Jaargang 3 – nummer 2 Zomereditie 2012
scoop
Tijdschrift van de geneesheer-specialisten van AZ Alma campus Eeklo en Sijsele Lees in dit nummer: 3 ❯ Voorstelling pediatrie AZ Alma 4 ❯ Neonatologie modern uitgerust en goed bestaft 6 ❯ Vaccinaties en prematuriteit – NCPAP 7 ❯ Voedingsproblemen bij kinderen
8 10 12 14 15
❯ ❯ ❯ ❯ ❯
Reflux – Lactose intolerantie Astma en het kind – Longfunctieonderzoek Kinderen met enuresis nocturna Koortsbestrijding bij kinderen Nieuws uit AZ Alma - Nieuwbouwnieuws – Vroeger en nu
Themanummer: Kindergeneeskunde Deze twee jonge doktertjes in spé leiden een tijdschrift boordevol nieuws uit de kindergeneeskunde in AZ Alma in.
Dr. Peter De Baets, ❮ hoofdredacteur Almascoop
Colofon Almascoop is het tijdschrift van de geneesheer-specialisten van AZ Alma.
Verantwoordelijke Uitgever ❯ Dr. Danny Meire voorzitter medische raad
Editoriaal
Hoofdredacteur ❯ Dr. Peter De Baets
Redactieraad ❯ ❯ ❯ ❯ ❯ ❯ ❯ ❯ ❯ ❯
Dr. Dirk Bernard, medisch directeur Dr. Joost De Ganck Dr. Alex Demurie Dr. Paul Hoste Dr. Wim Hutse Dr. Eddy F.P. Kuppens Dr. Danny Meire Dr. Stefaan Poriau Dr. Peter Roosen Marc Van Hulle, manager PR en communicatie
Design ❯ Living Stone
Geachte collega’s, Beste lezers, Voorliggend nummer van Almascoop is gewijd aan kindergeneeskunde. Tot spijt van wie het benijdt: de specialiteit pediatrie werd in België opgestart onder Nederlandse invloed. De universiteit Groningen was in 1909 namelijk voortrekker met het benoemen van G. F. Scheltema als hoogleraar kindergeneeskunde. De eerste hoogleraar pediatrie in België kwam er pas een generatie later, in 1935. Toen werd de Nederlander Evert Gorter (°1881-†1954) benoemd aan de universiteit van Gent.
DTP en Drukwerk ❯ Offsetdrukkerij De Sonville
Samenstelling ❯ ❯ ❯ ❯ ❯
Dr. Lut Verdonck Dr. Alexandra De Rooster Dr. Katrien Vanneste Dr. Evelyn Van Hoorebeke Marc Van Hulle
Fotografie ❯ IPon Maldegem ❯ Michel Moens ❯ AZ Alma
Suggesties voor Almascoop steeds welkom bij: ❯ Marc Van Hulle postvak manager PR en communicatie (campus Eeklo of campus sijsele) @
[email protected] 050 72 83 32
Zoals elke specialiteit heeft pediatrie een zeer grote evolutie gekend. Uiteraard is deze evolutie het meest zichtbaar op medisch vlak met nieuwe inzichten, gepaard aan nieuwe technieken en nieuwe behandelingen, zoals verder uit deze Almascoop mag blijken. Pediatrie moet, meer dan welke andere specialiteit ook, rekening houden met de evolutie van het maatschappelijk kader, waarbij meerkind-gezinnen zeldzamer worden en het ‘unieke’ kind op een voetstuk wordt geplaatst. Anderzijds zit het aantal geboorten in de lift sinds 2002 – zeker in AZ Alma - en worden ziekenhuizen steeds meer geconfronteerd met ouders die geen of onvoldoende Nederlands kennen of niet vertrouwd zijn met de hedendaagse zorg voor zuigelingen. Ook administratief is er een duidelijke evolutie met aandacht voor volledig uitgebouwde diensten met 24-uurspermanentie. Minister Onkelinx decreteerde dat elke ziekenhuisdienst kindergeneeskunde moest bestaft zijn met minstens vier pediaters. Daaraan voldoet ons ziekenhuis met de recente benoeming van Dr. Evelyn Van Hoorebeke.
VZW AZ Alma ❯ campus sijsele Gentse Steenweg 132 B-8340 Sijsele-Damme tel. 050 72 81 11
Redenen genoeg om het woord te laten aan de pediaters.
❯ campus eeklo Moeie 18 B-9900 Eeklo tel. 09 376 04 11
Dr. Peter De Baets, Hoofdredacteur
www.azalma.be
[email protected] Indien u meewerkt aan een reportage voor Almascoop stemt u impliciet ook in met het nemen en/of publiceren van foto’s die verband houden met deze reportage of deze activiteit. Wij hopen op uw begrip daarvoor te kunnen rekenen.
02
Veel leesplezier.
■
'Pediatrische ziekenhuisgeneeskunde in groeispurt naar adolescentie...' door dokter Lut Verdonck
Pediatrische ziekenhuisgeneeskunde in groeispurt naar adolescentie… wordt hernieuwd. We zien nu toenemende neurologische en psychische problemen, astma, obesitas, diabetes en kanker. Zorg voor allochtone kinderen gaat hand in hand met hoge service eisen van goed geïnformeerde ouders en familie. De ambulante zorg wordt meer complex en gesofisticeerd. Hospitalisatie, met stringentere kortere ligduur, wordt gereserveerd voor ernstig zieke kinderen, voor doorgedreven diagnostisch onderzoek of multidisciplinaire behandeling. Een nieuw zorgprogramma komt er dan ook aan met speciale aandacht voor differentiatie, horizontale en verticale samenwerking.
❯ De secretaressen en verpleegkundigen van de consultatie pediatrie.
Het recht op optimale intramurale medische behandeling is ook voor kinderen een fundamenteel recht. Het handvest Kind en Ziekenhuis formuleerde reeds in 1988 welke de rechten zijn van kinderen die in een ziekenhuis worden opgenomen, dit in samenwerking met de Wereldgezondheidsorganistie (WHO) en in overeenstemming met het VN-verdrag inzake de rechten van het kind. AZ Alma onderschrijft dit handvest ten volle. In 2006 werden via het ‘Zorgprogramma Pediatrie’ organisatorische en architectonische normen opgelegd aan de intramurale zorg voor kinderen. In een vernieuwde afdeling en met een enthousiaste ploeg van voornamelijk pediatrisch verpleegkundigen, en ondersteund door paramedici waaronder een psychosociale begeleidster, werd deze erkenning vlot aan AZ Alma verleend. Speciale aandacht kregen de ouderparticipatie, pijnbestrijding – ook voor onze allerkleinsten pasgeborenen, – kindermishandeling en het kritisch zieke kind. Ook onze N* dienst, annex aan een steeds groeiende materniteit, voldeed vlot aan de nieuwe normering. Sindsdien kan ziekenhuispediatrie niet enkel meer vereenzelvigd worden met overnachting op onze kinderafdeling, waar het trouwens goed is om toeven. De meerwaarde voor het kind zit hem ook in de continu pediatrische ondersteuning op de spoedgevallendienst, op de mater-
niteit, op neonatologie, op het chirurgisch en pediatrisch daghospitaal. Het protocol ‘Kindvriendelijk Ziekenhuis’ dringt door tot in tal van andere diensten en functies zoals onthaal, radiologie en labo. De groep kinderen die in de loop van de volgende jaren pediatrische zorg zal nodig hebben, groeit – getuige het toenemend geboortecijfer – maar brengt ook nieuwe medische en sociale uitdagingen mee. Aandacht voor infectieziekten en ondervoeding
In januari 2012 kwam Dr. Van Hoorebeke in onze ploeg. Ze zet de eerste stap naar subspecialisatie in de kinderpneumologie. Met onze ploeg van 4 kinderartsen, ondersteund door gedreven secretariaatsmedewerkers en verpleegkundigen willen we ons dan ook meer en meer als een volwaardige tweedelijnsdienst profileren die een kwaliteitsvol holistisch antwoord blijft bieden op de intramurale zorgvraag voor de Meetjeslandse kinderen. Een goede communicatie met derde echelon, maar meer nog met eerste lijnszorg en de preventieve en de welzijnssector is hiervoor essentieel. In dit nummer van Almascoop laten we u dan ook graag kennis maken met onze dienst en met topics uit de kindergeneeskunde. ■
❯ De vier pediaters (onderaan) met een deel van het team van de kinderafdeling.
