,9% 40,0% 53,5%
Bedrijfstak Industrie Bouw Handel Transport Banken/Zake!. D.
25,8% 2,9% 3,7% 0,0% 0,0%
28,1% 3,0% 3,8% 6,5% 0,0%
22,7% 3,0% 6,5% 6,5% 0,0%
39,4% 20,0% 17,3% 6,5% 0,0%
9,4%
11,0%
10,7%
22,7%
Grootteklasse w.p. resp. Bedrijfstak
Totaal
Bijna een kwart van alle responderende bedrijven uit het arrondissement Turnhout zegt enige R&D-activiteit te ontplooien. Naarmate de bedrijfsomvang toeneemt neemt ook het aandeel van de bedrijven met enige R&D-activiteit toe. Van de bedrijven met minder dan I 0 werknemers ontplooit eenzesde R&D-activiteiten, van de bedrijven met meer dan 100 werknemers meer dan de helft. Bijna 10% van alle respondenten beschikt over een eigen R&D-afdeling, terwijl 11% informele R&D-activiteiten ontplooit dan wel (delen van de) R&D-activiteiten uitbesteedt. R&D binnen kleine(re) ondernemingen vindt met name plaats via informele R&D en uitbesteding. Binnen grote(re) bedrijven vinden R&D-activiteiten met name plaats binnen een eigen R&D-afdeling, maar ook via informele R&D en uitbesteding. Binnen industriële bedrijven vinden veruit het vaakst R&D-activiteiten plaats. Bijna 40% zegt enige vorm van R&D te ontplooien. Zij beschikken ook het vaakst over een eigen R&D-afdeling (een kwart van alle respondenten uit de industrie), ontplooien het vaakst informele R&D (28%) en besteden ook relatief het vaakst R&D-activiteiten uit.
•
148
Het grootste deel van de bedrijven (ca. 60%) geeft te kennen dat R&Duitbesteding voor hen een incidenteel karakter heeft. Hierbij zijn er nauwelijks verschillen qua bedrijfsomvang. Van de bedrijven met R&D-uitbesteding geeft ongeveer 65% te kennen dat deze uitbesteding betrekking heeft op R&D ten behoeve van produkten. Voor ongeveer een kwart van de bedrijven heeft de R&D betrekking op vernieuwing/verbetering van diensten. Bijna 58% zegt dat de uitbesteding betrekking heeft op het ontwikkelen van nieuwe c.q. verbeterde technologieën, terwijl 48% te kennen geeft dat het om de uitwisseling van kennis gaat. Ook hier geldt dus dat de R&D-uitbesteding die betrekking heeft op het ontwikkelen van nieuwe c.q. verbeterde diensten het minst populair is bij de ondernemingen.
R&D-intensiteit Ook aan de bedrijven uit het arrondissement Turnhout met een eigen R&D-afdeling is gevraagd een schatting te geven van het aantal arbeidsjaren dat in 1991 binnen deze afdeling aan R&D zijn besteed. De R&D-prestatie van een onderneming wordt dan uitgedrukt in de zogenaamde R&D-intensiteit die berekend wordt door het aantal R&Darbeidsjaren te delen door de bedrijfsomvang. (Voor de wijze waarop e.e.a. berekend is zie voetnoot 32 l, blz. 142. Tabel 8.7 geeft de verdeling onderscheiden naar bedrijfsgrootte en bedrijfstak. Tabel 8.7
Proceutue.le verdeling vrw de bedrijven naar klassen van R&D-inteusiteit, grootteklasse werkzame personen en bedrij fstal'
Grootteklasse werkzame personen resp. Bedrijfstak
Grootteklasse R&D-intensiteit Geen R&D
2- 5%
=> 5%
98,8% 98,1% 92,9% 93,3% 60,7%
0,0% 0,0% 0,0% 0,0% 3,6%
1,2% 1,9% 7,1% 6,7% 35,7%
80,3% 97,2% 96,4% 100% 100%
1,5% 0,0% 0,0% 0,0% 0,0%
18,2% 2,8% 3,6% 0,0% 0,0%
Grootteklasse w.p. minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
Bedrijfstak: Industrie Bouw Handel Transport Banken/Zakelijke diensten
149
Duidelijk wordt uit bovenstaande gegevens dat het belangrijkste gedeelte van de R&D-activiteiten in het arrondissement Turnhout is geconcentreerd bij de grotere (>I 00 w.p.), industriële ondernemingen. Eveneens blijkt er een sterke samenhang te bestaan tussen de bedrijfsomvang en de R&D-intensiteit. Met andere woorden, hoe groter het bedrijf, hoe hoger de R&D-intensiteit. Aard van de R&D-activiteiten De aandacht voor R&D-activiteiten van ondernemingen uit het arrondissement Turnhout heeft zich tot op heden vooral gericht op de omvang van die activiteiten. In tabel 8.8 wordt met name de aard van de R&D voor het voetlicht gebracht. Tabel 8.8
Verdeling van de totale R&D ua:u· produkt-, procesgedchte en niet in te delen R&D, gesplitst naar gemiddelden per onderscheiden groottekJasse werkzame personen c.q. beddjfstalc
Gemiddeld percentage produktgericht
Gemiddeld percentage procesgericht
Gemiddeld percentage niet in te delen R&D
Grootteklasse w.p. minder dan 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
76,5% 56,6% 61,3% 63,4%
32,9% 38,3% 38,8% 25,8%
36,7% 10,7% 0,1% 18,1%
Bedrij fstal{ Industrie Bouw Handel Transport Banken/Zakelijke diensten
61,0% 47,5% 60,7% 0,0% 0,0%
32,2% 32,5% 35,4%
13,3% 20,0% 29,8% 100% 0,0%
Grootteklasse w .p. resp. Bedrijfstak
0,0% 0,0%
De R&D-activiteiten van de bedrijven uit het arrondissement Turnhout richten zich, zoals ook het gev81 bij de Midden-Brab8ntse collega's, voor het belangrijkste deel op produktgerichte R&D. Bij kleinere bedrijven blijkt dit overigens in iets sterkere mate het geval te zijn dan bij grotere ondernemingen. Het verwachte hoge aandeel procesgerichte R&D bij grote bedrijven blijkt voor de Turnhoutse onderzoekspopulatie niet te bestaan. Uitsplitsing v8n de bedrijven naar bedrijfstak benadrukt nogmaals de belangrijkheid van de produktgerichte R&D. De bedrijfstak bouwnijverheid blijft hierbij wat achter.
150
Men kan zich vervolgens afvragen op welke technologiegebieden de R&D van de Turnhoutse ondernemingen zich richt. Wederom vanwege te weinig waarnemingen blijven de splitsingen naar bedrijfsomvang en bedrijfstak achterwege. Uitsplitsing naar technologiegebieden laat zien dat ruim de helft van de bedrijven met enige R&D activiteiten zegt te ontplooien op het terrein van nieuwe materialentechnologie. Informatietechnologie is een goede tweede. Eenderde van de bedrijven is hier mee bezig. 8.3.2 De R&D-prestaties verklaard Ook voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout is de invloed van de bedrijfsomvang en andere variabelen op de R&D-intensiteit (RDI) met behulp van een multiple regressie nauwkeuriger in kaart gebracht. Voor de technische details en de vooronderstellingen wordt hier verwezen naar het gedeelte over de Midden-Brabantse ondernemingen. De volgende mogelijk beïnvloedende bedrijfskenmerken zijn in de analyse meegenomen: = omvang van het bedrijf gemeten met het aantal werknemers (arbeidsjaren);
WN ZELF EXP MOD
-
COOP OMZ
-
een dummy voor zelfstandige bedrijven (i.t.t. onderdelen van een concern); het exportaandeel van het bedrijf in procenten van de totale omzet; een dummy voor industriële bedrijven die bij de 'moderne' (SBI-codes 28-39) horen. De afwijkende Belgische nomenclatuur (NACE-code) is gehercodeerd naar de Nederlandse SBI. een dummy voor bedrijven die R&D -samenwerkingsverbanden hebben; de procentuele omzetgroei van het bedrijf in de periode 1990-1991.
De resultaten voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout worden op een zelfde wijze gepresenteerd als dat in het Midden-Brabantse geval is gebeurd. Tabel 8.9
Significantie v:m mogelijke verklarende variabelen voor de R&D-intensiteit van bedrijven uit het arrondissement Turnhout.
Beïnvloedende variabelen
Significantie
Zelfstandigheid onderneming (ZELF) Exportquote (EXP) Bedrijfsomvang (WN) R&D -samenwerkingsverband (COOP) Moderne Industrie (MOD) Omzetgroei 1990-1991 (OMZ) R'
= 0,14;
0
++ + ++ 0
aantal bedrijven = 239
151
++ + 0
-
--
=
hoog significant positief verband (t-waarden > 1,96; sig.nivo > 95%) laag significant positief verband (t-waarden > 1 ,44; sig.nivo > 85%) geen significant verband laag significant negatief verband (t-waarden < -1,44; sig.nivo > 85%) hoog significant negatief verband (t-waarden < -1,96; sig.nivo > 95%)
De resultaten voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout vertonen sterke overeenkomsten met de Midden-Brabantse resultaten: bedrijven die een onderdeel zijn van een groter concern zijn gemiddeld R&D-intensiever dan zelfstandige ondernemingen; grotere bedrijven zijn R&D-intensiever dan kleinere; bedrijven met een samenwerkingsverband met andere bedrijven op het gebied van R&D hebben een hogere R&D-intensiteit dan bedrijven zonder zo'n samenwerking; bedrijven die tot de 'moderne' industrie behoren zijn gemiddeld R&D-intensiever dan bedrijven die tot andere bedrijfskiassen behoren. Een opvallend verschil tussen beide onderzoekspopulaties is de mate van invloed van de exportintensiteit op de R&D-intensiteit. Voor de Midden-Brabantse bedrijven kon een sterk positief verband genoteerd worden. Voor de Turnhoutse bedrijven blijkt van de exportprestatie nagenoeg geen invloed uit te gaan op de R&D-prestatie. Ten aanzien van mogelijke beleidsopties wordt gezien de sterke overeenkomsten tussen beide groepen verwezen naar de paragraaf die handelt over de Midden-Brabantse ondernemingen.
8.4 Conclusies In het onderzoek is, mede op verzoek van INTERREG, uitvoerig aandacht besteed aan de mate waarin ondernemingen uit de beide grensregio's aandacht besteden aan technologische vernieuwingen. De 'technologische vernieuwingsdrang' van ondernemingen is benaderd door te kijken naar de prestaties van ondernemingen op het terrein van Research & Development. Onder R&D wordt in dit verband het volgende verstaan:
Research (Onderzoek): Creatieve, systematische activiteiten gericht op het vermeerderen van de wetenschappelijke kennis en het wetenschappelijke inzicht. Dit valt te onderscheiden in: a. fundamenteel onderzoek, dat niet in de eerste plaats gericht is op de oplossing van een praktisch probleem;
152
b.
toegepast onderzoek, dat bewust gericht is op de oplossing van een specifiek, praktisch probleem. Development (Ontwikkeling): Creatieve, systematische activiteiten, die erop gericht zijn de resultaten van de research te gebruiken om nieuwe of aanzienlijk verbeterde materialen, produktenen/of diensten voort te brengen, alsmede nieuwe of aanzienlijk verbeterde toepassingsmogelijkheden van processen of systemen tot stand te brengen Een drietal vormen van R&D worden onderscheiden: a. Formele R&D: de onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten worden in de onderneming in een speciale afdeling verricht; b. Informele R&D: de onderneming verricht eigen R&D. Deze vindt echter niet plaats in een speciale afdeling, maar wordt verricht in andere afdelingen. Bijvoorbeeld de verkoopafdeling die een nieuw produkt ontwikkelt, of de produktie-afdeling die een verbetering in het produktieproces tot stand brengt. Met name in het middenen kleinbedrijf komt deze vorm van R&D vaak voor; c. Uitbestede R&D: de R&D vindt niet plaats binnen het eigen bedrijf, maar wordt door anderen in opdracht van het bedrijf verricht. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de activiteiten die worden ondernomen door universitaire onderzoeksinstellingen. Niet iedere vorm van R&D is echter te rangschikken onder een van de bovenstaande categorieën. Daarom is de bedrijven in meer algemene zin de vraag voorgelegd of ze überhaupt enige activiteit op het terrein van R&D ontwikkelen. Op grond van het verrichte onderzoek kunnen de volgende conclusies getrokken worden.
Midden-Brabant Ruim 30% van de responderende bedrijven uit Midden-Brabant verricht enige vorm van R&D, bijna 10% beschikt over een eigen R&Dafdeling, 14% verricht informele R&D-activiteiten en eveneens 14% besteedt R&D-activiteiten uit. Met de toename van de bedrijfsomvang neemt ook het percentage bedrijven dat enigerlei vorm van R&Dactiviteiten verricht toe. Industriële bedrijven en, zij het in iets mindere mate, bedrijven uit het bank- en verzekeringswezen en de zakelijke dienstverlening zijn het meest actief op het terrein van R&D. Bouwondernemingen daarentegen zijn veruit het minst actief.
