Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden Bijlage bij de handleiding ‘Integreren van de vaardigheid Informatieproblemen Oplossen in het curriculum’ Sybilla Poortman-Cremers, Saskia Brand-Gruwel, Iwan Wopereis, Marleen van der Molen-Willebrands, Ton Brouns, Peter Sloep Open Universiteit Nederland in samenwerking met Fontys Lerarenopleiding Sittard oktober 2004
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
Colofon Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden Fontys Lerarenopleiding Sittard in samenwerking met de Open Universiteit Nederland
Stichting Digitale Universiteit Oudenoord 340, 3513 EX Utrecht Postbus 182, 3500 AD Utrecht Telefoon
030 - 238 8671
Fax
030 - 238 8673
e-mail
[email protected]
Auteur Sybilla Poortman-Cremers, Saskia Brand-Gruwel, Iwan Wopereis, Marleen van der MolenWillebrands, Ton Brouns, Peter Sloep Copyright Stichting Digitale Universiteit Deze uitgave is binnen het consortium van de Digitale Universiteit vrijelijk te gebruiken, mits voorzien van adequate bronvermelding. Niets uit deze uitgave mag buiten het consortium openbaar worden gemaakt, verspreid en/of verveelvoudigd door middel van internet, druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het bureau van de Digitale Universiteit. Datum oktober 2004
pagina 2 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
Inhoudsopgave 1 2 3
4
5
6
7
8
9
Inleiding
4
Informatieproblemen oplossen: een schema
5
Definiëren van het probleem
7
3.1
Wat 7
3.2
Hoe 7
3.3
Waarom
Bronnen selecteren en prioriteren 4.1
Wat 10
4.2
Hoe 10
4.3
Waarom
Lokaliseren van bronnen 5.1
Wat 12
5.2
Hoe 12
5.3
Waarom
Lokaliseren van informatie binnen een bron 6.1
Wat 17
6.2
Hoe 17
6.3
Waarom
Verwerken van informatie tot kennis 7.1
Wat 20
7.2
Hoe 20
7.3
Waarom
Verwerken van kennis tot een product 8.1
Wat 21
8.2
Hoe 21
8.3
Waarom
Reguleren van het proces 9.1
Wat 23
9.2
Hoe 23
9.3
Waarom
9 10
11 12
16 17
19 20
20 21
22 23
24
pagina 3 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
1
Inleiding De sterke opkomst van de informatie- en communicatietechnologie (ICT) maakt dat het van groot belang is om met succes informatieproblemen te kunnen oplossen. Je wordt immers gevraagd en ongevraagd geconfronteerd met grote hoeveelheden informatie en dat heeft als gevolg dat je meer dan ooit de vaardigheid moet beheersen om informatieproblemen op te lossen. Dit betekent dat je vaardig dient te zijn in het onderkennen van (beroepsgerelateerde) informatieproblemen, het genereren van informatievragen, het zoeken en vinden, het verwerken, het evalueren en het communiceren van informatie. In dit theorieboek vind je informatie over het oplossen van informatieproblemen. Beschreven wordt welke fasen te onderscheiden zijn in het proces en er wordt per fase aangegeven welke deelvaardigheden van belang zijn. Voor de verschillende deelvaardigheden wordt informatie gegeven om je te helpen de vaardigheden met succes uit te voeren. In hoofdstuk twee wordt een schematisch overzicht gegeven van het totale proces en in de hoofdstukken 3 t/m 8 wordt informatie gegeven over de verschillende fasen afzonderlijk. In hoofdstuk 9 wordt ingegaan op het belang van het reguleren van het totale proces.
