W
i l l e m
L
f
a n s z w e e r t
ó D - ^ 6
De Vlaamse visserij na de M iddeleeuwen
ijdens de vijftiende eeuw en in de eerste helft van de zes tiende eeuw, maakte de Vlaamse visserij een bloeiperiode door. Vooral in de haringvisserij was m en zeer bedrijvig. Er was heel wat werkgelegenheid en dit niet enkel in de visserij zelf. Tai van nevenberoepen hadden baat bij de grote visserij: de scheepsbouw, de zeilmakerijen, de tonnenmakers, de touwslagers, de zouthandel, de vishandel enz.... en er was werk! Enkele cijfers: volgens Gaston en Roland Desnerck in Vlaamse Visserij en Vis sersvaartuigen zouden er in 1480 in N eder land en Vlaanderen samen ongeveer 400 'Haringvissers aan het werk'. De masten worden tijdens het vissen platgelegd. Op die haringbuizen zijn geweest. In zijn boek Zeewijze worden rukken op het net, veroorzaakt door de wind op mast en zeii, vermeden. visserijbeheer in vroegere eeuwen schrijft [Collection encyclopédie Diderot] Pierre Hovart dat de Vlaamse havens in 1480 naar schatting samen goed waren J worden tegen het einde van de vijftiende verordening die hernieuw d werd door Ka voor 150 vaartuigen m et een totale bem an : eeuw alleen nog haringbuizen vermeld. rei IV in 1326. ning van 3.000 stuurlui en 'huercnaepen'. De haringbuis ontwikkelde zich uit De aanvoer van haringen was niet In 1347 bestond de Vlaamse vloot uit ca. een nakomer van de buza. In het midden gering. In 1443 tellen Duinkerke, Nieuw200 eenheden. van de zestiende eeuw waren de haringbui poort, Raversijde en Lombardsijde samen Op het einde van de veertiende zen geëvolueerd tot schepen van 20 à 30 82 vaartuigen met 160 stuurlui-eigenaars en eeuw w ordt de haring voor het eerst op meter lang. Ze hadden 18 tot 30 koppen een bem anning van 1286 koppen. In 1474 onze vaartuigen aan boord gekaakt. Bij het (bemanningsleden) aan boord. De beman waren er in N ieuw poort 48 visserspatroons kaken werden de kieuwdeksels, de kieu ning van de buis, die gewoonlijk eigendom die kaakharing en verse haring aanvoer wen, de belangrijkste bloedvaten en het was van de stuurm an, bestond uit venno den, nog eens 22 hielden zich uitsluitend grootste deel van het darmsysteem uit de ten e n /o f huur knapen. De vennoten kre bezig met de haringvisserij te verse. Dat haring verwijderd. De haring werd niet zelfde jaar ontscheepten deze vissers 403 gen, ondermeer volgens de aanbreng van opengesneden. De gehele handeling ge de netten, een deel van de winst. De huurlast kaakharing en 192 last verse haring in beurde langs de kieuwopening. Af gewis knapen kregen een vast loon. Nieuwpoort en losten ze nog eens 82 last in seld met lagen zout w erd de gekaakte ha Haringen werden gevangen met andere havens. Een last bestaat uit 12 ton ring in tonnen bewaard. Het invoeren van drijfnetten of met de vleet. Zonder in tech nen met een gezamenlijke inhoud van on deze techniek in Vlaanderen w ordt toege nische beschrijvingen te treden kunnen we geveer 10.000 haringen. Rond 1300 was schreven aan Willem Beukels van Biervliet de vleet omschrijven ais een lange sliert Vlaanderen de belangrijkste toeleveraar en Jacob Kien van Oostende. Na heel wat netten, die vóór de boeg van het schip - dat van verduurzaam de vis. moeilijkheden en getouwtrek in verband op het water dreef, en dus niet vaarde - in Om deze haringindustrie gesmeerd met de rechten om Vlaamse kaakharing te het water hing. De vleet kon zeer veel ha te laten lopen was degelijke organisatie no stapelen en te verkopen krijgt het haringka ringen strikken. Dit is inderdaad het juiste dig. De vaartuigen dienden uitgereed te ken in Vlaanderen officiële erkenning in woord. Wanneer de haring zich door het worden, materiaal moest w orden besteld en 1420. Hiermee kwam een einde aan de mo net wilde boren kwam en de touwtjes achter aangebracht, binnengebrachte haring nopoliepositie van de Hanze die Schonense zijn kieuwdeksels te zitten zodat het dier diende verkocht en uitgevoerd, zout moest kaakharing aanvoerde. Dit feit zal uiteinde zich onmogelijk kon loswerken. De grootte aangekocht worden enz. Vanaf