153
Research en Development kan zowel betrekking hebben op de vernieuwing van produkten en diensten (produktgerichte R&D), als op de vernieuwing van het produktie- en voortbrengingsproces (procesgerichte R&D). De R&D van de Midden-Brabantse bedrijven richt zich voor het belangrijkste deel op produktvernieuwing. Dit geldt voor alle grootteklassen en voor alle bedrijfstakken, met uitzondering van de bouwnijverheid. In de bouw vindt gemiddeld evenveel produkt- als procesgerichte R&D plaats. Nadere analyse van de onderzoeksresultaten naar het verband tussen een aantal bedrijfskenmerken en de R&D-intensiteit laat voor de Midden-Brabantse bedrijven zien dat: Bedrijven die onderdeel zijn van een concern hebben gemiddeld een hogere R&D-intensiteit dan zelfstandige bedrijven. Dit resultaat mag verrassend genoemd worden daar eerder verwacht zou worden dat juist zelfstandige bedrijven meer R&D zouden hebben. Bedrijven die een groter gedeelte van hun omzet in het buitenland afzetten hebben gemiddeld een hogere R&D-intensiteit. Grotere bedrijven (in werknemers gemeten) hebben, zoals reeds opgemerkt, een hogere R&D-intensiteit dan kleinere bedrijven. Bedrijven die tot de zogenaamde 'moderne' industrie behoren (denk hierbij bijvoorbeeld aan de metaal- en elektrotechnische industrie) hebben gemiddeld een hogere R&D-intensiteit in vergelijking met bedrijven die tot andere bedrijfskiassen behoren. Bedrijven die met andere ondernemingen samenwerken op het terrein van R&D hebben een hogere R&D-intensiteit dan bedrijven zonder een dergelijk samenwerkingsverband . .
Arrondissement Turnhout Bijna een kwart van de responderende bedrijven uit het arrondissement Turnhout zegt enige R&D-activiteit te ontplooien. Bijna 10% beschikt over een eigen R&D-afdeling, 11% ontplooit informele R&D-activiteiten terwijl eveneens ll% (delen van de) R&D-activiteiten uitbesteedt. Ook voor de Belgische bedrijven kan vastgesteld worden dat met de toename van de bedrijfsomvang het aandeel van de bedrijven met enige R&D-activiteit toeneemt. Het zijn met name de industriële bedrijven die actief zijn op het terrein van Research en development. Evenals hun collega's uit Midden-Brabant richten de R&D-activiteiten van de bedrijven uit het arrondissement Turnhout zich met name op produktgerichte R&D. 154
Ook de uitkomsten van de nadere analyse voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout van de relatie tussen R&D-intensiteit en een aantal relevante bedrijfskenmerken vertoont grote overeenkomst met de Midden-Brabantse uitkomsten. Bedrijven die een onderdeel zijn van een groter concern zijn gemiddeld R&D-intensiever dan zelfstandige ondernemingen. Grotere bedrijven zijn R&D-intensiever dan kleinere. Bedrijven met een samenwerkingsverband met andere bedrijven op het gebied van R&D hebben een hogere R&D-intensiteit dan bedrijven zonder zo'n samenwerking. Bedrijven die tot de 'moderne' industrie behoren zijn gemiddeld R&D-intensiever dan bedrijven die tot andere bedrijfskiassen behoren. Een opvallend verschil tussen beide onderzoekspopulaties is de mate van invloed van de exportintensiteit op de R&D-intensiteit. Voor de Midden-Brabantse bedrijven kon een sterk positief verband genoteerd worden. Voor de Turnhoutse bedrijven blijkt van de exportprestatie nagenoeg geen invloed uit te gaan op de R&D-prestatie.
155
9
ONDERNEMINGEN EN BEDRIJFSSTRATEGIEËN
9.1 Inleiding Technologie en R&D 'moet' was de bewering in het voorafgaande. Toch bleek een niet onaanzienlijk deel van de bedrijven in beide onderzoekspopulaties zich niet expliciet met enige·vorm van R&D bezig te houden. Dit roept nadrukkelijk de vraag op, op welke wijze zij dan trachten het hoofd boven water te houden in de toenemende concurrentiestrijd. Anders geformuleerd: welke concurrentiestrategieën hebben bedrijven ontwikkeld om de economische 'survival of the fittest' te voeren. In dit hoofdstuk wordt stilgestaan bij de bedrijfsstrategieën van de responderende ondernemingen. In de enquête is de bedrijven gevraagd welke zaken in de afgelopen drie jaar in het bedrijfsbeleid nadruk gekregen hebben. Er kon gekozen worden uit 21 uiteenlopende onderwerpen (voor een volledig overzicht, zie de gebruikte vragenlijst in bijlage), zoals 'aandacht voor promotieuitgaven', 'innovatie in het produktieproces' of 'serviceverlening aan de afnemers'. Steeds diende te worden aangegeven of dit onderwerp in de afgelopen drie jaar geen nadruk, enige nadruk of veel nadruk in het bedrijf had gekregen. Aangezien het onmogelijk is om uit een dergelijke grote hoeveelheid diverse onderwerpen een goed begrijpbaar geheel te scheppen, is een zogenaamde datareductie-techniek toegepast: de factoranalyse. Voor een uitgebreide toelichting op deze analysetechniek wordt verwezen naar bijlage Vl. Op deze plaats volstaat het op te merken dat factoranalyse tot doel heeft uit een groot geheel onoverzichtelijke gegevens een kleiner deel meer overzichtelijke gegevens af te leiden. Een voorbeeld moge dit verduidelijken. In de vragenlijst zijn onder meer de volgende onderwerpen opgenomen: 'hoge R&D-uitgaven ten behoeve van het produktieproces' en 'innovatie van het produktieproces'. Indien nu de respondenten deze onderwerpen op eenzelfde wijze beantwoorden (bijvoorbeeld steeds op beide onderwerpen vaak 'veel nadruk') zorgt de factoranalyse ervoor dat deze twee onderwerpen worden samengenomen in één factor. Deze ene factor, bijvoorbeeld procesinnovatie genoemd, vat in één factor de informatie samen die eerst in twee onderwerpen besloten zat. 9.2 De strategieën van de Midden- Brabantse bedrijven Voor de Midden-Brabantse responderende bedrijven konden de 21 onderwerpen op een statistische en inhoudelijk verantwoordelijke wijze worden samengevat in zes bedrijfsstrategieën. In het onderstaande
157
overzicht worden deze gepresenteerd met daarbij de onderwerpen die zij samenvatten.
21 onderwerpen herleid tot >Oes strategieën
Strategie: Bedrijfsimago; * Duidelijke inspanning om een goede reputatie op te bouwen in branche en maatschappij Serviceverlening aan afnemers Specifieke inspanning om verzekerd te zijn van goed gekwalificeerd personeel
Strategie: Specialisatie; • Opbouwen van een produkt/merk-identificatie bij afnemers Bedienen van een specifiek marktsegment Invloed op het distributiekanaal
• •
Strategie: l'rocesiunovatie; • Hoge R&D -uitgaven ten behoeve van het produktieproces Innovatie van het produktieproces Strategie: Lage kosten eu prijzen; Prijzen lager dan concurrenten Produkten in de lagere prijssegmenten van de markt • Aandacht voor de laagste kosten per eenheid produkt Strategie: Marketing; Aandacht voor promotie-uitg~wen Innovatie van marketingmethoden en -technieken Strategie: Brede produktliju; Streven naar een brede produktlijn
De eerste strategie, bedrijfsimago genoemd, bestaat uit onderwerpen waarbij de gerichtheid van de onderneming op haar (markt)omgeving van belang is. Bedrijven die een dergelijke strategie hanteren willen een goede reputatie opbouwen in branche en maatschappij en zijn sterk gericht op serviceverlening aan de afnemers. Belangrijk voor de realisatie van de gestelde doelen is de aanwezigheid van goed gekwalificeerd personeel. De tweede strategie is 'specialisatie' genoemd. Indien een bedrijf zich specialiseert, dan bedient het een specifiek marktsegment. Gezien dit veelal kleinere marktsegment is het van belang de klanten te binden (opbouwen produkt/merk-identificatie) en dient het bedrijf ervan verzekerd te zijn dat de produkten de markt goed en snel bereiken. Invloed op het distributiekanaal is dan belangrijk. Hoge R&Duitgaven ten behoeve van het produktieproces en innovatie van het
158
produktieproces wijzen eenduidig naar een derde strategie die procesinnovatie is genoemd. De vierde strategie wijst duidelijk in de richting van een lage kosten/prijzen-strategie. Bedrijven richten zich op een marktsegment waarin lage produktprijzen bestaan. Willen ze nog een voldoende winstmarge overhouden dan is een voortdurende aandacht voor de laagste kosten per eenheid produkt van levensbelang. De vijfde strategie, marketing genaamd, vat twee onderwerpen samen die iets zeggen over de aandacht voor verkoop en verkooptechnieken. De zesde strategie tenslotte bestaat uit slechts I onderwerp, te weten een streven naar een brede produktlijn. Uit het oogpunt van regionaal-economisch beleid en regionale economische ontwikkeling is de vraag van belang of één of meerdere strategieën bijdragen aan het succesvol (bedrijfs)economisch functioneren van een onderneming. Immers, als een bepaalde strategie leidt tot een hogere werkgelegenheidsgroei of omzetgroei dan is dit enerzijds bevorderlijk voor een gunstige regionale economische ontwikkeling in de zin van een hoger inkomens- en welvaartsniveau. Anderzijds ligt het dan voor de hand om in het regionale economische beleid instrumenten te ontwikkelen die dié strategievorming bij de ondernemingen stimuleert waarvan aangetoond is dat er een positief effect uitgaat op de economische ontwikkeling. Succesvol economisch functioneren kan op basis van de vragenlijst op twee manieren tot uitdrukking worden gebracht. In de eerste plaats door te bezien of een bepaalde strategie tot een hogere omzetgroei leidt. De variabele 'procentuele omzetgroei 1990-1991' (PGO) zal hiervoor worden gebruikt. Een tweede wijze om succesvol functioneren van ondernemingen tot uitdrukking te brengen kan gebeuren door te kijken of een strategie tot een hogere werkgelegenheidsgroei leidt. Voor de beantwoording van deze vraag wordt de variabele 'procentuele werkgelegenheidsgroei 1990-1992' (PGWN) gehanteerd. In het onderstaande overzicht worden de resultaten van de (regressie)berekeningen getoond.
159
Tabel 9.1
Dedr·ijfsstrategieëu eu groei viuJ de omzet eu de werkgelegenheid nm bedrijven uit de regio Midden-flrabant. Strategieën
Procentuele omzetgroei 1990-1991
Procentuele groei van de
++
++ + +
Bedrijfsimago Specialisatie Procesinnovatie Lage kosten en prijzen Marketing Brede produktlijn
0 0 0 0 0
,
R·
++ + 0
-
werkgelegenheid, '90- '92
= 0,02, n
0 0 0
= 320
R'
.
