„De adel ingelijst. “Adelslijsten” voor het graafschap Vlaanderen in de veertiende en vijftiende eeuw‟a F. Buylaert, J. Dumolyn,b P. Donche, E. Balthau & H. Douxchamps (eds.)
INLEIDING De Vlaamse adel als “historiografisch probleem” Terwijl de edelen in het graafschap Vlaanderen in de hoge middeleeuwen reeds in 1968 het onderwerp van een lijvige monografie werden,c is er voor hun veertiende en vijftiende eeuwse opvolgers nog geen vergelijkbare synthese beschikbaar. Pas vanaf de zestiende eeuw vindt de historicus weer een leidraad voor deze sociale groep met de inmiddels klassieke studie van Janssens over de relatie tussen adel en staatsvorming in de vroegmoderne Zuidelijke Nederlanden.d Die lacune is merkwaardig te noemen, omdat er bepaald geen gebrek aan belangstelling voor het onderwerp bestaat. Bovendien zijn er voor naburige regio‟s recent goede syntheses verschenen die, ondanks vanzelfsprekende verschillen, mogelijke onderzoeksdomeinen en werkbare hypotheses aanreiken voor vergelijkbaar onderzoek naar de adel in het laatmiddeleeuwse Vlaanderen.e Historici zijn het er over eens dat de Vlaamse adel in de late elfde en de vroege twaalfde eeuw een onbetwist economisch, sociaal, politiek en militair dominante groep was. Dit veranderde drastisch in de twaalfde eeuw. Tijdens de opvolgingscrisis na de moord op graaf Karel de Goede in 1127-1128 toonden de Vlaamse steden hun machtige politieke positie bij het aanstellen van een nieuwe graaf van Vlaanderen. f De plattelandsadel werd in de schaduw gesteld door de economische en politieke dynamiek a
De auteurs danken prof. dr. Thérèse de Hemptinne (Universiteit Gent) voor de niet aflatende steun aan dit project. Ook zijn wij veel dank verschuldigd tegenover de andere leden van de leescommissie van de Koninklijke Commissie voor Geschiedenis, namelijk prof.dr.em. Walter Prevenier, dr. Pierre Cockshaw en prof. dr. Jean-Marie Cauchies, voor hun buitengewone hulpvaardigheid. Commissielid prof.dr.em. Jean-Marie Duvosquel was zo vriendelijk om eveneens deze uitgave na te lezen en vele suggesties en identificaties aan te reiken. Ten slotte willen we ook onze erkentelijkheid uitspreken tegenover Lieve de Mey, prof. dr. Dirk Heirbaut, prof. dr. Paul Janssens, prof. dr. Werner Paravicini, dr. Paul De Win, drs. Kristof Papin, dr. Jelle Haemers, dra. Tjamke Snijders, dra. Nele Vanslembrouck, dr. Maurice Vandermaesen en drs. Pieter-Jan Lachaert voor hun kritische bemerkingen en hulp. Mevr. Claudine Colyn stelde de index op. Alle fouten blijven natuurlijk enkel voor rekening van de uitgevers. b Frederik Buylaert en dr. Jan Dumolyn zijn respectievelijk werkzaam als aspirant en postdoctoraal onderzoeker van het F.W.O.-Vlaanderen. c E. Warlop, De Vlaamse adel vóór 1300, Handzame, 1968, 3 dln. (in Engelse vertaling: The Flemish Nobility before 1300, Kortrijk, 1975-1976), 4 dln.. d P. Janssens, De evolutie van de Belgische adel sinds de late middeleeuwen, Brussel, 1998 (in Franse vertaling: L‟évolution de la noblesse belge depuis la fin du Moyen Age, Brussel, 1998) e Zie M.-Th. Caron, La noblesse dans le duché de Bourgogne 1315-1477, Rijsel, 1987; Ph. Contamine, La noblesse au royaume de France de Philippe le Bel à Louis XII, Parijs, 1997; A. Janse, Ridderschap in Holland. Portret van een adellijke elite in de late Middeleeuwen (Adelsgeschiedenis 1), Hilversum, 2001; K.-H. Spiess, Familie und Verwantschaft im deutschen Hochadel des Spätmittelalters 13. bis Anfang 16. Jahrhunderts (Vierteljahrschrift für Sozial- und Wirtschaftgeschichte. Beihefte, nr. 111), Stuttgart, 1993; C. Given-Wilson, The English Nobility in the Late Middle Ages, Londen-New York, 1987; P. De Win, De adel in het hertogdom Brabant in de vijftiende eeuw (inzonderheid de periode 1430-1482), onuitgegeven licentiaatsverhandeling Ugent, Gent, 1979. f A. Demyttenaere e.a., De moord op Karel de Goede. Door Galbert van Brugge, Leuven, 1999. 1
van Gent, Brugge, Ieper en de kleinere steden.a Na de slag bij Kortrijk (1302) kwamen de met de verstedelijking opkomende sociale klassen nog sterker voor het voetlicht: de patriciërs en ambachtelijke middengroepen, die de autonome macht van de Vlaamse steden en hun onafhankelijkheid van de heerlijk-feodale structuren beklemtoonden.b Daarna lijkt de adel plots van het toneel verdwenen te zijn om pas in de vijftiende eeuw in volle glorie terug te komen dankzij de impulsen van Bourgondisch-Habsburgse dynastie, althans, zo wil de traditionele historiografische visie het.c Of er inderdaad sprake is van een „adellijke restauratie‟ en hoe die tot stand is gekomen blijft een open vraag. Afgezien van de problematiek van de veertiende en vijftiende eeuwse Vlaamse adel comme problème en soi, is de adel ook discreet, maar steevast aanwezig in de grote naoorlogse historische debatten. Vanaf de jaren 1950 barstte een felle discussie los over de veronderstelde overgang van een versplinterde agrarisch-feodale samenleving naar een door het Europese stedennetwerk gedragen kapitalistisch bestel, een beeld dat zijn wortels vond in de klassiek-liberale commercialiseringsthese en het marxistische transitiedenken.d Daarbij werden ook vraagtekens geplaatst bij de veronderstelde sociale pendant van die „historische revolutie,‟ waarbij de door een crisis verzwakte adel gedwongen was om de fakkel door te geven aan een burgerlijke elite van handelaren en technocraten. Onderzoek naar de laatmiddeleeuwse crisis in het graafschap Vlaanderen reikte al snel nieuwe onderzoekshypotheses aan. De enige beschikbare regionale studie over de landbouweconomie voor het laatmiddeleeuwse Vlaanderen (in casu de kasselrijen Aalst en Oudenaarde) bevestigde dat er in de veertiende eeuw een adellijke inkomstencrisis was. De rechtsheerlijke rechtsmacht van de Vlaamse edelen - tot dan toe hun belangrijkste inkomstenbron - werd gefnuikt toen de opkomende steden en de Vlaamse graaf erin slaagden om hun jurisdictie te vestigen op het Vlaamse platteland.e a
W. Blockmans, G. Pieters, W. Prevenier & R. Van Schaïk, „Tussen crisis en welvaart: sociale veranderingen 1300-1500‟, in: Nieuwe Algemene Geschiedenis van de Nederlanden, IV, Haarlem, 1980, pp. 42-86; D. Nicholas, Medieval Flanders, Londen-New York, 1992, p. 161; P. Stabel, De kleine stad in Vlaanderen: bevolkingsdynamiek en economische functies van de kleine en secundaire stedelijke centra in het Gentse kwartier (14de-16de eeuw), Brussel, 1995. b P. Trio e.a. (ed.), Omtrent 1302, Leuven, 2002; R.C. Van Caenegem (ed.), 1302: feiten en mythen van de Guldensporenslag (in Franse vertaling: Le désastre de Courtrai. Mythe et réalité de la Bataille des Éperons d‟Or), Antwerpen, 2002. c De klassieke formulering is afkomstig van H. Pirenne, Histoire de Belgique des origines à nos jours, Brussel, 1929, dl. II, pp. 23-24, die de laatmiddeleeuwse adel in de Zuidelijke Nederlanden gereduceerd zag tot „un instrument docile du souverain‟ door de opkomst van de steden en de laatmiddeleeuwse crisis. d De belangrijkste publicaties in dit zeer uitgebreide debat over de crisis van het feodalisme zijn W. Abel, Agrarkrisen und Agrarkonjunktur: eine Geschichte der Land- und Ernährungswirtschaft Mitteleuropas seit dem hohen Mittelalter, Berlijn, 1935; R. H. Hilton, „Y eut-il une crise générale de la féodalité?‟, in: Annales. Economies. Sociétés. Civilisations, 6, 1951, pp. 23-30; P. Sweezy, M. Dobb e.a., The transition from feudalism to capitalism, Londen, 1987; T.H. Aston & C.H.E. Philpin (ed.), The Brenner Debate: Agrarian Class Structure and Economic Development in Pre-Industrial Europe, Cambridge, 1988; G. Bois, Crise du féodalisme: économie rurale et démographique en Normandie orientale du début du 14e siècle au milieu du 16e siècle, Parijs, 1976; Id., La grande dépression médiévale: XIVe-XVe siècles: le précédent d'une crise systémique, Parijs, 2000. e E. Thoen, Landbouwekonomie en bevolking in Vlaanderen gedurende de late Middeleeuwen en het begin van de Moderne Tijden. Testregio: de kasselrijen van Oudenaarde en Aalst (eind 13de - eerste helft 16de eeuw) (Belgisch Centrum voor Landelijke Geschiedenis, 90), Gent, 1988, passim; Id., „A 'Commercial Survival Economy' in Evolution. The Flemish Countryside and the Transition to Capitalism (Middle Ages - 19th Century)‟, in: P. Hoppenbrouwers & J.L. Van Zanden (ed.), Peasants into Farmers? The Transformation of Rural Economy and Society in the Low Countries (Middle Ages - 19th Century) in Light of the Brenner Debate 2
Thoen wees erop dat dit vastgestelde falen van de klassieke exploitatievormen echter niet eenduidig geïnterpreteerd kan worden als een algemene neergang van de Vlaamse adel. Verschillende adellijke families werden in de veertiende eeuw geruïneerd, maar de vrijgekomen inkomstenbronnen bleken in belangrijke mate naar andere edelen te vloeien. In de laatmiddeleeuwse crisis ontstond een groep edelen met een nieuw profiel, die men sinds het boek van Thoen de „heerlijkhedenverzamelaars‟ noemt. Dit waren de edelen die niet alleen hun inkomsten op peil wisten te houden, maar die bovendien ook aanwendden om hun patrimonium sterk uit te breiden door het opkopen van lenen en heerlijkheden van hun in geldnood geraakte standsgenoten. Kortom, verhalen over verarmde edelen en zich in het platteland inkopende burgers zijn legio voor de veertiende eeuw, maar de kwantitatieve betekenis van die vastgestelde tendensen voor de adellijke gemeenschap als geheel blijft een vraagteken. Naast verliezers waren er ook winnaars. De Vlaamse adel veranderde in de veertiende eeuw duidelijk van karakter en samenstelling, maar het is voorlopig niet mogelijk om te bepalen hoezeer de adel als geheel door de crisis werd getroffen.a Naast het transitiedebat bleef de laatmiddeleeuwse adel ook onderwerp van discussie in dat andere grote naoorlogse historiografische debat, namelijk dat over de opkomst van de vorstelijke macht als voorloper van de negentiende-eeuwse nationale staat.b Ook deze discussie kwam in de tweede helft van de twintigste eeuw in een stroomversnelling. In plaats vanuit het tot dan toe gangbare institutionele perspectief gingen historici op zoek naar het sociale draagvlak van de staat. Er werd beklemtoond dat de vorstelijke staat zich slechts met succes heeft kunnen vestigen omdat hij kon rekenen op de steun van welbepaalde groepen in de samenleving. Het voortdurende en soms snel wisselende spel van gedeelde belangenbehartiging of belangenconflicten tussen de vorst, de adel en de stedelijke elites stond vanaf nu centraal. Vanuit een strikt politiek-institutioneel oogpunt is het verhaal van de laatmiddeleeuwse Vlaamse adel snel geschetst. Warlop beklemtoonde dat de adel in Vlaanderen reeds in de twaalfde eeuw door de graven werd uitgeschakeld als zelfstandige politieke macht. De snelle verzwakking van de positie van de belangrijkste Vlaamse leenmannen in de grafelijke curia ten voordele van de grafelijke raad (consilium) in de veertiende eeuw geeft aan dat ook de positie van de adel aan het grafelijk hof niet langer door
(Corn Publication Series), Turnhout, 2001, pp. 102-157; Id., „Transitie en economische ontwikkeling in de Nederlanden, met de nadruk op de agrarische maatschappij‟, Tijdschrift voor Sociale Geschiedenis, 28, 2002, pp. 147-174 a Hetzelfde probleem stelt zich ook in naburige regio‟s. Zie specifiek voor de adel W. Paravicini, „Die Krise der fransösischen Gesellschaft im Zeitalter des Hundertjährigen Krieges‟, in : F. Seibt & W. Eberhard (eds.), Europa 1400. Die Krise des Spätmittelalters, Stuttgart, 1984, pp. 214-216; J.-M. Morsel, „Crise? Quelle crise? Remarques à propos de la prétendue crise de la noblesse allemande à la fin du Moyen Âge‟, Sources. Travaux historiques, 14, 1988, pp. 17-42. Een duidelijk voorbeeld van een dertiende-eeuwse familie van heerlijkhedenverzamelaars is de familie Van Gistel. Zie hiervoor hun stamboom in Warlop, Flemish nobility, dl. 3, pp. 844-8. b F. Autrand, „Noblesse ancienne et nouvelle noblesse dans le service de l'Etat en France. Les tensions du début du XVe siècle‟, in: Gerarchie economiche e gerarchie sociale, secoli XII-XVIII. Atti della Dodicesima Settimana di studio (18-23 aprile 1980), Prato, 1982, pp. 611-632.J.-Ph. Genet & G. Lottes (ed.), L'Etat moderne et les élites. XIIIe-XVIIIe siècles. Apports et limites de la méthode prosopographique (Actes du colloque international CNRS Paris I, 16-19 octobre 1991), Parijs, 1996; W. Reinhard (ed.), Power Elites and State-Building (Origins of the Modern State, D), Oxford, 1996 (in Franse vertaling Les élites du pouvoir et la construction de l‟État en Europe, Parijs, 1996). 3
institutionele middelen afgeschermd werd.a Voor de Vlaamse representatieve instellingen kan een soortgelijke vaststelling gelden. De veertiende- en vijftiende-eeuwse statenvergaderingen werden volledig gedomineerd door de drie Vlaamse hoofdsteden (Gent, Brugge, Ieper) en het Brugse Vrije, de zogenaamde Vier Leden van Vlaanderen, waarbij een convocatie van de drie standen (met de clerus en adel als eerste en tweede stand) zeer zeldzaam was. b Die vaststellingen zijn echter niet relevant voor de vraag in welke mate de Vlaamse adel als sociale groep actief was in de zich vestigende vorstelijke staat. De krachtigste oproep tot aandacht voor de betekenis van vorstelijke dienst voor het voortbestaan van de adel als sociale groep kwam van Bartier, die beklemtoonde dat deze problematiek niet los gezien kon worden van de veronderstelde gevolgen van de laatmiddeleeuwse economische crisis. Hij stelde dat het overleven van grote segmenten van de traditionele dertiende- en veertiende-eeuwse adel in de Bourgondisch-Habsburgse periode slechts te danken was aan vorstelijke begunstiging van welbepaalde adellijke families, die zich bereid toonden om als ambtenaren in de staatsinstellingen te werken. Bovendien werd de uitgedunde adel juist vanuit diezelfde staatsinstellingen met het levensnoodzakelijke nieuwe bloed aangevuld door het klinkende succes van burgerlijke technocraten, die hun enorme winsten onder meer investeerden in allodiaal of feodaal grootgrondbezit.c Deze visie werd opnieuw geformuleerd in de recentste en eigenlijk enige - status quaestionis van de laatmiddeleeuwse Vlaamse adel.d De adel werd in essentie geduid werd als een „staatsfeodale‟e adel van heterogene oorsprong. De vorstelijke instellingen fungeerden als contactpunt van „oudadellijke‟ overlevers met ambitieuze juristen en financiële ambtenaren.f Deze invloedrijke stelling is ten dele bevestigd door recent onderzoek naar de samenstelling van de belangrijkste Vlaamse staatsinstellingen, namelijk de Raad van Vlaanderen en de Rijselse Rekenkamer (opgericht in 1386). De vijftiende-eeuwse Vlaamse ambtenaren koesterden inderdaad sterke sociale ambities die ze vaak ook wisten te realiseren. Dit gebeurde niet zelden in de vorm van veredeling van ambtenarenfamilies. Opvallend was dat ambtenaren hier verschillende paden bewandelden. Zo is het typerend dat de voornaamste begunstigden van de door de Bourgondische dynastie uitgevaardigde „lettres d‟anoblissement‟ bijna zonder uitzondering financiële ambtenaren waren,g terwijl juristen probeerden om in de adel op te klimmen door het aankopen van heerlijkheden, het huwen van a
M. Vandermaesen, „Curia comitis en grafelijke en hertogelijke raad (11 de eeuw- 1482)‟, in: W. Prevenier & B. Augustyn (ed.), De gewestelijke en lokale overheidsinstellingen in Vlaanderen tot 1795 (Algemeen Rijksarchief en Rijksarchief in de Provinciën, Studia, 72), Brussel, 1997, pp. 44-63. b W. Blockmans, De volksvertegenwoordiging in Vlaanderen in de overgang van Middeleeuwen naar nieuwe tijden (1384-1506), Brussel, 1978; Idem, „La représentation de la noblesse en Flandre au XVe siècle‟, in: J. Paviot & J. Verger (eds.), Guerre, pouvoir et noblesse au Moyen Âge. Mélanges en l‟honneur de Philippe Contamine (Cultures et civilisations médiévales, nr. 22), Parijs, 2000, pp. 93-99. Soortgelijke vaststellingen zijn gemaakt voor het hertogdom Brabant. R. Van Uytven, „Vorst, adel en steden : een driehoeksverhouding in Brabant van de twaalfde tot de zestiende eeuw‟, Bijdragen tot de Geschiedenis, 59, 1976, pp. 93-122. c J. Bartier, Légistes et gens de finances au XVe siècle: les conseillers des ducs de Bourgogne Philippe le Bon et Charles le Téméraire, Brussel, 2 dln., 1952-1955. d J. Dumolyn & F. Van Tricht, „Adel en nobiliteringsprocessen in het laatmiddeleeuwse Vlaanderen: een status quaestionis‟, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis van de Nederlanden, 115, 2000, pp. 197-222. e Voor een definitie, zie J. Dumolyn, „The Political and Symbolic Economy of State Feudalism. The Case of Late Medieval Flanders‟, Historical Materialism, 2007, ter perse. f J. Dumolyn & F. Van Tricht, „De sociaal-economische positie van de laatmiddeleeuwse Vlaamse adel: enkele trends‟, in: Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 137, 2000, pp. 3-46. g Dumolyn & Van Tricht, „Adel en nobiliteringsprocessen‟, pp. 203-4. 4
een edelvrouw of het ontvangen van de ridderslag na het ontplooien van militaire activiteiten, kortom, door het volhardend imiteren van de adellijke levensstijl. Bovendien bleek een adellijke status bijna onontbeerlijk voor een succesvolle carrière in de diplomatieke milieus van de Bourgondische dynastie.a Onderzoek naar staatsvorming in het laatmiddeleeuwse graafschap Vlaanderen en elders heeft dus de grote aantrekkingskracht en betekenis van de adellijke status in sociale en politieke netwerken in de veertiende en vijftiende eeuw bevestigd. Adeldom had als maatschappelijk ideaal in de late middeleeuwen nog niets aan glans ingeboet en was - althans voor topambtenaren - kennelijk ook een haalbaar levensdoel geworden. Dat het staatsmilieu een van de bronnen was voor de voortdurende vernieuwing van de laatmiddeleeuwse adel als sociale groep staat buiten kijf. Desalniettemin blijft het een open vraag of de laatmiddeleeuwse adel inderdaad een „staatsadel‟ geworden was. De huidige stand van het onderzoek geeft vermoedelijk niet de precieze betekenis weer van het vervullen van overheidsambten voor het economische voortbestaan van de adel, omdat er tot nu toe uitsluitend gefocust is op die edelen die ook inderdaad in staatsinstellingen werkzaam waren. Alle beschikbare studies over individuele Vlaamse adellijke families - en dat zijn er slechts een handvolb - zijn niet toevallig gewijd aan die geslachten die zich in vorstelijke dienst hebben onderscheiden. Het aandeel van de Vlaamse adel in het Bourgondische hofmilieu en in de Orde van het Gulden Vlies in het bijzonder was zeer gering.c De Vlamingen leverden een aantal ambtenaren aan de Grote Raad. Zij waren echter zeker niet allemaal van adel en bovendien ging het in totaal slechts om een zeer klein aantal personen.d In de Raad van Vlaanderen en de Rekenkamer van Rijsel, de belangrijkste regionale staatsinstellingen, vormden edelen en “overgangsfiguren” (in de adel opklimmende burgers) ongeveer een derde tot de helft van het personeel, maar opnieuw blijft de vaststelling dat dergelijke instellingen een vrij kleine staf hadden. Ook telden Raad en Rekenkamer een vrij belangrijke a
C. de Borchgrave, Diplomaten en diplomatie onder hertog Jan zonder Vrees, Standen & Landen, 95, KortrijkHeule, 1992. b De belangrijkste beschikbare familiale monografieën zijn: R. de Liedekerke, La maison de Gavre et de Liedekerke. I. Les Rasse, Brugge, 1961; E. Balthau, „La famille Van Massemen/De Masmines. Aspects sociaux et matériels de la noblesse flamande ca. 1350 – ca. 1450‟, Publication du Centre Européen d‟Études bourguignonnes, 37, 1997, pp. 173-194; M. Boone, „Une famille au service de l‟État bourguignon naissant. Roland et Jean d‟Uutkerke, nobles flamands dans l‟entourage de Philippe le Bon‟, Revue du Nord, 77, 1995, pp. 233-255 ; F. Buylaert, „Sociale mobiliteit bij stedelijke elites in laatmiddeleeuws Vlaanderen. Een gevalstudie over de Vlaamse familie De Baenst‟, in: Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis, 8, 2005, pp. 201-251; C. D‟Hooghe & E. Balthau, „Een bijdrage tot de studie van het stadspatriciaat in de late middeleeuwen, de Brugse familie de Vos‟, Castellum, 5, 1988, pp. 4-81; J. Van Acker, „De familie van Stavele (1289-1603) in de kasselrijen van Veurne en Kortrijk‟, Handelingen van de Koninklijke Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk (nieuwe reeks), 54, 1988, pp. 5-242; H. Douxchamps, La famille de la Kethulle, 3 dln. (Recueil de l‟Office généalogique et héraldique de Belgique, nr. 44-46), Brussel, 1996; E. Vercaemst, De adellijke familie Vander Gracht van Moorsele (Kasselrij Kortrijk, 1220-1554), onuitgegeven licentiaatsverhandeling Katholieke Universiteit Leuven, 1985 en P. Donche, „De familie van Drincham, gezegd van Vlaanderen (ca 1350 tot het einde van de 16de eeuw)‟, Vlaamse stam, 42, 2006, pp. 548-580. Een monografie van de adellijke familie Van Haveskerke is in voorbereiding door H. Douxchamps. c W. Paravicini, „Expansion et intégration. La noblesse des Pays-Bas à la cour de Philippe le Bon‟, in: Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 95, 1980, pp. 289-314; J. Paviot, „Le recrutement des chevaliers de l‟ordre de la Toison d‟or (1430-1505)‟, in: P. Cockshaw & C. Van den BergenPantens (eds.), L‟ordre de la Toison d‟or, de Philippe le Bon à Philippe le Beau (1430-1505): idéal ou reflet d‟une société?, Brussel-Turnhout, 1996, pp. 75-79. d A.J.M. Kerckhoffs-De Hey, De Grote Raad en zijn functionarissen 1477-1531. Biografieën van raadsheren, Amsterdam, 1980. 5
groep ambtenaren die zich in een tussenpositie tussen burgerij en adel bevonden, daar hun familie juist door deze vorstelijke dienst geleidelijk tot de adel opkwam.a De kansen in de Bourgondische legers waren vermoedelijk niet alleen wisselvallig door de risico‟s van het krijgsbedrijf, maar ook hoofdzakelijk voor een relatief kleine groep edellieden gereserveerd. De vraag blijft dan of de betrokkenheid van de adel in de lagere ambten, en dan met name baljuws- en domaniale ambten, dermate groot en dermate lucratief was om het voortbestaan van de traditionele veertiende-eeuwse adel in de daaropvolgende eeuw te verzekeren. Met de huidige stand van het onderzoek was het nog onmogelijk het precieze aandeel van de adel in deze lagere overheidsambten te berekenen, maar we hopen dat toekomstig onderzoek daarin verandering brengt.b Ook het aandeel van de edellieden in de landelijke kasselrijbesturen is nog niet goed gekend.c Het is duidelijk dat de opgang van de staat - in laatmiddeleeuws Vlaanderen belichaamd door het bewind van Lodewijk van Male (1346-1384) en de Bourgondisch-Habsburgse dynastie (1384-1506) - ingrijpende wijzigingen heeft veroorzaakt in de hiërarchie van de adellijke gemeenschap door een kleine groep met uitzonderlijke macht te belenen.d Desalniettemin blijft het een open vraag of de betrokkenheid van de Vlaamse adel als groep in het staatsapparaat wel zo hoog ingeschat mag worden om de opkomst van de vorstelijke staat als een reddingsboei voor de in de laatmiddeleeuwse crisis verdrinkende adel te duiden. In elk geval moeten we vaststellen dat de lagere edellieden, zij die enkel op lokaal en regionaal vlak actief waren, geen topfuncties in het staatsapparaat bekleedden of in een neerwaartse spiraal van negatieve sociale mobiliteit terechtkwamen, nog al te weinig door onderzoek werden belicht. Adel en „adelslijsten‟ in het graafschap Vlaanderen: een overzicht Dat noch de vraag naar de gevolgen van de laatmiddeleeuwse crisis voor de adel, noch de relatie van de Vlaamse adel met de Bourgondisch-Habsburgse staat afdoende beantwoord kan worden, is het rechtstreekse gevolg van het feit dat de sociale samenstelling van de Vlaamse adel in de veertiende en vijftiende eeuw niet goed bekend is. Adel was in de laatmiddeleeuwse Nederlanden immers een gewoonterechtelijk fenomeen. Men was edelman als men door de samenleving - en dan in de eerste plaats door andere edelen - als dusdanig werd erkend.e Pas in de laatste decennia van de zestiende eeuw werd adel – althans in de Zuidelijke Nederlanden - geregeld door vorstelijke wetgeving.f Hoewel de laatmiddeleeuwse a
J. Dumolyn, Staatsvorming en vorstelijke ambtenaren in het graafschap Vlaanderen (1419-1477), AntwerpenApeldoorn, 2003, pp. 152-153. Zie ook Idem, ‘De Vlaamse adel in de Late Middeleeuwen: staatsdienst en sociale mobiliteit’, in: Centre de Recherches en Histoire du Droit et des Institutions. Cahiers, 16, Brussel, 2001, pp. 9-30. b Op basis van de lijsten in H. Nowé, Les baillis comtaux de Flandre, des origines à la fin du XIVe siècle, Brussel, 1928, J. Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt in Vlaanderen tijdens de Bourgondische periode, Brussel, 1967 en T. Soens, De rentmeesters van de graaf van Vlaanderen: beheer en beheerders van het grafelijk domein in de late Middeleeuwen, Brussel, 2002. c P. Donche, Schepenen-keurheren van Veurne-Ambacht, 1240-1586, Antwerpen, 2006; voor het Brugse Vrije is een uitgave van de schepenlijst in voorbereiding door Jan Dumolyn, Naomi Hatta en Tim Soens. Zie ook J. De Rock, Het bestuur van de kasselrij Kortrijk in de Bourgondische periode (1387-1453), onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 2006. d H. Cools, Mannen met macht. Edellieden en de Moderne Staat in de Bourgondisch-Habsburgse landen (14751530), Zutphen, 2001 behandelt het ontstaan van een „bovengewestelijke aristocratie.‟ Meer specifiek voor Vlaanderen, zie M. Boone, „Une famille au service de l‟État bourguignon‟ en op een lager niveau F. Buylaert, „Sociale mobiliteit bij stedelijke elites in laatmiddeleeuws Vlaanderen.‟ e P. De Win, „Queeste naar de rechtspositie van de edelman in de Bourgondische Nederlanden‟, Tijdschrift voor Rechtsgeschiedenis, 53, 1985, pp. 223-274. f P. Janssens, De evolutie van de Belgische adel, passim. 6
samenleving zeer standsbewust was en de status van individuen en groepen voortdurend uitgedrukt werd door de volgorde in processies, kledij en zelfs bij opsommingen in documenten,a heeft die sociale consensus over wie van adel was slechts in geringe mate een neerslag in het bewaarde bronnenmateriaal. Uitdrukkelijke vermeldingen van personen als edellieden zijn zeldzaam, en vele - zoniet alle - elementen van de adellijke levensstijl waren ook voor gefortuneerde niet-edelen toegankelijk. Verder onderzoek is daarom noodzakelijk met betrekking tot voorschriften over kledingsstijl en wapendracht in het laatmiddeleeuwse Vlaanderen. De meest voor de hand liggende bron voor het traceren van laatmiddeleeuwse edelen zijn zonder twijfel de bewaarde leenregisters van het graafschap, gezien de sterke band tussen adellijke status en leen- of heerlijkhedenbezit. Desondanks is voorzichtigheid geboden, omdat ook de gefortuneerde burgerlijke elites in Vlaanderen sinds de hoge middeleeuwen leengoederen verwierven.b Zo verklaarde de Vlaamse edelman Roeland de Baenst in zijn uit 1480 daterende traktaat over leenrecht dat feodaal bezit de basis voor de adellijke status vormde, om er meteen bij te verzuchten dat leenhouderschap reeds lang geüsurpeerd werd „bij die schalke‟ waardoor de ware adel in het gedrang kwam.c De befaamde leenregisters die op bevel van Karel de Stoute in de jaren 1470 werden opgesteld voor de gewesten van de Nederlandend troffen niet alleen de adel, maar ook de stedelijke elites, die in deze poging om consequent de vaak verwaterde feodale rechten te innen terecht een verkapte belasting herkenden.e Om binnen de grote groep van leenhouders de adel uit te puren, moet de historicus opnieuw beroep doen op andere indicatoren.f Leenhouderschap is dus geen zelfstandig criterium voor het reconstrueren van de adel als sociale groep. Daarnaast moet opgemerkt dat deze methode ook bemoeilijkt wordt door de complexiteit van de laatmiddeleeuwse feodale structuren in dit graafschap. Naast de Wetachtige Kamer van Vlaanderen en de kasselrijleenhoven telde het graafschap ook nog vele domein- en abdijleenhoven.g Het bewaarde bronnenmateriaal voor elk van die leenhoven varieert niet
a
R. Van Uytven, „Showing Off One‟s Rank in the Middle Ages‟, in: W. Blockmans & A. Janse (eds.), Showing Status. Representations of Social Positions in the Late Middle Ages (Medieval Texts and Cultures of Northern Europe, nr. 3), Turnhout, 1999, pp. 19-34. b D. Heirbaut, Over heren, vazallen en graven. Het persoonlijk leenrecht in Vlaanderen ca. 1000-1305, Brussel, 1997, pp. 79-86, met verwijzingen naar oudere literatuur. c Stadsbibliotheek Brugge, Hs. 442, fo 15 r.; 31 r. d R.-H. Bautier, J. Sornay & F. Muret, Les sources de l‟histoire économique et sociale du moyen âge. Les états de la maison de Bourgogne. t. I. Archives des principautés territoriales. 2. Les principautés du Nord, Parijs, 1984, pp. 144-152. e J. Bartier, „Quelques réflexions à propos d‟un mémoire de Raymond de Marliano et de la fiscalité à l‟époque de Charles le Téméraire,‟ Bijdragen en Mededelingen betreffende de Geschiedenis der Nederlanden, 95, 1980, pp. 349-51. Zie ook A. Janse, „Het leenbezit van de Hollandse ridderschap omstreeks 1475. Een analyse van het register Valor Feodorum‟, Jaarboek voor Middeleeuwse Geschiedenis, 1, 1998, pp. 163-204. f De enige bekende uitzondering hierop voor het graafschap Vlaanderen is een leenregister van omstreeks 1475 voor de kasselrij Kortrijk, waarbij de scribent zelf uitdrukkelijk aanduidde of de leenhouder in kwestie van adel was of niet. Van de 165 hoofdleenhouders waren er slechts 44 van adel (Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 4008/3). Ook moet opgemerkt dat de tijdgenoot de adel en leenhouders duidelijk van elkaar onderscheidde. Molinet merkt op dat tijdens het beleg van Neuss in 1474 Karel de Stoute „gardoit nobles et fievez et ceulx de son hostel …‟ G. Doutrepont & O. Jodogne (eds.), Chroniques de Jean Molinet, Parijs, 1935-1937, dl. I, p. 57. g Zie hiervoor de studie van R. Opsommer, “Omme dat leengoed es thoochste dinc van der weerelt.” Het leenrecht in Vlaanderen in de 14de en 15de eeuw, Brussel, 1995, passim. 7
zelden behoorlijk in omvang en chronologie.a De vele achterlenen van de in de bewaarde leenregisters vermelde hoofdlenen verschijnen bovendien niet of onvolledig in het blikveld van de historicus, indien hij niet de vele bewaarde leendenombrementen en de rekeningen van het verheffingsgeld bestudeert. Het zou een misvatting zijn te denken dat die achterlenen te onbelangrijk zijn om de basis van een adellijke levensstijl te vormen. Ten slotte verschaffen de feodale registers vaak slechts een momentopname, wat niet noodzakelijk veel licht werpt op diachrone evoluties.b Het eerste centrale leenregister voor het graafschap Vlaanderen dateert van 1366.c Pas de vroege jaren 1470 vormen een tweede mogelijke peilmoment. In deze context kan er van een verantwoorde afbakening van de Vlaamse adel als onderzoeksgroep op basis van één enkel criterium geen sprake zijn. Slechts door een consequent onderzoek naar indicatoren van adellijke status, zoals uitdrukkelijke vermelding van adeldom, het dragen van de riddertitel en adellijke predikaten (bijvoorbeeld „joncheere‟), leenbezit, huwelijksnetwerken etc.d kan men hopen om deze groep - met alle bijbehorende grijszonese - in kaart te brengen. Voor dit onderzoek naar de Vlaamse adel is de ontdekking van enkele bewaarde „adelslijsten‟ van groot belang (zoals we verderop zullen beargumenteren verdient de term „adelslijst‟ de nodige terughoudendheid). Documenten die overzichten aanreiken van de edellieden van een bepaald gewest zijn relatief zeldzaam in de laatmiddeleeuwse Nederlanden: er zijn er slechts enkele bekend. In het graafschap Holland zijn er voor de late Middeleeuwen en vooral voor de zestiende en zeventiende eeuw verschillende adelslijsten bekend, die reeds voorwerp waren van intensief onderzoek. f Gelijkaardige lijsten voor het hertogdom Brabant bestaan voor 1355 en 1415.g Vooral het zestiende-eeuwse afschrift van een convocatielijst voor de generale statenvergadering van de Nederlanden in 1464 is belangrijk. Dit geeft voor verschillende gewesten een overzicht van de a
Zie hiervoor bijvoorbeeld L.P. Gachard, Inventaire des archives des Chambres des Comptes, précédé d‟une notice historique sur ces anciennes institutions, dl. I, Brussel, 1837, nrs. 1059-152 voor het in het Algemeen Rijksarchief Brussel bewaarde materiaal. b Een reconstructie van de adel van Waals-Vlaanderen aan de hand van het leenregister van Karel de Stoute is te vinden bij H. Cools, „Le prince et la noblesse dans la châtellenie de Lille à la fin du XVe siècle: un exemple de la plus grande emprise de l‟État sur les élites locales?‟, Revue du Nord, 77, 1995, pp. 387-406. Voor een aantal Vlaamse leenhoven zijn bovendien rekeningen van de verheffingsgelden bewaard, die meer licht werpen op diachrone evoluties. c Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 3679; zie ook R. Opsommer, “Omme dat leengoed …, p. 142; J.-F. Nieus, „Féodalité et écriture. Observations sur les plus anciens livres de fiefs en France et dans l‟Empire (fin XIIe – milieu XIIIe siècle)‟, in: Guerre, pouvoir, principauté (Cahiers Centre de recherches en histoire du droit et des institutions, 18), Brussel, 2002, pp. 15-31 en D. Heirbaut, „The quest for the sources of a non-bureaucratic feudalism: Flemish feudalism during the High Middle Ages (1000-1300)‟, in: J.-F. Nieus (ed.), Les sources féodales, ter perse. d W. Blockmans & A. Janse (eds.), Showing Status. Representation of Social Positions in the Late Middle Ages, Turnhout, 1999. e Zie voor deze problematiek ook de bijdragen in K. Andermann & P. Johanek (eds.), Zwischen Nicht-Adel und Adel, Stuttgart, 2001. f A. Janse, Ridderschap in Holland, pp. 102-103 voor diens bespreking van de Hollandse adelslijsten die in 1490 zijn opgesteld door Jan van Leiden en H. Van Nierop, Van ridders tot regenten. De Hollandse adel in de zestiende en de eerste helft van de zeventiende eeuw, Amsterdam, 1990. g A. Uyttebrouck, Le gouvernement du duché de Brabant au Bas Moyen Âge (1355-1430) (Université de Bruxelles, Faculté de Philosophie et Lettres, nr. 59), Brussel, 1975, dl. 1, pp. 441-442 ; P. De Win, „De adel in het hertogdom Brabant van de vijftiende eeuw. Een terreinverkenning‟, Tijdschrift voor Geschiedenis, 93, 1980, pp. 391 (noot 4) en 409 met bijlage ; P. Avonds, Brabant tijdens de regering van hertog Jan III (1312-1356). Land en instellingen (Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren 53, nr. 136), Brussel, 1991, pp. 211-212; S. Boffa, Warfare in Medieval Brabant 1356-1406, Woodbridge, 2004, pp. 126-127. 8
toen geconvoceerde edelen.a Voor het veertiende- en vijftiende eeuwse graafschap Vlaanderen kan de lijst van 1464 nu met zeven andere lijsten van uiteenlopende datum aangevuld worden: 1362-1363 1384-1386 1405 1410 1425 1437 1464 1481
200 nrs. 168 nrs. 25 nrs. 470 nrs. 113 nrs. 631 nrs. 116 nrs. 192 nrs.