het midden lijk, maar dan pas vanaf 1430, w anneer de van de mazen bepaalde de grootte van de van de 13de eeuw werd dit werk meer en techniek volop door de Vlamingen w ordt gevangen haringen. Dat men toen al be meer overgelaten aan weerden. De weerd toegepast, een grote verandering teweeg zorgd was om de kwaliteit (de grootte) van trad op ais tussenpersoon tussen visser en brengen in onze visserij. De middeleeuwse de aangevoerde haring mag blijken uit het koopman en ging alles regelen. De weerd open boten en schuiten, zoals het korfschip, feit dat de afmetingen van de netmazen werd een zakenman. Weerden werden zeer wordt, voor de verre haringvangst, door de reeds lang waren vastgelegd. Zo was er de invloedrijke en machtige personen. Het haringbuis verdrongen. Voor deze visserij verordening van 1291 van Filips de Schone, vennootschap kwam in verdrukking en de
T
D e V la a m se v isserij n a de M id d e le e u w e n
1 3 9 | 31
huurknaap die tegen een vast loon werkte kwam aan boord. Het vennootschap bleef bij de achtervanc of meer kleinschalig beoe fende kustvisserij overeind. Tot in het begin van de jaren 1900 bleven daar sporen van in De Panne. Tot vóór de Eerste Wereldoor log brachten de vissers die de Panneschuiten bemanden elk 3 à 7 netten aan. Vlaamse haringschepen beoefenden achtereenvolgens de 'voorvanc', de Teelt' en de 'achtervanc'. De 'voorvanc' ging van start vanaf
'De vleet' [Collection encyclopédie Diderot]
24 juni. Vierentwintig juni, het naamfeest van St.-Jan, was de dag dat de haringvis sers voor het eerst hun netten mochten uit vissen. Vóór St. Jan kon men zich bijgevolg niet over de vangst verheugen. De spreuk 'haring vóór St.-Jan willen', waarm ee be doeld wordt: 'de zaken willen voor zijn, re sultaten verwachten voor ze gerealiseerd kunnen worden', verwijst naar deze datum . Er werd gevist in de Sont en over de Doggersbank langs de Schotse wateren. De 'teelt' liep van 24 augustus, St.-Bartholomeusdag, en verliep langs de oostkust van Schotland en Engeland en over de Vlaamse banken tot 1 november. Daarna volgde de 'achtervanc' in het meest zuidelijke deel van de Noordzee en in het nauw van Kales. Naast de haringvisserij was er nog de 'doggevaerdt' Op de Doggersbank w erd gevist op kabeljauw die door inzouten ver duurzaam d werd. Deze vissoort w erd m et lijnen gevangen. Vanzelfsprekend beston den ook de meer kleinschalige vorm en van kust- en strand visserij. Al was de visserij in de Europese landen voor iedereen vrij, toch waren er tai van moeilijkheden die vooral veroorzaakt werden door politieke spanningen, kaap vaart en piraterij. Haringschepen gingen in vlootverband naar zee en w aren vergezeld van en beschermd door een bew apende ha ringbuis of een konvooischip. Karel V toonde veel belangstelling voor de visserij. In de graafschappen Vlaanderen, Holland, Zeeland en Friesland kende de visserij, ook onder Karel V, een zelfde verloop en eenzelfde wetgeving al gaat de grote visserij en de kleine visserij zich naast elkaar ontwikkelen. We kom en in een tijd van reglementering. Voorschrif 3 2 I 160
ten, wetten, ordonnanties regelen de visserijtechnieken, het vistuig, scheepvaartreglementering, gedragsregels voor de vissers enz. Naar het einde van de 16 de eeuw kwam de visserij in verval. Vlaanderen werd een slagveld waar Fransen, Spanjaar den en Hollanders hun geschillen beslecht ten. Nieuwpoort en Oostende werden beur telings belegerd. Oostende werd helemaal verwoest. Andere kustplaatsen w erden ge plunderd. Een groot aantal vissers, vooral van de Oostkust, week uit naar Zeeland. De grote visserij kwam volledig tot verval m et de afscheuring van de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden in 1579. Werk loze vissers 'verdienden' hun brood op ka perschepen die opereerden in dienst van de Spanjaarden. Alleen de kust- en strandvisserij bleef bestaan. Spijts enkele hoopge vende pogingen bleef de noodlottige toe stand zeer lang aanslepen. In 1663 werd er in Brugge een 'Com pagnie ter Walvisvangst op Groenland' op gericht. De verhoopte resultaten bleven