03
'Afdeling Neonatologie modern uitgerust en goed bestaft’
Afdeling Neonatologie modern
Afbeelding 1: Afdeling Neonatologie
Dankzij de zeer grote vooruitgang in de medische zorgen zijn de overlevingskansen van premature en zieke pasgeborenen de voorbije 20 jaar drastisch gestegen. Baby’s geboren op steeds jongere zwangerschapsleeftijden hebben nu reële kansen. Bovendien kende ook de prenatale zorg een boost, zodat een aantal pathologieën kan voorkomen of geanticipeerd worden. Derhalve investeerden we ook op onze neonatologie afdeling in een modernisering van apparatuur en aanwezigheid van hoger opgeleid en bijgeschoold personeel. Bovendien proberen we door een aangepaste en individuele verzorging met maximale inbreng van de ouders bij elke zieke neonaat stress en pijn te vermijden. Onze huidige equipe bestaat uit: - 4 kinderartsen met bijzondere opleiding in neonatologie - 2 verpleegkundigen BANABA opleiding neonatologie, 2 verpleegkundigen extra stage neonatologie, 7 algemeen verpleegkundigen - ondersteunende diensten: maatschappelijk werkster, psychologen, logopediste, kinesitherapeuten, lactatiedeskundige - 2 open incubators, 2 gesloten incubators (bedjes) (zie afbeelding 1)
Streefdoel
- Een optimaal functionerende neonatale afdeling start bij een adequate communicatie met de aanwezige gynaecologen.
04
Prenataal anticiperend beleid en multidisciplinair overleg tussen pediaters en de gynaecologen resulteert in een betere acute neonatale opvang van risicozwangerschappen (preëclampsie, maternele diabetes, materneel medicatiegebruik, …) enerzijds, en tijdig en antenataal in utero transport naar grote N indien hoger gespecialiseerde neonatale zorg nodig geacht wordt. (PML < 32 weken, hernia diafragmatica, cardiopathieën, meningomyeloc…. ED) - Eens de acute neonatale opvang achter de rug is, is het onze taak de specifieke individuele noden van het neonataal zieke of premature kind te herkennen en te behandelen. Deze noden variëren van acute respiratoire, cardiale, metabole, neurologische en gastro-intestinale pathologieën waarbij we door gebruik te maken van de moderne cardiorespiratoire monitor technieken, neurologische schalen, pijnschalen, bilirubine schalen, labo resultaten, maar vooral ook door klinische blik onze prematuren zo nauwkeurig mogelijk opvolgen en behandelen. Hiernaast zijn soms invasieve procedures nodig zoals plaatsen van een perifeer percutane centraal veneuze katheter (om langdurig vlotte aanvoer van nutriënten mogelijk te maken en totaal aantal perifere katheters te verminderen), navelkatheter, maagsonde en gebruik van nasale CPAP.
Afbeelding 2:
Uiteraard vereist dit alles een multidisciplinaire, round the clock samenwerking met het klinisch labo (basisanalysen, maar ook pH’s ….), radiologie. Onze neonatologie dienst draagt ook ouderparticipatie en comfortzorg hoog in het vaandel. In dit kader proberen we borstvoeding ook bij onze zieke en kleine prematuren te stimuleren dit mede met behulp van lactatiedeskundigen en implementering van de 10 vuistregels ter ondersteuning van Baby Friendly Hospital Initiative (BFHI). Ook kangoeroën (intiem contact tussen ouders en baby) wordt aangemoedigd, en naarmate de baby’s beter worden, worden ouders gestadig meer betrokken in de verzorging (temperatuur meten, badje geven) van hun kind om de overgang naar de thuissituatie optimaal te laten verlopen.
En dan nu tijd voor enkele statistieken 1. Aantal opnames per jaar en terugtransfers Ondanks de toename van het aantal bevallingen zien we slechts een geringe stijging van neonatale opnames op neonatologie wat we in deze sector enkel kunnen toejuichen en toewijzen aan een adequaat antenataal beleid. Hier tegenover staat het toenemend aantal terug verwijzingen van een grote N (Brugge – Gent). De stap naar een minder intensieve afdeling kan een tussen-
door dokter Alexandra De Rooster
uitgerust en goed bestaft stap betekenen vóór ontslag naar huis en de overgang voor ouders meer draagbaar maken. Bovendien leren kinderartsen de baby en de ouders kennen zodat een vertrouwensrelatie kan worden opgebouwd.