pagina 4 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
2
Informatieproblemen oplossen: een schema Het oplossen van informatieproblemen is een complexe vaardigheid. Bij het oplossen van dergelijke problemen kan gebruik worden gemaakt van een systematiek die bestaat uit een cyclisch proces van zes fasen. De kunst is om deze fasen op een individuele manier te leren doorlopen. Zoals je zult zien doorloop je de fasen niet van voor naar achter (de pijlen geven dit aan). Je begint in principe wel bij de eerste fase en gaat vervolgens door naar de volgende fase. Maar het is heel goed mogelijk dat je op een gegeven moment teruggaat naar een eerdere fase en weer verder naar de fase waar je was gebleven. We zeggen dan dat het een iteratief proces is. Ook neemt het reguleren van je eigen proces een belangrijke plaats in (vierkante met de R). Het jezelf tijdens de gehele uitvoering van de taak steeds blijven afvragen of je nog op de goede weg bent is belangrijk. Ben ik nog steeds gericht op de centrale vraag? Dient de vraag te worden bijgesteld? Kan ik de informatie die ik nodig heb vinden? Heb ik voldoende informatie? Dit soort vragen bepaalt hoe jouw proces eruit gaat zien. Hieronder wordt het proces schematisch weergegeven. Dit schema vormt de basis van een goede aanpak voor het oplossen van informatieproblemen. In het schema betekent: Omschrijving van de fasen Omschrijving van de deelvaardigheden Tussen de fasen kun je wisselen. Het proces is iteratief
pagina 5 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
stel vast wat de taakeisen zijn
Definieer het Informatieprobleem
stel een centrale vraag en eventuele subvragen op stel vast wat je al over het onderwerp weet bepaal welke informatie je wilt zoeken
Selecteer en prioriteer bronnen
Selecteer geschikte bronnen
Prioriteer de geselecteerde bronnen
Stel je strategie vast informerende bronnen te lokaliseren R E
Lokaliseer Lokaliseer informebronnen rende bronnen
G
Voer de strategie uit
Evalueer de zoekresultaten
U L A
Lees de informerende bron globaal
T I E
Lokaliseer Lokaliseer informatie bronnen binnen bronnen
Beoordeel de bron
Bewaar relevante informatie
Verwerk Lokaliseer informatie bronnen tot kennis
Lees intensief en bestudeer de informatie
Oriënteer je op de taak
Verwerk kennis tot ene product
Plan het schrijfproces
Werk het product uit
Reviseer het product
pagina 6 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
3
Definiëren van het probleem stel vast wat de taakeisen zijn
Definieer het Informatieprobleem
stel een centrale vraag en eventuele subvragen op stel vast wat je al over het onderwerp weet bepaal welke informatie je wilt zoeken
3.1
Wat Tijdens de fase waarin je het probleem definieert, probeer je het probleem dat je op gaat lossen te verhelderen en af te bakenen. Je doet dit door de taak goed te lezen. Vanuit de taak probeer je de centrale vraag te achterhalen en eventuele subvragen te formuleren. Belangrijk is ook dat je vaststelt waar het product aan moet voldoen. Vragen als: ‘Wat is de doelgroep?’, ‘Aan welke eisen moet het product voldoen?’ en ‘Wat is de gewenste omvang?’ zijn daarbij noodzakelijk. Het jezelf afvragen wat je al van het onderwerp weet, zodat je een goede afweging kunt maken welke informatie je moet zoeken, is in deze fase essentieel.
3.2
Hoe De fase ‘definiëren van het probleem’ kent een aantal deelvaardigheden. Per deelvaardigheid wordt aangegeven hoe je deze vaardigheid kunt uitvoeren; oftewel je krijgt informatie en richtlijnen voor het uitvoeren van deze deelvaardigheid.
Formuleer de taakeisen
Het is belangrijk na te gaan aan welke eisen het op te leveren product moet voldoen. Voor welke doelgroep moet het product worden geschreven? Als je iets moet schrijven voor collega’s of voor andere vakbroeders, mag je vakjargon gebruiken. Schrijf je voor bijvoorbeeld ouders van leerlingen dan zul je minder wetenschappelijk maar juist meer populair moeten schrijven. Wat zijn de kenmerken van het op te leveren product? Een rapport kent een andere opbouw dan een folder of een brochure. Vraag je af wat de kenmerken zijn. Je kunt daarvoor ook hoofdstuk 8 van dit theorieboek raadplegen. Wat is de gevraagde omvang van het product? Een rapportje van twee A4-tjes zal hoogstwaarschijnlijk minder details en uitweidingen bevatten dan een rapport van 15 pagina’s. De omvang bepaalt mede de hoeveelheid en de gedetailleerdheid van de te zoeken informatie.
pagina 7 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
Formuleer de centrale vraag en eventuele subvragen
Het formuleren van de centrale vraag en van eventuele subvragen is een essentiële vaardigheid binnen het proces. De geformuleerde vragen vormen als het ware je uitgangspunt en bepalen grotendeels het zoekproces. Soms is de centrale vraag gemakkelijk uit de taakomschrijving af te leiden, maar dit hoeft niet altijd zo te zijn. Als je het moeilijk vindt de centrale vraag te formuleren, kun je gebruik maken van een mindmap. In een mindmap zet je in het midden het onderwerp waarover je de vraag dient te formuleren. Daaraan hang je allerlei termen die met dat onderwerp te maken hebben. Deze termen kunnen komen uit informatie die je reeds hebt gevonden, maar ze kunnen ook gebaseerd zijn op eigen kennis. De mindmap helpt zo om de vraag af te bakenen. Bij het formuleren van de centrale vraag dien je tevens rekening te houden met de taakeisen. Voorbeeld Je dient voor een consumentengids een artikel te schrijven over het nut van de houdbaarheidsdatum op levensmiddelen. Het artikel mag een omvang krijgen van twee pagina. Mindmap Houden aan de datum?
Fraude met…
Houdbaarheids datum
Wettelijke eisen Wat is het? Bedref TGT THT
Centrale vraag: Moeten we ons houden aan de houdbaarheidsdatum op levensmiddelen? Subvragen: Wat zegt een houdbaarheidsdatum? In hoeverre is het je houden aan de datum afhankelijk van het type product?