uit en de compagnie was geen lang leven be schoren. Veelbelovend waren de visserijprivileges die Karel II in 1666 aan Brugge ver leende uit dankbaarheid voor de gastvrij heid die hij in 1663 in Brugge mocht ervaren. Hij was toen door Cromwell uit Engeland verdreven. Volgens dit recht mochten de Brugse vissers met vijftig ha ringbuizen of andere schepen, zonder beta ling van taksen, maar in het bezit van een geleidebrief van het Brugse stadsbestuur, langs de Engelse en Schotse kusten en stranden vissen. Ondanks het feit dat de Bruggelingen van dit recht gebruik hebben gemaakt kwam het niet tot een blijvende heropleving van de visserij. We vermelden terloops dat er op 8 en 9 juli 1963 een testvaart met de Z.264 'King Charles The Se cond' naar Engeland doorging ter verdedi ging van deze Brugse Visserijprivilegiën die blijkbaar nooit waren afgeschaft. Deze zeer late poging is evenwel met een sisser afgelopen. In 1723 ontstond de Oostendse Oostindische Compagnie die heel w at vis sers in dienst nam. In 1727 werd in Nieuwpoort de 'Compagnie van Vischvaert' opgericht. Deze maatschappij had haringbuizen, hoe kers en sloepen in de vaart. In 1729 bezat de compagnie 13 vaartuigen. Ze beoefen den de grote visserij en de haringvisserij te zoute en te verse. De harde concurrentie vanuit Nederland, samen met moeilijkhe den en tegenslagen m aakten evenwel in 1737 een einde aan dit hoopgevende initia tief. In 1730 werd er in Brugge door Adam Sotelet een maatschappij voor wal
D e V la a m se v isserij n a de M id d e le e u w e n
visvaart opgericht. Ook deze maatschappij was geen lang leven beschoren. Tijdens de Oostenrijkse successie oorlog (1741-1743) vaardigden Frankrijk, Holland en Engeland protectionistische maatregelen uit. Ze verboden invoer van vreemde vis en gaven grote premies aan hun reders. Deze maatregelen w aren uiter aard noodlottig voor de Oostendse en de Nieuwpoortse visserijactiviteiten. Geleide lijk aan zou de situatie evenwel verbeteren. In navolging van hun buurlanden gingen de Oostenrijkers op hun beurt protectionis tische maatregelen treffen. In 1764 kwam er een invoerverbod op vreemde haring. In 1767 werd een premiestelsel voor onze vis sers ingevoerd. Stilaan ging de visserijsec tor heropleven. In 1738 telde Blankenberge 40 vaar tuigen. In 1770 was de vloot uitgegroeid tot 70 eenheden. Blankenberge had toen de be langrijkste vissersvloot van onze kust, Oos tende telde toen 22 vaartuigen, N ieuw poort 27. In 1773 w erden de kustplaatsen in een omzendbrief opgeroepen om de visserij nieuw leven in te blazen. De kabeljauwvisserij en de haringvisserij werden belangrijk in Oostende en Nieuwpoort. N ieuw poort ging het voor de wind. Ais gevolg van de Amerikaanse vrij heidsoorlogen w aardoor ook Frankrijk en Engeland met elkaar overhoop lagen (de Fransen hadden de kant van Amerika ge kozen) verplaatsten de Duinkerkse reders hun bedrijf naar Nieuwpoort. Op 16 okto ber 1778 kwamen de Duinkerkse schepen in Nieuwpoort aan om van hieruit onder Oostenrijkse vlag te kunnen varen. De Franse schepen w erden immers door de Engelsen op zee lastig gevallen. Op 4 maart 1779 komt de rest van de Franse IJslandvloot in Nieuwpoort aan. Er komt een hoogtepunt in de IJzerstede. De vaartuigen werden hier uitgereed, w erden hier - on dermeer met mensen van de Westhoek bemand en brachten hier uiteindelijk hun tonnen gezouten kabeljauw aan land. In 1781 brachten 43 schepen maar liefst 13.337 tonnen gezouten kabeljauw in Nieuw poort binnen. In 1783 werd Amerika onafhanke lijk. Er kwam bijgevolg ook een einde aan de moeilijkheden tussen Engeland en Frankrijk. De Franse reders keerden met hun bedrijf naar huis terug. De grootste bloeiperiode voor Nieuwpoort was voorbij en kwam, ondanks herhaalde pogingen en kleine heropflakkeringen, nooit meer terug. De Nieuwpoortse zeilvaart op Ijsland had helemaal afgedaan rond 1880, in Oostende rond 1890. In Duinkerke werd deze visserijtak zeer sterk uitgebouwd. Waar de zeil vaart op Ijsland in 1890 in Oostende ver dween reedde Duinkerke in datzelfde jaar 72 Ijslandvaarders uit. Het aanmonsteren van Vlaamse vissers aan boord van Duin