Afbeelding 3:
Opname op N* Terugtransport Bevallingen
2009 2010 2011
100 107 110
2 5 10
580 530 610
2. Reden van opname (zie afbeelding 2) 3. Opnames volgens postmenstruele leeftijd (zie afbeelding 3) Dankzij het gebruik van nasale CPAP slagen we erin om meer jong prematuren met RDS in Eeklo op te vangen. ■
Vitamines bij ontslag De zorg voor prematuren en zieke neonaten eindigt vanzelfsprekend niet bij het ontslag op onze neonatologie afdeling. Een adequate opvolging en eventuele afspraken worden voorzien gaande van oftalmo, gehooronderzoek, slaaponderzoek, vaccinatietoediening enz. › Oftalmo: ROP screening (Retinopathy of Prematurity): ➔ Bij alle pasgeborenen met een geboortegewicht < 1500g of zwangerschapsleeftijd < 32 weken ➔ Bij geselecteerde kinderen door de neonatoloog met geboortegewicht tussen 1500g en 2000g of zwangerschapsleeftijd > 32 weken met onstabiele klinische evolutie › Gehooronderzoek: ALGO test wordt verricht bij elke baby › Polysomnografie (wiegendoodscreening) indicaties: ➔ PML ≤ 34 weken en geboortegewicht < 1500g: vóór ontslag
➔ > 34 weken of geboortegewicht >
1500g en neonatale bradycardies/ apnoe’s: vóór ontslag ➔ ALTE ➔ Medische indicatie ➔ Materneel druggebruik ➔ Broer/zus positief gescreend › COS: voor de allerkleinste prematuren PML < 30 weken en risicobaby’s (CMV, BDP) wordt op de gecorrigeerde leeftijd van 9 maand een follow-up voorzien door dit multidisciplinaire team › Vitaminebeleid bij ontslag prematuren: ➔ Vitaminen worden gegeven: • Bij een zwangerschap < 32 weken • Bij een geboortegewicht < 2000g • Steeds op voorschrift van de kinderarts ➔ Verloop: • Vitamine D-cure (DT/1 flacon) - Bij preterme baby’s vanaf dag 14: 10 druppels/dag - Indien gewicht van minder dan 1500 gram: 15 druppels/dag - Tot de leeftijd van 12 maanden
• Vitamine C 25 mg (DT/ 20 capsules) - 1 capsule/dag vanaf dag 14 - Tot de leeftijd van 2 maanden • Vitamine E (Ephynol) 10 mg (DT/20 capsules) - 1 capsule/dag vanaf dag 14 - Tot de leeftijd van 2 maanden • Foliumzuur 0,1 mg (DT/20 capsules) - 1 capsule/dag vanaf dag 14 - Tot de leeftijd van 5 maanden • Fer-in-sol 75 mg/0,6ml (DT/30ml pipetflesje) - Preventie: 1 – 2 mg elementair Fe++/kg/dag vanaf dag 60 tot 6 maand (bv. Fer-in-sol 0,3ml/dag PO) - Behandeling: 3 – 6 mg elementair Fe++/kg/dag in 2 – 3 doses • Protovit (A, B1, B2, B5, B6, C, D, E, PP, biotine) - Vervangt alle vorige vitamines, behalve vitamine K - Vanaf dag 14 - 6 druppels/dag
05
‘Vaccinaties en prematuriteit’
door dokter Alexandra De Rooster
Vaccinaties en prematuriteit Prematuren hebben een immatuur immuunsysteem en deze factor, samengaand met het feit dat ze een onvolledig transplacentaire overdracht gehad hebben van maternele immunoglobulines, maakt dat deze neonati extra vatbaar zijn voor infecties. Het ideale tijdstip van vaccinaties bij deze populatie werd over de jaren heen bepaald door het afwegen van de risico’s op ontstaan van ernstige infecties t.o.v. eventuele nevenwerkingen van vaccins enerzijds en efficiëntie van vaccinaties anderzijds. Aangezien men heeft kunnen aantonen dat een prematuur geboren baby een adequate immuunrespons kan ontwikkelen vanaf de 2de levensmaand worden dezelfde vaccinatieschema’s gehanteerd als voor de a terme baby’s. Wel heeft men aangetoond dat het belang van een ‘booster’ bij preterm geborenen groter is dan bij de a termen om een goede lange-termijn immuniteit te verkrijgen. Bij de preterme baby’s <32 weken worden de 1ste vaccinaties best in het ziekenhuis toegediend vóór ontslag onder cardio respiratoire monitoring wegens verhoogde incidentie apnoe’s post vaccin bij deze populatie prematuren. Opmerking: - Griepvaccin wordt door de American Academy of Pediatrics aanbevolen bij prematuren met chronisch longlijden vanaf de leeftijd van 6 maand, met een jaarlijks rappel in de herfst. Uiteraard is het aanbevolen om de personen in hun naaste omgeving te vaccineren. Praktisch: * 2 vaccinaties met halve dosis en interval van 1 maand * jaarlijkse rappel van halve dosis
Basis vaccinatieschema Vlaanderen 2012 IPV-DTPa IPVPnc-7 MBR MenC HBV HPV dTpa Leeftijd Hib-HBV DTPa X X 8 weken 12 weken
X
16 weken
X
12 maand 15 maand
X X
X
X
X
X
12 jaar
XX
XXX
14 jaar
X
- RSV-profylaxie, synagis bij prematuren • Prematuur geboren < PML 28 weken en jonger dan 12 maand, bij begin van RSV seizoen • Prematuur geboren tussen 28 en 31 6/7 PML die nood had aan ET beademing van minstens 48u en < 6 maand bij begin van RSV seizoen • Kind met chronische respiratoire insufficiëntie dat nood heeft aan chronische O2 therapie of beademing en < 2 jaar Elke patiënt heeft recht op 5 inspuitingen. Deze eindigen ten laatste in maart. Bronchiolitis is een zeer belangrijke oorzaak van lagere luchtweginfecties en hospitalisatie bij kinderen < 2 jaar. Het ziekteverloop karakteriseert zich door bovenste luchtweginfectie die gestadig afzakt met inflammatie van de bronchiolen als gevolg. Auscultatoir bemerken we wheezing en diffuse crepitaties. Vooral bij ex-prematuren kan de infectie leiden tot uitgesproken respiratoire distress – apnoe’s – hypoxie en acute RDS. Een vaccin is niet voorradig, doch een maandelijkse inspuiting met immunoglobulines kan bij de allerkleinsten veel onheil voorkomen. ■
06
(continious positive airway pressure) Regelmatig worden (premature) pasgeborenen opgenomen met (transiente) respiratoire problemen die onvoldoende ondersteund worden met nasale O2 flow. Een deel van deze kinderen kunnen gestabiliseerd worden met NCPAP waardoor postnatale intubatie en mechanische ventilatie (met secundaire risico’s BDP, ROP enz) en bijgevolg een transport naar NICU kan vermeden worden. We denken hier vooral aan kinderen met PML >32 weken en: - RDS (gr I à II) - premature apnoe’s - apnoe / RDS bij sepsis - neonatale pneumonie - transitieproblemen met milde asfyxie - wet lung
X
6 jaar 10 jaar
Nasale CPAP in AZ Alma
Bij deze kinderen zal NCPAP een atelectase van longalveolen beperken, longvolume rekruteren en de totale pulmonale weerstand doen dalen. Door dit alles zien we een verbetering van de oxygenatie en dalende ademhaling distress alsook apnoe’s. Hoe vroeger men NCPAP gebruikt, hoe méér kans dat mechanische ventilatie kan vermeden worden. Premature baby’s met milde RDS ontsnappen hierdoor ook aan de nood tot toediening surfactant. Praktisch wordt op onze neonatale afdeling gebruik gemaakt van Fischer en Paykel (Meda) waarbij de NCPAP via korte binasale prongs wordt toegediend. De CPAP druk wordt getitreerd tussen 5 en 8 mm H2O afhankelijk van tirage, ademnood, beeld op RX thorax en O2 nood. Baby’s met belangrijke RDS, relatief stijve longen, hoge O2 nood en opake longen op RX hebben uiteraard meer druk nodig om hun longvolume te behouden dan baby’s met lage O2 nood behandeld voor apnoe’s. Het spreekt voor zich dat indien de ondersteuning met NCPAP onvoldoende dreigt te worden, m.a.w.: - blijvende apnoe’s - pH art < 7.25 en PCO2 < 60-65 mm Hg - FIO2 > 60% Overleg en eventuele doorverwijzing naar NICU kan gebeuren. ■
‘Voedingsproblemen bij kinderen’
door dokter Katrien Vanneste
Voedingsproblemen bij kinderen Voedingsproblemen bij kinderen vertegenwoordigen een groot deel in een pediatrische praktijk. Gastro-oesophageale reflux, koemelkeiwitintolerantie, lactose intolerantie, constipatie, gastro-enteritis zijn maar enkele voorbeelden van de problemen bij kinderen op gastro-enterologisch vlak waarmee we dagelijks geconfronteerd worden.