Bepaal wat je van het onderwerp weet
Als je de centrale vraag en eventuele subvragen hebt geformuleerd, is het goed stil te staan bij de voorkennis die je zelf hebt over het onderwerp. Als je een mindmap hebt gemaakt om de vraag te specificeren, kun je daarin je eigen kennis ook aangeven, als je dat nog niet had gedaan. Je kunt ook een aparte mindmap maken met betrekking tot je eigen voorkennis.
pagina 8 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
Bepaal de benodigde informatie
Vanuit de vraag en de relatie met je voorkennis kun je afleiden welke informatie je nog dient te zoeken. Voorbeeld Om de vragen over de houdbaarheidsdatum te beantwoorden, dien je informatie te verzamelen over wat de houdbaarheidsdatum inhoudt, en of het je houden aan de datum afhankelijk is van het type product. Als je dat weet kun je iets zeggen over of je je al dan niet aan de datum dient te houden. Stel dat je al weet dat de houdbaarheidsdatum betekent en dat er verschillende noteerwijzen zijn, dan hoef je deze informatie dus niet te zoeken. Je moet vooral zoeken naar het type product en daarbij zul je moeten letten op bederfelijkheid. Zaken als fraude met houdbaarheidsdata zijn even niet van belang.
3.3
Waarom Het doel van de fase van probleemdefinitie is het helder krijgen wat het probleem is, want door een goede probleemstelling kun je gericht zoeken naar de gewenste informatie. Een goede afbakening van het probleem maakt dat je zoekproces effectiever en efficiënter zal verlopen. Bij een te open of vaag geformuleerd probleem wordt de zoektocht naar informatie ongericht en levert die veelal niet de gewenste informatie op.
pagina 9 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
4
Bronnen selecteren en prioriteren
Selecteer en prioriteer bronnen
Selecteer geschikte bronnen
Prioriteer de geselecteerde bronnen
4.1
Wat Het van tevoren selecteren van bronnen die je zou kunnen raadplegen om de benodigde informatie te vinden, helpt je meer gericht te zoeken. De vraag in deze fase is: waar ga ik de gewenste informatie zoeken. Ten eerste moet je bepalen welke bronnen je wilt raadplegen en vervolgens moet je vaststellen in welke volgorde je ze gaat zoeken. Uit de taak en/of uit de gemaakte mindmap ter afbakening van je centrale vraag is je wellicht al duidelijk waar de gewenste informatie te vinden is.
4.2
Hoe De fase ‘bronnen selecteren en prioriteren’ kent twee deelvaardigheden. Per deelvaardigheid krijg je informatie die je kan helpen de vaardigheid uit te voeren. Selecteren van bronnen
Soorten te selecteren bronnen Fysiek aanwezig in KLC en toegankelijk middels catalogus (boeken, cd-rom's, video's, tijdschriften) Kenmerkende voordelen: betrouwbaar want selectie op kwaliteit heeft al plaatsgevonden, vaak rechtstreekse verwijzing vanuit de taak. Kenmerkende nadelen: informatie is snel gedateerd, materialen zijn uniek en kunnen dus zoek of uitgeleend zijn, afhankelijk van openingstijden KLC, beperkte collectie (aanvragen bij andere Fontysvestigingen kost tijd). Te raadplegen vanuit KLC (en thuis via inlog) en toegankelijk middels N@tschool!, catalogi en databases (PiCarta, Krantenbank) Kenmerkende voordelen: betrouwbaar want selectie op kwaliteit heeft al plaatsgevonden, tijdsen plaatsonafhankelijk te raadplegen, altijd voorhanden want niet uniek, soms zeer actueel (Krantenbank). Kenmerkende nadelen: thuis alleen via inlog toegankelijk, aanvragen van niet lokaal aanwezige materialen kost tijd en geld. Internetbronnen Kenmerkende voordelen: kan heel actueel zijn, tijds- en plaatsonafhankelijk te raadplegen, altijd voorhanden want niet uniek, snel veel resultaat, makkelijk in te voegen in product. Kenmerkende nadelen: moeilijk te beoordelen op betrouwbaarheid, relevantie en actualiteit, anderstalige informatie dient nog vertaald te worden, bron is soms al weg als het product wordt
pagina 10 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
beoordeeld. NB: wellicht is het informatieportaal i-Port al beschikbaar als je deze instructie leest. Hier kun je met een enkele zoekterm een heel scala aan databases doorzoeken en de gevonden resultaten op je eigen ‘boekenplankje’ bijhouden. Dat is gemakkelijk om straks een complete en op de juiste wijze beschreven bronvermelding te maken!
