(clerq/clerk/klerck), en in de inlaut zelfs soms(baccker). 2.2 Ook wat stijl betreft, zijn de overeenkomstentreffend. Het volgende citaat (uit 1824) kan dat voor enkele aspectenconcreter illustreren. (Dit stuk vormt normaliter een doorlopende tekst; het werd hier opgedeeldom de zinstructuurte verduidelijken) ten huysevan Deken Jonkeere ter presentie van alle De sorgers Deken endegrffier dat alle De sorgers hun verbinden aen alle Conparise die den Deken zal noodig vinden te houden die Aengaendehet ambacht In deze complexe zin laat de auteur na de twee inleidende bepalingen het werkwoord van de hoofdzin onvermeld; vermoedelijk moet er na 'griffier' iets staanals 'werd beslist'. In de onderwerpszin die daarop volgt loopt het weer fout. De zorgers verbinden zich er immers toe 'aan de comparitiesdeel te nemen', maar ook hier wordt het werkwoord weggelaten. Een andere mogelijke oplossing voor deze constructie is de weglating van het voorzetselvoorwerp in de zin 'ze verbinden zich tot deelname aen de comparities' (bemerk daarbij de poging om zo goed en kwaad als het kan 'comparities'te soellen.en het dialectischereflexief voornaamwoord'hun').
242
WIM VANDENBUSSCHE
De tweedebepalingbij 'comparities',tenslotte,is een vermenging van eenbepalendeconstructiemet onvoltooiddeelwoord('aangaande het ambacht')en de gelijkwaardigebetrekkelijkebijzin ('die het ambachtaangaan'). 2.3 Het beeld van het meesterstaalgebruikkomt nagenoegperfect overeen met de resultaten van onze vroegere analyse van knechtengeschriftenuit het begin van de 19deeeuw. Het hogeresocialeprestige van de bakkersmeesterblijkt nergens uit de kwaliteit van zijn schrijftaal: zijn spel- en stijlproblemen zijn identiek aan die van de schrijvers uit de onderste maatschappelijkelagen, en de gebruikte strategieenom die moeilijkhedenop te lossenzijn eveneensdezelfde. Toch mag ook hier weer niet veralgemeendworden: een aantal schrijversuit ons corpuswaren w61consequentin hun spelkeuze,en formuleerden hun gedachtenin zinnen die grammaticaalw6l perfect klopten, ondanks dialectischeinterferentie. Net zoals bij de knechten moeten we dus rekening houden met een kwaliteitscontinuiim dat breder is dan het beschreven defectieve taalgebruik, waarop elke auteur zijn persoonlijke plaats inneemt. 2.4 Hoe zag de situatie rond 1870 eruit voor de schrijvende meesters? Ook hier zgn er nog steedsgelijkenissenmet de geschriftenuit de beginjaren van de eeuw. De knelpunten voor het spellen blijven dezelfde, maa.rqua tekstopbouw en grammaticalecorrectheidmaken de schrijvers grote vooruitgang. Van literaire frasesis nog geen sprake, het gaat veeleerom een eenvoudigegeschrevenspreektaalzonder interpunctie, maar de zinsstructurenkloppen en de ontsporendestijl lijkt overwonnen: In vergadering van 11 January 1876 gehouden in de rente in tegenwoordigheidvan deken en eed Ch Monen uitgezonderdis er besloten van een generale vergadering te houden den lB january in het lokael van den oliphant ten einde zaken van belang van het ambacht te bespreken. In soortgelijke formulaire verslagtekstenzijn er wel degelijk nog spelvarianten(bv. oliphand-olyphand-olyphant),en fout voorzetselgebruik ('van belangvan het ambacht'i.p.v.voor; 'voor de prijs vast te stellen'i.p.v. om) te vinden, maar, nogmaals,stilistischis de fragmentaire verteltrant voorbij. De auteurs ondergingen dus niet enkel een standaardiseringsinvloed,maar verwierven eveneensde vaardigheid om hun gedachtenop een gestructureerdewijze neer te schrij-
HET TAALGEBRUIKIN BRUGGETIJDENSDE VORIGEEEUW
ven. Wanneer hun teksten sterk aan begrijpelijkheid wonnen, dan was dat niet in de eerste plaats door de evolutie naar eenvormige spelling toe, maar wel door een betere beheersingvan zinsbouw en tekststructuur.