Soorten voeding
Melkvoeding wordt immers als belangrijkste voedingsbron gebruikt bij zuigelingen tijdens de eerste 4-6 levensmaanden. In de materniteit kiest het grootste deel voor borstvoeding, wat ook actief aanbevolen wordt. Wei- of lactalbumine-overwegende startvoedingen zijn een ‘eerste keuze alternatief’. Vrijwel elke startvoeding wordt verrijkt met nucleotiden, lange keten vetzuren, pre- of probiotica. Al deze bestanddelen zijn afwezig in koemelk en aanwezig in moedermelk. De ESPGHAN heeft richtlijnen opgesteld waaraan kunstvoedingen voor zuigelingen moeten voldoen. Die richtlijnen zijn gebaseerd op de beschikbare wetenschappelijke gegevens. Regelmatige herziening is dan ook noodzakelijk. Ook onze dienst werkt mee aan studies voor de evaluatie van verschillende voedingen. Meerdere industriële aanpassingen van de natuurlijke koemelk, zowel voor de macroals de micro-nutriënten, zijn noodzakelijk. In een ‘betere’ kunstvoeding is, in vergelijking met natuurlijke koemelk, het gehalte aan caseïne verlaagd tot 30-50%, het gehalte aan wei verhoogd tot 50-70%, is het vetgehalte en de kwaliteit van de vetten aangepast, zijn mineralen zoals natrium sterk verlaagd terwijl andere zoals ijzer verhoogd zijn. Bovendien is de calcium/ fosfor verhouding aangepast. Opvolgvoeding is aangewezen vanaf 6 tot 12-18 maand. Melk, aangepast aan de nutritionele behoefte van zuigelingen en jonge kinderen is aanbevolen tot de leeftijd van 3 jaar. Na één jaar is de aanbeveling een halve liter melk per dag. Die opvolgvoedingen onderscheiden zich van startvoeding voornamelijk door een hoger eiwitgehalte, een iets hogere energie aanbreng, een hogere aanbreng van ijzer en linolzuur. Hoe ouder het kind wordt, hoe minder duidelijk het voordeel van de
kunstvoeding wordt op voorwaarde dat de vaste bijvoeding evenwichtig en gevarieerd is. De meeste groeimelken van de klassieke firma’s voor zuigelingenvoedingen zijn niet langer gezoet en hebben geen toegevoegde smaak.
Voorbeelden van standaard lactalbumine overwegende startvoedingen zijn (in alfabetische volgorde) Enfamil Premium 1 Lipil Nan Pro 1 Novalac Premium 1 Nutrilon 1
Verandering van voeding
Ondanks alle aanpassingen zien we toch veel zuigelingen met klachten van krampen, lastig zijn, constipatie of diarree. Het is dan ook onze taak om via anamnese, klinisch onderzoek, aangevuld met enkele onderzoekingen, de problemen op te sporen en de juiste voeding voor elk kind te vinden. Immers, niet alle klachten vragen een verandering van voeding. Wanneer is er nu toch verandering van voeding nodig? Misschien eerst een woordje over de allergieën bij zuigelingen. Er is een duidelijke opmars van allergische aandoeningen de laatste tien tot vijftien jaar. Er is dus toch noodzaak aan preventieve maatregelen. Als een kind standaard zuigelingenvoeding krijgt, dan krijgt het een ontzettend grote hoeveelheid koemelkantigenen binnen. Daarentegen kan het contact met koemelkantigenen worden vermeden door voeding te geven op basis van een doorgedreven hydrolysaat. Die formules zijn evenwel bestemd voor de behandeling van allergieën en niet voor algemeen gebruik in het kader van allergiepreventie. Er zijn dus extensieve hydrolysaten en partiële hydrolysaten en het verschil ligt hem dus in de graad van hydrolyse.
Voorbeelden van doorgedreven hydrolysaat: Nutrilon Pepti 1 Ingedikt doorgedreven hydrolysaat: Novalac Allernova AR Doorgedreven hydrolysaat en lactosevrij: Nutramigen Semi-elementaire voedingen bevatten een doorgedreven hydrolysaat en middenlange keten vetzuren en zijn lactosevrij. Ze zijn aangewezen in de behandeling van enteropathie. Voorbeelden zijn: Alfaré Nutrilon Pepti Lactosevrij Pregestimil Lipil Neocate en Nutramigen AA zijn therapeutische voedingen op basis van aminozuren. Enkel voor kinderen met KME-allergie en die intolerant zijn voor een extensief hydrolysaat. Recent werd er ook een voeding op basis van een extensief rijsthydrolysaat op de markt gebracht (NovaRice). Ze vormen een eventueel alternatief voor de extensieve hydrolysaten.
Het gebruik van hydrolysaten ter preventie van allergie is aangewezen bij baby’s met een erfelijk verhoogd risico voor allergie (een eerste graadsverwant met atopie) gedurende de eerste zes maanden. Wanneer de zuigeling geen atopische verschijnselen heeft ontwikkeld, mag overgeschakeld worden op een gewone kunstvoeding. ■
Voorbeelden van partieel hydrolysaat: Enfamil HA digest Nan HA1 Novalac HA1 Nutrilon HA1 Ook Non Sensitive en Omneo zijn partiële hydrolysaten.
07
'Gastro-Oesophageale reflux’ en 'Lactose-intolerantie'
Gastro-Oesophageale reflux Regurgitaties worden gekenmerkt door het teruggeven van voedsel, het terugvloeien van maaginhoud naar de slokdarm waarbij de baby voeding uit de mond laat lopen of kleine gulpjes voeding teruggeeft, korte of langere tijd na de maaltijd. In de meeste gevallen is dit een banaal probleem. Het is echter belangrijk deze te onderscheiden van pathologische reflux. Pathologische reflux veroorzaakt secundaire symptomen waaronder groeiachterstand, slechte eetlust, ontsteking van de slokdarmwand en luchtwegenaandoeningen. Bij vele kinderen met een chronisch luchtwegenprobleem kan reflux aan de basis liggen. Ook bij kinderen, op spoed binnengebracht met ALTE, kan reflux een oorzaak zijn.
Diagnose berust o.a. op 24 uur PH metrie, een meting van de zuurtegraad. Op onze dienst gebeuren bijna dagelijks dergelijke onderzoekingen. De opname duurt 24 uur. De kinderen moeten vanaf 5 uur ’s morgens nuchter zijn. Men maakt gebruik van een sonde waaraan een PH-metertje bevestigd is. Langs de neus wordt de sonde voorbij de keel in de slokdarm geschoven. Deze is aan een apparaat bevestigd dat gedurende heel het onderzoek alle gegevens in een geheugen opslaat. De resultaten worden door de computer verwerkt en in beeld gebracht. (zie afbeelding 1) Aan de hand van de uitslagen (zie afbeelding 2) wordt de behandeling besproken. Hierbij zijn er conservatieve en medicamenteuze maatregelen: › Conservatieve maatregelen: ➔ We plaatsen het kindje best in rugligging met verhoogd hoofdeinde (tot 30°).
