Inhoudsopgave Inleiding
DEEL I letterkunde in de middeleeuwen HOOFDSTUK
1
DE EPIEK
1. De ridderepiek 2. De religieuze epiek of de geestelijke verhaalkunst a. Christusverhalen b. Heiligenlevens c. Marialegenden 3. De dierenepiek HOOFDSTUK
2
EPISCH-LYRISCHE LITERATUUR
1. balladen en romancen 2. historieliederen HOOFDSTUK
3
LYRISCHE LITERATUUR
1. Hendrik van Veldeke 2. Hadewijch 3. Jacob van Maerlant 4. Jan Moritoen en Suster Bertken
Historische context DEEL II letterkunde in de 16de eeuw HOOFDSTUK
1
DE REDERIJKERS
Historie van Mariken van Nieumeghen. HOOFDSTUK
2
DE GEUZENLIEDEREN
DEEL III de zeventiende eeuw en de achttiende eeuw: de renaissance, barok en het classicisme
I DE RENAISSANCE HOOFDSTUK II BAROK EN CLASSICISME HOOFDSTUK III DE BELANGRIJKSTE VERTEGENWOORDIGERS LITERATUUR IN DE 17DE EEUW HOOFDSTUK
VAN DE
NEDERLANDSE
DE BELANGRIJKSTE VERTEGENWOORDIGERS VAN DE
NEDERLANDSE
1. Hooft 2. Gerbrand Adriaensz. Bredero (1585-1618) 3. Joost van den Vondel (1587-1679) 4. Constantljn Huygens (1596-1687) HOOFDSTUK
IV
LITERATUUR IN DE
18DE
EEUW
1. Justus van Effen 2. Hubert Corneliszoon Poot 3. Elisabeth (Betje) Wolff-Bekker 4. Agatha (Aagje) Deken Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
1
Inleiding: Letterkunde is bij vele leerlingen een woord dat een wrange bijklank oproept. Het doet denken aan het van buiten leren van eindeloze teksten en data, het vertalen van oud-Nederlandse verhalen en vooral: veel werk. Het hoeft echter niet altijd zo te zijn. We hebben getracht deze cursus licht en luchtig op te vatten met veel bijkomende teksten, gebeurtenissen, getuigenissen, zodat het geheel gemakkelijk te begrijpen is en op te hangen aan de grote kapstok die de tijdlijn is. Verder werden diverse opdrachten die zowel de luister-, lees, schrijf-. als spreekvaardigheid zullen aanscherpen, opgenomen in deze cursus. In de rechterkolom vind je bijkomende informatie alsook de vragen (gekleurd kadertje)die bij het stuk in het hoofdkader horen.Zo kan je perfect volgen wat je moet kennen of kunnen. Als je deze vragen telkens beantwoordt (op een apart blad dat je bij de cursus steekt), bespaar je je heel wat werk voor overhoringen en examen. In het 5de jaar T.S.O. worden vier belangrijke tijdperken behandeld: 1. De letterkunde van de middeleeuwen: lopende over de twaalfde, dertiende, veertiende en vijftiende eeuw, met daaronder de verdeling: - episch - episch-lyrisch - lyrisch 2. De letterkunde van de 16de eeuw met de rederijkers en het geuzenlied. 3. De letterkunde in de 17de eeuw 4. De letterkunde in de 18de eeuw
2
Gloeiende ijzers, verdrinking en gevechten bewijzen schuld of onschuld. Sinds het einde van het Karolingische rijk is de rechtspraak bijna volledig in handen van de leenheren. De leenheer zit het rechtscollege voor, spreekt het vonnis uit en ziet toe op de uitvoering ervan. Het vonnis zelf wordt ‘’bedacht’’ door zijn gerechtshof, (vrienden, vazallen of mannen die op de hoogte zijn van het gewoonterecht, de schepenen). De procedure is vrij simplistisch. Een klacht wordt ingediend bij de leenheer, die de beschuldigde bij zich roept. Na de uiteenzetting van de beschuldiging en de verdediging volgt een variabele proef. Zo is er de zuiveringseed, waarbij de beschuldigde een bepaald aantal personen moet vinden die zijn onschuld zweren. Het godsoordeel of ordale is een onredelijke proef die een definief vonnis oplevert, Aangezien de beslissing van God niet in vraag kan worden gesteld. De meest gebruikte proeven zijn de waterproef, de proef met het gloeiend ijzer en het tweegevecht. Bij de eerste wordt de beschuldigde gekneveld en in het water gegooid. Als hij blijft drijven, is hij schuldig omdat het water hem verstoot. Bij de tweede wordt de beschuldigde met een gloeiende ijzeren staaf verbrand. Als de wonde na enkele dagen normaal geneest is hij onschuldig.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
De proef met getuigenissen komt niet zo vaak voor, want getuigen zijn moeilijk te beoordelen. Na de proef, spreekt de rechter een straf uit. De rechtbank kan een geldelijke schikking bepalen, om het slachtoffer en zijn familie te vergoeden. Ze kan ook een boete ten bate van de leenheer of lijfstraffen (terdoodveroordeling, amputatie, enz.) opleggen. Men kan tegen de beslissing niet in beroep gaan, want het is Gods beslissing.
Je zal merken dat niet alles wat hierin beschreven staat leerstof is, maar wel nuttig kan zijn als achtergrond. Het belangrijkste is dat je de verbanden ziet tussen de verschillende stromingen, een zekere waardering krijgt voor literatuur en het genoegen ondervindt van het zelf schrijven. De opdrachten zijn een vorm van permanente evaluatie. Om het tijdsbeeld van het begin van onze letterkunde te schetsen kan het ‘krantenartikel’ dat je hiernaast vindt, misschien helpen.
DEEL I letterkunde in de middeleeuwen (12de tot 15de eeuw) Situering
Het allereerste ‘Nederlands’ De eerste geschreven doorlopende tekst dateert uit het midden van de 11de eeuw en werd in 1932 ontdekt op het schutblad van een boek in de bibliotheek van Oxford. Het is een probatio penne of penproef, d.w.z. het proberen van een nieuwversneden (ganzenpen), want de onbekende auteur (een West-Vlaming’?) schreef herhaalde keren: Probatio penne si dona sit .. een proef of de pen goed is. Daarop laat hij andere Latijnse woorden volgen : (H)abent omnes volucros nides inceptos nisi ego et tu met de vertaling: Hebban olla uogaga nestas bigunnan hinase hi(c) enda thu. Het zou de aanvang van een minnelied kunnen zijn : Alle vogels zijn hun nesten begonnen behalve ik en jij.
Als je de volgende gegevens leest, welke zou je dan automatisch in de middeleeuwen situeren? - de bloei van de experimentele wetenschap - de massale heksenverbrandingen - het geloof dat de aarde een platte schijf was - de ontdekking van China - de verdrukking van de rechten van de vrouw - de herontdekking van de Griekse filosofie - de grote bloei van de boekdrukkunst - hongersnood - godsdienstoorlogen HOOFDSTUK
1
DE EPIEK
Opdracht: zoek de betekenis van “epiek” op in een woordenboek. In het licht van de rechtspraak zoals te lezen in het kaderstukje kan men wel begrijpen dat ook de letterkunde in die tijd nog vrij ruw was. Het leven werd o.m. beheerst door de ridders en het is logisch dat we dus ook de RIDDEREPIEK kennen. Verder hadden we ook de RELIGIEUZE epiek omdat het ook de tijd was dat de kloosters en kapittels uitgebouwd werden. Tenslotte is er nog de DlERENepiek.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
3
1. De ridderepiek (ridder-verhalen, wereldlijke epiek, wereldlijke verhaalkunst) Voorhoofs: (ridder in dienst van de heer) de verhalen zijn ruw en heldhaftig, men noemt ze Frankische of Karelromans omdat er zeer dikwijls de figuur van Karel de Grote in optreedt met zijn twaalf paladijnen of pairs. Een Karelroman: Karel ende Elegast (1414 verzen) Karel de Grote gaat slapen in zijn paleis te Inghelem (lngelheim aan de Rijn), waar een engel hem namens God tot driemaal toe beveelt uit stelen te gaan. Ofschoon hij er niets van begrijpt, gehoorzaamt hij. Hij zadelt zijn paard, vindt alle deuren geopend en kan zo ongemerkt de burcht verlaten.. Na een gebed om de goede afloop van het zonderlinge avontuur, bereikt Karel een woud, waar hij de zwarte ridder ontmoet en verslaat. Uit het gesprek blijkt dat de overwonnene Elegast is, een door Karel verbannen leenman die roofridder is geworden. Karel noemt zich Adelbrecht en stelt zijn gezel voor bij de koning te gaan stelen. Elegast weigert, hij heeft een beter plan: bij Eggerick van Eggermonde, de zwager van de koning, gaan inbreken. Elegast, die al vlug begrepen heeft dat hij met een onbehendige collega op pad is, dringt door een gat in de muur naar binnen en brengt de buit bij Karel. (tekstfragment) Als hij uit Eggerics slaapkamer een bijzonder kostbaar zadel wil weghalen, hoort hij een gesprek tussen Eggeric en zijn vrouw over de samenzwering tegen Karel. De vrouw gaat niet akkoord en krijgt daarom klappen van haar man. Elegast brengt zijn metgezel op de hoogte. Deze begrijpt nu de zin van de nachtelijke rooftocht en wil dat Elegast het verraad zal ontmaskeren. Elk gaat zijn eigen weg. De volgende dag trekken Eggeric en zijn trawanten naar Inghelhem op, maar worden er volgens de beslissing van de
4
Karel de Grote Karel de Grote is een vorst die zeer tot de verbeelding spreekt van de mensen die in het begin van de 11de eeuw letterkunde beoefenden. Karel werd geboren in april 747 en kende een bewogen levensloop die van zeer groot belang is voor onze streken. Hij werd op 20-jarige leeftijd reeds koning, nl. in 767. Mede door zijn toedoen wordt het schrift vereenvoudigd (789), er komt onderwijs voor iedereen: onder toezicht van de clerus en de monniken moet ieder kind naar school. In het jaar 800 wordt hij keizer gekroond in Rome. Door zijn politieke overwinningen, alsmede door zijn krijgskunst heeft hij nu een rijk dat zich uitstrekt van de Noordzee tot ltalië en van de Atlantische Oceaan tot de Karpaten. Hij was een weldaad voor het land door zijn zeer intelligente vorm van besturen. Hij voerde ook een munteenheid in en wist zich te omringen met raadgevers die zijn plannen steunden. In 814 stierf hij in zijn paleis in Aken.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
geheime raad gevangen genomen, ontwapend en voorgeleid. Elegast wordt ontboden en beschuldigt Eggerick bij Karel. In welke tijdsperiode situeert zich de Nederlandse letterkunde in de Middeleeuwen? In welke tijdsperiode situeren zich de middeleeuwen?
In een tienkamp, die als ‘’godsoordeel’’ geldt, doodt Elegast Eggeric; als dank krijgt hij Eggerics weduwe, Karels zuster, tot vrouw. De inbraak bij Eggeric van Eggermonde
Hoe komt het dat de middeleeuwen in de Nederlandse letterkunde niet gelijk loopt met de geschiedkundige middeleeuwen?
Si quamen ghereden op een velt, luttel meer dan in den telt
De sociale structuur tijdens de Middeleeuwen uit zich ook in de literatuuronderdelen. Verklaar.
Die graven willen in borghen, hi moeter toe besorghen
Karel ende Elegast” is een voorhoofse roman. Uit welke kenmerken blijkt dit? Illustreer met voorbeelden.
Die een luttel was tevoren. Verstaet, zo moeghdi wonder horen!