= 0 04 ' n = 320
hoog significant positief verband (t-waarden > 1,96; sig.nivo > 95%) laag significant positief verband (t-waarden > 1,44; sig.nivo > 85%) geen significant verband laag significant negatief verband (t-waarden < -1,44; sig.nivo > 85%) hoog significant negatief verband ( t- waarden < -1 ,96; sig.nivo > 95%)
De proeen tuele omzetgroei 1990-1991 van de Midden- Bra ban tse bedrijven wordt alleen significant beïnvloed door de imago-strategie. Daarnaast blijkt dat de zes onderscheiden strategieën slechts voor 2% verklarend zijn voor de procentuele omzetgroei. Ter verklaring van de procentuele werkgelegenheidsgroei tussen 1990 en 1992 blijken drie strategieën van belang: * de bedrijfsimagostrategie; * de specialisatiestrategie; • • * proceslil nova uestra teg1e; Hoewel het enerzijds interessant is te zien dat met name de specialisatie- en de procesinnovatiestrategie tot een hogere werkgelegenheidsgroei leiden, is anderzijds de verklarende waarde van de strategieën te laag (4%). Ter verdediging van de lage verklaringspercentage zou aangevoerd kunnen worden dat de meting van zowel de groei van de werkgelegenheid als van de omzet betrekking hebben op slechts een gering aantal jaren. Immers, een strategie van een bedrijf is met name ger1cht op (middel)lange termijnontwikkelingen en zal dus ook pas op langere termijn effecten hebben. Resultaatmeting van een strategie zou op grond hiervan dan ook een langere periode moeten omvatten. Toch blijft duidelijk dat de groei van zowel werkgelegenheid als omzet door andere variabelen wordt verklaard. Later in dit hoofdstuk wordt hierop nog teruggekomen. •
160
Hiervoor zijn zes bedrijfsstrategieën onderscheiden. Deze strategieën zijn echter nog niet gekoppeld aan bedrijven. Het is immers mogelijk dat een bedrijf één of meer strategieën hanteert. Om de strategieën te koppelen aan ondernemingen is gebruik gemaakt van de zogenaamde clusteranalyse. In een clusteranalyse worden de bedrijven die op een bepaalde strategie hoog scoren bij elkaar gebracht, geclusterd. Het gaat er om bedrijven met dezelfde kenmerken (hier: strategieën) in één groep te plaatsen, terwijl tegelijkertijd de gelijkenis met andere groepen minimaal is. Uitvoering van deze analysetechniek op de MiddenBrabantse onderzoekspopulatie resulteert in zes, significant van elkaar verschillende, clusters. In onderstaand overzicht worden de clusters beschreven. Cluster
Strategie
Aantal bedrijven (n = 329)
1 2 3 4 5 6
Lage prijzen en kosten/marketing Specialisatie Procesinnovatie Bedrijfsimago Geen duidelijke strategie Procesinnovatie/marketing
54 66 21 75 72 41
In tabel 9.2 worden de bedrijven in de verschillende clusters verdeeld over grootteklasse werkzame personen en bedrijfstak. Tabel 9.2
Kenmerken van de strategiedusters naar bedrijfsgrootte en bedrijl:'itak
Grootteklasse w.p. resp. Bedrijfstak
Strategieclusters 1
2
3
4
5
6
Grootteklasse w.p. minder dan 10 10 -< 20 20 - < 50 50 - < 100 meer dan 100
12,5% 12,1% 24,5% 8,2% 31,8%
25,0% 15,5% 16,0% 38,8% 9,1%
0,0% 6,9% 8,5% 4,1% 13,6%
33,3% 29,3% 17,0% 16,3% 4.,5%
25,0% 25,9% 21,3% 16,3% 9,1%
4,2% 10,3% 12,8% 16,.3% 31,8%
Bedrij fstllk Industrie Bouw Handel Transport Banken/za. dienst.
11,1% 18,4% 20,7% 20,0% 20,5%
17,5% 14,3% 26,1% 25,0% 20,5%
12,7% 0,0% 1,1% 0,0% 10,3%
15,9% 32,7% 26,1% 30,0% 20,5%
23,0% 28,6% 18,5% 25,0% 12,8%
19,8% 6,1% 7,6% 0,0% 15,4%
!61
Bij de bedrijven met minder dan 20 werkzame personen blijkt een kwart van de ondernemingen niet over een duidelijke strategie te beschikken. Naarmate de bedrijfsomvang toeneemt, daalt het percentage bedrijven zonder een duidelijke strategie. Daarnaast blijkt de bedrijfsimago-strategie vooral voor de bedrijven met minder dan 20 werkzame personen van belang te zijn. Het opbouwen van een goede reputatie in branche en maatschappij en serviceverlening aan de afnemers is kennelijk voor kleinere bedrijven erg belangrijk. Voor bedrijven met 20 tot 50 werknemers blijkt met name de lage kosten/prijzenstrategie van belang. Ongeveer een kwart van de bedrijven heeft deze strategie. Daarnaast is het aandeel bedrijven zonder duidelijke strategie in deze grootteklasse nog groot. Voor de grotere bedrijven zijn andere strategieën van belang. In de grootteklasse 50 tot I 00 werknemers heeft bijna 39% een strategie gericht op specialisatie. Bedrijven met meer dan 100 werknemers kennen twee belangrijke strategieën: lage kosten/prijzenstrategie en procesinnovatie/marketing-strategie. In het licht van eventueel te behalen schaalvoordelen is deze uitkomst niet erg verrassend. De verdeling naar bedrijfstakken laat zien dat voor bedrijven in de bouwnijverheid, de handel en de transport het bedrijfsimago een belangrijke rol speelt. In de handel is daarnaast specialisatie nog van belang, tenvijl in de bouw een hoog aandeel bedrijven zonder een duidelijke strategie kan worden aangetroffen. In de industrie is sprake van een vrij gelijkmatige spreiding van de bedrijven over de verschillende clusters, hetgeen ook in het bank- en verzekeringswezen het geval is. 9.3 De strategieën voor de IJedrijven uit het arrondissement Turnhout In eerste aanleg is de analyse op eenzelfde manier aangepakt als bij de Midden-Brabantse bedrijven. Echter, de factoranalyse leverde voor de Turnhoutse bedrijven geen eenduidig interpreteerbare, en dus onbevredigende resultaten. Waarschijnlijk wordt dit veroorzaakt door het grote aandeel bedrijven uit de bedrijfstak handel in de respons. Teneinde toch enigszins vergelijkbare resultaten te krijgen is de volgende werkwijze toegepast. Voor de Turnhoutse bedrijven zijn dezelfde strategieën geconstrueerd als voor de Midden-Brabantse bedrijven zijn berekend met de factoranalyse. De constructie voor de zes onderscheiden strategieën gaat als volgt. We nemen hiervoor de specialisatie-strategie als voorbeeld. Deze strategie is een samenvatting van de volgende onderwerpen: 'opbouwen van produkt/merk-identificatie bij afnemers', 'bedienen van een specifiek marktsegment' en 'invloed op het distributiekanaal'. Per bedrijf zijn de scores op deze onderwerpen opgeteld en door drie gedeeld. Ver-
162
volgens is nagegaan of deze berekening tot statistisch betrouwbare resultaten leidt (de Cronbach's alpha-betrouwbaarheidstest). De test voor de zes strategieën leidt tot een voldoende betrouwbaarheid. Op grond hiervan is besloten voor de analyse voor de Turnhoutse bedrijven met deze zes strategieën voort te zetten. Ook hier is de vraag gesteld: Wordt de procentuele groei van de omzet of de procentuele groei van de werkgelegenheid veroorzaakt door een bepaalde strategie? In de tabel worden de resultaten van de berekeningen voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout afgebeeld. Tabel 9.3
lledrijfsstrat.egieën eu groei van de omzet en de werkgelegenheid vm1 bedrijven uit het arrondissement Turnhout. Strategieën
Bedrijfsimago Specialisatie Procesinnovatie Lage kosten en prijzen Marketing Brede produktlijn
Procentuele omY.etgroei 1990-1991
Procentuele groei van de werkgelegenheid, '90- '92
-
0
0
+ +
+ 0
+ 0
R' = 0,04; n
++
+
-
0
--
0 0 0
= 173
R'
= 0,04, n =
173
hoog significant positief verband (t-waarden > 1,96; sig.nivo > 95%) laag significant positief verband (t-waarden > 1,44; sig.nivo > 85%) geen significant verband laag significant negatief verband (t-waarden < -1,44; sig.nivo > 85%) hoog significant negatief verband (t-waarden < -1,96; sig.nivo > 95%)
De procentuele omzetgroei 1990-1991 van de Turnhoutse ondernemingen wordt voor 4% verklaard uit de onderscheiden strategieën. In de eerste plaats blijkt de bedrijfsimago-strategie relevant. Verrassend is echter de negatieve invloed die kennelijk van deze strategie uitgaat. Hetgeen betekent dat naarmate bedrijven deze strategie belangrijker vinden, zij een lagere procentuele omzetgroei behalen. Verder zijn de procesinnovatie-strategie en de marketing-strategie van enige positieve invloed op de groei van de omzet. Ook de procentuele groei van de werkgelegenheid 1990- J 992 wordt voor 4% verklaard uit de gevoerde strategieën. Hier blijken met name de specialisatie-strategie en de procesinnovatie-strategie van enige positieve invloed. Ook te aanzien van de bedrijven uit Turnhout kan de conclusie getrokken worden dat het voeren van de ene of de andere strategie van weinig betekenis is voor
163
het (bedrijfs)economische succes, tenminste als dat wordt uitgedrukt in omzet- of werkgelegenheidsgroei. Vervolgens is wederom de clusteranalyse toegepast. Het gaat er nu weer om, om bedrijven met dezelfde kenmerken (hier: strategieën) in één groep te krijgen, terwijl tegelijkertijd de gelijkenis met andere groepen minimaal is. Toepassing van deze techniek op de bedrijven in het arrondissement Turnhout levert de volgende groepen of clusters, waarbij een indeling in vijf clusters de beste indeling blijkt.
Cluster
Strategie .
1 2
3 4 5
Lage prijzen/kosten Brede produktlijn Specialisatie Procesinnovatie Geen duidelijke strategie
Aantal bedrijven (n = 180) 20 70 36 9 45
Bij het bovenstaande overzicht dient nog te worden opgernerkt dat de bedrijfsimago-strategie voor alle Turnhoutse bedrijven belangrijk bleek. Bij de naamgeving van de clusters is daarom gelet op de bijdrage van andere strategieën in een bepaald cluster. In tabel 9.4 worden de Turnhoutse bedrijven die zich in de verschillende clusters bevinden verdeeld naar grootteklasse werkzame personen en bedrijfstak.
164
Tabel 9.4
Kenmerken vrm de strategiedusters naar bedrijfsgrootte en bedrijfstak
Grootteklasse w.p. resp. Bedrijfstak
Strategieclusters 1
2
Grootteklasse w. p. minder dan 10 10 -< 20 20 -< 50 50 -< 100 meer dan 100
3
4
5
•
9,4% 14,3% 7,5% 0,0% 27,8%
43,4% 37,1% 39,6% 46,2% 27,8%
11,3% 20,0% 30,2% 7,7% 16,7%
1,9% 5,7% 3,8% 15,4% 11,1%
34,0% 22,9% 18,9% 30,8% 16,7%
9,1% 17,4% 12,5% 5,9% o,o%
40,0% 30,4% 44,4% 29,4% 50,0%
21,8% 17,4% 16,7% 17,6% 50,0%
9,1% 0,0% 4,3% 0,0% 0,0%
20,0% 34,8% 22,2% 47,1% 0,0%
Bedrijfstak Industrie Bouw Handel Transport Banken/Za. Diensten
Voor alle onderscheiden grootteklassen blijkt cluster 2, het voeren van een brede produktlijn belangrijk. Tevens blijkt het aandeel bedrijven zonder een duidelijke strategie met name hoog voor de bedrijven met minder dan 20 werkzame personen en in de grootteklasse 50 tot l 00 werknemers. In deze laatste klasse zijn bedrijven met een specialisatiestrategie ook nog belangrijk. Bij de bedrijven met meer dan l 00 werknemers is het aandeel bedrijven met een lage kosten/prijzen-strategie ook belangrijk. Indien de bedrijven worden verdeeld over de bedrijfstakken komt een vergelijkbaar beeld naar voren. Het aandeel bedrijven met een brede produktlijn-strategie is in alle bedrijfstakken hoog. In de industrie blijkt daarnaast het aandeel bedrijven met een specialisatie-strategie ongeveer 22% te bedragen. Eenvijfde van de industriële bedrijven heeft geen duidelijke strategie. Ook in de bedrijfstakken bouw, handel en transport is het aandeel bedrijven zonder een duidelijke strategie hoog te noemen. Hiervoor is gesteld dat de bedrijfsstrategieën die door de Midden-Brabantse en Turnhoutse ondernemingen worden gehanteerd slechts voor een geringe mate de omzet- en werkgelegenheidsgroei verklaren. Er is toen gezegd dat er kennelijk andere variabelen zijn die deze groei verklaren. Secundaire analyses van het datamateriaal met betrekking tot de werkgelegenheidsgroei wijzen onder meer uit dat kleine bedrijven harder groeien dan grote;
165
-
een positieve omzetgroei bijdraagt aan een positieve werkgelegenheidsgroei; bedrijven met een hogere exportquote harder groeien dan bedrijven met een lage exportquote. Het valt buiten het kader van dit onderzoek om bierop nog verder in te gaan. 9.4 Economische relaties en strategieën van ondememingen. In het voorgaande zijn er op basis van de enquêteresultaten zes strategieën van ondernemingen onderscheiden. In hoofdstuk 6 zijn dertien soorten economische relaties onderscheiden die ondernemingen met elkaar kunnen hebben. Een tweetal vragen zijn in dit verband aan de orde: I. Kan er een verband worden vastgesteld tussen bepaalde bedrijfsstrategieën en het aantal economische relaties dat een bedrijf heeft? Zo ja, om welke bedrijfsstrategieën gaat het dan? 2. Gaat de mate waarin bedrijven economische relaties hebben in de aanliggende grensregio samen met één of meerdere bedrîjfsstrategieën? Zo ja, welke? Het antwoord op de eerste vraag kan gevonden worden door per bedrijf het aantal genoemde economische relaties op te tellen, waardoor de variabele 'aantal economische relaties' (NETW) ontstaat. Deze kan waarden aannemen tussen de 0 (geen relaties) en 13 (een bedrijf heeft alle onderscheiden relaties). Deze nieuwe variabele wordt vervolgens met de zes gevonden strategieën in verband gebracht. Voor de beide onderzoekspopulaties leidde de berekeningen tot de volgende resultaten.