Prioriteren van bronnen
Bij het prioriteren van de bronnen kun je jezelf afvragen: In welke geselecteerde bron(nen) denk ik dat de benodigde informatie het beste staat beschreven? Andere overwegingen bij het prioriteren kunnen zijn: de toegankelijkheid van de bron, de beschikbaarheid van de bron of de actualiteit van de bron. De hoeveelheid tijd die je tot je beschikking hebt, kan ook bepalen welke bronnen je gaat zoeken. Boeken en tijdschriftartikelen aanvragen kost tijd!
4.3
Waarom Het vooraf selecteren en prioriteren van bronnen helpt je om het zoekproces meer te structureren en ervoor te zorgen dat je op een efficiëntere wijze de informatie vindt die je nodig hebt om je probleem op te lossen.
pagina 11 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
5
Lokaliseren van bronnen
Stel je strategie vast om bronnen te lokaliseren Lokaliseer Lokaliseer bronnen bronnen
Voer de strategie uit
Evalueer de zoekresultaten
5.1
Wat In deze fase ga je daadwerkelijk op zoek naar bronnen, met als doel het vinden van interessante informatie. Deze informatie is opgeslagen in wat we informerende bronnen noemen. Om deze bronnen te lokaliseren kun je verschillende strategieën hanteren. Informerende bronnen kun je direct vinden. Voorbeelden van het direct lokaliseren van informerende bronnen zijn a) een boek uit de kast pakken en via de inhoudsopgave de gewenste informatie vinden; b) bij een Internetbrowser direct het adres van een website intypen en vervolgens op de website belanden of c) een expert bevragen over zijn expertise (bijvoorbeeld een logopedist bevragen over stottertherapie). Echter, om een informerende bron te lokaliseren, raadpleeg je doorgaans een (elektronische) verwijzende bron. Internet zoekmachines leveren als verwijzende bron zogenaamde hitlists. Dit zijn overzichten met zoekresultaten. Speciale catalogi en databases zoals de WebOPC of PiCarta geven opsommingen van materialen die je kunt raadplegen. In het onderstaande gaan we in op het zoeken via (elektronische) verwijzende bronnen. Daarbij is een belangrijke vaardigheid het specificeren van zoektermen en het bedienen van zoekmachines. Vervolgens moet je de zoekresultaten evalueren en meestal vanuit een lijst met veel treffers een keuze maken. Waar kijk je naar bij het maken van die keuzes? In dit hoofdstuk besteden we aandacht aan zoeken in catalogi / databases, zoeken op Internet en het evalueren van zoekresultaten.
5.2
Hoe De fase ‘lokaliseren van bronnen’ kent een aantal deelvaardigheden. Per deelvaardigheid krijg je informatie die je kan helpen de vaardigheid uit te voeren. We gaan hierbij alleen in op het vinden van bronnen langs elektronische weg. Zoektermen specificeren
Bij het zoeken via zoekmachines en het zoeken in catalogi spelen gekozen zoektermen een belangrijke rol. Een goed gekozen zoekterm of combinatie van termen kan het verschil betekenen tussen het snel vinden van de benodigde informatie of het in het geheel niet vinden wat je zoekt. Hoe kom je aan goede zoektermen: uit de taak zelf of uit de geformuleerde centrale vraag; uit bij de taak genoemde bronnen (denk bij boeken aan beschrijvingen in catalogus, inhoudsopgave en trefwoordenregister; bij tijdschriftartikelen aan catalogusbeschrijvingen; bij websites aan trefwoorden genoemd in de broncode). NB: vaak geven boeken zelf ook weer een lijst van gebruikte bronnen die relevant kunnen zijn. Houd er wel rekening mee dat deze bronnen niet meer echt actueel kunnen zijn;
pagina 12 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
visualiseren: een mindmap of woordspin maken door een algemeen trefwoord in het midden te zetten en daar via brainstorm woorden omheen te zetten. Zie ook hieronder de informatie over de Aquabrowser! ook synoniemen kunnen goed van pas komen; raadpleeg desnoods een woordenboek of thesaurus of gebruik de thesaurus functie van zoekmachines; bepaalde combinaties van trefwoorden bedenken die samen de juiste treffers moeten gaan opleveren, denk bijvoorbeeld aan een zelfstandig naamwoord en een stadsnaam, een bijvoeglijk naamwoord voorafgaand aan een zelfstandig naamwoord of een naam en een jaartal. Als de taak anderstalig materiaal gebruikt, kun je natuurlijk eerst de gevonden termen gaan vertalen. Zo dwing je jezelf ook weer om een beter beeld te krijgen van wat er wordt gevraagd. Doe dit wel zorgvuldig, anders vind je nooit de vereiste bronnen! Van de andere kant kun je zelfs eraan denken om Nederlandse termen te vertalen om aan bruikbare anderstalige termen te komen als je vermoedt dat dit meer kan opleveren (zeker bij websites!). Let ook hier op zorgvuldigheid en de juiste spelling. Aquabrowser Het kan zijn dat een taak moeilijk te visualiseren is. In dat geval kun je veel gemak hebben van de Aquabrowser (binnenkort beschikbaar binnen N@tschool, nu bijvoorbeeld al te raadplegen in de catalogus van www.bibliotheek.nl). Deze browser werkt associatief, d.w.z. dat met een enkel beginwoord een hele ‘wolk’ van trefwoorden wordt gecreëerd waarop je dan weer verder kunt zoeken. Zo vind je relevante zoektermen (ook buitenlandse!) waar je anders nooit op zou zijn gekomen. Voor wie moeite heeft met zoektermen bedenken is dit echt een uitkomst!
