Tik-tak - Lees het gedicht tik-tak voor. Doe dit in het strakke ritme van een langzaam tikkende klok: Tik - tak - tik - tak Ik tik - de tijd - op mijn - gemak. Enzovoort. - Laat de kinderen vrij op het gedicht reageren. Gebruik daarna de volgende richtvragen: · Zou de klok kunnen gaan slapen? Wat gebeurt er dan? · De klok zegt over de merel: 'Die kent de klok, da's wel gemak!' Zou de merel echt de klok kennen? · Kan de tijd stukjes overslaan? Heb jij dat wel eens meegemaakt? · Kan de tijd even een pauze nemen? Wat zou er gebeuren als dat kon? (Situaties zouden bevriezen.) · Kun je de tijd terugdraaien? - Sluit de activiteit af. De kinderen lopen individueel of in een lange rij (met de armen op elkaars schouders) door het lokaal. Lees het gedicht voor in het tempo van de klok. De kinderen lopen op dat tempo. De stukjes die ze kennen, mogen ze opzeggen.
Tik-tak Tik-tak tik-tak. Ik tik de tijd op mijn gemak. Ik haast me niet zoals je ziet. Tik-tak tik-tak, ik denk dat ik een slaapje pak. Tik-tak tik-tak. De merel zit weer op het dak. Gisteren zat hij ook al daar. Ook om één uur, eerlijk waar. Tik-tak tik-tak, die kent de klok, da?s wel gemak! Tik ? hik, tik ? hik. Ik tik de tijd maar heb de hik. De tijd slaat telkens stukjes over. Weggeroofd door Hik, de rover. Tik ? hik, tik ? hik, ik denk dat ik wat water slik. Tik-tak tik-tak. Ik denk dat ik een pauze pak. Dan staat de wereld even stil. Totdat ik zelf weer tikken wil. Tik-tak tik-tak, dan neem ik nu maar wat gebak. Tak-tik tak-tik. Ik tel nu terug, maak je niet dik. Je gaat gewoon weer naar het begin en leest dan weer de eerste zin: Tik-tak tik-tak, ik tik de tijd op mijn gemak ?
De haan kraait - Plaats de kinderen in een kring. Vraag aan een van de kinderen hoe hij of zij 's morgens wordt gewekt. (Bijvoorbeeld door moeder.) Maar hoe weet moeder dat het tijd is om op te staan? (Doordat de wekker afgaat). Heel lang geleden hadden de mensen geen wekker. Hoe wisten ze toen wanneer het tijd was om op te staan? (De zon kwam op, de haan kraaide.) - Wijs een van de kinderen aan als haan. De andere kinderen zijn kippen. Haan en kippen slapen op een stok. Dat is de bank. Alle kinderen gaan op hun hurken op de bank zitten.Geef dan de volgende opdrachten. · Iedereen in het kippenhok slaapt. Dat doen kippen op hun stok. Doe je ogen maar dicht. · De haan wordt wakker en begint te kraaien. · De kippen springen van hun stok. Ze rekken zich uit. · Ze zijn een beetje stram en tillen een voor een de poten op. · Ze hebben honger en beginnen stukjes graan van de grond te pikken. · Ze krabben met de achterpoten over de grond op zoek naar lekkere dingen. · De kippen fladderen door de kooi. · Ze willen een douche nemen in het zand. Ze rollen zich daar lekker door. · Ze hebben zin in een spelletje. De haan probeert zoveel mogelijk kippen te tikken. Iedere kip die afgetikt is, gaat op stok. · De haan kraait weer. (U geeft het kind dat haan speelt een teken.) De kippen die niet zijn afgetikt en de haan gaan ook op stok. Ze doen de ogen dicht en slapen.
Jaro, de klokkenman - Lees het verhaal Jaro, de klokkenman voor. Leg vooraf de begrippen slinger (van een klok) en slaan (de klokken) uit. - Laat de kinderen op het verhaal reageren. Zorg ervoor dat de volgende vragen worden beantwoord: •
Lopen in het echt alle klokken gelijk? (Ga niet in op verschillende tijdzones.)
•
Jaro verkoopt een klok met een eigen tijd voor iedereen. Zou dat fijn zijn? Waarom wel/niet?
•
Zou dat handig zijn? Leg je antwoord uit.
•
Wat denk je: zouden de mensen in het verhaal Jaro de volgende dag dankbaar zijn? Waarom denk je dat?
- Deel de tekenmaterialen uit. Geef de tekenopdracht: maak een tekening van Jaro met zijn klokken op het plein. De kinderen gaan aan de slag. - Hang de tekeningen aan het bord. Bespreek ze kort na. •
Welke tekening vind je mooi? Waarom?