166
Tabel 9.5
Significantie van de bed1'ijfsstrategieëu voor llet aantal economische relaties met m1dere ondernemingen door Midden-Brabantse eu TunilJOutse oudernemingen
Strategie
Bedrijfsimago Specialisatie Procesinnovatie Lage kosten/prijzen Marketing Brede produktlijn
Midden- Brabant
Arrondissement Turnhout
++ ++ ++
0
++ ++
0
0
+ +
+ 0
++
hoog significant positief verband (t-waarden >= 1,96; sig. nivo>= 95%)
+
laag significant positief verband (t-waarden >= 1,44; sig. nivo>= 85%) geen significant verband laag significant negatief verband {t-waarden <= -1,44; sig. nivo>= 85%) hoog significant negatief verband (t-waarden <= -1,96; sig. nivo>= 95%)
0
--
In beide onderzoekspopulaties hebben de bedrijfsstrategieën een verklarende waarde van circa 15%. Voor de Midden-Brabantse bedrijven blijkt in de eerste plaats de procesinnovatie-strategie sterk positief samen te hangen met het aantal economische relaties met andere ondernemingen. Dit betekent dat naarmate Midden-Brabantse bedrijven in sterkere mate deze strategie hebben, zij een groter aantal economische relaties hebben. Ook sterk positief significant is de specialisatiestrategie. Ook hier geldt, zij het in mindere mate, dat naarmate bedrijven een meer uitgesproken specialisatie-strategie hebben, zij een groter aantal economische relaties hebben. De laatste strategie met een sterk positief, significant verband met het aantal economische relaties is de bedrijfsimago-strategie. Deze kan op dezelfde wijze worden geïnterpreteerd als de andere hiervoor genoemde strategieën. De bedrijven uit het arrondissement Turnhout laten in grote lijnen hetzelfde beeld naar voren komen, namelijk sterk positief, significante verbanden tussen de strategieën specialisatie en procesinnovatie en het aantal economische relaties met andere ondernemingen. De hier gevonden empirische resultaten bevestigen hetgeen hierover in de literatuur wordt opgemerkt. In de theoretische literatuur over economische relaties tussen ondernemingen wordt namelijk verondersteld, dat specialisatie en innovatie leiden tot meer economische relaties tussen ondernemingen. Er ontstaan zogenaamde economische netwerken. Deze theoretische veronderstellingen worden hierboven empirisch onderbouwd.
167
De tweede vraag, die hierboven werd gesteld, luidde: Gaat de mate waarin bedrijven economische relaties hebben in de aanliggende grensregio samen met één of meerdere bedrijfsstrategieën? Zo ja, welke? Teneinde deze vraag te beantwoorden zijn twee nieuwe variabelen gemaakt, voor elke regio één. Voor de regio Midden-Brabant is de variabele TURNREL gemaakt. Deze geeft per bedrijf aan, hoeveel economische relaties er met bedrijven in het arrondissement Turnhout bestaan. Voor het arrondissement Turnhout is de variabele MBRREL geschapen. Deze geeft per Turnhouts bedrijf het aantal economische relaties met Midden-Brabantse ondernemingen. Per regio is vervolgens een regressievergelijking geschat waarin deze twee nieuwe variabelen werden geconfronteerd met de zes strategieën. Hoewel de verklaarde variantienivo's laag zijn, bleek voor beide regio's duidelijk naar voren te komen dat het hebben van een procesinnovatiestrategie samengaat met een groter aantal economische relaties in de aanliggende grensregio's. De overige onderscheiden (vijf) strategieën bleken statistisch niet-significant.
9.5 Conclusies De zich verscherpende internationale concurrentie vraagt van ondernemingen een antwoord, een strategie om zich staande te houden in de economische 'survival of the fittest'. In het onderzoek is aan de ondernemingen gevraagd in hoeverre zij aandacht besteden aan allerlei elementen die deel kunnen uitmaken van een dergelijke strategie, zoals aandacht voor promotie, innovatie in het produktieproces, verbeterde serviceverlening aan de afnemers etc. Op basis van de enquête-resultaten kunnen voor de bedrijven uit Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout een zestal, zowel statistisch als inhoudelijk verantwoorde bedrijfsstrategieën onderscheiden worden.
168
21 onderwerpen herleid tot zes strategieën
Stnttegie: Bedrijfsimago; Duidelijke inspanning om een goede reputatie op te bouwen in branche en maat-
•
•
schappij Serviceverlening aan afnemers Specifieke inspanning om verzekerd te zijn van goed gekwalificeerd personeel
Strategie: Specialisatie; Opbouwen van een produkt/merk-identificatie bij afnemers Bedienen van een specifiek marktsegment Invloed op het distributiekanaal
Strategie: Procesinnovatie;
.
Hoge R&D-uitgaven ten behoeve van het produktieproces Innovatie van het produktieproces
Strategie: Lage kosten en prij zen;
• •
Prijzen lager dan concurrenten Produkten in de lagere prijssegmenten van de markt Aandacht voor de laagste kosten per eenheid produkt
Strategie: Marketing;
•
Aandacht voor promotie-uitgaven Innovatie van marketingmethoden en -technieken
Strategie: Brede produktlijn; Streven naar een brede produktlijn
De vraag is vervolgens of er een verband bestaat tussen bepaalde bedrijfsstrategieën en het aantal (grensoverschrijdende) relaties dat een bedrijf heeft. Voor de Midden-Brabantse bedrijven geldt dat, met uitzondering van de lage kosten/prijzen strategie, alle andere strategieën een positieve invloed hebben op het aangaan van al dan niet grensoverschrijdende economische relaties met andere ondernemingen. Dat geldt in het bijzonder voor de bedrijfsimagostrategie, de specialisatiestrategie en de procesinnovaties tra regie. Grensoverschrijdende relatievorming in het arrondissement Turnhout blijkt met name samen te gaan met een strategie gericht op procesinnovatie. De overige onderscheiden strategiën hebben geen statistisch significante invloed. Voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout geldt dat het aangaan van economische relaties met andere bedrijven, ongeacht de regio's waarin deze bedrijven gevestigd zijn, duidelijk positief beïnvloed
169
wordt door de specialisatie- en procesinnovatiestrategie en, zij het in iets mindere mate door de marketingstrategie. De overige strategieën hebben geen significante invloed. Ook voor de bedrijven uit het arrondissement Turnhout geldt dat het voeren van en strategie gericht op procesinnovatie samengaat met het hebben van meer grensoverschrijdende relaties in de regio MiddenBrabant.
170
10
SAMENVA'FTJNG, CONCLUSIESEN AANB~V};LINGlE:l'f ,··
10.1 Samenvatting ~n conclusies . . . . . .... Voor de Europese .integratie is 1992 in de voorbijeperiotle'~Nseernb~.., langrijk jaar betiteld. Een jaar waarin de ecGnoJnlsche samenw~tkJill'lg i en eenwording tussen de lidstaten. van de EG ve1\d'er gestalte•.die'nt tè krijgen. Het streven tot samenwerking en inlteg:ratie is·eClllter niet.iets/ dat uitsluitend is voorbehot1den. aan nationa•Ie overchec:fen'. Q6k•0P'Fegi'~·--•·••·· naai n!iveau, tussen g·rensreg:io's, en m:et name op onder:nemJhg•sl'J:l,veaû • • vindt in toenemende mate landsgrensoversohri~d'ende ·s,&m·eirl~~fR'd•ng;y < .. .
-
. .
.
- --
- -
.
.
-
.
plaats. ..· . ·.·.,·········'·•·.·•. · · .·•.· · · · •· 7•·/ >Z•· Sinds enige tijd ontwikkelen ook de gemeenten: in à,e. n.eg:iO's ·MjaiQ'~n;...; • Brabant (Nederland) en de Kempen (Be1gië) een aa·n;tar_g•reJisQ~ets.cR)'i)~ den de activiteiten. Het zijn, met name de cen,truunge·ll1eenteli Jjil~:U:tg;:~IJ./ ; Turnhout die in dit proces èen trekkersrol vervula'enc. 'i{'an)tHi>t' de· dirileti·..,• > 7 werkende gemeente~ is de wens uit:gesproken d~.ze same;n;w~r~ihgi()(;)~ ,· uit te laten strekken tot vormen van economisoJre S:amè~~t'\Verkinlg. ~)11,' hier echter daadwerkelijk inhoud aan te kunnen gè•venis:nètfloö<Î~il.~~..,C. • lijk meer inzicht te hebben in de ma>te waarin bed,ri~veifl·.Εndèb~e'i,<'lê grensregio's op. d.it moment reeds relaties met elkaar onl:iex.Th.G'ti'<'l'e'l'l<.~pc welke problemen zij ondervinden bij het onit'wiikke'l~nva.ln~g'J"~l)sd,f!er\.... . schrijdende relaties. In dit onderzoek heeft dethafve(!}'ena~~l!lkgetegen i bjj het inzichtelijk maken van de mate Waavin b~;betn·hijC <·•· het ontwikkelen van grensoverschrijdende re!a.ûes .. · . ·.· . --,. , ----_--_--:-
i
,'_
-_
____
______________
-
Middenc-iBra•barnten)dë,IZe1Jl'~en1
De activiteiten vanujt de grensregio's ( om de banden verder aan te halen moeten, zoatls reecls aangêgeyen>,ge > plaatst worden tegen de achtergrond van. h~t sfrêvetl ·omté,i.omenitof .· .· .. verdergaande Europese integratie. Aan d'iif proces va•Jliv.ercîe,rgaancl'e,$a,.. ·•. · . .· • menwerking worden zowel (grote) voordelen a'ls nadelen. :t0egekend.li11f · .· de analyse van de mogelijke voor- en nadelen van het ill'tegráfiePr:9oes komt naar voren dat met name van de dynamische effec·teJh van,het proces van eenwording, de grootste positieve effecten m()e(en word'eri verwacht. Als positieve effecten worden dan o.a. genoemd' de voordelen voortkomende uit de zich verscherpende concurrentie, de toenemende specialisatiemogelijkheden, de toenemende samenwerkingstendens, de. 1'71
LITERATUURLIJST Ballassa B., The theory of economie integration, Richard Irwin, New York, 1961. Begg I., The regio na! di mension of the '1992' proposals, Regio na! Studies, vol 23.4, 1989, p.368-374. Commission of the European Communities, The regions in the 1990's, Brussels/Luxembourg, 1991. Commission of the European Communities, White Paper from the Commission to the European Council, Brussels, 1985. Dagevos J., F. Boekema en L. Oerlemans, Tilburg stedelijk knooppunt: een economisch profiel, Economisch Instituut Tilburg, Tilburg, Januari 1991. Dam J.W. van, A de Grip en J.A.M. Heijke, Naar een Euregionale arbeidsmarkt Maas-Rijn, in Economisch Statistische Berichten 1-4-1992, pag. 321-324. Emerson M., M. Aujean, M. Catinat, P.Groybet en A, Jacquemin, The economics of 1992, Oxford, 1988. Europese Commissie, Derde periodieke verslag van de sociale en economische situatie en ontwikkeling van de regio's van de Gemeenschap, Brussel, 1987. Hartgers H., J. Dage vos, L. Oerlemans en F. Boekema, Responsie: een lieteratuurstudie naaraangrijpingspunten voor onderzoek naar regionale economische specialisatie en ontspecialisatie, Economisch Instituut Tilburg, januari 1990. Hoekveld G .A. e.a., Goede buren: behoefte aan grensoverschrijdende samenwerking in het Benegogebied, Regis-publicatie nr 3, 1988, p.6 D'Hondt F., Eu-regio's of modeverschijnsel?, Rooilijn, themanummer grensgebieden, oktober 1991.