Daer vonden si een ploech staan, die coninc beette neder saen Ende Elegast reet voren, daer hi den wech hadde vercoren. Die coninck nam tcouwer in die hant, datti an den ploech vant Ende pensde in sinen moet: “Dit is ten ambachte goed;
Sulke dinc alse hem bedorste.” doe satti op al sonder vorste Ende volghede Elegaste metten sporen vaste,
Doen si quamen vor die veste die de scoenste was entie este, Die iewaert stoet opten Rijn, sprak Elegast: “Hier willic sijn. Nu segt, “seidi, Adelbrecht, wat dunct u gedaan dat best? Ic wille werken bij uwen rade. Het ware mi leet, gesciede u scade,
hoofs: (zoals aan het hof gebruikelijk is...)
Dat men mochte segghen dan: “Het quam al bi desen man.”
Die coninct antwoerde na dier talen: “Ic quam nooit binnen der heeft te maken met beleefdheid. Hoofse manieren, een hoofse buiging, ... In de middeleeuwen heeft het ook betrekking op de liefde (de minne).We vinden dus hoofse romans, hoofse dichters... romans waar de liefde centraal staat, dichters die de liefde beschrijven...
salen Noch in den hove, dat ic weet. Het soude mi wezen onghereet, Soudicker nu binnen gaen. An u selven moetet staen.”
Elegast seide: “Tes mi lief sidi nu een behendich dief Dat salic cortelike verstaan. Laet ons een gat maken gaen In den muur ter goeder ure daer wi mogen crupen dure.”
Dat loveden si beide wel. si bonden daer haer orse snel Ende ghinghen ten mure zonder gheluut. Elegast trac een ijser uut, Daer hi den muur met soude breken. Doe began die coninck reken Tcouter voert vanden ploech. Doe stond Elegast ende loech, Ende vraechde, waar hijt dede maken.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
5
Constic ‘tsmeesters huus gheraken, Ic dade maken sulck een. Dusghedaan sach ik noit gheen beseghen tot sulken sticken, Daer men mure met soude picken.”
In dezelfde ‘vloeiende’ stijl wordt dan verteld dat de koning het ijzer dat hij normaal gebruikt, verloren heeft toen hij achternagezeten werd door de wet. Hij durfde niet terug te gaan om zijn breekijzer terug te halen en heeft daarom een stuk van een ploeg genomen. Elegast gaat dan naar binnen en laat de koning buiten omdat hij vreest dat deze laatste teveel brokken zal gaan maken. Niettegenstaande hij zijn gezel onbekwaam vindt, wil hij toch de buit delen. Elegast kende toverkunsten die hij al vaak had gebruikt en die kunst was niet gering. Hij trok een toverkruid uit een bosje en stak dat in zijn mond. Nu kon hij verstaan wat hanen kraaien en honden blaffen. Hij hoort hen dan zeggen dat koning Karel vlak in de buurt is. Elegast gaat dan terug naar buiten en vraagt aan zijn gezel of die de koning heeft gezien. Maar nee, zegt die, hoe komt ge daarbij? Hier is niemand te zien. Wie heeft u trouwens verteld dat de koning hier zou zijn? ‘’Een haan en een hond’’, antwoordt Elegast. Karel gelooft hem niet en krijgt ook wat kruid in de mond. Toen hoorde hij zelf de haan vertellen dat de koning in de buurt was. Toen Karel echter vroeg of Elegast bang was, ging deze toch naar binnen, echter niet alvorens een gebed te hebben uitgesproken voor bescherming. Hij ging dan naar binnen en bracht zoveel van de schatten naar buiten als hij kon dragen. Het Germaanse grondbegrip is hier met christelijke motieven doorweven.
6
Grondgedachte : Door zijn gehoorzaamheid aan Gods zonderling bevel, ontdekt Karel niet alleen de samenzwering van Eggeric tegen hem (en kan hij dus maatregelen treffen ter beveiliging van zijn leven) maar leert hij ook bij wie de echte trouw te vinden is: niet bij Eggeric (de vazal die ontrouw wordt ondanks genoten gunsten) wel bij Elegast (de vazal die trouw blijft ondanks geleden onrecht).
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Opdrachten: 1. Dit is nog geen hoofs stuk. Geef de elementen uit het verhaal waaruit dit duidelijk wordt. 2. Onderstaande tekst komt uit ‘ het Boeck van Seden’ begin 13 de eeuw. Het wordt hier duidelijk dat men op weg is naar een meer hoofs gedrag. Waar in het schoolreglement vinden we vormen van ‘hoofsheid’ terug? 1. Hoogmoedigheid moet men altijd verafschuwen. Wees nederig, en dat met mate, maar ook te veel nederigheid is dwaas. 2. Wees niet te veel in jezelf gekeerd of al te familiair. Ik wil er dit mee zeggen: aan het eerste pleegt men een hekel te hebben, het laatste acht men ongepast. 3. Wie minachtend spreekt over vrouwen, is een onbeschaafde boerenkinkel. We zijn immers allemaal uit vrouwen geboren. 4. Wees verstandig en snel in het begrijpen van wat anderen zeggen. Wees terughoudend in het rondvertellen van wat mensen je hebben toevertrouwd: dan handel je juist. 5. Als je voor iemands deur staat, dan moet je niet onverwachts naar binnen gaan zonder je aanwezigheid kenbaar te maken; dat zou incorrect zijn. Klop, kuch of spreek, dat is mijn raad. 6. Als je voedsel in de mond hebt, dan moet je even wachten met drinken.
2. De religieuze epiek of de geestelijke verhaalkunst Hierin onderscheiden we 3 soorten, elk met hun eigenaardigheden en inhouden. a. Christusverhalen Een voorbeeld hiervan is: ‘Van den levene ons Heren’, geschreven door Martijn van Torhout en dit evenals ‘het Boeck van Seden’ in de dertiende eeuw. Het telt ongeveer 5000 verzen en is volledig bewaard gebleven. Ook is er het zogenaamde ‘Limburgse leven van Jezus’, dat echter in proza is geschreven.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
7
b. Heiligenlevens ‘Het leven van Sint Servaes’, door de schrijver Henric van Veldeke, uit de 12de eeuw en ‘Het leven van Sint Franciscus’ door Jacob van Maerlant. c. Marialegenden Met als belangrijkste: ‘Beatrijs’ dat wel aan Gwijde van Dampierre wordt toegedicht, maar waarschijnlijk toch niet van zijn hand is. Uit de religieuze epiek pikken we het verhaal van Beatrijs om eens wat nader te bekijken. Het kan als voorbeeld dienen voor de andere geïnspireerde verhalen die een grote verering voor alles wat met heiligen te maken heeft, uitspreekt en eigenlijk nog van een kinderlijk geloof getuigt. Beatrijs, het verhaal Deel 1: In het klooster Een fijnbeschaafde non , die haar werk als kosteres met nauwgezetheid vervult, kan niet langer weerstand bieden aan de aardse liefde die haar kwelt. Zij ontbiedt eindelijk de jongeling, die zij sinds haar twaalfde jaar bemint, en spreekt met hem af dat hij haar over een week in de boomgaard onder de egelantier (de liefdesboom) zal komen afhalen. Aldus geschiedt.
Deel 2: Buiten het klooster In een vreemde stad worden de eerste zeven (!) jaren in weelde en geluk doorgebracht. Uit het samenzijn van de geliefden worden twee jongetjes geboren. Als echter blijkt dat de meegebrachte rijkdommen niet toereikend zijn om een tijd van armoede en duurte in het gastland te doorstaan, reist de jongeling naar zijn streek terug, Beatrijs onverzorgd achterlatend. Door nood gedwongen verkoopt zij haar liefde om in het onderhoud van haar kinderen te voorzien. Toch bidt zij elke dag trouw de zeven getijden ter ere
Beatrijs : een vervolgverhaal? Het oorspronkelijke verhaal telde maar 865 verzen, een latere auteur heeft ten gerieve van de nieuwsgierigen echter een vervolg gemaakt met het antwoord op de vraag : Wat gebeurde er met de kinderen en wat gebeurde er verder met Beatrijs? Hier komt zijn versie : De weduwe uit de herberg gaat met de achtergelaten kinderen naar de abdis, die haar vraagt om tegen vergoeding voor ze te zorgen; gedurende de jaarlijkse kloostervisitatie (bezoek) door de abt biecht Beatrijs - daartoe aangezet door een visioen- haar zondig leven. De abt neemt de kinderen mee naar zijn eigen klooster en vertelt het ‘’scone mieracle’’, uiteraard met weglating van alle compromitterende omstandigheden, tot stichting van anderen voort.
van Maria. Tenslotte kan zij haar onwaardige bestaan niet langer harden: zwervend en bedelend met haar beide kinderen aan de
8
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Grondgedachte:
hand komt zij (toevallig? welbewust’?) in de buurt van het klooster. Uit het gesprek met een weduwe, in wier huis Beatrijs onderdak
De macht van de aardse liefde (tussen man en vrouw, van moeder tot kinderen) is niet bestand tegen de macht van de hemelse liefde (van Maria voor de mensen). Of nog : de veelsoortige menselijke ontrouw (aan roeping, gezin, God) tegenover de goddelijke trouw, die Handelaars en dierenverhalen?
kreeg, verneemt zij dat niemand iets schijnt te weten over haar desertie van destijds. Als zij daarvan nog eens de verzekering krijgt in een driemaal (!) herhaald nachtelijk visioen met de duidelijke uitnodiging om in haar klooster terug te keren, gehoorzaamt zij.
Deel 3: In het klooster Beatrijs vindt alles zoals zij het veertien jaar geleden heeft achter gelaten. Zij neemt haar taak weer op en niemand van de zusters vermoedt iets van wat gebeurd is, want Maria heeft gedurende de afwezigheid van Beatrijs de dienst waargenomen.
In de loop van de dertiende eeuw verandert het beeld van de middeleeuwse maatschappij. De sociale en politieke betekenis van de burgers, de nieuwe stand, wordt groter. Hun geest dringt door in bouwkunst en letterkunde; Onder hun invloed wordt het Nederlands als officiële taal erkend. Dit gaat echter niet van een leien dakje. Zij moeten vechten voor hun voorrechten daar zij eigenlijk afkomstig zijn uit de rangen van de “onvrijen’’ Ze waren met andere woorden gevluchte landarbeiders die op zichzelf probeerden iets te verdienen. De eerste handelaren hangen nog van de ridders en geestelijken af en overal moeten zij strijden om hun vrijheid te veroveren of te verdedigen. Alle middelen gebruiken zij daartoe, vooral die van de ironie en de spottende lach over de gebreken en misbruiken van edelen en monniken,
Opdrachten: 1 . In de middeleeuwen kwam er kerkelijk verzet tegen de hoofsheid en de hoofse liefde. Beatrijs is hiervan een voorbeeld. Welke argumenten zijn er daarvoor aan te dragen? 2 . Ook in onze tijd speelt de Kerk nog een grote rol in het leven van de mensen. geef een paar voorbeelden op welke domeinen zij dat doet. 3. De dierenepiek Hier lag de spottende burger aan ten grondslag: Zeer bekend in onze streken en ver daarbuiten is het verhaal van de vos Reinaert, het stamt uit het einde van de 12de, begin 13de eeuw en het gaat als volgt: Nobel, de leeuw, koning over de dieren, heeft een hofdag (raadsvergadering) bijeen geroepen, waarop zijn hovelingen en onderdanen verschijnen : Bruin de beer, Isengrim de wolf, Grimbert de das, Tijbaart de kater, Courtois de hond, enz. Allen hebben te klagen over de gemene streken van de sluwe Reinaart de vos. Het felst klaagt de haan Canteclaar, hij vertelt het volgende aan de vergadering en de koning:
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
9
Reinaart zei me bovendien dat hij nu had afgezien van de wereld en haar genot dat hij alleen maar nog leefde voor God, in een kluis op blote voeten, om zijn zonden streng te boeten.
liefst onder de minder gevaarlijke vorm van het dierenverhaal. Op enkele tientallen jaren tijd werden zij immers een grote concurrentie voor de adel, die probeerde hun rechten af te nemen.