kerkse schepen werd al vrij vlug bij wet ge regeld. In 1793 w erd bepaald dat eenvierde van de bem anning uit Vlamingen mocht bestaan. Dat kwam dus neer op 4 Vlamin gen per schip. De getalsterkte van de Duin kerkse vloot kennende waren er dus al gauw een dikke paar honderd. Van Lombardsijde, Nieuwpoort, Oostduinkerke, Wulpen, Veurne, Koksijde, De Panne en Adinkerke trokken jonge lie den, jonge gehuw de m annen en vaders van grote gezinnen bij bosjes samen te voet
meer terug. Schepen bleven weg, met man en muis vergaan. Er waren nogal wat ram pen. In 1888 bijvoorbeeld vergingen 19 schepen, 163 m annen verloren het leven, onder hen 17 Vlamingen. Het IJslandepos w erd op zeer duide lijke en boeiende wijze beschreven door Ju les Filliaert in zijn boek 'De laatste Vlaamsche IJslandvaarders'. Hij brengt ons een verhaal van het leven van de vissers van het einde van de 19de eeuw: een restant van het leven van w at de visserij voordien
'De tweede stalen stoomtreïler O.y6 IBIS VI', opleidingsschip van de 'Kwekelingenschool der visserij'. De school Ibis werd gesticht op zondag 6 juli 1908. Bemerk de antenne voor de T.S.F. (télégraphe sans fil) tussen de twee masten. [Coelus Robert, De Ibis-story 1906-1981,1981I
naar Duinkerke. Vanaf 1850 werden treinen ingezet vanuit Veurne naar Duinkerke. De vissers scheepten in aan boord van een 'galette', een verbastering van het Franse goëlette, in het Nederlands een topzeilschoener genaamd. De campagne duurde van februari/m aart tot augustus/septem ber. Ijsland, dat geliefde én vervloekte eiland, op negentig uren zei len van de Faeröer. De traverse (de reis) duurde een tiental dagen. Het kon iets kor ter, maar het kon evenzeer een week langer zijn, dit al naargelang de weersomstandig heden. We hadden immers met zeilschepen te maken. Vanaf Duinkerke werd het schip weggeblazen langs de Engelse kust, door het gat (tussen de Orkneys door), voorbij de Faeröer tot aan de kabeljauwgronden rond Ijsland. 't Kon er wild tekeer gaan. In een minimum van tijd kon de zee er in een ware heksenketel ontaarden. Ijzige storm winden joegen het water op tot metershoge golven. De schepen kraakten in hun voe gen. Heel w at 'IJslanders' kwamen nooit
steeds is geweest, op alle Vlaamse vissers vaartuigen die ooit voor de grote visserij w erden ingezet, een zwaar, hard en, naar onze maatstaven, mensonwaardig bestaan, vol ontberingen en gevaren. Een onderge w aardeerde stiel, miskend zelfs, en daaren boven veelal onderbetaald. Met achttien tot negentien man aan boord van een zeilschip van 20 tot 23 meter lang, zes m aanden samen, zes m aanden de zelfde gezichten, zes m aanden dezelfde plas water: dát was Ijsland. De kabeljauw, waar het uiteindelijk allemaal om te doen was, werd gevangen met de kollijn. De visser hield een lange lijn in de hand met onderaan één of twee ge aasde haken. Het vissen was een ware kunst. Het zoeken naar de kabeljauw, vis sen op de gepaste diepte en de techniek om de kabeljauw aan te lokken door te 'spelen' met het aas, vergde heel wat ondervinding. Na de vangst w erd de kabeljauw gevlekt. In één haal werd de vis van de aarsopening tot boven opengesneden, van ingewanden ontdaan, zorgvuldig schoongemaakt, ge wassen en in tonnen met zout bewaard. Uiteindelijk ging ook in het noorden van Frankrijk de zeilvaart op Ijsland teloor. Met het stoomvaartuig was de moderne tijd komen aanvaren. De reders zagen hun winsten slinken en schakelden over op meer winstgevende bezigheden. Heel wat vissers monsterden aan op handelsvaartui gen w aar de sociale toestanden een flink stuk beter waren. In 1930 was de Cassellois het laatste zeilschip dat vanuit Duinkerke naar Ijsland vertrok. In 1937 komt het schip de St. Jehan na een mislukte reis van drie maanden, en met een dode aan boord, in Grevelingen binnen. Na een laatste poging
De scheepsmodellen van het visserijmuseum in Oostduinkerke D
e
V
l a a m s e v isse r ij n a
de
M
id d e l e e u w e n
161 | 33
in 1938 stopt ook de Ijsland vaart vanuit Grevelingen.