191
Kerkhoff R.J. van , Grensoverschrijding en nieuwe begrenzing, Afstudeerscriptie Katholieke Universiteit Nijmegen, 1992 Kleinknecht A.H., J.O.N. Reijnen en J.J. Verweij, Innovatie in de Nederlandse industrie en dienstverlening: een enquête-onderzoek, Stichting Economisch Onderzoek der Universiteit van Amsterdam, april 1990. Krugman P., Increasing returns and economie geography, NBER Warking Paper, Washington, 1989. Krugman P., en A. Venables, Integration and the competitiveness of peripheral industry, in: Braga de Macedo & Bliss (red.), Unity with diversity within the European Economv: the Communitv's Southern frantier, Cambridge University Press, J 990. Molle W.T.M., Cultuur en cohesie, Economische Statistische Berichten, 6-11-1991, p.1105. Malle W.T.M., The econornics of European Integration, Dartrnouth, Aldershat, 1990. Malle W.T.M., Economie van de Europese Gemeenschap, Academie Service, Schoonhoven 1991. Pellenbarg P.H., Bedri jfsrelokatie en ruimtelijke cognitie, proefschrift, Rijksuniversiteit Groningen, Krips, 1985. Pelkmans J., Market Integration in the European Communitv, Nijhoff, Den Haag, 1984. Porter M.E., The competitive advantage of nations, The Mac Millan Press: New York, 1990. Porter M.E., Europe's companies after 1992: don't collaborate, compete, The Economist, 9 juni 1990, p. 17-21. Raad voor het Midden-en Kleinbedrijf (RMK), Grensregio's, ruimtelijke ordening en midden-en kleinbedrijf, Den Haag, no.4, 1990. Rottier H.C.E.M., Sociaal-economische grenseffecten, ESB, 9-4-!97 5 ~92
Samenwerkende adviseurs Maastricht BV, Vooronderzoek samenhangend beleid in het Europa van morgen, Maastricht, juli 1991 Sinderen J ., P. van Bergeijk en E. Westerhout, De economie van de Europese integratie, Economische Statistische Berichten, 20-5-1992, p.496-499. Vanhave N. en LH. Klaassen, Regional policv, an European Approach, 2e uitgave, Avebury, Aldershot, 1987. Vlist J.A. van der, L.H. Klaassen, Grensgebieden in de Europese Gemeenschap, Economische Statistische Berichten, 23-9-1987, p. 892-895. Vlist J.A. van der, Werken langs de grens, proefschrift, Rotterdam, 1988. Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid (WRR), De onvoltooide Europese integratie, Staatsuitgeverij, Den Haag, 1986. Wijman M.V.M., Grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden en de Europese Gemeenschap, EG-informatiepunt voor gemeenten en provincies, Den Haag, juni 1991.
193
BULAGEN
Bijlage I Vragenlijst voor de Midden-Brabantse ondernemingen
2.
Indien uw ondememinll een dochteronderneming van een buitenlands concern is, In welk land is dan het hoofdkantoor van de moedermaatschappij gevestigd? a. een EEG-land b. elders in Europa c. Verenigde Staten van Amerika d. Japan e. elders in de wereld
3.
•
1
2 3 4
5
Sinds Wl!lnneer Is uw onderneming in de regio Midden-Brabant gevestigd? a. 1970 of eerder b. Periode 1971-1980 c. Periode 1981-1985 d. Periode 1986-1990 e. Na 1990
1 2 3 4
5.
3
5
Indien uw onderneming zlch na 1980 In de regio Midden-Brabant gevestigd heelt, betrof dit: a. een verplaatsing van een reeds bestaande vestiging vanuit overig Nederland b. een verplaatsing van een reeds bestaande vestiging vanuit het arrondissement Turnhout naar de regio Midden-Brabant c. een verplaatsing van een reeds bestaande vestiging vanuit overig België d. een verplaatsing van een reeds bestaande vestiging vanuit een ander land e. een nieuwoprichting in de regio Midden-Brabant
4.
2
1
2
3
4
4
5
Hoeveel mensen werken er op dit moment in uw onderneming (minimaal 15 uur per week werkzaam}? Absolute aantal. namelijk: .................................................................................................................
5-8
6.
Hoeveel procent daarvan heelt een Belgische nationaliteit: ...................................................... %
9-11
7.
Is het aantal mensen dat in uw onderneming werkt in de afgelopen twee jaar: a. toegenomen 1 en wel met ............... % b. gelijkgebleven 2 c. afgenomen 3 en wel met ............... %
8.
9.
Waar werft uw bedrijf haar personeel als het gaat om a. in de regio Midden-Brabant b. elders in Nederland c. in het arrondissement Turnhout d. elders in België e. elders
l~ger
opgeleiden?
Waar werft uw bedrijf haar personeel als het gaat om middelbaar opgeleiden? a. in de regio Midden-Brabant b. elders in Nedertand c. in het arrondissement Turnhout d. elders in België e. elders
12-14
Ja
Nee
1
2 2
1 1 1
2
1
2 2
Ja 1
Nee 2
1 1
2
1
2 2
1
2
197
15 16 17 18
19
20 21 22 23 24
10.
11.
12.
13.
14.
15.
Waar werf! uw bedrijf haar personeel als het gaat om hoger ORqeleiden? a. in de regio Midden-Brabant b. elders in Nederland c. in het arrondissement Turnhout d. elders in België e. elders
198
1 1 1
2
25
2
26
2
1
2 2
27 28
29
l
30
1
2
Ondervindt Uw bedrijf specifieke problemen bij het werven van personeel over de Belgische grens? a. Nee b. Ja. namelijk............................................................................. .
1 2
Hoeveel bedroeg de omzet (exclusief BTW) van uw onderneming in 1991? a. minder dan 1 miljoen gulden b. 1 miljoen • < 5 miljoen c. 5 miljoen·< 10 miljoen d. 10 miljoen - < 20 miljoen e. 20 miljoen ·< 30 miljoen f. 30 miljoen • < 40 miljoen Q. 40 miljoen - < SOmiljoen h. 50 miljoen - < 75 miljoen i. 75 miljoen - < 100 miljoen i. meer dan 100 miljoen
31
1
2
3 4
5
32·:0
6 7 8 9 10
ls de omzet (exclusief BTW} die uw onderneming in 1991 realiseerde: a toegenomen ten opzichte van 1990: 1. en wel met ............... % b. gelijkgebleven .ten opzichte van 1990: 2 3, en wel met ............... % c. algenomen ten opzichte van 1990:
34<
In daze vraag vragen wij u naar de mate van tevredenheid omtrent de prestaties van uw onderneming (1 • z«r 0111tvrcckn; 2 "" Olll('ll'ft"d~n; J • nie: tnrtd~njnirr o.n/'1~'\Tt"d~rt;
J
= trvr;tdm: .5
Hoe beoordeelt u uw bedrijf wat belrel1: a. Bedrijfsrendement b. Omzetontwikkeling c. Exportontwikkeling
17.
Nee
Indien uw bedrijf haar personeel ook in het arronddissement Turnhout werf!, belrelt het dan uitsluitend moellijk vervulbare vacatures? a. Ja b. Nee
in 1991.
16.
Ja
.. zur t~r"ontdt'n)
1 1
2 2
1
2 3
3 3
4 4 4
38 39
5
Waar bevindt zich, naar omzet gemeten, uw grootste binnenlandse afzetgebied? a. in de regio Midden-Brabant b. elders in Zuid-Nedertand (overig Noord-Brabant. Zeeland, Limburg) c. in West-Nederland (Zuid-Holland, Noord-Holland. Utrecht) d. in Oost-Nedertand (Gelderland, Overijssel) e. in Noord-Nedertand (Friesland. Groningen. Drenthe) f. geen binnenlandse afzet, uitsluitend export. Welk percentl!ge van uw omzet wordt op deze markt gerealiseerd? a. < 10% b. 10 ·< 25% c. 25 -< 50% d. 50 -< 75% e. > 75% f. 100%
37
5 5
1
2 3
40
4
5 6
1
2
3 4 5 6
41
18.
19.
20.
21.
Exporteert uw onderneming goederen enjol diensten (voor de transportsector wordt export omschreven als opbrengsten voortkomend uit grensoverschrijdend vervoer)?
a.. Ja.
1
b.
2. ga naar vraag 21
Nee
42
Indien uw onderneming goederen enjol' diensten exporteert, welk deel van de omzet wordt dan gerealiseerd middels export? a. < 5% 1 b. 5 -< 10% 2 c. 10 -< 25% 3 d. 25 -< 50% 4 e. 50 -< 75% 5 t. 75 -< 100% 6 g. 100% 7 Welk land c.q. regio vormt, in omzet gemeten, het belangrijkst<;! exportland c.q. de belangrilkste exportregio? a. het arrondissement Turnhout b. elders in België c. Duitsland d. Frankrijk e. overige EG-landen I. overig Europa g. U.S.A. h. Japan i. rest van de wereld
43
1 2
3 4
5
44
6 7 B 9
Welke vorm(en) van automatisering hanteert uw bedrijf op dit moment? Ja
Nee
1
2
45
1
2
46
1
2
47
a. technisch Industriële automatisering bv. procesregellng, ene-apparatuur. cadjcam. b. administratieve automatisering bv. systemen voor orderverwerking, boekhouding, tekstverwerking c. bestuurlijke automatisering bv. managementinlormatiesystemen, personeelsinformatiesystemen. expertsystemen d. andere na.melijk................................................_............................... 22.
4E
Welke typen apparatuur worden daarbij gebruikt?
Ja a. b. c.
mainframe-computer • • mtnt-computer microjpc d. netwerkterminals e. ene-machines t. robots/flexibele automaten g. geautomatiseerde transportsystemen h. anciers. namelïjk .............................................................................
1 1
1 1 1
1 1 1
Nee 2 2 2 2 2
4> 5( 5' 5:
s:
2
:;.
2 2
5~
199
51
.2:.1.
Welke van de onoerst.aanCie zaKen heett .n oe atgetopen ane Jaar m uw oearqt
naaru~
geKregen?
Omcirkel per anderwerp steeds één anrwoord. Onderwerpen Geen nadruk
a. prijzen lager dan concurrenten b. c. d.
a. I. g.
aandacht voor promotie-uitgaven zich duidelijk van de concurrenten onderscheidende produktenjdiensten het opbouwen van produkt/merk-identificatie bij de afnemers invloed op het distributiekanaal bedienen van een specifiek marktsegment
h. •
I. •
J.
Veel nadruk
3 3
57
2
3
59
3
1
2 2
3
60 61
1
2
3
62
1 1
2
3 3
63
1 1 1 1
streven naar een brede 'produkt' -lijn smalle, doch diepe 'produkt' -lijn (kwaliteit) produkten in hogere prijssegmenten produkten in lagere prijssegmenten
Enige nadruk 2 2
2 2 2
58
64
3 3
65
2 2 2 2 2
3
67 68 69
1 1 1 1
2
2 2 2
3 3 3 3
73 74
1
2
3
76
1
2
3
77
1 1
6i3
k. inspanning om beschikbaarheid componenten. hulpmiddelen enz. zeker te stellen I. serviceverlening aan afnemers m. kwaliteitscontrole-procedures n. continue aandacht voor de laagste kosten per eenheid produkt 0. ontwikkelen en verbeteren bestaande produkten enjof diensten p.
q. r. s.
t.
u.
1 1 1 1 1
ontwikkelen van nieuwe produkten enjof diensten grote uitgaven aan R&D ten behoeve van het produktieproces innovatie van het produktieproces Innovatie in marketingtechnieken en -methoden specifieke inspanningen om verzekerd te zijn van goed gekwalificeerd personeel duidelijke inspanning om goede reputatie op te bouwen in branche en maatschappij
3 3 3 3
70
71 72
75
In veel bedrijven worden Onderzoek- en ontwikkelingsactiviteiten ondernomen. Hieronder wordt kan omschreven wat in dit onderzoek onder Onderzoek & Ontwikkeling wordt verstaan. Onderzoek: crt·atin>e s:y.rtemali.sc.he acttl"llt"ilm ~cht op Mr VO'n'U(r"dn'"~t1 van de weterm:hap~fijlu Junnu t'l1 h<.t ""''.t'Uruclwppelijkt' in:iclu. Du valt lt' ondmch.ciderJ tn: a.. furu:Jam
Ontwikkeling: crtatUw. rysummisclw: .acJ.n1tntC'n, die (TOP gt:richl :.yn dt rrsuftaltN \•a·n het Jpéun..·crk rt gebruiktn ont ntcw•n:• of aan:u:niijk
\'C'bcft:rde ma.trrialcn. produkun m/af dimstm prae~
24.
25.
of sySJt1'nm
101
~·oen tl' br~gm.
al.mudc
ni(Uioi.'C
of aan.rt'enlijk
~~urdc t~pa.ssingmte>gdjjkludm,
:uand rc brmgm.
Verricht uw onderneming op één or andere manier (binnen het eigen bedrilf of uilbesteed aan anderen) onderzoeks- of ontwikkelingsactviteiten?
a. Ja
1
b.
2, ga naar vraag 33
Nee
78
Beschikt uw onderneming over een afzonderlijke afdeling voor Onderzoek & Ontwikkeling
(0&0)?
200
a. Ja
1
b. Nee
2. ga naar vraag 27
79
26.
Indien u een afzonderlijke 0&0 afdeling heeft: naar schatting hoeveel arbeidsJaren z•jn in 1991 binnen deze afdeling aan 0&0 besteed? Geschane aantal arbeidsjaren voor 0&0 in 1991
27.
80·d2
0&0 activiteiten kunnen in uw bedrijf ooi< in andere afdelingen dan in een afzonderlijke 0&0afdeling worden uitgevoerd. Voorbeelden zijn: de verkoopafdeling die een nieuw produkt onrw•kkelt. of de produktie-afdeling die een verbetering m het produktieproces tot stand brengt Heeft in uw onderneming in 1991 0&0 plaatsgevonden in andere afdelingen dan in een aparte 0&0 afdeling? a. Nee. 1 b. Ja, namelijk in de afdeling ............................................................................ ............ 2
83
Aard van de 0&0-activiteit ......................................................................................... . 28.