Hij toonde mij de pelgrimsstaf, die men hem in Elmaar (klooster in W.VL.) gaf,
---------------------------------------
de kap, de koord, het kleed van haar. “Dank zij God, heer Canteclaar,’’ sprak hij, “ ‘t Is met mij gedaan in de zondige wereld; gij zult voortaan van stelen en roven meer horen noch weten. Ik mag geen vlees of vet meer eten. Het past mij, oude, ‘t leven moe, dat ik voor mijn ziel wat doe. Slechts voor de hemel blijf ik dus leven. Tecum pax: Ik moet u begeven (verlaten) ‘s morgens, ‘s middags, ‘s avonds laat, doe ik versterving voor vroeger kwaad. Het uur is daar voor mijn noengetij.” Reinaart ging, en ik was blij.
Dierenverhalen hadden in onze streken groot succes. Franse dichters van de 12de tot de 13de eeuw vonden stof voor lange verhalen rond de figuur van Reinaart de Vos. Het verhaal kende echter een hoogtepunt in de Nederlandse versie. Geschreven in de eerste helft van de l3de eeuw, heeft het een plaats gekregen in de wereldliteratuur.
Biddend ging hij in het bos. Ja, ik juichte omdat mij de vos niet langer zou verontrusten en hinderen. Ik ging het melden aan mijn kinderen en gaf op hen nu minder acht; zelfs waagde ik mij met mijn geslacht nu en dan eens buiten de muren. Helaas, tot kwade avonturen, want Reinaart kroop, na laag op laag op zekere morgen door de haag, in het park, langs onder de poort. Spoedig was er een kind vermoord, het eerste der vijftien waar hij vlug mee wegliep op zijn rosse rug... Daar mijn kind zo lekker smaakte in zijn onverzadelijke mond,
Gwijde van Dampierre wordt hier gewaarschuwd voor hebzucht, trots, laster en valsheid. 25 jaar later zal een andere Vlaming dezelfde verhaallijn gebruiken maar met Nobel de leeuw die staat voor Filips de Schone en Reinaert bondgenoot van de bedelaars en de Tempeliers. Waarschijnlijk zou er ook op onze politiek een stuk van toepassing kunnen zijn.
kon geen wachter, kon geen hond ons nog beschutten, nog beschermen...
---------------------------------------
Immer gretig naar mijn geslacht, stal hij nu, bij dag, bij nacht, een voor een schier al mijn kinderen; ik zag hun aantal steeds verminderen. Ja, van vijftien tot op vier... Gisteren hebben hem de honden het lijf van Coppe toch ontjaagd,
10
De dieren in dit verhaal symboliseren de maatschappij van de tijd, met haar gebreken en zwakheden, toch wordt altijd een zuiver evenwicht bewaard tussen het eigenlijke
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
verhaal en de satirische bedoeling. Door de schildering van het Vlaamse landschap en de talrijke typische streken van de Vlaamse burger is het een echt Vlaams verhaal geworden.
dat men op de baar hier draagt, edele vorst, haar bloed eist wraak: mijne zaak is Uwe zaak!
Reinaart wordt geroepen, maar Bruin, de eerste gezant van de koning wordt flink beetgenomen: de vos kent zijn gulzigheid en brengt hem bij een gespleten boomstam, waarin, zo zegt hij, lekkere honing zit. Maar de poten en de kop van de beer blijven in de boomstam vastzitten en de boeren slaan hem zo,
De karakters zijn scherp getekend: Reinaart kent de zwakheden van ieder, hij straft de trots en de hebzucht van de rijken, spot met de domheid en het naïeve geloof van de geestelijken en laat ook soms zijn gelijken voelen dat het beter is hem tot vriend dan tot vijand te hebben. Niemand schijnt veilig voor zijn listen en door zijn superieur verstand redt hij zichzelf en maakt de anderen belachelijk.
dat hij, over het hele lichaam bloedend, wegvlucht. De tweede gezant, Tijbaart de kater, raakt op zijn beurt door een list van Reinaart in de val en komt al even erg geslagen aan het hof terug. Met zijn oom Grimbert de das, gaat de vos tenslotte naar het hof, waar hij ter dood veroordeeld wordt. Als hij zal gehangen worden, vertelt hij de koning de verzonnen geschiedenis van een verborgen schat en van een samenzwering waarin Bruin en Isengrim betrokken zijn. De koning, die alles gelooft, straft Bruin en Isengrim en spreekt Reinaart vrij. Deze zal nu naar Rome gaan om daar vergeving van zijn zonden te vragen. In gezelschap van Belijn de ram en Kuwaart de haas mag hij eerst afscheid nemen van zijn familie. Terwijl Belijn buiten wacht, gaat Kuwaard mee naar binnen, trots omdat hij de bedroefde vrouw en kinderen troosten mag. Hij wordt gedood, Reinaart steekt de kop in de reistas en geeft die aan Belijn: “er steken brieven in voor de koning”, zegt hij. Deze keer wacht Reinaart niet totdat de woede van de koning hem treft, maar vertrekt met heel zijn familie naar veiliger streken. Opdrachten: 1. De namen die aan de vrouwen gegeven worden in het verhaal van “Van de Vos Reinaerde” beginnen steeds met het hoofse “Vrouwe” of “Dame” maar de daaropvolgende naam heeft systematisch een andere betekenis.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
11
Probeer de juiste betekenis te achterhalen van: -
De wolvin: Vrouwe Haarzint
-
Pastoorsvrouw: Vrouwe Julokke
-
Dorperin: Dame Ogeerne
-
Vrouw van Hofkapelaan: Dame Hawi
“Beatrijs” behoort tot een bepaalde soort verhalen. Welke soort? Met het verhaal van Beatrijs wilde de Kerk iets aantonen. Wat?
Ook andere (Romaanse) namen hebben een betekenis in het verhaal, zij het niet zo uitgesproken seksueel getint: koning nobel (edel), cortoys (hoffelijk),
cuwaert (couart,
lafaard) , canteclaer (de helder zingende, kraaiende . . . ) . 2. Omschrijf met eigen woorden de eigenlijke bedoeling van dit verhaal . 3. Schrijf zelf een verhaal waarin een bepaalde situatie wordt geschetst, maar doe dit op een verhullende manier. Schrijf dus een dierenverhaal.
Welke zijn de drie soorten religieuze epiek? Geef een voorbeeld van een Marialegende. De religieuze epiek is een reactie van de kerk op de hoofse epiek. Waaruit blijkt dit in het verhaal van Beatrijs? Verklaar het verband tussen dierenverhalen en handelaars in de Middeleeuwen.
Met wie wordt er gespot in de dierenverhalen?
12
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
HOOFDSTUK
2
EPISCH-LYRISCHE LITERATUUR
(zowel verhalend als vertolking van gevoelens) Ter inleiding: In dit hoofdstuk onderscheiden we twee grote strekkingen: 1. Balladen en romancen 2. Historieliederen 1. balladen en romancen Meestal een liefdesavontuur beleefd door een personage uit de adellijke wereld. Typisch voor deze liederen zijn: •
de eigenaardige sfeer die verwant is aan sagen en sprookjes
•
de springenderwijs voortschrijdende handeling waarbij
slechts
de
hoofdmomenten
worden
verteld •
de suggestieve eenvoud die alle valse romantiek schuwt
•
het treffende slot.
De vraag naar de datering van deze stukken is niet goed te beantwoorden omdat vele mondeling werden overgeleverd en slechts in latere tijd werden opgetekend. Enkele zijn in elk geval heel oud. Heer Halewijn Heer Halewijn zong een liedekijn. Al wie dat hoorde wou bij hem zijn. En dat vernam een koningskind, Die was zo schoon en zo bemind. Zij ging al voor haar vader staan: ''Och vader, mag ik naar Halewijn gaan?’ ‘O neen, gij dochter, neen, gij niet! Die daarheen gaan (en) keren niet.’’ Zij ging al voor haar moeder staan:
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
13
“Och moeder, mag ik naar Halewijn gaan?’’ “O neen, gij dochter, neen, gij niet. Die daarheen gaan (en) keren niet.’’ Zij ging al voor haar zuster staan: “Och zuster, mag ik naar Halewijn gaan?’’ “O neen, gij zuster, neen, gij niet! Die daarheen gaan (en) keren niet.’’ Zij ging al voor haar broeder staan: “Och broeder, mag ik naar Halewijn gaan?’ “ ’t Is mij eens waarheen gij gaat, Als gij uw eer maar wel bewaart.”
Halewijn Halewijn is ongetwijfeld een demon in mensengedaante. Reeds zijn naam, waarschijnlijk ontstaan uit ‘’Alvewijn’’, d.w.z. vriend der elven, schijnt te wijzen in de richting van de Oudgermaanse mythen. Halewijn verleidt de vrouwen door zijn zang. Zijn toverstem bezit een demonische kracht (die nog nawerkt na de onthoofding).
Zij is toen op haar kamer gegaan, Zij deed haar beste kleren aan. Wat deed zij aan haren lijven? Een hemdeke fijner dan zijde. Wat deed zij aan haar schoon keurslijf? Van gouden banden stond het stijf. Wat deed zij aan haar rode rok? Van steek tot steek een gouden knop.
Halewijn is een demon: zijn optreden doet denken aan het drakenmonster in de mythologie van de volkeren : hij teistert het land en tast het volk aan in zijn vruchtbaarheid: de vrouw. Een vrouw, de koningsdochter, wordt de bevrijdster van het land.
Wat deed zij aan haar keerle (overkleed)? Van steek tot steek een peerle. Wat deed zij aan haar schoon blond haar? Een kroon van goud en die woog zwaar. Zij ging toen naar haar vaders stal En koos daar ‘t beste paard van al. Zij zette zich schrijlings op het ros, Al zingend en klingend reed zij door ‘t bos. Als zij te midden ‘t bos mocht zijn, Daar vond zij mijn heer halewijn.
Waarom is de datering van balladen en romancen zo moeilijk te maken? Welke zijn de raakpunten tussen een ballade en een romance. Welk is het grote verschil? Waarom kiest de koningsdochter het zwaard als executiemiddel?