3. BESLUIT 3.I Uit het voorgaandevolgt dat 'Arbeitersprache'een term is die vele ladingen dekt. Vanuit linguistisch opzicht zegt hij weinig over de precieze taalkwaliteiten en -gebreken van de afzonderlijke auteurs, omdat er tussenhun onderlinge taalgebruik een grote stijl- en spelvariatiebestaat.De benaming lijkt dan ook vooral van sociologischewaarde te zrjn1,om het met een boutadete stellen: het enige wat men met zekerheid over arbeiderstaalgebruikkan zeggen, is dat het taalgebruik van een arbeiderbetreft. We hebben vastgestelddat een aantal schrijfproblemen gedeeld werden door schrijvers van een relatief verschillende sociale status. De financiele kloof die een verpauperdeknecht en een stemgerechtigde ambachtsdeken(op basis van zijn inkomen) scheiddehad blijkbaar geen vanzelfsprekendeinvloed op hun respectievelijke literaire kwaliteiten. Er kan dan ook met recht gepleit worden voor een geringere fixatie op de klasseihdeling van de schrijvers, en een grotere aandachtvoor anderesocialebreuklijnen die de auteurstyperen. 3.2 De individuele geletterdheidsgraadvan de schrijver is een criterium dat allicht veel verhelderenderkan zijn bij de bespreking van spel- en stijlmoeilijkheden. Aan de hand van het continuiim 'ongeletterd-gedeeltelijk geletterd-geletterd'kan perfect verklaard worden waarom er zulke spectaculairekwaliteitsverschillen bestaan tussen twee leden met dezelfde sociale status,en kunnen situatiesverklaard worden waarbij een minder begoede schrijver het niveau overstijgt van zijn gefortuneerdereoverste.Het feit dat een groot aantal schrijvers rond 1870 soms abominabeler schreven dan hun collega's 50 jaar vroeger,wordt zo ook verklaarbaar. Het hanterenvan het geletterdheidscriteriummaakt het ook mogelijk parallellen te trekken met het schrijfgedrag van hedendaagse 'lerende schrijvers'. Studies over het schrijfgedrag van eersteklasserdes tonen bijvoorbeeld aan dat heel wat van de geciteerde spel- en stijlproblemen algemeenvoorkomen in een beginnendeschrijfsituatie (Read 1986). Het gaat dus helemaalniet om problemenvan sociale aard, maar wel om bekendeprocessendie voortvloeien uit on-
WIM VANDENBUSSCHE zekerheid, onervarenheid met het schrijven en een gebrek aan oefening en degelijke richtlijnen. Uiteraard bestaat er wel een nauw verband tussen sociale afkomst en alfabetisering: in het 19de-eeuwse Brugge bepaalde de financiele gezinstoestand de kwaliteit van het onderwijs dat men kon volgen, en bijgevolg het niveau van het genoten schrijfonderricht (Michiels 1979). Het hoeft daarbij geen betoog dat wie enkel primaire schrijflessen kreeg op een zondagsschooltje nooit kon uitstijgen boven het niveau van een voltijdse humaniorastudent.
BIBLIOGRAFIE BEHAEGEL,P. (1817). Nederduytschespraekkunsr.Brugge. BETTEN,A. (ed.) (1990). Neuere Forschungen zur historischen Syntax des Deutschen.Tiibingen: Max Niemeyer Verlag. BoEVA, L. (1994). Pour les Flamands la m4mechose.Hoe de taalgrens ook een sociale grens was. Gent: ProvinciebestuurOost-Vlaanderen. CALLEwAERT,H. (1963). Bijdrage tot de studie van het analfabetisme en het lager onderwijs te Brugge. Niet gepubliceerdeeindverhandelingKU Leuven. CHERUBIM,D. (i983). "Zur biirgerlichen Sprache des 19. Jahrhunderts. Historisch-pragmatischeSkizze." in: Wirkendes Wo rt: 398-422. CnBnuerr4, D. & MATTHEIER,K. (1989). Voraussetzungenund Grundfragen der Gegenwartsprache. Sprach- und sozialgeschichtliche Untersuchungenzum 19. Jahrhundert. Berlin-New York: Walter de Gruyter. DE vRIEs, J., wtLLeuyNS, R. & BURGER,P. (1994). Het verhaal van een taal. Negen eeuwenNederlands.Amsterdam: Prometheus. (T.O.M.) D'HoNDr, J. ( 1989). "De Timmerliens-Onderstands-Maetschappij te Brugge tijdens de negentiendeeeuw." in: Dszurrsn, W. (ed.). Uit het goedehout. Brugge: 15-19. im Ruhrgebiet."in: WrvunR, R. (ed.) GRossB,S. (1990a)."Arbeitersprache (1990):202-222. GRossE,S. (1990b). "Zu Syntax und Stil in der deutschenSprachedes 19. Jahrhunderts."in: BnttEN, A. (1990): 300-309. Merrnnrnn, K. (1985). "Spracheim Industriebetrieb des 19. Jahrhundets. Uberlegungenam Beispiel der Sprachedes IndustriepioniersFranz Haniel." in: MlrM, A. (1985) (ed.). Sprachean Rhein und Ruhr. Stuttgart: Franz Steiner Verlag: 83-98. M,q.rrsemn, K. (1986). "'Lauter Borke um den Kopp.' Uberlegungen zur Sprache der Arbeiter im 19. Jahrhundert." in: Rheinische Vierteljahrsbkitter 50:222-252. MATTHEIER,K. (1990). "Formale und funktionale Aspekte der Syntax von Arbeiterschriftsprache im 19.Jahrhundert."in: BETTEN, A. (1990):286299.