Elektronisch bronnen zoeken (en zoekmachine bedienen)
Zoeken in catalogi
In de WebOPC (bibliotheekcatalogus) kun je op diverse manieren je materialen zoeken. Op naam van auteur, (alle) woorden uit de titel, ISBN en, heel belangrijk, op trefwoord. Bij de gevonden treffers kun je doorklikken naar de uitgebreide beschrijving om te zien of de titel aan je verwachtingen voldoet en of hij beschikbaar is in het KLC dan wel gratis bij een andere Fontys-vestiging kan worden aangevraagd. De uitgebreide beschrijvingen geven zelf ook weer doorklikbare trefwoorden die je herkent aan de blauwe kleur. In de WebOPC kun je ook verkleinen en vergroten toepassen als je teveel of te weinig trefwoorden vindt. Kijk ook eens bij de expert onderaan in beeld voor geavanceerde zoekfuncties. Verder kun je de treffers die je wilt bewaren opslaan in je eigen mapje en bijvoorbeeld op diskette zetten om ze later te gebruiken bij je bronvermelding. Zo heb je altijd de juiste informatie bij de hand. Bij beschikbare materialen bekijk je vervolgens achterflap, inhoudsopgave, index of trefwoordregister om te zien of de titel de juiste informatie biedt. Selecteren in PiCarta gaat grotendeels op dezelfde manier. Ook hier kun je op diverse manieren bij de gezochte titels komen.
pagina 13 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
Verder biedt PiCarta bij de geavanceerde functies de mogelijkheid om bijvoorbeeld alleen in (titels van) tijdschriftenartikelen te zoeken, of juist in alles behalve tijdschriftenartikelen. Het grote verschil met de WebOPC is dat hier ook zichtbaar is wanneer een titel buiten Fontys beschikbaar is. Ook deze titels kun je bij de balie aanvragen maar dit is helaas niet gratis.
Zoeken op Internet
Op Internet zijn diverse zoekstrategieën mogelijk. Gewoon je zoektermen intypen bij een zoekmachine. (nadeel: veel hits en veel ruis). Een portal gebruiken waar al een aantal sites over een onderwerp zijn samengebracht. (nadeel: rijp & groen door elkaar, geen controle op deelnemende sites). Een directory gebruiken waarbij je volgens een hiërarchische structuur steeds dichter bij je onderwerp komt en uiteindelijk een lijst met (hopelijk) relevante hits overhoudt. (voordeel: makkelijker onderwerp afbakenen, ook zonder zoektermen vooraf). Een URL (internetadres) gokken, bijvoorbeeld www.sony.com. Een reeds bekende URL intypen en van daaruit links volgen. (nadeel: resultaten kunnen eenzijdig zijn). Een bekende database gebruiken. (nadeel: gaan vaak via een betaald abonnement). De interface en functies van een zoekmachine wijken niet veel af van die van catalogi. Er is een veld waar je zoektermen kunt invullen. Meestal zijn er tabs, links of aanvinkhokjes om je zoekactie te beperken tot bijvoorbeeld alleen plaatjes, alleen Nederlandse treffers etc. Er is vaak een link naar geavanceerd zoeken waarmee je in een uitgebreider zoekscherm terechtkomt. Als je teveel treffers krijgt op de gebruikte zoektermen kun je hier net als in de catalogus je zoektocht verder vernauwen, bij plaatjes bv. op grootte, bij sites op datum etc. Zie ook ‘Zoekoperatoren toepassen’. Soms worden de gesponsorde links duidelijk aangegeven bijvoorbeeld d.m.v. een andere kleur of een prominente plaats op het scherm (de eerste treffers of een apart menu met treffers rechts). Als je op een treffer klikt, wordt die soms in een nieuw scherm geopend dat je na lezen weer dient te sluiten. Meestal opent de pagina in hetzelfde scherm zodat je met de ‘vorige’ knop in je browser terug kunt naar de pagina met je zoekactie en de gevonden treffers. Veel zoekmachines indexeren (=doorzoeken) de hele site woord voor woord; andere kijken naar frequentie van woorden of naar de zg. metatag voor keywords, trefwoorden die de maker van de site in de HTML-code zet (kijk eens in de menubalk bij: ‘Beeld’ en daarna ‘Bron’ om deze code én de diverse metatags te zien, ook voor auteur, jaartal, grootte, vorm, copyright, etc). In