“Gegroet,’’ zei hij, en kwam tot haar, ‘“Gegroet, schoon maagd, bruin ogen klaar.’ Zij reden met elkander voort. En op de weg viel menig woord. Zij kwamen toen bij een galgenveld, Daar hing zo menig vrouwenbeeld. “Mits gij de schoonste maagd zijt, Zo kies uw dood! het is nu tijd.” ‘Wel, als ik dan hier kiezen zal,
14
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Zo kies ik ‘t zwaard nog bovenal. Maar trek eerst uit uw opperst kleed, Want maagdenbloed dat spreidt zo breed, Als ’t u bespreidde, ‘t deed me leed.’’ En eer zijn kleed getogen was, Zijn hoofd al voor zijn voeten lag, Zijn tong nog deze woorden sprak: “Ga ginder in het koren En blaas daar op mijn horen Dat al mijn vrienden ‘t horen.” “Al in het koren (en) ga ik niet, Op uw horen (en) blaas ik niet. Moordenaarsraad (en) doe ik niet” “Ga ginder onder de galg En haal daar een pot met zalf en strijk die aan mijn rode hals.” “Al onder de galg (en) ga ik niet Uw rode hals (en) strijk ik niet, Moordenaarsraad (en) doe ik niet.” Zij nam het hoofd toen bij het haar, En waste het in een bron(ne) klaar. Zij zette zich schrijlings op het ros, Al zingend en klingend reed zij door het bos. En als zij was ter halver baan, Kwam Halewijns moeder daar gegaan. “Schoon maagd, zaagt gij mijn zoon niet gaan?” Uw zoon Heer Halewijn is gaan jagen Gij ziet hem weer uw levensdagen. Uw zoon Heer Halewijn is dood, Ik heb zijn hoofd in mijn(e) schoot, Van bloed is mijn(e) voorschoot rood.’ En toen zij aan de poorte kwam, zij blies de horen als een man. En toen de vader dat vernam, ‘t verheugde hem dat zij wederkwam. Daar werd gehouden een banket, Het hoofd werd op de tafel gezet.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
15
Enkele bedenkingen en opdrachten bij deze tekst: 1. Heer Halewijn zong een liedekijn De aantrekkingskracht gaat eigenlijk uit van het lied dat Halewijn zingt. Ook in onze sprookjes kennen we er eentje waar muziek erg lokt. Welk? 2. Ze ging al voor haar broeder staan. Na het afwijzend advies van de overige huisgenoten wordt de toestemming gegeven door de broer. (als beschermer van de maagdelijke eer misschien). In sommige culturen is het nog zo dat de broer de zus moet beschermen. Welke? 3. Zo kieze ik dan het zweerd voor al. Waarom zou zij het zwaard verkiezen ( 2 redenen ) Een ander zeer mooi en zeer gekend voorbeeld van een lied, dit keer een ballade (somber getint met een tragisch einde) is: “Het waren twee koningskinderen.” De spelling werd, net zoals bij het vorige stuk, gemoderniseerd. Het waren twee koningskinderen Het waren twee koningskinderen, ze hadden malkander zo lief, ze konden bij malkander niet komen, het water was veel te diep. Wat stak zij aan, drie keersen, drie keersen van twaalf in een pond, om daar mee te behouden de koningszoon, van jaren was jong. Maar toen kwam daar een besje (oude vrouw), een oude vergiftigde bes, en die blies uit die keersen, daar verdronker dien jonge held (Het meisje) ‘’Och moeder’’ zei ze ‘’moeder’’ “mijn hoofdje doet mijnder zo wee! mag ik een kort half uurtje gaan wandelen langs de see (stroom)’’ (De moeder) ‘’och dochter’’ zei ze, ‘’dochter, alleen moogt gij niet gaan, wek uw jongste zuster en laat die met u gaan.’’
16
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
(Het meisje) ‘’Mijn allerjongste zuster, dat is toch zo’n klein kind, ze plukt maar al de roosjes, die ze in haar wegen vindt. Ze plukt maar al de roosjes en de blaadjes laat zij staan, dan zeggen maar alle lieden, dat hebben de koningskinderen gedaan.’’ (De moeder) ‘’Och dochter,’’ zei ze, ‘’dochter, alleen moogt gij daar niet gaan, wek uw jongste broer, en laat die met u gaan.’’ (Het meisje) ‘’Och moeder, mijn jongste broeder dat is ook zo een klein kind hij loopter naar al de vogels die hij in zijnen wegen vindt’’. De moeder ging naar de kerk, de dochter ging haren gang, ze ging maar alzo verre tot waar zij haar vaders visser vant. (Het meisje) ‘’Och visser ‘’ zei ze “visser, mijn vaders visserkijn woudt gij een weinig vissen, ‘t Zou u wel gelonet zijn.’’ Hij smeet zijn net in’t water de loodjes zonken naar de grond hoe spoedig was daar gevisset de koningszoon, van jaren was jong. Wat trok zij van haar handen? Een ring rood van goud (Het meisje) ‘’Houd daar, mijn vaders visser! Daar isser den lone van jou.’’ Ze nam hem in haar armen, ze kuste hem op de mond ‘’Och mondje, kost gij spreken! Och hartje, waart ghijder gezond!’’ Ze nam hem in haar armen, ze sprong ermee in de zee: ‘’Adieu mijn vader en moeder! van uw leven ziet ge mij niet meer. Adieu mijn vader en moeder, mijn vriendekens alle gelijk adieu mijn zuster en broeder! Ik reis naar ‘t hemelrijk.’’
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
17
Opdrachten: 1. Welk is het thema van dit verhaal ? 2. De koningsdochter neemt het intiatief en steekt drie (?!) kaarsen aan, maar een boze macht zorgt ervoor dat de jongen sterft. De andere strofen verhalen de dood van de koningsdochter die listen bedenkt om haar geliefde terug te zien. Welke listen? 3. Zij laat zijn lichaam opdreggen door een visser aan wie zij haar ring wegschenkt (waarom zou ze dat doen?) en zij pleegt zelfmoord. Het eigenaardige slot overigens van een latere tijd) is wel “christelijk’’ bedoeld. 2. historieliederen Naast de balladen en romancen zoals hiervoor, waren er ook liederen die een geschiedkundige gebeurtenis ten oorsprong hadden. Het betrof meestal een gebeurtenis die de verbeelding van het volk aansprak zoals de dood van of de moord op een belangrijke persoonlijkheid. Deze liederen ontstaan kort na de gebeurtenis die zij bezingen.
Wat zijn historieliederen? Oorsprong en inhoud vermelden.
Voorbeelden hiervan zijn: Vanden Lande van overzee Geschreven door Jacob van Maerlant naar aanleiding van de val van Akko (Accra) (1291), het laatste bolwerk van de christenheid in Palestina. Van Graef Floris ende Geraerd van Velzen Naar aanleiding van de moord op graaf Floris V (1296) door enige Hollandse edelen waaronder Gerard van Velzen. Adieulied van vrouw Marie van Bourgoengien Na een vrij populaire klacht over de onafwendbaarheid van het doodslot, wordt de stervende hertogin het grote afscheid in de mond gelegd.
18
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Maria van Bourgondië verongelukt 27 maart 1482. Hertogin Maria van Bourgondië is overleden na een ongeval tijdens de valkenjacht begin deze maand. Ze sprong met haar paard over een gracht en een boomstronk, maar kwam daarbij zwaar ten val. De hertogin werd snel naar Brugge overgebracht, en bleek een bekkenbreuk en inwendige bloedingen te hebben opgelopen. Van 6 maart, de dag van het ongeval, tot haar laatste dag heeft ze kalm in haar lot berust. Gisteren nam ze afscheid van haar twee kinderen en van haar echtgenoot, Maximiliaan van Oostenrijk. Daarna heeft ze de ridders van het Gulden Vlies bij zich geroepen. Weliswaar hebben alleen mannen macht over deze orde, maar Maria is de enige overlevende van het Bourgondische huis, dat de orde in het leven riep. Maria’s zoon Filips erft waarschijnlijk alle Bourgondische titels. Tot Filips meerderjarig is, zal Maximiliaan de voogdij over de nog jonge prins waarnemen. Maximiliaan zal het daarbij niet gemakkelijk krijgen. Hij is weinig geliefd bij de Vlamingen en zal zonder enige twijfel worden geconfronteerd met de terughoudendheid van de steden tegenover zijn beleid, en met de onwil vanwege de bevolking.
HOOFDSTUK
3
LYRISCHE LITERATUUR
(uiting van gevoelens) Inleiding : -ontstond in de dertiende eeuw (hoofse minnelyriek en mystieke minnelyriek) -ontwikkelde zich in de loop van de veertiende eeuw (profane en geestelijke lyriek) en -kende zijn bloei in de vijftiende en zestiende eeuw (vooral volksliederen) De belangrijkste vertegenwoordigers van de lyriek in de middeleeuwen zijn: 1. Hendrik van Veldeke (tweede helft 12de eeuw) Het is de oudst bekende Nederlandse dichter en hij draagt de naam van de buurtschap Veldeke bij Spalbeek, een Kempens dorp aan Herk en Demer gelegen, waar alleen nog
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
19
de zogenaamde Veldekemolen aan hem herinnert. Hij was waarschijnlijk eerst speelman of volksdichter, voor hij als menestreel of hofdichter in dienst trad van de graven van Loon. Over zijn leven is maar weinig met zekerheid bekend. Hij verbleef in Türingen en Mainz. Verschillende werken van zijn hand zijn alleen in een Duitse vertaling bewaard gebleven. Dat verklaart zijn aanwezigheid als “Heinrich von Veldeke’’ in de Duitse literatuurgeschiedenis. Van Veldeke kende latijn,
Situeer Hendrik Van Veldeke in onze literatuurgeschiedenis en zeg waarom hij zo belangrijk is voor deze geschiedenis.
Frans en Duits (de drie talen waarin de wereldliteratuur van die dagen geschreven werd) en hij staat aan het begin van de middeleeuwse Duitse poëzie. Hij is de dichter van de eerste Nederlandse heiligenlegende (Sante Servas), leven en wonderdaden van Sint Servatius, van de eerste Nederlandse ridderroman (Eneit) en van het eerste Nederlandse minnelied.
2. Hadewijch (eerste helft dertiende eeuw) Hadewijch werd misschien te Antwerpen geboren, over haar ouders is niets geweten, maar allusies in haar werk (ridderromans, hoofse minne...) laten een voorname, wellicht adellijke afkomst vermoeden. Zij ontving in ieder geval een uitstekende opvoeding, want zij kende latijn, Frans en theologie Omstreeks 1250 leefde zij in Brabant in een gemeenschap van
vrome
vrouwen
die,
ofschoon
zij
niet
tot
een
kloostergemeenschap of een begijnhof behoorden, toch hun zielzorg ontvingen van een priester. Hadewijch is de grootste mystieke dichteres van de Nederlanden, één van de allergrootsten ook van de wereldliteratuur. Zij was een ‘’gedrevene’’ die de volkstaal tot uitdrukkingsmiddel maakt van haar diepste en eenzaamste zielsvervoering. Zowel de moeilijke taal als de moeilijke inhoud zijn de oorzaak dat zij veelal slechts een kleine kring taalkundigen bereikt.
1249. Een wat raadselachtige Brabantse dichteres, Hadewijck geheten, levert geregeld een aantal mystieke geschriften af, opgesteld in de volkstaal. Het gaat om verhalen van visioenen, brieven en verzen. Ze bezingt bijna uitsluitend de vrijheid van de geest en de goddelijke liefde.
In het kader een krantenartikel over haar, hier een tweetal natuurtaferelen met hun ‘vertaling’.
20
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Als het nieuwe jaar(getij) aanbreekt, dan is alles (berg en dal) nog steeds donker en overal kleurloos, maar de hazelaar gaat al bloeien. al heeft de minnaar tegenspoed, het zal hem toch altijd goed gaan. In het blijdste jaargetijde, als alle vogels helder zingen, en de nachtegalen ons overluid hun blijdschap verkondigen. heeft het door minne gewonde hart de meeste droefheid Welk soort literatuur schreef Hadewijch? Wat werd erin vertolkt? Beschrijf en benoem de literatuur van Hadewijch. Vermeld ook wanneer zij leefde
Lente Als hem die tijt vernuwen sal, Nochtan es berch ende dal Wel doncker ende onsiene overal Doch gheet die hasel bloyen. Al hevet die minnare ongheval, Hi sal in allen groyen Zomer Ten blijdsten tide vanden jare, Dat alle voghele singhen clare, Ende die nachtegale openbare Ons maket haar blidscap cont, So heeft die herte meest sware Die edele minne hevet ghewont.