➔Er wordt ingedikte voeding gegeven ofwel met johannesbroodpitmeel, rijstzetmeel of maïszetmeel. • Voorbeelden : Enfamil AR Lipil 1-2, Nan AR 1-2, Novalac AR 1-2, Novalac AR Digest, Nutrilon AR 1-2 › Verder zijn er ook medicamenteuze maatregelen: ➔ Als eerste mogelijkheid wordt een antacidum gaviscon gestart (1-2 cc na elke voeding) ➔ Bij ergere vormen gebruiken we een H2 blokker: zantac siroop of ranitidine siroop in een dosis van 4-8 mg/kg/ dag in 2 innames. ➔ Bij nog ergere vormen zal een protonpompinhibitor gebruikt worden namelijk omeprazol of losec in een dosis van 1 mg/kg/dag in 1 of 2 innames per dag. Dit kan gegeven worden in tabletjes of in magistrale bereiding. Het kan ook in vloeibare vorm met toevoeging van bicarbonaat. ■
Afbeelding 2:
Afbeelding 1:
› De sonde wordt langs de neus ingebracht
08
door dokter Katrien Vanneste
Lactose-intolerantie Het opsporen van lactose-intolerantie via de ademtest wordt eveneens op onze afdeling verricht. Dit gebeurt tijdens een dagopname. De kinderen komen ’s morgens nuchter binnen. Een eerste sample wordt nuchter afgenomen. Daarna drinkt het kind het substraat (lactose) en vervolgens worden om de 20 minuten een sample afgenomen. De test duurt een voormiddag. (zie afbeeldingen 1 en 2)
Afbeelding 1:
Lactose is een disaccharide die op zich niet kan worden geabsorbeerd in het darmkanaal. Het moet eerst door het enzyme lactase gesplitst worden in de dunne darm in glucose en galactose, die dan in de bloedbaan kunnen opgenomen worden. Bij een tekort aan dit enzyme wordt het lactose dus onvoldoende verteerd en komt het onafgebroken in de dikke darm terecht. Dit onafgebroken lactose wordt door de aanwezige bacteriën vergist in het distale deel van de dunne darm en colon en zo ontstaat CO2 en H2. Het zijn deze gassen die aanleiding kunnen geven tot de gekende symptomen. Deze gassen diffunderen naar de bloedbaan, worden dus getransporteerd naar de longen en worden uitgeademd. Omdat H2 bijna alleen hierdoor wordt gevormd, weerspiegelt de H2 concentratie in de uitademingslucht de afbraak in de darm.
› De lactosetest bij baby's gebeurt met een mondmaskertje.
Er zijn drie soorten lactose-deficiëntie: • De congenitale is een erg zeldzame vorm. • De primaire is de meest voorkomende en is het gevolg van een daling in lactase activiteit met de leeftijd. • De secundaire vorm is van voorbijgaande aard. Het tijdelijk tekort aan lactase kan het gevolg zijn van een ernstige diarree.
Hoe kan je nu de diagnose stellen? Het bepalen van H2 in de uitgeademde lucht is een snelle, eenvoudige, betrouwbare en niet-invasieve methode. Dankzij de specifiek aangepaste sampling systemen is het toestel geschikt voor collectie van stalen bij neonati, baby’s en kinderen. Dus bij kinderen met chronische buikpijn, langdurige diarree en buikkrampen zonder echt duidelijke oorzaak of blijvende buikklachten na een doorgemaakte infectie kan een H2 ademtest diagnostisch belangrijk zijn. ■
Afbeelding 2: › Bij oudere kinderen kan een mondstuk worden gebruikt.
09
'Kinderen met astma: Plaats van longfunctieonderzoek’
Kinderen met astma: nood of op welk tijdstip ook om te oordelen of zijn hulpmedicatie nodig is en meet hij die nadien opnieuw om na te gaan of die geholpen heeft (reversibiliteittest). Deze onderzoeken waarschuwen het kind op tijd wanneer hij nood heeft aan een dringende afspraak. De peakflowwaarde van het kind wordt gemeten tijdens longfunctie onderzoek.
De inhoud van de longen verandert constant. Tijdens het rustig in- en uitademen heet die variatie het teugvolume (TV). Hoe diep je ook uitademt, de longen raken nooit leeg. Het meten van de resterende inhoud, het residueel volume (RV), vergt gebruik van een lichaamsplethysmograaf of Bodybox. Als men het RV kent, kunnen alle andere volumes hieruit afgeleid worden: de totale longcapaciteit (TLC) na een diep inspi-
Grafiek 1:
Grafiek 2:
rium en de functionele residuele capaciteit (FRC). Het grootst mogelijke volume dat kan verplaatst worden, namelijk van TLC naar RV of omgekeerd, is de vitale capaciteit (VC). De VC wordt bij kinderen bekomen na een traag en zo diep mogelijk inspirium gevolgd door een traag en zo diep mogelijk expirium. De interpretatie van een te kleine VC is niet altijd eenvoudig. Het kan een teken zijn van
voor volwassenen zodat we tijdig therapeutisch kunnen ingrijpen. Hun lichaam is nog in volle ontwikkeling, en moet beschermd worden tegen permanente schade. De Tiffeneau index (FEV1/FVC x100) was vroeger populair om een obstructief syndroom aan te duiden (normaal > 85%). Deze index onderschat echter de ernst van een obstructie omdat dan zowel de FEV1 als de FVC dalen.
Statische spirometrie (zie grafiek 1)
Voor het stellen van de diagnose van astma kan longfunctieonderzoek nooit een goede anamnese of een grondig klinisch onderzoek vervangen. Maar bij vermoeden van of na bevestiging van de klinische diagnose kan longfunctieonderzoek enerzijds bijdragen tot een evaluatie van de ernst van het astma en anderzijds tot de meting van de graad van reversibiliteit. De ernst van obstructie en de graad van reversibiliteit helpen dan bij het opstarten van een gepaste behandeling. Tijdens de opvolgraadplegingen wordt de longfunctie systematisch gecheckt om de behandeling aan de functionele evolutie aan te passen: is het kind stabiel, gaat het beter, is het achteruitgegaan? Bij kinderen met voornamelijk of alleen klachten bij inspanningen, kan een longfunctie onderzoek met inspanningsproef uitgevoerd worden om obstructie uit te lokken. Een kind met matig tot ernstig astma moet elke ochtend en elke avond zijn PeakFlow (PF) meten. Ook meet hij de PF bij adem-
10
Dynamische spirometrie (zie grafiek 2) De éénsecondewaarde (ESW of FEV1) wordt gemeten doordat de patiënt begint met een diep inspirium waarna hij zo krachtig en zo diep mogelijk uitademt, ideaal 6 à 10 sec. Voor kinderen moeten we ons meestal tevreden stellen met slechts 3 sec. FEV1 is het volume uitgeademd in 1 sec na de start, de FVC is de totaal uitgeademde lucht. FEV1 en FVC worden nooit gemeten voor de statische spirometrie omdat door deze manoeuvres soms bronchusobstructie kan ontstaan. De FEV1 vermindert bij kinderen met astma naarmate de obstructie van de luchtwegen toeneemt. Bij kinderen wordt volgende schaal voor graad van obstructie voorgesteld: normaal >90%, milde obstructie 79-90%, matige obstructie 65-75%, ernstige obstructie 5064% en zeer ernstige obstructie <50%. Voor kinderen zijn we dus strenger dan
Wat wordt er gemeten?