•
Wat voor klokken zie je op de tekeningen? (Wekkers, horloges enzovoort.)
•
Wie heeft de tijd in de klokken getekend? Hoe laat is het op die klok? Hoe kun je dat zien?
Jaro, de klokkenman Lang geleden was er eens een klokkenman. Zijn naam was Jaro. Hij trok langs dorpen en steden met paard en wagen om klokken te verkopen. Zijn hele wagen hing er vol mee. Klokken in allerlei maten en kleuren: grote en kleine, mooie en lelijke, hoge en lage. Klokken die je kunt hangen en klokken die je kunt neerzetten, klokken voor om je pols en klokken voor op de kast. Klokken met en zonder wijzers en klokken met of zonder geluid. Als Jaro bij een dorp aankwam, zette hij zijn wagen op het dorpsplein. Het paard gaf hij een lekkere zak met haver. Dan pakte hij een grote deken uit de kar en legde die op de grond. Voorzichtig nam hij een voor een de klokken uit de wagen en zette die op de deken. Ten slotte nam hij uit een oud doosje een sleutel en begon al de klokken op te draaien. En zo begonnen steeds meer klokken op het plein te tikken. Hij hoefde niet te roepen: klokken te koop! Hij hoefde eigenlijk niets anders te doen dan de klokken opdraaien en wachten. Want de mensen hadden hem al het dorp in zien rijden, en het getik van de klokken was goed te horen. Maar de mensen begonnen pas echt te komen als ze begonnen te slaan! De eerste klok die daarmee begon was een hele kleine met een tinkelend belletje. De mensen in de huizen dachten: Wat hoor ik nou? Daarna sloegen de andere klokken. Maar het gekke was: elke klok sloeg op een andere tijd! Als de grote torenklok op het plein twee uur sloeg, sloegen sommige klokjes vijf of elf keer. Andere tikten verder en sloegen pas als de torenklok weer stil was . En zo kwam het dat Jaro daar op het plein stond, midden tussen klokken waarvan er altijd wel een
paar geluid maakten. De kring mensen rond de deken werd steeds groter. Iedereen keek naar de klokken. Maar alleen Krim, een kleine jongen, durfde Jaro te vragen wat de andere mensen eigenlijk ook wel wilden weten. Meneer Jaro, waarom slaan al uw klokken op een verschillende tijd? En waarom geeft elke klok een andere tijd aan? Jaro keek de jongen aan. Hij dacht even na en zei toen: Alle mensen zijn toch verschillend, niet dan? Dus verkoop ik aan ieder de klok die bij hem past.? De mensen keken Jaro vreemd aan. Wat bedoelde hij daar nou mee? Jullie begrijpen me niet, hè? zei Jaro. Krim en de andere mensen schudden hun hoofd. Dan zal ik een voorbeeld geven, zei Jaro. Krim, waar hou jij van? Voetballen, in bomen klimmen, door de bossen rennen, dat is leuk. Ik wil heel veel dingen doen op een dag. En de vervelende dingen overslaan! Zoals boodschappen doen voor mijn moeder of de varkens eten geven.? Nou, zei Jaro dan zou jij deze klok moeten hebben. Hij nam een klein klokje dat snel tikte. Dit is een klok die de tijd dat je voetbalt of door de bossen rent lang laat duren. En de tijd dat je boodschappen moet doen juist heel kort!? Wat slim, zei Krim. En hij nam het klokje in zijn handen. Mag ik die hebben, mam? vroeg hij aan de vrouw achter hem. En jij? vroeg Jaro aan een wat oudere man. Ik ben graag alleen en lees heel graag. Het fijnst vind ik het om naar de zon te kijken die ondergaat. Dan heb jij deze klok nodig. Jaro nam een grote staande klok met een slinger. Deze klok laat de tijd dat je bezoek hebt snel voorbij gaan. Maar de tijd dat je leest of naar de zon kijkt, die duurt wel twee keer zo lang. De mensen waren stomverbaasd! Dat niemand eerder op dat idee gekomen was. Alle mensen zijn verschillend, dus moet ook ieder een andere klok hebben; een klok die bij hem past. En de mensen kochten van Jaro allemaal een klok die bij hen paste. Die avond voor het donker werd reed Jaro weer het dorp uit. Zijn wagen was een stuk lichter dan eerst: veel klokken stonden nu in het dorp. En hij was al ver weg toen hij de torenklok van het dorp tien uur hoorde slaan.