3.Jacob van Maerlant Een naam die we in hoofdstuk 1 en hoofdstuk 2 ook al tegenkwamen, maar die ook lyrische werken heeft geschreven. Zijn naam is eigenlijk een pseudoniem voor Jacob de Coster. Jacob van Maerlant heeft ongeveer een kwart miljoen versregels geschreven! Het overgrote gedeelte daarvan is belangrijker op cultureel-historisch dan op zuiver esthetisch gebied. Toch wordt zijn betekenis als dichter onderschat. Belangrijk zijn: Eerste Marlijn of Wapene Martijn (een discussie over tien vraagstukken van maatschappelijke, zakelijke en theologische aard), zie hiervoor ook het kaderstukje en het fragment. Dander Martijn of De tweede Martijn dat handelt over het volgende ‘’probleem’’: welke van de twee vrouwen in doodsgevaar hij zou redden: één die hij liefheeft of één die van hem houdt, maar die hij niet bemint. De derde Marlijn over God en de Heilige Drievuldigheid, Die Clausule van der Bible (een Marialeven) Van den Lande van Oversee (een hartstochtelijke oproep tot een nieuwe kruistocht). Verder zijn er nog de wetenschappelijke epiek van Van Maerlant met o.m. Der Naturen Bloem (een encyclopedie van de natuurwetenschap van zijn tijd!) en de geschiedkundige
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
21
epiek met de Spieghel Historiael (profane geschiedenis). Wapene Martijn of eerste Martijn: de 10 discussiepunten van Van Maerlant 1. Hoe komt het dat vleiers in aanzien zijn? 2. Hoe komt het dat de rechtvaardige God de bozen maar laat begaan ten koste van de braven? 3. Waarom straft God met een eeuwige straf wat men gedurende
De literatuur van Van Maerlant was belangrijker op cultuur-historisch dan op esthetisch vlak. Bewijs deze stelling.
Welk is het onderscheid tussen lyriek en epiek?
een kort leven heeft misdaan? 4. Helpen aalmoezen en lichaamskastijdingen hen die zich aan hoofdzonden hebben schuldig gemaakt? 5. Als de liefde blind is, hoe komt het dan dat God uit liefde mens is geworden? 6. Als alle mensen kinderen zijn van Adam, vanwaar komt dan het onderscheid tussen edelen, vrijen en slaven? 7. Als alle mensen broeders zijn, waarom haten en doden zij elkaar dan? 8. Is het hart of het oog oorzaak van de liefde? 9. Wat is veiliger, armoede of rijkdom? 10. Zijn de vrouwen de oorzaak van alle kwaad omdat Eva het eerst heeft gezondigd?
4. Jan Moritoen en Suster Bertken Zijn ook nog twee vertegenwoordigers van de middeleeuwse lyriek waarmee we het deel van de letterkunde in de middeleeuwen afsluiten.
22
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Historische context 1096 De eerste kruistocht naar het Heilig Land via Constantinopel. De hertog van Neder-Lotharingen, Godfried Van Bouillon, en de graaf van Vlaanderen, Robrecht II, nemen eraan deel met tal van edelen en ridders uit onze Streken. Ca. 1100 Vanuit Frankrijk verbreiden zich de riddertoernooien. Godefroy de Preuilly (ca. 1050) schrijft als eerste reglementen voor deze gevechten neer. Ca. 1110 Hoge bloei van de Maaslandse kunst. Reinier van Hoei maakt de bronzen doopvont van de Sint- Barthelemykerk te Luik. 1130 Begin van de bouw van de kathedraal te Chartres. 1147 Bernardus van Clairvaux roept in een vlammende rede te Spiers de Ridders op voor een nieuwe kruistocht.
kathedraal van Chartres
Eerste helft l3de eeuw Grote bloei van de Vlaamse steden leper, Aardenburg, maar vooral Brugge en Gent. 1251 Begin van de regering van de Vlaamse graaf Gwijde van Dampierre, een groot mecenas voor de Franse literatuur. 1255 De Vlaamse franciscaan Willem van Rubroek reist door heel Azië om met de Mongoolse khan te onderhandelen, 1288 De Brabantse hertog, Jan 1 , behaalt een klinkelde overwinning in Woeringen aan de Rijn en zal daardoor het hertogdom Limburg veroveren. 1302 Het Franse ridderwezen lijdt een smartelijke nederlaag tegen het Vlaamse gildenleger op de Groeningenkouter (Kortrijk) 1309 Avignon wordt de pauselijke residentiestad (tot in 1376). 1348 De ‘’Zwarte Dood’ manifesteert zich in ltalië; ze zal meer dan 1/3de van de Europese bevolking het leven benemen. 1378 Begin van het Westers schisma (één paus in Rome, één in Avignon). 1384 De Bourgondische hertog Filips de Stoute verwerft Vlaanderen en Artesië, het begin van de beroemde Bourgondische dynastie in onze streken
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
23
deel II letterkunde in de 16de eeuw HOOFDSTUK
1
DE REDERIJKERS
In de loop van de 15de en l6de eeuw verspreiden de rederijkerskamers zich over alle steden en vele dorpen en beheersen aldus het literaire leven. De leden oefenen zich in de literatuur door liederen en vooral refreinen te schrijven: in dit laatste geval wordt het onderwerp of de stokregel (de laatste, telkens terugkerende regel van elke
Waarom omschrijft men rederijkerskunst in de eerste plaats als voordrachtkunst?
strofe) opgegeven. Men kent drie categorieën van refreinen: in ‘t vroed (of:wijs; ernstige stukken), in ‘t amoureus (in de trant van de hoofse liefde) en in ‘t zot (komisch, lagerzinnenleven). Rederijkerskunst is in de eerste plaats voordrachtkunst. Daarom verzorgen de dichters het rijm extra en schuwen zij
Hoe bekijkt de ‘Opperlander” het Nederlands? Geef een voorbeeld hierbij. Welke drie thema‛s komen aan bod bij de rederijkers?
geen vreemde woorden. Zo’n virtuoze omgang met taal komt nu nog voor. De Nederlandse essayist en geleerde H. Brandt Corstius, bestudeert
de
Nederlands
met
Opperlandse vakantie.
letterkunde. De
Opperlands
Opperlander
bekijkt
is de
Nederlandse woorden en zinnen niet om er wijzer van te worden, maar om ervan te genieten. Opperlands is sport. Een paar voorbeelden, zeg telkens welk spel er gespeeld wordt. 1. Waaro zoude w nie d laatst lette va el woor weglate? 2. Baas, neem een racecar, neem een Saab. 3. De venter ging over de brug in Deventer en toen was de vent er. 4. Arbeidsongevallenverzekeringsmaatschappij 5. Horizontaal en vertikaal: 1. Kledingstuk 2. Familielid 3. Zoogdier 6. Uit 1841 stammen de volgende experimenten: A-saga (door J. Bosscha) Harald was Jarl van Laaland. ‘’’t Zwaard - dacht Harald - baant ‘t pad naar Walhalla-,
24
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
vandaar dat Harald zwalkt, strand af, strand aan; vandaar dat Haralds zwaard landplaag was van al wat aan ‘t strand lag. Aadlar van Ran, was vaak Haralds naam... De E-legende (door J. van Lennep) Een vreemde heerser betreedt Berthes erfdeel. Geen der edelen weerspreekt des wreder Werners recht, het recht des sterksten. De vreemde heerser, ten zetel der wenden verheven geeft het bevel: ‘’Breng Berthe weg. Geen mens helpe der zwervende-, geen mens geve der vernederde eten, dek een legerstede ...
Opdrachten: 1. Pas een verwant procedé van voorbeeld 1 toe: laat klinkers weg, of in het eerste woord de eerste letter, in het tweede de tweede enz. of pas een zelf gevonden logische reeks toe. 2. Probeer minstens 6 woorden (van minimum 5 letters) te vinden die van achteren naar voren gelezen kunnen worden; zo’ n woord noemt men een palindroom. 3 Geef 10 homoniemen of uiterlijk gelijkvormige woorden. (zelfde klank, anders geschreven. B.v. lach en lag). 4. Zoek minstens 5 woorden van minstens 20 letters 5.Schrijf zelf een gedichtje waarin geen ‘e’ voorkomt. (minimum 4 regels). De drie thema’s die ook aan bod komen bij de Rederijkers zijn ‘de liefde’, ‘de zingeving’ en ‘de maatschappij’. Een voorbeeld van de zingeving is Van der mollenfeeste en Marieken van Nieumeghen. 1. Een kort stukje uit ‘van der mollenfeeste’, door Anthonis de Roovere, waarin hij elke stand duidelijk maakt dat ook zij wel eens verwacht worden op het mollenfeest, de dodendans. (vroeger geloofde men dat de overledenen ‘s nachts op de graven dansten). De Paus ende zijn Cardinalen Moeten alle tdeser feesten zijn, Legaten, Bisschoppen, Dekens, Officialen,
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
25
Prochiepape, Predicare. Jacopijn, Freermineuren, Vrouwenbruers ende Augustijn, Priesters, Clercken ende Meesters wijs: Dese moeten alle binnen corten termijn Trecken ter feesten te Mollengijs. Saertroosen, Monnicken, Regulieren, Bogaerden, Lollaerden ende Cluysenaren Fratres, wilt u ghereeden schiere! Nonnen, bagrijnen, wilt mede varen! Clopsusters, Susters Bedelaren, Ende alle die leven nae den gheeste Maeckt u gereedt zonder sparen; Ghij moet al trekken ter mollen feeste.
Historie van Mariken van Nieumeghen. Deze tekst is niet als een eigenlijk toneelstuk overgeleverd. Het bestaat afwisselend uit proza en verzen; het proza is verhalend, de verzen zijn in dialoogvorm. Mariken is de nicht van een priester uit de buurt van Nijmegen. Haar oom zendt haar naar de stad om boodschappen; wordt het te laat, dan kan zij bij een tante overnachten. De tante wijst Mariken echter de deur en uit wanhoopt trekt zij weg met de duivel, Moenen. Zij moet wel haar naam veranderen en behoudt daarvan de eerste letter: Emmeke. Moenen leert haar de zeven vrije kunsten, waarmee zij veel succes heeft. Na zes jaar met de duivel in Antwerpen gewoond te hebben, wil Mariken haar verwanten te Nijmegen terugzien. Zij komen er toe precies op de dag dat men het spel van Masscheroen opvoert. Dit grijpt Mariken zo hevig aan dat zij tot inkeer komt. Moenen voert haar hoog in de lucht en werpt haar neer. Zij is echter niet dood, wordt door haar oom herkend en reist met hem naar Rome, waar zij de paus haar zondig leven biecht. Als boete legt hij haar ijzeren ringen aan hals en armen op: wanneer die afvallen is haar schuld vergeven. Mariken trekt zich terug in een klooster te Maastricht, waar een engel na jaren haar boeien losmaakt. Historie van Mariken van Nieumeghen Em: Wacht eens, wat zie ik ginder? Laten we ze vragen het is, eer we hier vandaan gaan. Kijk, kijkt wat een hoop mensen stromen daar saam.