Afschrift Origineel Origineel Origineel Origineel Afschrift Afschrift Afschrift
Ontstaanscontext onbekend Ontstaanscontext onbekend Algemeen ontvanger van financiën Algemeen ontvanger van financiën Raad van Vlaanderen Ontstaanscontext onbekend Kanselarij Bourgondië-Vlaanderen Ontstaanscontext onbekend
De sporadisch bekende voorlopers van dergelijke lijsten zijn ontstaan binnen de context van het hof van de graven van Vlaanderen, zoals een lijst van edelen en ridders in dienst van Gwijde van Dampierre uit 1299-1300,b en lijsten van Vlaamse edelen die zijn opgesteld tijdens de politieke crisis van Vlaanderen in de periode 1297-1305.c Verder is er ook een lijst van livreihouders uit 1331 bewaard, die tenminste gedeeltelijk uit een opsomming van de Vlaamse adel onder Lodewijk van Nevers (1322-1346) bestaat, evenals een overzicht van het leger van de Vlaamse graaf toen die deelnam aan een veldtocht van de Franse kroon in 1340.d a
W. Blockmans (ed.), „De samenstelling van de staten van de Bourgondische landsheerlijkheden omstreeks 1464‟, Standen en Landen, 47, Kortrijk-Heule, 1968, pp. 57-112. Zie ook R. Wellens, „Les États généraux des Pays-Bas des origines à la fin du règne de Philippe le Beau (1464-1506)‟, Standen en Landen, 64, Heule, 1972, pp. 421-525. b Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 1266, nr. 234. Dit is uitgegeven door L.A. Gheldolf, Histoire de la Flandre et de ses institutions civiles et politiques jusqu‟à l‟année 1305, Brussel, 1836, dl. 2, pp. 518-20 en heruitgegeven in Engelse vertaling door M. Vale, The Princely Court. Medieval Courts and Culture in North-West Europe, Oxford, 2001, pp. 327-328. c Deze zijn uitgegeven in J.-F. Verbruggen, De Slag der Guldensporen. Bijdrage tot de geschiedenis van Vlaanderens Vrijheidsoorlog. 1297-1305, Antwerpen-Amsterdam, 1952, 213-37 (Engelse vertaling door D.R. Ferguson: The Battle of the Golden Spurs. Courtrai, 11 July 1302. A contribution to the history of Flanders‟ war of liberation, 1297-1305, Woodbridge, 2002, pp. 162-82). Een oudere lijst van baanrotsen van Vlaanderen, daterend van1204-1207, is terug te vinden bij J.W. Baldwin (ed.), Les registres de Philippe Auguste (Recueil des historiens de la France. Documents financiers et administratifs, 7), Parijs, 1992, dl. 1, pp. 314-5 en J.-F. Verbruggen, Het leger en de vloot van de graven van Vlaanderen vanaf het ontstaan tot in 1305 (Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België – Klasse der Letteren, nr. 38), Brussel, 1960, pp. 74-5. d M. Vandermaesen, „Le droit de livrée à la cour de Louis, comte de Flandre, de Nevers et de Rethel en 1331', in W. Blockmans, M. Boone & Th. de Hemptinne (eds.), Secretum Scriptorum. Liber alumnorum Walter Prevenier, Leuven-Apeldoorn, 1999, pp. 279-306. De lijst van 1340 is tweemaal uitgegeven door J. Kervyn de Lettenhove (ed.), Oeuvres de Froissart, dl. 21, pp. 211-247 en opnieuw als apart artikel „La bataille du comte de Flandre au camp de Bouvines (1340)‟, Handelingen van het genootschap voor geschiedenis te Brugge, 24, 1874, pp. 261-328. Hoewel Kervyn de Lettenhove geen verwijzing geeft naar de precieze herkomst van het door hem uitgegeven document (hij vermeldt slechts dat hij het terugvond in de Bibliothèque Nationale de France), gaat het vermoedelijk om een excerpt uit Bibliothèque Nationale de France, Collection Clairambault, nr. 846 (de bewaarde rekening van ontvanger Olivier le Drach voor deze veldtocht). Ph. Lauer, Catalogue des manuscrits de la collection Clairambault (Parijs, 1923-1924), dl. 2, p. 28. Voor het bewind van Lodewijk van Male moet opgemerkt dat er rekeningen bewaard zijn voor zijn verblijf te Gent in 1380-1381, waarin ook de namen van 19 Vlaamse edelen uit zijn entourage terug te vinden zijn (Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 3657). De bewaarde bronnen worden overvloedig voor het Bourgondische hof, maar met de opname van Vlaanderen in een grote personele unie wordt het zeer moeilijk om te bepalen welke hofedelen uit Vlaanderen afkomstig waren. Eerder onderzoek heeft overigens aangetoond dat de betrokkenheid van Vlaamse 9
De hier gepubliceerde lijsten vermelden gezamenlijk iets meer dan 1900 namen. Hoewel slechts van vier lijsten de ontstaanscontext bekend is, is het duidelijk dat de bewaarde lijsten sterk verschillen in omvang, opbouw en functie. De bewaarde convocatielijst van 1464 is weliswaar niet in origineel bewaard, maar is vermoedelijk zeer betrouwbaar inzake het sociale statuut van de vermelde personen. Alle personen werden immers opgeroepen om de Vlaamse adel te vertegenwoordigen,a zodat het ook allemaal daadwerkelijk edellieden moeten geweest zijn. De lijst vermeldt weliswaar uiteraard geen vrouwen, maar ook - en dit in tegenstelling tot de andere lijsten - geen jongere broers of minderjarige kinderen. Bovendien is ook geopperd dat vooral de vorstgezinde edellieden - dus in zekere zin de kerngroep van het adellijke „staatsfeodale‟ milieu - door de vorst geconvoceerd werden. Typerend is bijvoorbeeld het feit dat Pieter Bladelin,b een in de adel opgeklommen topambtenaar van zeer bescheiden oorsprong, wel vermeld is maar dat leden van enkele van de belangrijkste adellijke geslachten niet werden geconvoceerd. De andere in origineel bewaarde lijsten en de lijst van 1481 (waarvan een eigentijds afschrift bewaard is) onderscheiden zich van die convocatielijst door twee elementen. Eerst en vooral zijn ze relatief gelijk in lengte, namelijk respectievelijk 168 (kort vóór 1386), 113 (1425) en 192 nummers (1481; in deze lijst zijn 49 ambtenaren opgenomen). Ten tweede zijn ze vermoedelijk alledrie vanuit een militair oogpunt opgesteld. De lijst die in de jaren 1384-1386 gesitueerd moet worden, is ingedeeld in baenrache (baanrotsen)c en ruddren met ghesellen, edelen aan het Bourgondische hof bijna verwaarloosbaar klein was (het Vlaamse aandeel in het hofpersoneel schommelde tussen de 1 en 4 %): W. Paravicini, „Expansion et intégration. La noblesse des Pays-Bas à la cour de Philippe le Bon‟, in: K. Krüger, H. Kruse & A. Ranft (eds.), Werner Paravicini. Menschen am Hof der Herzöge von Burgund, Stuttgart, 2002, p. 441. Voor de lijsten van het hofpersoneel, zie W. Paravicini (ed.), „Die Hofordnungen Herzog Philipps des Guten von Burgund. Edition‟, Francia, 10, 1982, pp. 131-66; 11, 1983, pp. 257-301; 13, 1985, pp. 191-211; 15, 1988, pp. 183-229; 18, 1991, pp. 111-23. Een belangrijke uitzondering is het befaamde „Banquet du Faisan‟ in Rijsel, waarbij er in de lijst van edelen die de kruisvaarderseed aflegden ook 54 namen voor het graafschap Vlaanderen zijn vermeld (8 maart 1454 n.s.). Voor een uitgave, zie M.-Th. Caron (ed.), Les voeux du faisan, noblesse en fête, esprit de croisade. Le manuscrit français 11594 de la Bibliothèque Nationale de France, Turnhout, 2003, pp. 163-7. a Er zijn ook – summiere – vermeldingen bekend voor Vlaamse edelen die geconvoceerd werden voor de Vlaamse statenvergaderingen. Zie hiervoor A. Zoete (ed.), Handelingen van de Leden van de Staten van Vlaanderen (1405-1419). Excerpten uit de rekeningen der steden, kasselrijen en vorstelijke ambtenaren, Brussel, 1982, dl. I, pp. 458 (30 mei 1410), 638-9 (2-3 juni 1412) 662-3 (15-16 september 1412), 719 (12 april 1413); dl. II, pp. 714 (8-9 april 1413), 716 (24 maart 1413), 791 (15-19 februari 1414), 1348-9 (22 augustus en 2-3 december 1419); W. Blockmans (ed.), Handelingen van de Leden van de Staten van Vlaanderen. Regering van Filips de Goede (10 september 1419 - 15 juni 1467). Excerpten uit de rekeningen van de Vlaamse steden en kasselrijen en van de vorstelijke ambtenaren, Brussel, 1990-1995, dl. I, pp. 35-6 (18 juli 1420), 133 (21 augustus 1422), 236 (21 december 1421), 442 (20 oktober 1429); dl. II, pp. 705 (10 december 1436), 751-2 (27 november 1437), 817 (11 september 1439); W. Blockmans (ed.), Handelingen van de Leden en van de Staten van Vlaanderen (1467-1477). Excerpten uit de rekeningen van de Vlaamse steden, kasselrijen en vorstelijke ambtenaren, Brussel, 1971, pp. 71 (juli 1469) 77-8 (14 september – 18 oktober 1469) 111-2 (20 - 23 januari 1471), 160-1, 343 (2-4 december 1472) 281, 342-3 (20 april – 2 mei 1476), 778 (14 september – 18 oktober 1469); W. Blockmans, W. (ed.), Handelingen van de Leden en van de Staten van Vlaanderen. Regeringen van Maria van Bourgondië en Filips de Schone (5 januari 1477 - 26 september 1506). Excerpten uit de rekeningen van de Vlaamse steden en kasselrijen en van de vorstelijke ambtenaren, Brussel, 1973, dl. I, pp. 36-8 (3 augustus 1477), 49-50(25-31 januari 1477), 250-1 (2 oktober – 15 december 1482). b G. Proost, „Bladelin (Pieter), Nationaal Biografisch Woordenboek, dl. 2, Brussel, 1967, kol. 61-63; M. Martens, Pieter Bladelin en Middelburg, Middelburg, 1994. c J.F. Verbruggen, Het leger en de vloot van de graven van Vlaanderen vanaf het ontstaan tot in 1305 (Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België. Klasse der Letteren, nr. 38), Brussel, 1960, pp. 74 voor een lijst van baanderheren van Vlaanderen uit het 10
wat erop wijst dat hier de militaire elite van het graafschap wordt opgesomd, in een hiërarchische volgorde. Het gebruik van de titel van baanrots en ridders en hun gezellen wijst erop dat deze moest dienen om de Vlaamse ridderschap onder de wapens te kunnen roepen. Hoogstwaarschijnlijk stamt deze in het Nederlands opgestelde lijst dan ook uit het grafelijke milieu. De vastgestelde datering is in dit opzicht ook suggestief. Aan het begin van de jaren 1380 was graaf Lodewijk van Male immers in een oorlog tegen Gent verwikkeld. De kroniekschrijver Jean Froissart vermeldt een mogelijke aanleiding voor het opstellen van dergelijke overzichten van de Vlaamse adel, voor de periode 1379-1380: „Li conte de Flandres se parti de Malle, et tous ses hostels, et s‟en vint à Lisle et manda là tous les chevaliers de Flandres et les gentils hommes qui de li tenoient, pour avoir conseil comment il se poroit maintenir de ces besongnes et contrevengier de chiaulx de Gand qui li avoient fait tant de despis. Tout li gentil homme de Flandres li jurèrent à estre bon et loial, ensi que on doit estre à son signeur sans nul moyen.‟a Het bewaarde document refereert zeker niet naar de door Froissart beschreven convocatie (de lijst dateert immers tenminste van ná 9 maart 1384), maar het geeft wel aan dat er inderdaad herhaaldelijk dergelijke oproepen aan de Vlaamse adel plaatsvonden. Het is verder treffend dat de lijst geen militair onbekwame personen (kinderen of vrouwen) vermeldt. Vermoedelijk zijn hier ook slechts vorstgezinde personen vermeld. Zo komen er geen telgen van het geslacht Van Vaernewijck voor, een adellijke familie uit Gent die in dit conflict de zijde van de Gent had gekozen.b De lijst is dus niet exhaustief, maar alle vermelde personen waren ridders, en dus van adel. Er zijn nog vermeldingen van niet-adellijke ridders bekend uit de vroege dertiende eeuw, maar zeker vanaf het midden van de veertiende eeuw geldt dat alle Vlaamse „milites‟ ook van adel waren.c Het verlenen van deze titel door een ridderslag (al dan niet op het slagveld) was in de laatmiddeleeuwse periode de belangrijkste manier om formeel te worden opgenomen in de adel.d Hiermee was er echter geen juridische afbakening voor de adel tot stand gekomen. Dat was een ontwikkeling die pas in de late zestiende eeuw plaatsvond.e De vraag of die adellijke status beperkt bleef tot de geridderde persoon, of dat ook zijn nakomelingen (al dan niet in combinatie met andere factoren zoals het imiteren van de adellijke levensstijl) tot de adel gingen behoren, moet dus geval per geval bestudeerd worden. Typerend in dit opzicht is dan ook de vermelding in de lijst van geridderde leden van de families Metteneye, Braderic, Damman of Rijm, alle belangrijke Brugse of Gentse patriciërsfamilies, f waarvan verscheidene begin van de dertiende eeuw. Voor de term baanrots in het hertogdom Brabant zie A. Uyttebrouck, Le gouvernement, dl. 1, pp. 439 en P. Avonds, Brabant tijdens de regering van hertog Jan III, pp. 208-210. a J. Kervyn de Lettenhove (ed.), Oeuvres de Froissart. Chroniques, Brussel, 1873-1877, dl. 9, pp. 189-190. b A. de Ghellinck d‟Elseghem & Vaernewyck (ed.), Chartes et documents concernant la famille van Vaernewyck, 3 dln., Gent, 1899-1919. c Warlop, De Vlaamse adel, pp. 384-393 (met name noot 519) stelt terecht dat noblesse en chevalerie twee verschillende zaken waren. Volgens deze auteur was de ridderschap in de dertiende eeuw nog steeds een klasse van edelen en niet-edelen. Dit impliceert dat andere factoren dan de ridderschap, zoals de adellijke geboorte, belangrijker waren om beschouwd te worden als edelman, terwijl anderzijds precies het formeel verkrijgen van de riddertitel door leden van het stadspatriciaat, die er vaak een gelijkaardige levenswijze op na hielden als de “oude” adel zorgde voor de – alleen al om biologische reden – noodzakelijke vernieuwing van de adel als sociale groep. d W. Paravicini, „Soziale Schichtung und soziale Mobilität am Hof der Herzöge von Burgund‟, Francia, 5, 1977, pp. 148. e P. Janssens, De evolutie van de Belgische adel, pp. 123-125 f D. Nicholas, Town and Countryside. Social, Economic, and Political Tensions in Fourteenth-Century Flanders (Rijksuniversiteit te Gent. Werken uitgegeven door de faculteit van de letteren en wijsbegeerte, 152), Brugge, 1971, pp. 259-263 vermeldt tientallen voorbeelden van leden van het Gentse en Brugse patriciaat die de 11
leden tenminste in de vijftiende eeuw tot de adel behoorden (bijvoorbeeld de Metteneye‟s en de Braderics), maar van wie de adellijke status van andere telgen van die families in de jaren 1380 geenszins zeker is. Hier moet ook opgemerkt dat het veelgehoorde cliché dat het drie generaties duurde vooraleer de familie volwaardig tot de adel gerekend werd voor het graafschap Vlaanderen zeker foutief is. Verschillende kinderen van geridderde burgers zijn in de bronnen al uitdrukkelijk als edellieden vermeld. Omgekeerd moet ook aangestipt worden dat niet alle dragers van de klinkende adellijke namen (Van Massemen, Vilain, Van Gavere, Van Gistel, Van Uutkerke, Van Leeuwergem...) noodzakelijk als edelen beschouwd werden. a Alle vermelde personen op deze lijst waren ridders (uiteraard ook de baanderheren), en dus edellieden, maar de adellijke status van de families van de betrokkenen blijft verder onderzoek vergen. De lijsten van 1405 en 1410 zijn „monsteringslijsten‟,b de schriftelijke neerslag van troepenschouwingen voor de legers van Jan zonder Vrees in die jaren. Na het overlijden van riddertitel verwierven in de veertiende eeuw. De omstandigheden waarin dit gebeurde, zijn echter in veel gevallen duister. a Sommige leden van de familie van Massemen, die nochtans tot het midden van de vijftiende eeuw tot de hogere adel van het graafschap Vlaanderen behoorde, werden wellicht niet of nog nauwelijks door hun tijdgenoten tot de adel gerekend. Zie Balthau, „La famille Van Massemen/De Masmines.‟ Door hun naam en verwantschapsbanden behoorden ze wel nog tot de sociale elite en konden ze terugvallen op de sociale netwerken van hun adellijke familieleden en verwanten; zie M. Boone, „Élites urbaines, noblesse d‟État: bourgeois et nobles dans la société des Pays-Bas bourguignons (principalement en Flandre et en Brabant), in: J. Paviot (ed.), Liber amicorum Raphaël de Smedt. 3. Historia (Miscellanea Neerlandica, 25), Leuven, 2001, pp. 61-86. Een bekend voorbeeld is Georges Chastelain (geboren te Gent als Joris Kastelein), indiciaire van hertog Filips de Goede, die ongetwijfeld zijn verwantschap met de familie van Massemen gebruikt heeft om toegang te krijgen tot de hofkringen. Zie G. Small, George Chastelain and the Shaping of Valois Burgundy. Political and Historical Culture at Court in the Fifteenth Century, Woodbridge, 1997, pp. 9-90. b Er is een oudere monsteringslijst bekend voor de troepenmacht van graaf Lodewijk van Male, bestaande uit Vlaamse ridders en schildknapen, die geconvoceerd werden voor de veldtocht van de Franse koning Filips VI in 1340 (cfr. supra). Voor de navolgende periode zijn we systematisch op zoek gegaan in de militaire archieven van de Bourgondisch-Habsburgse staat aan de hand van Bautier, Sornay & Muret, Les sources d‟histoire, dl. I, pp. 121-9, op zoek naar mogelijke lijsten van ridders en schildknapen. Hierbij kwamen verschillende types documenten aan bod: vooreerst de rekeningen en kwitanties van de „tresorie générale de guerre‟ (Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 3537-42, B 20169-72, Cumulus 16065) en de monsteringslijsten van het garnizoen van het kasteel van Kortrijk in juli-november 1384 (B 3568-9). Met name deze laatste monsteringslijsten zijn weliswaar wel van belang voor de studie van de Vlaamse adel, maar opname in deze uitgave bleek niet gewettigd. Deze documenten ontbeerden een pretentie tot exhaustiviteit en vermelden waarschijnlijk vele niet-Vlamingen. Voor dit archieffonds, zie ook P.-L. Garnier, „Les services de la Trésorerie des guerres et de la Recette de l‟artillerie de Charles le Téméraire‟, Revue du Nord, 79, 1997, pp. 969-91. Dit bronnentype is reeds uitvoerig geanalyseerd door B. Schnerb, „Le recrutement social et géographique des armées des ducs de Bourgogne (1340-1477)‟, in: Guerre, pouvoir, principauté (Cahiers Centre de recherches en histoire du droit et des institutions, 18), Brussel, 2002, pp. 55-67; Idem, „Les capitaines de Jean sans Peur, duc de Bourgogne (1404-1419), in: A. Marchandisse, J.-L. Kupper (eds.), A l‟ombre du pouvoir. Les entourages princiers au Moyen Âge (Bibliothèque de la Faculté de Philosophie et Lettres de l‟Université de Liège, fasc. 283), Genève, 2003, pp. 330-42. De in deze uitgave aangereikte monsteringslijst van 1405 en 1410 zijn afkomstig uit een reeks monsteringslijsten die bewaard zijn te Dijon in de Archives départementales de la Côte d‟Or. Verschillende van de daar bewaarde monsteringsrollen werden reeds het voorwerp van een selectieve en slordige uitgave door J. de la Chauvelays, „Les armées des trois premiers ducs de Bourgogne de la Maison de Valois‟, Mémoires de l‟Académie des Sciences, Arts et Belles-Lettres de Dijon (3e série), 6, 1880, pp. 9-335 (met een afzonderlijke uitgave onder dezelfde titel als boekwerk te Besançon, 1880) en „Les armées de Charles le Téméraire dans les deux Bourgognes‟, Mémoires de l‟Académie des Sciences, Arts et Belles-Lettres de Dijon (3e série), 5, 1878-1879, pp. 139-369 (met een afzonderlijke heruitgave onder dezelfde titel als boekwerk te Parijs, 1879). De meeste van deze documenten hebben betrekking op de convocaties uit het graafschap en hertogdom Bourgondië. Slechts de met zekerheid van Vlaamse edellieden afkomstige monsteringsrollen van 1405 en 1410, die nog niet door De la Chauvelays behandeld waren, zijn hier uitgegeven. 12
zijn vader Filips de Stoute in april 1404 lichtte Jan zonder Vrees troepen in de Nederlanden om bij de leenhuldeceremonie te Parijs zijn militaire macht te etaleren tegenover Lodewijk van Orléans, zijn tegenstander in de worsteling om de controle over het beleid van de zwakzinnige Franse koning Karel VI. Een militair treffen met de troepen van Lodewijk dreigde, maar beide partijen sloten uiteindelijk een vredesakkoord op 17 oktober 1405. Het geconvoceerde leger van Jan zonder Vrees werd ontbonden en uitbetaald, zoals blijkt uit de monsteringslijst van 1405. In september 1410 verzamelde Jan zonder Vrees opnieuw een leger in de Nederlanden en Frankrijk om op te trekken tegen de zogenaamde „Armagnacs‟ (een anti-Bourgondische alliantie van de hertogen van Orléans en Bourbon en de graven van Alençon en Armagnac). Door het verdrag van Bicêtre (2 november 1410) werd een open oorlog opnieuw uitgesteld tot 1411-1412, waarbij Jan zonder Vrees uiteindelijk de Armagnacs tot toegevingen dwong na een succesvolle veldtocht.a In beide jaren werden de hertogelijke legers in belangrijke mate gevormd door het convoceren van de chevaliers bannerets (baanderheren).b Deze baanderheren moesten elk een aantal eigen troepen lichten, bestaande uit chevaliers bacheliers, escuyers en archiers (gewone ridders, schildknapen en boogschutters). Deze namenlijsten, die het resultaat waren van deze lichting, werden voorgelegd aan de algemene ontvanger van financiën teneinde de betaling van de gaiges te verkrijgen. Deze lijsten weerspiegelen dus een militaire chevalereske hiërarchie. De archiers of eventuele arbalestriers (boog- en kruisboogschutters) waren duidelijk niet van adel en zijn dus niet opgenomen in de uitgave. De ridders waren ongetwijfeld allemaal edelen, maar voor de schildknapen is het niet duidelijk of die allemaal tot de erfelijke adel behoorden. Dit interpretatieprobleem rond de „escuiers‟ stelt zich ook voor de lijst van 1437. De monsteringslijsten verschillen onderling sterk in lengte, waarbij met name de monsteringslijst van Jan VI, heer van Gistel, de andere in lengte ver overtreft met een opsomming van 42 ridders, 242 schildknapen en 85 boogschutters. Jan van Hembieze, zelf slechts schildknaap, daarentegen kwam met de spreekwoordelijke twee man en een paardenkop: een andere schildknaap en een boogschutter. Zelf stond hij overigens onder bevel van de heer van Schorisse, een hoge Vlaamse edelman. Deze verschillen vormen echter geen accurate afspiegeling van de financiële en militaire slagkracht. Jan van Gistel was als een van de hoogste – zoniet de hoogste – Vlaamse edelen immers aangesteld tot aanvoerder van het
a
Zie voor het leger van Jan zonder Vrees, B. Schnerb, „Un aspect de la politique financière de Jean sans Peur: la question des dépenses de guerre‟, Publications du Centre Européen des Études bourguignonnes, 27, 1987, pp. 113-27. Voor de ontwikkelingen in 1405 en 1410 en de verwijzingen naar de convocaties, zie R. Vaughan, John the Fearless. The Growth of Burgundian Power, Londen, 1966; L. Douet-d‟Arcq (ed.), Enguerran de Monstrelet. Chroniques, Paris, 1857-1862, vol. II, pp. 80-89. Vele van de in 1410 geconvoceerde edelen sneuvelden overigens kort nadien in de slag bij Azincourt (1415) tegen de Engelsen, zoals blijkt uit de lijsten van gesneuvelden; G. Bacquet, Azincourt, Bellegarde, 1977. b Zie W. Meyer, „Bannerherr, Bannerträger‟, in: Lexikon des Mittelalters, vol. I, München-Zürich, 1980, kol. 1420. De lijst van baanderheren van Vlaanderen uit het begin van de 13 de eeuw is terug te vinden bij J.F. Verbruggen, Het leger en de vloot van de graven van Vlaanderen vanaf het ontstaan tot in 1305, Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, nr. 38, Brussel, 1960, p. 74. Verschillende Vlaamse baanderheren en hun compagnieën traden in het begin van de 13de eeuw als huurlingen in dienst van de Engelse koning Jan zonder Land en komen voor in de oudste Engelse monsterrol, uitgegeven door S.D. Church, „The Earliest English Muster Roll, 18/19 december 1215‟, Historical Research, LXVII, nr. 162, 1994, pp. 1-17. Zie ook G.G. Dept, Les influences anglaise et française dans le comté de Flandre au début du XIIIme siècle, Universiteit Gent. Werken uitgegeven door de faculteit der wijsbegeerte en letteren 59, Gent-Parijs, 1928, en S.D. Church, The Household Knights of King John, Cambridge, 1999. 13
Vlaamse contingent.a Waarom enkele edelen zoals Jan van Hembieze dan een aparte rekening hadden is niet helemaal duidelijk. Al bij al leveren deze monsteringslijsten verder weinig interpretatieproblemen op. Enkele steekproeven in de rekeningen van de recette générale de toutes les finances van de hertogen van Bourgondië tonen aan dat deze registers gelijkaardige militaire mobilisaties van baanderheren en hun achterban vermelden, zonder evenwel de namen te expliciteren. Dit wijst erop dat de hier uitgegeven lijsten administratieve hulpdocumenten waren voor convocatie en betaling van deze compagnieën.b Er is ook veel informatie beschikbaar over een gelijkaardige militaire lijst, die van 16 februari 1425 n.s. dateert en afkomstig is uit de rekening van de ontvanger van de exploten van de Raad van Vlaanderen. De aanleiding voor deze lijst was de oorlog van Filips de Goede tegen Jacoba van Beieren en Humphrey van Gloucester over de opvolging van de overleden Jan van Beieren als graaf van Holland, Zeeland en Henegouwen.c In het kader van die opvolgingsstrijd stuurde de Vlaamse Regentschapsraadd vanuit Gent vier bodes uit. Een ervan trok naar Noordoost-Vlaanderen (het Gentse ommeland en de Vier Ambachten), een tweede naar het Land van Waas en de streek rond Dendermonde, een derde zuidwestwaarts richting Kortrijk en de kasselrij Kassel en tenslotte nog een laatste bode die Brugge en het Vrije aandeed. Die boden brachten aan meer dan honderd personen een oproepingsbrief „que [...] ilz se volsissent disposer et mettre sus et soubz et en la compaignie du seigneur de Commines, capitaine general et souverain bailli de Flandres, les seigneurs de Steenhuuse, de Halewin, d‟Uutkerke, messire Roland d‟Uutkerke, le seigneur de Masmines, messire Robbert et messire Victor, bastars de Flandres ou autres gens et officiers de mondit seigneur de Bourgoingne de par deca accoustuméz de mener gens, ilz se traissent par leur ordonnance et a tel jour qu‟ilz a
J.-J. Lambin (ed.), Olivier van Dixmude: Merkwaerdige Gebeurtenissen vooral in Vlaenderen en Brabant en ook in de aangrenzende landstreken, van 1377 tot 1443, Ieper, 1835, pp. 56-7. Item in dit jaer [1410], binden maent van hoymaent, zo maecten deise heeren in Vrankeryke eene alyantse contrarie mynen heere van Borgoingen … Myn heere van Borgoingen die dit verstoet,die was te Parys en hy zende alomme uut an sine vrienden ende an sine landen ende bad elken te Parys te commene tser noot, want hy besief de alyantse van alle die heeren ende dat zy met grooten hoopen ende macht up hem commen souden. Daer zoo ontboot hy myn heere van Brabant, myn heere van Hollant, myn heere van Ludeke, duer wien hy vele ghedaen ense gheaventuert hadde. Item dit zyn de heeren die myn heere van Borgoingen te hulpe quamen. Alvooren de coninc van Navere, myn heere van Brabant, myn heere van Nevers, de grave van Savoyen ende menich groote heeren baenraetsen met ruddren ende cnapen uut Bourgoingen ende uut Vlaendren menich rudder ende cnapen daer of dat hooft was myn her Jan van Ghistele ende waren wel staerc de Vlaminghen van ruddren ende cnapen, vyf hondert glavien al te scone een gheselscip ende wel upgheseten ende myn heere die ontboot sinen steiden van Vlaendren ende zy maecten groote ghereeschepe te Brugge, tYpre ende int Vrye omme te Vrankeryke waert te treckene. […] ende doe quammer Jan van Gistele metten Vlaminghen dat al te scone een volc was te siene buuten Parys, ende quamen al logieren binder stede van Parys …‟ b Bijvoorbeeld Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 1931, f° 170r-171r; B 1957, passim. De rekeningen van de recette générale de Flandre et d‟Artois leverden in dit opzicht niets op. We sluiten de mogelijkheid niet uit dat in de te Rijsel bewaarde kwitantiebrieven bij de rekeningen en in de dienstbrieven van de Rekenkamer nog meer dergelijke vermeldingen van chevaliers bannerets en hun gevolg te vinden zijn. Daarnaast hebben wij een steekproef uitgevoerd in de „pièces comptables‟ (Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 1958-62, B 2109). c R. Vaughan, Philip the Good. The apogee of Burgundy, Londen-New York, 1970, pp. 35-45. De convocatie van deze Vlaamse edelen in 1425 wordt ook vermeld door de Ieperse kroniekschrijver Olivier van Dixmude. Lambin (ed.), Olivier van Dixmude, p. 115 „… zo voer hy [Filips de Goede] alomme meest in zye steiden van Vlaendre ende van Artois, ende maecte een groot mandement onder de eidele, omme te vaerne weider in Holland …‟ d J. Dumolyn, De Raad van Vlaanderen en de Rekenkamer van Rijsel. Gewestelijke overheidsinstellingen als instrumenten van de centralisatie (1419-1477), Brussel, 2002, p. 119. 14
leur feroient savoir le mieulx monté, armé, habillié et accompagnié que pourroient pardevers monseigneur de Brabant pour lui aidier a secourir a l‟encontre du duc de Glocestre sans en faillir aucunement sur la foy et loyauté qu‟ilz devoient a mon dit seigneur de Bourgoingne et quanques ilz amassent son honneur et le leur et lui desiroient aussi complaire.‟ Deze lijst is interessant omwille van de klemtoon op de feodale verplichting van de geconvoceerde personen om „auxilium‟ te verlenen aan de vorst. Een dergelijke militaire convocatie, waarvan we weten dat die op kleinere schaal plaatsvond in de eerste maanden van 1422 naar aanleiding van Filips de Goedes conflict met de Franse dauphin,a geeft ook duidelijk aan dat de Bourgondisch-Vlaamse kanselarij en de Raad van Vlaanderen ook een dwingende reden hadden om er een basislijst op na te houden, zoals de lijst van vóór 1386 er kennelijk ook een was. Dergelijke vermeldingen van convocaties van edelen in de rekeningen van de exploten van de Raad van Vlaanderen zijn allerminst zeldzaam. Er zijn tenminste 19 gelijkaardige vermeldingen in deze bronnenreeks vermeld voor de periode 1416-1477. Wat de lijst van 1425 uitzonderlijk maakt is het feit dat bij deze lijst alle namen van aangeschreven edelen in de rekeningen zijn opgenomen. Bij de andere convocaties werd slechts vermeld dat de edelen per kasselrij werden aangeschreven, waarbij in het gunstigste geval alleen de belangrijkste edelen in de rekening werden vermeld.b Ook de lijst van februari 1481 diende vermoedelijk voor een militaire convocatie. Deze lijst is afkomstig uit Filips Wielants voorbereidende aantekeningen voor diens Recueil des Antiquitez de Flandres (de lijst is niet in het uiteindelijke werk opgenomen).c Wielant heeft zijn afschrift in de jaren 1498-1500 opgetekend, zodat het als een eigentijdse kopie kan gelden. Hij geeft geen enkele aanwijzing voor de herkomst of de functie van de lijst, die zelfs geen titel draagt. Deze lijst bestaat uit een opsomming van personen voor elk van de drie grote invloedssferen van het graafschap, namelijk Gent, Ieper en Brugge (met het „Brugssche‟, namelijk het Brugse Vrije, dat in 1477 haar positie van Vierde Lid van Vlaanderen verloor). Deze personen zijn vermoedelijk bijna zonder uitzondering van adel en zijn vaak vermeld met hun belangrijkste feodale bezittingen. De eerst vermelde persoon, namelijk Jean de Melun, burggraaf van Gent,d is ook uitdrukkelijk geduid als standaarddrager. Per kwartier wordt deze eerste opsomming dan gevolgd door een opsomming van de „officiers‟ - dat wil zeggen baljuws, ontvangers en de kapiteins van de kastelen - van die regio. Hun aanwezigheid in deze lijst wordt vermoedelijk verklaard door het feit dat regionale ambtenaren de verplichting hadden om in oorlogstijd een aantal kruisboogschutters of wapenlieden te betalen op basis van hun ambtsinkomsten. Zo bestond het Vlaamse troepencontingent in het leger van Filips de Goede tijdens een veldtocht in Frankrijk in 1422 uit een vijftiental van de belangrijkste a
Vaughan, Philip the Good, pp. 11-16; zie ook noot 49. Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, Rekeningen en registers, nr. 21797, fol. 29 r.-v. (12 augustus 1419), fol. 36 v. – 37 r. (11 december 1419); nr. 21798, fol. 27 v. – 28 r. (2-9 oktober 1420); nr. 21799, fol. 16 v. – 17 r. (21 augustus 1422), fol. 20 r.-v. (21 september 1422), fol. 23 v. (27 oktober 1422); nr. 21800, fol. 25 r.-v. (5 augustus 1424); nr. 21801, fol. 21 v. – 22 r. (juni 1426); nr. 21802, fol. 4 r.-v. (22 februari 1427 n.s.), fol. 7 r.v. (27 juli 1427); nr. 21804, fol. 7 v. (20 oktober 1429), fol. 8 r.-v. (3 december 1429); nr. 21807, fol. 7 v. (10 december 1436); nr. 21808, fol. 5 r.-v. (27 november 1437), fol. 5 v. (3 december 1437); fol. 9 r.-v. (11 september 1439); nr. 21814, fol. 6 v. – 7 r. (16 juli 1446); nr. 21819, fol. 7 v. – 8 r. (6 november 1451); nr. 21844, fol. 8 v. – 21 r. (vermeldingen van 1 mei 1475 tot 1 mei 1476). c J. Monballyu, „Een autograaf van Filips Wielant (1441-1520) met voorbereidende aantekeningen voor zijn Recueil des Antiquitez de Flandre‟, Lias, 10, 1983, pp. 165-173. d J. Devaux, „Jean de Melun‟, in: R. De Smedt (ed.), Les chevaliers de l‟Ordre de la Toison d‟or au XVe siècle. Notices bio-bibliographiques (Kieler Werkstücke. Reihe D: Beiträge zur europaïschen Geschichte des späten Mittelalters, 3), Frankfurt, 20002, pp. 64-67. b
15
Vlaamse edelen, hun gezellen (samen goed voor 109 personen) en een groep van 40 kruisboogschutters, die paarsgewijs bekostigd waren door de 20 baljuws van het graafschap. a In februari 1481 waren de Nederlanden in oorlog met Frankrijk, wat erop wijst dat ook deze lijst een militaire functie had. Op grond van deze vaststellingen kan vermoed worden dat Wielant deze lijst heeft ontleend aan een stuk uit de administratie van de Raad van Vlaanderen, de Rekenkamer te Rijsel of de Bourgondisch-Vlaamse kanselarij, instellingen waar hij als topambtenaar (hij was raadsheer van de Grote Raad in de jaren 1498-1500) toegang toe had. Ook is het mogelijk dat deze in het Nederlands opgestelde lijst is opgesteld door Gent, Brugge en Ieper, die in 1481 nauw bij de oorlog tegen Frankrijk betrokken waren en op dat moment in belangrijke mate de politieke macht in het graafschap in handen hadden. Filips Wielant was in die tijd immers werkzaam als ontvanger voor het Brugse Vrije (dat toen onder Brugge ressorteerde).b Het is belangrijk om op te merken dat binnen elke lijst van de edelen per kwartier eerst alle edellieden worden vermeld die het predikaat „mer‟ dragen (wat aangeeft dat zij ridders waren), gevolgd door de edelen die dit niet hadden. Wat in deze lijst van 1481 verder ook onmiddellijk de aandacht trekt is de aanwezigheid van vrouwen in het overzicht van edelen. Voor Ieper zijn bijvoorbeeld „vrauwe Janne van der Clite, vrauwe van Comene‟ en „Adriane van Halewin, vrauwe van Borre‟ vermeld. Deze vrouwen zullen ofwel mannen hebben gestuurd (zogenaamde bezetmannen), ofwel het benodigde geld hebben gefourneerd om een aantal mannen onder de wapens te roepen. Dit wijst erop dat het niet gaat om een strikte opsomming van die personen die persoonlijk gewapend te velde moesten of wilden trekken, maar van een aantal personen die heervaartplicht aan de vorst hadden. c Desalniettemin is het ook duidelijk dat het niet gaat om een eenvoudige opsomming van alle personen die leengoederen bezaten in Vlaanderen en daarom op feodale gronden dienst aan de vorst verschuldigd waren (er waren veel meer dan 143 hoofdlenen in Vlaanderen). Er kan weinig twijfel over bestaan dat bijna alle vermelde personen op die lijst daadwerkelijk edellieden waren, duidelijk te onderscheiden van de veel grotere groep van burgers die in de jaren 1470 een feodale taks dienden te betalen voor hun leenbezit.d Slechts over enkele personen bestaat enige twijfel. Zo is het treffend dat Jan Wielant, diens zoon Filips Wielant (de auteur zelf!)e Jan van de Kethulle onder de vermelde edelen staan. De Van de Kethulles en de Wielants waren typische ambtenarenfamilies, die hun fortuin hadden gemaakt in de Vlaamse staatsinstellingen en dat in de loop van de vijftiende eeuw ook belegden in lenen en heerlijkheden (Jan en Filips Wielant worden respectievelijk vermeld als heren van Schoppegem en Landegem). Bovendien vonden zij ook een huwelijkspartner in het adellijk a
R. Vaughan, Philip the Good, pp. 11-16; B. de Lannoy, Hugues de Lannoy. Le bon seigneur de Santes, Brussel, 1957, pp. 201-221. Het document was reeds eerder vermeld door J. Kervyn de Lettenhove (ed.), Chastellain, Oeuvres, Brussel, 1863, dl. 1, p. 274 (noot 1). b W. Blockmans (ed.), Handelingen van de Leden en van de Staten van Vlaanderen. Regeringen van Maria van Bourgondië en Filips de Schone (5 januari 1477 – 26 september 1506). Excerpten uit de rekeningen van de steden van de Vlaamse steden en kasselrijen en van de vorstelijke ambtenaren (Koninklijke Commissie voor Geschiedenis), dl. I, Brussel, 1973, pp. 103-109 (nrs. 117 en 118). De vergaderingen van de Vlaamse Leden van 25 januari tot 24 maart en die van 24 tot 28 februari waren gewijd aan de financiëring van de oorlog tegen Frankrijk. c Opsommer, Omme dat leengoed es thoochste dinc, dl. 2, pp. 711-724. d J. Bartier, „Quelques réflexions,‟ passim. e Voor Jan Wielant, zie Dumolyn, Staatsvorming en vorstelijke ambtenaren, bijlage op CD-Rom (biografische fiche); voor Filips Wielant, zie de biografische inleiding bij J. Monballyu (ed.), Filips Wielant.Verzameld werk. I. Corte instructie in materie criminele, Brussel, 1995. 16
milieu. Filips Wielant, de auteur, was gehuwd met de edelvrouwe Johanna van Halewijn en werd door de baljuw van een van zijn leengoederen als „eedelen ende waerden meester Philips Wielant, raed mijns gheduchts heeren‟ vermeld, maar het blijft een open vraag of Wielant ook in de ogen van de Vlaamse adel als edelman aanvaard werd.a Kortom, dit waren overgangsfiguren die in de late vijftiende eeuw reeds in een veredelingsproces zaten, maar waarvan de afstammelingen vermoedelijk pas in de zestiende eeuw onbetwist als edel werden beschouwd.b Algemeen genomen kan men de bovengenoemde lijsten van kort voor 1386, 1425 en 1481 als „adelslijsten‟ duiden in die zin dat zij een opsomming geven van eigenlijke edellieden of personen die men „overgangsfiguren‟ zou kunnen noemen: misschien nog niet van adel, maar in elk geval met een zekere affiniteit met het adellijke milieu en de levensstijl. Of alle vermelde schildknapen in de monsteringslijst van 1410 tot de Vlaamse adel behoorden, is al heel wat minder duidelijk. Een soortgelijke vraag stelt zich ook voor twee andere lijsten die niet in origineel zijn bewaard, namelijk die van 1362-1363 en 1437. Beide lijsten zijn slechts bekend van laat-zestiende en zeventiende eeuwse afschriften van verzamelaars en genealogen en zijn bijna steevast samen overgeleverd. Volgens bijna alle van de veertien bewaarde afschriften waren de originele lijsten twee registers die op de zolder van de Rekenkamer van Rijsel rustten (de lijst uit 1362-1363 was dan mogelijk overgebracht uit het grafelijk archief te Rupelmonde na de oprichting van de rekenkamer in 1386). Deze twee lijsten laten zich niet gemakkelijk interpreteren, niet in het minst omdat ze niet alleen door vele verschrijvingen in de afschriften een hoge foutenlast torsen, maar ook omdat er interpolaties toegevoegd zijn door latere kopiisten. Zo is het oudst bewaarde afschrift van deze lijsten (1565) van de hand van een zekere Erasmus van Brakel, die niet aarzelde om zijn eigen familie aan de lijst van 1437 toe te voegen. Hoewel Erasmus‟ eigen adellijke status onbetwistbaar was, blijkt uit onderzoek dat de Gentse familie van Brakel in het tweede kwart van de vijftiende eeuw waarschijnlijk niet tot de Vlaamse adel behoorde. Ook de titel en de vermelde datering zijn sterk vervormd overgeleverd. Bijna alle afschriften situeerden de eerste lijst van 200 namen in het bewind van Lodewijk van Nevers (1322-1346), terwijl uit de oorsprongskritiek bleek dat de lijst uit 1362-1363 dateerde. Iets soortgelijks was ook het geval voor de andere lijst, die meer dan zeshonderd namen vermeldt en daarmee alle andere lijsten in lengte ver overtreft. Deze dateert vermoedelijk uit 1437, maar wordt door bijna alle afschriften geduid als de lijst van Vlamingen die in 1421 meetrokken op de veldtocht van Filips de Goede in Frankrijk. De in later eeuwen gewijzigde titels vermelden ook meestal dat het gaat om de „nobles de Flandres‟, maar het blijft een open vraag of de oorspronkelijke lijsten inderdaad als strikte adelslijsten geduid werden. De precieze ontstaanscontext en functie van de lijsten van 1362-1363 en 1437 blijft enigszins onzeker. De oorspronkelijke registers kwamen duidelijk wel uit het milieu van de grafelijke ambtenarij, en meer specifiek uit de Rekenkamer, maar details ontbreken. Het is vrijwel uitgesloten dat het feodale registers waren of lijsten met een fiscaal oogmerk. Beide lijsten a
Rijksarchief Gent, Algemeen familiefonds, nr. 1306, ongefolieerd (rekening van 18 oktober 1485 tot 20 juni 1487 door Jan Butseel, baljuw van het hof Ten Poldere (Oostduinkerke) van Filips Wielant. De familie stierf kort na 1500 uit, zodat het onduidelijk blijft of de familie inderdaad tot de adel is gaan behoren. De eerste uitdrukkelijke vermelding van een Van de Kethulle als edelman dateert van 10 januari 1528 n.s. (het betreft de zoon van de hier vermelde Jan van de Kethulle), Stadsarchief Gent, Reeks 330, register 50 (1528-1529), fol. 49 r.-v. b H. Douxchamps, La famille, dl. III, p. 223 e.v. 17
zijn niet ingedeeld per leenhof maar per kasselrij en er is geen enkele consequente vermelding van leenbezit of een andere mogelijke fiscale aanslagvoet. a De eerste lijst blijft in omvang relatief dicht bij de in origineel bewaarde lijsten en is per kasselrij ook min of meer hiërarchisch opgebouwd. Voor de kasselrij Kortrijk wordt de heer van Halewijn als eerste vermeld. Te Dendermonde zijn dat de heren van Massemen en in Veurne-ambacht de burggraaf van Veurne (een telg van de familie van Stavele). Dit waren inderdaad de belangrijkste adellijke families in die kasselrijen. De getraceerde interpolaties terzijde gelaten, kan deze lijst als toch een betrouwbaar - zij het opnieuw niet exhaustiefb - overzicht van de Vlaamse edelen en ridders in de jaren 1360 gelden.
Kaart: het graafschap Vlaanderen met de kasselrij-indelingen en de vier kwartieren (14e-15e eeuw), met uitzondering van de kasselrij Waasten.c a
Een eventuele fiscale lijst met edelen die niet in de beden moesten bijdragen zou door elke kasselrij afzonderlijk worden opgesteld en niet voor het hele graafschap: dergelijke lijsten zijn bewaard voor de kasselrij Kortrijk; Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, nr. 42890-43099 (1387-1566). Enkele van die lijsten zijn uitgegeven in J. Ferrant, „Lijst der edelen en goede lieden, bezitters van heerlijkheden in de kastelnie gelegen, van 1387 tot 1633‟, in: Handelingen van de Geschied- en Oudheidkundige Kring van Kortrijk, 10, 1912-1913, pp. 227-278. Processen over de bijdrage van edelen in de beden vindt men terug in de registers van de Raad van Vlaanderen; A. Zoete, De beden in het graafschap Vlaanderen onder de hertogen Jan zonder Vrees en Filips de Goede (1405-1467), Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten van België, Klasse der Letteren, 56, nr. 149, Brussel, 1994, p. 50, n. 35. Ook voor de Gentse schepenen van de keure (Stadsarchief Gent, reeks 301) werden dergelijke processen gevoerd, hetgeen te verklaren is door de functie van Gent als kwartierhoofd. b Na vergelijking met het leenregister van het graafschap Vlaanderen van 1366 (Archives départementales du Nord, Chambre des Comptes, B 3679) bleek bijvoorbeeld de opvallende afwezigheid op deze lijst van telgen van belangrijke adellijke families uit Waals-Vlaanderen (bijvoorbeeld de families Saint-Audegonde en Bailleul). c Blockmans, De volksvertegenwoordiging, p. 108 18
Meer problemen stellen zich voor de lijst van (vermoedelijk) 1437. In het meest volledige afschrift wordt binnen elke kasselrij een hiërarchisch onderscheid gemaakt tussen de „chevaliers‟ en de „escuyers.‟ Deze lijst vermeldt meer dan driemaal zoveel namen als enige andere lijst. Slechts ten dele wordt dit verklaard door het feit dat de lijst van 1437 een groter geografisch gebied bestrijkt. Als enige van alle lijsten worden ook Rijsel en zelfs de heerlijkheid Mechelen vermeld, wat voor een surplus van respectievelijk 94 en 6 namen zorgt. Desalniettemin is het duidelijk dat er per kasselrij veel meer personen en families worden vermeld dan in de lijst van 1362-1363 en de andere lijsten. Dit wordt ten dele veroorzaakt door het verhoudingsgewijs veelvuldig vermelden van lagere edelen en van jongere kinderen. In essentie wordt de meerlast – zowel voor de lijst van 1437 als die van 1410 - echter veroorzaakt door de vele vermelde „escuyers.‟ De vraag of alle schildknapen tot de adel behoorden (zoals dat voor de riddertitel het geval was) laat zich bijzonder moeilijk beantwoorden. Ten dele was schildknaap een gangbare titel voor jongere edelen uit gevestigde adellijke geslachten die nog geen riddertitel hadden verworven. Vele lagere edellieden bleven dan weer hun leven lang schildknaap, zonder ooit ridder te worden. Er kan echter niet uitgesloten worden dat de titel van schildknaap in deze lijsten in zijn meest ruime zin gelezen moet worden, namelijk om ondergeschikte, dienende personen in de militaire hiërarchie aan te duiden. De aanleiding voor het opstellen van de lijst van 1437 is onduidelijk. De ene mogelijkheid is het losbarsten van een opstand van de Brugse ambachten in mei 1437. De kroniekschrijver Olivier van Dixmude vermeldt dat de hertog toen in Rijsel verbleef „ende maecte groot mandement in Artois ende Pikardien, ende ooc onder de eidele van Vlaendre.‟ a Een andere mogelijkheid is de dreiging van een oorlog met Engeland in die periode. De kroniekschrijver Enguerrand de Monstrelet vermeldt dat de Bourgondische hertog in 1436-1437 herhaaldelijk met de staten van zijn Nederlandse gewesten beraadslaagde om zich voor te bereiden op een dreigende invasie van de Engelsen, wat dus mogelijk de directe aanleiding voor de lijst van 1437. De dreiging van een Engelse invasie is de meer plausibele aanleiding voor de lijst van 1437, omdat deze lijst immers ook een aanzienlijk aantal ridders en schildknapen uit het Brugse Vrije vermeldt. De lijst is ook tenminste vóór 15 juni 1437 opgesteld, zodat een convocatie van de Vlaamse adel naar aanleiding van het conflict met Brugge dan zeer snel verlopen zou moeten zijn. Hoewel de verhalende bronnen ons inlichten over de vermoedelijke aanleiding tot het opstellen van die lijst, blijft ook hier de betekenis van de titel „schildknaap‟ onduidelijk. Monstrelet vermeldt dat omwille van de Engelse dreiging een oproep werd gedaan „à tous les nobles de sesdiz pays et aultres qui se avoient acoustumé de armer, qu'ilz fussent prestz toutes les fois qu'on les manderoit pour aler avec les capitaines qui estoient commis pou la garde et deffence des pays.‟b Worden met die „aultres qui se avoient acoustumé de armer‟ de schildknapen bedoeld (en dus de bemiddelde burgers die ook militair actief waren) of werden die schildknapen toch tot de adel gerekend? Verder onderzoek zal moeten uitwijzen of de schildknapen uit de lijsten van 1410 en 1437 de onderlagen van de adel vormden of dat zij eerder als een soort „bijna-edelen‟ of als de krijgshaftige leden van lokale dorpselites of Vlaamse steden gezien moeten worden.c Vandaar ook onze reserves bij de term „adelslijsten‟, a
Lambin (ed.), Olivier van Dixmude, pp. 155-6. L. Douët-d‟Arcq (ed.), Enguerrand de Monstrelet. Chroniques, vol. V, Parijs, 1857-1862, p. 279. c Wat mogelijk pleit voor de these dat niet alle schildknapen van adel waren is een rekening van 26 november 1384 (Archives départementales du Nord, Chambres des Comptes, B 3568/131968) van enkele hoge Vlaamse edelen „ensamble XI aultres chevaliers bachelers de sa compaignie, VIxx et I escuiers hommes d‟armez, XXII b
19
zeker voor wat deze specifieke reeks documenten van 1405, 1410 en 1437 betreft. Het valt immers nog uit te maken of alle vermelde schildknapen ook daadwerkelijk tot de Vlaamse adel behoorden.a Voor de andere lijsten is de zekerheid op dit vlak veel groter. Adelslijsten als neerslag van de militaire functie van de Vlaamse adel Algemeen genomen zijn er veel aanwijzingen dat de hier uitgegeven zeven lijsten zich van de eerder bekende adelslijst van 1464 onderscheiden door hun militaire functie. De lijst van 1464 is opgesteld met het oogmerk de vertegenwoordigers van de Vlaamse adel op de statenvergaderingen te convoceren. De andere lijsten lijken de schriftelijke neerslag te vormen van de verschillende stadia van de procedure om de militaire verplichtingen van de Vlaamse edelen aan hun vorst af te dwingen. De vermoedelijk uit het grafelijk archief afkomstige lijst van vóór 1386 van de Vlaamse baanderheren en ridders vormde duidelijk een in de grafelijke administratie bijgehouden formulierlijst van wie heervaartplicht diende te vervullen. Ook de lijst van 1362-1363 lijkt een dergelijk document te zijn. Op dat moment was het relatief rustig in het graafschap Vlaanderen (de Brabantse successieoorlog, waarin ook de Vlaamse adel betrokken was, was reeds enkele jaren afgelopen), zodat een directe aanleiding voor het convoceren van de Vlaamse edelen op dat moment lijkt te ontbreken.b De lijst was bovendien hiërarchisch opgebouwd per kasselrij, waarbij de belangrijkste heren (dus vermoedelijk met de grootste achterban aldaar) eerst vermeld worden. Tenslotte hoort ook de lijst van 1481, zeer vermoedelijk afkomstig uit de centrale of gewestelijke administratie, in dit rijtje thuis, zij het in dit geval aangevuld met de lijst van alle Vlaamse lokale ambtenaren die de verplichting hadden om enkele kruisboogschutters te leveren bij conflicten (die ambtsverplichting is reeds bekend in 1422). Dat de geografische indeling van deze lijst (per kwartier) afwijkt ten opzichte van die van de jaren 1360 (per kasselrij) wordt verklaard door het feit dat de staatsadministratie van Vlaanderen in 1481 in belangrijke mate gecontroleerd werd door de drie Vlaamse hoofdsteden Gent, Brugge en Ieper. Op dat moment was Vlaanderen samen met de andere Nederlandse gewesten in een oorlog met Frankrijk verwikkeld, wat die lijsten een actuele betekenis verleent. Deze drie lijsten zijn gelijkaardig in opbouw (hiërarchische opsommingen, al dan niet per kasselrij of kwartier) en lengte en kunnen als adelslijsten in strikte zin getypeerd worden. Aan de hand van die formulierlijsten werden dan bij een militair conflict convocatiebrieven gestuurd naar die edelen door de Raad van Vlaanderen. Referenties naar dergelijke convocaties in de bodenrekeningen van deze instellingen zijn legio. Een voorbeeld hiervan is de lijst van 1425, waarbij de Raad een honderdtal ridders en de belangrijke schildknapen aanschreef, in dit geval om deel te nemen aan de veldtocht van Filips de Goede tegen Jacoba van Beieren. Deze ridders en belangrijke schildknapen, die we als de militaire top van de Vlaamse adel kunnen aanmerken, waren dan verondersteld op de afgesproken plaats te verschijnen met de aan hen ondergeschikte ridders, schildknapen, wapenlieden en boogschutters. Na afloop van het conflict dienden deze compagnieleiders dan een lijst in van hun troep ridders, schildknapen, wapenlieden en boogschutters bij de algemeen ontvanger van archiers …‟ Men kan al of niet een komma plaatsen tussen „escuiers‟ en „hommes d‟armez‟, maar het blijft opvallend dat de schildknapen en wapenlieden door de scribent zijn samengeteld. a Er moet aangestipt worden dat dit interpretatieprobleem zich niet alleen voor het graafschap Vlaanderen stelt. Ook voor laatmiddeleeuwse Hollandse adel is de sociale status van de „cnapen‟ een groot vraagteken. Janse, Ridderschap in Holland, pp. 87-92. b D. Nicholas, Medieval Flanders, Londen-New York, 1992, p. 226. 20
financiën van de vorst, die hen dan de verschuldigde vergoedingen uitbetaalde. De hier uitgegeven lijsten van 1405 en 1410 zijn dergelijke ingediende lijsten met de eraan vastgemaakte kwijtingen. Zij vermelden als zodanig niet alleen de belangrijke Vlaamse edelen, maar ook alle onder hen ressorterende schildknapen en soldaten. Zoals we hebben aangestipt is het nog niet duidelijk of die vele vermelde schildknapen dan ook alle edellieden waren. Tenslotte is er de lijst van 1437 die de bovengenoemde formulierlijsten in lengte ver overtrof door de lange opsommingen van schildknapen. Dit lijkt dan een soort schriftelijke neerslag post factum te zijn van een algemene convocatie van alle Vlaamse ridders en belangrijke schildknapen mét hun achterban (althans de schildknapen: de boogschutters zijn niet vermeld). Dat deze lijst afkomstig lijkt te zijn uit de Rekenkamer (en niet uit de Raad van Vlaanderen), wijst daarop. Deze convocatie situeert zich net na de mislukte veldtocht tegen Calais (1436) (en tijdens de Brugse opstand van 1436 - januari 1438),a en was zoals gezegd mogelijk afgekondigd vanwege de dreigende invasie van Engelse troepen. We kunnen besluiten dat de voor Vlaanderen ontdekte adelslijsten ontstaan zijn vanuit een specifieke functie van de laatmiddeleeuwse Vlaamse adel, namelijk militaire dienst aan de vorst. Opsommer heeft aangetoond dat in het veertiende- en vijftiende-eeuwse Vlaanderen de klassieke leenplicht (het auxilium), net zoals in andere delen van Europa, reeds in het begin van de veertiende eeuw sterk verwaterd was. Slechts voor lenen waarbij militaire dienst uitdrukkelijk in het leendenombrement was vermeld, werd verwacht dat de leenman in kwestie militaire leenplicht vervulde.b Nochtans werden op bepaalde momenten de adellijke leenhouders, of toch een deel ervan, voor militaire dienst opgeroepen, waarschijnlijk tegen betaling van een soldij. Het bestaan van de hier uitgegeven convocatielijsten van edelen (als onderscheiden van de veel grotere groep van alle Vlaamse leenhouders) geeft aan dat Vlaamse edelen apart van de leenbezitters werden opgeroepen voor de strijd. Dit wijst erop dat de band tussen adeldom en militaire dienst aan de vorst in dit graafschap toch nog belangrijker was dan vaak verondersteld wordt.c Hoe het ook zij, deze mobilisaties van de Vlaamse adel vereisten een uitgewerkte administratieve praktijk, die eerst door de grafelijke administratie van Lodewijk van Male en vervolgens door de Raad van Vlaanderen en de Rijselse Rekenkamer werd uitgeoefend. Dit heeft zijn weerslag gevonden in verschillende types namenlijsten. Hoewel het mogelijk is dat – zeker voor de compagnielijsten – niet alle vermelde personen van adel waren, is hun betrouwbaarheid hoog in te schatten. Hoewel vele details nog ontbreken is hun ontstaanscontext bekend. Deze lijsten zijn duidelijk niet ontstaan vanuit een genealogisch-historische preoccupatie, wat de betrouwbaarheid van vele andere lijsten heeft gehypothekeerd.d Wel moet opgemerkt dat de overlevering van de twee niet in origineel bewaarde lijsten (1362-1363 en 1437) wel door dat milieu gedragen is. Dit maakte een kritische editie van de tekstvarianten noodzakelijk. Beperkingen en mogelijke onderzoeksperspectieven
a
J. Dumolyn, De Brugse opstand van 1436-1438 (Standen en Landen, 101), Kortrijk-Heule, 1997, passim. Opsommer, Omme dat leengoed, pp. 711-724. c De poging van Karel de Stoute om in de jaren 1470 de leenplicht schijnbaar opnieuw te introduceren, was in feite een fiscale operatie. d Bijvoorbeeld de in 1490 door Filips van Leiden opgestelde lijst van de Hollandse adel omstreeks 1300, die besproken wordt door A. Janse, Ridderschap in Holland, p. 103 of de in 1596 opgestelde adelslijsten voor alle Vlaamse graven tot en met Filips II in J. Marchantius, Flandria Commentariorum, Antwerpen, 1596, pp. 245-6, 248-9, 252-3, 258-60, 268-9, 278-9, 291-3, 307, 318-9, 323, 329-30. b
21
Het is onzeker of de bewaarde lijsten een volledig overzicht van de Vlaamse adel aanreiken en of alle vermelde personen van adel waren. Voor sommige personen zoals Filips Wielant en vooral voor de vele „escuyers‟ blijft er twijfel bestaan over hun adellijke status. De tekstoverlevering is voor sommige lijsten gecorrumpeerd. Bovendien moet nogmaals beklemtoond dat deze documenten slechts met veel voorbehoud als „adelslijsten‟ te betitelen. Deze lijsten maken immers geen onderscheid tussen personen die tot de erfelijke, oude Vlaamse adel behoorden en zij die als ridder of eventueel als schildknaap persoonlijk tot de adel werden gerekend. Of de nakomelingen van die tweede groep ook tot de adel behoorden, hing af van hun levensstijl en de mate waarin zij met succes de sleutelelementen van adeldom (riddertitels, feodaal bezit, heerlijke rechtsmacht, affiniteit met militaire activiteiten, adellijke huwelijkspartners…) wisten te verzekeren. Kortom, verder onderzoek is nodig om de oudadellijke families en succesvolle nieuwkomers binnen de door deze lijsten aangereikte populatie te onderscheiden. Ondanks deze beperkingen openen deze lijsten grote onderzoeksmogelijkheden. Eerst en vooral laten deze adelslijsten toe om na kritische toetsing en aanvulling vanuit andere primaire bronnen (oorkonden, leenregisters, grafschriften, kronieken...) een overzicht te vormen van de Vlaamse adel als sociale groep voor een tijdperk waarin het al of niet tot de adel behoren bepaald werd door sociale perceptie. Op dit moment hebben wij nog niet gestreefd naar een exhaustieve identificatie van alle hier vermelde personen – we hebben ons hierin enkel laten leiden door de doelstelling de lijsten indien nodig nauwkeuriger te dateren – maar het spreekt vanzelf dat een uitgebreide prosopografie nu op de onderzoeksagenda staat. De waarde van deze adelslijsten schuilt verder in de chronologische spreiding van deze overzichten in de veertiende en vijftiende eeuw. Door de reconstructie van de adel op deze verschillende „peilmomenten‟ kan onderzoek gedaan worden naar het mutatieritme binnen de adel en de evolutie van het economische profiel en de sociaal-politieke positie van de adel in het laatmiddeleeuwse Vlaanderen.a Met deze uitgave hopen we verder vooral ook nieuw onderzoek naar adellijke families te stimuleren en een tot dan toe ontbrekend hulpmiddel te bieden aan historici die onderzoek doen naar al dan niet „adellijke‟ gedragspatronen in huwelijksnetwerken, giftpraktijken, religieuze schenkingen, universitaire opleiding, boekenbezit… Deze lijsten zijn ook waardevol voor onderzoek naar de adel in de zestiende en zeventiende eeuw. In de zestiende eeuw veranderde de samenstelling van de Vlaamse adel vermoedelijk sterk door de groeiende interactie met de onder de Habsburgers geïmmigreerde Duitse en Spaanse aristocraten. Het blijft een open vraag of dit fenomeen zich ook voordeed bij de lagere echelons van de adel.b De lijst van februari 1481 biedt een uitgangspunt voor het broodnodige onderzoek naar deze ontwikkelingen. In de late zestiende eeuw wijzigden bovendien de opvattingen over hoe bepaald werd wie van adel was. De vorst trok met name na 1595 het recht naar zich toe om te bepalen wie tot de adel behoorde, zij het door het toekennen van adelbrieven of het bevestigen van adellijke status door na onderzoek a
Dit onderzoek naar de laatmiddeleeuwse adel als sociale groep in het graafschap Vlaanderen is reeds aangevat door F. Buylaert, die een doctoraatsverhandeling over de adel in het Vlaamse stedelijke netwerk voorbereidt (Aspirant F.W.O.-Vlaanderen, Universiteit Gent). b F. Buylaert & J. Dumolyn, „L‟importance sociale, politique et culturelle de la haute noblesse dans les pays Bourguignons et Habsbourgeois (1475-1526): un statut en question‟, in: J. Haemers, C. Van Hoorebeeck & H. Wijsman (eds.), Entre la ville, la noblesse et l‟Etat. Philippe de Clèves (1456-1528), homme politique et bibliophile (Burgundica XII), Turnhout, 2007, pp. 281-299. 22
uitgereikte certificaten. Het is interessant om vast te stellen dat er aanwijzingen zijn dat in deze nieuwe, door de staat gemonopoliseerde adelsprocedure, de lijsten van 1362-1363 en 1437-1438 gebruikt zijn om adellijke status te bevestigen. Een afschrift van de twee lijsten was in de zestiende eeuw in het bezit van Alexandre Leblancq, waarbij het document na diens dood in het bezit kwam van zijn schoonzoon Ferdinand de Maubus, heer van Schoondorp, die de lijsten in 1625 met toestemming van Filips-Lamoraal Vilain, gouverneur van de Sommesteden, liet ratificeren door diens auditeurs. Ook in meer algemene zin is wijdverbreide interesse van genealogen en verzamelaars in de late zestiende en zeventiende eeuw (wat aanleiding gaf tot tenminste 18 afschriften van die lijsten) treffend te noemen. De herhaalde interpolaties en al dan niet opzettelijke verschrijvingen wijzen erop dat de lijsten gebruikt werden voor het heronderhandelen of legitimeren van de sociale status van de kopiisten en hun families in hun sociale netwerken of tegenover de staat, die een sterke greep op de samenstelling van de adel wenste te vestigen. In de vroegmoderne periode zijn deze lijsten dus gebruikt op een manier die ver afstaat van hun oorspronkelijke, militaire functie. Ook dit aspect van de bewaarde adelslijsten van het graafschap Vlaanderen wettigt verder onderzoek. Met de uitgave van deze lijsten hopen wij al deze onderzoeksvelden een nieuwe impuls te geven.
23
TEKSTUITGAVE
1. Een adelslijst van het graafschap Vlaanderen, daterend van 1384-1386 A
ORIGINEEL. Algemeen Rijksarchief Brussel, Oorkonden van Vlaanderen, 2 e reeks (doos 9), nr. 2341 Deze lijst is een losse akte (papier zonder watermerk; dorsale notitie van latere hand: „Nobles‟). Er is geen aantoonbaar verband met de andere akten uit dezelfde reeks. De akte is niet gedateerd, maar op paleografische gronden in de late veertiende eeuw te plaatsen. De lijst is opgesteld in het Nederlands en is onderverdeeld in baanderheren en ridders. Aanwijzingen over de ontstaanscontext, de gebruiksfunctie of eventuele bronnen ontbreken. Deze lijst vermeldt 168 namen.
Nota over de datering Uit biografisch onderzoek naar de in deze ongedateerde lijst vermelde personen blijkt dat dit document met zekerheid na 9 maart 1384 en vóór 10 september 1386 is opgesteld. De in de lijst vermelde Gerard van Massemen, heer van Massemen en Beerlegem („Den here van Masmine‟) overleed tussen 14 januari 1384 en 4 maart 1391, terwijl Jan Hauweel overleed vóór 10 september 1386. Een terminus post quem wordt aangereikt door de in de lijst vermelde Roeland Hauweel, die kort na 9 maart 1384 zijn broer Ingelram Hauweel heeft opgevolgd in diens leenbezit (de eerste van 19 verhefgeldbetalingen in de verhefrekeningen van de baljuw van Ieper voor de termijn 9 maart 1384 - 1386). Deze datering is met ruimere marges bevestigd aan de hand van de biografische gegevens van andere in de lijst vermelde personen (zie notenapparaat). Voor deze datering aan de hand van persoonsgegevens is selectief gekozen voor families en personen waarover betrouwbare studies of primaire bronnen voorhanden waren. Namen van den ridders van Vlaendren Baenrache 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13
De here van Ghistele De borchgrave van Dixmude Mer Roeger van Ghistele De here van Gruuthuse De borchgrave van Veurne de Haze2 Mer Gheraerd van Ghistele De here van Haelwine De here van Axele Mer Gheraerd van Raissighem3 Mer Heinric van Antoeng4 Mer Colaerd van den Clite5 De here van Nevele
Ruddren met ghesellen 14 15 16 17 18 19
Mer Philips van Masmine6 Mer Jan Vylain De borchgrave van Ypre Mer Pieters van Belle De here van Zweveghem Mer Ghy van Ghistele 24
20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36 37 38 39 40 41 42 43 44 45 46 47 48 49 50 51 52 53 54 55 56 57 58 59 60 61 62 63 64 65 66 67 68 69 70 71
Mer Hector van Veurhoute Mer Zegher van Ghend doude Mer Joos van Haelwine Mer Lodewijc de Bastaert De here van Peenen De here van Ekelsbeke Mer Gheraerd van Uutkerkea De here van der Capelle De here van Scorsse Mer Gheraerd van Spiere De here van Leewerghem7 Mer Ghiselbrecht van Leewerghem8 De here van Erpe Mer Jan uten Zwane Mer Philips Vylein Mer Philips de Jonghe Mer Philips, zijn zone Mer Gheraerd van Moerseke Mer Gillis Scouteten Mer Philips van der Couderborch Mer Clais Vijd Mer Kerstoffels Vijd Mer Clais van Kets De here van Boelaer9 De borchgrave van Aelst Mer Jan Barnageb Mer Zegher de Cortrisien De here van Masmine10 Mer Jan van Masmine11 Mer Ghiselbrecht van Masmine12 Mer Wouter van Herzele Mer Raes Mulaerd Mer Philipsc van Steeland Mer Zegher van Calkene Mer Florens van Heule Mer Wouter van Mulhem Mer Roeland Hauweel13 Mer Wouter van Haelwine, sheren zone Mer Wouter van Haelwine van Rosebeke Mer Wouter van Haelwine van Calone Mer Olivier van Haelwine Mer Jan van Haelwine Mer Willem van Haelwine Mer Gheraerd van Haelwine Mer Zegher van Ghend de jonghe Mer Roeger Boetelin14 en hered van Yseghem Mer Jan van Pouke Mer Roeger de Tholnare Mer Mathijs Scaec Mer Jan Damman Mer Jan Damman platvoeta
a
Deze naam is doorstreept. Deze naam is doorstreept. c Deze naam is doorstreept en vervangen door „Bouden.‟ d Dit is doorstreept en vervangen door „mer Roeger.‟ b
25
72 73 74 75 76 77 78 79 80 81 82 83 84 85 86 87 88 89 90 91 92 93 94 95 96 97 98 99 100 101 102 103 104 105 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 118 119 120 121
Mer Jan van Heyle Mer Ghildolf van den Gruuthuse Mer Gheraerd van Spiereb Mer Roeland van Spiere Mer Heinric van Spiere Mer Goossin de Wilde Mer Philips van Beukemare Mer Philips van Zedelghem Mer Montfrant van Eessine Mer Roeger van Lichtervelde Mer Maertin van Eessine Mer Jan metten Eye Mer Matheeus van Scathille Mer Joris Braderic Mer Bouden de Vos15 Mer Jan van Ghistele Mer Jacop van der Haghe Mer Philipsc Damman De here van Moerkerke Mer Philips Buuc Mer Jan van Caedzand Mer Ghy, mer Ghys zone Mer Symoen van Brugdamme Mer Gadifer van Hazebrouc Mer Pieter van Wulpen De here van Oorscamp De here van der Gracht Mer Diederic van Dixmude Mer Jan van Dixmude Mer Franchois van Haefskerke Mer Radolf van Nevele De here van Morslede Mer Jan van Morslede Mer Clais Belle Mer Heinric van Holbeke Mer Willem van den Clite Mer Boudin van Oultre Mer Jan van den Houte Mer Fransois de Vischd Mer Diederic de Visch Mer Jan van Bambeke Mer Diederic van Lenseele Mer Jan Veinse Mer Robrecht van Huchy De here vane Rolleghem Mer Riquaerd van der Berstf Mer Jacop van Meetkerke Mer Jan Hauweel16 Mer Willem van Ebblighem De here van der Vichtea
a
Doorstreept en vervangen door „lancvoet.‟ Deze naam is doorstreept. c Deze naam is doorstreept en vervangen door „Pieter.‟ d Deze naam is doorstreept. e Doorstreept: „Rob.‟ f Deze naam is tweemaal vermeld. b
26
122 123 124 125 126 127 128 129 130 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 143 144 145 146 147 148 149 150 151 152 153 154 155 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168
Mer Jan Fer, de Bastaert De here van Moerbeke17 Mer Jan van Houthem Mer Robbrecht de Marscalc Mer Lodewijc de Panetier De here van Maldeghem Mer Aleames van Brekin Mer Jan Sporkin Mer Symoen Rijm Mer Pieter van der Delft Mer Boudin Rijm Mer Jan Mulaerd Mer Jan Parys Mer Philips van Poelvoorde Mer Jan van Meenine Mer Jan van Gryspere Mer Philips van Haefskerke Mer Gheraerd Damman Mer Heinric van Borseleb Mer Jan van Borsele Mer Olivier van Sconeveld Mer Arend van den Ghewedde De here van der Scheele18 Mer Renaut van Steenbeke Mer Jan van der Molen Mer Goossin uten Hove Mer Goossin van der Reingherstede Mer Pieter de Bastaerd Mer Hellin van Steeland De here van Marke Mer Jan van Aa Mer Robbrecht van Asschen De here van den Wedergrate19 Mer Wouter van Hemsrode De here van Assche20 Mer Diederic van Benseele Mer Pieter van den Zijpe Mer Clais Bele f. Mer Joris Belle Mer Jan Belle Mer France van Belle Mer Jan Rijcassez Mer Olivier de Ruusse Mer Olivier van Loo De here van Watene De here van der Scheele Mer Jan Blankaert
2. Een monsteringslijst van enkele Vlaamse edellieden, daterend van 14 september – 20 oktober 1405 A
a b
ORIGINEEL.