Keren we terug in de tijd Normaal gezien zou het voor de vis serij tijdens de Franse Revolutie goed moe ten zijn geweest, om dat voor onze visserij immers dezelfde goede Franse visserijwetgeving gold. De woelige oorlogsomstandig heden waren evenwel oorzaak van veel el lende. Vaartuigen w erden opgeëist, vissers gingen over tot smokkelvaart of w erden ingelijfd bij de Franse marine. Er waren tai van willekeurige proclamaties: er mocht al leen een bepaald aantal uren gevist w orden ... er mocht alleen bij daglicht gevist w or den ... er mocht slechts in een bepaalde zone gevist w orden ... of erger ... er mocht helemaal niet gevist worden: 'Citoyens, je vous invite à faire une proclamation q u 'au cun pêcheur ne puisse aller en mer jusqu'à nouvel ordre. Salut, fraternité, getekend Rinder». Toch worden in 1804 voor Oos tende 33 sloepen voor de grote visserij en 23 boten voor de kleine visserij vermeld. Nieuwpoort bezat toen 13 sloepen en 21 boten en Blankenberge respectievelijk 10 en 60. Al bij al heeft deze woelige tijd slechts vage informatie nagelaten omtrent de sa menstelling van onze vissersvloot en het rendem ent ervan. In 1813 werd België en N ederland één koninkrijk. In N ederland gold een gun stige reglementering en wetgeving voor de visserij. Dezelfde wetten golden nu voor het gehele grondgebied. Doch onze visserij bleef anderm aal in de kou. Onze visserij was anders gestructureerd dan die van onze Noorderburen; onze vaartuigen waren verschillend. Een vaartuig moest voorzien zijn van een bun w aarin 300 à 400 stuks ka beljauw of heilbot levend konden bew aard worden. Er was vrijstelling van zoutaccijns volgens een verhouding van 3 ton zout per 14 ton kabeljauw, doch de Vlamingen ge bruikten 1 ton zout op 2 tonnen vis. De be manning moest uit 8 koppen bestaan. Bij onze kleinere vaartuigen w aren er slechts 3 à 6 enz. Ais gevolg van al deze verschillen kon niet voldaan w orden aan de voorw aar den om de 'w elisw aar' interessante p re mies binnen te rijven. H et was niet zozeer de bedoeling van de N ederlanders om onze visserij te beknotten. Zij hoopten dat ze ge reorganiseerd zou w orden en op die wijze gelijkvormig zou w orden m et die in N eder land. Bij de onafhankelijkheid van ons land bleef het premiestelsel behouden. Vanaf 1834 w erd er een krediet op de be groting van het land ingeschreven van 40.000 frank om de premies voor de visserij uit te betalen. In 1842 kom t er een Belgische wet die het premiestelsel dat nagenoeg vol ledig overeind bleef, regelde. Er w aren pre 34 I 162
mies voor de grote haringvisserij, voor de verse haringvisserij, voor de kabeljauwvisserij en voor de kustvisserij. De verdeel sleutel voor deze premies bedroeg een derde voor de reder en tweederde voor de bemanning. De gevolgen van dergelijk vis serijbeleid bleven niet uit: van 1836 tot 1883 evolueerde het aantal vissers van 1043 tot 1930. Voor het eerst kon aan de behoeften aan vis door eigen aanvoer voldaan wor den. Vanaf 1861 werd het premiestelsel af gebouwd om in 1867 te w orden afgeschaft; in N ederland was dit tien jaar eerder ge beurd. In het m idden van de negentiende eeuw ontstaat een reddingsdienst, worden sociale voorzorgskassen opgericht, w ordt er een verzekering voor sloepen in het le ven geroepen, en komt het visserijonderwijs op gang.