het onderstaande geven we informatie over het bedienen van de browser en het toepassen van zoekoperatoren bij een zoekmachine. Browser bedienen Wanneer je een webadres dat je vaak gebruikt in de adresbalk begint te typen, wordt een lijst met overeenkomstige adressen weergegeven waarin je kunt kiezen. Als het webadres onjuist is, kan er in Internet Explorer naar webadressen worden gezocht die erop lijken om zo het juiste adres te vinden. Je zoekt websites door te klikken op de knop Zoeken op de werkbalk. Typ vervolgens in de zoekbalk een woord of zinsdeel dat hetgeen wat je zoekt beschrijft. Wanneer de zoekresultaten
pagina 14 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
worden weergegeven, kun je de afzonderlijke webpagina's bekijken zonder de lijst met zoekresultaten kwijt te raken. Je kunt ook rechtstreeks vanaf de adresbalk zoeken. Typ gewone namen of woorden. Internet Explorer brengt je automatisch naar de site die het meest overeenkomt met hetgeen je zoekt en geeft bovendien andere mogelijke sites weer. Je kunt naar andere gelijksoortige webpagina's gaan zonder te zoeken. Gebruik gewoon de functie Verwante koppelingen weergeven. Internet Explorer kan je helpen bij het invoeren van gegevens in een formulier op een webpagina. Als je begint te typen, wordt een lijst met overeenkomstige gegevens weergegeven waarin je kunt kiezen. Je bladert door een lijst met webpagina's die je onlangs hebt bezocht door op de knop Geschiedenis op de werkbalk te klikken. Ook kun je in de lijst Geschiedenis zoeken of deze lijst opnieuw ordenen. Zoekoperatoren toepassen Elke zoekmachine op Internet biedt mogelijkheden tot ‘verkleinen’ en ‘vergroten’ (meerdere zoektermen, zoektermen uitsluiten, zoeken in een bepaalde tijdsperiode of soort bestand etc.). De zoekmachine geeft zelf de mogelijkheden aan, zowel in het beginscherm als bij ‘geavanceerd’. Hier staan allerlei functies om bijv. verkleinen toe te passen; probeer deze functies eens uit! Bekijk ook de mogelijkheden om alleen in Nederlandse sites of alleen sites in een bepaalde taal te zoeken. Bedenk wel: hoe algemener de zoekterm, hoe meer kans op irrelevante resultaten! Misschien moet je dan je zoektocht verkleinen door nog een term toe te voegen of door termen met aanhalingstekens te verbinden. Hoe gaat dat in zijn werk? Als voorbeeld de meest gebruikte zoekmachine: www.google.com. Als je bijvoorbeeld zoekt op english teacher (woorden met spatie) vind je alle websites waar deze 2 woorden in voorkomen. NB: de meeste zoekmachines zijn niet gevoelig voor hoofdlettergebruik! Wil je dat de gezochte woorden bij elkaar staan, kun je beter phrase search gebruiken en “english teacher” (alle woorden met spaties tussen aanhalingstekens) intypen. Nu vindt de zoekmachine alleen sites waar de woorden precies in die volgorde voorkomen. Kleine woordjes (bijv. lidwoorden en voegwoorden) en cijfers worden genegeerd. Als ze voor je zoekterm van cruciaal belang zijn, kun je er een + (zonder spatie) voor zetten of phrase search gebruiken. Met english teacher OR student vind je zowel resultaten met english teacher als met english student. Hier gebruik je dus wel de hoofdletters! De woordjes OR en AND zijn Booleaanse zoekoperatoren en worden met hoofdletters gespeld om ze niet mee te laten tellen als zoekterm maar als verbindingsterm. Met ajax -voetbal (2 woorden met spatie en – vlak voor het tweede woord, dus hier zonder spatie!) sluit je juist die sites uit waar het tweede woord in combinatie met het eerste voorkomt. Verder kun je nog werken met jokers of wildcards als je niet zeker weet hoe een woord gespeld wordt (Tsjaiko*sky) of als je ook meervouden en samenstellingen in de zoekresultaten wil opnemen (classic car*, geluids*). Tenslotte is ook bij Google een vorm van associatief zoeken mogelijk: als je een tilde (~) vlak voor het woord typt, dus zonder spatie, vind je ook synoniemen!