Deze naam is doorstreept. Deze naam is doorstreept. 27
Archives départementales de la Côte d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11761. Dit is een monsteringslijst op perkament van de compagnie van de heer van Schorisse, baanderheer, bestaande uit twee andere ridders, 21 schildknapen en tien boogschutters, daterend van 14 september 1405. Hieraan is nog een ontvangstbewijs (daterend van 21 oktober 1405) gehecht van de heer van Schorisse, waarin hij erkent dat hij 493 francs ontvangen heeft van Jehan de Velery, penningmeester en gecommiteerd voor de algemene ontvangerij van de financiën van de hertog, voor de vergoedingen voor hem en de leden van zijn compagnie voor de periode 14 september tot 20 oktober [1405] (37 dagen). Er is ook nog een kopie van deze monsteringslijst aangehecht door Jehan de Vergy, daterend van 18 oktober 1405. La monstre du seigneur d‟Escornays, chevalier banneret, de deux autres chevaliers bacheliers et de XXI escuiers et X archiers de sa compaignie receus aprés par messire Jehan de Vergy, seigneur de Fouvans et mareschal de Bourgongne le XIIII jour de septembre l‟an mil CCCC cincq. Chevaliers 169 170 171
Ledit seigneur d‟Escornayz, chevalier banneret Messire Daniel de Herselle, chevalier bachelier Messire Sohier de Lannoya
Escuiers 172 173 174 175 176 177 178 179 180 181 182 183 184 185 186 187 188 189 190 191 192
Jehan de Hambise Guillaume de Hambise Andrieu de la Nieve Lancelot, bastart d‟Escornaiz Francois de Melle Huart de la Gliseules Jehan d‟Arcie Melsion, bastart d‟Escornaiz Elnou, bastart d‟Escornaiz Jehan, bastart d‟Escornaiz Godeffroy de la Haie Jehan de la Haye Soye Utenhove Jehan de Mote Tiry de le Donch Jaque de Donch Gesswin de la Mote Ernoul de Marez Jehan Piestre Jehan Blanchetrain Daniel de la Mote
Archiers 193
a
[…]
Een accolade op de aangehechte kwijting geeft aan dat ook Sohier de Lannoy „chevalier banneret‟ was. 28
3. Tien monsteringslijsten van Vlaamse edellieden, daterend van 30 augustus, 11, 14, 15, 16 en 17 september 1410. 3a. Monsteringslijst van Jean de Tenremonde, daterend van 30 augustus 1410. A
ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775. Monsteringslijst op perkament van de compagnie van Jean de Tenremonde, schildknaap, bestaande uit nog één ridder, vijf schildknapen en 11 boogschutters, daterend 30 augustus 1410. C‟est la monstre de Jehan de Terremonde, escuier, d'un chevalier bachelier, de cinq escuiers et de onze archiers de sa compaignie, venuz au mandement de monseigneur le duc de Bourgongne, veuz et passez a monstre lez Paris le XXXe jour d‟aoust l‟an mil IIIIc et dix, par messire David de Brimeu, chevalier, conseillier et chambellan de mondit seigneur et commis a ce de par icellui seigneur. Et premierement 194 195
Le dit Jehan de Tenremonde, escuier messire Jehan de Freville, chevalier baichelier
Escuiers 196 197 198 199 200
Amourri Rollantcourt Lancelot du Harlin Jehan du Vauhon Jamot Pignoullet Hannequin de Neveville
Archiers 201
[…]
David de Brimeu, chevalier, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne, conte de Flandres, d'Artois et de Bourgongne, et commis de par icellui seigneur a veoir et recevoir a monstre touz chevaliers, escuiers, archiers et autres gens de guerre que presentement mondit seigneur a mandéz venir devers lui pour servir le Roy, notre seigneur, et ledit seigneur en armes ou il lui plaira. Jehan de Noident, receveur general des finances de mondit seigneur, nous vous envoyons cy dessus escripte la monstre de Jehan de Terremonde, escuier, d‟un chevalier bachelier, de cinq escuiers et de onze archiers de sa compaignie venuz au mandement de mondit seigneur, lesquelz sont souffisament montéz et arméz et iceulx avons au jour d‟uy veuz et receuz et passéz a monstre lez Paris pour servir le Roy, nostre seigneur, et ledit monseigneur le duc en ceste presente armee. Si faites prest et paiement audit Jehan de Terremonde pour lui, pour ledit bachelier, pour les diz cinq escuiers et pour les diz XI archiers dessus nomméz pour le temps qu‟ilz serviront a compter du jour de la date de ces presentes, ainsi que mondit seigneur vous a ordenné. Donné le XXXe jour d‟aoust l‟an mil IIII c et dix. 3b. Monsteringslijst van de heer van Rosimbos, daterend van 11 september 1410.
A
ORIGINEEL Archives départementales de la Côte d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775. Monsteringslijst op perkament van de compagnie van de heer van Rosimbos, ridder, bestaande uit nog vier schildknapen en vier boogschutters, daterend van 11 september 1410.
29
La monstre de monseigneur de Rosimbos, chevalier baicheler, quatre escuiers et quatre archiers de sa compaignie, venuz au mandement de monseigneur le duc de Bourgongne, veuz et receuz a monstre lez Paris le XIe jour de septembre M CCCC et dix par messire David de Brimeu, chevalier et chambellan de mondit seigneur et commis a ce de par icellui seigneur. Et premierement 202
Le dit monseigneur de Rosimbos, chevalier
Escuiers 203 204 205 206
Guerart Declenquemeure Guerart du Bos Hennequin Poiret Martinet de Beaucamp
Archiers 207
[…]
David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, chevalier, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne, conte de Flandres, d'Artois et de Bourgongne, et commis de par icellui seigneur a veoir et recevoir a monstre tous chevaliers, escuiers, archiers et autres gens de guerre que presentement ledit seigneur a mandéz venir devers lui pour servir le Roy, nostre seigneur, et ledit monseigneur le duc en armes ou il lui plaira. Jehan de Noident, receveur general des finances d‟icellui seigneur, nous vous envoions cy dessus escripte la monstre de monseigneur de Rosimbos, de quatre escuiers et quatre archiers de sa compaignie venuz au mandement de mondit seigneur le duc, lesquelz et chascun d‟eulx sont souffisament montéz et arméz et ceulx avons au jour d‟uy veuz, receuz et passéz a monstre lez Paris pour servir le Roy, nostre seigneur, et ledit monseigneur le duc en ceste presente armee. Si faites prest et paiement audit seigneur de Rosimbos pour lui et les dessus nomméz pour le temps qu‟ilz serviront a compter du jour de la date de ces presentes, ainsi que mondit seigneur le duc vous a ordonné. Donné le XIe jour de septembre l‟an M CCCC et dix. 3c. Monsteringslijst van Hue de Lannoy, schildknaap, daterend van 14 september 1410 A
ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775. Monsteringslijst op perkament van de compagnie van Hue de Lannoy, schildknaap, bestaande uit nog 11 andere schildknapen en twee boogschutters, onder bevel van de heer van Fontaines, daterend van 14 september 1410. Aan deze lijst is een tweede perkament van 30 september 1410 gehecht, waarin Hue de Lannoy erkent dat hij 136 francs ontvangen heeft van Jehan de Noident, ontvanger-generaal van financiën van de hertog van Bourgondië. Antoine van Haveskerke, heer van Fontaines, ridder, trad op als getuige. La monstre de Hue de Lannoy, escuier, onze aultrez escuierz et deux archiers, vues, receus et passés a monstre le XIIIIe jour de septembre lan mil IIII et dix par messire David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne, et commis a ce de par icellui seigneur, venuz soubz et en la compaignie de monseigneur de Fontaines. Et premierement 208 209 210 a
Lea Hue de Lannoy George de Lannoy Guillaume de Flechin
Doorstreept: „b‟ 30
211 212 213 214 215
Jehan de Rincq Willemet du Crocq Baude de Fernehen Hinaut de Liesces Le borgne Lobegois
Escuiers 216 217 218 219
Pierre de Liesces Boulet de Fontaines Pierre des Janvois et Regnart de Fontaines
Archiers […]
220
Nous David de Brimeu, chevalier, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne, conte de Flandres, d'Artois et de Bourgongne et commis de par icellui seigneur a veoir, recepvoir et passer a monstre tous chevaliers, escuiers, archiers et aultres gens de guerre que presentement ledit seigneur a mandés venir devers lui pour le servir en armes ou il lui plaira a Jehan de Noydent, receveur general des finances dudit seigneur. Nous vous envoions cy dessus escripte la monstre de Hue de Lannoy, escuier, XI aultres escuiers et II archiers soubz et en la compaignie dudit Hue, lesquelx et chascun d‟eulx sont souffissament montés et armés et yceulx avons au jour d‟uy veus, receus et passes a monstre pour servir le Roy, nostre seigneur et ledit monseigneur le duc en ceste presente armee. Sy veulliés faire prest et paiement audit Hue pour lui et les dessus nommés pour le temps qu‟ilz serviront a compter de la date de ces presentez, ainsi que ledit seigneur vous a ordonné. Donné soubz nostre seel le XIIIIe jour de septembre mil IIIIc et dix. 3d. Monsteringslijst van de heer van de Hameide, daterend van 15 september 1410 A
ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775. Monsteringslijst op perkament van de compagnie van de heer van de Hameide, baanderheer, bestaande uit nog acht ridders, 64 schildknapen, 12 kruisboogschutters te paard en 72 boogschutters, daterend van 15 september 1410. La monstre de monseigneur de la Hamade, chevalier banneret, huit chevaliers baicheliers, soixante quatre escuiers, douze arbalestriers a cheval et soixante douze archiers, veuz et receuz a monstre lez Paris le XVe jour de septembre l‟an mil CCCC et dix par messire David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, chevalier, conseillier et chambellan de mondit seigneur et lieutenant du mareschal de mondit seigneur le duc. Et premierement 221 222 223 224 225 226 227 228 229
Le dit monseigneur de la Hamade Messire Ernoul, son frere Messire Willem de Haluin Messire Colart de Fosseux Monseigneur de Lannaiz Monseigneur de Poctes Monseigneur de Zanzberghe Messire Mikiel de Castelle Monseigneur de Morchin
Escuiers 230
Henriet le Machefflien 31
231 232 233 234 235 236 237 238 239 240 241 242 243 244 245 246 247 248 249 250 251 252 253 254 255 256 257 258 259 260 261 262 263 264 265 266 267 268 269 270 271 272 273 274 275 276 277 278 279 280 281 282 283 284 285 286 287
Jehan de le Loe Rassequin de la Dause Jaquemin Mathieu Baudichon de Sennieres Pieret de le Tendre Bauduyn de Quinghien Wateron, son frere Ernoul Honyne Jehan Steffrie Maistre George Maistre Gervaise Le bastart d'Oisy Le bastart du Castelle Pierron du Moulin Jehan du Moulin Guillaume Dyen Thierry Dyne Colart de Vrach Jehan Maure Jehan du Buissot Henry de Baudrenghien Jacot Dubuz Ernoul de Baudrenghien Martin Dubuz Riquart de Quinghiem Colart de Brisseuil Erart de Quinghiem Ernoul Piechon Robin du Bois Loys de Fosseux Hannequin Thurin Jehan de Lannais Jehan de Germe Colin de Hyon Bauderon Croy Thierry le bastart Jaquemart Colart Gille de Waudripont Adrian le Tolle Huchon de Quartes Guillaume de le Hove Thomas Montoy Thierry de Sontain Ameux de Sontain Jehan de Buillemont Jehan Chezaire Jehan Spillet Willemet Cauffechier Girart de Quinghiem Jehan Maille Jehan de Hon Fastreignon de Juully Jehan de le Porte Simon Cloquentem Willemet du Boz Estienne de Sobrechies Amoury Huart 32
288 289 290 291
Hannin de le Porte Guillaume Maure Le borigne de le Porte Hannequin de le Porte
Arbalestiers a cheval […]
292
Archiers a cheval […]
293
Jehan de Vergey, seigneur de Fouvens, mareschal de monseigneur de duc de Bourgongne, a Jehan de Noident, receveur general des finances de mondit seigneur. Nous vous envoyons cy dessus escripte la monstre de monseigneur de la Hamade, chevalier banneret, de huit autres chevaliers baicheliers, de soixante quatre escuiers, de douze arbalestriers a cheval, et de soixante dix sept archiers de sa compaignie, venuz au mandement de mondit seigneur, lesquelx et chascun d‟eulx sont souffisamment montéz, arméz et habilléz et iceulx veuz et passéz a monstre le XVe jour de septembre lan mil IIII c et dix a Paris par nostre lieutenant messire David de Brimeu, pour servir le Roy, nostre seigneur, et le dit monseigneur le duc en ceste presente armee. Si faites prest et paiement audit seigneur de la Hamade pour lui et les dessus nomméz pour le temps et en la maniere que mondit seigneur vous a ordonné. Donné soubz nostre seel ledit XVe jour de septembre mil IIII c et dix. 3e. Monsteringslijst van de heer van Caloen, daterend van 15 september 1410 A
ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775. Monsteringslijst op perkament van de compagnie van de heer van Caloen, ridder, bestaande uit nog twee schildknapen en zeven boogschutters, daterend van 15 september 1410. Aan deze lijst is een kwijtschrift aangehecht, daterend van 16 oktober 1410, waarin Everard, heer van Caloen, erkent ontvangen te hebben van Jehan de Noident, algemeen ontvanger van financiën van de hertog van Bourgondië, de som van 78 francs en 15 solz tournois. La monstre de monseigneur de Calonne, chevalier bachelier, deux escuiers et sept archiers, veuz et receuz a monstre lez Paris le XVe jour de septembre lan mil IIII c et dix par messire David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne et commis a ce de par icellui seigneur. Et premierement 294
Le dit monseigneur de Calonne, chevalier bachelier
Escuiers 295 296
Jaquemart le bastard Willaume Croquevillain
Archiers 297
[…]
Jehan de Vergey, seigneur de Fouvens, mareschal de monseigneur le duc de Bourgongne. Jehan de Noident, receveur general des finances dudit seigneur, nous vous envoions cy dessus escripte la monstre de monseigneur de Calonne, chevalier bachelier, deux escuiers et sept archiers en la compaignie d‟icellui seigneur de Calonne, souffisamment montéz et arméz, veuz, receuz et passéz a monstre par messire David de Brimeu, chevalier, 33
nostre lieutenant, pour servir le Roy, nostre seigneur, et ledit monseigneur le duc de Bourgongne en ceste presente armee. Si vueillez faire prest et paiement audit seigneur de Calonne pour lui et les dessus nomméz pour le temps que ledit monseigneur le duc vous a ordonné. Donné a Paris le dit XVe jour de septembre lan mil IIII c et dix. 3f. Monsteringslijst van de heer Eulard van Poeke, daterend van 16 september 1410 A
ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775. Monsteringslijst op perkament van de compagnie van schildknaap Eulard van Poeke, bestaande uit nog zeven andere schildknapen en zes boogschutters, daterend van 16 september 1410. Aan deze lijst is een kwijtschrift aangehecht, daterend van 14 oktober 1410, waarin Eulard van Poeke erkent dat hij 115 francs ontvangen heeft van Jehan de Noident, algemeen ontvanger van financiën van de hertog van Bourgondië. La monstre de Alart de Pouques, escuier, sept autres escuiers et six archiers, veuz et receuz a monstre lez Paris le XVIe jour de septembre l‟an mil IIIIc et dix, par messire David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne et commis a ce de par icellui seigneur. Et premierement 298 299 300 301 302 303 304 305
Ledit Alart de Pouques Rembaut de Merler Jehan de Bruges Jaques Forliguet Alart le Sec Bertin la Vout Jehan de Rely Pierre de Caventemont
Archiers 306
[…]
Jehan de Vergey, seigneur de Fouvens, mareschal de monseigneur le duc de Bourgongne. Jehan de Noident, receveur general des finances dudit seigneur, nous vous envoions cy dessus escripte la monstre de Alart de Pouques, escuier, sept autres escuiers et six archiers soubz et en la compaignie dudit Alart, lesquelz et chascun d‟eulx sont souffisamment montéz et arméz, veuz, receuz et passez a monstre par messire David de Brimeu, chevalier, nostre lieutenant pour servir le Roy, nostre seigneur, et le dit monseigneur le duc de Bourgongne en ceste presente armee. Si vueillez faire prest et paiement audit Alart de Pouques pour luy et les dessus nommez pour le temps que ledit monseigneur vous a ordonné. Donné a Paris ledit XVIe jour de septembre lan mil IIII c et dix. 3g. Monsteringslijst van Robrecht van Vlaanderen, daterend van 16 september 1410 A
ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775. Monsteringslijst op perkament van de compagnie van Robrecht van Vlaanderen, baanderheer, bestaande uit nog twee andere ridders, 13 schildknapen en één boogschutter, daterend van 16 september 1410. La monstre de messire Robert de Flandres, chevalier bacelier, deux autres chevaliers baceliers, treze escuiers et I archier, veus et receus a monstre lez Paris le XVIe jour de septembre l'an mil IIII c dix, par messire David de 34
Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne et commis a ce de par icellui seigneur. Et premierement 307 308 309
Ledit messire Robert de Flandrez, chevalier bacelier Messire Louys de Aefskerke, chevalier bacelier Messire Francois de Pollinchove, chevalier bacelier
Escuiers 310 311 312 313 314 315 316 317 318 319 320 321 322
Jacques de Flandres Philippe de Lensele Andrieu de Zinnenbeke Regnault Knibbe Lievin de Gant Jehan le Scerpon Vincent Moriton Colard Aket Henry de Bovequerque Galbein de Visch Jaques de Linde Pitier de Grave Roland de Ram
Archiers 323
[…]
Nous David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne, conte de Flandrez, d'Artoiz et de Bourgogne, et commis de par icellui seigneur a veoir et recevoir a monstre tous chevaliers, escuiers, archiers et aultres gens de guerre que presentement ledit seigneur a mandés venir devers lui pour le servir en armes ou il lui plaira a Jehan de Noydent, receveur general des finances dudit seigneur. Nous vous envoions chy dessus escripte la monstre de messire Robert de Flandres, chevalier baceler, deux aultres chevaliers baceliers, XIII escuiers et I archier soubz et en la compaignie d‟icellui messire Robert de Flandrez, lesquelx et chascun d‟eulx sont souffissament montés et armés et yceulx avons aujourd‟uy veus, receus et passés a monstre pour servir le Roy, nostre seigneur et ledit monseigneur le duc en ceste presente armee. Sy veulliés faire prest et paiement audit messire Robert pour lui et les dessus nommés pour le temps qu‟ilz serviront a compter du jour de la datte de ces presentes, ainsi que mondit seigneur vous a ordonné. Donné le XVIe jour de septembre l‟an mil IIIIc dix. 3h. Monsteringslijst van de heer van Axel, daterend van 16 september 1410 A
ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775. Monsteringslijst op perkament van de compagnie van de heer van Axel, ridder, bestaande uit nog 51 schildknapen en 29 boogschutters, onder bevel van de heer van Gistel, daterend van 16 september 1410. La monstre de monseigneur d‟Axele, chevalier bachelier, cinquante et ung escuiers, vint neuf archiers soubz monseigneur de Guistelle, veuz, receuz et passéz a monstre le XVIe jour de septembre l‟an mil CCCC et dix par messire David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne, et commis a ce de par icellui seigneur.
Et premierement
35
324
Ledit monseigneur d‟Axele, chevalier bachelier
Escuiers 325 326 327 328 329 330 331 332 333 334 335 336 337 338 339 340 341 342 343 344 345 346 347 348 349 350 351 352 353 354 355 356 357 358 359 360 361 362 363 364 365 366
Louys de Masminez Jehan de Masminez Jehan de Bailleul Sohier du Pré Guerin d‟Axele Hoste du Birent Andrieu le Nectre Roland de le Ecoucte Jehan de Flandres Baudin de Bauront Guerin Lamwes Jehan Scanezune Amand Bevelare Henry Nathegale Ligier du Quesne Colart de Bullegen Gille Caillel Favis le Grote Clays de Halluin Rogier de Lesquetrevelle Willem du Suit Pierre Dumolin Goscalc de Valmerbeque Clays de Hurtre Wautier Blandermonstre Jehan Hanton Jehan de le Hove Pierre Dancart Clays le Bourgois Willem du Bus Werin Knible Josse Wilemsone Gille Lamsebert Jaquemart de le Piere Pierre le Dentre Jehan de Wisflet Arnoul de Wisflet Jehan de Zuevezeulle Willem le May Louys de Havesquerque Jaquet de la Mote Robert de Banement
Escuiersa 367 368 369 370 371 372 a
Jehan de le Woustine Jehan Bellot Mahieu de Blandain Henry de Hellen Jehan de Martre Jehan de le Garesne
Herneming vanwege het begin van een nieuwe kolom. 36
373 374 375
Willem de le Mote Gillequin Lambresis Pierre Sopart
Archiers […]
376
Nous David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, chevalier, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne, conte de Flandres, d'Artois et de Bourgongne, et commis de par mondit seigneur a veoir et recevoir a monstre touz chevaliers, escuiers, archiers et autres gens de guerre que premierement ledit seigneur a mandez venir devers lui pour le servir en armes ou il lui plaira a Jehan de Noydant, receveur general des finances dudit seigneur nous vous envoyons cy dessus escript la monstre de monseigneur d‟Axele, chevalier bachelier de cinquante et ung escuier (sic) et de vint neuf archiers soubz et en la compaignie de monseigneur de Guistelle, lesquelz sont souffisament montez et armez et iceulx avons aujourd‟uy veuz, receuz et passéz a monstre pour servir le Roy, nostre seigneur, et mondit seigneur le duc en ceste presente armee. Si vueillez faire prest et paiement oudit seigneur d‟Axele pour lui et les dessus nomméz pour le temps qu‟ilz serviront a compter du jour de la date de ces presentes, ainsi que mondit seigneur vous a ordonné. Donné le XVIe jour de septembre mil IIII c et dix. 3i. Monsteringslijst van Jan van Hembieze, daterend van 17 september 1410 A
ORIGINEEL.
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775. Monsteringslijst op perkament van de compagnie van schildknaap Jan van Hembize, bestaande uit nog één andere schildknaap en één boogschutter, onder bevel van de heer van Schorisse, daterend van 17 september 1410. La monstre de Jehain de Hembize, escuier, I aultre escuier et I archier soubz monseigneur d‟Escornay, veus, receus et passés a monstre lez Paris le XVIIe jour de septembre l‟an mil IIIIc et dix par messire David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne et commis a ce de par icellui seigneur. Et premierement 376 377
Ledit Jehan de Hembize Colin de le Gliselle
Archiers 378
[…]
Nous David de Brimeu, chevalier, seigneur de Humbercourt, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne, conte de Flandrez, d'Artoiz et de Bourgongne, et commis de par icellui seigneur a veoir, recepvoir et passer a monstre tous chevaliers, escuierz, archiers et aultres gens de guerre que presentement ledit seigneur a mandés venir deverz lui pour le servir en armes ou il lui plaira a Jehan de Noydent, receveur general des finances dudit seigneur. Nous vous envoions cy dessus escripte la monstre de Jehan de Hembize, escuier, de I aultre escuier et I archier en sa compaignie et soubz ledit monseigneur d‟Escornay, lesquelx et chascun d‟eulx sont souffissament montés et armés et les avons au jour d‟uy veus, receus et passés a monstre pour servir le Roy, nostre seigneur, et ledit monseigneur le duc en ceste presente armee. Sy veullez faire prest audit Jehan de Hembize pour lui et les dessus nommés pour le temps qu‟ilz serviront a compter de la datte de ces presentes ainsi que ledit seigneur vous a ordonné. Donné soubz nostre seel le XVIIe jour de septembre l‟an mil IIIIc et dix. 3j. Monsteringslijst van Jan van Gistel, daterend van september 1410 A
ORIGINEEL. 37
Archives départementales de la Côte-d'Or (Dijon), Chambre des Comptes, B 11775. Monsteringslijst van de compagnie van Jan VI, heer van Gistel en Reigaarsvliet,21 ridder, baanderheer, bestaande uit nog 42 ridders, 242 schildknapen en 85 boogschutters, daterend van september 1410. Deze monsteringsrol bestaat uit twee aaneengenaaide folio‟s perkament, met de bovenzijde aan elkaar vastgemaakt en slechts beschreven op de rectozijde in drie kolommen. De bovenzijde van het perkament is gedeeltelijk weggerot, evenals een deel van de onderzijde. Door deze beschadiging is de vermelde datum onvolledig: slechts de maandnaam „septembre‟ blijft leesbaar. Door deze aantasting zijn tien namen van ridders en tien namen van schildknapen verloren gegaan. fo 1 r. La monstre de messire […] quarante et deux escuiers […] de septembre l‟an mil IIII […] et chambellan de monseigneur […] Et premierement 379 380 381 382 383 384 385 386 387 388 389 390 391 392 393 394 395 396 397 398 399 400 401 402 403 404 405 406 407 408 409 410 411 412 413 414
Ledit messire Jehan de Guistelle, chevalier banneret Messire Loys de Guistelle Monseigneur de Duzelle Messire Guillaume de Stavlez Monseigneur de Stienuuse Messire Jehan de Vommez Messire Jehan de Stavles Monseigneur d‟Eclebecque Messire Lancelot de Liques Messire Jehan Sporquin Monseigneur de Caurmes Messire Jehan de Postelles Monseigneur de Merquem Messire Loys de Mourqerque Monseigneur d‟Orsquamp Messire Loys de Wulfsberghe Messire Jacques de la Cappelle Messire Philippe de la Cappelle Messire Clayze Belle Messire Jaques Zebelle Messire Michiel d‟Escortes Monseigneur Robert de Leureghien Messire Josse de Heulle Messire Bauduin du Breuc Messire Vit de Wisch Messire Jehan de Haluin Messire Louys d‟Essines Messire Jehan d‟Ougerlande Messire Jehan Blanquart Messire Jehan de Grisepaire Messire Jehan de le Visquete Messire Jehan d‟Orsqueque Messire Josse de Haluim Messire Louys Scacq Messire Jehan le Brune Messire Laurens Belle 38
415 416 417 418 419 420 421
Messire George Belle Messire Arnoul du Wes Messire Arnoul de Zuevengien Messire Jehan Bernage Messire Roland de Wardenleque Monseigneur de Drinquam Messire Herlin de Stellant
Escuiers 422 423 424 425 426 427 428 429 430 431 432 433 434 435 436 437
Premierement Jehan de Messem Phelippe le Bul Jehan de Straictes Jacques Robres Henrry Mommin Cassin Riquart Pietre de Straictes Martin de la Cappelle Guillot du Fosse Ettor du Fosse Roland de le Grutuse Jehan du Pré Adrian de Straictes Michiel Waie Marquet de le Forge Waultier Bernard
438
[…]cuiersa
439 440 441 442 443 444 445 446 447 448 449 450 451 452 453 454 455 456 457 458 459 460 461 462 463 464
Premierement Jehan de Halluin Phelippe de Cranne Jehan de Wulfsb[…]e Jehan du Fran[…]el Gosset de Lannoy Willem de Blequin Jaspar de Quillan Jehan Oendevelt Jacques Oussin Andrieu le Wes Le bastart de Marchines Baudin le Cot Jehan Piersonne Jehan Mectenaie Louys de le Berghe Enguerrand de le Walle Jehan de Crovelt Jehan Joris Rique de le Haie Rique Bieze Jacques Teguelaire Jaspar Lambrechs Gillequin Zegles Jehan Vainse David Vainse Ernoul de Heulle
a
Herneming vanwege het begin van een nieuwe kolom. 39
465 466 467 468 469 470 471 472 473 474 475 476 477 478 479 480 481 482 483 484 485 486 487 488 489 490 491 492 493 494 495 496 497 498 499 500
Robert le Courtrisien Robert de Teufliers Jaquemin Caulier Ogier de Mamines Jehan de le Weste Louys de Wonic Jacquemart d‟Esine Pertre Joris Henry de la Chambre Gilles Welle Baudin le Mariscal Pierre le Mariscal Jacques de Bave Jaques Helledebole Jehan Dupont Arnoul Brantin Jehan Zeurin Ywain de Straictes Rogier Canin Thierry de Straictes Jehan de le Poulle Olivier de Morbeque Philippe d‟Artrique Loys de Temzeque Jehan, bastart de Temzeque Rogier de Bul Fransse Belle Jehan Belle Jehan de Mourselere Jehan de Scortes Jehan Railla[…] Gilles de l[…] Gilles d[…] Coppin […] Jehan B[…]quaert […]of
Escuiersa 501 502 503 504 505 506 507 508 509 510 511 512 513 514 515 516 a
Jehan de Banest Anthoine de Banest Robert de Behont Louys de le Walle Jacques Scotelaire Vitor Videgoet Gadiffer Bone Jehan Desneulle Jehan de le Haie Jehan de Rames Olivier Salart Roland le Zoarte Gille Prost Rolland du Bois Blanquet de Lactree Gille Loque
Herneming vanwege het begin van een nieuwe kolom. 40
517 518 519 520 521 522 523 524 525 526 527 528 529 530 531 532 533 534 535 536 537 538 539 540 541 542 543 544 545 546 547 548 549 550 551 552 553 554 555 556 557 558 559 560 561 562 563 564 565
Jehan le Flamant Pertre Alap Galoys de Bannieque Mataus de Teldere Wautier de le Hoimille Jehan de Oorloze Thierry du Bois Havel du Bois Guillaume Minshere Busart le Brune Clays de Teldre Fransse de Teldre Charles du Bois Jaques Lamot Gilles Guebin Jehan Gillon Jehan de le Bouc Carle de Belle Marc d‟Iseghiem Jehan de le Sande Philippe Metenaye Pierre le Visch Jaques le Value Wautier de Ram Wincent de Ram Jehan Host Thierry le Roide Guillaume de Melle Henrry Belle Victor de Stavlles Loen de Stavles Jehan le Clerc Rolland le Josne Baudin le Muth Baudin de Bavencove Pasques de Muth Brigant de Stavles Francois Heindois Riques Couvent Bernequin, bastart de Haluin Oste de Heulle Guildolf Dorwaerdre Dierlay Galle Oste du Castel Hue, bastart de Haluin Tristran de la Graitee Wautier Despres Guillaume de Stiennuse Denis de Diquemue
fo 2 r. Escuiersa 566 a
Michiel de Drinque
Herneming vanwege het begin van een nieuw folio. 41
567 568 569 570 571 572 573 574 575 576 577 578 579 580 581 582 583 584 585 586 587 588 589 590 591 592 593 594 595 596 597 598 599 600 601 602 603 604 605 606 607 608 609 610 611 612 613 614 615 616 617 618 619 620 621 622 623
Rogier le Tolnare Jehan du Bois Climent de Heut Guillaume de le Mote Guillaume Bellout Guillaume Peut Guilllaume le Langue Jehan de Zieulande Richart du Fosse Jehan Mont Clays de Haule Le bastard d‟Esquiervellede Jaques Sepeere Hellin de Rabeque Jehan de le Wal Jaques de Zielbeque Colart du Camp Jehan de le Clite Chretien Ellenare Jehan du Camp Tristran de Commines Olivier de Morbeque Jaques But Baudin d‟Assenere Henry de Vieselle Jehan Mas Pertre Aquet Jehan Rollof Jehan Aquet Gautier Oultersone Jaques le Gaitres Jehan de Versenare Guillaume, bastard de Halluin Jehan de Vauquemare Jaques de Vauquemare Mahieu de l'Espinecte Pierre de le Belle Rolland de Oninghem Willem de le Brande Philippe Lanart Jaques Grutpot Pierre Dammart Tassin Marin Jehan de le Walle Jehan de Conames Jehan Andrieu Louys de Hultre Jehan le But Flouridas le Crene Francois de Diquemue Andrieu Palinc Cornille le Saage Louys le Blanc Louys Paling Pasquier le Tour Jehan le Saage George de Wes 42
624 625 627 628 629 630
Herron Tanay Flouren de Selles Guilfart de Oohigem Jehan Thibert Flourens du Mes Jaques de Millan
Escu[…]a 631 632 633 634 635 636 637 638 639 640 641 642 643 644 645 646 647 648 649 650 651 652 653 654 655 656 657 658 659 660 661 662
Haine de Zuelne[…] Guillaume du Bus Flourien de Caples Pertre de Zineghem Jehan de le Tour Jehan de Wisenelle France Riquelan Ernoult Raasin Jehan de le Vest France Robert Ogier de Bruwere Guerin de Zoonevellede Wautier de Zoonevellede Odin, bastart de Zuvinghem Willem de le Hove Rufflart, bastart de Havesquerque Ector, bastart de Maminez Hugue Bousart France Pincalin Jehan d‟Articre Jehan de Douncamp Abel de le Werve France Pente Olivier du Pré Jehan Stevins Jehan de Rainneghem George de le Bourse George de Lesque Haine Dezwevelt Olivier de Lannoys Pierre de Rammeghen Jacques de le Walle
Archiers 663
[…]
Nous David de Brimeu, seigneur de Humbercourt, chevalier, conseillier et chambellan de monseigneur le duc de Bourgongne, conte de Flandres, d'Artois et de Bourgongne et commis de par mondit seigneur de veoir et recevoir a monstre touz chevaliers, escuiers, archiers et autres gens de guerre, que presente[…] mandéz venir par devers lui pour le servir en armes ou il lui plaira a Jehan de Noident r[…]nces dudit seigneur, nous vous envoyons cy dessus escript la monstre de messire […] de quarante et trois autres chevaliers bacheliers, de deux cens quarante et deux escuiers […] en la compaignie dudit seigneur de Guistelle, lesquelz sont souffisamm[…]ur d‟uy veuz, receuz [...] monstre pour servir le Roy nostre […]. Si vueill[…] paiement audit seigneur de Guistelle […] presentes lettres que mondit seigneur […]
a
Herneming vanwege het begin van een nieuwe kolom. 43
4. Adelslijst van het graafschap Vlaanderen, daterend van 16 februari 1425 n.s. A
ORIGINEEL. Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, nr. 21800, fo 45 v. - 46 r.22 Deze lijst is gedateerd op 16 februari 1425 n.s. Het betreft een post uit een rekening van Médard Dael, ontvanger van de exploten van de Raad van Vlaanderen (register in perkament), lopend van 1 mei 1423 tot 1 mei 1425. De volledige post is doorstreept.a Deze lijst vermeldt 136 namen.
B
AFSCHRIFT. Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, Acquiten van de Rijselse Rekenkamer, doos 233 B (dd. 28 februari 1425).
fo 45 v. A Jehan le Raed, messagier de pié de mondit seigneur de Bourgoingne, pour avoir porté le XVIe jour dudit mois de fevrier par commandement et ordonnance de mesdiz seigneurs du gouvernement certaines lettres closes de mondit seigneur de Bourgoingne que Jehan Benoit, son chevaucheur, leur avoit paravant apportees de Dijon par devers: 664 le seigneur de Boelers 665 le chastellain d‟Alost 666 messire Daniel de Herzelle 667 messire Philippe d‟Erpe 668 messire Guerrart et messire Pierre d‟Escournay, freres 669 messire Fransois de Marke 670 Wouter van Mullem 671 le seigneur de Zandberghe 672 le seigneur de le Vichte 673 messire Jehan de Halewin, seigneur de Tronchiennes 674 le seigneur d‟Eyne 675 messire Baudin de Vos 676 Philippe de Mullem 677 Jehan de Imbise, seigneur de Bracle 678 Oudart Blondeel, seigneur de Pamele en Audenarde 679 Arend de Marke 680 Jehan de Huerne 681 Lancelot de Huerne 682 messire Henry de la Chambre 683 Guillaume de la Chambre 684 Roegier van Aerseele 685 Jacop, seigneur d‟Olsene 686 et Jehan de le Delft, escuiers, faisant mencion lesdites lettres en conclusion que incontinent icelles veues ilz se volsissent disposer et mettre sus et soubz et en la compaignie du seigneur de Commines, capitaine general et souverain bailli de Flandres, les seigneurs de Steenhuuse, de Halewin, d‟Uutkerke, messire Roland d‟Uutkerke, le seigneur de Masmines, messire Robbert et messire Victor, bastars de Flandres ou autres gens et officiers de mondit seigneur de Bourgoingne de par deca accoustuméz de mener gens, ilz se traïssent par leur ordonnance et a tel jour qu‟ilz leur feroient savoir le mieulx monté, armé, habillié et accompagnié que pourroient, pardevers monseigneur de Brabant pour lui aidier a secourir a l‟encontre du duc de Glocestre sans en faillir aucunement sur la foy et loyauté qu‟ilz devoient a mon dit seigneur de Bourgoingne et quanques ilz amassent son honneur et le leur et lui desiroient aussi complaire. Ouquel voyage le dit Jehan le Raed tant en alant esdiz lieux et retournant a Gand chemina par XXIX lieues, valent si comme par la dite certifficacion de mesdiz seigneurs du conseil par laquelle l‟en lui a tauxé XII d. pour lieue escripte ledit darrain de fevrier cy devant rendue a court peut apparoir. XXIX s. a
De rekening is typografisch een doorlopende opeenvolging van namen, die in deze uitgave omwille van gebruiksvriendelijkheid onder elkaar zijn geplaatst. 44
A Hanseel de Bruges pour avoir porté certaines samblables lettres closes que ledit Jehan le Raed avoit portees et pour la dite cause ledit XVIe jour dudit mois du commandement expres de mesdiz seigneurs du gouvernement par devers: 687 messire Jehan et messire Guy, chevaliers, et Charles de Guistelle, escuier, freres 688 messire Philippe de Steeland 689 Jehan de Steeland 690 Floreins, seigneur de Zamslacht 691 messire Wautier de Winghene 692 messire Jehan de Wilde 693 messire Adriaen Villain, messire Jehan Villain, chevaliers, Ector Villain, freres 694 Joris Braderic et Jacop Braderic, freres 695 Jehan de Masmines, seigneur de Calkene 696 messire Ghuerard de Maldeghem 697 messire Ghilain de Halewin 698 messire Olivier le Jaghere 699 messire Jehan de Pottelles 700 messire Fransois de Haveskerke 701 et Jehan Boccart, ouquel voyage ledit Hanseel en alant et retournant chemina par XXXII lieues, valent si comme par la dite certifficacion de mesdiz seigneurs du conseil par laquelle l‟en lui a tauxé XII d. pour lieue escripte ledit darrain jour dudit mois de fevrier cy devant rendue a court peut apparoir. XXXII s. fo 46 r. A Coppin Leepooghe, messagier de pié pour avoir porté certaines semblables lettres closes que ledit Jehan le Raed avoit portees ledit XVIe jour dudit mois par devers 702 messire Louis Scaec 703 messire Guerard de Costre 704 messire Rogier de Tolnare, chevalier, Ghuerard et Daniel le Tolnare, escuiers, freres 705 Tierchelet de le Bare 706 messire Jehan de Halewin, seigneur de Zwevenghien 707 Ghildolf de Halewin 708 les seigneurs d‟Ysenghien, de le Gracht, de Halewin 709 Jehan de Morslede 710 Rogier de le Woestine, seigneur de Beselare 711 Tristran de le Woestine 712 messire Jehan de le Walle 713 les seigneurs de Lichtervelt, de Huele et de Rechem 714 Tiery Gheerbode 715 les enfans d‟Outerive 716 monseigneur de Commines, messire Colard son frere 717 le seigneur de Wartembeke 718 messire Gillis Walins 719 messire Pierre de le Delft 720 le seigneur d‟Ekelsbeke 721 messire Loys de Haveskerke 722 Henry de Steenbeke 723 Thiery de Hazebrouc 724 messire Jehan de le Houte 725 Guillaume de Rabeke 726 Jehan de Nieukerke 727 Jehan, seigneur de Moorbeke 728 Guy de le Val 729 Jacop de Halewin 45
730 Wouter van den Tomme 731 Ettor Rijm 732 messire Jehan Barnage 733 et Ghuerard de Ghuistele, filz messire Loys, ouquel voyage ledit Coppin en alant es domicilles desdits chevaliers et escuiers et retournant a Gand chemina par LI lieues, valent si comme par la dite certifficacion de mesdiz seigneurs du conseil par laquelle l‟en lui a tauxé XII d. pour lieue escripte le dit darrain jour du dit mois de fevrier cy devant rendue a cour peut apparoir. LI s. A Piere le Mey, pour avoir porté certaines samblables lettres closes de mon dit seigneur de Bourgoingne par commandement de mes diz seigneurs du gouvernement ledit XVIe jour dudit mois de fevrier pardevers: 734 le chastellain de Furnes 735 messire Wijd de Visch 736 messire Willem le Visch 737 Charles de Pollinchove 738 David Veyse 739 messire Josse de Brune 740 messire Hellin de Steeland 741 les seigneurs de Merkem et d‟Oostkerke 742 messire Wautier Blomme 743 Guy de Flandres 744 Jehan de Versenare 745 messire Loys de Wulfsberghe 746 les seigneurs d‟Uutkerke, de le Gruuthuse 747 le damoiseau de Dudzele 748 le seigneur de Steenhuuse 749 messire Loys de Themzeke 750 messire Jehan de Steenhuuse 751 messire Jehan Blanckaert 752 Wouter Blanckaert 753 Jehan de Baenst 754 Jehan Gherlof 755 Jehan Zuerinc 756 messire Victor, bastart de Flandres 757 Jehan de le Woestine, seigneur de Praet 758 messire Clays Uutenhove 759 Jehan van Score 760 Jan van Caloen 761 Rollant van Calon 762 Archilles van den Berghe 763 messire Robbert Canin 764 le seigneur de Boesinghe 765 messire Michiel de Scoten 766 Ghuerard d‟Axpoele 767 messire Sohier de Bailleul 768 Pierre de Bailleula 769 Olivier de Bavelare 770 Galois de Bambeke 771 Walrave van Huchin 772 Jaque de le Ouvre 773 Jacop de Teghelare 774 Jacop, seigneur de Waelscappele 775 George de le Ywedde 776 et messire Jehan de Grijspere, a
Deze naam ontbreekt in B. 46
ouquel voyage en alant aux domicelles desdiz chevaliers et eschuiers et retournant a Gand, ledit Pierre chemina par LVI lieues, valent, si comme par la dite certifficacion de mesdiz seigneurs du conseil par laquelle l‟en lui a tauxé XII d. pour lieue escripte le dit darrain jour dudit mois de fevrier cy devant rendue a court peut apparoir. LXI s.