V is sen onder stoom Het eerste stoomvissersvaartuig kwam de Oostendse haven binnenvaren in 1884. De vloot groeide aan en verschillende grote rederijen zagen het levenslicht. Aan vankelijk werden enkele stoomvaartuigen ingezet voor de visserij te zoute. Haringen werden gevangen met de vleet, al was die sliert netten dubbel zo lang ais in het verle den. Een tiental stoomvaartuigen, elk met een bemanning van 12 à 14 koppen, w er den ingezet voor de kabeljauwvisserij rond Ijsland. Deze schepen gebruikten het plan ken- of bordennet. In 1893 komt dit net in Engeland in gebruik. Deze visserijmethode w ordt al vlug eveneens bij ons in gebruik genomen, (tekening -1) Wanneer het schip vaart, drukt het w ater tegen beide visplanken aan die hierdoor naar beide kanten worden weggeduwd. Het net w ordt op deze wijze opengetrokken. Het bordennet is lichter en gemakkelijker te manipuleren dan het vroegere boomnet. Hoewel de boomkor reeds lang bekend was, werd ze pas vanaf de negentiende eeuw op volle zee gebruikt. In 1822 werd de boomkor in Oostende door de Engelsman Cowley geïntroduceerd. De kabeljauw w ordt aanvankelijk nog ingezouten al w erd deze bewaarme thode vrij vlug opgeheven. Er werd nu vooral ijs gebruikt om vis te bewaren. In Oostende gebeurde dit voor het eerst in 1874. Een korte tijd w erd het ijs door Scan dinavische schepen aangevoerd en in ijsputten in pakhuizen bewaard. Al vrij vlug werden ijsfabrieken gebouwd. In het begin bleef het stoomvissersvaartuig de zeilen be houden. Wanneer de jongens in de diverse visserijscholen de techniek van de stoom machine w orden bijgebracht, om vervol gens ais machinist aan boord te komen, groeit het vertrouw en in de machine en de zeilen verdwijnen geleidelijk van de stoom vaartuigen. In 1912 telt Oostende reeds 26
D e V la a m se v isse r ij n a de M id d e le e u w e n
stoomvissersvaartuigen; in 1927 is dit aan tal op zijn hoogtepunt met 37 eenheden. Stoomvaartuigen werden voornamelijk in gezet op de Noordzee. Tijdens de zomer maanden gingen ze evenwel vissen rond Ijsland en Noorwegen en in de Oost- en Witte Zee. Enkele stoomvaartuigen bezoch ten zelfs de visgronden van Afrika. De Eerste Wereldoorlog heeft zeer zeker zijn sporen nagelaten in de zeevisse rij. Heel w at vissers weken uit naar Frank rijk, Groot-Brittannië en Nederland. Tai van vissersvaartuigen raakten in oorlogssitu aties verzeild. Van een totaal van 434 vaar tuigen in 1913 was de vloot in 1919 terug gezakt naar 283. Na de Eerste Wereldoorlog volgde een vrij snel herstel mede dankzij de oorlogsschaderegeling en kredietmoge lijkheden. Een w et van 1919 kende oorlogs schade toe aan de reders van de vaartuigen die tijdens de oorlog buiten België verble ven en dankzij een w et van 1922 kregen 112 reders een vergoeding voor beschadigde of verloren zeilboten. In 1923 werd de krediet maatschappij 'Le Crédit Maritime Belge' opgericht en in 1927 ontstond het 'Krediet aan de Zeevisserij'. De vissersvloot groeide opnieuw aan. De naoorlogse jaren kenden een wisse lend succes. Tot in 1930 was er een groei gevolgd door een terugval tot de dram ati sche ontwikkelingen van de Tweede We reldoorlog. In het begin van 1940 telde onze vissersvloot 474 vaartuigen met een totale capaciteit van 27.608 B.T. Bij het uitbreken van de Tweede We reldoorlog sloegen heel w at vissers op nieuw op de vlucht. De visserijactiviteiten werden stopgezet. Heel w at vissers vlucht ten naar Frankrijk en naar Engeland waar de grootste en m odernste vaartuigen wer den opgeëist en voor militaire doeleinden werden omgebouwd. Vlaamse vissers za gen hun schepen opgeëist worden door de Duitsers in Frankrijk of maakten er bom bardementen mee waarbij schepen en men senlevens verloren gingen, anderen bedre ven de visserij in Engeland of werden ingelijfd bij de Engelse Navy; nog anderen maakten zich verdienstelijk tijdens de eva cuatie uit Duinkerke of ontscheepten in Normandië. Vanaf eind december 1940 kre gen de vissers die hier gebleven waren, de toestemming om de visserij opnieuw te be oefenen. Nieuw poort werd de belangrijkste vissershaven, Oostende en Zeebrugge w er den door de bezetter ais oorlogshavens ge bruikt. Er werd altijd gevist onder Duitse begeleiding. Per groep van 12 vaartuigen werd er één wachtschip uitgeloot. Van op dat vaartuig hielden bew apende Duitse sol daten een oogje in 't zeii. Heel wat vissers vonden de dood bij het beoefenen van de visserij tijdens de oorlogsjaren. Van septem ber 1939 tot 8 mei 1943 w erden 41 schepen
door mijnen vernield. In totaal verloren 208 vissers het leven door de oorlogsgruwel. De haringaanvoer tijdens de oorlogsjaren voorkwam hongersnood. Volgende cijfers kunnen dit bewijzen. De totale aanvoer voor Nieuwpoort, Oostende, Grevelingen & Duinkerke, Zeebrugge & Blankenberge, en voor de kustvisserij bedroeg, in 1941 ƒ42: 10.148.000 kg, in 1942/43: 45.700.000 kg, in 1943/44: 47.478.000 kg, of een algemeen to taal van 103.326.000 kg haring.