pagina 15 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
Zoekresultaten evalueren Zowel bij de in het KLC aanwezige materialen als bij de catalogi en databases die via het KLC bereikbaar zijn, heeft al een soort voorselectie op kwaliteit plaatsgevonden. Het Internet is daarentegen een grote verzameling van waardevolle en min of meer waardeloze informatie. Op het moment dat je bij het zoeken op Internet gebruik maakt van zoekmachines, krijg je na het invoeren van een zoekterm meestal een lange lijst met treffers. Hoe ga je hier mee om en hoe bepaal je welke site je gaat bekijken? Je kunt daarbij letten op relevantie, betrouwbaarheid en actualiteit van sites, zaken die veelal nauw met elkaar samenhangen. Hieronder volgt informatie over waarop je kunt letten bij het evalueren van je zoekresultaat. Zoekmachines geven voor elke gevonden site een description oftewel beschrijving. Dit kan een samenvatting zijn van de inhoud van de site die door de webmaster in de HTML-code is toegevoegd of (als er geen beschrijving in de code is vermeld) een paar regels van de site waar de zoektermen in voorkomen. In deze beschrijving zie je dan ook je zoektermen vetgedrukt. Uit de context van de zoektermen kun je aflezen of de site voor jou relevante informatie bevat. Let ook op taalgebruik (misschien te wetenschappelijk of juist te populair voor jouw doel) en op het adres van de website, waarover later meer. Bij sommige zoekmachines wordt bij de beschrijving een datum vermeld. Dit kan iets zeggen over hoe actueel de site is. Een URL (Uniform Resource Locator =het website-adres) is hiërarchisch opgebouwd, van links naar rechts. Uit dit adres is veel af te lezen: als bv. achter de www een providernaam staat, gevolgd door een eigennaam.html, gaat het doorgaans om een privé site. Dat geldt ook voor adressen eindigend op /welcome.html, /index.html, of /default.html. Hiermee is trouwens niets gezegd over de kwaliteit van de site; veel privé pagina's bevatten een schat aan specialistische informatie! Het is hierbij alleen een stuk moeilijker om op het oog de betrouwbaar-heid en/of actualiteit te beoordelen en het staat nogal slordig om een bron te vermelden (en te gebruiken!) die pure onzininformatie bevat of waarvan de correctheid allang is achterhaald. De organisatiecode biedt belangrijke informatie. Aan termen als gov. (overheid), org. (niet gouvernementele, non-profit organisatie), co. of com. (commerciële) kun je veel aflezen. Sites van academische- en onderwijsinstellingen zijn doorgaans makkelijk herkenbaar (bv: aan ac.uk in Engeland en aan edu. in de VS, die overigens meestal geen landcode gebruiken) en bieden redelijke zekerheid dat er betrouwbare informatie te vinden is. Let wel op: als het adres na de organisatiecode een tilde (~) bevat, wordt hier meestal mee aangegeven dat het een persoonlijke site van een student of medewerker van de onderwijsinstelling betreft. Deze site kan dus best betrouwbare informatie bevatten maar hoeft niet noodzakelijkerwijs de opvattingen van de organisatie weer te geven! Universiteiten geven vaak de mogelijkheid om een persoonlijke site op hun server te zetten zonder op enige wijze verantwoordelijk te zijn voor de inhoud van deze sites. 5.3
Waarom Het zoeken van informatie kan veel tijd in beslag nemen als je niet zo goed weet waar je het moet zoeken. Het is daarom van belang dat je goed je weg weet bij het zoeken binnen catalogi en het zoeken op Internet. Het maken van weloverwogen keuzes voor bepaalde bronnen, maakt dat je sneller de juiste informatie vindt en je minder snel het spoor bijster raakt.
pagina 16 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
6
Lokaliseren van informatie binnen een bron Lees de informerende bron globaal Lokaliseer Lokaliseer informatie bronnen binnen bronnen
Beoordeel de bron
Bewaar relevante informatie
6.1
Wat Als je via een verwijzende bron een informerende bron het gevonden, ga je kijken of de bron die informatie bevat die je zoekt. Dit kun je het beste doen door de informatie globaal te lezen. Dit wil zeggen dat je als het ware diagonaal door de tekst leest. Vervolgens beoordeel je of de site, het artikel of een hoofdstuk uit een boek die informatie bied die je wenst. Daarnaast is het van belang om niet alleen de informatie binnen de bron te beoordelen, maar ook de bron zelf. In principe heb je door te kiezen voor een bepaalde bron al een eerste beoordeling gemaakt. Toch is het goed om nog even stil te staan bij de bron zelf. Zeker als je besluit dat de informatie binnen de bron relevant voor het oplossen van het probleem is. Als je hebt besloten dat de informatie in een bepaalde bron waardevol is, wil je deze bron natuurlijk bewaren. Het goed structureren van relevante informatie helpt je om overzicht te houden over de gevonden informatie.