26
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Is er wat aan de hand? Vraag het iemand, toe snel. Mo: Nee, zoeteke, ’t is voor de vertoning van een wagenspel. Em: Ach ja. Dat is elk jaar op deze dag te doen; nu ik er aan denk ’t spel van Masscheroen. Dat is een prachtig stuk! Niet te vergelijken Mijn oom placht er te komen naar kijken. Ei, Moenen, laten we gaan horen. Mo: Nee zeg, al dat flauw gesnabbel. Wil je staan luisteren naar zulk gebrabbel? Verdomd, laten we naar het spit gaan en de wijn! Em: Ei, Moenen, het placht zo goed te zijn. Ik heb mijn oom vaak horen zeggen toen, dat dit spel beter is dan menig sermoen. Er steken goede voorbeelden soms in zulke spelen; lieveling, als het jou niet zou vervelen, dan zou ik het echt willen zien. Mo: Ik heb niet graag dat je’t hoort. - ik ben al bang, bij Lucifers achterpoort, dat zij in het spel iets zou te horen krijgen wat haar naar berouw of inkeer doet nijgen! Bij Lucifer! Dan is mijn groots plan naar de maan! Em: Ach, Moenen, laat me gaan luisteren. Mo: Goed, maar blijf niet te lang staan dan wanneer ik je roep, of ik word kwaad. Emmeken paaide Moenen zo lang om dit spel te aanhoren dat hij ten lange laatste toegaf. Maar hij deed het tegen zijn zin. Zoals jullie hebben gehoord. En dat spel begon aldus. Ma: Bree, Hierio! Ik Masscheroen, Lucifers advocaat span mijn proces, zoals ‘t van rechtswege moet, in, bij de hoogste rechter met bekwame spoed. Mijn vraag luidt; waarom hij de misdaden van het mensengeslacht vergeeft, vol genade, en ons arme geesten voor eeuwig en altijd versmaadt! Al had één mens alleen alle misdaden en kwaad bedreven die de hele wereld tegader doet,
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
27
maar hij toont éénmaal berouw in hart en gemoed met goede voornemens, dan bekomt hij genade. Maar ons arme geesten, die nooit andere misdaden begingen dan met een vluchtige gedachte, ons stort Hij in de afgrond, alwaar ons wachten wanhoop en kwelling van ‘t eeuwig vuur. Ik, Masscheroen, Lucifers procureur, - vraag u nogmaals God van Barmhartigheid, waarom ons meer vergiffenis wordt ontzeid dan de mens, die alle dagen zondigt, niet om uit te spreken. God: Mijn barmhartigheid zal nooit iemand ontbreken, die berouw heeft voor zijn levensend, die bijtijds met deemoedig berouw erkent dat ik een God ben, barmhartig en rechtvaardig. Maar zij die blijven versteend in boosheid zo onwaardig dat zij nooit enig leedwezen in zich voelen opwellen, die moeten met Lucifer in de afgrond ter helle, waar niets anders is dan handenwringen. Ma: Uw gerechtigheid schiet tekort in vele dingen, al noemt men u, God, rechtvaardig wijd en zijd. In Abrahams, Mozes’ en Davids tijd toen mocht men uw rechtvaardigheid beamen toen zag men u de mensen tuchtigen en beschamen en bestraffen alleen al om onzuivere gedachten. Nu zou het kind zijn moeder mogen verkrachten of op zijn vader mogen trappen en hem slaan, broeders met verwijten elkaar te lijf mogen gaan, met alle kwaad, dat ooit werd uitgebrouwd: eens dat het hen van harte berouwt, wordt uw barmhartigheid terstond verworven. Go; Waarom ben ik de dood gestorven zo schandig en smadelijk aan het kruishout, dan opdat elk mens, zo jong als oud, zou staan in de genade van mijn vader? Ma: U hoorde derhalve nog strenger en kwader te zijn dan tevoren, aangezien u naakt het bitter leed van die schanddood hebt gesmaakt om de mensen daardoor te zuiveren van ‘t kwaad; maar zij blijven versteend meer dan ooit
28
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
in de staat van hun horribele onbetamelijke zonden, die geen zinnig mens kan verhalen, noch verkonden en die gewoon afschuw wekken bij het overdenken. Wat men in het Oud Testament nauwelijks dorst denken, durven de mensen nu vermetel te doen. God; Daar zeg je de waarheid Masscheroen. ’t Volk is zo verhard nu in het bedrijven van het kwaad dat, als er kortelings geen beternis komen gaat, ik ‘t scherpe zwaard van mijn gerechtigheid zal moeten doen snijden tot kastijding en boete en mijn plagen zenden, die zwaar zijn om te dragen. OL.Vrouw: O, Kind, verwijs je de mensen tot plagen, dat zal mij mishagen. Geef toe aan mijn bede. laat de mensen toch nog een tijdje met vrede zend hen eerst tekenen en voorboden, zoals je pleegt te doen in zulke noden; aardbevingen, dubbele zonnen, sterren met staarten, opdat zij bevroeden bij zulke gevaarten, dat jij verstoord bent buiten mate. Zij zullen dan waarschijnlijk hun zonden laten uit vrees voor meer plagen nog dan tevoren. Uit; Historie van Mariken van Nieumeghen. Hertaling: Bert Decorte en Alfons Goris 1989. Geef in het kort het verhaal van Marieken van Nieumeghen. Geef drie eigenschappen van een duivelsproces. Welke argumenten gebruikt Masscheroen in het stuk om de God te overtuigen van zijn partijdigheid? Welke argumenten gebruikt Maria?
Opdrachten: 1. Het spel van Masscheroen is een voorbeeld van een in de middeleeuwen geliefd genre: het duivelsproces. Daarin klaagt de duivel de mensheid aan voor de rechterstoel van God. Zet de argumenten van de aanklacht uiteen. 2. Het verloop van het proces is stereotiep: de rechter wordt bijna door de aanklager overtuigd, maar de mensheid wordt gered dank zij de tussenkomst van Maria.
Hoe
argumenteert zij?
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
29
HOOFDSTUK
2
GEUZENLIEDEREN
Een voorbeeld van het maatschappijthema vind je in de geuzenliederen, eerst echter een stukje duiding. Geschiedenis Op het einde van de l6de eeuw zijn de Nederlanden, waartoe ook wij behoren, de Spaanse bezetting (met als heerser Filips II) meer dan beu. De Spaanse troepen gedragen zich meer en meer als bezettingstroepen en trachten hun karig loon aan te vullen met overvallen en schurkenstreken. Daarenboven wordt de inquisitie verscherpt en wordt er nog strenger opgetreden tegen hen die zich niet gedragen naar het rooms-katholieke geloof. Het noorden van de Nederlanden, dat veel Calvinisten herbergt, leidt de opstand tegen de Spaanse bezetter en dit onder leiding van de prins van Oranje, de graaf van Egmont
Filips II
en verschillende edellieden die de sympathie van de regentes (Margareta van Parma) hebben gewonnen. De naam geuzenlied is ontleend aan ‘geus’ zoals de tegen Spanje opstandige edelen in de Nederlanden zich sedert 1566 noemden. De geuzenliederen zijn literaire uitingen van het verzet tegen de geestelijke en politieke onvrijheid onder het Spaanse bewind. Aanvankelijk verspreid op “vliegende blaadjes’’, werden zij om het succes dat zij kregen spoedig gebundeld in de zogenaamde “geuzenliedboeken’’. De bloeitijd van het geuzenlied ligt tussen 1564 (de marteldood van Christiaan Fabritio te Antwerpen) en 1647 (de dood van
Waarvoor, door wie en tegen wie werden de geuzenliederen geschreven? Welk is de waarde van de geuzenliederen op cultureel-historisch vlak en op literair-esthetisch vlak? De geuzenliederen zijn een aanklacht tegen drie onvrijheden. Welke?
stadhouder prins Frederic Hendrik te ‘s Gravenhage). De gebeurtenissen tijdens de Tachtigjarige Oorlog die vrijwel parallel liep met het tijdvak hierboven beschreven (nl. 1568- 1648), gaven aanleiding tot het ontstaan van veel geuzenliederen of historische liederen.
30
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Onderwerpen: Anti-Spaanse
en
anti-Roomse
(vooral
Calvinistische)
opstandsliteratuur die geestelijk of politiek getint was. Waarde van de geuzenliederen: ++ cultureel-historisch zijn de geuzenliederen belangrijk, niet zozeer omdat ze ons onbekende bijzonderheden over de verhaalde gebeurtenissen zouden verstrekken, dan wel omdat ze ons iets meedelen over de reactie van het volk op die gebeurtenissen : de ‘graad’ van toorn en vroomheid waarmede zij de geestelijke en politieke onvrijheid aan de kaak stellen. ++ literair-esthetisch: een (klein) gedeelte van de geuzenliederen blijft boeien door de onvergetelijke aanhef, het gedragen ritme, het accent van echtheid en de vaak bezwerende formulering. Eén enkele keer treft ons, ook in minder bekende liederen, een volmaakte, ontroerende strofe, als in ‘Een (martelaars-)liedeken van Weynken Claesdochter van Monnikendam’ die op 20 november 1527 te ‘s Gravenhage werd gewurgd en verbrand. De beul trat aen om worgen, Doen sloot zy haer ogen fijn Hebbende int hert verborghen Een trooster niet om borgen Verlangende thuys te zijn.
Normaal ging het er wel heldhaftiger aan toe, getuige daarvan het volgende geuzenlied: Help nu u self so helpt u God, ut der Tirannen bant en slot, Benaude Nederlanden, ghy draecht den Bast al om uw strot, Rept fluckx uw vrome handen. De Spaensche hoochmoet valsch en boos, Sant u een Beudel Goddeloos, Om u Goddeloos te maken,
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
31
Gods woordt rooft hy door menschen gloos, En wil u ‘t gelt ontschaken. So neemt hy elck sijn hoochste goed: Die ‘t woort, der sielen voedsel soet, Om draf niet willen derven, Becoopent met haer roode bloet, (Of moeten naect geen swerven)
Tiende penning: korte aanduiding voor het geheel van Alva’s belastingssysteem, waardoor hij het oude systeem wilde vervangen door een vaste belasting voor alle gewesten met o.m. 10% heffing op de verkoop van alle koopwaar.
Maer die sijn hert op Mammon stelt Moet oock ombeeren ‘t lieve gelt, Sijn God, sijn vleesch betrouwen, Hy eyscht den thienden met ghewelt, Diet gheeft, sal niet behouwen. Want gheeft men dick van thienen een, Daer blijft ten leseten een noch geen; Wol mach een Herder stillen, Dees Wolf is met wol noch melck tevreen, Hij wil de schaepkens villen. Sijn buyck is onversadelijck Bloet en geltdorstich stadelijck, Als die met wreeden moede T’ lands ghelt verquist verradelijck Aen Conincklijcken bloede. Verdient dan sulcken Huerlinck fel Den tienden Penninck niet seer wel, Om’t Nederlant te schinden? Gheeft ghy hem dien soo maeckt ghy snel Den bant om u te binden. O Nederlant ghy zijt belaen Doot ende leven voor u staen; Dient den Tyran van Spangien, Of volcht (om hem te wederstaen) Den Prince van Orangien. Helpt den Herder die voor u strijt,
Executie van protestanten 1565 ‘’Het behoort noch tot mijn taak, noch ligt het in mijn karakter om ketters aan de dood over te leveren.” Deze woorden van de markies van Berghes, gouverneur van Valenciennes, wekten valse illusies. Na de relatieve zachtmoedigheid van Karel V, tiert het fanatisme van zijn zoon hoogtij. Dat resulteert in het straffen van van ketters door onthoofding (edellieden), levende begraving (vrouwen) en verbranding (alle anderen). Het is verboden ketters onderdak te verlenen of gratie voor ze te vragen. Verklikkers krijgen de helft van de goederen van de ‘’schuldigen’’. De ijver van de Spaanse monniken heeft de executies doen oplopen tot een ongekend hoog aantal. De koning wordt in Spanje op de hoogte gehouden van de verdachten. Hij heeft de inquisitie bevelen gestuurd waarin hij de burgerlijke machten en het gerecht verplicht nauw samen te werken.
Of helpt den Wolf die u verbijt, Weest niet meer Neutralisten, Vernielt den Tiran, ‘t is meer dan tijt,
32
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Met al sijn Tyranisten.