5. Twee lijsten van Vlaamse edellieden, samen overgeleverd en vermoedelijk daterend van 1362-1363 en 143723 [A]
[B]
[C]
D
a b
ORIGINEEL niet voorhanden. De datering van het origineel is niet bekend, maar het ging zonder twijfel om twee aparte registers die op de zolder van de Rijselse rekenkamer aanwezig waren en na hun ontstaan steevast samen overgeleverd zijn. Vermoedelijk waren de registers in het Frans opgesteld. Volgens de overleverde afschriften werden de laatste bladzijden van het register van Filips de Goede op onbekende datum afgescheurd. AFSCHRIFT Hs. van de Foreeste Dit afschrift is in de late zestiende of vroege zeventiende eeuw door de auteur van D geduid als een „seer haut bouxken,‟ dat toebehoorde aan Wouter fs. Josse (sic) van de Foreeste, wiens zoon Lieven omstreeks 1600 baljuw van het leenhof van de Gentse Sint-Pietersabdij was. Het handschrift is bekend door het afschrift van Karel Rijm (geboren ca. 1535-1540; zie [C]). Het handschrift moet in elk geval volledig geweest zijn (zie D). Het was vermoedelijk in het Frans en was vermoedelijk ingedeeld per kasselrij en binnen de kasselrijen werden de ridders en schildknapen onderscheiden. De auteur van D heeft overigens abusievelijk Wouter van de Foreeste een zoon van Josse genoemd: hij was een zoon van Adriaan van de Foreeste. Zijn grootvader was wel Josse van de Foreeste. 24 AFSCHRIFT Hs. Karel Rijm Deze maakte een afschrift van [B]. Karel Rijm is in 1533 geboren als de zoon van van Gerard Rijm, heer van Eekenbeke, advocaat-fiscaal bij de Raad van Vlaanderen, en Barbara Claissone. 25 Op grond hiervan kan vermoed worden dat deze kopie tussen 1550 en 1600 is opgesteld. Deze was vermoedelijk in het Frans. Deze lijst is bekend door de vermelding van D, die deze lijst als bron heeft gebruikt. AFSCHRIFT Bibliothèque municipale de Lille, Hs. 631, fo 26 r. - fo 31 v. Op paleografische gronden is dit handschrift vermoedelijk op het einde van de zestiende of het begin van de zeventiende eeuw te dateren. De twee lijsten hadden aanvankelijk een eigen foliëring (f o 1 r. tot 6 v.), die geschrapt werd ten gunste van een foliëring van de verzamelband waarin de lijsten werden opgenomen (fo 26 r. - 31 v.). De inleidende opmerkingen zijn opgesteld in het Frans en het Nederlands, de lijsten zelf zijn in het Frans. Het betreft een afschrift van Karel Rijms kopie van het Hs. van de Foreeste, aangevuld met een afschrift van beide lijsten van Antoine de Mol en diens vrouw Maria de Baenst (zie [E]). Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij. In de tweede lijst werd binnen elke kasselrij worden ridders en schildknapen onderscheiden. Deze lijsten zijn volledig (algemene titel: „Extraict de plusieurs nobles de Flandres, d‟une copie de mer Charles Rym, seigneur de Bellem, jadis extraict d‟un viel livret appartenant au seigneur Antoine de Mol et de damoiselle Marie de Baenst filia Jean, et d‟autres mémoires.‟; titel lijst Lodewijk van Male: „Nobles de Flandres au temps du comte Loys de Male estans chevaliers environ l'an 1360', en verder vervolgd door „Nombre des nobles de Flandre du temps du comte Loys de Nevers, quy commencha sa principauté anno 1322 et mourut la bataille de Cressy anno 1346. Extraixt du rolle resposant en la chambre des comptes à Lille au grenier dessu la chambre des renenghes,‟ eindigend met „Nulle mention de ceulx de Lille, Douay et Orchyes, quy lors estoient immediatement soubz la couronne de France.‟; titel lijst Filips de Goede: „Extraixt van eender copie ghemaect bij mer Charles Rym, ruddere, heere van Bellem voorseit, uuyt een anderen haudt boucxken26 van jonker Anthonis de Mol also voorseit es. Ende uut een seer haut boucxken toebehoorende wylent Wauter van den Foreeste Joos zone, nu mer Lieven zijn zone, bailliu van den mannen van Sinte Pieters, vermeerdert uut den eenen dat int dander myn was, by mer Jan van Pottelsberghe filius Joos‟ gevolgd door „Chevaliers, escuiers et autres gentilhommes et nobles de Flaendres de l‟an M.o IIIIc.o XXI.o a, accompagnans le duc Philippe a la première journee qu‟il fit en France pour la venganceb de son pere. Le rolle est reposant en la chambre des comptes a Lille au
D vermeldde eerst „M.o IIIIc.o XXXVII,‟ wat werd doorstreept en overschreven met „XXI‟ D vermeldde eerst „le duc Jean‟ maar dit is doorstreept. 47
[E]
F
G
a
grenier dessus la chambre des renenghes,‟ eindigend met „Fin des deux vieux registres‟). De lijst van Lodewijk van Male vermeldt 211 namen, waarbij 6 emendaties uit andere afschriften moeten worden toegevoegd. De lijst van Filips de Goede vermeldt 654 namen, waarbij 18 emendaties moeten worden toegevoegd. AFSCHRIFT Hs. Antoine de Mol & Anna de Baenst Dit afschrift werd in de late zestiende of vroege zeventiende eeuw geduid als een „houd boucxken‟ of „un viel livret‟ en is omstreeks 1560-1600 gekopieerd door Karel Rijm (zie [C] en D). Het afschrift was vermoedelijk in het Frans. Deze lijsten waren ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst was vermoedelijk niet volledig. De door D vermelde „seigneur Antoine de Mol et de damoiselle Marie (sic) de Baenst filia Jean‟ als bezitters van een handschrift met deze twee adelslijsten zijn in de tweede helft van de zestiende eeuw te situeren. Anna de Baenst – de auteur van D vermeldt abusievelijk „Marie‟ was de tweede dochter van Jan de Baenst (overleden te Damme in 1571) en Elisa van Vyve. De familie de Baenst behoorde tenminste sinds de vroege vijftiende eeuw tot de Vlaamse adel. Anna is in 15741575 vermeld als echtgenote van Antoine de Mol (overleden in 1608) toen zij het leenverhef betaalde voor een leen (gehouden van de Burg van Brugge) dat zij van haar moeder erfde. Zij is begraven in de Gentse Augustijnerkerk (haar dochter Johanna de Mol betaalde in 1609-1610 het verheffingsgeld voor een leen dat zij van haar moeder erfde).27 AFSCHRIFT Stadsarchief Gent, Fonds Familiepapieren, nr. 800, fo 18 r. - fo 27 r. Deze kopie is opgesteld tussen 1565 en 1570, waarbij de opdrachtbrief van het werk, waarin de lijst is opgenomen, dateert van 6 april 1565. Zowel de lijsten als het uitgebreide genealogische werk waarin ze zijn opgenomen zijn in het Frans opgesteld, met uitzondering van de titel van de tweede lijst. Dit afschrift is gemaakt door Erasmus van Brakel, heer van Varembeke en een jongere zoon van Raas van Brakel, heer van Bois, Auterive, Morslede, Duffel etc. en Agnes van Kooigem, vrouwe van Varembeke, Croÿ, Berles-de-Bouverie, Bassecourt etc. Blijkens de opdrachtbrief had Erasmus de uitdrukkelijke motivatie om zijn adellijke tijdgenoot tot een groter adellijk standsbesef te stimuleren om zich te wapenen tegen de door hem waargenomen toenemende usurpatie van de adellijke status en rechten 28 Zeer opvallend aan dit afschrift is het stelselmatig ontbreken van vele namen die in de andere afschriften wel voorkomen. Per kasselrij ontbreekt gemiddeld een vijfde van de namen, met uitzondering van de Oudburg van Gent (dit was de thuisregio van de familie van Brakel). Bovendien zijn de laatste en voorlaatste kasselrijen, namelijk Rijsel en Belle, weggelaten. Door de vermelding van vele namen in deze lijst die verder slechts in D voorkomen blijkt echter dat dit afschrift althans ten dele gebaseerd moet zijn op de meer volledige teksttraditie van [B], [C] en D. Er is geen duidelijke verklaring waarom Erasmus van Brakel zoveel namen niet vermeldt ondanks zijn betrouwbare bron. Die bron voor zijn afschrift was waarschijnlijk [C], het handschrift van Karel Rijm. De families Rijm en Van Brakel kwamen allebei uit Gent en stonden in het midden van de zestiende eeuw met elkaar in contact. Het handgeschreven boekwerk van Erasmus van Brakel waarin hij zijn afschrift F heeft opgetekend, vermeldt het verslag van zijn oudere broer Jan van Brakel (overleden te Constantinopel in 1572) van diens reis naar Constantinopel. Jan van Brakel reisde samen met Karel Rijm, de auteur van [C], die toen ambassadeur was van Maximiliaan II. Karel Rijm en Erasmus van Brakel waren leeftijdsgenoten (ze zijn respectievelijk geboren in 1533 en 1538). In 1565 - het jaar waarin Erasmus zijn handschrift van een opdrachtbrief voorzag – was Karel Rijm 32 jaar, wat hem niet te jong maakt om door Erasmus van Brakel een afschrift van zijn eigen afschrift van de adelslijsten te laten maken (titel lijst Lodewijk van Male: „Nobles de Flandres au temps du Loys de Male estans chevaliers‟a; titel lijst Filips de Goede: „Edelen in Vlaenderen, rudders, heeren ende andere edelen sonder tytle anno XIIIIc.o XXXVII‟). AFSCHRIFT Stadsbibliotheek Brugge, Hs. 442, fo 32 v., 33 r., 35 v., 36 r., 47 v., 48 r., 50 v., 51 r., 52 v., 55 r., 56 v., 59 v., 131 r., 131 v., 132 r., 132 v., 133 r., 133 v., 134 r., 137 r., 137 v. Dit afschrift bestaat uit aanvullingen uit de late zestiende of vroege zeventiende eeuw op eerder beschreven bladzijden van een ouder handboek van Roeland I de Baenst (die zijn in dit werk opgetekende traktaat over leenrecht op 4 april 1480 afwerkte) en diens zoon Antoine de Baenst (die vanaf 10 januari 1487 n.s. zijn leendenombrementen optekende). Vermoedelijk gaat dit om een afschrift van het handschrift van Antoine de Mol en Maria de Baenst (zie [E]): een geposeerde hand heeft in dit handschrift herhaaldelijk „Baenst Mol‟ aangebracht, vaak in de nabijheid van de bladzijden die de
In de rechtermarge is door dezelfde hand „1360' toegevoegd. 48
[H]
[I]
[J]
K
lijsten vermelden.a De vermelde Antoine de Baenst is de grootvader van Anna de Baenst, die samen met met haar man Antoine de Mol een afschrift van deze lijsten bezat (zie [E]). Antoine‟s derde zoon was Jan de Baenst, een vooraanstaand Brugs politicus omstreeks 1553-1565, die bij zijn vrouw Elisa van Vyve zijn tweede dochter Anna de Baenst had. Het is ondanks deze filiatie uitgesloten dat G het niet teruggevonden handschrift [E] van Anna de Baenst en Antoine de Mol is. De auteur van D refereert naar hun afschrift van de lijsten als „viel livret‟ of een „bouxcken,‟ een omschrijving die maar moeilijk rijmt met het zeer omvangrijke handboek van Roeland en Antoine dat verschillende honderden folio‟s telt. Wel is het erfrechtelijk gezien goed mogelijk dat het register uiteindelijk in het bezit kwam van Anna en Antoine, wat dan de marginalia zou verklaren. De lijsten van G zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is niet volledig (algemene titel: „Noms des nobles de Flandres du temps du compte Loys de Nevers etc. Pareillement les noms des nobles du Flandres accompaignans l‟an 1421 le duc Philippe de Bourgoigne, a la journee premiere qu‟il fist en France pour venger la mort du duc Jean, son pere, dont les rolles reposant en la chambre des comptes a Lille‟; titel lijst Lodewijk van Male: „Noms des nobles de Flandres du temps du comte Loys etc.‟ eindigend met „Nobles de Flandres 1421 etc. s‟ensuivent.‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobles de Flandres 1421 accompaignans le ducq Philippes à la journee premiere qu‟il fist en France pour la vengeance de son pere‟ eindigend met „Les feuilets restans estoient deschirees. Cecy est tiré hors de certaine roole des nobles de la compte de Flandres. Fin.‟). AFSCHRIFT Hs. Bernard van der Straten Bernard van der Straten (Brugge 1581 - Brugge, 1636) bezat een afschrift van de lijsten van Lodewijk van Male en Filips de Goede, wat blijkt uit een overgeleverd uittreksel van 7 namen uit deze lijst: „Extraict uyt de copie van [...] bevonden ten sterfhuyse van dheer Bernaert van der Straete tot Brugghe, eertijden ghecoren herault d‟armes van Serenissime Infante Isabelle, van de welke copie de originele rolle is rustende in de camer van rekeninghe tot Rissel intitulé: “Noms des nobles de Flandres du tems du comte Louys de Nevers. Pareillement les noms de nobles de Flandres accompagnans l‟an 1421 le ducq Phelippe de Bourgogne a la tournée permiere qu‟il fit en France pour venger la mort du duc Jean, son pere, dont les rolles reposent en la chambre des comptes a Lille.”‟ Bij vergelijking blijkt deze lijst volledig overeenkomstig met G.29 AFSCHRIFT Hs. Alexandre Leblancq Alexandre Leblancq, schildknaap en heer van Meurchin (1525 - Rijsel, 1575), had als verwoede verzamelaar van genealogische bronnen een afschrift van de twee adelslijsten in zijn verzameling. Na zijn dood in 1575 kwam die verzameling papieren in het bezit van zijn schoonzoon Ferdinand de Maubus, heer van Schoondorp (zie J, K en L). Dit afschrift was vermoedelijk in het Frans. De lijsten waren ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst was onvolledig. AFSCHRIFT Hs. Ferdinand de Maubus Ferdinand de Maubus liet de in 1575 van zijn schoonvader geërfde adelslijsten (zie [I]) op 10 mei 1625 ratificeren door Martin de Blye en Louis Bouteleu, auditeurs van Filips-Lamoraal de Gand - dit Vilain, graaf van Izegem en kapitein-generaal van Rijsel, Dowaai en Orchies.30 Dit document is niet bewaard, maar er zijn wel twee afschriften van bewaard gebleven, namelijk K en L. 31 AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Fonds Merghelynck - aanvullingen, Hs. 111bis, fo 1 r. 15 r. Dit is een in het Frans opgesteld afschrift van de op verzoek van Ferdinand de Maubus geratificeerde manuscript van Alexandre Leblancq (zie [I] en [J]), en moet dus tenminste van na 10 mei 1625 dateren. Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is onvolledig (algemene titel: „Noms des nobles de Flandres du temps du conte Louys de Nevers‟ met bijschrift: „On trouveres que du temps du comte Louys de Nevers et du ducq Philippe de Bourgoigne sont esté plusieurs nobles qui ont accompaigné leurs princes en [...] oultre quattre familles desquelles Jan de Yedeghem, baron de Busbeke, gentilhomme de sa Bouche del sérenissime Archicq (sic) d‟Austriche, conte de Flandre, doit faire preuve de noblesse pour recepvoir l‟habit de l‟Ordre militaire de Saint-Jacques del Espada, duquel Sa Majesté Philippe IV de ce nom, Roy de „Espaigne, l‟at honoré.‟; titel lijst Lodewijk van
a
„Baenst Mol‟ is in het handschrift 12 keer vermeld (fo 33 r., 44 r., 45 v., 46 r., 47 r., 48 r., 51 r., 52 r., 54 r., 55 r., 55 v. en 57 v.). Bij vergelijking met de sterk over het handschrift verspreide adelslijsten (zie foliëring) blijkt dus dat „Baenst Mol‟ dus zeker niet altijd in correlatie met die adelslijsten voorkomt. Wat wel voor een correlatie tussen deze marginale aantekening en de adelslijsten pleit is dat de eerste vermelding van de adelslijst (fo 32 v.) samenvalt met de eerste vermelding van „Baenst Mol‟ (fo 33 r.). Ook op paleografische gronden is er geen uitsluitsel voor of tegen een mogelijke correlatie te geven. 49
L
M
N
[O]
P
Q
a b
Male: „Noms des nobles de Flandre du temps du comte Louis de Nevers‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobles de Flandres 1421 accompaignans le duc Philippe a la journee premiere qu‟il fit en France pour la vengeance de son pere‟ eindigend met „Les foeuilets restans sont deschiréz.‟). AFSCHRIFT Bibliothèque municipale de Douai, Hs. 971, fo 1 r. - 24 v. Dit is een in het Frans opgestelde kopie uit 1853 van de in 1625 geratificeerde lijst van Alexandre Leblancq (zie [I], [J]), opgesteld door Eléonore Paul Constant du Chambge de Liessart (Dowaai, 1821 Dowaai 1859)32 (titel lijst Lodewijk van Male: „Noms des nobles de Flandre au temps du comte Louis de Nevers‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobles de Flandres 1421 accompagnans le duc Philippes a la journee premiere qu‟il fit en France pour la vengeance de son pere,‟ eindigend met „Les feuilets restans sont deschiréz.‟). AFSCHRIFT Bibliothèque municipale de Lille, Hs. 321, fo 96 r. - 118 v. Dit afschrift is opgesteld door F.C.G. Comte de Cuypers de Rymenam (1731 - 1798), maar aanwijzingen over de gebruikte bron ontbreken. Het is opgesteld in het Frans. Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is onvolledig (titel lijst Lodewijk van Male: „Noms des nobles de Flandre du temps du comte Loys de Nevers qui commenca la principauté l‟an 1322, mort à la bataille de Cressi, l‟an 1346. Extrait du rolle reposant es (sic) la chambre des comptes à Lille, au grenier dessues la chambre des renenghes‟ eindigend met „Nulle mention de ceulx de Lille, Douai et Orchies, qui lors estoient immediatement soubs la couronne de France‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobles de Flandres 1421 accompaignans le ducq Philippes II en la journee premiere qu‟il feit en France pour la vengeance de son pere.a Le rolle est reposant en la chambre des comptes a Lille la grenier dessuz la chambre des renenghes,‟ eindigend met „Les fueilletz restans sont deschiréz.‟). De lijst van Lodewijk van Male is eerder uitgegeven in AA. AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Hs. II 1671, fo 299 r. - 308 r. Dit afschrift is in het Latijn opgesteld door Christophe Butkens (1590 - 1650). Er zijn geen aanwijzingen voor de gebruikte bron. Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is onvolledig (titel lijst Lodewijk van Male: „Rolle des nobles sive catalogus nobilium comitatus Flandrie, jussu Luduici comitis Flandrie dicti de Neversb collectus circa annum 1340, cuius autographum asservatur Insulis in camara computuum sive rationum aut grener dessus la chambre des renenges.‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobiles comitatus Flandrie qui anno 1421 pro Philippo bono duce Burgundie militarunt contra Francos in prima expeditione quam pro vindicta patris suis suscepit, autographum suus catalogi asservatur Insulis in camara rationum in granaria sur la chambre des Renenghes,‟ eindigend met „Reliqua folia defunct et sunt lacera.‟). AFSCHRIFT Ongeïdentificeerde kopie van E: vier afschriften, namelijk P, Q, R en S bevatten sterk overeenkomstige fouten, wat een gedeelde afstamming van een ouder, niet bewaard afschrift [O] doet vermoeden. AFSCHRIFT A. Sanderus, Flandria Illustrata, Keulen-Amsterdam, 1641-1644, 3 delen, dl. II („Auctarium ad tomum primum‟), pp. 6-9 en opgenomen in de herdruk (Den Haag, 1732, dl. I, pp. 7984). Beide lijsten zijn in 1641 in het Latijn uitgegeven door Antonius Sanderus. Aanwijzingen over de gebruikte bron ontbreken. De lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is onvolledig. De eerste lijst is aangereikt als een addendum bij Sanderus‟ hoofdstuk van Lodewijk Male (dl. I, p. 52) en de tweede lijst als addendum bij het leven van Filips de Goede (dl. I, p. 61). Hoewel er geen zekerheid is, is het aannemelijk dat Sanderus zijn lijsten heeft ontleend aan het handschrift van Alexandre Leblancq (zie [I]). Hij vermeldt immers de catalogus van Leblancqs handschriften in zijn Bibliotheca belgica manuscripta,33 een werk dat hij gelijktijdig met zijn Flandria Illustrata publiceerde. Het is goed mogelijk dat Alexandre Leblancqs exemplaar van de lijsten in een van de handschriften uit zijn verzameling was opgenomen die in de catalogus slechts een vagere omschrijving kregen (titel lijst Lodewijk van Male: „Elenchus virorum in Flandria, sub Ludovico Cressiaco, anno 1328. Ex archivis camerae Insulensis.‟; titel lijst Filips de Goede: „Elenchus virorum in Flandria. Nobilium sub Philippo Bono ad annum 1421 in Franciam ad ultionem paternae necis eunte,‟ eindigend met „Et alii plures, quorum nomina ob laceras paginas legi non potuerunt.‟). AFSCHRIFT Stadsarchief Ieper, Fonds Kasselrij Ieper, 3 e reeks, nr. 30/19, fo 1 r. - 4 r. Paleografisch gezien is dit zwaar beschadigde handschrift vermoedelijk in de zeventiende eeuw te plaatsen. Dit in het Nederlands opgestelde afschrift geeft slechts de lijst van Filips de Goede, ingedeeld
Een latere hand voegde „1422' toe. „Nevers‟ is doorstreept met superscript: „Crecy‟ 50
R
S
[T]
U
V
W
[X]
per kasselrij en onvolledig. Uit vergelijking bleek dat dit een afschrift was van P. Deze lijst is vrijwel identiek aan die van Sanderus. Zelfs enkele zeer opvallende fouten uit P zijn overgenomen. Zo werden enkele relatief bekende namen vervormd in Sanderus (bijvoorbeeld „de Demwaerdere‟ in plaats van „de Duerwaerdere‟ en „de le Eenchoute‟ in plaats van „Eeckhoute‟) door zet- of leesfouten, die steevast ook in dit afschrift voorkomen. Theoretisch is niet uitgesloten dat P en Q hun zeer sterke overeenkomsten te danken hebben aan een gedeelde bron, maar een afschriftverwantschap is veruit de eenvoudigste verklaring (titel lijst Filips de Goede: „Catalogue van de [...] die nu met Philips de Goede, hertoch van Bourgondien int jaer 1421 op trocken naer Vranckerijc om te vrekene de doodt van syn vadere uuyt den archief van den camer van rekeningen,‟ eindigend met „Ende veele andere wiens namen nie ghelesen en connen worden in de gescheurde bladers.‟). AFSCHRIFT Rijksarchief Brugge, Fonds Thibault de Boesinghe, nr. 424b, ongefolieerd Dit in het Frans opgestelde afschrift is paleografisch in de zeventiende eeuw te situeren. In hetzelfde katern als het afschrift is ook een lijst van adelsverheffingen opgenomen door de dezelfde hand, waarbij 1623 het jongste vermelde jaartal is. Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is onvolledig (titel lijst Lodewijk van Male: „Noms des nobles de Flandres du temps du comte Louys de Nevers, tirés de la chambre des comptes 1328 a Lille‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobles de Flandres accompaignans le duc Philippe de Bourgogne a la journee 1ere qu‟il fit en France l‟an 1421 pour la vengeance de son pere,‟ eindigend met „Les feuilles restans sont deschiréz.‟). Deze lijst is uitgegeven in AC. AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Hs. II 698, fo 7 r. - 10 v. Paleografisch gezien stamt dit in het Frans opgestelde afschrift vermoedelijk uit de zeventiende eeuw. Beide lijsten zijn ingedeeld per kasselrij en de tweede lijst is onvolledig (titel lijst Lodewijk van Male: „Les noms des nobles de Flandre du temps du comte Louys de Nevers, tiréz hors des registres de la chambre des comptes à Lille de anno 1328.‟; titel lijst Filips de Goede: „Nobles de Flandres accompagnant le duc Philippe de Bourgogne a la journee premiere qui fit en France l‟an 1421 pour venger son pere,‟ eindigend met „Les fueilles restants sont deschirees.‟). AFSCHRIFT Ongeïdentificeerde notariële kopie Dit afschrift dateert in elk geval van vóór 1688 en is vermoedelijk in het Frans opgesteld. Waarschijnlijk betrof het slechts de lijst van Lodewijk van Male. Deze lijst heeft als bron gediend voor U. AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Hs. II 6540, fo 113 r. - 114 r. Dit afschrift, in het Frans opgesteld door Jean-Baptiste Houwaert (overleden in 1688), is gebaseerd op [T]. Het bevat slechts de lijst van Lodewijk van Male, hoewel er ook melding wordt gemaakt van de lijst van Filips de Goede (algemene titel: „Noms des nobles de Flandre du comte Louys de Nevers et d‟autres accompaignans le duc Philippe a la journee premiere qu‟il fist en France pour la vengeance de son pere anno 1421.‟). AFSCHRIFT Archives départementales du Nord (Lille), B1283 (15450), f o 1 r. - 4 r. Op paleografische gronden in de zeventiende eeuw te situeren. Het betreft een in het Frans opgesteld en op familienaam geordende alfabetische lijst met bijbehorende folionummers van de lijst van Lodewijk van Male en Filips de Goede. Er zijn geen aanwijzingen over de gebruikte bron (titel: „Les noms de ceulx qui en l‟an 1421 accompagnerent le bon duc Philippe pour venger l‟assinat (sic) de son pere, mis en ordre d‟alfabet, et le chiffre des foeulletz ou ilz se trouvent en un registre reposant a la chambre des comptes a Lille.‟). AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Fonds Goethals, nr. 1663, fo 274 r. - 283 r. Op paleografische gronden in de zeventiende eeuw te plaatsen. Op de binnenkant van de kaft is „1663' vermeld. Dit in het Frans opgestelde afschrift is een op familienaam geordende alfabetische lijst met bijbehorende folionummers van de lijst van Lodewijk van Male en Filips de Goede. Er zijn geen aanwijzingen over de gebruikte bron (titel: „Les noms de ceux qui en l‟an 1421 ont accompagné le bon duc Philippe en France pour vanger l‟assasinat de son pere Jan, mis en ordre alphabetique et le chiffre des foeilles ou ils se trouvent en un registre reposant en la chambre des comptes a Lille.‟). AFSCHRIFT: Bewerkt afschrift van V of W in het bezit van R. Groverman (Gent 1860 – Brugge 1951).34 Dit was een in het Frans opgestelde en alfabetisch herordende (op de eerste letter) weergave van de lijst van Filips de Goede, zonder de kasselrij-indeling. Dit is uitgegeven in AB.
Gedeeltelijke handschriftelijke kopiën Y
AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Fonds Goethals, nr. 886 51
Z
Dit is een deellijst voor de kasselrij Ieper uit de lijst van Filips de Goede (deze lijst situeert zich in 1437), in het Frans opgesteld door een lid van de familie van de Woestijne. Er zijn geen aanwijzingen over de gebruikte bron. AFSCHRIFT Kroniek van J.-F. de Castro Dit is een deellijst voor het Land van Waas uit de lijst van Filips de Goede, in het Frans opgesteld door F.-J. de Castro. Er zijn geen aanwijzingen over de gebruikte bron. Deze lijst is gepubliceerd (zie AG) (titel: „Den hertog Philips de Goede, om sijn vaders dood te wreken, was met een machtig leger tegen den Dolphijn opgetrocken. Onder een groot getal van Vlaemsche edellieden die naar Vranckrijck mede gegaen sijn, vind men die van het Landt van Waes, de naervolgende...‟).
UITGAVEN AA
AB
AC AD
E. Matthieu, „Noms des nobles de Flandres du temps du comte Louis de Nevers...‟, Jadis. Questionnaire d‟Histoire et d‟Archéologie pour tout l‟ancien territoire de la Belgique féodale 17, 1913, pp. 155-158. Dit is een zeer gebrekkige uitgave van de lijst van Lodewijk van Male uit Bibliothèque municipale de Lille, Hs. 321 (zie M). R. Groverman, „Les compagnons du duc de Bourgogne dans son expédition punitive de 1421', Le Parchemin, 1965, pp. 211-217. Dit is een uitgave van [X], nu volledig alfabetisch geordend en postuum uitgegeven. W. Stevens, Analytische inventaris familiefonds de Thibault de Boesinghe, Knesselare, dl. II, 1991, pp. 118-137. Dit is een uitgave van R. J.-M. van den Eeckhout, Le Grand Armorial équestre de la Toison d‟Or. L‟armorial de Flandre, SintNiklaas, 1996, pp. 121-128. Dit is een alfabetische uitgave van de lijst van Filips de Goede.
GEDEELTELIJKE UITGAVEN AE
AF
AG
A. Sanderus, Flandria Illustrata, Keulen-Amsterdam, 1641-1644, 3 delen, dl. I, pp. 391. Naast de volledige uitgave (zie P) geeft Sanderus ook een deeluitgave voor de kasselrij Ieper uit de lijst van Filips de Goede (welke lijst in 1437 gesitueerd wordt). Ch. Custis, Jaer-boecken der stadt Brugge, behelsende de gedenckweerdigste gheschiedenissen, de welke soo binnen de selve stad, als daer-omtrent voorgevallen zyn, zedert haere eerste beginselen tot den tegenwoordigen tyd toe, by-een vergadert uyt menigvuldige Autheurs, Brugge, 1738, 2 delen, pp. 340 e.v. Ook opgenomen in de heruitgave (Brugge, 1765, 3 delen). Dit is een gedeeltelijke uitgave van Sanderus‟ uitgave van de lijst van Filips de Goede (zie P), meer bepaald voor het Brugse Vrije, Oudenburg en Oostburg. Kroniek van J.-F. de Castro (zie Z). De lijst voor het Land van Waas is uitgegeven in Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 9, 1880, pp. 350 en overgenomen in L. de Groot, „Overzicht van het leenwezen in Waasland vóór de 16 de eeuw‟, Annalen van de Oudheidkundige Kring van het Land van Waas, 60, 1954, pp. 179-180.
Nota over de datering van het origineel [A] De datering van het origineel van beide lijsten is omstreden. De eerste lijst wordt door bijna alle bewaarde handschriften geduid als een lijst die de situatie onder het bewind van Lodewijk van Nevers (regnabat 13221346) zou weergeven. Slechts D (die echter ook de datering van Lodewijk van Nevers vermeldt) en F reiken een andere mogelijkheid aan, namelijk dat de lijst stamt uit het tijdperk van Lodewijk van Male (regnabat 13461384), en dan meer bepaald uit 1360. Na onderzoek aan de hand van primair bronnenmateriaal blijkt deze laatste datering de juiste. Vergelijking met het oudste leenregister voor het graafschap Vlaanderen uit 1366 en leendenombrementen35 bevestigt dat de eerste lijst inderdaad personen uit de jaren 1360 vermeldt. Aan de hand van persoonsgegevens van twee personen kon die datering verfijnd worden tot 1362-1363. De in de lijst vermelde Jan van Oudenhove (kasselrij Aalst) is overleden op, of kort na, 15 juli 1362, terwijl Bernard van Herzele (Oudburg) is overleden vóór 20 november 1363.
52
Voor de tweede lijst uit het tijdperk van Filips de Goede (1419-1467) stellen zich vergelijkbare problemen. Bijna alle bewaarde afschriften vermelden dat deze lijst uit 1421 dateert en opgesteld zou zijn naar aanleiding van de veldtocht van Filips de Goede in Frankrijk. Ook hier moet echter de voorkeur worden gegeven aan de andere datering die opnieuw wordt aangereikt door de afschriften D, F en ook Y, die het jaar 1437 vermelden (in het geval van D is deze oorspronkelijke datering weliswaar doorhaald en overschreven ten voordele van 1421, met de gebruikelijke opgave van reden). Hoewel die veldtocht zeer vermoedelijk een historische realiteit was (er zijn convocatielijsten voor Vlamingen bewaard uit het voorjaar van 1422), blijkt na toetsing aan primair bronnenmateriaal dat 1421 onhoudbaar is als mogelijke datum voor deze lijst.36 Zo vermeldt de lijst bijvoorbeeld niet de naam van Robert van Massemen, heer van de gelijknamige heerlijkheid en in 1421 een van de allerbelangrijkste edelen van het graafschap. Hij was samen met Roeland van Uutkerke de enige Vlaamse edelman die werd opgenomen in de Orde van Gulden Vlies. De lijst vermeldt echter wel diens schoonzoon Andrieu de Mastaing als heer van Massemen (kasselrij Aalst), welke na de dood van Robert in september 1430 inderdaad de nieuwe heer van Massemen werd. Deze datering kon bevestigd worden aan de hand van de in de lijst vermelde personen met een baljuwsfunctie, namelijk Jan Utenhove (baljuw van Oudenaarde van 27 oktober 1436 tot 13 april 1439), Simon Utenhove (baljuw van Eeklo van tenminste 14 april 1427 tot 7 mei 1438) en Jan de Proost (baljuw van Dendermonde van 19 oktober 1436 tot 1 september 1453). Hieruit blijkt dat de lijst na 27 oktober 1436 en vóór 15 juni 1437. De terminus ante quem is ontleend aan het overlijden van de in de lijst vermelde Jan van Massemen, heer van Kalken, tussen 6 februari 1437 en 15 juni 1437. Deze datering werd ook bevestigd - zij het met ruimere marges - aan de hand van persoonsgegevens voor verschillende andere personen (zie notenapparaat). Nota over de stemma codicum van de bewaarde handschriften
Van alle bekende afschriften van de oorspronkelijke twee registers uit de Rekenkamer zijn er 3 in alfabetische volgorde opgesteld, namelijk (V, W en [X]): voor deze drie afschriften ontbreekt informatie over de gebruikte bron. Van de overige, per kasselrij geordende afschriften ([B] tot en met U) zijn er 12 bewaard. Binnen die groep van 20 bekende afschriften onderscheiden zich twee grote overleveringstradities. De oudste traditie gaat terug op het handschrift van Wouter van de Foreeste [B] en is ons overgeleverd via [C] en uiteindelijk D. In deze traditie zijn beide originele registers integraal overgeleverd, waardoor ze zich onderscheiden van alle andere bewaarde afschriften (met mogelijke uitzondering van F), die pas opgesteld zijn op een moment waarop de laatste folio‟s van het tweede register, namelijk de lijst van 1437, waren afgescheurd. Al die onvolledige afschriften (G tot en 53
met U) bleken bij nauwkeurige vergelijking zeer gelijkaardig. Afgezien van hun gedeelde vermelding van de afgescheurde laatste folio‟s van het origineel delen ze ook alle hun titel: al deze afschriften vermelden voor de eerste lijst het bewind van Lodewijk van Nevers als ontstaansmoment, en alle situeren ze het ontstaan van de tweede lijst in 1421, met vermelding van een wraakexpeditie van Filips de Goede tegen Frankrijk als aanleiding. Ook een vergelijkende analyse bevestigde dat het - relatief kleine interpolaties en verschrijvingen daargelaten om lijsten uit eenzelfde afschriftentraditie gaat. Er zijn twee elementen die aangeven dat de oorsprong van deze tweede traditie een afschrift van beide registers was dat in het bezit was van Antoine de Mol en Maria de Baenst, wat kennelijk is opgesteld op een moment dat het origineel reeds beschadigd was (en dus van jongere datum dan de eerste traditie van [B], [C] en D). Eerst moet opgemerkt dat er bij een later afschrift uit de tweede traditie, namelijk G (ca. 1600-1650), vaak door een geposeerde hand „Baenst Mol‟ is toegevoegd, soms in nabijheid van de adelslijsten: dit is dus slechts indicatief. Wel moet hier opgemerkt dat het erfrechtelijk zeer goed mogelijk was dat Anna de Baenst en Antoine de Mol (ca. 1550-1600) dit register waarin G is ingeschreven in handen hebben gekregen (cfr. supra). Ten tweede – en dit is belangrijker - wordt het handschrift van Antoine de Mol en Maria de Baenst vermeld door de kopiist van D, die uitdrukkelijk stelt dat hij zijn afschrift van [B] en [C] heeft aangevuld met het afschrift van Antoine de Mol en Maria de Baenst. Studie van de in D aangebrachte correcties en doorhalingen bevestigt de verwantschap met G en de andere bewaarde afschriften. Belangrijk is vooral dat D voor het eerste register de naam van Lodewijk van Male én die van Lodewijk van Nevers vermeldt en dat de oorspronkelijke datering voor het tweede register, namelijk 1437, werd doorstreept en overschreven met 1421, met opgave van de veldtocht van Filips de Goede, welke beide elementen we inderdaad ook in de afschriften G tot en met U terugvinden. Op grond hiervan kan gesuggereerd worden – volmaakte zekerheid ontbreekt immers – dat de afschriften G tot en met U inderdaad alle teruggaan op [E], het verloren gegane handschrift de Mol - de Baenst. Binnen deze traditie kon nog een kleinere verwantschapsgroep geïdentificeerd worden. De handschriften P, R en S hadden zeer overeenkomstige fouten. Zo bleek bijvoorbeeld voor de namenlijst van de kasselrij van het land van Waas van 1437 dat P, R en S allen twee namen (namelijk „Jaques van Pottelsberghe‟ en „Gillis van Coeleghem‟) misten en bovendien allen „Rijsselberghe‟ vervormden tot „Ristelberghe,‟ zodat een gedeelde afstamming van [O] vermoed kan worden. 37 Q is waarschijnlijk afgeschreven van P. Tenslotte is er nog een afschrift dat een tussenpositie inneemt tussen de oude traditie ([B], [C] en D) en de MolBaensttraditie (G tot en met U), namelijk F. Dit afschrift uit 1565 van de hand van Erasmus van Brakel heeft opvallend veel namen weggelaten en eindigt als enige van alle afschriften van de lijst van 1437 met de kasselrij Kassel (waarbij de kasselrijen Belle en Rijsel38 worden weggelaten), maar is wel duidelijk gebaseerd op beide teksttradities. F geeft samen met D als enige van alle bewaarde afschriften de vermoedelijk correcte dateringen, namelijk 1360 en 1437. Bovendien vermeldt F namen die uitsluitend in de oudere traditie terug te vinden zijn. Om het voorbeeld van de kasselrij van Waas in 1437 te hernemen, slechts D en F vermelden Guyot Schouteete, Gillis van Pottelsberge en Jean de Wytbaere/Wijwette en hebben bovendien samen een unieke volgorde in de vermelde namen die niet in andere afschriften terug te vinden is. Er zijn aanwijzingen dat F zich heeft gebaseerd op [C] (en dus niet van het oudere afschrift [B]). De families Rijm en Van Brakel kwamen allebei uit het Gentse. Bovendien zijn er contacten bekend tussen Erasmus van Brakel en Karel Rijm (cfr. supra). Op grond van dit stemma codicum is besloten tot een integrale uitgave van D, als weliswaar niet het oudste afschrift, maar wel de enige integraal bewaarde neerslag van de oudere, volledige traditie van [B] en [C]. Deze basistekst is aangevuld met met F (als onvolledig afschrift van de oudere traditie) en de belangrijkste vertegenwoordigers uit de de Baenst- de Moltraditie, namelijk G, K, M, N, R en S. 3a. Een adelslijst van het graafschap Vlaanderen, vermoedelijk daterend van 1362-1363 fo 26 r. Extraict de plusieurs nobles de Flandres, d'une copie de messire Charles Rym, seigneur de Bellem, jadis extraict d'un viel livret appertenant au seigneur Anthone de Mol et de damoiselle Marie de Baenst filia Jean, et d'autres memoires. a Nobles de Flandres au temps du comte Loys de Male estans chevaliers environ l'an 1360. Nombre des nobles de Flandre du temps du Comte Loys de Nevers quy commencha sa principauté‚ anno 1322 et mourut [a] la bataille de Cressy anno 1346. Extraict du rolle resposant en la chambre des comptes a Lille au grenier dessu la chambre des a
D: in de linkermarge: „1360.‟ 54
renenghes. Gand 777 778 779 780 781 782 783 784 785 786
Le visconte de Ganda Messire Gillesb de Papec Messire Bauduin Rym Messire Guilaume de Leeuwerghem39 Messire Jehan Parysd Messire Sohier de Calckenee40 Messire Henryf de Jongheg Messire Jehanh de Vaernewyc Messire Simoni de Ryckej Messire Guillaume de Mellek
Oudenburgh 787 788 789 790 791 792 793 794 795
Monseigneur de Nevele Messire Ywain de Vaernewyc Messire Philippes de Jonghe Messire Bernaerd de Herzele41 Le seigneur de Lovendeghem [Messire Philippe de Jonghe]l Messire Roelant de Pouckes Messire Pierre Dammanm Messire Gyselbrecht Utenhoven
Quatre Mestiers 796 797 798 799 800 801 802 803 804
Le seigneur d‟Axelles Messire Philippes d‟Axelles Le seigneur de Zaemslach Messire Philippes Tollins Baensto Messire Hellin de Steelant Messire Guillaume, Baudinp et Philippes de Steelant, chevaliers Messire Jehan de la Moere, filz de messire Jehanq Messire Jean de la Moere, filz de Thiery Messire Flouresr de Maelstede
a
D: deze naam is onderstreept. R, S: „Guillaume.‟ c D: deze naam is onderstreept. d M: „Paens‟; R: „de Paris.‟ e G: „Sohier Calonne‟; K, M, N, R: „de Calonne.‟ f S „Jehan.‟ g N vermeldt deze naam niet. h R, S: „Bauduin.‟ i G: „Bauduyn‟; K: Baudin‟; M: „Boudin‟, R, S: „Bauduin.‟ j N vermeldt deze naam niet. k F voegt „alias de Cortrosins‟ toe; N vermeldt deze naam niet. l Deze naam is ermeld door G. m D: deze naam is onderstreept. n D: deze naam is onderstreept en doorstreept; F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. o D: „Baenst‟ is doorstreept; F vermeldt ook „Baenst.‟ p G, K, M, R, S vermelden „Baudin‟ niet. q R vermeldt deze naam niet. r F: „Florens‟; G, K, M, R,.S: „Florent‟; N: „Florentius.‟ b
55
805 806
Messire Oliver van den Hove Messire Pierre Passcharisa
Waes 807 808 809 810 811 812 813 814 815 816
Messire Simon van den Coudenburchb Messire Jehan Vilainc Messire Wulfaert Vilaind Messire Jehan Mulaert Messire Gauthier van den Voorde Messire Reme de Schouteeten Messire Guillaume vanden Damme Le seigneur Josse de Pottelsberghe, seigneur de Puvelde f Le seigneur de Stoppeleerg Le seigneur Triesth
Dendermonde 817 818 819 820 821
Le seigneur de Mamisnes Messire Philippes de Mamisnes Messire Guilbert et messire Ywaini de Leeverghem42 Messire Gerard, bastard de Moersekej Messire Regnier de Veselek
Alost 822 823 824 825 826 827 828 829 830 831 832 833 834 835 836
Messire Henry de Flandres43 Messire Gerard de Rassenghien Le seigneur de Maercke Messire Jehan van Oudenhove44 Le seigneur d‟Escornay Le seigneur de Leeverghem Messire Guillaume de Reyngersvliete Messire Loys d'Outrel Messire Gerard de Mamisnes Le seigneur de Herzele Messire Raesse de Herzelem Messire Hector de Gusancourtn Messire Arnoult de Lumene Messire Sohier van den Kerchove Le seigneur de Herpea
a
R: „Pascharus.‟ N: „Couderborg.‟ c D: deze naam is onderstreept. d D: deze naam is onderstreept. e F: „Ruam‟; G: „Romein‟; F, M, R, S: „Romain‟; N: „Romanus‟ f D: deze naam is doorstreept; F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. g D: deze naam is doorstreept; F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. h D: deze naam is doorstreept; F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. i S vermeldt „Ywein‟ niet. j F: „Gherardt de Moerseke‟; G: „Geerard de Moerseke‟; K, R: „Gerard, bastard de Morsebeke‟; M, S: „Gerard de Morsebeke.‟ k F: „de Viselin‟; G, N, S: Ursele.‟ l K, M, N, R, S: „Oultre.‟ m G vermeldt deze naam niet. n K voegt „forte Gosaucourt‟ toe; M: „forte Gosancourt‟; R: „Ousancourt forte Gosancourt.‟ b
56
837 838 839 840 841 842
Messire Philippes de Herpeb Le visconte d'Allost Tollin Baenstc Messire Jehan van der A Messire Henry van der Camere Messire Jehan van den Abeele Le seigneur de Liekerke
fo 26 v. Audenarde 843 844 845 846 847 848 849 850 851 852 853 854
Le seigneur de Steenhuuse Messire Joosd de Halewijn Le seigneur de la Vichtee Le seigneur def Rechemg Messire Sohierh van de Voorde Messire Daniel de Hembyze Le seigneur de Herinnesi [Messire Baudewijn Passcharis]j Messire Sohier Bornaigek Messire Jehan van den Bosschel Messire Jehan Cabillau Messire Loysm Clocmann
Courtray 855 856 857 858 859 860 861 862 863
Le seigneur de Halewijn Messire Daniel, Jehan,o et Gauthier de Halewijn, chevaliers [Messire Gaulthier de Halewijn]p [d‟Eecke]q Le seigneur de Poucke Messire Eylaert de Poucker Messire Jehan de Menin Messire Rogier de Ghistelles Messire Jehan de Mamisnes Messire Loys de Roesselaeres
a
S vermeldt deze naam niet. F, S vermelden deze naam niet; R: „Hersee.‟ c F voegt „Baenst‟ toe; G, K, M, N, R vermelden „Tollin‟ niet. d S: „Jehan.‟ e G: „Vichele.‟ f D: doorstreept: „Reckem‟; G: „Messire Josse, le seigneur de Rechem‟ g F: „de Kerchem.‟ h G, K, M, R: „Philippe‟; S: „Philippe‟ met superscript „Sohier.‟ i F: „de Heyne‟; M, R, S: „Herinnes.‟ j Vermeld door F, K, M, R, S; G vermeldt „Messire Bauduyn Passchauxs‟; N: „Balduinus Pascharis, miles.‟ k F, M: „Bernage‟; R, S: „Bernaige.‟ l D: deze naam is onderstreept; F: „Jehan de Bracle dict van den Bossche.‟ m D: doorstreept: „C[...]n‟ (dit was onleesbaar). n F: „Coeman‟; G: „Cloocmans‟; K, M, N: „Croockman‟; R: „Crockman.‟ o G vermeldt „Jehan‟ niet. p Vermeld door F. q Vermeld door G; K: „Gautier de Halewyn, Eeke‟; M: „Gautier de Hallewyn, Eecke‟; N: „Walterus de Haelewyn, Eecke, miles‟; R: „Gauthier de Halewin, d‟Eke‟; S: „Gautier de Halewin, d‟Eecke.‟ r G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. s G: „de Roulers, Rousselaere‟; K: „Roulers‟ met toevoeging in andere hand: „Rousselaere‟; M, N, R: „Roullers Rousselaere.‟ b
57
864 865 866 867 868 869 870 871 872 873 874 875 876 877 878 879 880 881
Messire Bauduin de la Woestijnne Messire Soxhier et messire Rogier a Boetelinb Messire Gerard de Steenhuuse Le seigneur de Haerlebecken Messire Sohier de Gand Messire Jehan d‟Outerivec Messire Daneel de Pitthem Messire Daneel de Meullem [Messire Rogier de Steenhuuse]d Le seigneur d'Axpoele Messires Gerard ete Jehanf Damman Le seigneur de le Gracht Messire Jehang Bornaigeh Messire Loysi de le Walle Messire Michel de Claerhoudt Messire Guillaume van derj Straeten Messire Henry van der Heyden Messire Robert d‟Assche
Bruges 882 883 884 885 886 887
Le seigneur de Praet Le seigneur de Dudsele Messire Henry de Meetkeercke Messire Jehan van de Poele Messire Jehan van der Leyek Le seigneur de Gruuthuusel
Terroir du Francq 888 889 890 891 892 893 894 895 896 897
Le seigneur de Ghistelle Messire Jehan et Wulfaert de Ghistelle Messire Ywainm de Vaersenare Messire Inghelram Hauweel Messire Goussinn de Wilde Le seigneur de Reyngersvliet Le seigneur de Maldeghem Le seigneur de Moerkerkeo Messire Vrancke de Moerkerkep Messire Wulfaert de Moerkerkea
a
G, M, N, R, S vermelden „Rogier niet.‟ N: „Bottelin.‟ c F vermeldt deze naam niet; G: „Autrive‟; K, M, N, S: „Aultrive.‟ d Deze naam is vermeld door S. e D: superscript: „messire.‟ Deze naam is onderstreept. f G vermeldt „Jehan‟ niet. g D: superscript: „de.‟ h F, G, K, M, N, R: „Bernaige.‟ i M: „Soyer.‟ j F: „van.‟ k S: „Lije.‟ l S voegt „Jean‟ toe. m N: „Joannes.‟ n N: „Joannes.‟ o G: „Moerbeke.‟ p G: „Moerbeke‟; R, S vermelden deze naam niet. b
58
898 899 900 901 902 903
Messire Guy, le bastaert de Flandreb Messire Ricwaert,c bastard de Flandred Messire Simoen de Brugdammee Messire Jehan Tant de Santvoordef Messire Jehang de Volmerbeke Messire Philippes de le Poele
Le Franch 904 905 906 907 908 909 910 911 912 913 914 915 916 917 918 919 920 921 922
Messire Lieven de Huutkerckei Messire Wauterman de Gandj Messire Fleurdask de Gandl Messire Ryckewaert de Gand Messire Daneel de Keukemarem Messire Gerard le Moor Messire Casin de Mol Messire Jehan de Busere Messire Thieryn de Eesseneo Messire Thieryp de Watervliet Le seigneur de Lichtervelde Le seigneur de Coolscamp Messire Jehan de Lichtervelde Messire Jehan de Houdtvivre Messire Philippes de le Berstq Messire Jacques de Dudsele Le borghgrave de Dixmude Messire Jehan de Vos Messire Wolfaert de Borsele
fo 27 r. 923 924 925
Messire Jehan van Heijle Le seigneur de Merckem Messire Rogier vanr Wommenes
a
G: „Moerbeke‟; R, S vermelden deze naam niet. F: „Guy le bastard.‟ c G, K: „Rufflaert‟; M: „Wulfaert‟; N: „Ruflardus.‟ d F, R vermelden deze naam niet. e N: „Brigdam‟; R: „Brugdam.‟ f F, G, K, M, N, R, S vermelden „de Santvoorde‟ niet. g G, K, M, R: „Josse.‟ h G, K, M, N, R, S maken geen onderscheid tussen „Terroir du Francq‟ en „Le Francq‟ maar geven één lijst onder de hoofding „Francq.‟ i D: deze naam is reeds eerder geschreven als voorlaatste naam („Levin‟) onder „Terroir du Franq,‟ maar daar doorstreept. j R vermeldt deze naam niet. k F: „Fleurdal‟; G, K, M, N: „Floridas‟; S: „Floridus.‟ l D: deze naam is reeds eerder geschreven als laatste naam („Floridas‟) onder „Terroir du Francq,‟ maar daar doorstreept. m G: „Beukemaere‟; K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. n F: „Henry‟; K, M, R: „Henry‟; S: „Jean.‟ o G: „Jean Iehene.‟ p G, K, M, R, S: „Henry.‟ q G, K, M, R: „Brecht‟; N: „Philippu de Beerst‟; S: „Brecht‟ met toevoeging door andere hand „alias Berst‟ r D: doorstreept: „de Women.‟ s F: „Women.‟ b
59
926
Messire Danckaert de Zedelghema
Ipre et Ipreambacht 927 928 929 930 931 932 933 934 935 936 937
Le viscomteb d‟Iprec Messire Guillaume de Nevele Le seigneur de Rolleghem Messire Jehan de Morsleded Messire Jehane de le Woestinnef Messire Guillaume de Vlenckeg Messire Pierre de Belle Messire Claeysh de Namur Messire Bernaert de Nieuwekercke Messire Philippes de Uppenbroucki Messire Sohier de le Brouckej
Furnambacht 938 939 940 941 942 943 944 945
Le viscomte de Furnes Messire Jehan de Lille45 Messire Guillaume de Nevele Messire Baudin van der Burchtk Messire Jacques de Hondeghem, seigneur de Commene l46 Messire Jehan de Baenstm Messire Baudin de Heuchinn Messire Vlaminc de Lokerneo
Berghambacht et Bourbourghambacht 946 947 948 950 951 952 953
Messire Jehan de la Plancke Messire Guillaume Plateelp Le seigneur d'Ekelsbeckeq Messire Olivier de Jonghe Messire Lauryns de Biere vel Bierner Messire Lancelot Fenijss Messire Jehan de Peenest
a
G, K, M, N: „Ideghem‟; R: „Yedeghem‟; S: „IJdeghem‟ met superscript (door andere hand?): „alias Zedelghem.‟ D: doorstreept: „de Dixmude.‟ c F: „de Dixmude.‟ d M vermeldt deze naam niet. e F: „Clays.‟ f D: doorstreept: „Loys‟ en in superscript: „Claeys.‟ g N voegt „aut Flenque‟ toe; S: „Vlancke‟ met toevoeging (door andere hand?): „alias Wincle.‟ h F, K, M, R, S: „Loys‟; N: „Luduvicus.‟ i S: „Oppenbrouck.‟ j K, S: „de Brouckere‟; M: „de la Brouckere‟; N: „van den Brouckere‟; R: „de le Brouckere.‟ k G, M, N, R, S: „Burch‟, K: „Burgh.‟ l G, M, N, R vermelden „seigneur de Commene‟ niet m F: „Baen vel Baenst‟; K, M, N, R: „Baert‟; S: „Badt‟ met toevoeging (door andere hand?): „alias Bean.‟ n G: „Houchur.‟ o G, K, M, N, R, S: „Lokere.‟ p D: doorstreept: „ou Pradelles.‟; F: „Plattel.‟ q M: „Kelsbeke.‟ r G: „Messire Laidebers de [...]‟; K: „Lauwere de [...]‟; M: „Lauwers de [...]‟; N: „de Vierne‟; S: „Bierne.‟ s G, M: „Feys‟; K: „Feis‟; N: „Feuys‟; R, S vermelden deze naam niet. t F: „Piennes.‟ b
60
954
Le seigneur de Drinckam
Casselambacht 955 956 957 958 959 960 961 962 963 964 965 966 967 968 970 971 972 973 974 975 976
Le seigneur de Borre Messire Gilbert de Borre [Messire Jehan de Priesmes]a Le seigneur de Piesnesb Messirec Tristramd Hondeghem Messire Roelant van Eecken Messire Collaert de la Clitee [Messire Guillebert de Saint Audegonde] f Messire Gilbert, son fils Le seigneur de Wateneg Messire Francois de Havesquerke Messire Hustin de Havesquerckeh Messire Loys de Haveskeerckei Messire Thiery de Haesbrouck Messire Jehan, seigneur de Moerbekej Le seigneur de Thiennesk Messire Basin de Beauvall Messire Baudin d'Ellinghenm Messire Henry de Waescappelen Messire Vlaminc de Berghes Messire Percheval de Gusencourt
Nulle mention de ceulx de Lille, Douay et Orchyes, quy lors estoient immediatement soubz la couronne de France. 3b. Een adelslijst van het graafschap Vlaanderen, daterend van 1437 fo 27 v. Copie. Extraict van eender copie ghemaect by mer Charles Rym ruddere, heere van Bellem voorseit, uuyt een anderen haudt boucxken van jonker Anthonis de Mol also voorseit es. Ende uut een seer haut boecxken toebehoorende wylent Wauter van den Foreste Joos zone, nu meestere Lieven zijne zone, bailliu van de mannen van Sinte Pieters, vermeerdert uut den eenen dat int dander myn was, bij mijnheer Jan van Pottelsberghe filius Joos.