Waarom en wanneer longfunctieonderzoeken bij kinderen met astma?
te kleine longen en dan zijn alle volumes te klein met inbegrip van de TLC en het RV. Maar in geval van ernstige obstructie is de VC vaak te klein omdat er onvoldoende diep kan worden uitgeademd, waardoor FRC en RV allen te groot zijn. Dit noemt men ‘hyperinflatie’: er blijft te veel lucht achter in de longen.
door dokter Evelyn Van Hoorebeke
plaats van longfunctieonderzoek Vanaf welke leeftijd kunnen de longfuncties gemeten worden? Gezonde kinderen kunnen zelden vóór circa 8 jaar behoorlijke statische en dynamische spirometries uitvoeren. Mits frequente en herhaalde training, kan het reeds vroeger. Zo zien we dat astmatische kinderen die deze onderzoeken herhaaldelijk uitvoeren, er vaak al in slagen vanaf 5 à 6 jaar, en voor de PF, VC en FEV1 soms zelfs vanaf 4 jaar. Sommige onderzoeken vergen geen actieve medewerking voor zover het kind aanvaardt om rustig te ademen in de bodybox.
Wie neemt de longfunctie af? Sedert enkele maanden is er op de consultatie kindergeneeskunde in AZ Alma een Bodybox met spirometrie aanwezig. De longfuncties worden afgenomen op woensdagnamiddag door een gespecialiseerd verpleegkundige (Valerie Buyck of Kaatje Baeckelandt) onder leiding van Dr Evelyn Van Hoorebeke, gesubspecialiseerd in kinderpneumologie. Afspraken kunnen gemaakt worden via het secretariaat pediatrie op het nummer 09-376.04.44. ■
› De longfunctietest wordt in AZ Alma afgenomen in de Bodybox.
11
'Sprookjes over enuresis nocturna en incontinentieproblemen’
Sprookjes over enuresis nocturn Mijn kind houdt te lang op… Hij wacht tot het laatste moment, en… dan is het in zijn broek. Deze vaak gehoorde opmerking houdt meestal geen steek, want kinderen die echt te lang wachten gaan slechts 2x per dag naar het toilet. En bij die kinderen zien we nooit dat ze ‘dringend’ moeten. De kinderen, die schijnbaar te lang wachten en daardoor een nat broekje hebben, hebben eigenlijk een ‘aandrangsyndroom’, waarbij ze een samentrekking van een blaasspier niet kunnen inhiberen, en daardoor urineverlies hebben. Normaal wordt deze samentrekking continu automatisch onderdrukt, en kan de blaas pas samentrekken als we de sluitspier open zetten. Deze kinderen mogen nooit verweten worden van te lang te wachten, maar moeten wel door een arts onderzocht worden.
Hij drinkt te veel… of hij mag niet meer drinken na 17 - 18 uur… Kinderen met bedplassen drinken meestal veel minder (ongeveer 70%) dan kinderen die niet in hun bed plassen. Het is dus zeker niet aangeraden om de vochtinname na 17 uur te gaan beperken, wel adviseren we om de vochtinname ’s morgens en overdag duidelijk te laten toenemen. Als je natte broekjes hebt overdag of in de klas moet gaan plassen, ga je minder drinken als een soort verdediging. Het kind komt om 16.30 uur terug van school en drinkt normaal: omdat hij dan relatief uitgedroogd is, heeft hij hoge antidiuretisch hormoon spiegels, die ervoor zorgen dat hij dit vocht maar later op de avond gaat uitplassen. Het kind moet dus veel meer drinken overdag zodat dit hormoon onderdrukt blijft, en het gedronken vocht sneller uitgeplast wordt. Voor een kind van +/- 25 kg, komt dit neer op 2 glazen ’s morgens, 1 om 10 uur, 2 ’s middags, 2 na school en normaal drinken bij het avondeten. Cola, thee, ice-tea en koffie worden best vermeden omdat deze de blaas zenuwachtiger maken. Slechts 2 – 3 van deze glazen mogen melkproducten zijn.
Hij slaapt te diep… Dit is de frequentste vooropgestelde oorzaak van bedplassen: het kind slaapt zo diep dat hij niet voelt als hij moet gaan
12
plassen, of hij is te lui om op te staan. Kinderen leren echter op te staan door droog te zijn, en worden niet droog door te leren opstaan. Maar waarom staan ze niet op als ze nat liggen? Een klein kind dat in zijn pamper plast, wordt ook niet wakker, want het is hetzelfde gevoel als alle vorige nachten, en hij reageert er dus niet op. Voor het kind dat bedplast, geldt dezelfde regel: pas als hij droog is, zal hij leren reageren als iemand die droog is.
Hij hoort de plaswekker niet… Dit wordt vaak aangehaald als bewijs dat het kind te diep slaapt, maar bewijst niets, zolang de plaswekker niet volgens alle regels van de kunst toegepast wordt: namelijk bij een kind dat ten eerste droog kan zijn, dus met een blaasvolume groter dan de nachtelijke urineproductie, ten tweede overdag volledig droog is, en ten derde het systeem van de plaswekker aangeleerd is met een hardwerkende nacht. Een plaswekker dient daarenboven niet om het kind te leren opstaan, maar om te leren onderbewust zijn blaas ’s nachts te controleren. De plaswekker is ongetwijfeld de meest frequent gebruikte methode maar ook de meest misbruikte methode. Men mag ze alleen voor de juiste indicaties toepassen.
Hij trekt het zich niet aan, hij of zij is slordig… Dit is nooit de oorzaak, maar dit is een soort secundair verdedigingsmechanisme van kinderen tegen hun stoornis, die zij als ‘falen’ ervaren. De enige manier voor kinderen om met deze ziekte psychologisch overweg te kunnen, is het zich niet aantrekken en het negeren.