Opdrachten hierbij: 1. In de eerste strofe wordt gesuggereerd dat de Nederlanden als één man gerebelleerd hebben maar verder blijkt dat dat niet zo is: waar merk je dat ? 2. Wie is er in feite in opstand? 3. De nieuwe belasting was eigenlijk modern, want algemeen en uniform (het vroegere belastingstelsel was zeer disparaat en trof vooral de verbruiker). Welke groep mensen zou het meest door de tiende penning getroffen worden? Waarom zou de dichter die dan als ‘het volk’ voorstellen? 4. De dichter klaagt niet enkel de nieuwe belasting aan, maar tegelijk een andere verdrukking. Welke? 5. Acht je de dichter katholiek of protestant ?
deel III de zeventiende eeuw en de achttiende eeuw: de renaissance, barok en het classicisme HOOFDSTUK
1
DE RENAISSANCE
Benaming : Renaissance = wedergeboorte of herleving van de klassieke oudheid. Oorspronkelijk was het een wedergeboorte van de ‘bonae litterae’ of schone letteren, later werd de naam ook gebruikt voor de schilderkunst en nog later voor het algemene cultuurbeeld.
barok interieur Renaissance in ruime zin: een herwaardering van het aardse, de bewustwording van het individu na de middeleeuwen, waarbij de herontdekking van de waarde van de menseIijke persoonlijkheid gepaard gaat met een verhoogde belangstelling voor de klassieken. Renaissance in engere zin: ++ op gebied van de wetenschap: het humanisme: zoekt in de antieke beschaving de inspiratie tot een persoonlijke
barokke stoel
levenshouding, waarbij men niets meer aanvaardt op gezag
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
33
van een autoriteit, maar ernaar streeft om voor zijn problemen zelf een oplossing te vinden op wetenschappelijke basis. ++ op het gebied van de godsdienst: de reformatie ++ op het gebied van de kunst: de renaissance. Nauw verwant hiermee is de term barok, die tegelijk een voortzetting is van de renaissance en een reactie (grotere bewogenheid, sterkere effecten, meer religiositeit).
classicisme Pantheon
Datering: In de Europese letterkunde: 14de eeuw: ontstaan in Italië 15de eeuw: verspreiding over Europa l6de eeuw: doorbraak in Frankrijk en Duitsland In de Nederlandse letterkunde: 16de eeuw: vroege renaissance 17de eeuw: hoge renaissance 18de eeuw: late renaissance Kenmerken: a. Groei van het algemeen-menselijk bewustzijn ++ vroeger: leven op aarde werd beschouwd als een
voorbeeld hoge renaissance
voorbereiding op het eeuwige leven (aarde was een wachtzaal voor de hemel) ++ thans: minder angst voor het aardse, waardoor de mens zichzelf ook belangrijk gaat vinden b. Groei van het persoonlijke bewustzijn ++ vroeger: de mens werd gezien als afbeelding van een goddelijk oertype en dus viel de klemtoon op de wezenlijke gelijkheid van alle mensen. ++ thans: nadruk werd gelegd op de verschillen tussen de individuen die juist hun waarde ontlenen aan de graad van intellect, ontwikkeling en kunstzinnigheid. Het individu plaatst zich naast (desnoods tegen) de gemeenschap; eigen eer en roem worden een begerenswaardig bezit.
34
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
d. Groei van artistiek bewustzijn Omschrijf bondig de Renaissance. Hoe uit zich de Renaissance op het vlak van wetenschap, godsdienst en kunst?
++ vroeger: kunstenaar was een dienaar, zijn kunst moest iets leren ++ thans: kunstenaar is zich bewust van zijn kunstenaarschap, zijn kunst is een uitdrukking van zichzelf, schoonheid wordt een doel op zichzelf. HOOFDSTUK
II
BAROK EN CLASSICISME
Zoals de term ‘renaissance’ zijn ook de benamingen ‘barok’ en ‘classicisme’ ontleend aan de kunstgeschiedenis. De volgende twee schilderijen zijn typerend, enerzijds voor de barok, anderzijds voor het classicisme.
Links : Pieter Paul Rubens: De roof van de dochters van Leucippus (1616) In één grote beweging, in één heftig kluwen wordt de schaking van deze meisjes door de gebroeders Castor en Pullox uitgebeeld. Rechts: Jacques-Louis David: de eed van Horatii (1748). De vader (in het midden) overhandigt zijn drie zoons hun wapens om voor Rome de strijd op leven en dood aan te gaan. Tegenover dit mannelijk heroïsme wordt de smart van de moeder en zuster afgebeeld. In de Franse Revolutie was deze strenge kunst erg in trek.
opdracht: Asssocieer met één van de twee stromingen de volgende begrippen (plaats ze in twee kolommen): lijn/kleur, planmatige compositie/doorlopende
compositie;
sensueel/
rigide;
dynamisch/statisch; koel/warm; volgens klare regels/tegen zichtbare regels.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
35
In de literatuur vertaalt de barok zich in een voorkeur voor epos en tragedies (vooral koningsdrama’s en Bijbelse drama’s). Er ontstaan mengvormen zoals de
opera (combinatie van
toneel, ballet en zang) en de pastorale (artificieel kader van simpel en gelukzalig herdersleven; in zangwedstrijden worden allerlei emoties weggewerkt). Graag behandelde thema’s zijn de vergankelijkheid van het aardse tegenover de eeuwigheid, de tegenstelling tussen illusie en werkelijkheid. De taal streeft naar gezochte effecten (herhalingen, parallelle zinsconstructies, alliteratie en assonantie). Het classicisme streeft naar een kunst van klaarheid, orde en regelmaat. Een voorbeeld daarvan is ‘de wet van de drie eenheden’, die men in het toneel eist. Uitgaande van de voorschriften van de Griekse wijsgeer Aristoteles: de eenheid van tijd, (alles speelt zich af binnen de 24 uur), de eenheid van plaats (men verhuist op de scene niet van de ene plaats naar de andere; dit was geen eis van Aristoteles) en de eenheid van handeling (het
Hoe vertalen barok en classicisme zich in de literatuur?
drama is geen verzameling van losse episodes maar vormt een eenheid).
III DE BELANGRIJKSTE VERTEGENWOORDIGERS VAN NEDERLANDSE LITERATUUR IN DE 17 DE EEUW
HOOFDSTUK DE
1. Pieter Corneliszoon Hooft (1581-1647) Het lyrisch werk van P.C. Hooft ligt goeddeels tussen 1600 en 1620; daarna wijdde hij zich vrijwel geheel aan de beoefening van het proza. Het stuk dat wij uitkozen is een sonnet (2 keer vier versregels en 2 keer 3 versregels) dat opgedragen werd aan de vrouw (zijn eerste, die hij een drietal maanden later zou huwen). Een meer gedetailleerde levensloop van deze toch wel grote dichter, vind je verder.
36
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Sonnet 1. Geswinde grijsaert die op wackre wiecken staech 2. De dunne lucht doorsnijt, en sonder zeil te strijcken, 3. Altijdt vaert voor de windt, en ijder nae laet kijcken, 4. Doodvijandt van de rust, die woelt bij nacht bij daech 5. Onachterhaelbre Tijdt, wiens heten honger graech 6. Verslockt, verslint verteert al watter sterck mach lijcken, 7. En keert en wendt en stort Staeten en Coninckrijken 8. Voor ijdel een te snel, hoe valtdij mij soo traech? 9. Mijn lief, sint ick u mis verdrijve ick met mishaeghen 10. De schoorvoetighe Tijdt, en tob de lange daeghen 11. Met arbeidt avontwaerts, uw afzijn valt te bang. 12. En mijn verlangen can den Tijdtgod niet beweghen. 13. Maar ’t schijnt verlangen daer zijn naem af heeft gecreghen, 14. Dat ick den Tijd, dit ick vercorten wil, verlang.
Opdrachten bij dit sonnet: 1. In vers 9 en 10 wordt beschreven dat de tijd enerzijds een objectief meetbaar gegeven is, anderzijds kan hij ons zeer lang of zeer kort toeschijnen. Schrijf een barokke brief (met zeer veel gevoelens) beginnend met: “Liefste, sinds je weg bent,…” 2. In vers 1 tot 8 spreekt de dichter iemand aan met drie synoniemen. a. Onderstreep ze even. b. Wie wordt er bedoeld? c. Kan je uit uit zijn laatste betiteling de eerste aanspreking verklaren? 3. Het gedicht is zeer zorgvuldig geconstrueerd. De dichter werkt met antithesen (gezwinde grijsaard), parallellismen (tweede helft van vers 1 en 5), alliteraties (gezwinde grijsaard) en assonanties of klankovereenstemming (dunne lucht). Geef van deze stijlvormen nog enkele voorbeelden.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
37
2. Gerbrand Adriaensz. Bredero (1585-1618) De dichter Bredero schrijft in de volkstaal van zijn tijd, spontaan, realistisch, direct. Het hart ligt hem op de tong. Zijn schildersaanleg en aanvankelijke opleiding blijken uit zijn voorkeur voor detail. Zijn volkse tafereeltjes dragen evenals zijn liefdesgedichten en liederen van inkeer, het kenmerk van het beleefde. ‘t Kan verkeren is de zinspreuk die Bredero gebruikte bij de bundeling van één van zijn werken en die nu nog steeds aangehaald wordt. Bredero had anekdotische poëzie, erotische poëzie en bezinningspoëzie.
3. Joost van den Vondel (1587-1679) Deze schrijver, (zijn leven vind je wat verderop verteld), schreef verschillende soorten poëzie: a. De strijdbare lyriek naar aanleiding van de affaire Oldenbarnevelt die in conflict kwam met stadhouder prins Maurits en daardoor veroordeeld werd na een proces waar meer leugens dan waarheid verteld werden. Vondel had de kant van Johan van Oldenbarnevelt gekozen en schreef zodoende strijdliederen te zijner verdediging. b. De Elegische lyriek: Joost van den Vondel heeft zijn vrouw, al zijn kinderen en de meeste van zijn kleinkinderen overleefd. Het is dus weinig verwonderlijk dat ook de dood een onderwerp is in zijn lyriek. Een voorbeeld hiervan vind je verder in het stuk : ‘’Uitvaart van mijn dochterken’’. c. Persoonlijke en natuurlyriek Naast de elegische poëzie, valt er weinig van de innerlijke levensgeschiedenis van Vondel terug te vinden in zijn werk. Het sterkste voorbeeld hiervan is dat hij Maaike de Wolf niet bezong als bruid, niet in lyriek verheerlijkte als echtgenote, maar haar slechts herdacht toen zij voorgoed de ogen gesloten had.