a
Vermeld door F, K („de Pienes.‟) F: „Priesmes.‟ c D: doorstreept: „Testaerd.‟ d F: „Testan‟; G, K, S: „Testart‟; M, R: „Testaert‟; N: „Testardus.‟ e Vermeld door F. f Vermeld door F, G, K, M, R, S. g D: doorstreept: „ou Watou‟; G, N, R: „Watou Watene‟; K: „Watou‟ met aanvulling door andere hand: „Watene.‟ b
h
S vermeldt deze naam niet. G vermeldt deze naam niet. j K, R: „Morbeke.‟ k R: „Thiens.‟ l G, K, M: „de Tauval ou Bauval‟; R vermeldt deze naam niet. m G: „de Hallinghes‟; K, M, N, R, S: „de Hallinghe.‟ n F: „Westcapelle‟; S: „Waelscapelle.‟ i
61
Chevaliers, escuiers et autres gentilhommesa de Flaendres de l‟an M.o IIIIc.o XXIb, accompagnans le duc Philippe a la première journée qu‟il fit en France pour la vengancec de son pere. Le rolle est reposant en la chambre des comptes a Lille au grenier dessus la chambre des renenghes Gand 977 978 979 980 981 982 983 984
Messire Jehan de Potelles, seigneur d'Eecke Messire Clais Utenhove, seigneur ded Boste Messire Roelant d'Uutkerke, seigneur d'Eestretf Messire Gauthier de Mullem Messire Gilles de Grammezg Messire Baudin de Vos, seigneur de Larne 47 Messire Clais Triest Messire Henry de la Chambre
Escuyersh 985 986 987 988 989 990 991 992 993 994 995 996 997 998 999 1000 1001 1002 1003 1004
Jehan de Vaernewyc, seigneur d'Exarde Gossin de Vaernewyc Sanders de Vaernewyc, seigneur de Bosti Yvain de Vaernewycj Guilbert de Mamisnes Louys de Mamisnesk Jehan de Potelles, filz de messire Jehan, seigneur d'Eeke l Wulfaetm de Cuinghien George de le Moere Jacob de Winghene, seigneur de Coolscamp Jehan de le Meerschn Cornille de Jaghere [Jacques de Jaghere]o Jacques d‟Olsene Jehan de la Kethulle, seigneur de la Haverye p Jan et Jacques de Berwaen,q freres Olivier van Bracle Jehan et Simon Clocman, freres Jacques et Guillaume de Raveschot, freres Jacques et Clays Utenhove, freres
a
D: in de linkermarge werd „et nobles‟ toegevoegd. D vermeldde eerst „XXXVII,‟ wat werd doorstreept en overschreven met „XXI.‟ c D vermeldde eerst „le duc Jean‟ maar dit is doorstreept. d D: oorspronkelijk „en‟ en overschreven met „de.‟ e M, R, S: „Borst.‟ f F: „Eestruyt‟; G: „Estruyt‟; K, M, N, R, S: „Eerstruyt.‟ g F, S: „Grammes.‟ h F vermeldt hier nogmaals „Gand.‟ i K: „Borst debet dicere Bost‟; M, S: „Borst.‟ j S voegt „seigneur d‟Exaerde‟ toe. k F vermeldt deze naam niet. l F, G, M, R, S vermeldt „seigneur d‟Eeke‟ niet. m F: „Wulfert.‟ n N: „Mersch.‟ o Deze naam is vermeld door G. p F: „de Kethulle‟, „Raverie.‟ q F: „Beverwane‟; G: „Berowaene‟; K: „Berewaene‟ met aanvulling door andere hand: „forte Beverwaen‟; M: „Berewaene‟ zonder vermelding van „freres‟; N: „Berewaene, fratres, aut Beverwaene‟; R: „Berewaene, freres, forte Beverwaen‟; S: „Bruwaen.‟ b
62
1005 1006 1007 1008 1009 1010 1011 1012 1013 1014 1015 1016 1017 1018 1019 1020 1021 1022 1023 1024 1025 1026 1027 1028 1029 1030 1031
Jehan Utenhove, fils Simoena Jehan Utenhove, bailly d'Audenardeb48 Simon et Jehan Utenhove, freres Clays vander Zickele Simon de la Chambre George Utenhove Jehan et Guillaume de Herzele, freres Daneel de Bouchautec Daneel de le Werded, seigneur de Wedergraete Simoen Utenhove, bailly de Eekelooe49 Symoen de Gravef Baudin Braem Daneel de Munteg Lievin Dammanh Gheeromi Borluut Rasse Onredens Pierre Sersymoens Jehan d'Hodenveldej Jehan et Daneel Sersanders, freres Symoen Bette Jehan de Gruutere Gyselbrecht de Gruuterek Joos Triest et Christofle Triest Baudin, Jehan et Daneel Rym, freres Jehan van Huussel Jehan et Estienne de Formelles,m freres Jehan vander Zype
Du balliaige des 4 mestiers 1032 1033
Messire Guy de Ghistelles Messire Philippes de Mullem
Escuyers 1034 1035 1036 1037 1038
Le fils de messire Jehan de Ghistelles Gerard de Ghistelle Charles de Ghistelle, bastardn Floreyns de Zaemslach Hector Vilain
fo 28 r. a
S vermeldt het patronymicon niet. F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet c K: „Bochoute ou Bouchoute.‟ d D: „Leeuwerde‟ is doorstreept en overschreven met „le Voorde.‟ e F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. f F, S: „Crane‟; K, M, N, R: „Craene.‟ g N: „vander Mote.‟ h G: „Daelman‟; K: „d‟Amman.‟ i F: „Gheerten‟; G: „Jerosmes.‟ j F: „Doedevelde‟; G: „d‟Odevelde‟; K, M, N, R: „d‟Oodevelde‟; S: „d‟Oedevelde.‟ k F, G, R, S vermelden deze naam niet. l G, K, N: „Huysen.‟ m G: „Cormelles.‟ n F, M vermelden „bastard‟ niet. b
63
1039 1040 1041 1042 1043 1044 1045
Roger Vilaina Loys de Steelant Jehan Hauweel Jehanb de Maldeghem Jacques de le Voorde, fils mer Restec Philippes Wielant, seigneur de Perboome d Clays de Pottelsberghe, seigneur de Perboome, fils Jacobe
Du baillage du paysf de Waesz Chevaliers 1046 1047 1048 1049
Messire Adrien Vilain Messire Jehan Vilain Messire Philippes de Steelant Messire Olivier de Jaeghere
Escuyers 1050 1051 1052 1053 1054 1055 1056 1057 1058 1059 1060 1061 1062 1063 1064 1065 1066 1067
Hector van Vuerhoute Philippe Vilain Anthone de Roetselaerg Jehan de Steelant l‟aisné, fils Jan [Jehan de Steelandt fils Jans]h Jehan de Steelant, filz messire Philippes Baudin Schouteeten Guyot Schouteeteni Loys de le Moere George Braderic Rogier Bradericj Jehan Vyt et Loys Vyt Godewaert Braem Pieter van denk Bossche Philips de Vosl Gilles de Pottelsberghe, filsm Joos fils Zeghern Guillaume de Pottelberghe, filso de Gillesp Jaques de Pottelsberghe, filsq Jacob fils de Thiery filz de Jan fils de Zegher r
a
G vermeldt deze naam niet. M: „Jacques.‟ c F, G, K, M, N, R, S vermelden „fils mer ...‟ niet. d M vermeldt de heerlijke titel niet. e D: deze naam is driemaal doorstreept; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. f D: „Du baillage du pays‟ is doorstreept. g F, G, K, M, R: „de Rotselaere‟; S: „Rotselare.‟ h Deze naam is vermeld door F, G, K, M, N, R, S. i G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. j F, M vermelden deze naam niet. k M: „de Bossche.‟ l M: „Vis.‟ m D: het patronymicon is toegevoegd in een andere hand. n F vermeldt het patronymicon niet; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet o D: het patronymicon is toegevoegd in een andere hand. p F vermeldt deze naam niet; G, K, M, N, R, S vermelden het patronymicon niet. q D: het patronymicon is toegevoegd in een andere hand. r F vermeldt slechts „filius Jacobs‟; G, K, M, R, S vermelden deze naam niet; N vermeldt het patronymicon niet. b
64
1068 1069 1070 1071 1072 1073 1074 1075 1076 1077 1078 1079 1080 1081 1082 1083 1084 1085 1086 1087 1088 1089 1090 1091 1092 1093 1094 1095 1096 1097
Bernaerd de Brakele Guillaume Sersanders Olivier Vaerkina Pieter Vaerkinb Robert de Meesterec Jacquesd de Duusse Geeraerd vander Helste Jehan metter Penninghen Gauthier de Carlebeke alias Cullebekef Jehan de Neveg Henry de Ameryckeh Pierre Porthals alias Danchalsi Lieven de Bugghenhout Jehan Dullaetj Jehan van Rysselberghek Olivier van Rysselberghe alias Rysbrugghe l Thiery Jacobsm Gauthier de Ketsn Simon de Boulaero Henry de le Veldep Henry de Caluweq Le mayeur heeditabler (sic) de Sinays50 Gilles de Coeleghent Gilles de Gavere Henry Plaschu Gilles Bertramv Jehan de Gand Jehan van Hapew Jehan d‟Exaerde Jehan Ruwelx
a
D: de familienaam is doorstreept en gevolgd door „Vaentkin.‟; F: „Vaenkin‟; G: Vantkin‟; K, M, R, S: „Vaentkin‟; N: „Vaintkin.‟ b F: „Vaenkin‟; G: „Vantkin‟; K, M, N, R, S: „Vaentkin.‟ c F: „le Moestier.‟ d K, M, N, R, S: „Jean.‟ e D: de familienaam is doorstreept en vervangen door „Elst.‟; F: „Helst.‟ f D: de familienaam is doorstreept en vervangen door „de Cruubeke.‟; F: „Carle[twee letters doorstreept]bekin‟; G: „Cruubeke‟; N: „Crumbeke aut Cruubeke.‟ g G: „Jean Nevele‟; M: „Jehan Neve‟; N: „Joannes Neve‟; S: „Nevele.‟ h G: „Merycke.‟ i D: de familienaam is doorstreept en vervangen door „Gouthals‟; F: „Corthals‟; R, S: „Goethals.‟ j F vermeldt deze naam niet; G: „Dullard‟; K: „Dullart‟; M, N, E, S: „Dullaert.‟ k G: „Reysberghe‟; R, S: „Ristelberghe.‟ l F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. m F vermeldt deze naam niet. n F vermeldt deze naam niet. o K: „Boulare.‟ p F vermeldt deze naam niet. q K, M: „Calve.‟ r F, M: „heritier.‟ s G: „... hereditaire de Saman‟; N: „Meyer suis preter hereditarius in Sinay.‟ t G, R, S vermelden deze naam niet; N: „Toelegem aut Coelegem.‟ u F vermeldt deze naam niet; K: „Plasck.‟ v F vermeldt deze naam niet. w D: deze naam is doorstreept. F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. x F vermeldt deze naam niet; K: „Ruweel.‟ 65
1098 1099 1100 1101 1102
Philippes Lathouderea Jehan van Laneb Jehan de le Wytbaerec Jehan de Dansaertd Henry Beyaerte
Au balliage def Tenremonde 1103
Messire Gysling de Halewyn, seigneur de Bugghenhoute &h
Escuyers 1104 1105 1106 1107 1108 1109 1110 1111 1112 1113 1114
Jehan de Mamisnes, seigneur de Calckenei51 Louys de Mamisnesj Jehan de Mamisnes a Wetterek Ogierl de Mamisnes, seigneur d‟Huutberghe et d‟Overmeere Martin de Maldeghemm Gerard de Mamisnes Daneel de Calckene, Gislinn son filzo Tristraen Uuterzwanep Gyslin son filzq Hector Uutenzwaener Jehan les Prost,t baillu vanu Dendermonde52
fo 28 v. 1115 1116 1117 1118 1119
Simon Bockaetv Reynier Bockaetw Jehan Godevartsx Jehan Pipenpoysy Jehan de Jonghe
a
F vermeldt deze naam niet; S: „Lanthoudere.‟ F vermeldt deze naam niet. c F: „de Wijwette‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. d F: „Jehan Danssare.‟ e F vermeldt deze naam niet. f D: „Au baillage de‟ is later toegevoegd. g F: „Guilain‟; R: een andere hand vermeldt „Guillaume.‟ h D: „&‟ is vermoedelijk te lezen als „etc.‟ i F vermeldt „seigneur de Calckene‟ niet; N voegt „miles‟ toe. j F vermeldt deze naam niet. k F: „Jehan de Mamisnes a net a.‟ l S: „Egide de Masminses, seigneur d‟Uutberghe.‟ m S vermeldt deze naam niet. n F: „Gelain.‟ o G, K, M, N, R, S vermelden „Gislin son filz‟ niet. p K: andere hand voegde „Gislain son fils‟ toe. q F vermeldt deze naam niet. r K, R: „Uuterzwaene.‟ s D: „le‟ is overschreven met „de.‟ t K: „Proost.‟ u D: „van‟ is overschreven met „de.‟ v F vermeldt deze naam niet; G: „Bookaert‟; M, R, S: „Bockaert.‟ w F vermeldt deze naam niet; G: „Bookaert‟; M, R, S: „Bockaert.‟ x F vermeldt deze naam niet; K: „Godevaert.‟ y K: „Pipenpoy.‟ b
66
1120 1121 1122 1123 1124 1125
Symon Arentsa Colin de le Mortieb Pierre de lec Driessched Pierre de lee Bosschef Gilles de leg Bossche h Guilbert et Loysi de Mamisnes
Pays d'Alost et des franq membres ensuivant Philippes j 1126 1127 1128 1129 1130 1131 1132 1133 1134 1135 1136 1137 1138 1139
Messire Jehan de Luxembourg, seigneur de Roden et de Bornehem k Le seigneur d‟Antoing, seigneur de Zotteghen l Le seigneur de Rubaix,m seigneur de Herzelles Le seigneur de Croysilles,n seigneur d'Amougyeso messire Guy Turpin, seigneur de Gavere L‟evesque de Cambray, seigneur de Liedekerke et de Rasseghem 53 messire Josse Tollin,p vicomte d‟Allost Le seigneur de Zandbergheq Le seigneur d‟Enghien et de Grameghenr Le seigneur d'Heyne messire Jaques Steemaer messire Gilbert de Steenhoutes messire Thieryt Danvainu messire Gilles d‟Anghereelv
Escuyers 1140 1141 1142
Jacques de la Hamaide, seigneur de Renaixw Pierre de Boulers, seigneur dudit lieux Jehan de Jeumont, seigneur de Quaremont, Zulseke et Orrest y
a
F vermeldt deze naam niet. F vermeldt deze naam niet; G, K: „Gobin de la Mote‟; M: „Gobin de le Motte‟; N: „Gobinus de le Mets‟; R, S: „Gosuin de le Mote.‟ c D: „de le‟ is overschreven met „van den.‟ d F vermeldt deze naam niet. e D: „de le‟ is overschreven met „van den.‟ f F vermeldt deze naam niet. g D: „de le‟ is overschreven met „van den.‟ h F vermeldt deze naam niet. i G vermeldt „Loys‟ niet; K: „Loys‟ op de navolgende regel met accolade om aan te duiden dat dit bij de voorgaande naam hoort; M: „Loye [...] op de navolgende regel. j D: „Pays de‟ en „et des ... membres ...‟ is later bijgevoegd. k F: „Bornem‟; G: „de Rodes et de Brouchel‟; K: „Borneham‟ l F: „Zotteghem‟; K: „Sottenghien‟ m F: „Roubais‟; K: „Robais‟; R: „Robaix‟ n N: „Croyelles.‟ o F: „d‟Aumoingnies.‟ p S: „Collins.‟ q R voegt „qui estoient de la famille de Dixmude‟ toe; S voegt „de la famille de Dixmude‟ toe. r F: „Graveghem.‟ s F: „Guillame de Steenhaut‟; G, K, M, R: „Guillaume‟; N: „Willelmus‟; S: „Guillaume de Steenhuuse.‟ t G, K, M, R, S: „Henry‟; N: „Henricus.‟ u F: „Thiery Damiaen‟; R: „d‟Huvain.‟ v G, K, R, S: „Hanghereel.‟ w K: „Reny‟; M: „Renty‟; R: „Renay.‟ x K, R: „seigneur de Boulers.‟ y F: „Sulseke et Couroit‟; G, K, M, N vermelden de heerlijke titels niet; R, S: „seigneur de Quarmont.‟ b
67
1143 1144 1145 1146 1147 1148 1149 1150 1151 1152 1153 1154 1155 1156 1157 1158 1159 1160 1161 1162 1163 1164 1165 1166 1167 1168 1169 1170 1171
Oudarta Blondel, seigneur de Pamele Andrieu de Mastaing, seigneur de Mamisnes 54 Jehan d‟Oostquerke, seigneur de Voorde Percheval de Schoore,b seigneur d'Oultrec Philippes, seigneur d‟Herped Josse d'Herpee Jehan de Steelant, seigneur de Piestre Philippes van der Meersch, seigneur d‟Oomberghe f Jehan van Hembyze, seigneur d‟Upbracleg Jehan de le Bouverie, seigneur de Viane Arnoul de Gavre, seigneur d‟Escornay Jehan Tollin, filz de messire Josseh Wenselin de Santberghe, filz du seigneur i Christiaenj de le Gracht, seigneur de Melsene Jehan de Vos, seigneur de Pollaerek55 Estienne de Liedekerke Guillame de le Dieuse,l seigneur d'Etichove Jehan de Grymberghe, filz au seigneur d‟Assche m Gillard, bastard d‟Axele,n seigneur de Lyefrynghe Jehan de Ydeghem, par sa seigneurie de Bieseo56 Le filz du seigneur d‟Enghien, seigneur de Ackere Gyselbrecht de Luu Robert Bocaet alys Boeranp Jehan Godevartsq Francoisr des Prezs Jehan du Forest Florens de Maercket Jehan d‟Yedeghemu a Grammont Jehan de Litsau est de Vilea
a
G: „Omar.‟ D: „Schoore‟ doorstreept met superscript „Schore Sone‟, welke laatste onderstreept is; F: „du Schore‟; G: „de Somme‟; K, N: „de Sone‟; M: „de Zone.‟ c S: „Percheval, le fils du seigneur d‟Oultre.‟ d K: „Philippe d‟Erpe.‟ e G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. f S: „Homberghe.‟ g F: „Bracle.‟ h F: „Jehan‟; G, K, M, R, S: „Jean‟; N: „Joannis.‟ i F, K, M, N, R, S vermelden „filz du seigneur‟ niet. j K: „Chrétien.‟ k R: „Poulaere.‟ l D: „Dieuse‟ is doorstreept met superscript „Deuze‟; G, M, N, S : „de la Deuse‟; R: „de la Deuze.‟ m F: „Jehan de Grimberghen, seigneur d‟Assche.‟ n D: „d‟Assche‟ is doorstreept en overschreven met „‟d‟Assche.‟; F: „Gherart le d‟Assche, seigneur de Liefrijnghe‟; G, K, M, R, S: „Gerard, bastard d‟Assche, seigneur de Liefinghe‟; N: „Gerardus, bastardus d‟Assche, dominus de Liefringe aut Lieftnge.‟ o D: „par sa seigneurie de Biese‟ is doorstreept met superscript „seigneur de Renesse.‟; F: „Biest‟; G, K, M, N, R, S: „Wiese.‟ p D: „alys Bouran‟ is in lichtere inkt en in kleinere letters toegevoegd; F vermeldt deze naam niet; G: „Vooran‟; K, M, R, S: „Boerau‟; N: „Boera[...].‟ q F vermeldt deze naam niet. r G, M: „Florens‟; N: „Florentius.‟ s R: „Florens d‟Espies‟; S: „Florens d‟Espierre alias Despretz.‟ t F vermeldt deze naam niet. u F: „Dieghem‟, K: „d‟Yeghem.‟ b
68
1172 1173 1174 1175 1176 1177 1178 1179 1180 1181 1182 1183 1184 1185 1186
Gilles le Duvereb Denys Gilloenc Lancelot de Reyngersvliete Rogierd et Jehane d‟Escornay Jehan de Waesberghe Hector de le Berghe Hector uuter Wulghenf Adriaen vander Motte Henryg de Haech Rasse d‟Embyse Godevaert vander Hoyen Robrecht de le Gracht Collarti de Forestj Cornille de Blaesvelt Jehan Hanghereelk
fo 29 r. 1187 1188 1189 1190
Bon de Vile alys Vilainl Arnoul de Reystm Louys de Blaesvelt, seigneur de Zantberghe n Jehan de Blaesvelt, son frere
Ninove et le pays 1191 1192 1193
Jehan de Wedergraete Loys de Montignyeso Lieven le Bruwere
Ville et chastelenie d'pAudenarde 1194 1195 1196 1197 1198
Le seigneur de Steenhuuse Messire Gerard d‟Escornay Messire Pierre de Gavre etq d‟Escornayr Les seigneur de la Vichte Le seigneur de Rocquenghiena
a
F vermeldt deze naam niet; G: „dict de Ville‟; K: „dict de Vile‟; M: „dit de Bilde‟; R: „dit de Vile‟; S: „dict le Ville.‟ b F vermeldt deze naam niet. c F vermeldt deze naam niet. d F vermeldt „Rogier‟ niet. e G, K, M, N, R, S vermelden „Jean‟ niet. f F vermeldt deze naam niet g D: doorstreept met superscript „Gilles‟; M: „Gileen.‟ h F vermeldt deze naam niet. i G, K, M, R, S: „Colin‟; N: „Colinus.‟ j F vermeldt deze naam niet. k F vermeldt deze naam niet; K, M, R, S: „Bon de Vilain‟; N: „Bonus de Vilain.‟ l F vermeldt deze naam niet; G: „de Vilain.‟ m F vermeldt deze naam niet; G, K, R, S: „de Reyse.‟ n F, K, M, N, R, S: „de Fanteghem.‟ o F: „Montoignies‟; G, K, M, R, S: „Montargis‟; N: „Montargys.‟ p D: „Ville et chastelenie de‟ is later toegevoegd. q S: „dict.‟ r K vermeldt deze naam niet. s D: sterk overschreven, mogelijk „Olivier.‟; F, G, K, M, S: „Olivier.‟ 69
1199 1200
Loys de Rocquenghien,b son frerec Le seigneur de Maerke
Escuyers 1201 1202 1203 1204 1205 1206 1207 1208 1209 1210 1211 1212 1213 1214 1214 1215 1216 1217 1218 1219 1220 1221 1222
Arnoult, seigneur d‟Escornay Arnoul bastardd d‟Escornaye Rogier d‟Escornayf Pierre d‟Escornay;g George bastard d'Escornaish Guillaume de la Vichte Jacques de Hemsrode, seigneur de Landreghem Pierre de le Walle Bernaerdt de Maercke Jacques de Maerkei Jehan de Clessenairej Andrieu d‟Anvaingk George de Cordes Rasse de Cordesl Gerard de lem Motte Guillaume de len Motte, filz de Gauthiero Collart de Croisp Arnoul Blanstrainq Josse et Jehan d‟Estrisser Arnoul de les Varentt Josse de leu Viverev Robert Lodinsw Jehan lex Meere l‟aisnéy Jehan lez Meere le jeusnea
a
F: „Rokinghem‟; K, M: „Rockenghien‟; S: „Rockeghem.‟ K, M: „Rockenghien‟, S: „Rockeghem.‟ c G vermeldt deze naam niet. d D: „bastard‟ is later als superscript toegevoegd tussen naam en familienaam. e F, G, R vermelden deze naam niet. f M, R vermelden deze naam niet. g R vermeldt deze naam niet. h D: deze tweede naam is later toegevoegd. Deze lijst vermeldt deze naam tweemaal; F, S vermeldt „George, bastard d‟Escornais‟ niet. i G vermeldt deze naam niet. j K: „Clessener‟; M, N, R: „Clessenere‟; S: „Cuessenaere.‟ k G, K: „Adrien d‟Aubin‟; N: „Andries d‟Anvain‟; R: „d‟Auvin.‟ l S vermeldt deze naam niet. m D: „de le‟ is doorstreept met superscript „van de.‟ n D: „de le‟ is doorstreept met superscript „van de.‟ o D: „filz de Gauthier‟ is vermoedelijk later toegevoegd; F vermeldt deze naam niet. p F vermeldt deze naam niet; G: „Collart de Critz‟; K, M, N, R, S: „Crits.‟ q F vermeldt deze naam niet; G: „Blainestain‟; K, N, R: „Blancstain‟; M: „Blanckstain‟, S: „Blancsteyn‟ r F vermeldt deze naam niet; G: „Gossaert et de Clotissaert‟; K: „d‟Estotissart‟; M, S: „de Stotissaert‟; N: „Gossardus et Joannes de Stotissaert‟; R: „Storissaert.‟ s D: „de le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟ t F vermeldt deze naam niet. u D: „de le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟ v F vermeldt deze naam niet. w F vermeldt deze naam niet. x D: „le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟ y F vermeldt „l‟aisné‟ niet; M vermeldt deze naam niet. z D: „le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟ b
70
1223 1224 1225 1226 1227 1228 1229 1230
Gilles leb Meerec Adriaen led Meeree Adriaen et Danielf de le Bossche Jehan de Heurneg Andries vander Meereh Chambelin d‟Escornayi [Gillis de Bracle, seigneur du Bois en Bracle]j [Adrien de Bracle dict du Bois]k
Balliage del Courtray 1231 1232 1233 1234 1235 1236 1237 1238 1239 1240 1241 1242
Le seigneur de Gruuthuusem Le seigneur de Halewyn Le seigneur de Lichtervelde Messire Gherard de Ghistelle Le seigneur d‟Isenghien Messire Jehan de le Walle Le seigneur de le Gracht Le seigneur de le Mouwe,n seigneur Jehan de Bornaigeo Messire Rogier de Tollenaere Messire Jehan d‟Uutkerke, seigneur de Desselghenp Messire Pierre d‟Espieresq Messire Gerard de Costere,r seigneur de Derlykes
Escuyers 1243 1244 1245 1246
Wouter, Josset et Percheval de Halewyn, freres Rogier Botelin, seigneur de Heule Jehan Botelin,u seigneur de Verdbois,v freres Jacques Estaimbourgw
a
S vermeldt deze naam niet. D: „le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟ c F vermeldt deze naam niet. d D: „le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟ e G, R vermeldt deze naam niet. f G, M, R, S: „Andrieu et Gilles‟; K: „Adrien et Gilles‟; N: „Andries et Egidius.‟ g G, K, N, R, S: „de Plume‟; M vermeldt deze naam niet. h D: Deze naam is doorstreept; K vermeldt deze naam niet; M, R, S: „Andrieu.‟ i F, K vermeldt deze naam niet. j Deze naam is vermeld door F. k Deze naam is vermeld door F. l D: „Baillage de‟ is later toegevoegd. m N voegt „dominus d‟Espieres‟ toe. n F: „de Monde.‟ o G: „Messire Jean de Bornaige, seigneur de Moue‟; K, M, R: „Jean Bernage, seigneur de Moue‟; M: „Joannes de Bernage, dominus de Moue, miles‟; S: „Jean Baronaige, seigneur de Mouwe.‟ p F heeft de heerlijke titel afgesplitst als een navolgende naam, namelijk „Le seigneur de Oesselghem.‟ q G: „Espere.‟ r G: „le Camere‟ en geen vermelding van „seigneur de Derlyke‟; K, M, N, R, S: „Coutere‟ en geen vermelding van „seigneur de Derlyke.‟ s F: „de Coustre‟ en vermeldt „seigneur de Derlyke‟ niet. t F, G, K, M, N, R vermelden „Josse‟ niet. u F, G: „Jehan de Huele.‟ v K: „Verbois‟, M: „d‟Unberbois‟; N: „Joannes de Heule, dominus de Berbois, frater ejus‟; R, S: „Jean de Heule, seigneur de Verbois, son frere.‟ w F: „Stainbourg‟; G, K: „d‟Estembourg‟; M: „d‟Esteinbourg/de Stembourg‟; R: „Esteinbourg‟, R: Estienbourg.‟ b
71
1247 1248 1249 1250 1251 1252 1253 1254 1255 1256 1257 1258 1259 1260 1261 1262 1263 1264 1265 1266 1267 1268
Jan, seigneur de Poucques Bauduin de le Gracht Guillaume de le Gracht Olivier de le Gracht, freres Les 4 freres de Deurwaerdere: Guidolf, Louys, Jehan, et Olivier a Josse de Calonne Jehan Hadinb filius Willemsc Rogier de Halewyn,57 seigneur de Zweveghem et de Roesbeked Tiercelet de le Barre, seigneur de Mouscron Jehan de Leeuwergheme Roelant de Cuinghienf Jehan de le Hoveg Jacob Schaechh Rogier de le Brande, seigneur de Bavinchove i Loys de Cokerej Josse de Cokerk Gerard lel Tollenaere Eylart de Claerhoute Percheval de le Woestynne Guillaume de le Walle Jehan de Dadizeele Josse de Langhe, seigneur de Schiervellem
fo 29 v. 1269 1270 1271 1272 1273 1274 1275 1276 1277
Josse de len Stoct,o seigneur de Gheluvelt Jan et Jacques de Moerkerke Roelant Luyxp Cornille de Eechoute, chastelin de Roullers ou visconteq Jacquesr et Josse de Gherbode Jacques de Lichtervelde Bauduin de Stavele Pierre et Wulfaert d‟Aultryves Louys de Valckenaeret et son frerea
a
D: Gidolf, Lodewijk, Jacob en Olivier de Deurwaerdere zijn tweemaal vermeld; F: „Les quatre freres des Duerwaerders, Ghidolf, Loys, Jehan, Olivier de Courtray‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze namen niet. b G, K, N: „Adin.‟ c F, R, S vermelden deze naam niet. d N, R: Roosbeke.‟ e F: „Leureghem.‟ f G: „Cainghien.‟ g D: Deze naam is tweemaal vermeld; G, K, M, N vermelden deze naam niet. h F: „Schaec‟; G, K, M, N: „Smet‟; R: „Smet. Je treuve une Isabelle Smet, dame de la Douvie à Watou‟; S: „[doorstreept: „Smet‟] Schaeck.‟ i K: „Bavichove.‟ j F vermeldt deze naam niet. k F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. l D: „le‟ is overschreven met „de.‟ m F, K, R: „Schiervelde.‟ n D: „de le‟ is doorstreept met superscript „van den.‟ o F: „de le Scaec.‟ p F, G, M, N, R, S vermelden deze naam niet. q F, K, N, R vermelden „ou visconte‟ niet. r F, G, K, M, N, R, S vermelden „Jacques‟ niet. s F: „d‟Auterive.‟ t S: „Valckene.‟ 72
1278 1279
[...] de Calonneb Gauthier Oudonec
Bruges 1280 1281 1282 1283 1284 1285 1286 1287 1288 1289
Le seigneur de Moerkerke,d Louyse Messire Jehan de Flandres, seigneur de Praet et de le Woestynne Messire Josse de Halewyn, seigneur d‟Uutkercke Messire Jacques de Bevere, seigneur de Nivelle f58 Messire Louys de Themsekin Messire Jehan Witton,g seigneur d‟Oorscamph Messire Jehan d‟Ogierlande, seigneur de Vormiselle Le seigneur de Merckemi Messire Josse de Brunej Messire Jehan Blanckaert
Escuyers 1290 1291 1292 1293 1294 1295 1296 1297 1298 1299 1300 1301 1302 1303 1304 1305 1306
Jacob de Ghistelle, seigneur de Dudzelle et de Straeten Jehan de Aertrycke, seigneur de Tilleghem, fils Jeank Louys de Haveskercke Thiery de Halewyn Guillaume de Halewynl Jacques Boudins, Flandres bastardm Daneel de Themseken, filz de messire Loysn Roelant de Calonne Henry de Meetkerke et Jean, son filz Jehan de Varsenaereo Monfrant et Joris Wyts,p freresq Josse de le Berghe filz de Jehan Collaet de Huele Lyonnelr Belle Jehan Boonin Clays de Hurteres Jacques Robbrechtsa
a
F vermeldt deze naam niet. D: Deze naam is doorstreept. F: „Josse‟; G, K, M, N, R vermelden deze naam niet. c S: „Gauthier Oudone alias Calonne.‟ d G vermeldde eerst „Moerkercke‟, maar dit is overschreven met „Moerbeke.‟ e D: Deze naam is tweemaal vermeld (als „messire Louys de Moerkeerke‟); M vermeldt „Loys‟ niet. f D: Deze naam is later nogmaals vermeld onder „escuyers‟; F: „Jamelle‟; G, K, M, N, R vermelden deze naam niet; S: „Jacques de Bevere, seigneur de [doorstreept: „Nivelle‟] Oevelles.‟ g G: „Wittoen ou Witthem‟; R: „Wittem‟; S: „Witt[doorstreept: „hem‟]oen.‟ h K: „Oostcamp‟, aangevuld met andere hand: „puto Wittem.‟ i F: „Marke.‟ j D: in de marge: „nota‟ toegevoegd door latere hand. k F, G, K, N, R, S vermelden het patronymicon niet. l F, G vermeldt deze naam niet. m G: „Guillaume Bloudins‟, zonder vermelding van „Flandres bastard‟; K, M, N, R, S: „Jacques Boudins‟, zonder vermelding van „Flandres bastard.‟ n M, R, S: „filz de messire Jehan.‟ o F: „Lieven.‟ p G: „Wils.‟ q F vermeldt deze naam niet. r S: „Lioen.‟ s F vermeldt deze naam niet; G: „Quintere.‟ b
73
1307 1308 1309 1310 1311 1312 1313 1314 1315 1316
Hector le Haseb Gautier de le Gatec Jehan, Guy, Anthone et Olivier de Baenst, freres Bauduin de Cotd Jacob Donsee Jehan de Ghistelle Jehan de Boonen,f le jeusne Josse de le Stichele Schietereg Martin Hooninh Josse Hoonin,i filz de Jehan.
Ardenburghj 1317 1318 1319 1320
Charles de Jonghe Roelant de Cleynk Casin de Bovenkerckel Jehan de le Hove
Oostbourgh 1321 1322 1323 1324 1325 1326
Michiel de Splectelinewerrem (sic) Wautier de Vrezen Victor de Straeteno Loys de Moerkerckep Jehan de Moerkerckeq [...]r
Nieuport 1327 1328 1329 1330
Messire Regnault Knibbe Louys et Pierre de Bailleul, freress Jehan de Gand Jacques le Theeghelande alys Teghelaret
a
F vermeldt deze naam niet. F vermeldt deze naam niet. c D: in latere hand aangevuld met „alias [...]‟ (deze naam was onleesbaar). d F vermeldt deze naam niet. e F vermeldt deze naam niet; K, M, R, S: „Once‟; N: „Oncel.‟ f F, K, M: „Boonem‟; G, N: „Booneem‟; Q: „Bonem.‟ g D: in latere hand aangevuld met „nota‟; F, M, N, R, S vermelden „Schietere‟ niet; G: „de Schietere.‟ h D: „Hoonin‟ doorstreept met superscript „Bonijn‟; F: „Honin‟; K, M, N, R: Oonin‟; S: „Gobyn alias Honijn.‟ i D: „Hoonin‟ doorstreept met superscript „Bonijn‟; F: „Honin‟; K, M, N, R: „Oonin‟; S: „Gobijn filius Jean alias Honijn.‟ j G, K, M: „Audenbourg‟; N: „Audenburgum‟; R: „Audenbourch‟; S: „Audenbourgh.‟ k F: „Cleyem‟; S; „[doorstreept: „Cleene‟] Weghem.‟ l G, K: „Bomkerke‟; M, N: „Boukercke.‟ m F: „Speerteliuwere‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. n D: „Vreze‟ doorstreept en vervangen door „Veyze‟; F: „Vreese.‟ o F: „Stralez‟; R: „Stralen.‟ p F vermeldt deze naam onder de aparte hoofding „Ardenburghambacht‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. q F vermeldt deze naam onder de aparte hoofding „Ardenburghambacht‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. r F vermeldt hier „Ardenburchambacht‟, met de laatste twee namen van Oostburgambacht. s F vermeldt „freres‟ niet. t F: „de Teeghelaer‟; G: „Tegelare‟; K: „Teghelare‟; M, R, S: „Teghelaere‟; N: „Tegelaere.‟ b
74
Furnes et le paysa 1331
Messire Wydt de Visch alias vander Cappelle, seigneur de Nieucapelleb
Escuyers 1332 1333 1334 1335 1336 1337 1338 1339 1340
Pierre de Stavele Charles, Louys, Jan et Christiaen de Pollinchove, freres Jehan de Pollinchove, filz de messire Francois Messire Francois Hustin Velle Hustin Velle c Pierre de le Burchtd Hustyn Belle Lancelot Veysee Achilles de le Berghe [Guillaume Voet]f
fo 30 r. 1341 1342 1343 1344 1345 1346 1347 1348 1349 1350 1351 1352 1353 1354 1355 1356
Sohier de Visch alias vander Cappelleg Foriaen d‟Ekelsbecke,h bastard Hector de Stavele Lion de Stavelei Omaer, Regnaultj et Walrant Knibbe Thiery de Stavele Floridas de Crane Omar de Cranek Jehan Knibbel Jacques lem Bourgn Sohiero de Craenep Gilles de Piesnesq Thiery de la Thorr Tristiaens de Craene Robert de Waerhemt Jehan Boudinsa
a
D: „et le pays‟ is later toegevoegd. F, G, K, M, N, R, S vermelden „alias vander Capelle, seigneur de Nieucapelle‟ niet. c D: deze naam is doorstreept; F heeft deze naam samengenomen met de voorgaande naam: „Jehan de Polinchove, filz messire Franc Husten vell‟; G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. d F: „Buuch‟, K: „Burgh‟, N, S: „Burch.‟ e G: „Doeise.‟ f Deze naam wordt vermeld door S. g F, G, K, M, N, R, S vermelden „alias vander Capelle‟ niet. h N: „Florianus de Kelsbeke.‟ i G vermeldt deze naam niet. j G, K, M, N, R, S vermelden „Regnault‟ niet. k G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. l G vermeldt deze naam niet. m F: „de le‟ n G vermeldt deze naam niet; N: „van der Bourch aut Bourg‟; R: „Burch‟; S: „de le Burch.‟ o F: „Christiaen.‟ p G vermeldt deze naam niet. q F: „Piesmes.‟ r D: „Thor‟ is doorstreept en vervangen door „Thour.‟ s G: „Christiaen‟; R: „Tristram.‟ t G: Valkin‟; K, M: „Wackan‟, N, R: „Wacken.‟ b
75
1357 1358 1359 1360 1361 1362 1363 1364 1365 1366 1367 1368 1369 1370 1371 1372 1373 1374 1375 1376 1377 1378 1379 1380 1381 1382 1383
Jehan Bousseb Jehan Colinc George d‟Oyed Adrien Minnaerte Jehan et Louys de Wulfsberghe, freresf Guillaume de Melle alias Nelleg Jacques Zoetinh Wydt de Visch alias vander Capellei Vincent Veyse alys Wyschj Vigoureux de Crane Jehan Akel ou Akerek Hector de Reninghesl Paschierm Mutsn Jacques le Valeweo Wyd Belle Francois Hooft et Jehanp Hooftq Willem de le Waller Christiaens Paeldinc Ebboudt van Ryselet Eboudt de le Bogdeu Guillaume Caesv Michiel de Jonghew Jehan Valckex Godefroy le Visscherey Jehan de le Weeges [...]z [[...] Donche]aa [[...] Clichthove] a
a
F vermeldt deze naam niet. F vermeldt deze naam niet. c F vermeldt deze naam niet; G: „Colon.‟ d F vermeldt deze naam niet. e F vermeldt deze naam niet; G: „Minaere‟; K: „Mimaere‟; R: „Mimare‟, S: „Numaere.‟ f F, G, K, N, S: „Wulfberghe.‟ g F, R: „de Melle‟; G, K, N: „de Nelle‟; M: „de Melle [gevolgd door het doorstreepte: „Melle‟]. h D: deze naam is tussengevoegd; F vermeldt deze naam niet. i F, G, K, M, N, R, S vermelden „alias vander Capelle‟ niet. j D: „alys Wysch‟ is later toegevoegd en doorstreept. k F vermeldt deze naam niet; G: „Abel ou Ackere‟; K: „Akel‟ met toevoeging van latere hand: „ou Acquel‟; S: „Ackere.‟ l D: deze naam stond na de vorige naam op de voorgaande regel; F: „Reeninghen‟; S: „Reneghem‟ m K, S: „Passchin‟; M: „Paschin‟; N: „Passchinus.‟ n F vermeldt deze naam niet; G: „Mitz.‟ o F vermeldt deze naam niet; N: „Valeue‟, S: „Valuwe.‟ p G, R, S vermelden „Jehan‟ niet. q N vermeldt tweemaal „Heuft.‟ r G vermeldt deze naam niet. s K: „Chrétien.‟ t D: „Rysele‟ is doorstreept en vervangen door „Ysele‟; F: „Rijssele; G, M, N, S: „Ewout van Yssele.‟ u D: Deze naam is doorstreept en vervangen door Ernoult de le Bogaerde‟; F vermeldt deze naam niet. v F vermeldt deze naam niet. w F vermeldt deze naam niet. x F vermeldt deze naam niet. y F vermeldt deze naam niet. z D: laatste woorddeel is overschreven en onleesbaar; F: „de le Weghelshoede‟; G: „Weghelstelde‟; K, M, R: „Weghesteede‟, S: „Weghestede.‟ aa Deze naam is vermeld door G. b
76
Berghes St Winocx 1384 1385 1386 1387 1388 1389 1390 1391 1392 1393 1394 1395 1396 1397 1398 1399 1400 1401 1402 1403 1404 1405 1406 1407
Gauthier de Ghistelles, seigneur d‟Ekelsbeke b59 Jacques Drincham, seigneurc60 Pierred de Longprée Pierre ouf de Haveskeerke Jaecques de Waerhem Guillaume de Brouckerckeg Jehan de Hoymyleh Jehan de le Busschei Pierre du Buissonj Olivier de Bavelaere et Christoffle, son frerek Jehan filz d‟Olivier de Bavelaerel Adriaen de Bueres alias Bernesm [Gaultier de Hoymile]n George de Biereso Denys de Fiennes estp de Vielgayq Jacques du Louvre Henry Walynsr Matthieu et Pierre Ghibbin,s frerest Jacquesu Ghibbimv Sohier Ghibbimw Thieryt Tantx Jehan Steelvoety Jehan de le Spicke Lauwereyns de Hoyrez
a
Deze naam is vermeld door G. F, K, M: „Kelsbeke.‟ c G, K: „Jacques, seigneur de Drinckam‟; R, S: „Jean, seigneur de Drinckam.‟ d G: „Philippe.‟ e K, M, N, R, S: „Philippe de Lompré.‟ f D: Doorstreept en vervangen door „Philippes.‟ g K vermeldt deze naam niet. h F: „Gaulthier de Hoymye.‟ i F vermeldt deze naam niet. j F vermeldt deze naam niet. k F vermeldt deze namen niet; G, K, M, R, S: „Olivier de Bavelare, et Jean son fils‟; N: „Oliverius de Bavelaere et Joannes, filius ejus.‟ l F vermeldt deze naam niet; G, K, M, R, S: „Christophe de Bavelare, fils d‟Olivier‟; N: „Christophorus de Bavelaere, filius Oliverij.‟ m F: „Andrieu de Bieres‟; G, K, R: „de Hermes‟; N: „Andreas de Hornes‟; S: „Hernes.‟ n Vermeld door G, K, M, S. o G, K, N, R: „Biernes.‟ p M: „dit.‟ q F: „dict Vielghen‟; R: „dict de Bielgny‟; R vermeldt „Denys de Fiennes‟ niet en maakt een contractie met de voorgaande naam: „George de Bierne dict de Rielgny.‟ r F vermeldt deze naam niet. s D: „Ghibbin‟ is doorstreept met superscript „Gibben.‟ t F vermeldt deze namen niet. u K, R, S: „Jean; N: „Joannes.‟ v F vermeldt deze naam niet; G: „Gibben.‟ w F, R, S vermelden deze naam niet. x F vermeldt deze naam niet. y G, K, M, R, S: „Stoclurel‟; N: „Stocvurel.‟ z F: „Hoijen‟; K, N, R, S: „Hoye.‟ b
77
1408 1409 1410 1411 1412 1413 1414 1415 1416 1417 1418 1419 1420
Francois de le Woestynnea Christien de Visschereb Francois Dringhamc Jehan Lamerd Francois et Guillaume de Zynneghene Francoisf de la Chapelle Marius de Zinnegheng Laurens Spreuweh Reynoult d‟Oyei Pierre le Schelewej Michiel le Visscherek [Michiel Strabout]l [M. [...] Masin]m
Bourbourg 1421 1422 1423 1424 1425 1426 fo 30 v.
Jehan de Drincham Walrand de Heuchin George de Heuchin Jehan de Heuchin, freres George du Wezn Jacques et Pierre le Wickeo
Iperep 1427 1428
Messire Jehan de Dixmude, bastardq Messire Olivier de Schoten
Escuyers 1429 1430 1431 1432 1433
Loys de Lichtervelde, seigneur de Stadenr Victor de Lichterveldes Jehan de Lichtervelde, freres Arturt de Lichtervelde Montfrant Belle, seigneur de Boesinghe a
a
F: „Wostine.‟ F vermeldt deze naam niet. c D: „Dringham‟ is doorstreept en vervangen door „Drincham.‟ d G, K: „Lame‟; N: „Lande‟; S: „Lamde.‟ e F: „Zommerghem‟; G: „Yveghem‟; K: „Syneghem‟; M: „Zyneghem.‟ f F: „Ferian‟; K: „Forian‟; M: Florian‟; N: „Florianus‟; R, S: „Floriaen.‟ g F,G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. h F vermeldt deze naam niet; G: „Specue‟; K, M, N, R: „Sprecuwe.‟ i F vermeldt deze naam niet. j F vermeldt deze naam niet. k F vermeldt deze naam niet. l Deze naam is vermeld door G. m Deze naam is vermeld door G. n F: „Wede‟; G, M, R, S: „Wes‟; K, N: „du Wes.‟ o F: „Witte.‟ p F vermeldt de lijst voor Ieper tussen de lijst voor Kortrijk en Brugge. q F vermeldt „bastard‟ niet. r F vermeldt „seigneur de Staden‟ niet. s F vermeldt deze naam niet. t F, G, N, S: „Artus.‟ b
78
1434 1435 1436 1437 1438 1439 1440 1441 1442 1443 1444 1445 1446 1447 1448 1449 1450 1451 1452 1453 1454 1455 1456 1457
[Walrave, son frere]b Willem Bellec Jehan Belle, freres Cornille de Dixmude Olivier de Dixmuded Jehan, seigneur de Morsledee Gauthier de Morslede, freres Gauthier Gilloenf [Josse Bride ou Breyels l‟aisné]g Josse Bridel le jeusneh Roelant Bridei Georgej Paeldinck Danckaert Belle Christofle le Maetsk Pierre le Brouckerel Jehan de le Vestem Olivier de le Woestinne, [seigneur de Becelaere] n Rogier de le Woestinneo Jehan le Picp Jehan de Langhemersch, seigneur de Rumbeke Oste de Cuinghien, seigneur de Roden61 Loys de le Steenbrugghe, seigneur de Roden en partie 62 Godscalc de Valmerbeke, l‟aisnéq Seigneur de Volmerbeke
Warneston 1458 1459 1460 1461 1462 1463
Pierre le Waghenare Wulfaert de Hollebecke Gerard de Flancquesr Guy de le Val Gerard de Houpliness Henryt de Vicku
a
G voegt „[et] Walrave, son frere‟ toe. Deze naam is vermeld door F, M, N, R, S. c G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. d F vermeldt deze naam niet. e G: „Morsele‟, waarbij de volgende naam bij deze naam is bijgeschreven. f F vermeldt deze naam niet. g Deze naam is vermeld door G; K: „Josse Bride „aisné‟, met toevoeging door andere hand: „Breyele‟; M: „Josse Bride l‟aisné Breyele‟; N: „Judocus Bride, senior, Breydele‟; R: „Brijde‟; S: „Josse Brijde l‟aisné.‟ h F, S vermeldt deze naam niet; G: „Brikele‟; R: „Brijde.‟ i F vermeldt deze naam niet; R: „Brijde.‟ j M: „George [doorstreept: „Josse‟].‟ k F vermeldt deze naam niet; K: „Maetz.‟ l F vermeldt deze naam niet. m G: „Jean le Vestere.‟ n Deze heerlijke titel is vermeld door K. o G vermeldt deze naam niet. p F vermeldt deze naam niet. q F, G, K, M, N, R, S vermelden „l‟aisné‟ niet, maar wel „Goldschalc, seigneur de Volmerbeke,‟ waarbij de volgende naam „Seigneur de Volmerbeke‟ weggelaten wordt. r G, N, R: „Flencques. s G: „Huplenes.‟ t F: „Huery‟; S: „Jehan.‟ u D: „Vick‟ is doorstreept en vervangen door „Vicq.‟ b
79
1464 1465
Roelant de Wartebeken,a seigneur de Linsellesb Pierre de Rabecque
Bailleulc 1466 1467 1468 1469 1470 1471 1472 1473 1474 1475 1476 1477
Guillaume de le Houted Victor de Schotene Francois de Wulff Oreytg de leh Ackerei Jehanj Tasseelk Ghislainl de Waghenarem Jehan van der Coorunhuusen Martin de leo Houtep George de le Niepeq Oreyt Walinsr Gauthier Mandekins George Anseelt
Cassel Chevaliersu 1478 1479 1480 1481
Messire Collart de Commines, seigneur de Ruwerschurev Messire Jehanw du Bois Messire Pierrex de le Delft [Jaques de le Delft]y
Escuyersz a
F: „Wachtenbeke‟; G, K, M, N, R, S: „Waterbeke.‟ M: „Lenselle.‟ c F vermeldt „Bailleul‟ en de bijbehorende lijst niet en gaat meteen over naar Kassel. d F vermeldt deze naam niet. e D: „de Schoten‟ doorstreept en vervangen door „van Stockt‟; F vermeldt deze naam niet. f G: „Wolf.‟; F vermeldt deze naam niet. g K, Q: „Greit‟; S: „Gerard.‟ h D: „de le‟ doorstreept met superscript „van.‟ i G: „Greit van Ackere‟; F vermeldt deze naam niet. j G, K, M, R, S: „Adam‟; N: „Adamus.‟ k F vermeldt deze naam niet. l G, K, R, S: „Adam‟; N: „Adamus.‟ m F vermeldt deze naam niet. n K: „Cornhuuse‟; F vermeldt deze naam niet. o D: „de le‟ doorstreept met superscript „van.‟ p M, F vermelden deze naam niet. q F, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet r F vermeldt deze naam niet; G: „Greit Wallens‟; M: „Walens‟; S: „Greit.‟ s F vermeldt deze naam niet. t F vermeldt deze naam niet. u D: dit is later toegevoegd. v D: „Ruwerschure‟ doorstreept met superscript „Renescure‟; F: „Runerschure‟;G: „Ruweschure, Gallion Renescure‟; K: „Ruwerschuer‟, met toevoeging door andere hand: „gallice Renescure‟; M: „Ruwerscure gallico Renescure‟; S: „Ruuscheure.‟ w G vermeldt „Jehan‟ niet. x G: „Jacques.‟ y Vermeld door F, K, M, S; N: „Jacobus de le Delft sive van der Delft.‟ z D: dit is later toegevoegd. b
80
1482 1483 1484 1486 1487 1488 1489 1490 1491 1492 1493 1494 1495 1496 1497 1498 1500 1501 1502 1503 1504 1505 1506 1507
Jehan, seigneur de Morbekea Thiery de Haesbrouck Jehan de Staplesb Bauduin de Bavinchovec Jehan Lonisd Gilles Walinse Jacques et Christiaen de Vergelo,f freresg Gilles Ghiselinh Jehan de Winnezeelei Henry de le Bryaerdej Pierre ouk de Coornhuusel Henry de Steenbeckem Ogier de Steenberghenn Francois et Hustin de Haveskercke, frereso Jacques de Waelscapellep Charle de Hondeghemq Ghilbertr de Zuutpienn Valentin et Guillaume de Zuutpene, freres s Pierre de Penest Jehan de le Borreu Henry de le Torrev Gilles Hauweelw Hector du Brekinx Jacques de Cousencourt
fo 31 r.
a
F: „Moerbeke.‟ K: „Stapels.‟ c G: „Bruuchove.‟ d F vermeldt deze naam niet; K: „Loonis.‟ e F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. f S: „Viegelo.‟ g F vermeldt deze naam niet. h F vermeldt deze naam niet. i G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. j G, K vermelden deze naam niet. k D: „Pierre ou‟ is doorstreept en vervangen door „Philippes.‟ l F: „Philippe de Coorenhuuse, Steenbeke, Westcapelle, Hondeghem, Zuutpeene‟; R: „Coorhuuse.‟ m F vermeldt deze naam niet. n F vermeldt deze naam niet; G voegt deze naam samen met de vorige: „Henry et Ogier de Steenbeke‟; K: „Ogier de Stenbeke‟; M, R, S: „Ogier de Steenbeke‟; N: „Rogerius de Steenbeke.‟ o F vermeldt deze namen niet. p F vermeldt deze naam niet. q F vermeldt deze naam niet. r N: „Gerardus.‟ s D: deze regel is tussengevoegd; F vermeldt deze namen niet. t D: deze naam is doorstreept; F, G, M, N, R, S vermelden deze naam niet. u F vermeldt deze naam niet; N: „Tauwe forte van der Tauwe.‟ v F vermeldt deze naam niet; G: „Touwe‟; K: „Jean de le Tauwe‟ met toevoeging van andere hand: „forte van der Tauwe‟ en navolgend „Thierre de le Tauwe‟; M: „de le Tantre forte van der Tauwe‟; N: „Theodorus de le Tauwe‟; R: „Jean de le Tauwe‟met navolgende naam „Thiery de le Tauwe‟; S: „Jean de le Tauwe‟ met navolgende naam „Henry de le Tauwe.‟ w F vermeldt deze naam niet; G, K, M: „Trauweel.‟ x D: „Brekin‟ is doorstreept en vervangen door „Berquin‟; F: „de Berkin‟; G: „Becouin.‟ b
81
1508 1509 1510 1511 1512 1513 1514 1515 1516 1517 1518 1519 1520 1521 1522 1523 1524
Philippes de Waterleeta Pierre de Waterleetb Clays, bastard de Morbequec Gadifer Walins George de la Clited Sohier le Stocke Rolland du Quesnoytf Jehan Vlaminckg Pieterh Walinsi Reyne Maesj Guillaume Thoreelk Gauthier de Castrel Charles de Quienvillem Mouroy le Cerfn Vincent de Cortewilleo Jehan de Hondeghemp Bauduin de Teteghemq
Lille 1525 1526 1527 1528 1529 1530 1531 1532 1533
Le seigneur de Wavrinr Le seigneur de Lannoys Le seigneur de Roubaist Le seigneur de Rosimbosu Le seigneur des Aubeauxv Le seigneur de Croisillesw Le seigneur de Santesx Le seigneur de le Hovardriey Le seigneur de Landasz
a
G: „Watervliet.‟ G, M, N, R, S vermelden deze naam niet. c F: „Clays de Moerbeke‟; G: „Clays, bastard de Moerbeke.‟ d Dit is de laatste naam die vermeld wordt door F. e F vermeldt deze naam niet. f K: „Quesnoy‟; F vermeldt deze naam niet. g F vermeldt deze naam niet. h G: „Philippe‟ met toevoeging van „et Ricque‟; K, M, N: „Rique [...]‟; Q, R vermelden „Reyne Maes‟ of „Ricque‟ niet i F vermeldt deze naam niet. j F vermeldt deze naam niet. k F vermeldt deze naam niet; G: „Tirel‟; K, M, N, R, S: „Thirel.‟ l F vermeldt deze naam niet; G, K, M, N, R vermelden „de Straselle‟ en S: „Strazeele‟ m F, G, K, M, N, R, S vermeldt deze naam niet. n F, G, K, M, N, R, S vermeldt deze naam niet. o F, M vermelden deze naam niet. p F, M vermelden deze naam niet. q G: „Guilinden‟; K: „Quilinde‟; F, M, R, S vermelden deze naam niet; N: „de Que[...].‟ r F vermeldt deze naam niet. s F vermeldt deze naam niet. t F vermeldt deze naam niet. u F vermeldt deze naam niet; G: „Rosiners.‟ v F vermeldt deze naam niet; G, K, N: „Obeaux.‟ w F vermeldt deze naam niet. x F vermeldt deze naam niet; G: „Santers.‟ y F vermeldt deze naam niet. z F vermeldt deze naam niet. b
82
1534 1535 1536 1537 1538 1539 1540
Le seigneur de Comminesa Le seigneur de Croixb Le seigneur d‟Anstaingc Le seigneur de Cauramesd messire Baudin de Lannoye Le seigneur de Hemf Le seigneur de Bondues, chevaliersg
Escuyers 1541 1542 1543 1544 1545 1546 1547 1548 1549 1550 1551 1552 1553 1554 1555 1556 1557
Pierre de Roubaish Jehan de Comminesi Hue de Hasmes,j seigneur de Bonduesk Jehan et George de Rosimbos, freres, alys Rambures l Gringnaert de Landasm Jehan de Hingettesn Pierre de Fretino [Mahieu de la Madre]p Mahieu de Lannoyq Pierre de Lannoyr Jehan de Lannoys Jehan de Marchenellest Philips de Berniesu Anthone de Poucquesv Oste de Fosseuxw Baltazarx du Quesnoyy [Pierre de Broukercke] a
a
F vermeldt deze naam niet. F vermeldt deze naam niet. c F, G, R vermelden deze naam niet. d F, G, R vermeldt deze naam niet. e F vermeldt deze naam niet. f F vermeldt deze naam niet. g D: een accolade duidt aan dat „chevaliers‟ op alle voorgaande namen betrekking heeft; F vermeldt deze naam niet; h F vermeldt deze naam niet. i F vermeldt deze naam niet. j G: „Hughes de Hem‟; F vermeldt deze naam niet; K: „Hugues de Hem.‟ k F vermeldt deze naam niet; G: „Hughes de Hem‟; K, N, S: „Hugues de Hem,‟ zonder vermelding van „seigneur de Bondues.‟ l D: „alys Rambures‟D: is toegevoegd in een kleiner handschrift; F vermeldt deze naam niet; G, K, M: „de Rambures‟; N, R, S: „Rosimbos.‟ m F vermeldt deze naam niet; G, M: „Thibault‟; K: „Tibaut‟, N: „Theobaldus‟; S: „Thibaut.‟ n F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. o F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. p Deze naam is vermeld door G, K, N. q F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. r F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. s Deze naam is vermeld door G, K, M, N, R, S vermeldt deze naam. t G: „Merchenelle‟; K, M: „Marchenelle‟ met toevoeging door latere hand: „Il y avoit Mattenelle‟; R: „Jean de Marchenelle, il y avoit Mattenelle‟; S: „Marchenelle‟ u F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. v F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. w F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. x G: „Roeland‟; N: „Mattenelles forte Marchenelle.‟ y K, M, N: „Roland du Quesnoit‟; R, S: „Rolandt du Quesnoy.‟ b
83
1558 1559 1560 1561 1562 1563 1564 1565 1566 1567 1568 1569 1570 1571 1572 1573 1574 1575 1576 1577 1578 1579 1580 1581 1582 1583 1584 1585
[Jean de Saint Omer]b [Jacques de Carnin]c Gilles de Douvrind Jehan de Douvrine Porins de Douvrinf Guillaume de Preneghemg Pierre de Preneghemh Le bastard de Wavrini Le bastard de Hasmesj Hubert Gommetk Bauduin Gommetl Gerard de Hocronm Jehan de Hocronn Percheval de Hocrono Philips de Rassep Arnoultq de la Haye Jehan des Wastines est Weytensr Jehan des Wastines est Porinss Galois des Wastinest Robert de Lannoyu Colart du Busv Jehan de le Vingnew Jehan, seigneur d‟Escamaingx Robert d‟Ablaing, d‟argent à 3 lions de sinopley Huez du Bois Le seigneur de Dauehaing, escuyer aa Jacques de Calonnebb Le seigneur de Bruyelle, escuyera
a
Deze naam is vermeld door G, K, M, N, R, S. Deze naam is vermeld door G, K, M, N, R, S. c Deze naam is vermeld door G, K, M, N, R, S. d F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. e F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. f F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. g F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. h F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. i G: „Antoine, bastard de Baurin‟; K, M, R, S: „Antoine, bastard de Wavrin‟; N: „Antonius, bastardus de Wavrin.‟ j F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. k F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. l F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. m F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. n F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. o F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. p F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. q G: „Roeland‟, K, M: „Renault‟, N: „Renaldus‟; R: „Renaudt‟; S; „Regnaut.‟ r F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. s F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. t F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. u F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. v G, K, N, R, S: „du Bois‟ w F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. x F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. y F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. z G, K, M, N, R, S: „Antoine.‟ aa F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. bb F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. b
84
1586 1587 1588 1589 1590 1591 1592 1593 1594 1595 1596 1597
Le bastard de Hovardrieb Hues de Halewync Pouvins de Leauwed Jehan d‟Englose Rolant du Gardinf [Roeland de Croix]g Alart le Royh Jehan de Saint Aubyi Jehan le Boucqj Jehan du Forest k Loys du Forestl Robert du Chastelm
fo 31 v. 1598 1599 1600 1601
Jehan d‟Escauberghesn Pierre de Tenremondeo Philippes Fremaultp Jehan et Guillaume de Rocquesq
En la seigneurie de Malines Chevaliers 1602 1603 1604
Messire Jehan Baver messire Anthone de Aynghems messire Floris de Hemstelet
Escuyers 1605 1606
Anthone Vlamyncku Arnoul de Voysdoncv
a
F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. c Vermeld door K, M, N, R, S; G vermeldt „Servaes‟ als voornaam. d F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. e F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. f G: „Jardin‟; K, M, R, S: „Gardin‟ g Deze naam is vermeld door G, K, M, N, R, S. h F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. i D: „Auby‟ is doorstreept en vervangen door „Aubin‟; G, K, M, N, R, S: „Aubin.‟ Dit is de laatste naam die vermeld wordt door G, K, M, N, R, S. j F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. k F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. l D: deze naam is gevolgd door een schets van een wapenschild, voorstellend een schuinbalk met links en drie rechts twee stippen; F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. m F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. n F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. o F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. p F, G, K, M, N, R, s vermelden deze naam niet. q F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. r F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. s F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. t F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. u F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. v F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. b
85
1607
Jehan de Schopfa
fin des deux vieux registres.
6. Een convocatielijst van de Vlaamse adel voor de generale statenvergadering van 1464 [A]
B
ORIGINEEL: niet voorhanden. Het origineel is vermoedelijk gebruikt als convocatielijst voor de generale statenvergadering van de Bourgondische Nederlanden in 1464 en dus vermoedelijk opgesteld voor intern kanselarijgebruik. AFSCHRIFT Algemeen Rijksarchief Brussel, Staat en Audiëntie, nr. 1213, fo 44 v. - 45 r. Een afschrift van [A] is bewaard in een papieren formulierboek dat zelf slechts gedeeltelijk bewaard is gebleven (slechts fo 41 r. - 54 r.). Het bevat een volledig overzicht van alle leden van alle staten van de Bourgondische landsheerlijkheden (slechts Lotharingen ontbreekt). Het document is ongedateerd, maar op paleografische gronden in de zestiende eeuw te situeren. Deze lijst bevat 118 namen (83 voor het graafschap Vlaanderen en 35voor de afzonderlijk vermelde kasselrij Rijsel).
UITGAVE A
W. Blockmans (ed.), „De samenstelling van de staten van de Bourgondische landsheerlijkheden omstreeks 1464', Standen en Landen, 47, 1968, pp. 57-112.