'Een kustvissersvaartuig' [Collection encyclopédie Diderot]
De o nt pl o ffi n g sm o to r De eerste zeilvissloep voorzien van een hulpmotor werd in 1906 in Oostende i gebouwd. Het vermogen van de motor be droeg 28 pk. Pas vanaf de jaren twintig I sloegen de motoren volop toe en vormden de aanzet tot ver doorgedreven modernisa tie met nooit geziene mogelijkheden én moeilijkheden voor gevolg. In tegenstelling tot de stoomma chine had de motor een veel m inder ge wicht aan brandstof nodig om eenzelfde kracht te ontwikkelen. Een stoomvaartuig van rond 1900 verbrandde 5 ton kolen per dag, stoomvaartuigen van na 1920 hadden er 7 tot 8 ton nodig per dag. Zowel zeii- ais stoomvaartuigen w erden uiteindelijk door de motorschepen verdrongen. Het zeilvaartuig verdween in het begin van de jaren 30, het laatste stoomvissersvaartuig werd uit de vaart genomen in 1963. De schepen kre gen elektriciteit. Vanaf 1922 werden radio zend- en ontvangsttoestellen aan boord van de vissersvaartuigen geplaatst. Aller hande elektronische apparatuur kwam de radio aanvullen. Plaatsbepalingtoestellen, navigatie-instrumenten, radar en dieptem e ter deden hun intrede. Vandaag is er de kleurendieptemeter, de kleurenradar, de automatische piloot en ook de computer vond zijn weg naar het vissersschip. Zee kaarten met visgronden staan op diskettes, routes w orden met de com puter uitgezet; de computer w ordt ais hulp gebruikt bij het vissen en controleert de grote krachten die op de netkabels worden uitgeoefend. Bij het aan boord plaatsen van de
dieptem eter ontdekte men reeds vrij vlug dat dit toestel uitstekend te gebruiken was voor het opsporen van visscholen. Uit deze vaststelling ontwikkelden zich alweer nieuwe toestellen voor het opsporen van vis. Vandaag is de visser een technicus ge w orden die over een gedegen kennis moet beschikken om te kunnen omgaan met al deze m oderne apparatuur. Vroeger moest een visser het vooral hebben van een 'ja gersinstinct', toen moest hij bijvoorbeeld oog hebben voor groepen zeevogels die op aanwezige vissen jacht maakten. Motortreilers waren in het begin eer der kleine vaartuigen. Zowel schip ais mo tor groeiden verder uit. Op een bepaald m om ent kon er van een sneeuwbaleffect gesproken worden. Alles werd grootschalig aangepakt. Er werden steeds zwaardere eenheden gebouwd met steeds krachtiger motoren en grotere vangstcapaciteiten. Nieuw e visserijmethoden kwamen in zwang. De planken- of bordenvisserij was niet langer het traditioneel vistuig. In 1959 kwam de dubbele boomkor in gebruik. Bij deze visserij wordt aan beide zijden van het schip een boomkor over de bodem ge sleept. Het schip is hiertoe uitgerust met bokken. Vanaf de jaren zeventig kwam de combinatietreiler: een vissersschip dat zo wel met planken ais met de dubbele boom kor kan vissen. In het begin van de jaren zeventig werd het 'Danish Pair Trawl'-systeem, een systeem waarbij het net tussen twee schepen in wordt gesleept, ingevoerd. Dit is in feite een verbeterde vorm van spanvisserij. De jaren 1960-1970 w aren lo nend voor de kabeljauwvisserij. Daarna had m en meer oog voor de bodemvisserij en sleepten de bokkenvissers met de dub bele boomkor de zeegronden af op zoek naar platvissoorten en garnaal. In de jaren i945-'57 was de visserij in de IJslandse wateren goed voor 13 à 33% van de bevoorrading. In 1952 stelde Ijsland voor zichzelf een voorbehouden visserijzone van 3 mijl in. In 1958 werden de IJs landse territoriale wateren door de IJs landse regering tot 12 mijl uitgebreid. Deze maatregel verwekte heel wat wrevel en frustratie. Vooral met Engeland ontstond een scherp conflict dat aanleiding gaf tot de zogenaamde 'kabeljauwoorlog'. Ijsland breidde zijn visserijzone nog verder uit: in 1972 tot 50 mijl en in 1975 tot 200 mijl. Met ons land werd een akkoord gesloten. In ¡ 1972 mochten 19 Belgische vaartuigen on der welbepaalde voor waarden in de IJs landse wateren blijven vissen. In 1975 kre! gen nog 12 vaartuigen deze toelating, doch de vaartuigen mochten niet meer vervanj gen worden. Uiteindelijk is de Ijsland vaart gestopt. De 'Amandine' was het laatste schip dat deze visserij beoefende. Het vaar tuig is inmiddels gerestaureerd en krijgt in