0&0 kan betrekking hebben zowel op vernieuwing van produkten en diensten als op vernieuwing van het produktie- of voortbrengingsproces binnen uw onderneming. Indien u uw lotale 0&0 gelijk stelt aan 100%: hoe zou u dan, bij benadering, uw 0&.0 over deze twee typen van vernieuwing verdelen? a. vernieuwing van produkten en/of diensten b. vernieuwing van voortbrengingsproces c. niet in te delen
................. %
84-8:
................. %
B6-8i
................. %
B8-8~
Totale 0&0-inspanning 29.
30. •
· 31.
100%
Besteedt Uw onderneming 0&.0 activiteiten uil aan andere ondernemingen? a Ja 1 b. Nee 2, ga naar vraag 32 Indien uw onderneming 0&0-activiteiten aan andere ondernemingen uitbesteedt, betreft dit dan: a. Incidentele uitbesteding b. structurele uitbesteding
91
1
2
Indien Uw onderneming 0&0-activiteiten aan andere ondernemingen uitbesteedt, waarop heeft deze uitbesteding dan betrekking? a. het ontwikkelen van nieuwe/verbeterde produkten b. het ontwikkelen van nieuwe/verbeterde diensten c. het ontwikkelen van nieuwe/verbeterde technologieën d. het uitwisselen van kennis e. anderzins. rn .............................................
32.
90
Ja
Nee
1 1 1 1 1
2 2
Ja
Nee
1
2
1 1
2 2
1
2
92
93 94
2
95
2 2
96
Op welke van de volgende technologieën (of toepassingen daarvan) richtten uw 0&0- enjof andere vernieuwings.aeliviteiten zich in 1991 vooral? a. informatietechnologie. zoals ........................................................................ . b. biotechnologie. zools...................................................................................... . c. nieuwe materialentechnologi,e. zoals. .......................................................... . d. andere (toepassingen van) technologieën of andere vemieuwingsaeliviteiten. zoals ........................................................ . .... ..................................... ............... ................. .............. ................................
.
97 98 99
10(
201
Er volgen nu een aantal vragen die betrekking hebben op de economische relaties die uw bedrijf mogelijk heeft met andere ondernemingen, in het bijzonder met bedrijven in de regio's Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout. 33.
34.
Heeft uw onderneming op dit moment of in het verleden economische relaties onderhouden met Nederlandse/Belgische bedrijven? Nee Ja 1 a. Ja. met (een) onderneming(en) in het arrondissement Turnhout 2 b. Ja, met (een) onderneming(en) in de regio Midden-Brabant 1 2 1 c. Ja, met (een) onderneming(en) elders >n België 2 d. Ja, met (een) onderneming(en) elders in Nederland 1 2 8. Nee, geen relaties 1 2. ga door naar 35 Uw onderneming heeft economische relaties met Nederlandse of Belgische ondernemingen. In welke mate zijn deze economische relaties geslaagd te noemen? {1 • \.'OJ.ltdig mU.lukJ; 2 • migs::ins miJ!ukJ: J • Mlma.al; .J
:o
105
1 2 3 4 5
106 107 108 109
1 2 3 4 5 1 2 3 4 5 1 2 3 4 5
110 111 112 113 114
I, g,
3 3
115 \ 16
3 3 3
117
2 2 2 2 2
3
120 121
3 3 3
122
2 2
3 3
125
samenwerking samenwerking samenwerking samenwerking samenwerking
betekent: betekent betekent: betekent: betekent:
verlies van de eigen afzetmarkt minder kosten per eenheid produkt meer onzekerheid profiteren van elkaars kennis en kunde het is niet duidelijk wie de baas is
1 1 1
2
t
2 2
samenwerking samenwerking samenwerking samenwerking 0. samenwerking
betekent betekent: betekent: betekent: betekent:
minder concurrentie een groot tijdbeslag concentreren op sterke punten communicatieproblemen flexibel kunnen inspelen op de markt
1
'
I.
j. k. I. m. n.
p. q.
samenwerking betekent: technische problemen samenwerking bet.ekent: gemakkelijke toegang tot. de afzetmarkt
2
2
1
1 1 1 1 1
1
3
Heeft uw bedrijf een of meerdere relaties met (een) andere onderneming{en) op hel gebled van Oooenool< en Ontwikkeling? a. Ja 1 b. Nee 2. ga naar vrug 37 Is of zijn deze ondememlng(en) gevestigd In: a. arrondissement Turnhout b. elders In België c. regio Midden-Brabant d. elders in Nederland e. elders
202
103 10-l
Hieronder worden een aantal stellingen gepresenteerd over samenwerking tussen bedrijven. Wilt U steeds aangeven in hoeverre u kunt instemmen met een bepaalde stelling? Mee Neutraal Mee oneens eens 1 2 a. samenwerking bet.ekent: minder vaste kosten 3 1 2 b. samenwerking betekent: bedrijfsinformatie prijsgeven 3 1 2 c. samenwerking betekent: risicospreiding 3 1 d. samenwerking betekent meer afhankelijkheid 2 3 1 2 e. samenwerking betekent: tijdwinst 3
h.
36.
102
emgr=uu gdfaagd: 5 • ;ur gès.langd.j
a. met (een) ondememing(en) in het arrondissement Turnhout B. met (een) ondememing(en) in de regio Midden-Brabant c. met (een) onderneming(en) in België d. met (een) onderneming(en) elders in Nederland
35.
\0\
Ja 1 1 1
1 I
118 119
123 124
126
127
Nee 2 2 2 2
2
128 129 130 131 132
Indien uw bedrijf relaties heefl met bedn1ven •n net arrond•ssement furnnOL.! welke vorm heefl of hebben deze relatie(s)? a. mijn bedrijf levert haar diensten aan een ander bedrijf b. mijn bedrijf besteed deze activiteiten uit aan een ander bedrijt c. anders. namelijk .................. ...... ......... ... . .... . .............. .
Ja
Nee
\
2
1
2
1
"
133 134 135
~
Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor uw onderneming voornaamste relatie 9P het gebied van Onderzoek en Ontwikkeling geven? Plaatsnaam ................................................................................................... ····· ·· ·
37.
... ···-·········-·················
Heelt uw bedrijf een of meerdere relatie(s) met (een) andere onderneming(en) op het gebied van Ontwerpen en Werkvoorbereiding? a Ja 1 b. Nee 2. ga naar vraag 38
139
Is of zijn deze ondememing(en) gevestigd in:
Ja
a. arrondissement Turnhout b. elders in België c. regio Midden-Brabant d. elders in Nederland a. elders
1 1
Nee 2 2
1
2
1
2 2
1
140 141 142 143 144
Indien uw bedrijf relaties heefl met bedrijven in het arrondissement Turnhout. welke vorm heeft of hebben deze relatle(s)? Ja Nee a. mijn bedrijf levert haar diensten aan een ander bedrijf 1 2 b. mijn bedrijf besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf 1 2 c. an<:iers. nametijk ............................................................................. 1 2
38.
!36· 138
145 146 147
Heeft uw bedrijf een of meerdere relatie(s} met (een) andere onderneming(en} op het gebied Vlln
Produktie van onderdelen?
a. Ja b.
Nee
151
1
2. ga naar vraag 39.
Is of zijn deze onderneming( en) gevestigd in: arrondissement Turnhout elders in Belgié c. regio Midden-Brabant d. elders in Nederland e. elders
a. b.
Ja 1 1 1 1
1
Indien uw bedrijf relalles heeft met bedrijven in het arrondissment Turnhout. welke vorm heelt of hebben deze relatle(s)? Ja a. mijn badrijf levert haar diensten aan een ander bedrijf 1 b. mijn bedri~ besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf 1 1 c. aflC!ers. name-lijk ............................................................................
Nee
2 2 2 2 2
Nee 2 2
2
152 153 154
155 156
157 158 15g
Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor uw onderneming voornaamste relatie op het gebied van Produktie ven Onderdelen geven?
160Plaatsnaam ................................................ ,.,............................. ' ............ .......... .... - .. '
....................................
203
162
39.
Heelt uw bedrijf een of meerdere relatie(s) met (een) andere onderneming(en) op het gebied van BfMieri
Ja
Nee
1
2 2 2 2 2
1 1 I 1
Indien I.1W bedrijf relaties heeh met bedrijven in het arrondissement Turnhout. welke vorm heeh of hebben deze relatie(s)? Ja Nee a. mijn bedrijf levert haar diensten aan een ander bedrijf 1 2 b. mijn bedrijf besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf 1 2 c. anders, namelijk .................................................................. .......... 1 2
163
16-l-
165 166 167 168
169 170 171
Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor uw onderneming voornaamste relatie op het gebied van Bewerking van Onderdelen geven? Plaatsnaam......................................................................................................................................................
40.
He
Ja 1 1 1
172· 174
175
Nee 2
1
2 2 2
1
2
Indien uw bedrijf relaties heeft met bedrijven in het arrondissement Turnhout, welke vorm heeft of hebben deze relatie(s)? Ja Nee a. mijn bedrijf levert haar diensten aan een ander bedrijf 1 2 b. mijn bedrijf besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf 1 2 c. anders. namelijk ............................................................................ 1 2
176 177 178 179 180
181 182 1133
Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor I.1W onderneming voornaamste relatie op het gebied van Onderhoud en Reparatie geven?
184Piaatsna-am....................................................................................................................................................... 41.
Heelt uw bedrijf een of meerdere relatie(s) met (een) andere onderneming(en) op het gebied van Kwaliteitscontrole? a. Ja 1 b. Nee 2. ga naar vraag 42. Is of zijn deze onderneming( en) gevestigd in: a. arrondissement Turnhout b. elders in België c. regio Midden-Brabant d. elders in Nedertand e. elders
204
Ja 1 1 1
1 1
Nee 2 2 2 2
2
186
187
188 189 190
191 192
Indien uw bedrijf relaties heelt met bedrijven in het arrondissement Turnhout. welke vomn heeft ct hebben deze relatie(s)? a. mijn bedrijf levert haar diensten aan een ander bedriif b. mijn bedrijt besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf c. anders. namelijk.............................................................. .. .......
Ja 1
Nee 2
1
2
193 194
1
2
195
Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor uw onderneming voornaamste relatie op het gebied van Kwali1eitscontrole geven?
196· Plaatsnaam......................................................................................................................................................
42.
Heeft uw bedrijf een of meerdere relatie(s) met (een) andere onderneming(en) op hel gebied van Transport, Opslag enjol Distributie? a. Ja 1 b. Nee 2. ga naar vraag 43.
ts of zijn deze onderneming(en) gevestigd in:
Ja
198
199
Nee 2 2 2 2 2
202 203 204
Indien uw bedrijf relaties heeft met bedrijven in het arrondissement Turnhout, welke vorm heeft of hebben deze relatie(s)? Ja Nee a. mijn bedrijf levert haar diensten aan een ander bedrijf 1 2 b. mijn bedrijf besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf 1 2 c. aflders, name-ilik ............................................................................ 1 2
205 206 207
a. b. c. d. e.
arrondissement Turnhout elders in Belgiê regio Midden-Brabant elders in Nedertand elders
1 1 1 1 1
200 201
Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor uw onderneming voornaamste relatie op het gebied van Transport, Opslag en Distributie geven?
208Ptaatsnaam.... ... .... ... .... ....... .... .... ... ... .... ... ... ... .... .. ... .... ...... .... ................ ......... .. ....... ... .... ...... ..... ... .... ... ..... .... ... . 43.
21 0
Heeft uw bedrijf een of meerdere relatie(s) met (een) andere onderneming(en) op hel gebied wn Administratie {personeel, salaris, verkoop, boekhouding)?
a. Ja
1
b.
2. ga naar vraag 44.
Nee
Is of zijn deze ondememing(en) gevestigd in: a. arrondissement Turnhout b. elders in België c. regio Midden-Brabant d. elders in Nederland e. elders
211
Ja
Nee
1
2
1
2 2 2
t 1 1
2
Indien uw bedrijf relaties heeft met bedrijven in het arrondissement Turnhout. welke vomn heeft of hebben deze relatie(s)? Ja Nee a. mijn bedrijt levert haar diensten aan een ander bedrijf 1 2 b. mijn bedrijf besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf 1 2 c. af'lders. nameliik ................. ............... ........ ... ....... .......... .. ....... ........ 1 2 Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor op het gebied van Administratie geven?
uw
212 213 214
215 216
211
218 219
onderneming voornaamste relatie
220· P·Jaatsnaam ..... ..................................................................................... ., ...... ... .... ... ....... .... .... ...... ........ ... .... ... ...
205
222
44.
Heeft uw bedrijf een of meerdere relatie(s) met (een) andere onderneming(en) op het gebied van Werving van personeef? a. Ja 1 b. Nee 2. ga naar vraag 45.