Nota De uitgave van Blockmans geeft een geannoteerde editie van de volledige convocatielijst met een herkomstkritiek.63 Omwille van de volledigheid en vanuit de wens om een gebruiksvriendelijk overzicht te bieden van alle bewaarde overzichten van de edellieden van het laatmiddeleeuwse graafschap Vlaanderen is ervoor gekozen om hier een heruitgave van B aan te reiken van het overzicht van de Vlaamse adellijke stand (f o 44 v. - 45 r.) en de edelen van de afzonderlijk vermelde kasselrij Rijsel. Voor de talrijke activiteiten van Vlaamse edelen in de statenvergaderingen als vertegenwoordigers van Vlaamse steden of in de statenvergaderingen van andere gewesten blijft de uitgave van Blockmans aangewezen. De door Blockmans aangereikte terminus post quem (het aantreden van Wouter vander Gracht als nieuwe heer van de gelijknamige heerlijkheid op 13 september 1463) voor deze lijst kan wel aangescherpt worden. De in de lijst vermelde „Bauduin, bastard, seigneur de Somirghem‟, ontving als bastaard van Filips de Goede op 14 februari 1464 de heerlijkheden Zomergem en Lovendegem van zijn vader. 64 fo 44 v. Nobles du pays de Flandres 1608 1609 1610 1611 1612 1613 1614 1615 1616 1617 1618 1619 1620 1621 a b
Monseigneur de Ravestain Monseigneur de Marle Messire Bauduin, bastard, seigneur de Somirghem Monseigneur de la Gruithusent Monseigneur de Beaugny Monseigneur deb Commines Messire Josse de Halewin, souverain bailli de Flandres 65 Messire Wouter de Halewin, seigneur de Borre Monseigneur de Halewin Monseigneur de Maldeghem Messire Christoffe Vilain Messire Ghuy de le Gype, seigneur de Denterghem Monseigneur le bastard de Bourgoigne Messire Guilleme, seigneur de Heult
F, G, K, M, N, R, S vermelden deze naam niet. „Des‟: door latere hand doorstreept. 86
1622 1623 1624 1625 1626 1627 1628 1629 1630 1631 1632 1633 1634 1635 1636 1637 1638 1639 1640 1641 1642 1643 1644 1645 1646
Messire Gaultier, seigneur de le Grach Messire Adryen de le Grach, son filz Messire Jehan de Halewin Jehan de Leverghem, escuyer Messire Jehan de Dadizelle Messire Rolant, seigneur de Pouckes, viscomte d‟Ypre Anthoine, seigneur de Derlicke Ector de Halewin, escuyer Jehan de Heule, seigneur de Lichtervelde, escuyer Messire Jaques de Heule, son filz Messire Felix de Gistelle Monseigneur d‟Yseghem, chevalier Loys Flandres, escuyer, bailli de Waze66 Le seigneur d‟Axele, chevalier Le signeur de d‟Iscornay Monseigneur de Moerkerke Messire Charles de Flandres Jacques, seigneur de Dixmude, escuyer Messire Jehan de Baenst Jehan de Herzelles Cornille de le Barre, seigneur de Mosqueron Messire Rasse de Liekerke Messire Lievin Won Holle Messire Adrien de Clarout Messire Adrien de Werhout
fo 45 r. 1647 1648 1649 1650 1651 1652 1653 1654 1655 1656 1657 1658 1659 1660 1661 1662 1663 1664 1665 1666 1667 1668 1669 1670 1671 1672 1673 1674 1675
Messire Josse de Bailluel, chevalier Messire Jehan du Bos, bailly de Cassel Monseigneur de Steembecq Messire Robert de Lambist, chevalier Messire Piere le Cherf Elias de Castre, escuyer Messire Josse de Morbecke Jehan de le Briarde, escuyer Piere de Baillul, seigneur de Elle, escuyer Jaques et Tiery de Haesbourg, freres, escuyers Messire Piere Metteneye, escuyer Messire Estienene de Liekerke, chevalier Messire Loys d‟Escornay Jacques de Creyeghem, escuyer Philippe du Chigne Messire Gille Hagheline Messire Josse de Wassemire Le viscomte de Ghand Le seigneur de Duzeelle Le visconte du Furnes Messire Gerart de Creyghem Philippe d‟Escornay, escuyer George d‟Iscornay, escuyer Henry de Bie, escuyer Henry de Vues, escuyer Messire Omae de Crane, chevalier Guilleme du Bos et Guilleme, son filz, escuyers Monseigneur de Doinckem, chevalier Jehan du Cherf le joine, escuyer 87
1676 1677 1678 1679 1680 1681 1682 1683 1684 1685 1686 1687 1688
Monseigneur de Havesteke, escuyer Messire Blaix Triest Messire Josse Triest, chevalier Monseigneur de Pamele Messire Daniel de Morkerke, seigneur de le Merwede Guilleme et Jehan de Cornhuse, freres, escuyers Jehan de le Booedt, escuyer Le bastart du Brequin Messire Jehan de Hoynide Messire Josse de Heughem, chevalier Jehan de Henthin Piettre Bladelin Guilleme de le Chambre, escuyer
1689
[...]
fo 46 v. Nobles de la chastellenie de Lisle 1690 1691 1692 1693 1694 1695
Monseigneur Jacques de Saint Pol Monseigneur de Fiennes Monseigneur d‟Anthoinga Le signeur de Wavrin Le signeur de Forestel Le signeur de Santes
fo 47 r. 1696 1697 1698
Le signeur de Croisilles Le signeur de Roubaix Le signeur de Saint Venant
1699
[...]
fo 48 r. 1700
Le chastellerie de Lisle67
1701
[...]
Nobles Les quattres haulx justiciers 1702 1703 1704 1705 1706 1707 1708 1709 1710 1711 a
Monseigneur de Saint Pol Monseigneur le seneschal de Haynnau Messire Urbain, seigneur de Wavry Messire Jehan, seigneur de Communs Messire Piere, seigneur de Roubaix Messire Jehan, seigneur de Croix Messire Walleran, seigneur de Landas Messire Jehan, seigneur de Hem et des Obeaux Monseigneur de Croissilles, chevalier Messire Jehan de Waucrin, seigneur du Fo
Een accolade verbindt de eerste 3 namen en vermeldt „cousins.‟ 88
1712 1713 1714 1715 1716 1717 1718 1719 1720 1721 1722 1723
Messire Anthoine de Verguigneul, seigneur de Beaufremez Messire Piere de Miraumont, seigneur de la Boutillerie Monseigneur de Halennes, chevalier Messire Jehan de Hinguettes, signeur de Fretin Messire Jehan, seigneur de Molinguehem Monseigneur de Scaubourg Piere de Fretin, seigneur de Peronne Anthoine, seigneur de Rosimbos Luuc de Hem, seigneur de Foricreulles Bauduin de Croix Jehan, signeur de Heingnies68 Le signeur d‟Ostrrees
7. Een lijst van edelen en regionale ambtenaren uit het graafschap Vlaanderen in februari 1481 n.s. [A]
B
ORIGINEEL niet voorhanden Dit was een verloren gegaan administratief document dat een overzicht gaf van de edelen en voornaamste ambtenaren van het graafschap Vlaanderen in februari 1481. De precieze oorsprong van het document is onzeker. De voornaamste mogelijkheden zijn de kanselarij van VlaanderenBourgondië, de Grote Raad, de Raad van Vlaanderen of de Rijselse rekenkamer. Het is ook mogelijk dat dit document opgesteld is door de Drie Leden van Vlaanderen (Gent, Brugge en Ieper) die na 1477 voor enkele jaren vele bevoegdheden van de Bourgondische staatsinstellingen in het graafschap naar zich toetrokken. AFSCHRIFT Koninklijke Bibliotheek Brussel, Hss. 20642-20668, fo 102 v. - 106 r. Dit afschrift is afkomstig uit de autografe aantekeningen van Filips Wielant, de bekende Vlaamse jurist, die hij maakte als voorbereiding van diens werk „Recueil des Antiquitez de Flandres.‟69 Deze codex (179 folio‟s; het papier dateert uit de jaren 1468-1474) is beschreven door 3 handen, waarvan Wielant de derde was. Het in de codex opgenomen afschrift is in zijn hand geschreven.70 Deze lijst van 192 namen is niet opgenomen in Filips‟ uiteindelijke werk. Er moet opgemerkt dat de lijst geen titel heeft. Er worden slechts voor Gent, Ieper en Brugge en de ommelanden van de drie Vlaamse hoofdsteden een reeks namen gegeven (impliciet een opsomming van edelen), gevolgd door een aantal vorstelijke ambtenaren in die regio. Deze lijst geeft de namen van 143 edellieden met 49 ambtenaren. Ook de namen van de ambtenaren zijn in de uitgave weerhouden, omdat velen van hen de riddertitel droegen (en dus van adel waren) en de gecombineerde opsomming van edellieden en baljuws een essentieel element is voor de correcte interpretatie van dit document als een militaire bron (cfr. Inleiding). Wielant zelf geeft geen enkele informatie over de herkomst en functie van deze lijsten. Hij heeft het afschrift en zijn andere aantekeningen gemaakt tussen 30 november 1498 en 24 maart 1500, dus tenminste zeventien jaar na het origineel, dat de situatie van februari 1481 weergaf. De afwezigheid van doorhalingen en de opvallende in het Latijn opgestelde datering wijzen erop dat Wielant zich gebaseerd heeft op een document uit de administratie van de vorstelijke staat of van de Drie Leden. Hij had toegang tot al deze instellingen. In 1478 en de navolgende jaren tot en met 1481 was hij immers ontvanger van het Brugse Vrije, terwijl hij in de jaren 1498-1500 (dus tijdens de redactie van zijn aantekeningen) raadsheer was in de Grote Raad.
fo 102 v. Te Ghend ende int Ghendssche Actum mense februarii annoa Mo. CCCCo. LXXXo 1724 1725
Jan de Melun, buerchgrave van Ghend, die den standaert draghen moet b Hughen de Melun, zijn zone
a
Doorstreept: „LXXX‟ Elke naam wordt voorafgegaan door het opsommingsteken „+‟ wat echter zeker geen overlijden van de vermelde persoon aanduidt. b
89
1726 1727 1728 1729 1730 1731 1732 1733 1734 1735 1736 1737 1738 1739 1740 1741 1742 1743 1744 1745 1746 1747 1748 1749 1750 1751
Mer Pieter van Luxenborch, grave van Saintpol etc., heere van Duunkerke, van Borborch, van den lande van Roden, van Bornem, van den tol van Brugghe, van Ghistele, van Ghisen etc. Mer Jan van Luxenborch, heere van Zotteghem a van Scorisse ex parte uxoris eius Mer Jacop van Luxenborg, heere van Fiesnes, van Vyane etc. Mer Phelips van Bourgoignen, mer Anthoine zone, heere van Bevere Min heere van Laval, heere van Gavere Mer Wolfaert van Borsele, heere van der Vere, grave van Bochem ende van Grantpré, heere van Heemstede etc. Mer Jacop, heere van Mastaing, 71 van Haishove, van Massemine etc. Mer Joost de Lalaing, heere van Montigny, Nederbrakele, Paerke, Salaerdinghe etc. Min heere den hertoghe van Cleven, heere van Inghelmunstre etc. Mer Phelips van Lannoy, heere van Dronghene Mer Jan Tollin, buerchgrave van Aelst Mer Godevaert Vilain, heere van Huusse, Borchiene, Zwijndrecht etc. Mer Wouter, heere van der Gracht, van Morslede etc., capitain van den casteele van Curtrike Mer Wouter van der Gracht, zijn zone, heere van Vollandre b Mer Willemc, heere van Huele, van Leeuwerghem, van Zelene ende van Cruusparc Mer Jan, heere van der Vichten, ervachtich marscalc van Vlaenderen Mer Roelant, heere van Pouke, van Tomme ende van Winghene Mer Adriaen, heere van Vuerhoute Mer Jan, heere van Dudzeele, heerd Mer Wencelin, heere van Zandberghe Mer Jacop van Halewin, heere van Zweveghem, van Rosbeke, van Meerkem etc. Mer Jan van Stavele, heere van Yseghem Mer Arnout van Scorisse, heere van Nokre Mer Adriaen van der Gracht, heere van Scardau Mer Daneel van Herseele, heere van Lielaer Mer Phelips van Digone, heere van Heyne, beer van Vlaenderen72
fo 103 r. 1752 1753 1754 1755 1756 1757 1758 1759 1760 1761 1762 1763 1764 1765 1766 1767 1768 1769 1770
Mer Jacop van der Hameyde, heere van Ronsse Mer Raesse van Liedekeerke Mer Adriaen Vilain, heere van Raesseghem, van Calkene etc. Mer Joos van Ghistele, heere van der Moere Mer Adriaen van Ravescote Mer Roelant de Baenst Mer Willem van Berchem Mer Hendric van Renesse Mer Clais van Reymerswale73 Mer Gheraert Triest Mer Jan van Vaernewijc, heere van Exaerden Mer Maillart du Bacq, heere van Relenghes Mer Wijt van der Zipe, heere van Dentreghem Mer Jacop du Vinage, heere van Perenchies Mer Joos Blondeel, heere van Pamele, beer van Vlaenderen Mer Perchevael van Heemsrode Mer Jan van Cohem, heere van Axele Mer Anthonis, bastaerd van Brabant, heere van Crubeke Mer Phelips Vilain
a
Superscript: „ende.‟ Mogelijk ook Zelem. c Superscript: „Boetelin.‟ d Deze naam is doorstreept. Deze man overleed in oktober 1481, wat suggereert dat het origineel een tijdlang is bijgehouden. b
90
1771 1772 1773 1774 1775 1776 1777 1778 1779 1780 1781 1782 1783 1784 1785
Jan van Bochoute, heere van den lande van Boulaer, beer van Vlaenderen Jan van Vaernewijc, heere van Bost Phelips van der Zickelen, heere van Nazareth Phelips uuter Zwane, heere van Wackene Jan van Claerhoud, heere van Pitthem, van Coolscamp, van Hardoye etc. Cornelis van den Barre, heere van Mosschroen Jan van der Kethulle, heere van der Haverie ende in Deerlike Meester Phelips Wielant, heere van Landreghem Jan Wielant, heere van Scoppeghem Robrecht van Rokeghem Olivier van Hembise, heere van Obbrakele Ogier van Massemine, heere van Overmeere Matheeus Scaec, heere van den Hamme Colaert van Coeyghem Gheeraert van Coyehema
fo 103 v. 1786
[...]b
1786 1787 1787 1788 1789 1790 1791 1792 1793 1794 1795 1796 1797 1798 1799 1800 1801
Rikewaert van der Gracht, heere van Zinnebeke Meester Jan van der Gracht, heere van Melsene Ghiselbert van der Gracht Adriane van der Gracht, vrauwe van Westoutere Willem van Stavele Jan van Halewin, Perchevaels zone Phelips van Scorisse Godefroy van Scorisse, heere van Zandvoorde Joose Triest Perchevael Triest Karele van Halewin, bastaerd van Bugghenhout Jooris van der Moere, heere van Laerne Geraert, heere van Axpoele Janc van Pooteelet, heere van Eeke Meester Pieter de Wale, heere van Hansbeke, ex parte uxoris Jan Hauweel, heere van Avesote in Lembeke Vrauwe Beatrice van den Rine, vrauwe van Zwevezeele
fo 104 r. Officiers int Ghendsschen 1802 1803 1804 1805 1806 1807 1808 1809 1810
Mer Jacop van Ghistele, heere van der Moten, souverain bailliu van Vlaenderen 74 Mer Jan,d heere van Dadiseele, hoochbailliu van Ghend 75 Jan van Pottelsberghe, onderbailliu van Ghend76 Jan van Nieuwenhove Michielszone, watergrave van Vlaenderen77 Roelant le Fevere, ontfanghere generael van Vlaenderen 78 Mer Jan van Formelis, bailliu van der Oudtbuerch 79 Jan,e heere van der Walle, hoochbailliu van Curtricke 80 Willem van der Woestine, onderbailliu van Curtricke Mer Wouter, heere van der Gracht, capitaine van der casteele van Curtricke 81
a
Doorstreept: „seigneur‟, met toevoeging van dezelfde hand: „heere van Pech.‟ Doorstreept: „Officies int Ghentsschen.‟ c „Jan‟ is doorstreept, gevolgd door superscript „Anthonis.‟ d Doorstreept: „van Dud.‟ e Doorstreept: „Dauye‟ (onzekere lezing door doorhaling.) b
91
1811 1812 1813 1814 1815 1816 1817 1818 1819 1820 1821 1822 1823 1824 1825 1826
Mer Pieter van Lannoy, hoochbailliu van den lande van Aelst 82 Jacop de Heere, bailliu van Vierambochten83 Jan van Douvrin, bailliu van Audenaerde84 Pieter Metteneye, capitaine van den casteele van Audenaerde85 Jacop Donce, bailliu van Dendermonde86 Jacop van der Moere, bailliu van den lande van Waes 87 Mer Jooris van Scorisse, heere van Muelenbeke, bailliu van Thielt88 Colaert van Halewin, heere van Olsene, bailliu van Doinze ende van Peteghem 89 Roelant van Anvain, capitaine van den casteele van Peteghem binnen Audenaerde Joos de Baenst, capitaine van den casteele van Biervliet 90 Mer Jacop de Gouy, capitaine van den casteele van Rupelmonde91 Mer Adriaen van Vuerhoute, capitaine van den casteele van Saeftinghe Jan van Fretin, bailliu van Meenen92 [...],a bailliu van Weervekenb93 Jacop van der Straten, ontfanghere van den casselerie van Audenaerde Willem de Coninc, bailliu van Haerlebeke94 ende ontfanghere van den casselrie van Curtricke
fo 104 v. Te Brugghe ende int Brugssche 1827 Mer Lodewijc van Brugghe, heere van Gruuthuse, prince van Steenhuse, grave van 1828 Winchestere, here van Avelghemc, van Orscamp etc. 1829 Mer Lodewijc van Vlaendren, heere van Praet 1830 Mer Lodewijc, zijn zone 1831 Mer Jan van Brugghe, heere van Spiere, svoorseits mer Lodewijcx zone 1832 Jan van der Gruuthuuse, seneschal van Anjoud95 1833 Mer Jacop van Ghistele, heere van Dudzeele 1834 Mer Karele van Halewin, heere van Uutkerke 1835 Mer Archebout van Aveskeerke, heere van Dixmude 1836 Mer Jacop van Huele, heere van Lichtervelde 1837 Mer Jan de Baenst, heere van Sent Jooris 1838 Mer Jan de Baenst, heere van Lembeke 1839 Mer Joos van den Berghe, heere van Watervliet 1840 Mer Daneel van Moerkerke, heer van den Merwede, buerchmeestre van den Vryen 96 1841 Mer Willem van Grijspeere, heere van Edeghem97 1842 Mer Cornelis van Boonem 1843 Mer Lodewijc de Baenst 1844 Mer Ancelmus Adorne 1845 Mer Joos van Varssenare 1846 Mer Adriaen van Haveskeerke 1847 Mer Jacop de Voocht 1848 Mer Phelips van Huerne, heere van Hondscote, burchgrave van Berghen etc. 1849 Mer Adolf van Cleven, heere van Ravestein etc., heere van Beselaere, van Winendale 1850 Mer Jooris Ghiselin, heere van der Bolle98 1851 Mer Lodewijc de Crane 1852 1853 1854 1855
Jan de Baenst mer Jans zone, heere van Sent Jooris Meester Jan le Gros, tresorier van den orde van der toyson 99 Adriane van Stavele, burchgraefnede van Vuerne, vrauwe van Crombeke Martin Lem, buerchmeester van Brugghe 100
a
Deze naam was blanco gelaten en door eenlatere hand ingevuld: „Jan van [...]‟ (de familienaam was onleesbaar). b Deze naam is doorstreept. c Doorstreept: „etc.‟ d Deze regel is door dezelfde hand later tussengevoegd. 92
1856 1857
Jan, heere van Heys, erfachtich marscalc van Vlaendren Min vrauwe van Watene, buerchgraefnede van Roesselare
fo 105 v. Officiers int Brugssche 1858 1859 1860 1861 1862 1863 1864 1865 1866 1867 1868 1869 1870 1871 1872 1873 1874 1875
Mer Roelant van Halewin, bastaerd, bailliu van Brugghe 101 Mer Anthoine van der Vichte, heere van Nieuwenhove, scouteet van Brugghe 102 Mer Joos de Lalaing, capitaine van den casteele ter Sluus 103 Jan de Voocht, capitaine van den torre van Bourgoignen ter Sluus Charles van Halewin, capitaine van Berghen Mer Daneel van Moerkerke, capitaine van Berchambacht ende van Vuernambacht a Mer Jooris van Scorisse, capitaine van den lande vanden Vryen 104 Mer Arnoud van Huerne, heere van Brimeu, capitain van der Nieuwpoort Simon van Drincham, bailliu van Vuerne ende Vuernambacht 105 Joos van Halewin, bailliu van der Sluus106 Mer Joos van Varssenare, bailliu van den watre [...],b bailliu van den Houdsschen107 Martin van Halewin, bailliu van Oostende108 Jan de Vos, bailliu van Ardemburch [...],c bailliu van Oudembuerch109 Jan Reverday, bailliu van Eeclo, Caprike ende Lembeke 110 Hendric van der Camere, bailliu van Thorout ende van Winendale Joris van den Burch, ontfanghere van Vuernambacht
Officiers int Yperssche 1876 1877 1878 1879 1880 1881
Mer Joos Cortewille, heere van Reyninghelst, hoochbailliu van Ypre 111 Oreit van Scoten, bailliu van den zale tYpre112 Baudrain, heere van den Torre, hochbailliu van Cassele Jan Massiet, ontfanghere ter Cassele Cornelis Veranneman, bailliu van Oostyperambocht 113 [...],d bailliu van Weerveke114
fo 106 r. tYpre ende int Yperssche 1882 1883 1884 1885 1886 1887 1888 1889 1890 1891 1892 1893 1894
Mer Jan van Vlaendren, heere van Drincham Mer Lodewijc van Halewin, heere van Peene Mer Phelips van Comene, heere van der Ruwerscuere 115 Mer Jan van Halewin, heere van Boesinghe Mer Colaert van Halewin, zijn zone Mer Joos van Sentomaers, heere van Moerbeke Mer Jacop van Ghistele, heere van der Mote Mer Robrecht van Lombise, heere van Caestre Mer Karels van Vlaendren Mer Jan van Lichtervelde, Victors zone Mer Oudaert van Renty, heere van Hondeghem ex parte uxoris Mer Hector, heere van Hoolbeke Mer Jan van der Viesville, heere van Anvain
a
Deze regel is doorstreept. Naam niet ingevuld. c Naam niet ingevuld. d Naam niet ingevuld. b
93
1895 1896 1897 1898 1899 1900 1901 1902 1903 1904 1905 1906 1907 1908 1909 1910 1911 1912 1913 1914 1915
a b
Charles Hughonet, buerchgrave van Ypre, heere van Middelbuerch Andries van der Woestene, heere van Beselaere Anthonis van den Houte, heere van Vleterne ende van Straseele Willem, heere van den Houte Mine vrauwe van Valmerbeke, Jans van Dixmude wijf Meester Joos Gilloen, heere van Coyeghem Meester Pauwels de Baenst, heere van Voormezeele, ex parte uxoris Jan, heere van Doingnies ende van Watene Jacop van Haesbrouc, heere van Oflande Meester Anthonis Haneron, heere van Steenvoorde Heudin van Belle, heere van Zoeterstede Anthonis de Elslande, heere van Winnezeele, ex parte uxoris Adriane van Halewin, vrauwe van Borre Pieter van Belle, heere van Eeke in Casselambacht [...],a vrauwe van Elverdinghe, van Vlamertinghe etc. Olivier van Vergelo, heere van Vlenerhoute [...]b van Staden Joos van der Poorte, heere van Morslede Jooris, heere van Halewin Vrauwe Janne van der Clite, vrauwe van Comene Robrecht van Scoonevelde, heere van der Potterie in Waestene
Naam niet ingevuld. Naam niet ingevuld. 94
NAAMINDEX […] (Coppin), 323, 500, 1326, 1689, 1699, 1701, 1786, 1824, 1872, 1881, 1909, 1911 […] (Gilles d), 418, 496, 497 A, zie Aa Aa, A (Jan van), 152 ; (Jehan van der), 839 AALST, Aelst, Alost, Allost, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst ; baljuw van, 1811 ; – burggraaf van, 44, 838, 1132, 1736 ; - heer van, 665 AALST, LAND VAN, lande van Aelst, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst ; – opperbaljuw van het, 1811 AARDENBURG, Ardemburch, Nl., oud. gem., prov. Zeeuws-Vlaanderen, gem. Sluis ; – baljuw van, 1871 ARDOOIE, Hardoye, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van 1775 Aartrijke, Aertrycke, Articre, Artrique (Jehan d‟) ; 650 (Jehan de), 1231 ; (Ph(ilipp)e d‟), 487 Abeele (Jehan van den), 841 Ablaing (Robert d‟), 1581 Ackere – heer van 1163 ; (Oreyt de le), 1469 Adorne (Ancelmus), 1844 Andrieu (Jehan), 612 Aefskerke, zie HAVESKERKE Aerseele (Roegier van), 684 Aertrycke, zie Aartrijke AISHOVE, Haishove, heerlijkheid in de gem. Kruishoutem, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde ; – heer van, 1732 Akel (Jehan), 1367 Akere, zie Akel Aket, Aquet (Colard), 317 ; (Jehan), 595 ; (Pertre), 593 Aksel, zie AXEL Alap (Pertre), 518 Allost, zie AALST Alost, zie AALST Amerycke (Henry de), 1078 Amougie, zie AMOUGIES AMOUGIES, Amougie, Amougyes, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Doornik, gem. Mont de l‟Enclus ; – heer van, 1129 Amougyes, zie AMOUGIES Anghereel, Hanghereel (Gilles d‟), 1139 ; (Jehan), 1186 ANJOU, hertogdom in F.; – seneschalk van, 1832 Anseel (George), 1477 ANSTAING, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1536 ANTOING, Anthoing, Antoeng, Antoing, B., prov. Henegouwen, arr. Doornik ; - heer van, 1127, 1692 ; (Heinric van), 11 Anthoing, zie ANTOING Antoeng, zie ANTOING ANVIN, Anvain, Anvaing, F., dept. du Pas de Calais, arr. Arras ; – heer van, 1894 ; (Andrieu d‟), 1211 ; (Roelant van), 1819 Anvain, zie ANVIN Anvaing, zie ANVIN Aquet, zie Aket Arcie (Jehan d‟), 178 Ardemburch, zie AARDENBURG Arents (Symon), 1120 Articre, zie Aartrijke Artrique, zie Aartrijke Assche (Robbrecht van), 156 ; (Robert d‟), 881 Assche, zie ASSE Asschen, zie ASSE 95
ASSE, Assche, Asschen, Asse te Deerlijk, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk; - heer van, 156 Assenere (Baudin d‟), 590 AUBEAUS, Aubeaux, heerlijkheid in de gem. Lens, F., dept. du Pas de Calais, arr. Lens; – heer van, 1529 Aubeaux, zie AUBEAUS Audenaerde, zie OUDENAARDE Audenarde, zie OUDENAARDE Aultryve, Outerive - kinderen van, 715 ; (Jehan d‟), 869 ; (Pierre d‟), 1276 ; (Wulfaert d‟), 1276 AVELGEM, Avelghem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – heer van, 1828 Avelghem, zie AVELGEM Aveskeerke, zie HAVESKERKE AVESCHOOT, Avesote in Lembeke, heerlijkheid in de oud. gem. Lembeke, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Eeklo, gem. Kaprijke ; - heer van, 1880 Avesote, zie AVESCHOOT AXEL, Aksel, Axele, Axelles, Nl., prov. Zeeland ; - Gillard, bastaard van, 1161 ; – heer van, 9, 324, 796, 1635, 1768 ; (Guerin d‟), 329 ; (Philippes d‟), 797 Axele, zie AXEL Axpoele (Ghuerard d‟), 766 AXPOELE, heerlijkheid in de gem. Ruiselede, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van, 875, 1797 Aynghem (Anthone de), 1603 B[…]quaert (Jehan), 499 Bacq (Maillart du), 1763 Baenst, Banest (Anthone de), 502, 1309 ; (Guy de), 1309 ; (Jan de), 1837, 1838 ; (Jan de, zijn zoon), 1852 ; (Jehan de), 501, 753, 943, 1309, 1640 ; (Joos de), 1820 ; (Lodewijc de), 1843 ; (Marie de), (Olivier de), 1309 ; (Pauwels de), 1901 ; (Philippes Tollins de), 799 ; (Roelant de), 1757 ; (Tollin de), 838 Bailleul, Bailluel, Baillul (Jehan de), 327 ; (Josse de), 1647 ; (Louys de), 1328 ; (Pierre de), 768, 1528, 1655 ; (Sohier de), 767 bailliu van den watre, zie waterbaljuw Bailluel, zie Bailleul Baillul, zie Bailleul Bambeke (Galois de), 770 ; (Jan van), 112 Banement (Robert de), 366 Banest, zie Baenst Bannieque (Galoys de), 519 Bare, Barre (Cornelis de le), 1642, 1776 ; (Tiercelet de le), 705, 1255 Barnage, zie Bernage Bastaard, Bastaerd, Bastaert (Jan-Fer de), 122 ; (Lodewijc de), 23 ; (Pieter de), 149 Bastaerd, zie Bastaard Bastaert, zie Bastaard Baudrenghien (Ernoul de), 253 ; (Henry de), 251 Bauront (Baudin de), 334 Bave (Jacques de), 477 ; (Jehan), 1602 Bavelaere, zie Bavelare Bavelare, Bavelaere (Christoffle de), (Jehan de), 1394 ; (Olivier de), 769, 1393, 1394 Bavencove, zie BAVIKHOVE BAVIKHOVE, Bavencove, Bavinchove, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk – heer van, 1260 ; (Baudin de), 551, 1486 Bavinchove, zie BAVIKHOVE Beaucamp (Martinet de), 206 BEAUFREMEZ, heerlijkheid in de gem. Linselles, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1712 BEAUGNY – heer van, 1612 Beauval (Basin de), 972 Becelaere, zie BESELARE Behont (Robert de), 503 Bele, zie Belle BELLE, Bailleul, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, F., dept. du Nord, arr. Duin-kerke; – heer van Belle (Carle de), 534 ; (Clais), 105 ; (Clayze), 397 ; (Danckaert), 1446 ; (France van), 162 ; (Fransse), 491 ; (George), 415 ; (Henry), 545 ; (Heudin van), 1905 ; (Hustyn), 1337 ; (Jan), 161 ; (Jehan), 492, 1436 ; (Joris), 160 96
; (Laurens), 414 ; (Lyonnel), 1303 ; (Montfrant), 1433 ; (Pierre de la), 603 ; (Pierre de), 933 ; (Pieter van), 1908 ; (Pieters van), 17 ; (Rique), ; (Walrave), ; (Willem), 1435 ; (Wyd), 1371 Bellot (Jehan), 368 Bellout (Guillaume), 571 Benseele (Diederic van), 157 Berchem (Willem van), 1758 Bergen, zie SINT-WINOKSBERGEN Berghe, Berghen, Berghes (Achilles de le), 1339 ; (Archilles van den), 762 ; (Hector de le), 1177 ; (Jehan de le), ; (Joos van den), 1839 ; (Josse de le), 1301 ; (Louys de le), 459 ; (Vlaminck de), 975 Berchambocht, zie SINT-WINOKSBERGEN-AMBACHT Berghen, zie SINT-WINOKSBERGEN Berghes, zie SINT-WINOKSBERGEN Berghes St Winocx, zie SINT-WINOKSBERGEN Bernage, Barnage, Bornaige (Jan), 45 ; (Jehan), 418, 732, 876, 1238 ; (Sohier), 851 Bernard (Waultier), 437 Bernes (Adriaen de), 1395 Bernies (Philips de), 1553 BERQUIN, Brequin, heerlijkheid in de gemeenten Vieux-Berquin of Neuf-Berquin, F., arr. Duinkerke, dept. du Nord ; – bastaard van, 1683 Berst (Philippes de le), 918 ; (Riquaerd van der), 117 Bertram (Gilles), 1093 Berwaen (Jacques de), 1000 ; (Jan), 1000 Beselaere, zie BESELARE BESELARE, Becelaere, Beselaere, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Zonnebeke ; – heer van, 710, 1450, 1849, 1896 Bette (Symoen), 1024 Beukemare (Daneel de), ; (Philips van), 78 Bevelare (Amand), 337 Bevere (Jacques de), 1283 Bevere, zie BEVEREN BEVEREN, Bevere, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas; – heer van, 1729 Beyaert (Henry), 1102 Bie (Henry de), 1670 Biere vel Bierne (Lauryns de), 951 Bieres (George de), 1397 BIERVLIET, Nl., oud. gem., prov. Zeeland, gem. Terneuzen ; – kasteel van, 1820 BIESE, zie: WIEZE Bieze (Rique), 458 Birent (Hoste du), 330 Blaesvelt (Cornille de), 1185 ; (Jehan de), 1190 ; (Louys de), 1189 Bladelin (Piettre), 1687 Blanc (Loys le), 619 Blanchetrain (Jehan), 191 Blanckaert, zie Blankaert Blankaert, Blanckaert, Blanquaert (Jan), 168 ; (Jehan), 751, 1289 ; (Wouter), 752 Blandain (Mahieu de), 369 Blandermonstre (Wautier), 349 Blanquart, zie Blankaert Blanstrain (Arnoul), 1216 Blequin (Willem de), 444 Blomme (Wautier), 742 Blondeel, Blondel (Joos), 1766 ; (Oudart), 678 Blondel, zie Blondeel Bocaet, Boeran (Robert), 1165 Boccart (Jehan), 701 Bochem, zie BUCHAN Bockaet (Reynier), 1116 ; (Simon), 1115 97
Bochoute, Bouchaute (Daneel de), 1012 ; (Jan van), 1771 Boelaer, zie BOELARE Boelaere, zie BOELARE Boelers, zie BOELARE BOELARE, Boelaere, lande van Boulaer, Boulers, heerlijkheid in de gem. Geraardsbergen, B., prov. OostVlaanderen, arr. Aalst ; -heer van (Pierre de), 1141, 1771 BOELARE, LAND VAN, lande van Boulaer, zie BOELARE ; – heer van het, 1771 Boelers, zie BOELARE Boulers, zie BOELARE Boeran, zie Bocaet Boesinghe, zie BOEZINGE Boetelin, Botelin (Jehan), 1245 ; (Roeger), 65 ; (Rogier), 865, 1244 ; (Sohier), BOEZINGE, Boesinghe, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Ieper ; – heer van, 764, 1433, 1885
Bogde (Eboudt de le), 1376 Bois (Charles du), 529 ; (Havel du), 524 ; (Hue du), 1582 ; (Jehan du), 568, 1479 ; (Robin du), 259 ; (Rolland du), 514 ; (Thierry du), 523 BOLLE – B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge; heer van - , zie Ghiselin BONDUES, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1850 Bone (Gadiffer), 507 Booedt (Jehan de le), 1682 Boonem, Boonen (Cornelis van), 1842 ; (Jehan de), 1313 Boonen, zie Boonem Boonin (Jehan), 1304 Borborch, zie BROEKBURG Borchiene, zie BORCHT BORCHT, Borchiene, de heerlijkheid Borcht en Zwijndrecht, B., prov. Antwerpen, arr. Antwerpen ; – heer van, 1737 Borluut (Gheerom), 1019 Bornaige, zie Bernage BORNEM, B., prov. Antwerpen, arr. Mechelen ; – heer van, 1726 BORRE, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 955 ; – vrouwe van, 1907 Borre (Gilbert de), 956 ; (Jehan de le), 1503 Borsele (Heinric van), 140 ; (Jan van), 141 ; (Wolfaert de), 922 ; (Wolfaert van), 1731 Bos, Boz (Guerat du), 204 ; (Guilleme du), 1678 ; (Jehan du), 1648 ; (Wilement du), 285 Bossche (Adriaen de le), 1225; (Daniel de le), 1225; (Gilles de le), 1124; (Jehan van den), 852; (Pierre de le), 1123; (Pieter van den), 1063 BOST, heerlijkheid in de oud. gem. Roborst, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Zwalm ; – heer van, 978, 987, 1772 Botelin, zie Boetelin Bouchaute, zie BOEKHOUTE Boucq (Jehan le), 1594 Boudins (Jacques), 1295 ; (Jehan), 1356 Boulaer (Simon de), 1086 Bourbourg, zie BROEKBURG Bourg (Jacques le), 1350 Bourgoigne, zie BOURGONDIË Bourgoignen, zie BOURGONDIË Bourgois (Clays le), 353 Bourgoignen (Phelip van), 1276 ; (Anthoine van), 1356 BOURGONDIË, Bourgoigne, Bourgoignen, hertogdom in F.;– de bastaard van, 1620 Bourse (George de le), 657 Bousart (Hugue), 648 Bousse (Jehan), 1347 BOUTILLERIE – heer van, 1713
Bouverie (Jehan de le), 1152 Bovenkercke, Bovequerque (Casin de), 1319 ; (Henry de), 318 98
Bovequerque, zie Bovenkerke Boz, zie Bos BRABANT, hertogdom – bastaard van, 1769 Bracle, zie BRAKEL Braderic (George), 1059 ; (Jacop), 694 ; (Joris), 85, 694 ; (Rogier), 1060 Braem (Baudin), 1016 ; (Godewaert), 1062 BRAKEL, Bracle, Brakele, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde ; – heer van, 677 ; - heer van het bos, 1229 Brakel (Adrien de), 1230 ; (Bernaerd de), 1068 ; (Gillis de), 1289 ; (Olivier de), 1001 Brakele, zie Brakel Brande (Rogier de le), 1260 ; (Willem de le), 605
Brantin (Arnoul), 480 Brequin, zie BERQUIN Brekin (Aleames van), 128 ; (Hector du), 1506 Breuc (Bauduin du), 402 Briarde, Bryaerde (Henry de le), 1492 ; (Jehan de le), 1654 Bride (Josse), 1442 ; (Josse de jonge), 1443 ; (Roelant), 1444 Brimeu, zie BRIMEUX BRIMEUX, F., dept. Pas-de-Calais, arr. Montreuil-sur-Mer ; – heer van, 1865 BROEKBURG, Borborch, Bourbourg, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke – heer van, 1726 Broekkerke, Brouckercke, (Guillaume de), 1389 Broucke (Sohier de le), 937 Brouckercke, zie Broekkerke Brouckere (Pierre le), 1448 Broukercke, zie Broekkerke Brugdamme (Simoen de), 900 ; (Symoen van), 94 BRUGGE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge ; – baljuw van, 1858 ; – burgemeester van, 1855 ; – heer van de tol van, 1726 ; – schout van, 1859 Brugghe (Jan van), 1831 ; (Jehan de), 300 ; (Lodewijc van), 1827 ; (zie ook Gruuthuze) BRUGSE VRIJE, lande vanden Vryen ; - burgemeester van het, 1840 ; – kapitein van het, 1864 Brune (Busart le), 526 ; (Jehan le), 413 ; (Josse de), 739, 1288 Bruwere (Lieven le), 1193 ; (Ogier de), 641 BRUYELLE, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Doornik, gem. Antoing ; – heer van, 1585 Bryaerde, zie Briarde BUCHAN, graafschap in Schotland ; – graaf van, 1731 Bueres (Adriaen de), 1395 BUGGENHOUT, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde ; – bastaard van, 1795 ; – heer van, 1103 Bugghenhout, Bugghenhoute, (Lieven de), 1080 Bugghenhoute, zie Bugghenhout Buillemont (Jehan de), 275 Buisson (Pierre du), 1392 Buissot (Jehan du), 250 Bul (Philippe le), 423 ; (Rogier de), 490 Bullegen (Colart de), 340 Burch, Burcht (Baudin van der), 941 ; (Joris van den), 1875 ; (Pierre de le), 1336 Burcht, zie ook Burch Bus (Colart du), 1578 ; (Guillaume du), 632 ; (Willem du), 354
Busere (Jehan de), 911 Bussche (Jehan de le), 1391 But (Jaques), 589 ; (Jehan le), 614 Buuc (Philips), 91 Cabillau (Jehan), 853 Caedzand (Jan van), 92 Caes (Guillaume), 1377 CAËSTRE, Caestre, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke – heer van, 1889 Caillel (Gille), 341 99
Calckene (Daneel de), 1110 ; (Gislin de), ; (Sohier de), 782 ; (Zegher van), 53 Caloen, Calon, Calone, Calonne, monseigneur de, 294 ; ([…] van), 1278 ; (Jacques de), 1584 ; (Jan van), 760 ; (Josse de), 1252 ; (Roelant de), 1297 ; (Rollant van), 761 ; (Wouter van), 59 Calon, zie Caloen Calone, zie Caloen Calonne, zie Caloen Caluwe (Henry de), 1088 Cambray, zie KAMERIJK Camere, Chambre (Guillaume de la), 683 ; (Guillaume de le), 1688 ; (Hendric van der), ; (Henry de la), 473, 682, 984 ; (Henry van der), 840, 1874 ; (Simon de la), 1009 Camp (Colart du), 583 ; (Jehan du), 586 Canin (Robbert), 763 ; (Rogier), 483 CAPELLE, heerlijkheid in de oud. gem. Nieuwkapelle, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Diksmuide, gem. Diksmuide ; - heer van, 27 Caples (Flourien de), 633 Cappelle, Chapelle (Jacques de la), 395 ; (Francois de la), 1413; (Martin de le), 429 ; (Philippe de la), 396 ; (Sohier vander), 1341 ; (Wydt vander), 1331 Caprike, zie KAPRIJKE Carlebeke, zie Cullebeke Carnin (Jacques de), 1553 Cassel, zie KASSEL Casselambacht, zie KASSEL AMBACHT Cassele, zie KASSEL Castel, Chastel (Oste du), 560 ; (Robert du), 1597 Castelle - bastaard van, 243 ; (Mikiel de), 228 Castre (Elias de), 1652 ; (Gauthier de), 1519 Cauffechier (Willemet), 878 Caulier (Jacquemin), 467 Caurames, Caurmes – heer van, 389, 1537, Caurmes, zie Caurames Caventemont (Pierre de), 305 Cerf, Cherf (Jehan du), 1675 ; (Mouroy le), 1521 ; (Piere le), 1651 Chambre, zie Camere Chapelle, zie Cappelle Chastel, zie Castel Cherf, zie Cerf Chezaire (Jehan), 276 Chigne du, zie Uterzwane Claerhoud, Claerhoute, Clarout (Adrien de), 1645 ; (Eylart de), 1264 ; (Jan van), 1775 ; (Michel de), 878 Claerhoute, zie Claerhoud Clarout, zie Claerhoud Clerc (Jehan le), 548 Clessenaire (Jehan de), 1210 Cleven, zie Kleef Cleyn (Roelant de), 1318 Clichthove [...], 1383 Clite (Colaerd van den), 12 ; (Collaert de la), 961 ; (George de la), 1512 ; (Janne van der), 1914 ; (Jehan de le), 584 ; (Willem van den), 107 Clocman (Jehan), 1002 ; (Loys), 854 ; (Simon), 1002 Cloquentem (Simon), 284 Coeleghem, zie Kolegem Coeyghem, zie Coyeghem Cohem (Jan van), 1768 Cokere, Coker (Josse de), 1262 ; (Loys de), 1261 Colart (Jaquemart), 267 Colin (Jehan), 1358 Comene, zie Commines 100
Commene, zie Commines Commines, Comene, Commene, Communs (Colard de), 716 ; (Collart de), 1478 ; (Jehan de), 1542 ; (Phelips van), 1884 ; (Tristran de), 587 Commines, zie KOMEN Communs, zie Commines Conames (Jehan de), 611 Coninc (Willem de), 1826 Contrecœur, zie WEDERGRATE Coolscamp, zie KOOLSKAMP Coornhuuse, Coorunhuuse, Cornhuse (Guilleme de), 1681 ; (Jehan de), 1681 ; (Jehan van der), 1472 ; (Pierre ou de), 1493 Coorunhuuse, zie Coornhuuse
Cordes (George de), 1212 ; (Rasse de), 1213 Cornhuse, zie Coornhuuse Cortewille (Joos), 1876 ; (Vincent de), 1522 Cortrisien, Courtrisien (Robert le), 465 ; (Zegher de), 46 Costere (Gerard de), 1242 ; (Guerard de), 703 Cot (Baudin le), 450 ; (Bauduin de), 1310 Coudenburch (Philips van der), 39 ; (Simon van den), 807 Courtrisien, zie Cortrisien Cousencourt, zie Gusancourt
Couvent (Riques), 555 Coyeghem, zie KOOIGEM Coyeghem, Coeyghem, Cuinghien, Quinghien (Bauduyn de), 236 ; (Colard van), 1784 ; (Erart de), 257 ; (Gheeraert van), 1785 ; (Girart de), 279 ; (Oste de), 1454 ; (Riquart de), 255; (Roelant de), 1257 ; (Wateron de), ; (Wulfraet de), 992 Craene, Crane, Crene (Floridas de), 1347 ; (Flouridas le), 615 ; (Lodewijc de), 1851 ; (Omae de), 1672 ; (Omar de), 1348 ; (Sohier de), 1351 ; (Tristiaen de), 1354 ; (Vigoureux de), 1366 Crane, zie Craene Crene, zie Craene Creyeghem, Creyghem (Gerart de), 1667 ; (Jacques de), 1660 Creyghem, zie Creyeghem Crocq (Willemet du), 212 Crois, Croix (Bauduin de), 1721 ; (Collart de), 1215 ; (Roeland de), 1591 CROISILLES, Croisilles, Croysilles, F., dept. du Pas-de-Calais, arr. Atrecht ; – heer van, 1129, 1530, 1696, 1710 Croissilles, zie CROISILLES CROIX, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1535, 1707, 1803 Crombeke, zie KROMBEKE Croquevillain (Willaume), 269 Crovelt (Jehan de), 455 Croy (Bauderon), 265 Croysilles, zie CROISILLES Crubeke, zie KRUIBEKE Cruusparc, zie KRUISPARK Cuinghien, zie Coyeghem Cullebeke, Carlebeke (Gauthier de), 1076 Curtricke, zie KORTRIJK Dadiseele, zie DADIZELE Dadizeele, zie DADIZELE DADIZELE, Dadiseele, Dadizeele, Dadizelle, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 1803 ; (Jan van), 1803 ; (Jehan de), 1267, 1626 Dadizelle, zie DADIZELE Damman (Gerard), 874 ; (Gheraerd), 139 ; (Jan), 70, 71 ; (Jehan), 874 ; (Lievin), 1018 ; (Philips), 89 ; (Pierre), 794 Dammart (Pierre), 608 Damme (Guillaume van den), 813 Dancart (Pierre), 352 101
Dansaert (Jehan de), 1101 Danvain (Thiery), 1138 DAUEHAING – heer van, 1583 Dause (Rassequin de la), 232 Declenquemeure (Guerart), 203 Deerlicke, zie DEERLIJK DEERLIJK, Deerlicke, Deerlike Derlyke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; - heer van, 1777, 1242, 1628 ; (Anthoine), 1628 Deerlike, zie DEERLIJK DEINZE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; – baljuw van, 1818 Delft (Jaques de le), 1481 ; (Jehand de le), 686 ; (Pierre de le), 719, 1480 ; (Pieter van der), 131 DENDERMONDE, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde ; – baljuw van 1114, 1815 DEN HOUTTE, heerlijkheid in de gemeente Kortrijk en de oude gemeenten Bellegem en Bissegem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – Willem, heer van, 1898 DENTERGEM, Denterghem, Dentreghem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van, 1619, 1764 Denterghem, zie DENTERGEM Dentre (Pierre le), 359 Dentreghem, zie DENTERGEM Derebout (Jehan), Derlicke, zie DEERLIJK Derlyke, zie DEERLIJK Desneulle (Jehan), 508 Despres (Wautier), 563 DESSELGEM, Desselghen, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – heer van, 1240 Desselghen, zie DESSELGEM Deurwaerdere, Dorwaerdre (Guidolf), 1251, 558 ; (Jehan), 1251 ; (Louys), 1251 ; (Olivier), 1251 Dezwevelt (Haine), 659 Dieuse (Guillame de le), 1159 Digone (Phelips van), 1751 DIKSMUIDE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Diksmuide ; – burggraaf van, 2, 920 ; – heer van, 1639, 1835 Diksmude, Diquemue (Cornille de), 1437 ; (Denis de), 565, 99 ; (Diederic van), 99; (Jan van), 100, 1899 ; (Jehan van), 1427 ; (Francois de), 616 ; (Olivier de), 1438 Diquemue, zie Diksmude Doinckem, zie DRINCHAM Doingnies, zie OIGNIES Doinze, zie DEINZE Donce, zie Donche Donch (Jaque de), 187 ; (Jehan de), ; (Tiry de le), 186 Donche, Donse, […], 1382 ; (Jacop), 1311 Dorwaerdre, zie Deurwaerdere Douncamp (Jehan de), 651 Douvrin (Gilles de), 1560 ; (Jan van), 1813 ; (Jehan de), 1561 ; (Porins de), 1562 Driessche (Pierre de le), 1122 DRINCHAM, Drinquam, Doinckem, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 420, 1674, 1882 Drincham (Jacques), 1385 ; (Jehan de), 1421 ; (Francois), ; (Simon van), 1856 Drinquam, zie Drincham Drinque (Michiel de), 566 DRONGEN, Dronghene, Tronchiennes, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent; – heer van, 673, 1735 Dubuz (Jacot), 252 ; (Martin), 254 DUDZELE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge ; – heer van, 883, 1290, 1744, 1833 ; – vrouwe van, 747 Dudsele, Dudzeele, Dudzelle, (Jacques de), 919 Dudzeele, zie Dudsele Dudzelle, zie Dudsele DUINKERKE, Duunkerke, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1726 Dullaet (Jehan), 1081 Dumolin (Piere), 346 102
Dupont (Jehan), 479 Duunkerke, zie DUINKERKE Duusse (Jacques de), 1073 Duvere (Gilles le), 1132 Duzeelle, zie DUDZELE Dyen, Dyne (Guillaume), 246 ; (Thierry), 247 Ebblighem (Willem van), 120 Eclebecque, zie EKELSBEKE Ecornayz, zie Schorisse Ecoucte, zie Schouteeten Edeghem, zie EGEM EDINGEN, Enghien, B., prov. Henegouwen, arr. Soignies ; - heer van, 1134, 1163 Eechoute, zie Eekhoute Eecke, Eecken, Eeke, (Roelant van), 960 Eecken, zie Eecke Eeclo, zie EEKLO Eeke, zie Eecke Eekeloo, zie EEKLO Eeckhoute (Cornille van), 1272 EEKLO, Eeclo, Eekeloo, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Eeklo ; – baljuw van, 1014, 1873 Eessene, Eessine, Esine, Essines (Jacquemart de), 471 ; (Maertine van), 82 ; (Monfrant van), 80 ; (Louys d‟), 405 ; (Thiery de), 912 Eessine, zie Eessene Eestret, zie HEESTERT EGEM, Edeghem, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt, gem. Pittem ; – heer van, 1841 EINE, Eyne, Heyne, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Oudenaarde ; – heer van 674, 1135, 1751 EKE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; - heer van, 850, 977, 991, 1798, 1908 EKELSBEKE, Esquelbecq, Eclebecque, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; - heer van, 25, 386, 720, 948, 1384 Ekelsbecke, (Floriaen d‟), 1342 EKSAARDE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas, gem. Lokeren ; – heer van, 985, 1096 ELLE – heer van, 1655 Ellenare (Chretien), 585 Ellinghen (Baudin d‟), 973 Elslande (Anthonis de), 1906 ELVERDINGE, Elverdinghe, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Ieper ; – vrouwe van, 1909 Elverdinghe, zie ELVERDINGE Embyse, zie Hembiese Enghien, zie EDINGEN Englos (Jehan d‟), 1589 ERPE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Erpe-Mere ; - heer van, 32, 667, 836, 1947, 1948 ESCAMAING, heerlijkheid in de gem. Baisieux, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; - heer van, 1580 ; (Jehan), 158 Escauberghes (Jehan d‟), 1598 Escornais, zie Schorisse Escornaiz, zie Schorisse Escornayz, zie Schorisse Escortes (Michiel de), 399 Esine, zie Eessene Espieres (Pierre d‟), 1241 Espinecte (Mahieu de l‟), 602 Esquelbecq, zie EKELSBEKE Esquiervellede, zie SCHIERVELDE Essines, zie Eessene Estaimbourg (Jacques), 1246 Estrisse (Jehan d‟), 1217 ; (Josse d‟), 1217 ETIKHOVE, Etichove, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Maarkedal; – heer van, 1159 Exaerde, Exaerden, Exarde (Jehan d‟), 1096 103
Exaerden, zie EKSAARDE Exarde, zie EKSAARDE Eyne, zie EINE Fenijs (Lancelot), 952 Fernehen (Baudin de), 213 Fevere (Roelant le), 1806 FIENNES, F., dept. Pas-de-Calais, arr. Calais ; – heer van, 1691 Fiesnes (Denys de), 1398 Flamant (Jehan le), 517 Flancques (Gerard de), 1460 Flandre, zie Vlaenderen Flandres, zie Vlaenderen Flechin (Guillaume de), 210 FO – heer van, 1711 Fontaines (Boulet de), 217 ; (Regnart de), 219 Forest (Collart de), 1184 ; (Jehan du), 1168, 1595 ; (Loys du), 1596 FORESTEL – heer van, 1720 Forge (Marquet de le), 436 FORICREULLES – heer van, 1720 Forliguet (Jaques), 301 Formelis, Formelles (Jan van), 1857 ; (Jehan), 1030 ; (Estienne), 1030 Formelles, zie Formelis Fosseux (Colard de le), 224 ; (Loys de), 260 ; (Oste de), 1555 Fran[…]el (Jehan du), 442 Fremault (Philippes), 1600 FRETIN, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1715 Fretin (Jan van), 1823 ; (Pierre de), 1547, 1718 Freuille (Jehan de), 195 Furnes, zie VEURNE Gaitres (Jaques le), 597 Galle (Dierlay), 597 Gand, Gant, Ghand, Ghend (Fleurdas de), 906 ; (Jehan de), 1094, 1329 ; (Lievin de), 314 ; (Ryckwaert de), 907 ; (Sohier de), 868 ; (Wauterman de), 905 ; (Zegher van), 21, 64 Gant, zie Gand Gardin (Rolant du), 1590 Garesne (Jehan de le), 372 Gate (Gautier de le), 1308 GAVERE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; - heer van, 1130, 1730 Gavre (Arnoul de), 1153 ; (Gilles de), 1091 ; (Pierre de), 1196 GELUVELD, Gheluvelt, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Zonnebeke ; – heer van, 1269 GENT, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; – burggraaf van, 777, 1664, 1764 ; – onderbaljuw van, 1804 ; – opperbaljuw van, 1803 George ; - meester, 240 GERAARDSBERGEN, Grammont, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst ; (Jehan d‟Yedeghem a), 1170 Germe (Jehan de), 263 Gervaise ; -meester, 241 Ghand, zie Gand Gheluvelt, zie GELUVELD Ghend, zie Gand Gherbode, Gheerbode (Jacques), 1273 ; (Josse de), 1273 ; (Tiery), 714 Gherlof (Jehan), 754 Ghewedde (Arend van den), 143 Ghibbin (Jacques), 1402 ; (Matthieu), 1401 ; (Pierre), 1401 ; (Sohier), 1403 Ghiselin (Gilles), 1490 ; (Jooris), 1850 Ghisen, zie GUISE Ghistele, Ghistelle, Ghistelles,Ghuistelles, Guistelle (Charles de), 687, 1036 ; (Gautier de), 1384 ; (Gerard de), 1035 ; (Gheraard van), 7 ; (Gherard de), 1234 ; (Ghuerard de), 733 ; (Guy de), 687, 1032 ; (Ghy van), 19 ; (Jacop 104