Het is herbegonnen na… - De geboorte van een zusje of broertje. Het kind is het oudste in het gezin, de jongste of de middelste. - De scheiding van de ouders - Vader/moeder werkt te veel, is nooit thuis. Papa/mama werkt niet, is gefrustreerd en overbemoedert de kinderen. - De kat is overleden, het kind is opgenomen in het ziekenhuis, het is de stress van de examens… Al deze factoren kunnen een rol spelen
maar zijn meestal niets anders dan de druppel die de emmer doet overlopen. Vaak wordt teveel belang gehecht aan deze psychologische factoren en legt men de schuld bij het kind. Psychologische factoren mogen maar als relevant beschouwd worden als: Het kind vooraf 3 maand volledig droog was overdag en ’s nachts, zonder 1 accidentje (de zomermaanden niet inbegrepen) en als de urineproductie ’s nachts kleiner is dan het gemeten blaasvolume.
door dokter Evelyn Van Hoorebeke
na en incontinentieproblemen Het is herbegonnen met opnieuw naar school te gaan… In de praktijk is het zo dat kinderen vaak meer droog zijn in de zomermaanden, maar dat heeft een ‘natuurlijke’ verklaring. In de zomer is het warmer, zweet men meer en is de urineproductie ’s nachts lager. Terwijl immature blazen vaak ook rustiger zijn, en dus een groter volume hebben dan ’s
winters. Bij het dalen van de nachtelijke temperaturen (de eerste frissere nachten), blijkt een recidief te ontstaan. Er is duidelijk meer verband met het weer dan met het begin van de school zelf.
ben ze geen enkele statistische relevantie. We moeten ons dus hoeden om dergelijke uitspraken te doen, vooraleer alle andere echte oorzaken uitgesloten zijn. ■
Dus…
De meeste van deze opmerkingen worden heel frequent gemaakt maar bijna steeds blijkt dit op een soort bijgeloof, eerder dan op harde feiten te berusten en heb-
Wat bieden we aan de kinderen met enuresis diurna en/of nocturna? Welke kinderen komen naar onze kinderafdeling voor training? Dit zijn de kinderen met hardnekkige urineweginfecties, dysfunctioneel plassen of zelfs enuresis op cognitieve basis. Met name: - Oudere kinderen bij wie de druk op het zindelijkheidsproces begint door te wegen en thuis wordt geen resultaat bereikt met reeds gevolgde therapieën. - Kinderen bij wie thuis geen adequate structuur aanwezig is om een leerproces te begeleiden of vol te houden (begeleidingscapaciteiten, meervoudig samengestelde gezinnen, te drukke professionele bezigheid,…). - Wat motivatie betreft, komen zowel de heel gemotiveerde kinderen aan bod, die als het ware de sleutel van succes reeds in handen hebben, als de kinderen die ervan uitgaan dat aan hun probleem helemaal niets te doen valt of die hun probleem hardnekkig ontkennen.
De opname Tijdens de voorbereidende consultatie bij de behandelende kinderarts of uroloog, wordt op een ontspannende manier verteld over het verloop van de opname, over
de kinderpsycholoog (Griet Van Zele) en over de kinesisten (bekkenbodemtherapeuten). Hier wordt de basis gelegd voor een stevige samenwerking. We maken meteen duidelijk dat de sleutel tot succes niet alleen door het kind wordt gedragen. Werkopdrachten tijdens de opname - Aanleren van adequate toilethouding - Plas en drankschema maken/volgen: Per uur een glas (150ml) drinken (tot 18 uur) Meten en noteren van elke plas Elk nat en/of vuil broekje melden Stoelgang noteren Noteren van droge en natte nachten - Urogym: uroflow en interpretatie van de uroflow ism de uroloog - Bekkenbodemtherapie, 2x/dag - Psychologische sessies, 3x/week - Droge bedtraining / Plaswekker / TENS Leerpunten die dagelijks met de kinderen worden besproken: - Inzicht in hun problematiek - Eigen gedrag op nauwkeurige en consequente wijze leren registreren - Eigen signalen onderkennen - Leren hoe, wanneer en hoe vaak te plassen - Frequent oefenen van het juiste gedrag - Controle over het eigen lichaam verwerven - Zelfstandig toepassen van het geleerde ■
13
‘Heet en koud geblazen'
door dokter Lut Verdonck
Heet en koud geblazen: is er evidence based nieuws over koortsbestrijding bij kinderen? Koorts is een (weldoende) fysiologische respons tegen infectieuze en niet-infectieuze ziektes. Het is een nuttig teken, maar vaak oorzaak van angst en fobie. De behandeling ervan evolueert constant. 1. Tenzij bij hyperthermie (hitteslag) is er geen correlatie tussen de ernst van de ziekte en de graad van koorts. 2. Koorts behandelen verbetert het ziekteverloop niet, tenzij bij chronisch zieke of kritisch zieke kinderen, met borderline metabole reserves.
4. Er blijven heel veel kansen op doseerfouten : - een initiële ladingsdosis of rectale toediening van Paracetamol heeft geen klinisch nut. Het verhoogt alleen de kans op hepatotoxiciteit door doseerfouten. - Chronische overdosering van Paracetamol is een risico bij dosissen groter dan 15 mg/kg of frequenter dan om de 4 uur toegediend. Paracetamol
15 mg/kg/dosis; max 60 mg/kg/d
(max) om de 6 uur
7 mg/kg/dosis
(max) om de 8 uur
3. Koorts behandelen voorkomt geen koortsstuipen.
Ibuprofen
4. Prevaccinatie antipyretica hebben geen nut. Integendeel ze zouden de antistof response op verschillende routine vaccins verminderen. Ze kunnen wel gebruikt worden om koorts na het vaccin te behandelen.
En speciaal voor onze allerkleinsten
5. Koorts moet alleen bestreden worden om het comfort van het kind te verbeteren, niet om de temperatuur ‘te normaliseren’. Het effect van paracetamol en ibuprofen is vermoedelijk voornamelijk analgetisch, daar het niet is bewezen dat normaliseren van de temperatuur discomfort vermindert. 6. Belangrijkst blijft dat de ouders de algemene toestand en activiteit en de hydratatietoestand van het kind goed opvolgen en alert blijven voor nieuwe symptomen van ernstig ziek worden.
Nog wat antipyretische farmacologie 1. Paracetamol versus Ibuprofen: In tegenstelling tot algemene perceptie is Ibuprofen in geen enkele parameter van koortscontrole superieur bevonden aan Paracetamol, tenzij in een lichtjes langere duur van antipyretisch effect (6-8 u vs 4 -6 u). 2. De veiligheid van Paracetamol en Ibuprofen is grotendeels vergelijkbaar, maar gastritis en gastro-intestinale ulceratie zijn frequenter na Ibuprofen. De potentiele nefrotoxiciteit van Ibuprofen blijft een bezorgdheid bij kinderen met verminderde nierfunctie, zoals bij dehydratatie en in combinatie met andere nefrotoxische medicijnen. Ibuprofen werkt via inhibitie van de synthese van prostaglandines, belangrijk voor renale bloedflow. Vooral kinderen jonger dan 6 maanden zijn gevoelig voor dit risico. Een associatie tussen het gebruik van Ibuprofen en invasieve groep A streptococcen infectie bij kinderen met varicella is bekend. 3. Alterneren van Paracetamol en Ibuprofen heeft slechts heel gering klinisch significant antipyretisch voordeel, maar verhoogt enorm het risico op toxiciteit door fouten in dosis en doseringsinterval.