Is of zijn deze onderneming(en) gevestigd In: a. arrondissement Turnhout b. elders in België c. regio Midden-Brabant d. elders in Nederland e. elders Indien uw bedrijf relaties heeft met bedrijven in het arrondissement Turnhout. welke vorm heelt of hebben deze relatie(s)? a. mijn bedrijf leven haar diensten aan een ander bedrijf b. mijn bedrijf besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf c. anders. namelijk ............................................................................
Ja
Nee
I
2
1 1
2 2
1 1
2 2
Ja
Nee
1 ''
2
1
2
2
223
224 225 226 227 228
229 230 231
Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor uw onderneming voornaamste relatie op het gebied van Werving van Personeel geven?
232· Plaatsnaam......................................................................................................................................................
45.
Heeft uw bedrijf een of meerdere relatie(s) met (een) andere onderneming(en) op het gebied van Opleiding en Training? a. Ja 1 b. Nee 2, ga naar vraag 46. Is of zijn deze onderneming( en) gevestigd in: a. arrondissement Turnhout b. elders in België c. regio Midden-Brabant d. elders in Nederland e. elders Indien uw bedrijf relaties heeft met bedrijven in het arrondissement Turnhout. welke vorm heeft of hebben deze relatie(s)? a. mijn bedrijf leven haar diensten aan een ander bedrijf b. mijn bedrijf besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf c. anders, namelijk ............................................................................ .
234
235
Ja
Nee
l I
2 2
1 1 1
2 2 2
236 237 238 239 240
Ja
Nee 2 2 2
241 242 243
1 1
1
Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor uw onderneming voornaamste relatie op het gebied van Opleiding en Training geven? 244-
Plaatsnaam......................................................................................................................................................
46.
Heeft uw bedrijf een al meerdere relatie(s) met (een) andere onderneming(en) op het gebied van Schoonmaken, Beveiliging en Catering? a. Ja 1 b. Nee 2, ga naar vraag 47. Is of zijn deze ondememing(en) gevestigd in: a. arrondissement Turnhout b. elders in België c. regio Midden-Brabant d. elders in Nederland e. elders
206
247
Ja
Nee
I
2 2
1 1
246
2
I
2
1
2
248 249 250 251 252
Indien liW bedrijf relaties heeft met bedrijven in het arrondissement Turnhout. welke vorm heeft of hebben deze relatie(s)? a. mijn bedrijf levert haar diensten aan een ander bedrijf b. mijn bedrijf besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf . c. anders, namelijk ...........................................................................
Ja 1 1 1
Nee 2 2
2
25J 254 255
Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor uw onderneming voornaamste relatie op het gebied van Schoonmaken, Beveiliging en Catering geven?
Plaatsnaa.m ......... .............................................................................................................. __ ... ....... ... ....... .. ... .... 47.
Heeft uw bedrijf een of meerdere relatie(s) met (een) andere onderneming(en) op het gebied van Zakelijke Diensten (advocaten, adviseurs)? a. Ja 1 b. Nee 2. ga naar vraag 48. Ja 1 1
Is of zijn deze onderneming(en) gevestigd in: a. arrondissement Turnhout b. elders in Belgiè c. regio Midden-Brabant d. elders in Nederland e. elders Indien liW bedrijf relaties heeft met bedrijven in het arrondissement Turnhout, welke vorm heeft of hebben deze relatie(s)? a. mijn bedrijflevert haar diensten aan een ander bedrijf b. mijn bedrijf besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf c. anders. namelijk ............................................................................ .. Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor op het gebied van Zakelijke Diensten geven?
259
Nee 260 261 262 263 264
1 1
2 2 2 2
1
2
Ja 1 1
Nee 2 2
265
1
2
267
266
uw onderneming voornaamste relatle
Piaatsnaam......................................................................................................................................................
48.
256· 258
Heelt uw bedrijf een cl meerdere relatie(s) met (een) andere onderneming(en) op het gebied van Financiële dienstverlening en verzekeringen? a. Ja 1 b. Nee 2. ga naar vraag 49. Is of zijn deze onderneming(en) gevestigd in: a. arrondissement Turnhout b. elders in België c. regio Midden-Brabant d. elders in Nederland e. elders Indien liW bedrijf relaties heeft met bedrijven in het arrondissement Turnhout, welke vorm h.eeft of hebben deze relatle(s)? a. mijn bedrijf levert haar diensten aan een ander bedrijf b. mijn bedrijf besteedt deze activiteiten uit aan een ander bedrijf c. anders. name!iik ................................:............................................ .
Ja 1 1 1 1 1
Ja 1 1 1
266270
271
Nee 2
272
2
273
2 2
274
2
275 276
Nee 2
277
278 279
2
2
Kunt U de plaatsnaam van vestiging van de voor uw onderneming voornaamste relatie op het gebied van Financiële dienstverlening en verzekeringen geven? Plaatsnaam......................................................................................................................................................
207
280282
49.
Is in a. b.
uw bedrijf van plan binnenkort (een} relatie(s) aan te gaan met een cl meerdere bedrijven het arrondissement Turnhout? Ja. mijn bedrijf is hier op dit moment mee bezig 1 Ja. mijn bedrijf overweegt binnen enkele jaren (max 2) (een) economische relatie(s) aan te gaan 2 c. Nee. mijn bedrijt is hier niet mee bezig 3
50.
Indien uw bedrijf van plan is (een) relatie{s) aan te gaan met een of meerdere bedrijven in het arrondissement Turnhout, waarop zullen deze relatie(s) dan waarschijnlijk belrekking hebben? Ja Nee a. Onderzoek en Ontwikkeling 1 2 b. Ontwerpen en Werkvoorbereiding 1 2 c. Produktie van onderdelen 1 2 d. Bewerking van onderdelen 1 2 e. Onderhoud en Reparatie 1 2
284 285 286 287 288
t. g. h. •
I.
j.
Kwaliteitscontrole Transport. Opslag en;ot Distributie Administratie Werving van Personeel Opleiding en Training
k. Schoonmaken, Beveiliging en Catering I. Zakelijke Diensten m. Flnanclêle diensten en verzekeringen
51.
283
1
2
289
1 1 1
2 2
290
1
2 2
2:92 2:93
1
2
294
1
2
1
2
295 296
291
In het onderstaande proberen wij na te gaan welke problemen uw onderneming ervaart of heet! ervaren met betrekking tol grensoverschrijdende activiteiten, in hel bijzonder met ondernemingen uit het arrondissement Turnhout. Onderwerpen a. b.
cultuurverschillen (tradities en gewoonten) taalverschillen c. mQieuwetgeving d. sociale wetgeving e. fiscale wetgeving f. g. h.
Niet Zeer Problematisch Problematisch Problematisch 1 2 3 1 2 3 1 1 1
3
2
3
300 301
2 2 2 2
3 3 3 3 3
302 303 304 305 306
3
307 308 309 310 311
1 1 1
2
infrastruktuur: infrastruktuur: infrastruktuur: lnfrastrukluur: infrastruktuur:
1 1 1 1 1
2 2 2 2 2
p. intrastruktuur: bedrijfshuisvesting
1
q. r.
1 1
2 2 2 2 2 2
•
I.
j.
k I.
m.
n. o.
s. t. u.
208
verkeerswegen openbaar vervoer waterwegen spocrwegen telecommunicatie
groene van de afzetmarkt imago van de regio kosten van passeren van de grens informatie ever subsidieregelingen inforrna!ie over mogelijke partners over de grens
1
1 1 1
298 299
2 2
vergunningenbeleid onderwijsverschillen erkenning van diploma's inzetbaarheid van arbeidskrachten juridische verschillen
1
3
2:97
3 3 3 3
3 3 3 3 3 3
312
313 314
315 316
317
Bijlage II
Overzicht van de geïnterviewde bedrijven en personen aan Nederlandse zijde
Haheti B.V., Jules Verneweg 114, 5015 BM Tilburg. Dhr. Heffels (directeur) 2. Bedaux Architecten B.V., Dr. Keijzerlaan 2, 5051 PB Goirle. Dhr. Bedaux (directeur) 3. Kruyssen Bouwmaatschappij B.V., Watermanstraat 25, 5015 TG Tilburg. Dhr. Kruyssen (directeur) 4. Verhoeven en Sleutjes B.V., Jules de Beerstraat 60, 5048 AH Tilburg. Dhr. Bastiaansen (marketing & salesmanager) 5. Straco Waspik B.V., Hooiweg 10, 5165 NL Waspik. Dhr. Savenije (directeur) 6. Hooijen internationaal transport en veembedrijf B.V., Turnhoutsebaan 26A, 5051 DZ Goirle. Dhr. Tak (projectmanager) 7. Melis Metaalgieterijen B.V., Frans Mannaertstraat 3, 5046 AK Tilburg. Mevr. Puts (sales representative) 8. Coolag Holland B.V., Zijlweg 1, 5145 NR Waalwijk. Dhr. Aalbers (financieel directeur) 9. Spuiterij Cabanier, Dorpsstraat 30, 4861 AC Chaam. Dhr. Cabanier (directeur) 10. Rijvers B.V., Maatkant 5, 5113 BC Ulicoten. Dhr. Rijvers (directeur) 1.
Lijst van geïnterviewde bedrijven aan Belgische zijde ontbreekt.
209
Bijlage III
De interviewers van het Stedelijk Hoger Handelsinstituut uit Turnhout
KarinSmets Inge Vanleuven Leen Aerts Frank Deroy Wim Everise Carla Proost Lieve eautereels Wim Schillebeeckx Jurgen Vermeiren •
Koen Smeyers Nadine Aerts Bob van Herck Chris de Feyter Tine Jacobs Ilse Boonen Filip Derweduwen Conn.ie Janssen Jan Versehoeren
•
211
Bijlage IV
De gemeenten behorende tot Midden-Brabant en het arrondissement Turnhout
De regio Midden-Brabant, het werkgebied van het Kamer van Koophandel Midden-Brabant
WOUDRICHEM
WERKENDAM
MADE
AALBURG
DUSSEN
EN
HEUSOEN
DRIMMELEN
SPRANGCAPtUf
WAALWIJ)(
DRUNEN
'..GAAvENMOER LOON OP ZAND
OONGEN
TILBURG
OISTERWIJK
Gll.ZECA
GOIRLE
(HAAM ALPHEN CA
()!ESSEN
BMRLE NASSAU
0 HOOGE EN LAGE
M\EJI.DE
213
Het arrondissement Turnhout,. het werkgebied van de Kempense Kamer voor Handel en Nijverheid 1.
2. J. 4.
5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 1J. 14. 15.
16. 17. 18. 19. 20. 21.
22.
23. 24. 25.
26. 27. 28.
29. 30. 31. 32. 33.
34. 35. 36. 37. 38. 39. 40. 41. 42. 43. 44. 45. 46. 47.. 48.