de), 1802, 1833, 1888 ; (Jacop van), 1290 ; (Jan van), 87 ; (Jehan de), 379, 889, 1034, 1312 ; (Joos van), 755 ; (Felix de), 1632 ; (Loys de), 380 ; (Roeger van), 3 ; (Rogier de), 861 ; (Wulfaert de), 889 Ghistelle, zie Ghistele Ghistelles, zie Ghistele Ghuistele, zie Ghistele Ghy (zoon van Ghys), 93 Gilloen (Denys), 1173 ; (Gauthier), 1441 ; (Jehan), 532 ; (Joos), 1900 GISTEL, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Oostende ; – heer van, 1, 888, 1726 Gistelle, zie Ghistele Gliselle (Colin de le), 377 Gliseules (Huart de la), 177 Godevarts (Jehan), 1117, 1166 Gommet (Bauduin), 1568 ; (Hubert), 1567 Gouy (Jacop de), 1821 Grach, zie Gracht GRACHT, heerlijkheid in de gem. Moorsele, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; heer van de, 98, 708, 875, 1237, 1623, 1737, 1788, 1810 Gracht, Grach, Fosse, (Adriaan van de), 1749 ; (Adriane), 1788 ; (Adryen de le), 1623 ; (Bauduin de le), 1248 ; (Christiaen de le), 1156 ; (Ettor du), 431 ; (Gautier) (Ghiselbert), 1787 ; (Guillaume de le), 1249 ; (Guillot du), 430 ; (Jan), 1787 ; (Olivier de le), 1250 ; (Richart du), 575 ; (Rikwaert van der), 1786 ; (Robrecht de le), 1183 ; (Wouter), 1738, 1739, 1810 Graitee (Tristran de la), 562 GRAMEGHEN ; - heer van, 1134 Grammez (Gilles de), 981 Grammont, zie GERAARDSBERGEN GRANDPRÉ, F., graafschap in de Champagne ; - graaf van, 1731 Grantpré, zie GRANDPRÉ Grave (Pitier de), 321 ; (Symoen de), 1015 Grijspeere, Grisepaire, Gryspere (Jan van), 137 ; (Jehan de), 408 ; (Willem van), 1841 Grisepaire, zie Grijspeere Gros (Jan le), 1853 Grote (Favis le), 342 Gruithusent, zie Gruuthuse Grutpot (Jacques), 607 Grutuse, zie Gruuthuse Gruuthuuse, zie Gruuthuse Gruuthuse, Gruithusent, Grutuse, Gruuthuuse (Ghildolf van den), 73 ; (Jan van der), 1832 ; (Roland de le), 432 GRUUTHUZE, heerlijkheid in de oud. gem. Assebroek, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Brugge ; – heer van, 4, 746, 887, 1231, 1611, 1827 Grymberghe (Jehan de), 1160 Gryspere, zie Grijspeere Guebin (Gilles), 531 Guilleme, 1621, 1673, 1681, 1686 GUISE, Ghisen, F., graafschap in Picardië, 1726 Guistelle, zie Ghistele Gusancourt, Cousencourt, (Hector de), 853 ; (Jacques de), 1507 ; (Percheval de), 976 Gype, zie Zijpe Hadin (Jehan), 1253 ; (Willem), 1253 Haec (Henry de), 1180 Haefskerke, zie HAVESKERKE Haelwine, zie Halewijn Haerlebecken, zie HARELBEKE Haerlebeke, zie HARELBEKE Haesbourg (Jacques de), 1656 ; (Tiery de), 1556 Haesbrouc, zie HAZEBROEK Haesbrouck, zie HAZEBROEK Haghe (Jacop van der), 88 105
Hagheline (Gille), 1662 Haie, zie Haye HALLENNES-LES-HAUBOURDIN, Halennes, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1714 HALEWIJN, Halluin, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; - bastaard van, 556, 599, 599 ; - heer van, 8, 708, 855, 1232, 1616 Halewijn, Haelwine, Halewin, Halewyn Halluin, Haluin,Haluim (Adriaene van), 1907 ; (Bernequin de), 556 ; (Charles van), 1862 ; (Clays de), 343 ; (Colaert van), 1818 ; (Daniel de), 856 ; (Ector de), 1629 ; (Gauthier de), 856, 857 ; (Ghilain de), 697 ; (Ghildolf de), 707 ; (Guillaume de), 1294 ; (Gyslin de), 1103 ; (Hues de), 561 ; (Jacop de), 729 ; (Jacob van), 1746 ; (Jan van), 61, 1790, 1885 ; (Jehan de), 404, 439, 673, 706, 856, 1624 ; (Jooris de), 844, 1913 ; (Joos van), 22, 1867 ; (Josse de), 411, 1281, 1614 ; (Gheraerd van), 63 ; (Karele van), 1795, 1834 ; (Lodewijc van), 1883 ; (Martine van), 1870 ; (Olivier van), 60 ; (Perchevael), 1243 ; (Rogier de), 1254 ; (Roelant van), 1858 ; (Thiery de), 1293 ; (Willem de), 223 ; (Willem van), 62 ; (Wouter van), 57, 58, 59 ; (Wouter de), 1615 Halewin, zie Halewijn Halewyn, zie Halewijn Halluin, zie Halewijn Haluin, zie Halewijn Hamade, zie Hamaide Hamaide, Hamade, Hameyde ; - heer van, 221 ; (Jacob van der), 1752 ; (Jacques de la), 1140 Hambise, zie Hembise Hameyde, zie Hamaide HAMME – heer van den, 1783 Haneron (Anthonis), 1904 Hanghereel, zie Anghereel HANSBEKE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, gem. Nevele ; – heer van, 1799 Hanton (Jehan), 350 Hape (Jehan van), 1096 Hardoye, zie ARDOOIE HARELBEKE, Haerlebecken, Haerlebeke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – baljuw van, 1826 ; - heer van, 867 Harlin (Lancelot du), 197 Hase, Haze (de), 6 ; (Hector le), 1307 Hasmes ; bastaard van, 1566 ; (Hue de), 1543 Haule (Clays de), 577 Hauweel (Gilles), 1505 ; (Inghelram), 891 ; (Jan), 1800 ; (Jehan), 1041 ; (Roeland), 56 HAVERIJE, Haverie, Haverye, heerlijkheid in de oude gemeenten Ertvelde en Kluizen, B., prov. OostVlaanderen, arr. Gent, gem. Evergem ; - heer van, 999, 1777 HAVESKERKE, Haverskerque, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; - bastaard van, 646 Haveskerke, Aveskeerke, Haefskerke Haveskeerke, Havesquercke, Havesquerke Havesquerque (Adriaene van), 1846 ; (Archebaut van), 1835 ; (Francois de), 700, 965 ; (Francois van), 101 ; (Hustin de), 966 ; (Louys de), 308, 721 ; (Loys de), 364, 967 ; (Pierre de), 1387 ; (Philips van), 138 ; (Ruflart), 646 Haveskeerke, zie Haveskerke Haveskercke, zie Haveskerke Havesqerque, zie Haveskerke Havesquercke, zie Haveskerke Havesquerke, zie Haveskerke Havesquerque, zie Haveskerke Haye, Haie (Arnoult de la), 1573 ; (Godeffroy de la), 182 ; (Jehan de la), 183, 509 ; (Rique de le), 457 Haynnau, zie HENEGOUWEN Hazebrouc, Haesbrouc, Haesbrouck, Hazebrouc (Gadifer van), 95 ; (Jacob van), 1903 ; (Jacques de), ; (Tiery de), 1656 ; (Thiery de), 968, 1483, 723 Heemsrode, zie Hemsrode HEEMSTEDE, Nl., prov. Noord-Holland ; – heer van, 1731 Heere (Jacop de), 1812 HEESTERT, Eestret, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Zwevegem ; - heer van, 979 Heijle, zie Heyle Heindois (Francois), 554 106
HEINGNIES ; zie OIGNIES Helledebole (Jaques), 478 Hellen (Henry de), 370 Helst (Geeraerd vander), 1074 HEM, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1599, 1709 ; (Jehan de), 1539, 1709 ; (Luuc de), 1720 Hembise, Hambise, Embyse, Hembize, Hembyze, Imbise (Daniel de), 818; (Ernout), (Guillaume de), 173 ; (Jehan de), 172, 376, 677 ; (Jehan van), 1151 ; (Olivier van), 1781 ; (Rasse d‟), 1181 Hembize, zie Hembise Hembyze, zie Hembise Hemsrode, Heemsrode (Jacques de), 1206 ; (Perchevael van), 1767 ; (Wouter van), 155 Hemstele (Floris de), 1604 HENEGOUWEN, Haynnau ; graafschap, – seneschalk van, 1703
Henthin (Jehan de), 1686 Herinnes, zie HÉRINNES-LEZ-PECQ HÉRINNES-LEZ-PECQ, Herinnes, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Doornik, gem. Pecq ; - heer van, 849 Herpe (Josse d‟), 1148 ; (Philippes d‟), 667, 1147 ; (Philippe de), 837 Herselle, Herzelles (Bernaerd de), 790 ; (Daniel de), 170 ; (Guillaume de), 1011 ; (Jehan de), 1011, 1641 ; (Raesse de), 832 ; (Wouter van), 50 HERZELE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst; - heer van, 831, 1128 Herzelles, zie Herselle Heuchin (Baudin de), 944 ; (George de), 1423 ; (Jehan de), 1424 ; (Walrand de), 1422 ; (Walrave van), 771 Heughem (Josse de), 1685 HEULE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Kortrijk ; – heer van, 1244, 713, 1740, 1621 Heule, Heulle, Huele, Heult (Collart de), 1302 ; (Jacob van), 1836 ; (Ernoul de), 464 ; (Florens van), 54 ; (Jacques de), 1031 ; (Jehan de), 1630 ; (Josse de), 401 ; (Oste de), 557 Heulle, zie Huele Heult, zie Huele Heurne, Huerne (Arnoud van), 1865 ; (Jehan de), 680, 1226 ; (Lancelot de), 681 ; (Phelips de), 1848 Heut (Climent de), 569 Heyden (Henry van der), 880 Heyle, Heijle (Jan van), 72 ; (Jehan van), 923 Heyne, zie EINE Heys, zie KNOKKE-HEIST Hinguettes (Jehan de), 1546, 1715 Hocron (Gerard de), 1569 ; (Jehan de), 1570 ; (Percheval de), 1571 Hodenvelde (Jehan d‟), 1022 HOFLAND, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke, gem. Rubrouck ; - heer van, 1903 Hoimille, zie Hoymyle Holbeke, zie Hollebecke Holle, zie Won Hollebecke, Holbeke, Hoolbeke, (Hector), 1893 ; (Heinric van), 106 ; (Wulfaert de), 1459 HOLLEBEKE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Ieper ; – heer van, 1893 Hon (Jehan de), 281 HONDEGHEM, Quienville, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1892 ; (Charle de), 1498 ; (Charles de), 1520 ; (Jacques de), 942 ; (Jean de), 1523 ; (Tristram), 959 HONDSCHOTE, Hondscote, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1848 Hondscote, zie HONDSCHOTE Honyne, zie Hoonin Hooft (Francois), 1372 ; (Jehan), 1372 Hoolbeke, zie Hollebecke Hoonin, Honyne (Ernoul), 238 ; (Jehan), ; (Josse), 1316 ; (Martin), 1315 Host (Jehan), 542 HOUDSCHEN, heerlijkheid in de oude gemeenten Loppem, Oostkamp en Zedelgem B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge ; – baljuw van, 1869 Houdtvivre (Jehan de), 917 Houplines (Gerard de), 1462 HOUTE ; – heer van, 1898 107
Houte (Anthonis van den), 1897 ; (Guillaume de le), 1466 ; (Jan van den), 109 ; (Jehan de le), 724 ; (Martin de le), 1473 Houtem, Houthem (Jan van), 124 Houthem, zie Houtem Hovarderie, zie HOWARDRIES HOWARDRIES, Hovardrie, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Doornik, gem. Brunehaut ; – heer van, 1532 Hove (Guillaume de le), 271 ; (Jehan de le), 351, 1258, 1320 ; (Oliver van den), 805 ; (Willem de le), 645 Hove, uten, zie Utenhove Hoyen (Godevaert vander), 1182 Hoymyle, Hoimille (Gaultier de), 1396 ; (Jehan de), 1390 ; (Wautier de le), 521 Hoynide (Jehan de), 1684 Hoyre (Lauwereyns de), 1407 Huart (Amoury), 287 Huchin, zie Heuchin Huchy (Robrecht van), 115 Huele, zie HEULE Huerne, zie HEURNE Hughonet (Charles), 1595 HUISE, Huusse, heerlijkheid in de gemeenten Kruishoutem en Zingem, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde ; – heer van, 1737 Hultre (Loys de), 613 HUMBERCOURT, F., dept. Somme, arr. Amiens ; -heer van, Hurtere, Hurtre (Clays de), 348 Hurtre, zie Hurtere Hustin (Francois), 1335 ; (Velle), 1335 Huusse, zie HUISE Huusse (Jehan van), 1029 Huutberghe, zie UITBERGEN Huutkercke, zie Uutkercke Hyon (Colin de), 264 IEPER, Ipren, Ypre, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper ; – baljuw van, 1877 ; – burggraaf van, 16, 1627, 1895 ; – opperbaljuw van, 1876 Imbise, zie Hembiese INGELMUNSTER, Inghelmunstre, B, prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 1794 Inghelmunstre, zie INGELMUNSTER Ipren, zie IEPER Iscornay, zie SCHORISSE Iseghiem (Marc d‟), 535 IZEGEM, Isenghien, Yseghem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 66, 1235, 1633, 1747 Jacobs (Thiery), 1084 Jaghere (Cornille de), 996 ; (Jacques de), 997 ; (Olivier le), 698 Janvois (Pierre des), 218 Jaquemart ; - bastaard, 295 Jeumont (Jehan de), 1142 Jonghe (Charles de), 1317 ; (Henry de), 783 ; (Jehan de), 1119 ; (Michiel de), 1378 ; (Olivier de), 950 ; (Philippes de), 789 ; (Philips de), 35, 792 Joris (Jehan), 456 ; (Pertre), 472 Josne (Rolland le), 549 Juully (Fastreignon de), 282 KALKEN, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde, gem. Laarne ; - baljuw van ; - heer van, 695, 1104, 1754 KAMERIJK, Cambray, Cambrai, F., dept. du Nord, arr. Kamerijk ; – bisschop van, 1131 KAPRIJKE, Caprike, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Eeklo ; – baljuw van, 1873 KASSEL, Cassel, Cassele, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – baljuw van, 1648 ; – opperbaljuw van, 1878 ; – ontvanger van, 1879 KASSEL AMBACHT, Casselambacht, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, 1908 Kerchove (Sohier van den), 835 108
Kethulle (Jan van der), 1777 ; (Jehan de la), 999 Kets (Clais van), 42 ; (Gauthier de), 1085 Keukemare, zie Beukemare KLEEF, Cleven, hertogdom in Duitsland, Nordrhein-Westfalen ; – hertog van, 1734 ; (Adolf van), 1849 Knibbe, Knible (Jehan), 1349 ; (Omaer), 1345 ; (Regnault), 313, 1327, 1345 ; (Walrant), 1345 ; (Werin), 355 KNOKKE-HEIST, Heys, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge – heer van, 1856 KOMEN, Comene, Commene, Commines, Communs, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Moeskroen, gem. Komen-Waasten, evenals Comines, F, dept. du Nord, arr. Lille; – heer van, 716, 942, 1534, 1613, 1705 ; – vrouw van, 1914 KOOIGEM, Coyeghem, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Kortrijk ; – heer van, 1900 KOOLSKAMP, Coolscamp, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt, gem. Ardooie ; – heer van, 915, 994, 1775 KORTRIJK, Curtricke, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – kasteel van, 1810 ; – onderbaljuw van, 1809 ; ontvanger van, 1826 ; – opperbaljuw van, 1808 KROMBEKE, Crombeke, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Poperinge ; - vrouwe van, 1854 KRUIBEKE, Crubeke, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas ; - heer van, 1769 KRUISPARK, Cruusparc, heer van -, 1740 KWAREMONT, Quaremont, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Kluisbergen ; – heer van, 1142
L[…] (Gilles de), 487, 496 LAARNE, Laerne, Larne, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde ; – heer van, 982, 1796 Lactree (Blanquet de), 515 Laerne, zie LAARNE Lalaing (Joos de), 1860 ; (Joost de), 1733 Lambist (Robert de), 1650 Lambrechs (Jaspar), 460 Lambresis (Guillequin), 374 Lamer (Jehan), 1411 Lamot (Jaques), 530 Lamsebert (Gille), 357 Lamwes (Guerin), 335 Lanart (Philippe), 606 LANDAS, F., dept. du Nord, arr. Dowaai ; – heer van, 1533, 1708 Landas (Gringnaert de), 1546 ; (Walteran), 1708 Lande van Aelst, zie AALST, LAND VAN Lande van Boulaer, zie BOELARE Lande van Roden, zie RODE, LAND VAN Lande van Waes, zie WAAS, LAND VAN Lande vanden Vrijen, zie BRUGSE VRIJE LANDERGEM, Landreghem, heerlijkheid in de oude gem. Anzegem, Tiegem en Ingooigem, B., prov. WestVlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Anzegem ; – heer van, 1206, 1778 Landreghem, zie LANDERGEM Lane (Jehan van), 1099 Langhemersch (Jehan de), 1453
Langhe (Josse de), 1268 Langue (Guilllaume le), 573 LANNAIS, Lannaiz ; - heer van, 225 ; (Jehan de), 262 Lannaiz, zie LANNAIS Lannoy (Baudin de), 1538 ; (George de), 209 ; (Gosset de), 443 ; (Hue de), 208 ; (Jehan de), 1551 ; (Mahieu de), 1549 ; (Olivier de), 660 ; (Pierre de), 1550 ; (Phelips van), 1735 ; (Pieter van), 1811 ; (Robert de), 1577 ; (Sohier de), 171 LANNOY, tegenwoordig Lannoy-du-Nord, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1526 Larne, zie LAARNE Lathoudere (Philippes), 1098 LAVAL, F., dept. de la Mayenne, arr. Laval ; – heer van, 1790 Leauwe (Pouvins de), 1588 LEEUWERGEM, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Zottegem ; – heer van, 827, 1740 109
Leeuwerghem, Leewerghem, Leeverghem, Leverghem (Ghiselbrecht van), 31 ; (Guilaume de), 780 ; (Jehan de), 1256, 1625 ; (Robert de), 400 ; (Ywain de), 819 Leeverghem, zie Leeuwerghem Leewerghem, zie Leeuwerghem Lem (Martin), 1855 LEMBEKE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Eeklo, gem. Kaprijke ; – baljuw van, 1873 LEMBEKE, heerlijkheid in de oude gem. Oostkerke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Damme ; – heer van, 1800, 1838 Lenseele, Lensele (Diederic van), 113 ; (Philippe de), 311 Lensele, zie Lenseele Lesque (George de), 658 Lesquetrevelle (Rogier de), 344 Leureghien, zie Leeuwerghem Leverghem, zie Leeuwergem Leye (Jehan van der), 886 LICHTERVELDE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 914, 1630, 1836 Lichtervelde (Arthur de), 1432 ; (Jacques de), 1272 ; (Jan van), 1891 ; (Jehan de), 916, 1233, 1431 ; (Loys de), 1429 ; (Roeger van), 81 ; (Victor de), 1430 LIEDEKERKE, B., prov. Vlaams-Brabant, arr. Halle-Vilvoorde ; - heer van, 842, 1131 Liedekerke, Liedekeerke, Liekerke (Estienne de), 1158, 1658 ; (Raesse van), 1753 ; (Rasse van), 1643 LIEFERINGE, Lyefrynghe, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Ninove ; – heer van, bastaard van Axele, 1161 Liekerke, zie LIEDEKERKE Lielaer, zie LILARE Liesces (Hinaut de), 214 ; (Pierre de), 216 LILARE, Lielaer, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Sint-Maria-Oudenhove); - heer van, 1750 Lille, zie RIJSEL
Linde (Jaques de), 320 Linselles, zie LINZELE LINZELE, Linselles, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1464 Liques (Lancelot de), 387 Litsau est de Vile (Jehan de), 1171 Lobegois, 215 Lodins (Robert), 1220 Loe (Jehan de le), 231 Lokerne (Vlaminc de), 945 Lombise (Robrecht van), 1889
Longpré (Pierre de), 1386 Lonis (Jehan), 1487 Loo (Olivier van), 165 Loque (Gille), 516 Louvre (Jacques du), 1399 LOVENDEGEM, Lovendeghem, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; - heer van, 791 Lovendeghem, zie LOVENDEGEM Lumene (Arnoult de), 834 Luu (Gyselbrecht de), 1164 Luxenborch (Jacop van), 1728 ; (Jan van), 1727 ; (Pieter van), 1726 Luyx (Roelant), 1271 Lyefrynghe, zie LIEFERINGE Machefflien (Henriet le), 230 Madre (Mahieu de la), 1548 Maelstede (Floures de), 804 Maercke, Maerke (Arend de), 679 ; (Bernaerdt de), 1208 ; (Florens de), 1169 ; (Fransois de), 669 ; (Jacques de), 1209 Maerke, zie Maercke Maes (Reyne), 1517 Maets (Christofle le), 1447 110
Maille (Jehan), 280 MALDEGEM, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Eeklo ; – heer van, 127, 894, 1617 Maldeghem (Ghuerard de), 696 ; (Jehan de), 1042 ; (Martin de), 1108 Mamines, zie Massemine Maminez, zie Massemine Mamisnes, zie Massemine Mandekin (Gauthier), 1476 Marchenelles (Jehan de), 1552 Marchines - bastaard van, 449 Marez (Ernoul de), 189 Marin (Tassin), 609 Mariscal (Baudin le), 475 ; (P(ier)re le), 476 MARKE, B, oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Kortrijk ; - heer van, 151, 824, 1200 MARLE, F., dept. Aisne, arr. Laon ; – heer van, 1609 Marscalc (Robbrecht de), 125 Martre (Jehan de), 371 Mas (Jehan), 592 Masin (M.), 1420 Maminez, zie Massemine Masmine, zie Massemine Masmines, zie Massemine Masminez, zie Massemine MASSEMEN, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde, gem. Wetteren ; – heer van, 47, 1732 ; bastaard van, 647 ; (Ector), 647 Massemine, Mamines, Maminez, Masmine, Masmines, Masminez, Massemine (Gerard de), 830, 1109 ; (Ghiselbrecht van), 49 ; (Guilbert de), 989 ; (Jan van), 48 ; (Jehan de), 326, 695 ; (Louys de), 325 ; (Louys de), 325; (Ogier de), 468 ; (Ogier van), 1782 ; (Philippes), 818 ; (Philips van), 14 Massiet (Jan), 1879 MASTAING, F., dept. du Nord, arr. Valenciennes ; – heer van, 1732 ; (Andrieu de), 1144 ; (Jacob), 1732 Mathieu (Jaquemin), 233 Maure (Guillaume), 289 ; (Jehan), 249 May (Willem le), 363 Mectenaie, zie Metteneye Meenen, zie MENEN Meenine, Menin (Jan van), 136; (Jehan de), 860 Meere (Andries vander), 1227 ; (Adriaen le), 1224 ; (Gilles le), 1223 ; (Jehan le, de oude), 1221 ; (Jehan le, de jonge), 1222 Meersch (Jehan de le), 995 ; (Philippes van der), 1150 Meestere (Robert de), 1072 Meetkeercke (Henry de), 884, 1298 ; (Jacop van), 118 ; (Jean de), 1298 Melle (Francois de), 176 ; (Guillaume de), 544, 786, 1362 MELSEN, Melsene, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, gem. Merelbeke ; - heer van, 1156 Melsene, zie MELSEN Melun (Hughen de), 1725 ; (Jan de), 1724 MENEN, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – baljuw van, 1823 Merckem, zie MERKEM Merquem, zie MERKEM MERKEM, Merckem, Merquem, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Diksmuide, gem. Houthulst ; – heer van, 391, 741, 924, 1287 Merler (Rembaut de), 299 MERWEDE, heerlijkheid in het graafschap Holland, Nl., prov. Holland, land van Heusden; – heer van, 1680, 1840 Mes (Flourens du), 629 Messem (Jehan de), 422 Metenaye, zie Metteneye Metteneye, Mectenaie, Metenaye, metten Eye (Jan), 83 ; (Jehan), 452 ; (Philippe), 537 ; (Piere), 1657 ; (Pieter), 1814 111
MEULEBEKE, Muelenbeke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van, 1817 Meullem, zie Mullem MIDDELBURG-IN-VLAANDEREN, Middelbuerch, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Eeklo, gem. Maldegem ; – heer van, 1895 Millan (Jaques de), 630 Minnaert (Adrien), 1360 Minshere (Guillaume), 525 Miraumont (Pierre de), 1713 MOEN, Mouwe, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Zwevegem ; - heer van, 1238 MOERBEKE, Morbecque, F., arr. Duinkerke, dept. du Nord; – bastaard van, 1510 Moerbeke, Moorbeke, Morbecke, Morbeke, Morbeque (Clays de), 1510 ; (Jehan de), 1510 ; (Josse de), 1653 ; (Olivier de), 486, 588 ; - heer van, 123 MOERE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Oostende, gem. Gistel ; – heer van, 1755 Moere (Goerge de le), 993 ; (Jacop van der), 1816 ; (Jehan de la, zoon van Jehan), 802 ; (Jean de la, zoon van Thiery), 803 ; (Jooris van der), 1796 ; (Loys de le), 1058 Moerkercke, zie MOERKERKE MOERKERKE, B., oud. Gem., arr. Brugge, prov. West-Vlaanderen ; - heer van, 1324 Moerkerke, Moerkercke, Morkeke, Mourquerque (Daneel van), 1840, 1863 ; (Daniel de), 1680 ; (Jacques de), 1270 ; (Jan de), 1270 ; (Loys de), 1324 ; (Vrancke de), 896 ; (Wulfaert de), 897 Moerseke (Gerard de), 820; (Gheraerd van), 77 MOERZEKE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde, bastaard van -, 820 MOESKROEN, Mosqueron, Mosschroen, Mouscron, B., arr. Moeskroen, prov. Henegouwen; – heer van, 1642, 1776, 1255 Mol (Casin de), 910 Molen (Jan van der), 146 MOLINGHEM, Molinguehem, F., oud. gem., dept. Pas-de-Calais, arr. Béthune, gem. Isbergues ; - heer van, 1716 ; (Jehan), 1716 Molinguehem, zie MOLINGHEM
Mommin (Henrry), 426 Mont (Jehan), 576 Montigny (Loys de), 1192 Montigny, zie MONTIGNIES-SAINT-CHRISTOPHE MONTIGNIES-SAINT-CHRISTOPHE, B., oud. gem., prov. Henegouwen, arr. Thuin, gem. Erquelinnes ; – heer van, 1733 Montoy (Thomas), 272 Moor (Gerard le), 909 Moorbeke, zie MOERBEKE MOORSLEDE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 103, 1439, 1738, 1912 Morbecke, zie MOERBEKE Morbeque, zie MOERBEKE MORCHIN ; - heer van, 229 Moriton (Vincent), 316 Morkerke, zie MOERKERKE Morslede (Gauthier de), 1440 ; (Jan van), 104 ; (Jehan de),709, 930 Mortie (Colin de le), 1121 Mosqueron, zie MOESKROEN Mosschroen, zie MOESKROEN Mote, zie MOTTE-AU-BOIS Mote, Moten (Adriaen vander), 1179 ; (Daniel de la), 192 ; (Gauthier de le), 1214 ; (Gerard de le), 185 ; (Gesswin de la), 188 ; (Guillaume de le), 570, 1214 ; (Jaquet de la), 365 ; (Jehan de), 185 ; (Willem de le) 373 Moten, zie Mote MOTTE-AU-BOIS, Mote, heerlijkheid in de gem. Niepkerke (Nieppe), F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1802, 1888 Moulin (Jehan du), 245 ; (Pieron du), 244 Mourquerque, zie MOERKERKE Mourselere (Jehan de), 493 Mouscron, zie MOESKROEN 112
Mouwe, zie MOEN Muelenbeke, zie MEULEBEKE Mulaerd, Mulaert (Jan), 133 ; (Jehan), 810 ; (Raes), 51 Mulaert, zie Mulaerd Mulhem, zie Mullem Mullem, Meullem, Mulem, Mulhem (Daneel de), 871 ; (Gauthier de), 980 ; (Philippe de), 676 ; (Philippes de), 1033 ; (Wouter van), 55, 670 Munte (Daneel de), 1017 Muth, Muts (Baudin le), 550 ; (Paschier), 1369 ; (Pasques de), 552 Muts, zie Muth Namur (Claeys de), 934 Nathegale (Henry), 338 NAZARETH, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; – heer van, 1773 Nectre (Andrieu le), 331 NEDERBRAKEL, Nederbrakele, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, gem. Brakel ; – heer van, 1733 Nederbrakele, zie NEDERBRAKEL Nelle, zie Melle Neve (Jehan de), 1077 NEVELE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; - heer van, 13, 787 Nevele (Guillaume de), 928, 940 ; (Radolf van), 102 Neveville (Hannequin de), 200 Niepe (George de le), 1474 Nieucapelle, zie NIEUWKAPELLE Nieukerke, Nieuwekercke (Bernaert de), 935 ; (Jehan de), 726 Nieuwekercke, zie Nieukerke NIEUWENHOVE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Geraardsbergen ; – heer van, 1859 Nieuwenhove (Jan Michielszone van), 1805 NIEUWKAPELLE, Nieucapelle, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Diksmuide, gem. Diksmuide ; – heer van, 1371 NIEUWPOORT, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Veurne ; – kapitein van, 1865 Nieve (Andrieu de la), 174 NIVELLE, - heer van, 1283 NOKERE, Nokre, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Kruishoutem ; - heer van, 1748 Nokre, zie NOKERE Obbrakele, zie OPBRAKEL Noordpeene, zie PEENE Obeaux, zie AUBEAUS Oendevelt (Jehan), 446 Oflande, zie HOFLAND Ogierlande, Ougerlande (Jehan d‟), 406, 1286 OIGNIES,Heingnies, Doingnies, F., dept. du Pas de Calais, arr. Lens ; – heer van, 1722, 1902 ; (Jan van), 1902 Oisy, zie OISY-LE-VERGER OISY-LE-VERGER, Oisy, F., dept. du Pas de Calais, arr. Atrecht ; – bastaard van, 242 OLSENE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, gem. Zulte ; – heer van, 685, 1818 Olsene (Jacob), 685 ; (Jacques d‟), 998 Oninghem (Rolland de), 604 Onredens (Rasse), 1020 Oohigem (Guilfart de), 627 OOMBERGEN, Oomberghe, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Zottegem ; – heer van, 1150 Oomberghe, zie OOMBERGEN Oorloze (Jehan de), 522 Oorscamp, zie OOSTKAMP OOSTENDE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Oostende ; – baljuw van, 1870 OOSTKAMP, Oorscamp, Orscamp, Orsquamp, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge ; – heer van, 37, 393, 1285, 1828 OOSTKERKE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Damme ; – heer van, 741 Oostkerke, Oostquerke, Orsquerque, (Jehan d‟), 1145 Oostquerke, zie Oostkerke 113
OOSTIEPERAMBACHT, Oostyperambocht, oostelijk deel van de kasselrij Ieper in Vlaanderen ; – baljuw van, 1880 Oostieperambocht, zie OOSTIEPERAMBACHT OPBRAKEL, Obbrakele, Upbracle, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Brakel ; – heer van, 1781, 1151 ORREST; - heer van, 1142 Orscamp, zie OOSTKAMP Orsquamp, zie OOSTKAMP Orsqueque, zie Oostkerke OSTRREES – heer van, 1723 OUDBURG, Oudtbuerch, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, gebied rond Gent ; – baljuw van, 1807 Oudembuerch, zie OUDENBURG OUDENAARDE, Audenaerde, Audenarde, kasselrij in het graafschap Vlaanderen, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde ; – baljuw van, 1006, 1813 ; – kasselrij, 1825 ; – kasteel van, 1814, 1819 OUDENBURG, Oudembuerch, Oudtbuerch, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Oostende ; – baljuw van, 1807, 1872 Oudenhove (Jehan van), 825 Oudone (Gauthier), 1279 Oudtbuerch, zie OUDBURG Ougerlande, zie Ogierlande Oultersone (Gautier), 596 Oultre (Boudin van), 108 ; (Loys d‟), 829 Ouvre (Jacque de le), 772 Oussin (Jacques), 447 OUTER, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Ninove ; - heer van, 1146 Overmeere, zie OVERMERE OVERMERE, Overmeere, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde, gem. Berlare ; – heer van, 1107, 1782 Oye (George d‟), 1359 ; (Reynoult d‟), 1416 Paeldinc Paeldinck (Christiaen), 1374 ; (George), 1445 Paerke, zie PARIKE Palinc, Paling (Andrieu), 617 ; (Louys), 620 Paling, zie Palinc PAMELE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Oudenaarde ; – heer van, 678, 1143, 1679, 1760 Panetier (Lodewijc de), 126 Pape (Gilles de), 778 PARIKE, Paerke, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Brakel ; – heer van, 1733 Parys (Jan), 134 ; (Jehan), 781 Passcharis (Baudewijn), 850 ; (Pierre), 806 PEENE, Peenen, Piesnes, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 24, 953, 958, 1883 Peene, Peenen, Peenes, Penes, Piesnes, Noordpeene, Zuutpeene, Zuytpeene, Zuutpienne (Ghilebert de), 1500 (Ghilles de), 1352 ; (Guillaume de), 1501 ; (Jehan de), 953 ; (Pierre de), 1502 ; (Valentin de), 1501 Peenen, zie Peene Peenes, zie Peene PEERBOOME, overstroomde heerlijkheid bij Axel, Nl., prov. Zeeland ; - heer van, 1044, 1045 Penes, zie Peene
Penninghen (Jehan metter), 1075 Pente (France), 653 Perboome (Jacob de), 1045 PERENCHIES, Perenchies, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1765 PERONNE, F., dept. du Somme, arr. Péronne ; – heer van, 1718 PETEGEM, Peteghem, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Wortegem-Petegem ; – baljuw van, 1818 ; – kasteel van, 1819 Peteghem, zie PETEGEM Peut (Guillaume), 572 Pic (Jehan le), 1452 Piechon (Ernoul), 258 Piere (Jaquemart de le), 358 Piersonne (Jehan), 451 Piesnes, zie PEENE 114
Piesnes (Gilles de) PIESTRE; - heer van, 1149 Piestre (Jehan), 190 Pignoullet (Jamot), 199 Pincalin (France), 653 Pipenpoys (Jehan), 1118 PITTEM, Pitthem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van, 1, 1175 Pitthem (Daneel de), 1870 Plancke (Jehan de la), 946 Plasch (Henry), 1092 Plateel (Guillaume), 947 Poctes, zie Pouke POEKE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent, gem. Aalter ; – heer van, 226, 858, 1247, 1627, 1742 Poele, Poulle (Jehan de le), 485 ; (Jehan van de), 885 ; (Philippe de le), 903 Poelvoorde (Philips van), 135 Poiret (Hennequin), 205 POLLARE, Pollaere, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Ninove ; – heer van, 1157 Pollinchove (Charles de), 737, 1333 ; (Christiaen), 1333 ; (Francois de), 309 ; (Jan de), 1333 ; (Jehan de), 1334 ; (Louys de), 1333 Poorte, Porte (de le), 290 ; (Hannis de le), 291 ; (Hannequin de le), 291 ; (Hannin de le), 288 ; (Jehan de le), 283 ; (Joos van der), 1912 Pooteelet, zie Potelles Porins, zie WASTINES Porte, zie Poorte Porthals (Pierre) Potelles, Pooteelet, Pottelles (Jan van), 1798 ; (Jehan de), 977, 991, 699 Pottelles, zie Potelles Pottelsberghe (Clays de), 1045 ; (Gilles de), 1065 ; (Guillaume de), 1066 ; (Jacob de), 1045 ; (Jacques de), 1067 ; (Jan de), (Jan van), 1804 ; (Josse de), 814 ; (Thiery de), 1067 ; (Zegher de), 1067 POTTERIE, LA; een heerlijkheid te Waasten, B., prov. Henegouwen, arr. Moeskroen - heer van de, 1915 Poucke, zie Pouke Pouckes, zie Pouke Poucques, zie Pouke Pouke, Poctes, Poucke, Pouckes, Poucques, Pouques (Alaert de), 298 ; (Anthone de), 1554 ; (Eylaert de), 859 ; (Roeland de), 793 ; (Jan van), 1247 Pouques, zie Pouke PRAAT, Praet, heerlijkheid in de oude gem. Oedelem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Beernem ; – heer van, 757, 882, 1281, 1829 Praet, zie PRAAT Pre (Jehan du), 433 ; (Olivier du), 654 ; (Sohier du), 328 Preneghem (Guillaume de), 1563 ; (Pierre de), 1564 Prez (Francois des), 1167 Priesmes (Jehan de), 957 Prost (Gille), 513 ; (Jehan le), 1114 PUIVELDE, Puvelde, heerlijkheid die zich uitstrekte over de gemeenten Belsele, Lokeren en Kemzeke, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas, gem. Sint-Niklaas ; - heer van, 814 Puvelde, zie PUIVELDE Quaremont, zie KWAREMONT Quartes (Huchon de), 270 Quesne, du (Ligier), 339 Quesnoy, Quesnoyt (Baltazar du), 1556 ; (Rolland du), 1514 Quienville, zie HONDEGHEM Quillan (Jaspar de), 445 Quinghien, zie Coyeghem Raasin (Ernoult), 638 Rabecque, zie Rabeke Rabeke, Rabecque, Rabeque (Guillaume de), 725 ; (Hellin de), 580 ; (Pierre de), 1465 115
Rabeque, zie Rabeke Raesseghem, zie Rasseghem Railla[…] (Jehan), 495 Raissighem, zie Rasseghem Ram (Roland de), 322 ; (Waitier de), 540 ; (Wincent de), 541 Rambures, zie ROSIMBOS Rames (Jehan de), 510 Rammeghen, Ranneghem (Jehan de), 656 ; (Pierre de), 661 Rasse (Philips de), 1572 Rasseghem, Raissighem, Rassenghien; (Gheraerd van), 10 ; (Gerard de), 823 Rassenghien, zie Rasseghem RAVENSTEIN, Ravestain, heerlijkheid in de gem. Oss, Nl., prov. Noord-Brabant, gem. Oss ; – heer van, 1608 Raveschoot, Raveschot, Ravescote (Adriaen van), 1756 ; (Guillaume de), 1003 ; (Jacques de), 1003 Raveschot, zie Raveschoot Ravescote, zie Raveschoot Ravestain, zie RAVENSTEIN Rechem zie REKKEM REIGERSVLIET, heerlijkheid in oud. gem. Westkapelle, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. KnokkeHeist ; – heer van, 893 Reimerswaal, Reymerswale (Clais van), 1760 Reingherstede (Goossin van der), 148 REKKEM, Rechem, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Menen ; – heer van, 713, 846 Relenghes, zie: RENINGE Rely (Jehan de), 304 Renaix, zie RONSE Renescure, zie RUISCHEURE Renesse (Hendric van), 1759 RENINGE, Relenghes, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Diksmuide – heer van, 1763 RENINGELST, Reyninghelst, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Poperinge ; – heer van, 1876 Reninghes (Hector de), 1368 Renty (Oudaert van), 1892 RESSEGEM, Rasseghem, Raesseghem, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Herzele ; - heer van, 1131, 1754
Reverday (Jan), 1873 Reymerswale, zie Reimerswaal Reyngersvliet, Reyngersvliete (Guillaume de), 828 ; (Lancelot de), 1174 Reyngersvliete, zie Reyngersvliet Reyninghelst, zie RENINGELST Reyst (Arnoul de), 1198 Rijcassez (Jan), 163 Rijm, Rym (Baudin), 1028 ; (Bauduin), 779 ; (Boudin), 132 ; (Daneel), 1028 ; (Ettor), 731 ; (Jehan), 1028 ; (Symoen), 130 Lille (Jehan de), 939 Rincq (Jehan de), 211 Rine (Beatrice van den), 1801 Riquart (Cassim), 427 Riquelan (France), 637 Robbrechts (Jacques), 1306 Robert (France), 640 Robres (Jacques), 425 Rocquenghien, zie ROKEGEM Rocques (Guillaume de), 1601 ; (Jehan de), 1601 RODE, LAND VAN, Land van Rode, heerlijkheid in de oud. gem. Schelderode en omgeving, B., prov. OostVlaanderen, arr. Gent, gem. Merelbeke ; – heer van, 1126, 1454, 1555, 1726 Roesbeke, zie ROZEBEKE ROESELARE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare; – burggravin van, 1857 ; - heer van, 1272 Roesselaere, Roesselare, Roullers, (Loys de), 863 116
Roesselare, zie Roesselaere Roetselaer, zie ROTSELAAR Roide (Thierry de), 543 ROKEGEM, Rokeghem, Rocquenghien, B., arr. Oudenaarde, prov. Oost-Vlaanderen, gem. Sint-Maria-Horebeke; heer van, 1198 Rokeghem, (Loys de), 1199 ; (Robrecht van), 1780 Rollantcourt (Amourri), 196 ROLLEGEM, Rolleghem, heerlijkheid in de gem. Zonnebeke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper; – heer van, 116, 929 Rolleghem, zie ROLLEGEM Rollof (Jehan), 594 RONSE, Renaix, Ronsse, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde ; – heer van, 1140, 1752 Ronsse, zie RONSE Rosebeke, zie ROZEBEKE ROSIMBOS, heerlijkheid in Fournes-en-Weppes , F., dept. du Nord, arr. Rijsel; – heer van, 202, 1528, 1719 Rosimbos (George de), 1544 ; (Jehan de), 1544 Rotselaar, Roetselaer (Anthone de), 1052 Roubais, Roubais, Rubaix (Pierre de), 1541 ROUBAIX, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1527, 1128 Roullers, zie Roesselaere ROZEBEKE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Zwalm ; - heer van, 1254 Rozebeke, Roesbeke, Rosebeke (Wouter van), 58 Roy (Alart le), 1592 Rubaix, zie Roubais RUISCHEURE, Renescure, Ruwerschure, Ruwerscuere, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; - heer van, 1478, 1884 RUMBEKE, B., oud.gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare, gem. Roeselare ; – heer van, 1453 RUPELMONDE, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas, gem. Kruibeke ; – kasteel van, 1821 Ruusse (Olivier de), 164 Ruwel (Jehan), 1097 Ruwerschure, zie RUISCHEURE Ruwerscuere, zie RUISCHEURE Rycke (Simon de), 785 Rym, zie Rijm Rysbrugghe, zie Rysselberghe Rysele (Ebboudt van), 1375 Rysselberghe, Rysbrugghe (Jehan van), 1082 ; (Olivier van), 1083 SAAFTINGE, Saeftinghen, Nl., prov. Zeeland, gem. Sint-Laureins ; – kasteel van, 1822 Saage (Cornille le), 618 ; (Jehan le), 622 Saeftinghe, zie SAAFTINGE Saint Auby (Jehan de), 1393 Saint Audegonde (Guillebert de), 962 ; (Gilbert de), 963 Saint Omer, Sentomaars (Jean de), 1558 ; (Joos van), 1887 SAINT-POL, Saintpol, F., graafschap in Artesië, nu Saint-Pol-sur-Ternoise, F., dept. du Pas-de-Calais, arr. Arras ; – graaf van, 1726 ; – heer van, 1690, 1702 Saint Pol (Jacques de), 1690 SAINT-VENANT, F., dept. du Pas de Calais, arr. Béthune ; – heer van, 1698 Salaerdinghe, zie ZARLARDINGE
Salart (Olivier), 511 Sande (Jehan de le), 536 Santberghe (Wencelin de), 1745 ; (Wenselin de), 1155 SANTES, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; – heer van, 1531, 1695 Scaec, Scacq, Schaech (Jacob), 1259 ; (Louis), 702 ; (Louys), 412 ; (Matheeus), 69 ; (Mathijs, heer van Den Hamme), 1783 Scacq, zie Scaec Scanezune (Jehan), 336 Scathille (Matheeus van), 84 SCAUBOURG – heer van, 1717 117
Scerpon (Jehan le), 315 Schaech, zie Scaec SCHEELE - heer van, 144, 167 Schelewe (Pierre le), 1417 SCHIERVELDE, Esquiervellede, Schiervelle, heerlijkheid in de gem. Roeselare, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – bastaard van, 578 ; – heer van, 1268 Schiervelle, zie SCHIERVELDE Schietere (Josse), 1314 Schoonvelde, Sconeveld, Scoonevelde (Olivier van), 142 ; (Robbrecht van), 1915 Schopf (Jehan de), 1607 Schore, Schoore, Score (Jehan van), 759 ; (Percheval de), 1146 SCHORISSE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Maarkedal ; - bastaard van ; 175, 179, 180, 181, 1202 ; – heer van, 28, 169, 826, 1153, 1201, 1636, 1727 Schorisse, Scorisse, Scorsse, Escornay, Escornais, Escornaiz, Escournay, Ecornayz, Iscornay, (Arnoul d‟) 1202 ; (Arnout van), 1748 ; (Chambelin d‟), 1228 ; (Elnou d‟), 180 ; (Georges d‟), 1669 ; (Gerard d‟), 1195 ; (Godefroy van), 1792 ; (Guerrat d‟), ; (Jan van ), ; (Jehan d‟), 181, 1175 ; (Jehan de), 494, 1175 ; (Joris van), 1817, 1864 ; (Lancelot d‟), 175 ; (Loys d‟), 1659 ; (Melsion d‟), 179 ; (Philippe d‟), 1791 ; (Philips van), 1791 ; (Pierre d‟), 1196, 1204 ; (Rogier d‟), 1175, 1203 Schoten, Scoten (Michiel de), 765 ; (Olivier de), 1428 ; (Oreit van), 1877 ; (Victor de), 1467 Schouteeten, Ecoucte, Scouteten (Baudin), 1056 ; (Gillis), 38 ; (Guyot), 1057 ; (Rem de), 812 Sconeveld, zie Schoonvelde Scoonevelde, zie Schoonvelde SCOPPEGHEM, heerlijkheid in de gem. Zwevegem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – heer van, 1779 Score, zie Schore Scorisse, zie Schorisse Scorsse, zie Schorisse Scortes, zie Schorisse Scotelaire (Jacques), 505 Scoten, zie Schoten Sec (Alart le), 302 Selles (Flouren de), 625 Sennieres (Baudichon de), 234 Sent Jooris, zie SINT-JORIS-TEN-DISTEL Sentomaers, zie Saint-Omer Sepeere (Jacques), 579 Sersanders (Daneel), 1023 ; (Guillaume), 1069 ; (Jehan), 1023 Sersymoens (Pierre), 1021 SINAAI, Sinay, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas, gem. Sint-Niklaas ; – meier van, 1089 Sinay, zie SINAAI SINT-JORIS-TEN-DISTEL, Sent Jooris, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Beernem ; – heer van, 1837, 1852 SINT-WINOKSBERGEN, Berghues-Saint-Winoc, Bergues, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – burggraaf van ; – kapitein van, SINT-WINOKSBERGEN-AMBACHT, kasselrij in het graafschap Vlaanderen ; – kapitein van SLUIS, Sluus, Nl., prov. Zeeland ; – baljuw van, 1867; – kasteel van, 1860, 1861 Sluus, zie SLUIS Sobrechies (Estienne de), 286 Somirghem, zie ZOMERGEM Sontain (Ameux de), 274 ; (Thierry de), 273 Sopart (Pierre), 375 Spicke (Jehan de le), 1406 SPIERE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Spiere-Helkijn ; - heer van, 1831 Spiere, Espieres (Gheraerd van), 29, 74 ; (Heinric van), 76 ; (Roeland van), 75 Spillet (Jehan), 227 Splectelinewerre (Michiel de), 1321 Sporkin, Sporquin (Jan), 129 ; (Jehan), 388 Sporquin, zie Sporkin 118
Spreuwe (Laurens), 1415 STADEN, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 1429, 1911 Staples (Jehan de), 1484 Stavele, Stavles, Stavelez, Stavlles (Adriane van), 1854 ; (Bauduin de), 1275 ; (Brigant de), 553 ; (Guillaume de), 382 ; (Hector de), 1343 ; (Jan van), 1747 ; (Jehan de), 385 ; (Lion de), 1344 ; (Loen de), 547 ; (Pierre de), 1332 ; (Thiery de), 1346 ; (Victor de), 546 ; (Willem van), 1789 Stavles, zie Stavele Stavelez, zie Stavele Stavlles, zie Stavele Steeland, Steelant, Stellant (Baudin de), 801 ; (Guillaume de), 801 ; (Hellin de), 150, 740, 800 ; (Herlin de), 421 ; (Jan de), 1053, 1054 ; (Jehan de), 689, 1054, 1059, 1055, 1149 ; (Loys de), 1040 ; (Philips van), 52 ; (Philippes de), 801, 1048 Steelant, zie Steeland Steelvoet (Jehan), 1405 Steemaer (Jaques), 1136 Steembecq, zie STEENBEKE Steenbecke, zie Steenbeke STEENBEKE, Steembecq, Steenbecque, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1649 Steenbeke, Steenbecken (Henry de), 722, 1494 ; (Renaut van), 145 Steenberghen (Ogier de), 1495 Steenbrugghe (Loys de le), 1455 Steenhoute (Gilbert de), 1137 STEENHUIZE, B., prov. West-Vlaanderen, gem. Avelgem ; – heer van, 383, 748, 843, 1194, 1827 Steenhuse, zie Steenhuuse Steenhuuse, Stiennuse Stienuse, Stienuuse (Gerard de), 866 ; (Guillaume de), 564 ; (Rogier de), 872 ; (Jehan de), 750 STEENVOORDE, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1904 Steffrie (Jehan), 239 Stellant, zie Steeland Stevins (Jehan), 655 Stichele (Josse de le), 1314 Stiennuse, zie Steenhuuse Stienuse, zie Steenhuuse Stienuuse, zie Steenhuuse Stock (Sohier le), 1513 Stoct (Josse de le), 1269 STOPPELEER – heer van, 815 Strabout (Michiel), 1419 Straeten, zie STRATEN Straeten, Straictes (Adriaen de), 434 ; (Guillaume van der), 879 ; (Jacop van der), 1290 ; (Jehan de), 424 ; (Pietre de), 428 ; (Thierry de), 484 ; (Victor de), 1323 ; (Ywain de), 482 Straictes, zie Straeten Straseele, zie STRAZELE STRATEN, Straeten, heerlijkheid in de oude gem. Sint-Andries, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Brugge ;– heer van, 1290 STRAZELE, Straseele, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; - heer van, 1897 Suit (Willem du), 345 Tanay (Herron), 624 Tant, Tand (Jehan de), 901 ; (Thiery), 1404 Tasseel (Jehan), 1470 Teghelare, Theeghelande, Teguelaire (Jacop de), 773 ; (Jacques), 459 ; (Jacques le), 1330 ; (Jehan), Teldere, Teldre (Mataus de), 520 ; (Clays de), 527 ; (Fransse de), 528 Teldre, zie Teldere Temzeque ; bastaard van, 489 TEN HOUTE, heerlijkheid in de (oude) gemeenten Kortrijk, Bellegem en Bissegem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Kortrijk ; - heer van, 1898 Tendre (Pieret de le), 235 119
Tenremonde (Jehan de), 194 ; (Pierre de), 1599 Teteghem (Bauduin de), 1524 Teufliers (Robert de), 466 Theeghelande, zie Teghelare Themseken, Temzeque, Themsekin, Themzeke ; (Daneel de), 1296 ; (Jehan de), 489 ; (Loys de), 488, 749 ; (Louys de), 1284 Themsekin, zie Themseken Themzeke, zie Themseken Thibert (Jehan), 628 Thielt, zie TIELT THIENNES, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 971 Thierry – bastaard, 266 Tholnare, zie Tollenaere Thor (Thiery de la), 1353 Thoreel (Guillaume), 1518 Thorout, zie TORHOUT Thurin (Hannequin), 261 TIELT, Thielt, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – baljuw van, 1817 TILLEGEM, Tilleghem, heerlijkheid in de oude gem. Sint-Michiels, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Brugge ; – heer van, 1291 Tilleghem, zie TILLEGEM Tolle (Adrian le), 269 Tollenaere, Tolnare, Tholnare (Gerard le), 1263; (Roeger de), 168; (Rogier de), 1239; (Daniel de), 704 ; (Ghuerard de), 704 ; (Rogier de), 567; (Rogier le), 567 Tollin (Jan), burggraaf van Aalst, 1736; (Jehan), 1154 ; (Josse), 1132 Tollins, zie Baenst Tolnare, zie Tollenaere TOMME, heerlijkheid in de gem. Tielt, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; – heer van, 1742 Tomme (Wouter van den), 730 TORHOUT, Thorout, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge ; – baljuw van, 1874 TORRE ; - Baudrain, heer van, 1878 Torre (Henry de le), 1504 torre van Bourgoignen ter Sluus, fortificatie te Sluis, Nl, prov. Zeeland, kapitein van, 1860 Tour (Jehan de le), 635 ; (Pasquier le), 621 Triest (Blaix), 1677 ; (Christofle), 1027 ; (Clais), 983 ; (Gheraert), 1761 ; (Joose), 1793 ; (Joos), 1027 ; (Josse), 1687 ; (Perchevael), 1794 ; („le seigneur‟), 816 Tronchiennes, zie DRONGEN Turpin (Guy)`, 1130 UITBERGEN, Huutberghe, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde, gem. Berlare ; – heer van, 1107 UITKERKE, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge, gem. Blankenberge ; – heer van, 746, 1834 Upbracle, zie OPBRAKEL Uppenbrouck (Philippe de), 936 Utenhove, Uutenhove, Hove (Clais), 978 ; (Clays), 758, 1004 ; (George), 1010 ; (Goossin uten), 147 ; (Gyselbrecht), 795 ; (Jacques), 1004 ; (Jehan), 1005, 1006, 1007 ; (Simoen), 1007, 1014 ; (Soye), 184 Uterwulgen, Wulghen (Hector uuter), 1178 Uterzwane, Chigne, Uuterzwane, Zwane (Gyslin), 1112 ; (Hector), 1113 ; (Jan uten), 33 ; (Phelips uuter), 1774 ; (Philippe du), 1661 ; (Tristraen), 1111 Uutkercke, Huutkercke (Gheraerd van), 26 ; (Jehan d‟), 1240 ; (Lieven de), 904 ; (Roelant d‟), 979 Vaarnewijk, Vaernewijc (Gossin de), 986 ; (Jan van), 1762, 1772 ; (Jehan de), 985 ; (Sanders de), 987 ; (Yvain de), 988 ; (Ywain de), 788 Vaerkin (Olivier), 1070 ; (Pieter), 1071 Vaernewijc, zie Vaarnewijk Vaersenare, zie Varsenare Vainse (David), 463 ; (Jehan), 462 Val (Guy de le), 728, 1461 Valcke (Jehan), 1379 120
Valckenaere (Louys de), 1277 ; (zijn broer), 1277 Valewe (Jacques le), 1370 Valmerbeke, zie VOLMERBEKE Value (Jaques le), 539 Varent (Arnoul de le), 1218 Varsenaere, zie Varsenare Varsenare, Vaersenare, Varssenare, Versenare (Jehan de), 598, 744 ; (Joos van), 1845, 1868 ; (Ywain de), 890 Varssenare, zie Varsenare Vauhon (Jehan du), 198 Vauquemare (Jaques de), 601 ; (Jehan de), 600 Vere, zie VEERE Veinse (Jan), 114 Velde (Henry de le), 1087 Velle, zie Hustin Veranneman (Cornelis), 1880 Verdbois, zie VERT-BOIS VEERE, Vere, Nl., prov. Zeeland, gem. Veere ; – heer van, 1731 Vergelo (Christiaen de), 1489 ; (Jacques de), 1489 ; (Olivier van), 1910 Verguigneul (Anthoine de), 1712 Versenare, zie VARSENARE VERT-BOIS, heerlijkheid in de gemeenten Bondues en Marcq-en-Baroeul, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; - heer van, 1245 Vesele (Regnier de), 821 Vest, Veste, Weste (Jehan de le), 469, 639, 1449 Veste (Jehan de le), 1449 Veurhoute, Vuerhoute, Werhout ; - heer van, 1743 ; (Adrien de), 1646 ; (Adriaen van), 1743, 1822 ; (Hector van), 20, 1050 VEURNE, Furnes, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Veurne ; – baljuw van, 1866 ; - burggraaf van, 5, 734, 938, 1666, 1854 VEURNE AMBACHT, Vuernambacht, kasselrij in het graafschap Vlaanderen ; – baljuw van, 1866 ; – kapitein van, 1863 ; – ontvanger van, 1875 Veyse (David), 738 ; (Lancelot), 1338 ; (Vincent), 1365 VIANE, Vyane, B, oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Geraardsbergen ; – heer van, 1152, 1728 VICHTE, B, oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk, gem. Anzegem ; – heer van, 121, 672, 845, 1197, 1741 Vichte (Anthoine van der), 1859 ; (Guillaume de la), 1205 Vick (Henry de), 1463 Videgoet (Vitor), 506 Vielgay (Denys de), 1398 VIER AMBACHTEN, Vierambochten, kasselrij in het graafschap Vlaanderen ; – baljuw van, 1812 Vierambochten, zie VIER AMBACHTEN Vieselle (Henry de), 591 Viesville (Jan van der), 1894 Vijd, Wijts (Clais), 40 ; (Joris), 1300 ; (Kerstoffels), 41 ; (Montfrant), 1300 Vilain, Vylain, Vylein (Adriaen), 1754 ; (Adrien), 1046 ; (Christoffe), 1618 ; (Ector), 693 ; (Godevaert), 1737 ; (Hector), 1038 ; (Jan), 15 ; (Jean), ; (Jehan), 808, 1047 ; (Phelips), 1770 ; (Philippe), 1051 ; (Philips), 34 ; (Philips de jonge), 35, 36 ; (Roger), 1039 ; (Wulfaert), 809 Vinage (Jacop du), 1765 Vingne (Jehan de le), 409, 1579 Visch, Wisch, Wysch (Diederik de), 111 ; (Fransois de), 110 ; (Galvein de), 319 ; (Pierre le), 538 ; (Sohier de), 1341 ; (Vincent de), 1365 ; (Vit de), 403 (Wijd de), 735 ; (Willem le), 736 ; (Wydt de), 1331, 1364 Visquete (Jehan de le), 409 Visschere (Christien de), 1409 ; (Godefroy le), 1380 ; (Michiel le), 1418 Vivere (Josse de le), 1219 VLAANDEREN, graafschap ; – algemeen ontvanger van, 1806 ; – bastaard van, 756, 898, 1295 ; – heer van, 1751, 1766, 1771 ; erfachtige maarschalk van, 1741, 1856 ; - souverein baljuw van, 1614, 1802 ; - watergraaf van, 1805 121