14
* Pasgeborenen en jonge kinderen hebben een vertraagde maturatie van de leverenzymes die medicatie metaboliseren. Antipyretica hebben een verlengde halfwaarde tijd bij neonati. Maturatiesnelheden zijn individueel verschillend, maar voor de meeste antipyretica is het metabolisme matuur rond 6 maanden. * Glomerulaire filtratie en tubulaire secretie zijn verminderd in de eerste levensmaanden, wat resulteert in tragere eliminatie. * Jonge kinderen hebben een lager gehalte albumine en ά 1 glycoproteïnen, met hogere concentraties ongebonden actief product. * Jonge kinderen tot 1 jaar hebben immature ademhalingsreflexen met verhoogd risico op hypoventilatie in respons op medicatie Paracetamol
7,5 mg/kg/dosis
Max om de 6 – 8 uur
Even tijd nemen om deze gedachten aan de ouders uit te leggen kan de koortsfobie verminderen alsook het risico op toxiciteit voor onze kinderen. Naar J.Sherman, Cur.opin.pediatr., 24 : 400-406 ■
Nieuwe artsen - Nieuws uit AZ Alma
Dokter Toon Sonneville, spoedgevallenarts
Sinds eind maart is dokter Toon Sonneville in AZ Alma aan het werk als spoedgevallenarts. Hij studeerde in 1991 af als geneesheer-specialist in de algemene heelkunde aan de Universiteit Gent en werkte sindsdien, onder meer als (bariatrisch) chirurg, in ziekenhuizen in Deinze, Zottegem, Gent, Dendermonde, Antwerpen en Parijs. ■
Dokter Karen Supply, stomatologe
Op 11 april startte dokter Karen Supply in AZ Alma als geneesheer-specialist in de stomatologie, als collega van dokter Jan Couvreur. Dokter Karen Supply genoot haar opleiding geneeskunde aan de Universiteit Gent, waar ze het diploma van arts behaalde in 2004. Ook haar studies tandheelkunde werden er succesvol volbracht in 2007. Haar bijzondere chirurgische bekwaamheid in alle verschillende disciplines in de Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie, werden bekomen door opleiding in zowel binnen- als buitenlandse gerenommeerde centra waaronder het AZ Sint-Jan te Brugge, het Universitair Ziekenhuis te Gent, en eveneens het Franse CHRU te Rijsel. Voor afspraken: campus eeklo: 09-376 04 32 campus sijsele: 050-72 80 50
[email protected] ■
Vroeger en nu In deze nieuwe rubriek willen we een foto uit de ‘oude doos’ van één van onze campussen tonen, met onder een beeld van hoe diezelfde plek er nu vandaag uit ziet. Deze keer gingen we in de lucht en tonen we een fraai beeld van hoe campus sijsele er vroeger uitzag: op de achtergrond wordt volop gebouwd aan het huidige ziekenhuis, op de voorgrond zien we de verschillende paviljoenen waar tbc-patiënten onderdak kregen. Bemerk op de bovenverdieping van die paviljoenen de open gaanderijen waar de patiënten in de frisse buitenlucht werden gezet. Al deze paviljoenen zijn inmiddels afgebroken, in de plaats is nu parking, maar ook het WZC Morgenster en het klooster Ten Bos. De kleurenfoto toont het ziekenhuisgebouw vandaag. ■
Geslaagde gratis hartritmetest Tijdens de Week van het Hartritme in mei besteedden ook de cardiologen van AZ Alma extra aandacht aan voorkamerfibrillatie, de meest voorkomende hartritmestoornis. Eén cardioloog, dokter Wim Hutse (foto), organiseerde gedurende één namiddag een gratis sessie voor een hartritmetest. Daarop werd massaal gereageerd, zodat het initiatief zeker navolging en misschien wel uitbreiding zal kennen. • Secretariaat cardiologie campus eeklo: 09-376.05.46 of
[email protected] • Secretariaat cardiologie campus sijsele: 050-72.80.53 of 050-72.80.51 (patiënten)
[email protected] • Dokter Hans De Smet: 09-376.05.45 of
[email protected] • Dokter Wim Hutse: 09-376.05.49 of
[email protected] • Dokter Albert Palmer: 050-72.80.29 of
[email protected] • Dokter Dominiek Vankersschaever: 050-72.80.26 of
[email protected] ■
15
Nieuws uit AZ Alma
Mooie dvd-collectie op pediatrie AZ Alma Onder impuls van dokter Eric Obrie organiseerde Rotaryclub Eeklo een inzamelactie van kinder- en jeugdfilms op dvd ten voordele van de kinderafdeling van AZ Alma. Deze actie leverde alvast meer dan 200 verschillende film op, die welkom zijn op de pediatrie waar zopas in elke kinderkamer een dvd-speler werd geïnstalleerd. Rotaryclub Eeklo draagt de kinderafdeling van AZ Alma al lang een warm hart toe, want de serviceclub is de vaste sponsor van de troostmand waaruit flinke kindjes na een prik een speelgoedje mogen kiezen. Geneesheer-diensthoofd dokter Lut Verdonck was alvast opgetogen met het ruime en gevarieerde aanbod. ■
Nieuwbouwnieuws
Perfect nagebootste tweepersoonskamer
AZ Alma liet in campus eeklo een tot op de millimeter juist afgemeten testkamer nabouwen. Deze perfecte kopie van hoe een tweepersoonskamer er in 2017 in het nieuwbouwziekenhuis zal uitzien, wordt nu door zowel artsen als medewerkers, maar ook patiënten uitgetest en waar nodig nog bijgestuurd. Deze ‘conceptroom’ is echt een pareltje met een heel fraaie, moderne maar ook warme inrichting: dit lijkt meer op een hotelkamer dan op een ziekenhuiskamer. Er is dan ook veel comfort voor de patiënten. Zo heeft elke patiënt een eigen, heel ruime kledingkast met veel legboorden en twee lades. In die kast is ook een kluis voorzien, waarin ondermeer een laptop of tablet kan opgeborgen worden. Er is ook voor elk een flatscreentelevisie, die via de hoorn van het verpleegoproepsysteem kan beluisterd worden. Iedere patiënt heeft een ruim tafelblad en een nachtkastje met ijskast. In een aparte sanitaire cel is behalve douche en toilet ook een dubbele wastafel met een grote spiegel voorzien, en ook hier zijn er kastjes per patiënt waarin het toiletgerief kan opgeborgen worden. ■
Dienst intensieve zorgen naast spoedgevallen in campus sijsele
16
De vier intensieve zorgenbedden in campus sijsele werden naar het gelijkvloers overgebracht, vlak naast de spoedgevallenafdeling. Deze nieuwe locatie zal toelaten dat de volledige dienst kritische zorgen, die in campus sijsele instaat voor spoed en intensieve zorgen, vlotter kan bestaft worden. Deze reorganisatie was eerst even wennen voor de artsen en medewerkers, maar dit resulteerde in een vlotte samenwerking, die voor alle partijen gunstiger is. Op de foto zien we de centrale desk, vlakbij de boxen. ■
Dokter Michel Bafort voorzitter Orde der Geneesheren De Provinciale Raad van Oost-Vlaanderen van de Orde der Geneesheren kwam op 23 mei 2012 bijeen voor de verkiezing van een nieuw bestuur. Daarbij werd dokter Michel Bafort, geneesheer-diensthoofd van de materniteit en het bevallingskwartier van AZ Alma, campus eeklo, verkozen tot voorzitter. ■