214
Meer Meerle Minderhout Hoogstraten Wortel Rijkevorsel Merksplas Beerse VIimmeren Vosselaar Gierle Ulle J Wochelderzande Verselaar Poederlee Tielen Uchtaart Olen Her entals Grebbendonk Souwel Herenthout Noorderwijk Westeric Oevel Hulshout Westmeerbeek Houtvenne Ramsel Herselt Veerte Vorst Laakdal Geel Meerhout Olmen Balen Mol Dessel Retie Kasterlee Arendonk Oud-Turnhout Turnhout Ravels Poppel Weelde Baarte-Henog
•
\
•
3
5
'
4c I({(
4-1 •
Bijlage V
De Standaard Bedrijfstakindeling en de NACE-indeling
Het CBS onderscheidt de volgende bedrijfstakken: 0
Landbouw en Visserij I Delfstoffenwinning 2/3 Industrie 4 Openbare Nutsbedrijven 5 Bouwnijverheid en bouwinstallatiebedrijven 6 Handel, horeca en reparatiebedr. voor gebruiksgoederen 7 Transport-, opslag- en communicatiebedrijven 8 Bank- en verzekeringswezen, zakelijke dienstverlening 9 Overige dienstverlening De volgende bedrijfskiassen worden onderscheiden: 01 Land- en tuinbouw 02 Bosbouw 03 Visserij 11 Kolenmijnbouw 12 Aardolie- en aardgaswinning en -exploitatie 19 Overige delfstoffenwinning 20/21 Voedings-en genotmiddelenindustrie 22 Textielindustrie 23 Kledingindustrie 24 Leder-, schoen- e.a. lederwarenindustrie (excl. kleding) 25 Hout- en meubelindustrie 26 Papier- en papierwarenindustrie 2 7 Grafische industrie, uitgeverijen 28 Aardolie-industrie 29 Chemische industrie 30 31 32 33 34 35
Kunstmatige en synthetische garen- en vezelindustrie Rubber- en kunststofverwerkende industrie Bouwmaterialen-, aardewerk- en glasindustrie Basismetaalindustrie Metaalproduktenind. (excl. machines en transportmidd.) Machine-industrie 215
36 37 38 39
Elektrotechnische industrie Transportmiddelenindustrie Instrumenten- en optsiche industrie Overige industrie
40 Openbare nutsbedrijven 51 Bouwnijverheid 52 Bouwinstallatiebedrijven 61/62 Groothandel 63/64 Tussenpersonen in de handel 65/66 Detailhandel 67 Hotels, restaurants, cafe's e.d. 68 Reparatiebedrijven van gebruiksgoederen 71 72 73 74 75 76 77
Spoorwegen Wegvervoer Zeevaart Binnenvaart Luchtvaart Hulpbedrijven van het vervoer Communicatiebedrijven
81 Bankwezen 82 Verzekeringswezen 83 Exploitatie van en handel in onroerende goederen e.d. 84 Zakelijke dienstverlening 85 Verhuur van machines e.a roerende goederen 90 91 92 93 94 95 96 97 98
216
Openb. bestuur, defensie en wettelijke soc. verzekeringen Religieuze organisaties Onderwijs Gezondheids-en veterinaire diensten Maatschappelijke dienstverlening Sociaal-culturele en culturele instellingen Sport en recreatie Bedrijfs- en werknemersorganisaties, researchinstellingen, overige sociale instellingen Overige dienstverlenende bedrijven
De NACE-indeling kent de volgende afdelingen: 0 I 2 3
Landbouw, jacht, bosbouw en visserij Energie en waterhuishouding Winning en verwerking van niet-energetische delfstoffen en derivaten; chemische industrie Metaalverwerkende industrie: fijnmechanische en optische industne Andere be- en verwerkende industrie Bouwnijverheid Handel, hotels, restaurants ev. cafés, reparatiebedrijven Vervoer en communicatie Bank- en verzekeringswezen, dienstverlening ten behoeve van ondernemingen, verhuur Overige dienstverlening •
4 5 6 7 8 9
De volgende klassen worden onderscheiden:
OI 02 03 11 12 13 14 15 16 17 21 22 23 24 25 26 31 32 33 34
Landbouw en jacht Bosbouw Visserij Winning en bewerking van vaste brandstoffen Cokesovenbedrijven Aardolie- en aardgaswinning Aardolie-industrie Winning en vervaardiging van splijt- en kweekstoffen Produktie en distributie van elektriciteit, gas, stoom en warm water Waterleidingbedrijven Winning en voorbereiding van ertsen Vervaardiging en eerste verwerking van metalen Winning van niet energetische mineralen (met uitzondering van ertsen): veenderijen Vervaardiging van steen, cement, betonwaren, aardewerk, glas e.d. Chemische industrie Kunstmatige en synthetische continugaren- en vezelfabrieken Vervaardiging van produkten uit metaal (m.u.z. van machines en transportmiddelen) Machine bouw Bureaumachinefabrieken: - fabrieken van machines voor informatieverwerking Elektrotechnische industrie 217
35 Automobielbouw; fabrieken van auto-onderdelen 36 Overige transportmiddelenfabrieken 37 Fijnmachine en optische industrie 41/42 Voedings-en genotmiddelenindustrie 43 Textielnijverheid 44 Ledernijverheid 45 Schoen- en kledingsnijverheid 46 Houtindustrie: fabrieken van houten meubelen 47 Papier- en papierwarenindustrie: grafische nijverheid: uitgeverijen 48 Rubber- en plastiekverwerkende industrie 49 Overige Be- en verwerkende industrie 50 Bouwnijverheid 61 Groothandel (uitgezonderd recuperatie) 62 Recuperatie 63 Tussenpersonen in de handel 64/65 Kleinhandel 66 Maaltijden-, dranken- en logiesverstrekkende bedrijven 67 Reparatie van gebruiksgoederen en voertuigen 71 Spoorwegen 72 Overig vervoer te land (stadsvervoer, wegvervoer etc.) 73 Binnenvaart 74 Zee- en kustvaart 75 Luchtvaart 76 Aan het vervoer verwante activiteiten 77 Reisbureaus: tussenpersonen op het gebied van vervoer: opslagbedrijven 79 Communicatiebedrijven 81 Bank-. en kredietwezen 82 Verzekeringswezen, uitgezonderd verplichte sociale verzekeringen 83 Hulpbedrijven van het bank- en verzekeringswezen, exploitatie van en handel in onroerende goederen (uitgezonderd verhuur van eigen onroerende goederen) dienstverlening ten behoeve van ondernemingen 84 Verhuur van roerende goederen 85 Verhuur van eigen onroerende goederen 91 Algemeen overheiçlsbestuur, landsverdediging en wettelijke sociale zekerheid 92 Reinigingsdiensten, beheer van begraafplaatsen 93 Onderwijs 94 Speur- en ontwikkelingswerk 95 Diensten voor volksgezondheid en diergeneeskunde· 218
96 Overige maatschappelijke dienstverlenende instellingen 97 Dienstverlening op het gebied van recreatie en andere vormen van culturele dienstverlening 98 Persoonlijke diensten • 99 Huishoudelijke diensten: diplomatieke vertegenwoordigingen, mternationale organisaties en geallieerde strijdkrachten
Schakelschema van NACE-codes naa·r SBl-codes NACE-code
SBl-code
Bedrijfstak
01
01
1
02
02
1
03
03
1
n
1
12
11
1
13
12
1
14
28
2
15
19
1
16
40
4
17
40
4
21
19
1
22
33
3
23
19
1
24
32
3
25
29
2
26
30
3
31
34
3
32
35
3
33
35
3
34
36
3
35
37
3
•
11 ~·
.
219
NACE-code
SBI-code
Bedrijfstak
36
37
3
37
38
3
41/42
20/21
2
43
22
2
44
23/24
2
45
23/24
2
46
25
2
47
26/27
2
48
31
3
49
39
3
50
50
5
61
61
6
62
62
6
63
64
6
64/65
65/66
6
66
67
6
67
68
6
71
71
7
72
72
7
73
73
7
74
74
7
75
75
7
76
76
7
77
76
7
79
77
7
81
81
8
82
82
8
.
220
NA CE-code
SB I-code
Bedrijfstak
83
84/85
8
84
84
8
85
83
8
91
90
9
92
98
9
93
92
9
94
97
9
95
93
9
96
94
9
97
95/96
9
98
98
9
99
99
9
'
221
BIJLAGE VI
MUL TIV ARIA TE ANALYSE- TECHNIEKEN
In dit onderzoek wordt op een aantal plaatsen gebruik gemaakt van zogenaamde multivariate analyse technieken. Letterlijk betekent dit: het analyseren van veel variabelen. Het is een verzamelnaam voor een aantal analysetechnieken die ontworpen zijn om de aard en de mate van samenhang tussen een groot aantal waarnemingen te beschrijven. Naar de aard van de onderzoeksvraagstelling en de aard van de gegevens, kunnen verschillende multivariate technieken onderscheiden worden. In dit onderzoek worden drie van dergelijke technieken toegepast, te weten: factoranalyse, clusteranalyse en multiple regressie-analyse. Deze technieken worden hieronder elk kort beschreven. Factoranalyse Factoranalyse is een techniek die toepasbaar is wanneer men per, in dit geval, bedrijf gegevens heeft verzameld op meerdere variabelen. Men heeft bijvoorbeeld bij een groot aantal bedrijven een vragenlijst van 40 vragen afgenomen. Per bedrijf heeft men dus 40 scores: de antwoorden op de 40 vragen. Men wil nu de onderlinge samenhang tussen de variabelen (de vragen) bondig beschrijven in termen van een kleiner aantal nieuwe variabelen. Misschien vallen de 40 vragen wel in een aantal groepen uiteen; groepen van vragen die onderling sterk samenhangen, maar die weinig te maken hebben met de andere (groepen van) vragen. Hiernaar gaat men op zoek. Bij een factoranalyse wordt aangenomen, dat de waargenomen verbanden tussen de variabelen zijn toe te schrijven aan één of meer 'eraan ten grondslag liggende' variabelen of hypothetische grootheden. Zo kan men zich voorstellen dat de uitslagen op allerlei verschillende vragen over de regionale arbeidsmarkt, de bedrijfshuisvestingsmogelijkheden en de rol van de lokale overheid allemaal afhankelijk zijn van één hypothetische grootheid die we 'bedrijfsomgeving' noemen. Een dergeLijke hypothetische grootheid noemt men een latente variabele of factor. De bedrijfsomgeving is zo'n begrip dat niet direct meetbaar is. We kunnen 'bedrijfsomgeving' slechts indirect waarnemen, bijvoorbeeld via de antwoorden (de scores) op allerlei vragen over de hiervoor genoemde deelonderdelen. Hebben we nu de scores van een aantal bedrijven op drie verschillende vragen over het produktiemilieu (zeg xl, x2 en x3) dan zullen die scores een zeker verband vertonen: als het goed is, hangen de scores immers alle samen met het hypothetische begrip 'bedrijfsomgeving'. Bij een factoranalyse zoekt men nu, via het waargenomen verband tussen
223
een aantal variabelen, naar de achterliggende grootheid of factor. Deze factor vat de informatie samen die eerst besloten zat in de drie genoemde vragen. De onderstaande figuur vat een en ander samen.
Een sterk vereenvoudigd factoranalyse-model
Waargenomen variabelen (scores} Veronderstelde latente variabele (factor) /
z
X1
X2
X3
Clusteranalyse Clusteranalyse is eveneens een multivariate techniek, dat wil zeggen dat er bijvoorbeeld per bedrijf gegevens zijn verzameld op meerdere variabelen. Ieder individu of bedrijf wordt dus beschreven door een aantal getallen enjof kenmerken. De bedoeling is nu, de bedrijven op grond van die gegevens in klassen te groeperen. De bedrijven binnen één klasse moeten zo veel mogelijk op elkaar lijken, en zo min mogelijk op bedrijven uit andere klassen. Het gaat dus om het vinden van clusters of klassen van bedrijven met gemeenschappelijke kenmerken. Steeds moet bepaald worden: het aantal klassen, wie erin horen en wat de gemeenschappelijke kenmerken zijn. Bij ieder bedrijf hoort een rij getallenen/of kenmerken. Men kan nagaan in hoeverre deze gegevens lijken op die van andere ondernemingen. Als eerste stap in de clusteranalyse wordt telkens tussen twee bedrijven onderling bepaald hoeveel (of juist hoe weinig) ze op elkaar lijken. Dit wordt uitgedrukt in een getal, over het algemeen tussen 0 en 1: hoe groter de waarde, des te meer lijken de twee bedrijven op elkaar; 0 betekent dat de twee bedrijven absoluut niet op elkaar lijken, I dat hun gegevens aan elkaar gelijk zijn. Het samenvoegen van bedrijven tot clusters, vormt de tweede stap in een clusteranalyse 224
Clusteranalyse wordt in het algemeen gebruikt als een beschrijvende techniek: de gegevens worden op een bepaalde manier beschreven; er worden veelal geen hypotheses getoetst.
•
Regressie- analyse Als men het verband dat tussen twee of meer verschijnselen (variabelen) bestaat, gebruikt om de waarde van één van de variabelen te voorspellen uit de andere(n), spreekt men over regressie. Bijvoorbeeld: er bestaat een verband tussen het gemiddelde rapportcijfer voor Nederlandse in de eindexamenklas (noem x) en het eindexamencijfer voor Nederlands (noem y). Het zou mooi zijn als we iemands eindexamencijfer konden voorspellen op grond van zijn gemiddelde rapportcijfer. Als we y willen voorspellen uit x, moeten we op een of andere manier y als een functie van x uitdrukken, bijvoorbeeld y = x - 0,5. Deze uitdrukking zou betekenen dat het eindexamencijfer y een halve punt lager is dam het gemiddelde rapportcijfer x. Hoe komen we nu aan een dergelijke vergelijking? Het antwoord is: door gegevens te bestuderen over rapportcijfers en de daarbij horende eindexamencijfers. Deze combinaties van rapport- en eindexamencijfers vormen, als we ze in een grafiek zouden zetten, een zogenaamde puntenwolk. Zo zou het kunnen zijn dat een dergelijke puntenwolk globaal van links beneden naar rechts boven loopt. Dit betekent dat degenen die hoge rapportcijfers halen, over het algemeen ook hoge eindexamencijfers halen; leerlingen met lage rapportcijfers halen lagere eindexamencijfers. Er bestaat kennelijk een (hier: positief) verband tussen proefwerkcijfers en eindexamencijfers. Indien men nu een regressie uitvoert poogt men een lijn te trekken door de genoemde puntenwolk, zodanig dat die lijn de oorspronkelijke gegevens zo goed mogelijk beschrijft. Deze lijn heet de regressielijn of -vergelijking. Het gaat er dus om dat de Lijn 'zo dicht mogelijk' bij alle punten ligt. Dit betekent dat de verschillen tussen de voorspellingen die met behulp van de regressielijn worden gedaan zo weinig als maar mogelijk is mogen afwijken van de oorspronkelijke waarden. In meer wiskundige termen heet dit 'het kleinste kwadratencriterium'.
225