Vlaenderen, Vlaendren, Flandre, Flandres (Charles van), 1638 ; (Guy van), 743 ; (Henry van), 822 ; (Jacques van), 310 ; (Jan van), 1882 ; (Jehan van), 333, 1281 ; (Karels van), 1890 ; (Lodewijc van), 1829 ; (Lodewijc van, zijn zoon), 1830 ; (Loys van), 1634 ; (Robert de), 307 Vlaendren, zie Vlaenderen VLAMERTINGE, Vlamertinghe, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper ; – vrouwe van, 1909 Vlamertinghe, zie VLAMERTINGE Vlaminck, Vlamynck (Anthone), 1605 ; (Jehan), 1515 Vlamynck, zie Vlaminck Vlencke (Guillaume de), 932 VLENERHOUTE, – heer van, 1910 VLETEREN, Vleterne, Flêtre, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1897 Vleterne, zie VLETEREN Voet (Guillaume), 1340 VOLANDERE, Vollandre, heerlijkheid in de gemeente Wevelgem, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; - heer van, 1739 Vollandre, zie VOLANDERE VOLMERBEKE, Valmerbeke, Valmerbeque, heerlijkheid in de gemeente Hooglede, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Roeselare ; – heer van, 1457 ; – vrouwe van, 1899 ; (Godscalc de), 1456 ; (Jehan de), 902 Vommez (Jehan de), 384 Voocht (Jacop de), 1847 ; (Jan de), 1861 VOORDE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Ninove ; - heer van, 1145 Voorde (Gauthier van den), 811 ; (Jacques de le), 1043 ; (Reste de le), ; (Sohier van de), 847 VOORHOUTE, Veurhoute, Vuerhoute, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Sint-Niklaas, gem. Stekene ; - heer van, 1743 Voormezeele, zie VOORMEZELE VOORMEZELE, Voormezeele, Vormiselle, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Ieper ; – heer van, 1286, 1901 Vormiselle, zie VOORMEZELE Vos (Baudin de), 675, 982 ; (Bouden de), 86 ; (Jan de), 1871 ; (Jehan de), 921, 1157 ; (Philips de), 1064 Vout (Bertin la), 303 Voysdonc (Arnoul de), 1606 Vrach (Colart de), 248 Vreze (Wautier de), 1322 Vuerhoute, zie VOORHOUTE Vuernambacht, zie VEURNE AMBACHT Vuerne, zie VEURNE Vues (Henry de), 1671 Vylain, zie Vilain Vylein, zie Vilain Vyt (Jehan), 1061 ; (Loys), 1061 Waas, Waze, zie LAND VAN WAAS WAASTEN, Waestene, B., prov. Henegouwen, arr. Moeskroen, ge. Komen-Waasten ; 1915 Wackene, zie WAKKEN WAALSKAPPEL, Wallon-Cappel, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; - heer van, 774 WAAS, LAND VAN, lande van Waes, kasselrij in het graafschap Vlaanderen ; – baljuw van het, 1816 Waelscapelle, Waelscappele, Wallon Cappel (Henry de), 974 ; (Jacop de), 774 ; (Jacques de), 1497 Waelscappele, zie Waelscapelle Waerhem (Jacques de), 1388 ; (Robert de), 1355 Waesberghe (Jehan de), 1176 Waestene, zie WAASTEN Waghenare (Ghilain de), 1471 ; (Pierre le), 1458 Waie (Michiel), 435 WAKKEN, Wackene, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt, gem. Dentergem ; – heer van, 1774 Wal (Jehan de le), 581 Wale (Pieter de), 1799 Walins (Gadifer), 1511 ; (Gilles), 718 ; (Oreyt), 1475 ; (Pieter), 1516 WALLE ; – heer van, 1808 122
Walle (Enguerrand de le), 454 ; (Guillaume de le), 1266 ; (Jacques de le), 662 ; (Jan), 1808 ; (Jehan de le), 610, 712, 1236 ; (Louys de le), 504 ; (Loys de le), 877 ; (Pierre de le), 1207 ; (Willem de le), 1373 Wallon Cappel, zie Waescapelle Walyns (Henry), 1400 Wardenleque (Roland de), 419 Wartebeke, zie Wartembeke Wartembeke,Wartebeken (Roelant de), 1464 WARTENBEKE, heerlijkheid in de gem. Komen-Waasten, B., prov. Henegouwen, arr. Moeskroen ; - heer van, 717 Wassemire (Josse de), 1663 Wastines, zie Woestine Watene, zie WATTEN Waterleet (Pierre de), 1509 ; (Philippes de), 1508 WATERVLIET, B., heerlijkheid te Handzame, B., gem. Kortemark, arr. Diksmuide, prov. West-Vlaanderen – heer van, 1839 Watervliet (Thiery de), 913 WATTEN, Watene, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 166, 964, 1902 ; – vrouwe van, 1857 Waucrin (Jehan de), 1711 Waudripont (Gille de), 268 WAVRIN, Wavry, F., dept. du Nord, arr. Rijsel ; bastaard van, 1565 ; – heer van, 1525, 1693, 1704 ; (Urbain), 1704 Waze, zie WAAS Wedergraete, zie Wedergrate WEDERGRATE, heerlijkheid in de gem. Denderwindeke, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst ; - heer van, 1013 Wedergrate, Contrecoeur, Wedergraete (Jehan de), 1191 Weeges (Jehan de le), 1381 Weerveke, zie WERVIK Weerveken, zie WERVIK Welle (Gilles), 474 Werde (Daneel de le), 652 Werhout, zie Veurhoute Werve (Abel de le), 652 WERVIK, Weerveke, Weerveken, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper; – baljuw van, 1824, 1881 Wes (Andrieu le), 448 ; (Arnoul du), 416 ; (George de), 623 Weste, zie Vest WESTOUTER, Westoutere, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Heuvelland ; - vrouwe van, 1788 WETTEREN, Wettere, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde ; 1106 Weytens, zie WASTINES Wez (George du), 1425 Wicke (Jacque le), 1426 ; (Pierre le), 1426 Wielant (Jan), 1779 ; (Phelips), 1778 ; (Philippes), 1044 WIEZE, Biese, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst; - heer van, 1162 WIJNENDALE, Winendale, B., heerlijkheid in de gem., Torhout, prov. West-Vlaanderen, arr. Brugge; – baljuw van, 1874 ; – heer van, 1849 Wilde (Goossin de), 77 ; (Goussin de), 892 ; (Jehan de), 692 Wilemsone (Josse), 356 WINCHESTER, Winchestere, graafschap in Engeland ; – graaf van, 1828 Winchestere, zie WINCHESTER WINGENE, Winghene, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt ; - heer van, 1742 Winghene (Jacob de), 994 ; (Wautier de), 691 WINNEZELE, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1906 Winnezeele (Jehan de), 1491 Wisch, zie Visch Wisenelle (Jehan de), 636 Wisflet (Arnoul de), 361 ; (Jehan de), 360 Witton (Jehan), 1285
123
WOESTIJNE, heerlijkheid te Aalter, Knesselare, Ursel, Ruiselede, Tielt, Zomergem, Bellem, Lotenhulle, Waarschoot en Beernem , B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent - heer van, 1281 Woestijnne, zie Woestine Woestine, Wastines, Woestene,Woestijnne, Woestinne, Woestynne, Woustine (Andries van der), 1896 ; (Baudouin de la), 864 ; (Galois des), 1576) ; (Jehan de le), 757, 931 ; (Jehan des), 1574, 1575 ; (Francois de le), 1408 ; (Olivier de le), 1450 ; (Percheval de le), 1265 ; (Rogier de le), 710, 1451 ; (Tristran de le), 711 ; (Willem van der), 1809 Woestinne, zie Woestine Woestynne, zie Woestine
Wommene (Rogier van), 925 Won Holle (Lievin), 1644 Wonic (Louys de), 470 Woustine, zie Woestine Wulf (Francois de), 1468 Wulfsb[…]e, zie Wulfsberghe Wulfsberghe, Wulfsb[…] (Jehan de), 441, 1361 ; (Louys de), 1361 ; (Loys de), 394, 745 Wulghen, zie Uterwulgen Wulpen (Pieter van), 96 Wysch, zie Visch Wytbaere (Jehan de le), 1100 Wyts, zie Vijd Yedeghem (Jehan de), 1170 Ypre, zie IEPER Yseghem, zie IZEGEM Ysenghien (d‟), zie IZEGEM Ywedde (George de le), 775 ZAAMSLAG, Nl., oud. gem., prov. Zeeland, gem. Terneuzen ; – heer van, 798 Zaemslach (Floreyns de), 1037 ZANDBERGEN, Zandberghe, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Geraardsbergen ; – heer van, 671, 1133, 1745 ZANDVOORDE, B., oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper, gem. Zonnebeke ; – heer van, 1792 ZARLARDINGE, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst, gem. Geraardsbergen ; – heer van Zebelle (Jaques), 398 Zedelghem (Danckaert de), 926 ; (Philips van), 79 Zegles (Gillequin), 461 ZELE, Zelene, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Dendermonde ; heer van -, 1740 Zelene, zie ZELE Zeurin (Jehan), 481 Zickele, zie Zickelen Zickelen, Zickele (Clays vander), 1008 ; (Phelips van der), 1773 Zielbeque (Jacques de), 582 Zieulande (Jehan de), 574 Zijpe, Zipe, Zype (Jehan van der), 1031 ; (Pieter van den), 158 ; (Wijt van der), 1764 Zineghem, zie Zinneghem Zinnebeke, zie ZONNEBEKE Zinneghem, Zineghem, Zynneghem (Francois de), 1412 ; (Guillaume), 1412 ; (Marius de), 1414 ; (Pertre de), 634 Zinnenbeke, zie ZONNEBEKE Zipe, zie Zijpe Zoarte (Roland le), 512 ZOETERSTEDE, Le Doulieu, F., dept. du Nord, arr. Duinkerke ; – heer van, 1905
Zoetin (Jacques), 1363 ZOMERGEM, Somirghem, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Gent ; – heer van, 1610 ; (Bauduin), 1610 ZONNEBEKE, Zinnebeke, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Ieper ; – heer van, 1786 ; (Andrieu de), 312 Zoonevellede (Guerin de), 642 ; (Wautier de), 643 ZOTTEGEM, Zotteghem, Zotteghen, B., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Aalst ; – heer van, 1127, 1727 Zotteghem, zie ZOTTEGEM Zotteghen, zie ZOTTEGEM 124
Zuelne[…] (Haine de), 631 Zuerinc (Jehan), 755 Zuevengien, zie Zweveghem Zuevezeulle (Jehan de), 362 Zulseke, zie ZULZEKE ZULZEKE, Zulseke, B., oud. gem., prov. Oost-Vlaanderen, arr. Oudenaarde, gem. Kluisbergen ; - heer van, 1142 Zuutpeene, zie Peene Zuutpienne, zie Peene Zuvinghem ; - bastaard van, 644 ; (Odin), 644 Zuytpeene, zie Peene ZWEVEGEM, Zweveghem, Zwevenghien, Zuevengien, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Kortrijk ; – heer van, 18, 1254, 1746 Zuevengien (Arnould de), 417 Zwevenghien, zie Zweveghem ZWEVEZELE, Zwevezeele, B., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt, gem. Wingene ; – vrouwe van, 1801 ZWIJNDRECHT, B., prov. Antwerpen, arr. Antwerpen ; – heer van, 1737 Zynneghem, zie Zinneghem Zype, zie Zijpe
125
1. Dit document is vermeld in R.-H. Bautier, J. Sornay & F. Muret, Les sources de l‟histoire économique et sociale du moyen âge. Les États de la maison de Bourgogne. t. I. Archives des principautés territoriales. 2. Les principautés du Nord, Parijs, 1984, p. 144 (noot 2). 2. Lodewijk de Haze, bastaard van de graaf van Vlaanderen, sneuvelde in de veldslag bij Nicopolis op 25 september 1396. (P. Rogghé, „Gent in de 14 e en 15e eeuw‟, Appeltjes van het Meetjesland, 19, 1968, p. 252. Hij was ook heer van Wessegem (bij Ursel), R. Moelaert, „Wessegem en zijn heren‟, Appeltjes van het Meetjesland, 24, 1973, pp. 206-38. Voor de grafelijke bastaarden, zie ook. P. de Lichtervelde, „Les bâtards de Louis de Male‟, Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 78, 1935, pp. 48-58). 3. Gerard van Ressegem, heer van Baasrode, is vermeld in primaire bronnen vanaf 4 september 1349 en overleed vermoedelijk kort na oktober 1393 (T. de Limburg-Stirum, Cartulaire de Louis de Male, comte de Flandre, Brugge, 1898, dl. 1, pp. 121-122; J. Buntinx, De audientie, pp. 85-87; A. Le Glay, Inventaire sommaire des Archives Départementales antérieures à 1790. Nord. Archives civiles. Série B. Chambre des comptes de Lille, Rijsel, 1863, pp. 234). 4. Hendrik van Antoing is vermeld in november 1388 (Buntinx, De audientie van de graven van Vlaanderen. Studie over het centraal grafelijk gerecht (c. 1330 – c. 1409) (Verhandelingen van de Koninklijke Academie voor Wetenschappen, Letteren en Schone Kunsten, Klasse der Letteren, 24), Brussel, 1949, pp. 414). 5. Colard de la Clite, heer van Nieuwenhove, Renescure en Komen, is vermeld van 1351 tot 1391 (Buntinx, De audientie, pp. 78-80). 6. Filips van Massemen, heer van Eke, Hundelgem en Sint-Joris-ten-Distel, is vermeld vanaf 7 februari 1346 en overleed op 18 april of 6 juni 1391 (Stadsarchief Gent, Reeks 301, nr. 1, 1345-1346, fo 20 v.; A. De Vlaminck, L‟église collégiale Notre-Dame à Termonde et son ancien obituaire (Gedenkschriften van de Oudheidkundige Kring der stad en des voormaligen Lands van Dendermonde. Buitengewone uitgaven 8), Gent, 1900, dl. 2, p. 70). 7. Goessin van Leeuwergem, heer van Leeuwergem, is in 1381 vermeld (Stadsarchief Gent, Reeks 301, nr. 12 (1389-1390), fo 53 r.). 8. Giselbrecht van Leeuwergem, heer van Leeuwergem, souverein-baljuw van Vlaanderen van 10 oktober 1390 tot 9 oktober 1396 (Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt, pp. 614). In opdracht van Filips de Stoute vertrok hij samen met Jean de Vergy en Robert Dangeul op 20 januari 1397 naar het hof van sultan Bayazit om Jan van Nevers (de latere hertog Jan zonder Vrees) vrij te kopen uit gevangenschap na de nederlaag in de slag bij Nicopolis in 1397. Hij overleed tijdens de terugreis in de zomer van 1397 bij Mytilene (Lesbos, Griekenland) (R. Vaughan, Philip the Bold. The Formation of the Burgundian State, Woodbridge, 20022, pp. 76). 9. Lodewijk van Reigersvliet, heer van Boelare, is vermeld van 1378 tot na 1431 (M. Van Trimpont, Het Land en de Baronie van Boelare, Geraardsbergen, 1998, pp. 142-147). 10. Gerard van Massemen werd heer van Massemen en Beerlegem na het overlijden van zijn vader Gerard in 1374. Hij overleed tussen 14 januari 1384 en 4 maart 1391 (A. Verkooren, Inventaire des Chartes et Cartulaires des duchés de Brabant et de Limbourg et des Pays d‟Outre-Meuse, Brussel, 1961; Stadsarchief Gent, Reeks 330, nr. 9, 1390-1391, fo 30 v.). 11. Jan van Massemen, heer van Kalken, is vermeld vanaf 18 oktober 1357 als minderjarige en overleed tussen 25 februari en 3 juni 1399 (Stadsarchief Gent, Reeks 330, nr. 2, 1357-1358, fo 116 r.; nr. 11, 1398-1399, fo 37 v., fo 64 v.). 12. Giselbrecht van Massemen, heer van Hollebeke, is als minderjarige vermeld op 18 oktober 1357 en overleed op 12 juli 1402 (Stadsarchief Gent, Reeks 330, nr. 2, 1357-1358, fo 116 r.; J. Béthune, Épitaphes et monuments des églises de la Flandre au XVIe siècle d‟après les manuscrits de Corneille Gaillard et d‟autres auteurs, Brugge, 1900, p. 93). 13. L. Van Hollebeke (ed.), „Un rôle des feudataires du comté de Flandre, dans la châtellenie d‟Ypres, redigé vers la fin du XVIe siècle‟, Handelingen van het Genootschap voor Geschiedenis te Brugge, 19, 1867, p. 329: „messire Rollant Hauwel‟ verhief kort na 9 maart 1384 de lenen die hem toevielen door de dood van „Engherran Hauwel, sen frere‟ in de parochie Beselare (leenhof Ieper): het was de eerste van 19 inschrijvingen in de rekening die liep van 9 maart 1384 tot 1386). 14. Rogier Boetelin is vermeld als heer van Heule en raadsheer van Lodewijk van Male in mei 1388 (Buntinx, De audientie, pp. 389). 15. Boudewijn II de Vos, heer van Pollare, is voor het eerst vermeld als ridder in 1380 en hij overleed op 5 januari 1424 (Algemeen Rijksarchief Brugge, Oud Kerkarchief, nr. 341, Cartularium van de Kartuizerinnen, f o 11 v.; Béthune, Épitaphes et monuments, p. 306). 16. Jan Hauweel overleed vóór 10 september 1386 (Buntinx, De audientie, p. 309).
126
17. Moerbeke of Morbecque (arr. Dunkerque, dept. du Nord, F.), niet te verwarren met Moerbeke (arr. Aalst, prov. Oost-Vlaanderen). 18. Mogelijk Scheel in Kalmthout (A. Houet & R. Cleeren, Dictionnaire moderne géographique, administratif, statistique des communes belges. Modern woordenboek, aardrijkskundig, administratief, statistisch der Belgische gemeenten, Brussel, 1967, p. 696). 19. Wedergrate (Fr. „Contrecoeur‟), een leengoed te Aarsele dat Meerbeke, Neigem, Denderwindeke en Appelterre-Eighem omvatte (arr. Tielt, prov. West-Vlaanderen) (J. Van Twembeke, Lijst der heerlijkheden van het Land van Aalst, Gent, s.d., pp. 287-290. Hoste V de Trazegnies, heer van Wedergrate, overleed tussen 27 september 1383 en 10 juni 1388 (D. van de Perre & R. Van Hauwe, „De geschiedenis van Denderwindeke. Deel II: de middeleeuwse heren (ca. 1100-1487)‟, Het Land van Aalst, 44, 1992, pp. 36; Stadsarchief Gent, Reeks 301, nr. 11, 1387-1388, fo 84 r.). 20. Het betreft Asse te Deerlijk (arr. Kortrijk, prov. West-Vlaanderen), niet de gelijknamige heerlijkheid Asse in hertogdom Brabant (prov. Vlaams-Brabant, arr. Brussel) (Douxchamps, La famille, II, pp. 333-50). 21. J. Van Acker, „Bijdragen tot de geschiedenis der heren van Gistel‟, in: M. Denduyver, A Ghyselbrecht, O. Titeca (eds.), Gestella 1988: duizend jaar Gistel: bijdragen tot de geschiedenis, archeologie en genealogie van Gistel, Gistel, 1988, pp. 165-225. 22. Deze lijst en het afschrift worden vermeld door P. de Lichtervelde, Un grand commis des ducs de Bourgogne. Jacques de Lichtervelde,sSeigneur de Coolscamp, Brussel, 1943, pp. 306. 23. In deze uitgave is ervoor gekozen om deze lijsten als één geheel uit te geven. Het onstane verlies van de chronologische volgorde van de bewaarde lijsten wordt gewettigd door de onderzoekswaarde van de gedeelde overleveringstraditie van deze adelslijsten in de navolgende eeuwen. 24. Stadsarchief Gent, Fonds Familiepapieren, nr. 2241 (leendenombrement van de heerlijkheid Mullem te Dadizele van 4 februari 1534 n.s.). 25. P. van Peteghem, De Raad van Vlaanderen en staatsvorming onder Karel V (1515-1555). Een publiekrechtelijk onderzoek naar centralisatiestreven in de XVII Provinciën, Nijmegen, 1990, pp. 328; J. Christiaens, De Vlaamse staatsman en humanist Karel Rym (1533-1584) (onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Gent), 1980 (zie ook diens lemma over Karel Rijm in het Nationaal Biografisch Woordenboek, 10, 1983, kol. 559-565). 26. De uitdrukking „een anderen haudt bouxcken van jonker Anthonis de Mol also voorseit es,‟ lijkt te suggereren dat deze tweede lijst van Filips de Goede uit een ander boek van Antoine de Mol komt dan het eerder vermelde „viel livret appertenant au seigneur Anthone de Mol‟ dat de lijst van Lodewijk van Male bevatte. „Anderen‟ moet hier echter gelezen worden in de betekenis van „naastvolgend‟ gezien de uitdrukking „also voorseit es.‟ Het gaat dus wel degelijk om slechts één boekje van Antoine de Mol en Maria de Baenst dat kennelijk beide lijsten bevatte (Verwijs & Verdam, dl. 1, kol. 408-411). 27. Algemeen Rijksarchief Brussel, Rekenkamers, nrs. 17719, 17723, 17750 (denombrementen leenhof Burg van Veurne); J.-J. Gailliard, Bruges et le Franc, ou leur magistrature et leur noblesse avec des données historiques et généalogiques sur chaque famille, Brugge, 1857, dl. 1, pp. 22 en volgende („De Baenst‟) 28. SAG, FP, nr. 800, f° 34r°-f° 35r°: „En recommandation de la presente Genealogie Jodocus a Bracle. Philippe, Catholicis Hispanae Regis in Flandria Consiliarius anno 1570. Combien que pour le jourdhui voyons l‟estat de la noblesse par nonchalantes et maulvaisses conduits tant bas et derrye que a grandt peyne en on le puisse decerner du mechanique et que samble quasi a ung chascun estre licite de sugerer es rancx des nobles, se forger des armes et sa poste, usurper et rober secretement leurs privileges. Ce neantmoings ce doit estre chose bien aggreable a tout homme aymant la vertu de ses predecesseurs, de trouver par les histoires conservees leurs preudhommes, de veoir les eglises parees de leurs belles sepultures, et anchiens lettres et inscriptions et les fenestres remplus de leurs quartiers et alliances, d‟aultant que de nous mesmes. Samblons naturellement estre inclus a cognoistre et estimer les faicts nobles, vies exemplaires, dicts, et aultre choses notables des Grecqz, Romains ou altres nations estrangieres, pourquoy a plus forte raison ne conserverons nous les exemples domestiques advenus es personnes de noz anchestres propres. Lesquels nous propose la presente deduction, genealogie ou histoire de la maison de Courtreij, et nous monstrer a l‟eoil de degré en degré l‟affection que les personaiges de ladite maison ont tousiours eult envers nostre religion Catholique par leurs fondations d‟abbayes, cloystres, cappelryes, messes, anniversaires etc. Item leurs faicts d‟armes, alliantses et plusieurs autres actes et exemples nobles dignes de recrit pour leur posterité. Ilz declairent assés a leurs continuelz partaiges faicts a leurs descendants passe d‟eulx rend aux successivement jusques au jour present 1569 le virtueulx song qu‟ilz ont eult de conserver leur maison et maintenir leurdicts hoir et successeurs en toute paix, unio et concorde ...‟ De auteur beklemtoont nogmaals de stichtelijke betekenis van „ce tresor de recuil‟ en tekent met: „Erasme de Bracle, Seigneur de Varembeke et donné grandement sa vraye magnanimité et bon zele envers 127
ses hoirs et successeurs leur ayant remijs en lumiere ce que desia par la grande nonchalance des ancestres, estoit quasi mort, oublié et ensevely, affin que animés et incitéz par telz exemples ilz seoynt d‟aultant plus prompté et deliberés a les ensuivre a quoy je prie que jamais ilz ne feront faulte.‟ De tekst wordt vervolgens afgesloten met een hele reeks „bon mots‟ en aan klassieke auteurs ontleende uitspraken over adeldom. De inleiding werd afgerond met een opdracht (f° 38r°-f° 39r°): „Lettre dedicatoire Erasme de Bracle, sr. de Varembeke, auteur de ce present recueil. A Messeigneurs ses freres et autres bons amys, lecteurs d‟icelui.‟ Het werk werd opgedragen aan „a voz nobles et vertueuses personnes‟, die afstammen van het huis van Kortrijk-Van Brakel. Deze opdrachtbrief dateert van 6 april 1565 en is getekend te Gent. 29. Rijksarchief Brugge, Fonds de Thibault de Boesinghe, nr. 42a. De titels van [H] en G zijn volledig overeenkomstig, ook met het gebruik van „pareillement,‟ wat in geen enkel ander bekend afschrift gebruikt is. Bovendien deelden beide versies specifieke naamvarianten (bijvoorbeeld „Houchur‟ in plaats van „Heuchin‟). 30. De ratificatieformule is bewaard: Bibliothèque Municipale de Douai, Hs. 971, f° 23 r. - 24 v.: „A tous ceux qui ces presentes lettres verront ou arront, messire Philippes Lamoral de Gand dit Vilain, comte d‟Isenghien etc, conseiller du Roy, nostre sire, gouverneur et capitaine general des villes et chastellenie de Lille, Douay et Orchis, et des appartenances salut. Scavoir faisons que pardevant Martin de Blie et Loys le Bouteleu, auditeurs commis et deputez de par nous au nom dudit sieur Roy aprendre, ouir et recevoir les contrats, convenances, marchez et obligations qui se font et passent sous le seel de souveain baillage dudit ville comparut en sa personne messire Ferdinand de Maubie, chevalier, sieur de Schoondorp etc., lequel a declaré et pour verité afirmé que s‟estant allié par mariage en l‟an quinze cens nonante quatre a la fille de lors decedée Alexandre le Blancq escuyer sieur de Meurchin etc., le sieur de Meurchin son beaufrere luy montra et laissa quelques temps entre mains divers recueils de genealogies et antiquitéz dont ledit feu avoit esté studieux merveilleusement et au moyen de cela ledit sieur comparant s‟affectionna a cet estude genealogies et antiquitez qu‟il a continué jusques a peu d‟annees en ça que l‟age et les maladies l‟en ont retiré ayant tandis qu‟il sy occupoit en delai conversation et correspondances au ce divers autres embrassans mesme plaisir, des papiers desquels et de ceux de sondit beaufrere de genealogies, et des notes et extraits qu‟il a de la son advis plus de dix rames de papier tirés des registres et papiers reposant en la chambre des comptes du Roy a Lille, gouvernance, baillage et halle d‟icelle ville, halle de Tournay, et d‟autres fermes de lieux pieux et quelques maisons principalles registres des nottaires epitaphes etc. lesquels extraits et nots il a trouvé par experience avoir etés faits fidellement a chacunefois que ses amis et autres ayans besoing de quelque titre y mentionné l‟ont fait recherchier la part qu‟ils renvoyent, parmy lequel amas de notices et extrait est la coppie du roole des nobles du comté de flandre au temps du comte Louis de Nevers et d‟un autre dont la fin estoit dechiree des nobles de Fandre qui en l‟an mil quatre cens vingt un accompagnans le Duc Philippe de Bourgogne a la journée premiere qu‟il fit en France pour vengier la mort du duc Jean son pere, desquels deux roles les originaux doivent estre parmy lesdits papiers reposant en laditte chambre des Comptes a laquelle copie desdits deux roles reposans en mains dudit sieur de Schoondorp la copie cy dessus transcrite a esté collationnee de mot a autre et trouvee concorder par les dits auditeurs en tesmoing de ce nous a la relacion desdits auditeurs par leurs seings manuels apposé a ces presentes, avons icelle fait sceller du scel dudit souverain baillage, sauf le droit dudit sieur Roy eslantré en tout ce fut ainsy affirmé et collationné ce dixieme jour du mois de may mil six cens vingt cinq signé Schapelinck, M. De Blie, L. Boutelers, et seelé d‟un seel pandant en cire verte.‟ 31. Het is uitgesloten dat K het in 1625 geratificeerde document is, aangezien in de opdrachtbrief in L uitdrukkelijk is vermeld dat de ratificatie bevestigd werd met een groen zegel, en K geen enkel spoor van een aangehecht zegel vertoont. 32. Blijkens diens Notes historiques relatives aux offices et aux officiers du Bureau des finances de la généralité de Lille, Rijsel, 1855 was deze goed vertrouwd met het bewaarde archiefmateriaal te Rijsel. 33. A. Sanderus, Bibliotheca belgica manuscripta, Rijsel, 1641-1643. 34. G. de Haveskercke, „Propos généalogiques autour de Robert Groverman (1860-1951)‟, Recueil de l‟Office généalogique et héraldique de Belgique, 36, 1986, pp. 161-180. 35. Archives départementales du Nord, B 3679. Verder werd ook een vergelijking uitgevoerd met E. de Coussemaker, „Fiefs et feudataires de la Flandre Maritime‟, Annales du Comité Flamand de France, 5, 1860, pp. 279-383; 13, 1875-1877, pp. 17-157, welke reeksen leenhouders bevat voor de late 13 e en 14e eeuw. 36.B. de Lannoy, Hugues de Lannoy. Le bon seigneur de Santes, Brussel, 1957, pp. 201-211. 37. Het is uiteraard niet uitgesloten dat [O] uiteindelijk een van de vier afschriften P, Q, R of S is, maar hierover valt geen uitsluitsel te geven. 38. De kasselrijen Rijsel, Dowaai en Orchies werden opnieuw onderdeel van het graafschap Vlaanderen in 1369. A.G. Jongkees, „Vorming van de Bourgondische staat‟; in: Nieuwe Algemene Geschiedenis der Nederlanden, dl. 4, Haarlem, 1980, pp. 184-200. 128
39. Willem van Leeuwergem was baljuw van Aalst in 1348 (Nowé, Les baillis comtaux, pp. 393). 40. Zeger van Kalken is vermeld in primaire bronnen vanaf 23 juli 1361 en hij overleed in 1401 of 1402 (Stadsarchief Gent, Reeks 301, nr. 1, 1360-1361, fo 46 r.). 41. Bernard van Herzele overleed na 26 september 1357 en vóór 20 november 1363 (Stadsarchief Gent, Reeks 330, nr. 2, 1357-1358, fo 113 v.; nr. 3, 1363-1364, fo 258 r.). 42. Iwein van Leeuwergem overleed vóór 10 januari 1366 (Algemeen Rijksarchief Brussel, Kerkelijk Archief Brabant, nr. 4629, Cartularium van de abdij van Affligem, pp. 441-445). 43. Hendrik van Vlaanderen overleed vóór 14 juni 1367 (Stadsarchief Gent, Reeks 330, nr. 4, 1366-1367, fo 23 r.). 44. Jan van Oudenhove overleed tussen 15 juli 1362 en 19 december 1365 (C. Vleeschouwers, Het archief van de abdij van Boudelo te Sinaai-Waas en te Gent. Deel II. Regesten der oorkonden, Brussel, 1983, dl. 2, pp. 534, 546-547). 45. „Jan van Ryssele, rudder‟, was baljuw van Veurne van 23 september 1351 tot 14 juli 1356 (Nowé, Les baillis comtaux, pp. 390) Hij overleed vóór 1366-1367 (Algemeen Rijksarchief Brugge, Rolrekeningen, nr. 1880 vermeldt „mins vrauwe mins heere Jhans van Risle wedewe‟ in de leenverheffingen van 24 juni 1366 tot 23 juni 1367. 46. Het gaat vrijwel zeker niet om Komen of Comines (arr. Mouscron-Comines, prov. Henegouwen): de heerlijkheid Komen is immers nooit in bezit geweest van de familie Van Hondegem. 47. Boudewijn IV de Vos werd heer van Laarne na de dood van zijn vader Boudewijn III, heer van Lovendegem, Laarne en Pollare, op 3 juli 1432 (C. D‟Hooghe & E. Balthau, „Een bijdrage tot de studie van het stadspatriciaat in de late Middeleeuwen: de Brugse familie de Vos in de 14de-15de eeuw‟, Castellum, 6, 1989, p. 31. 48. „Jehan Utenhove filz Jehan‟ was baljuw van Oudenaarde van 27 oktober 1436 tot 13 april 1439 (Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt, pp. 640). 49. Simon Utenhove was baljuw van Eeklo, Kaprijke en Lembeke van 10 mei 1429 tot 7 mei 1438 (Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt, pp. 625). 50. In 1435 waren de twee terzake doende geïnfeodeerde ambten, namelijk de meierei van Sinaai en Belzele op de lenen en de meierij van Sinaai en Belzele op de erven, in bezit van Pieter de Zaman fs. Jan. Deze familie had deze ambten in bezit tenminste vanaf 1383 en tenminste tot 1528 (A. de Schoutheete de Tervarent, Inventaire général et analytique des archives de la ville et de l‟église de St.-Nicolas (Waes), Brussel, 1872, nr. 28, pp. 21; Idem, Livre des Feudataires des Comtes de Flandre au Pays de Waes aux XIVe, XVe et XVIe siècles (Publications extraordinaires du Cercle archéologique du Pays de Waes, 9), Sint-Niklaas, 1873, pp. 24, 80). 51. Jan van Massemen, heer van Kalken, overleed tussen 6 februari 1437 en 15 juni 1437 (Stadsarchief Gent, Reeks 301, nr. 34, 1436-1437, fo 83 r.; Reeks 330, nr. 21, 1436-1437, fo 65 r.). 52. Jan de Proost was baljuw van Dendermonde van 19 oktober 1436 tot 1 september1453 (Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt, pp. 623). 53. Jan van Gavere, heer van Liedekerke, was bisschop van Kamerijk van 5 juli 1412 tot zijn overlijden op 30 maart 1439 (E.I. Strubbe & L. Voet, De chronologie van de Middeleeuwen en de moderne tijden in de de Nederlanden, Antwerpen-Amsterdam, 1960, p. 266). 54. Andrieu de Jauche, heer van Mastaing, werd in september 1430 heer van Massemen na het overlijden van zijn schoonvader Robrecht van Massemen, heer van Massemen. Hij overleed in 1456 en werd met zijn echtgenote Margaretha van Massemen begraven in de kerk van Brugelette (E. Balthau, „Robert de Masmines‟, in: R. De Smedt (ed.), Les Chevaliers de l‟Ordre de la Toison d‟or au XVe siècle. Notices bio-bibliographiques (Kieler Werkstücke. Reihe D: Beiträge zur europaïschen Geschichte des späten Mittelalters 3), Frankfurt, 2000, pp. 39-42; H. Cools, Mannen met macht. Edellieden en de Moderne Staat in de Bourgondisch-Habsburgse landen (1475-1530), Zutphen, 2001, pp. 238 en E. Balthau, „La famille van Massemen/de Masmines. Aspects sociaux et matériels de la noblesse flamande ca. 1350 - ca. 1450', in: J.-M. Cauchies (ed.), Images et représentations princières et nobiliaires dans les Pays-Bas bourguignons et quelques régions voisines (XIVe XVe s.) (Publication du Centre européen d‟Études bourguignonnes (XIVe-XVIe s.), nr. 37), Neuchâtel, 1997, pp. 173-193. 55. Jan de Vos werd heer van Pollare na de dood van zijn vader Boudewijn III de Vos, heer van Lovendegem, Laarne en Pollare, op 3 juli 1432 (C. D‟Hooghe & E. Balthau, „Een bijdrage tot de studie van het stadspatriciaat‟, p. 31). 56. Dit is een verschrijving voor Wieze (arr. Aalst, prov. Oost-Vlaanderen). SAG, Reeks 330, 17 (1421), fol. 335 v. en ARA, RK, nr. 1068, fol. 149 r. vermelden respectievelijk voor de jaren 1421 en 1473 een Robrecht van Idegem als heer van Wieze.
129
57. Rogier van Halewijn kocht in 1437 de heerlijkheid Zwevegem (leenhof Kasteel van Kortrijk) van Gerard van Gavere-Schorisse. Van zijn vader, Jan van Halewijn, had hij de heerlijkheid Zwevegem-ter-Kerken (leenhof Dendermonde) geërfd, maar gezien het feit dat Rogier onder de kasselrij Kortrijk vermeld is, zal met Zwevegem wel degelijk de in 1437 aangekochte heerlijkheid bedoeld worden (A. Ovaere, Sprokkelingen uit Zwevegem‟s verleden, Zwevegem, 1968-1970, pp. 34; G. Gesquiere, De Roede van Tielt, Kasselrij Kortrijk (XIVde eeuw 1502): heerlijkheden en lenen gehouden van het kasteel van Kortrijk en leenhof van Tielt, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Katholieke Universiteit Leuven, 1982, pp. 324; P. Hellin, De heerlijkheden Ten Assche in Deerlijk en Ten Kastele in Zwevegem (1365-1502); met een uitweiding over de heerlijke rechten in het graafschap Vlaanderen, onuitgegeven licentiaatsverhandeling Katholieke Universiteit Leuven, 1990, pp. 157158). 58. Het betreft zeker niet de heerlijkheid Nevele (arr. Gent, prov. Oost-Vlaanderen), die tenminste vanaf 1422 tot ver in de zestiende eeuw in bezit was van de familie De Montmorency, niet van de familie Van Beveren. 59. Wouter van Gistel, heer van Ekelsbeke, La Motte, Beveren en Proven, volgde zijn vader Jan van Gistel op als heer van Ekelsbeke na diens dood op 22 september 1434 (Gailliard, Bruges et le Franc, I, pp. 100-101; D. Schwennicke, Europaïsche Stammtafeln, dl. VIII, 1979, nr. 98). 60. Uit primaire bronnen blijkt dat het ging om „Jehan, seigneur de Dryncham et de Scuervelt, fils feu messire Jehan, seigneur de Dryncham.‟ Zijn broer Jacob is nooit heer van deze heerlijkheid geworden (P. Donche, De familie van Drincham, gezegd van Vlaanderen, ca. 1350 tot eind 16 de eeuw, Vlaamse Stam, 42, 2006, pp. 453459; 495-511). 61. Het Hof van Roden in Kachtem (J. Catteau, Ieperse lenen en heerlijkheden in Oostieperambacht (13651515), onuitgegeven licentiaatsverhandeling Universiteit Leuven, 1995. 62. Lodewijk van Steenbrugge verkocht zijn derde van het Hof van Rode (leenhof Zaal van Ieper) aan Gerard van Kooigem, wat werd genoteerd als 14e van 17 posten in de leenverheffingsrekening van de Zaal van Ieper van 7-15 juli 1437 tot 7-15 juli 1438. De verkoop vond dus vermoedelijk plaats in mei of juni en in elk geval vóór juli 1438 (J. Catteau, Ieperse lenen, pp. 75-77). 63. W. Blockmans, „De samenstelling van de staten‟, pp. 60. 64. Het gaat hier niet om Boudewijn IV de Vos, heer van Lovendegem, Laarne en Zomergem, zoals Blockmans, „De samenstelling van de staten‟, pp. 64, 78 beweerde, gezien deze Boudewijn IV reeds kort vóór 27 juli 1454 was overleden (Stadsarchief Gent, Reeks 330, nr. 26, 1453-1454, fo 24 r.). Wel gaat het om Boudewijn, bastaard van Bourgondië en heer van Zomergem sinds 14 februari 1464 (J.-M. Cauchies, „Baudouin de Bourgogne (v. 1446 – 1508), bâtard, militaire et diplomate. Une carrière exemplaire?‟, Revue du Nord, 77, 1995, p. 274). 65. Josse van Halewijn, ridder, heer van Peene, Buggenhout en Baasrode, was souverein-baljuw van Vlaanderen van 1 maart 1454 tot 6 juni 1472 (Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt, pp. 615). 66. „Loys de Flandres‟ was baljuw van Waas van 30 november 1453 tot 1 april 1469 (Van Rompaey, Het grafelijk baljuwsambt, pp. 650). 67. De adel van de kasselrij Rijsel is in dit document twee maal vermeld, namelijk bij Vlaanderen en bij Picardië, wat vermoedelijk het gevolg is van het feit dat kleinere deellijsten de basis hebben gevormd van deze algemene convocatielijst. 68. Het betreft waarschijnlijk Oignies (F., dept. du Pas de Calais, arr. Lens). 69. Er is een gebrekkige uitgave voorhanden. J.-J. De Smet, Recueil des chroniques de Flandre, IV, Brussel, 1865, welke gebaseerd is op latere afschriften, zodat men beter de autograaf raadpleegt. Zie ook de bespreking van dit handschrift door J. Monballyu, „Een autograaf van Filips Wielant (1441-1520) met voorbereidende aantekeningen voor zijn Recueil des Antiquitez de Flandre‟, Lias, 10, 1983, pp. 165-173. 70. Dit werk is voor het eerst beschreven door L.Th. Maes & G. Dogaer, „De oudste tekst van de stichtingsakte van het Parlement van Mechelen (1473)‟, Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunsten te Mechelen, 76, 1972, pp. 42-44. 71. Jacques de Jauche, heer van Mastaing, Hérimez, Brugelette, Massemen en Sint-Martens-Lierde, was een zoon van Andrieu de Jauche en Margaretha van Massemen. Hij overleed in 1499 of 1500 en werd zoals zijn ouders begraven in de kerk van Brugelette (H. Cools, Mannen met macht. Edellieden en de Moderne Staat in de Bourgondisch-Habsburgse landen (1475-1530), Zutphen, 2001, pp. 238). 72. Dit is vermoedelijk de Bourgondisch-Franse edelman Filips Damas, zoon van de in 1481 overleden Vliesridder Jean Damas, heer van Digoine, Clessy en Saint-Amour. J. Richard, „Jean Damas, seigneur de Digoine, Clessy et Saint-Amour‟, in: R. de Smedt (ed.), Les Chevaliers de l‟Ordre de la Toison d‟or au XVe siècle. Notices bio-bibliographiques publiées sous la direction de Raphaël de Smedt (Kieler Werkstücke, Reihe D: Beiträge zur europaïschen Geschichte des späten Mittelalters, 3), Frankfurt-am-Main, 1994, p. 137
130
73. Nicolaas van Reimerswaal is een Zeeuwse edelman die de heerlijkheden Lodijk (op Zuid-Beveland), Reimerswaal en Yerseke bezat, evenals verschillende goederen in het graafschap Vlaanderen. Hij was gehuwd met Antoinette vander Zickelen, een Gentse patriciërsdochter. P. De Win en F. Van der Jeught, „De grafzerk van Josine van Reimerswaal (+ 1528) te Mechelen. Een luisterrijke grafsteen voor een eigengereide schoonboeder‟, Handelingen van de Koninklijke Kring voor Oudheidkunde, Letteren en Kunst van Mechelen, 109, 2005, pp. 217 en 223-224. Voor de huwelijksbanden met andere Zeeuwse adellijke geslachten, zie A.W.E. Dek, De heren van Reimerswaal en het Zeeuwse geslacht Blok, Den Haag, 1957, pp. 15-29. 74. Zie J. Proost, „Recherches historiques sur le souverain bailliage de Flandre,‟ Messager des Sciences Historiques, 1876, p. 296. 75. Er is een rekening bewaard van het baljuwschap van Jan, heer van Dadizele, van 8 september 1478 tot 20 oktober 1481 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 384. 76. Er is een rekening van het onderbaljuwschap van Jan van Pottelsberge bewaard van 15 oktober 1485 tot 26 juni 1486 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 384. Zie ook J. Kervyn de Lettenhove (ed.), Gedenckschriften van mer Jan, heer van Dadizeele, Brugge, 1850. 77. Zie ook Archives départementales du Nord, B 5346-7. 78. Er is een rekening bewaard van Roeland de Fever als algemeen-ontvanger van Vlaanderen en Mechelen van 1 januari tot 31 december 1487 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 500). De rekeningen van februari 1481 n.s. zijn niet bewaard. 79. Er is een rekening bewaard van het baljuwschap van Jan van Formelis, ridder, heer van Oostkerke, van 6 maart 1479 tot 22 juni 1481 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 387). 80. Er is een rekening bewaard van het baljuwschap van Jan van de Walle, schildknaap, van 2 april 1477 tot 1 januari 1481 en van 1 januari 1481 tot 10 februari 1485 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 367). 81. Zie ook J. Dumolyn, Het hogere personeel van de hertogen van Bourgondië in het graafschap Vlaanderen (1419-1477), ongepubliceerde doctoraatsvehandeling Universiteit Gent, 2001, pp. 1029 82.Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Pierre de Lannoy, ridder, heer van Fresnoy, van 15 september 1477 tot 21 april 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 348). 83. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Jacob de Heere, raadsheer, „écuyer domestique‟ van Maximiliaan van 9 september 1480 tot 1 april 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 408). 84. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Jean de Douvrin van 6 maart 1480 tot 29 mei 1483 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 352). 85. Zie ook G. Doutrepont & O. Jodogne (eds.), Chroniques de Jean Molinet, Parijs, 1935-1937, dl. I, pp. 440 86. Blijkens de baljuwsrekeningen was Zeger de Spot baljuw van Dendermonde van 18 september 1479 tot 13 februari 1481, om dan opgevolgd te worden door Jan van Idegem van 13 februari 1481 tot 17 juli 1483. De rekeningen van Jacob Donche als baljuw van Dendermonde zijn bewaard, maar bestrijken de periode van 1 januari 1486 tot 13 november 1487 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 413). 87. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Jacob van der Moere van 2 april 1477 tot 15 april 1483 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 418). 88.De rekeningen van het baljuwschap van Tielt zijn niet bewaard voor de betreffende periode. 89. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Colard van Halewijn, schildknaap, van 1478 tot 16 april 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 373). 90. Zie ook F. Buylaert, Crisis en continuïteit. De strategie van adellijke staatsfeodale families in de crisis van de late vijftiende eeuw in de Bourgondisch-Habsburgse Nederlanden (1477-1492). Een vergelijkende case-study van de Vlaamse familie de Baenst en de Hollandse familie van Boschuysen, ongepubliceerde licentiaatsverhandeling Universiteit Gent, 2003, dl. II, fiche XXXV. 91. Zie ook Rijksarchief Gent, Archief van de Raad van Vlaanderen, nr. 34315, f o. 27 v. en 29 v. 92. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Jean de Fretin van 9 maart 1481 tot 23 maart 1484. De voorgaande baljuw, met een baljuwsrekening van 3 november 1480 tot 8 maart 1481 was Mathieu Vitse (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 398). 93. Er zijn baljuwsrekeningen bewaard van Jean de Commynes, schildknaap, baljuw van Wervik van 1 februari 1481 tot 31 januari 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 421). 94. Er zijn rekeningen bewaard voor het baljuwschap van Harelbeke van Willem de Coninc van 24 november 1479 tot 1 augustus 1485 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 391). 95. Zie Cools, Mannen met macht, pp. 179.
131
96. Hij is in september 1480 tot burgemeester benoemd (F. Priem & O. Delepierre, Précis analytique des documents que renferme le dépôt des archives de la Flandre occidentale à Bruges, Brugge, 1840-1842, dl. 10, pp. 164. 97. Het betreft Egem (oud. gem., prov. West-Vlaanderen, arr. Tielt, gem. Pittem), niet te verwarren met Edegem (arr. Antwerpen, prov. Antwerpen) 98. In 1432 kocht Matthias Giselin, griffier van de Brugse Vierschaar, het Hof ten Hille, een goed te Sijsele met een omvang van 182 gemet, waarbij niet duidelijk is of dit een feodaal goed was, van het O.L.V.-kapittel van Brugge. Dit goed droeg vaak de naam „Ter Bolle‟ in de vijftiende eeuw, wat verwees naar het vlakbij gelegen Hof Ter Bolle lag in de parochie Sijsele. Of de in 1479 geridderde Joris Giselin aan dit goed Ten Hille zijn titel van „heer van Bolle‟ ontleende of ook dat eigenlijke Hof Ter Bolle bezat is niet duidelijk (D. Verstraete, „Het Hof “Ten Hille” op Sijsele‟, Bos- en Beverveld 7 (1973), pp. 7-15). 99. Jean le Gros was in 1481 inderdaad tresorier van deze ridderorde (F. Koller, Au service de la Toison d‟Or: les officiers, Dison, 1971, pp. 65-67). 100.Maarten Lem was burgemeester van de schepenen van Brugge van 2 september 1480 tot 1 september 1481 (Databank Wetsvernieuwingen Stadsarchief Brugge). 101.Er zijn rekeningen bewaard voor het baljuwschap van Roeland van Halewijn, van 15 september 1479 tot 1 mei 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 360) 102. Er zijn rekeningen bewaard voor het schoutschap van Antoine van der Vichte van 3 februari 1480 tot 3 februari 1481 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 363). 103. Zie M.J. Van Gent, „Een middeleeuwse crisismanager: Joost van Lalaing, stadhouder van Holland en Zeeland, 1480-1483‟, in: J. Paviot (ed.), Liber Amicorum Raphaël De Smedt. 3. Historia (Miscellanea Neerlandica, XXV) Leuven, 2001, pp. 165-181. 104. Zie ook Doutrepont & Jodogne, Chroniques de Jean Molinet, dl. I, pp. 303, en Rijksarchief Brugge, Fonds Brugse Vrije, Registers, nr. 217, fo 179 v. 105. Er zijn rekeningen bewaard voor het baljuwschap van Simon van Drincham, schildknaap, van 1 april 1477 tot 12 januari 1485 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 380). 106. Er zijn rekeningen bewaard voor het baljuwschap van Josse van Halewijn van 19 april 1477 tot 14 december 1483 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 377). 107. De baljuw van het Houtse was in februari 1481 Jan de Laubeel (Archives départementales du Nord, B 33, nr. 602). 108.Er zijn rekeningen bewaard voor het baljuwschap van Martin van Halewijn, schildknaap, van 22 maart 1478 tot 11 september 1484 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 404). 109.Uit de bewaarde baljuwsrekeningen blijkt dat Donaas de Coene baljuw van Oudenburg was van 29 augustus 1480 tot 3 juli 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 406). 110. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Jan Reverdinc, schildknaap, van 16 augustus 1480 tot 16 september 1485 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 376). 111. Uit de bewaarde baljuwsrekeningen van de stad Ieper blijkt dat deze functie achtereenvolgens werd uitgeoefend door Gillis Ghiselin (van 16 juli 1479 tot 9 februari 1481) en door Adriaan de Wale (van 9 februari 1481 tot 29 december 1484). Josse de Cortewille, schildknaap en heer van Reningelst, was blijkens bewaarde rekeningen baljuw van 6 juni 1477 tot 16 juli 1479 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 425). 112. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van „Isaure Descotes‟ van 9 april 1477 tot 1 september 1485 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 428). 113. Er zijn rekeningen bewaard van het baljuwschap van Cornelis Verranneman van 1 april 1477 tot 16 oktober 1481 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 430). 114.Uit bewaarde rekeningen blijkt dat Jean de Commynes, schildknaap, baljuw van Wervik was van 1 februari 1481 tot 31 januari 1482 (Gachard, Inventaire des archives des chambres des comptes, dl. II, pp. 421). 115. De literatuur over de befaamde kroniekschrijver Philippe de Commynes is overvloedig. Een inleiding wordt aangereikt door J. Blanchard, Philippe de Commynes, Parijs, 2006.
132