2000 in Oostende zijn plaats ais m useum schip. Intense visserij heeft uiteindelijk ge leid tot overbevissing. Daarom w erden quota's vastgelegd. Op die manier w ordt getracht in de verschillende visgronden de visserij te begrenzen in functie van de be schikbare hoeveelheden vis. Er bestaan te vens boxen: gebieden die voor bepaalde pe rioden en voor de visserij op bepaalde vissoorten, worden gesloten. De visbestan den w orden voortdurend in kaart gebracht en er is de studie in verband met de vispopulaties en de evolutie ervan. Er w ordt onderzoek verricht naar nieuwe, aan de tijd aangepaste visserijmethoden. Om een en ander in goede banen te leiden zijn interna tionale akkoorden een noodzaak. Samen met het doorvoeren van de vrijemarkteco nomie vormen deze akkoorden vaak de aanleiding tot gekibbel en zelfs tot moeilijk heden op zee en in diverse vissershavens. Creatief ais hij is, zoekt de mens naar oplossingen. Men kweekt vis, men ex perim enteert met het uitzetten van diverse vissoorten om ze nadien terug op te vissen. En de visser ... hij viste voort. S u m m ie r e b ib l io g r a f ie F. Bly, Een paar bladzijden uit de geschiedenis onze visscherij-nijverheid, G e n t, 1911. F. Bly, O nze zeilvischsloepen, A n tw e r p e n , 1920. R. D e g ry s e , De laatmiddeleeuwse haringvisserij, in Bijdragen voor de geschiedenis der N ederlanden, A n tw e r p e n , 1966-’67. R. D e g ry s e , Oorsprong van het haringkaken in Vlaanderen, in Nederlandse historiebladen, 1,2. R. D e g ry s e , Rekening van de N ieuwpoortse haringvangst en konvooiering van 1474, in M ededelingen van de M arine Academie van België, i9 5 8 -'5 9 R. D e g ry s e , Van buza tot buis, in Ostendia, O o s te n d e 1972. G. e n R. D e s n e rc k , Vlaamse visserij en vissersvaartuigen, F la n d z a m e , i974-'7Ó , 2 d e le n . C h . D e Z u tte r e e n R. V e rm a u t, Enquête sur la pêche maritim e en Belgique, B ru sse l, 1909. J. F illia e rt, De laatste Vlaamse IJslandvaarders, N ie u w p o o r t, 1944. P. H o v a r t, Z eevisserijbeheer in vroegere eeuwen, 1985. P. H o v a r t, 150 jaar zeevisserijbeheer -1 8 3 0 -1 9 8 0 , in M ededelingen van het R ijksstation voor Zeevisserij, 1994. J.D .S., in D e zeevisscherij te Blankenberge, in Biekorf, 1940-
'45J.D .S., D e Blankenbergse vissers in 1803, in Biekorf, 1948. W. L a n s z w e e r t, Wat IJslandvaarders vertelden, W o e ste n , 1979. W. L a n s z w e e r t e n J. V erb an ck , H aring en sprot in drijf- en stroopnet, O o std u in k e r k e , 1986. J. R e y b e n s e n T. D e R oo, Beschrijving der stad ende haven van N ieuport, N ie u w p o o r t- B a c h te n d e K u p e , 1966. Vlaamsch België sedert 1830, 1912. O . V a n n e s te e n P. H o v a rt, De Belgische Zeevisserij, B ru g g e , 1959.
M o n d e l in g e in f o r m a t ie v a n : Jef V erb an ck , M arcel V erm o o te e n v a n o u d I J s la n d v a a rd e rs v a n B ray D u n e s : Ju le s B lo n d e e l, R o g e r e n N o r b e r t V an h ille, F ra n s M a rte e l, F irm in D u sfre sn e , M a rc e l B ra e m , J u le s e n H e n r i D e s m e d t, E u g e n e H a e z e b r o u c k .
D e V la a m se v isserij n a de M id d e le e u w e n
163 | 35