IIET TAALGEBRUIKIN BRUGGETIJDENSDE VORIGEEETJW
245
MICHIELS,G. (1978). Uit de wereld der Brugse mensen.De fotografie en het levente Brugge 1839-1918.Brugge:WestvlaamseGidsenkring. MIHM, A. (1998). "Arbeiterspracheund gesprocheneSpracheim 19. Jahrhundert." in: CHsnusrN{,D., GRossE,S. & MITTHEIER,K. (eds.). Sprache und biirgerliche Nation. Berlin-New York Walter de Gruyter: 282316. RuwEr, J. & WELLEMANS,Y. (1978). L'analphabttisme en Belgique (XVIIIDme - XIX?me siDcles).Louvain: Bibliothbque de I'universit6. Leiden: E.J. Brill. Scnrronsrv, Isa (1990). Private Schffilichkeit im 19. Jahrhundert. Untersuchungenzur Geschichtedes alltriglichen Sprachverhaltens'kleiner Leute'. Tiibingen: Max Niemeyer Verlag. T. (1919). Taalverzorging in Vlaanderen. Brugge: Orion. SUFFELEERS, Nijmegen: B. Gottmer. W. (1995). "Eeuwig zagen voor de vlaamschetaal. De VANDENBUSSCHE, invloed van EugeenVan Steenkisteop de vernederlandsingvan de Brugse stadsadministratie."in: Verslagenen Mededelingenvan de Koninklijke Academievoor NederlandseTaal- en Letterkunde:264-284. VANDENBUSScHB, W. (1996)."Schriftelijk taalgebruik van de lagere klassen in 19de-eeuwsBrugge." in: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor NederlandseTaal- en Letterkunde: 161-175. VANDENBUSSCHE, W. (1998a). "Arbeitersprachein Vlaanderen in de l9de eeuw." in: Neerlandica Wratislaviensia 13. (in druk) VANDENBUSSCIIE, W. (1998b). "Arbeitersprache, a fiction?" inl, Belgian Journal of Linguistics. (in druk) VANDENBUSSCHE, W. (L999a). "Taalgebruik van de Brugse ambachtsklassen in de 19deeeuw." in : HuLs, E. (ed.).Artikelen van de Derde Sociolinguistische An4la-Conferentie. Lunteren 8/9 maart 1999: 441-45O. (in druk) W. (1999b). "Aspectsof Lower Class LanguageUse in VANDENBUSSCHE, Bruges during the l9th Century." in H. BtsreR-BnooseN (ed.). Akten der Tagung desArbeitskreises'Historische Stadtsprachenforschung'.Briigge. 8.-II. Oktober 1998. Wien: Edition PraesensVerlag. (in druk) WEILAND,P. (1820). Nederduitschespraakkunst.Dordrecht: Bluss6 en Van Braam. R. (1995). "De tweedegeneratieWestvlaamseparticularisten." WTLLEMvNS, in Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor NederlandseTaal- en Letterkunde:228-263. ' Wu-r-euvNs, R. (1996a). "Pluricentric principles in the standardizationof 19thcenturyDutch." Word l:63-12. Wtllp,rravNs, R. (1996b). "Proeve van particularistisch taalgebruik." in: Verslagen en Mededelingen van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde: 118-191. Wrr-r-BuvNS,R. (1997). "Religious Fundamentalismand LanguagePlanning in 19th Century Flanders." in: Interdisciplinary Journal for Germanic Linsuisticsand SemioticAnalysis2:281-302.
WIM VANDENBUSSCHb WILLEMYNS,R. (1999). "Triglossie und Bilingualismusin Briigge im 19. Jahrhundert." in: H. BISTER-BRooseN(ed.). Akten der Tagung des Archung'. Brilg ge. 8.- I 1. Oktobeitskreises'Historische Stadtsprachenfors (in druk) ber 1998.Wien: Edition PraesensVerlag. "De standaardiseringvan (1995). WILLEMYNS,R. & VINIeNBUSSCHE,W. naar schriftelijk taalgeonderzoek eeuw: een het Nederlands in de 19de J. (eds.).Arrlbruik in Vlaanderen." in: Hut-s, E. & KLATTER-FoLMER, kelen van de Tweede Sociolinguistische An6la-Conferentie. Lunteren 18/19 mei 1995.Delft:Eburon:63'7-641. WILLEMYNS,R. & VaNoBNBUSscHE,W. (1999). "Sprachvariationin Flandern im 19. Jahrhundert: theoretisch-methodischeProbleme der historischen,soziolinguistischenForschung" in: Sociolinguistica. (in druk) WIrvruen, R. (ed.) (1990). Das 19.Jahrhundert. SprachgeschichtlicheWurzeln des heutigenDeutsch. Berlin-New York: Walter de Gruyter'
Koninklij ke Zuid-Nederlandse Maatschappijvoor Taal-en Letterkundeen Geschiedenis
Handelingen
L II r ee8
Brussel1999