38
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Het leven van Joost van den Vondel. Als tweede zoon uit een gezin met zeven kinderen, werd hij geboren in Keulen, waarheen zijn doopsgezinde Antwerpse vader was gevlucht en er de eveneens uit Antwerpen gevluchte Sera Kraen huwde. Later vestigden zij zich echter na vele omzwervingen in Amsterdam. De jonge Joost genoot weinig of geen schoolonderwijs; hij kreeg zijn ontwikkeling door zelfstudie en door het lidmaatschap van de Brabantse rederijkerskamer ‘Het Wit Lavendel’. Hij trad op 5 december 1610 in het huwelijk met Maria (Maaiken) de Wolff, in 1586 in Keulen geboren, maar van Brabantse afkomst; samen met haar zette hij na de dood van zijn vader, diens handel voort, eerst met zijn moeder, later geheel voor eigen rekening. Ondertussen was hij een beroemd schrijver geworden die tweemaal ook op een ander vlak de aandacht trok: een eerste keer toen hij op kordate wijze de partij koos voor Oldenbarnevelt tegen Prins Maurits (een openhartigheid die hem bijna zijn vrijheid kostte, maar hem uiteindelijk “slechts” op een boete van 300 gulden kwam te staan) en een tweede keer toen hij na ampele aarzeling in 1639 of 1641 tot het katholieke geloof overging. Hij had toen jaren van inkeer en verdriet achter de rug: binnen de tijd van vier jaar verloor hij zijn vrouw en twee van zijn vier kinderen (een vijfde in 1616 geboren kindje had maar heel kort geleefd). Het contact met o.m. Huygens en Hooft bracht hem in de sfeer van de renaissance. Op zijn oude dag werd Vondel pijnlijk beproefd door het wangedrag van zijn zoon Joost. Deze werd beschuldigd van oneerlijk bankroet en de dichter moest de schulden van zijn zoon vereffenen (hij stuurde hem naar Oost-lndië om hem uit de gevangenis te houden). Hij werd alzo genoodzaakt op 70-jarige leeftijd nog de betrekking van boekhouder te aanvaarden bij de Bank van Lening. Hij overleed op 5 februari 1679 en werd drie dagen later door 14 dichters naar zijn graf gedragen. Uitvaart van mijn dochterken 1. De felle Doot, die nu geen wit mag zien, 2. verschoont de grijze liën. 3. Zij zit omhoogh, en mickt met haren schicht 4. op het onnozel wicht, 5. en lacht, wanneer in ‘t scheien, 6. de droeve moeders schreien. 7. Zy zagh er een, dat, wuft en onbestuurt,
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
39
8. de vreugde was van de buurt 9. en, vlugh te voet, in’t slingertouwtje sprong 10. of zoet ‘’Fiane’’ zong, 11. en huppelde, in het reitje, 12. om ‘t lieve lodderaitje; 13. Of dreef, gevolgd van eenen wackeren troep, 14. den rinckelenden hoep 15. de straten door; 16. Of schaterde op een schop; 17. Of speelde met de pop, 18. het voorspel van de dagen 19. die d’eerste vreught verjagen. 20. Of onderhiel, met bikkel en boncket, 21. de kinderlijke wet, 22. en rolde en greep, op ‘t springend elpenbeen, 23. de beentjes van den steen; 24. En had dat zoete leven 25. om geldt noch goed gegeven. 26. Maar wat gebeurt? Terwijl het zich vermaackt 27. zoo wort het hart geraackt, 28. (dat speelziek hart) van eenen schappen flits, 29. te dootlick en te bits. 30. De dood quam op de lippen, 31. en ‘t zieltje zelf ging glippen. 32. Toen stond helaas! de jammerende schaar 33. met tranen om de baar, 34. en kermde noch op ‘t lijck van haar gespeel, 35. en wenschte lot en deel 36. te hebben met haar kaartje, 37. en doot te zijn als Saertje. 38. De speelnoot vlocht (toen ‘t anders niet mocht zijn) 39. een krans van rozemarijn, 40. ter liefde van heur beste kameraat. 41. O kranke troost! wat baat 42. de groene en goude lover? 43. Die staatsie gaat haast over.
40
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Vondel schreef dit gedicht bij de dood van zijn achtjarig dochtertje Sara in september 1633. Hij roept het beeld op van het prettige speelkameraadje dat de buurmeisjes uit de Amsterdamse Warmoesstraat bij hun spelletjes aanvoerde. (Vondel dreef een kousenwinkel in het huis ‘De Trou’, Warmoesstraat 110. Deze ‘eerste straat’ van Amsterdam was in de l7de eeuw een belangrijk winkelcentrum met liefst 230 uithangborden!) De inleidende versregels waarin verteld wordt dat de dood bij voorkeur onder de kinderen naar slachtoffers zoekt, bevatten wellicht een allusie op de toen heersende grote kindersterfte. Het bikkelspel was een meisjesspel met bikkels of kootbeentjes uit de hiel van de schapenpoot (ook in metaal) : de ‘beentjes’ 1. Hoe wordt een sonnet opgebouwd? 2. Wat is een antithese? Illustreer met een voorbeeld. 3. Wat is een alliteratie, wat een assonantie? Illustreer met voorbeelden. 4. Joost van den Vondel schreef onder andere elegische lyriek. Wat is dat en waarom schreef hij deze lyriek?
moesten gedraaid, gerangschikt en ‘gegrepen’ worden terwijl de ‘bonket’ (een grote stuiter in ivoor) werd omhoog gegooid en weer opgevangen. Opdrachten: 1. Het overlijden van Sara is niet het enige ongeluk dat Vondel in die tijd treft. In 1632 had hij reeds zijn zoontje Constantijn kort na de geboorte verloren. Waarmee contrasteert hij in het begin van zijn gedicht deze sterfgevallen? 2. Welke kinderspelen vermeldt Vondel? Waarom gaat hij zo uitvoerig in op dit aspect? Hoe gedraagt het meisje zich bij het spel (is ze leidster of volgt ze de anderen?). 3. Welke woorden omschrijven vanaf vers 31 de verbondenheid van het groepje meisjes? 4. Vondel wijst op het verdriet van de moeder (waar?) en de vriendinnetjes (waar?), en toont pas op het einde zijn eigen smart. Waar en hoe?
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
41
4. Constantljn Huygens (1596-1687) Hij schreef voor een groot deel autobiografisch werk en staat te boek als een sneldichter en moralist die liever hekelt en belerend schrijft dan ‘zingt’. Als secretaris van machthebbers zoals Frederik Hendrik en Willem II en III werd hij wat hij zijn wou: diplomaat. Hij sprak en schreef niet minder dan 8 talen en onderging een grote invloed op godsdienstig gebied van zijn moeder, geboortig uit een protestantse familie uit Antwerpen. Voorbeeld van sneldichten Boomen Van stomme schepselen en weet ick geen als boomen, Die onse biddende gedaente naarder komen: Wij strekken even soo ons’ handen hemelwaerts maar onse wortelen zijn machtigh vast in d’aerd. Boom De Boomen dij ick sie van d’aerd ten hemel gaen met uytgestreckten armen, Zyn als de Goddeloos’ in nood, die opwaarts karmen En weten niet tot wie.
De mensen zijn als bomen en de bomen zijn als mensen. Zoals u hierboven kan lezen, was Constantijn Huygens een meester in het epigram, puntdicht of sneldicht genoemd. Dit is een kernachtig, scherp en (vooral door woordspelingen) geestig gedicht dat uitloopt op een verrassende wending of slot, de pointe. Hieronder enkele voorbeelden. Reinier de leugenaar (want als hij sprak, bedroog hij en als hij loeg, (lachte) dan loog hij) ligt onder deze steen, tenminste - naar ik meen. ’t Schijnt dat hij gisteren in zijn laatste slaap gewiegd wier; maar hij zei ‘t zelve, en dus twijfel ik met reën, of dat ik zeggen moet: hij ligt hier, of hij liegt hier.
42
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Ziet wat dik bier vermag Dirk dronk het nacht en dag, en leeft tachtig jaren Had hij ‘t zo blijven klaren (uitdrinken) en dronk hij nog dik bier, goed man, hij lag niet hier. Piet zonk voor Schevenigen in d’ongestuime (ontstuimige) baren; Men zegt, hij is de weg van alle vlees gevaren. Mij dunkt dat het is de weg van alle vis.
Tegenwoordig zijn nog twee rijmvormen vrij succesvol die op de één of andere manier kunnen vergeleken worden met deze epigrammen. De haiku, een gedicht van drie rijmloze regels in respectievelijk vijf, zeven en vijf syllaben waarin een intense natuurervaring wordt uitgedrukt en een limerick, een vijfregelig speels versje van grappige aard, veelal met klanken woordspelingen met het rijmschema aabba (genoemd naar de Ierse plaats Limerick, een liedje met het refrein ‘Will you Geef een ander woord voor sneldicht.
come up to Limerick’).
Geef de definitie van een sneldicht.
Een voorbeeld van een haiku:
Wat is een haiku? (inhoudelijk en vormelijk)
een pad in het gras koud bloed in de aderen ze zit in regen.
Wat is een limerick?
Een voorbeeld van een limerick. Er was eens een boertje uit Gouda, die liep om de tafel zijn vrouw na, toen zei zij heel lief: “Alles is relatief, als ik harder loop, dan zit ik jou na!” (Jan Hengeveld)
Opdracht: schrijf vier gedichten, keuze uit haiku en/of sneldicht en/of limerick.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
43
HOOFDSTUK DE
IV
DE BELANGRIJKSTE VERTEGENWOORDIGERS VAN
NEDERLANDSE
LITERATUUR IN DE
18DE
EEUW
1. Justus van Effen die ‘verlichtingsliteratuur’ schreef, dikwijls in de vorm van een (gefingeerde) correspondentie tussen redacteur en inzenders. Zij vormen een merkwaardige spiegel van het achttiende-eeuwse geestelijke en maatschappelijke leven in Nederland. De auteur hekelt onder meer de dwaze jacht naar titels, de kansspelen, de draverijen, de beursspeculaties, de verfransing van de zeden, de onverdraagzaamheid, de geldhuwelijken enz. 2. Hubert Corneliszoon Poot, die zich liet inspireren door dichters als Vondel en Hooft was aanvankelijk een boerenzoon die zich aan poëzie, wetenschap en muziek wijdde. De bekendheid in de stad deed hem ertoe besluiten te verhuizen naar die plek, maar hij ontmoette er slechte vrienden en geraakte aan de drank. 12 maanden later keerde hij terug naar de buiten om van zijn pen te gaan leven. Hij had er voortdurend te kampen met geldgebrek, vlagen van neerslachtigheid en twijfel over zijn artistieke vermogen. In 1732, meer dan 40 jaar oud, huwde hij zijn jeugdliefde en vestigde hij zich in Delft waar hij een tabakswinkeltje begon. Poot stierf aan graveel (nier- of blaassteen) een jaar na zijn huwelijk en geen vijf maanden na de dood van zijn dochtertje Jacoba dat geen volle 14 dagen leefde. Als voorbeeld van Poots dichtkunst en in vergelijking met Vondel, hier zijn elegisch gedicht bij de dood van zijn dochtertje.
44
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
Op de dood van mijn dochtertje Jakoba trad met tegenzin ter snode wereld in; en heeft zich aan het end geschreid in hare onnozelheid. Zij was hier nauw verschenen: of ging, wel traag, weer henen. De moeder kuste ‘t lieve wicht voor ‘t levenloos gezicht, en riep het zieltje nog terug; maar dat, te snel en vlug, was nu al opgevaren bij Gods verheugde scharen. Daar lacht en speelt het nu rontom den hoogsten troon; en spreidt de wiekjes luchtig uit, door wee noch smart gestuit.
3. Ellsabeth (Betje) Wolff-Bekker 4. Agatha (Aagje) Deken Zij zijn de scheppers van de eerste volwaardige psychologische roman in Nederland, van de enige werkelijke waardevolle roman ook uit de gehele achttiende eeuw: de historie van mejuffrouw Sara Burgerhart. De auteurs plaatsten onder de titel het devies ‘’Niet vertaalt’’, tegelijk een protest (tegen het minderwaardige uit het Frans vertaalde leesvoer) en een Waarom zijn Wolff-Bekker en Deken belangrijk in onze literatuurgeschiedenis?
getuigenis (dat ook in het Nederlands boeken mogelijk zijn). Naast het proza, schreven beiden ook gedichten en spectatoriale (beschouwende) geschriften.
Cursus Letterkunde eerste jaar van de derde graad schoonheidsverzorging
45