6.2
Hoe Om de informatie binnen een bron te vinden moet je eerst globaal de informatie lezen en vervolgens moet je de informatie en dus ook de bron beoordelen. In de onderstaande blokken vind je informatie over hoe je dat doet en waar je op let. Globaal lezen van de bron
Je besluit om een site eens wat nader te bekijken op relevante informatie. Misschien kom je gelijk op een pagina waar de gevraagde informatie zich bevindt, misschien zie je ook eerst niet waarom de zoekmachine deze hit opleverde. Uitgebreide sites bieden vaak een zoekfunctie binnen de eigen site aan, andere werken met een inhoudsopgave, uitklapbare menu's of tabs. Soms kun je het beste op zoek gaan naar de sitemap om te zien of (delen van) de site relevante informatie bevat(ten). Met de highlight-knop van de browser of de functie ‘zoeken op deze pagina (in het menu ‘bewerken’) kun je ook gelijk naar de gezochte zoektermen. Als je dan de juiste pagina hebt gevonden, lees je globaal de informatie. Er zijn verschillende technieken voor globaal lezen. Je kunt de kopjes lezen en bijvoorbeeld de eerste of laatste zin van een alinea. Vaak geeft de eerste of laatste alinea het kernidee weer. Je kunt ook als het ware van links naar rechts door de tekst gaan en zoeken naar belangrijke woorden. Je kunt ook binnen de pagina zoeken naar trefwoorden door gebruik te maken van ‘ctrl F’. Met deze toetscombinatie kun je trefwoorden in de tekst zoeken. Dit is ook handig als je een PDF-file hebt geopend.
pagina 17 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
Beoordelen van de bron
Zorg dat je bronnen, zeker als je ze gaat gebruiken, beoordeelt op relevantie ten aanzien van de probleemstelling, betrouwbaarheid en actualiteit. Bij de activiteit ‘evalueren van zoekresultaten’ (hoofdstuk 5) staat al een aantal punten, die te maken hebben met de beoordeling van bronnen. Hier volgt nog een aantal zaken waar je op kunt letten. Relevantie Bekijk of de informatie antwoord geeft op de in de definitiefase geformuleerde centrale vraag en eventuele subvragen. Bij het beoordelen op relevantie komt ook de eerder genoemde ‘voorkennis’ om de hoek. Bevestigt de inhoud van de site de informatie die je al had vergaard (ook uit boeken bijvoorbeeld) of wordt er een heel andere invalshoek gehanteerd? Stel je eigen voorkennis hieromtrent steeds bij en herken ook bepaalde vooroordelen van jouw kant. Betrouwbaarheid Is de informatie ‘gekleurd’ of objectief? Wellicht heeft de eigenaar bepaalde belangen die objectiviteit in de weg staan en geeft hij daarom eenzijdige (en dus onvolledige) informatie. Is de site anoniem of is de eigenaar bekend met naam en functie? Zo ja, stelt deze functie hem in staat om gedegen over het onderwerp van de site te berichten? Een pagina die wemelt van de (spel)fouten moet je altijd wantrouwen. Zelfs al heeft de auteur de beste bedoelingen, hij neemt zich in ieder geval niet de moeite zijn bevindingen zorgvuldig op Internet te zetten en dat geeft te denken. Staat er een e-mail adres om eventueel contact op te kunnen nemen voor verdere informatie of wil de eigenaar liever niet benaderd worden? Trek je conclusies! Is er een organisatie met naam en adres genoemd? Bij een langere URL, meestal eindigend op HTM of HTML, kom je ergens achteraan in de structuur van een site terecht. Om de informatie te beoordelen kun je het best even naar de beginpagina gaan door: de verwijzing naar de homepage te volgen, of een stuk van het adres weg te halen tot aan de eerste backslash, of te kijken of er een ‘sitemap’ (soort inhoudsopgave) aanwezig is waar je de structuur (én de beginpagina) goed kunt zien. NB: deze ‘truc’ kun je ook toepassen als: de door jou ingetikte URL de foutmelding oplevert dat de betreffende pagina niet meer bestaat. Je kunt proberen iets ‘hoger’ in de site te komen op een pagina die wel te raadplegen is. Bijkomend voordeel is dat je via deze pagina vaak gewoon wel weer op de eerst gezochte pagina kunt komen omdat bijvoorbeeld alleen het adres iets veranderd is; de door jou ingetikte URL de foutmelding oplevert dat de pagina niet toegankelijk is omdat hij achter een inlog schuilgaat. Ook hier kun je door steeds een deel van de URL weg te halen uiteindelijk bij een pagina komen die je wel mag bezoeken. en nog een trucje verder: als een artikel of paper dat heel interessant lijkt achter een inlog schuilgaat, kun je het vaak toch nog achterhalen door de volledige titel tussen aanhalingstekens (phrase search) in je zoekmachine in te typen. Vaak zijn drafts (nog niet officieel gepubliceerde schetsen) van zo'n artikel wel beschikbaar, bijvoorbeeld binnen de organisatie waar het stuk werd gemaakt.
pagina 18 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
Een pagina die echt niet meer bestaat is vaak nog te achterhalen d.m.v. de Wayback Machine. Deze archiefservice op het Web houdt vroegere versies van sites bij en dus wellicht ook die versie waarop de door jou gezochte pagina wel nog bestond. Kijk op www.archive.org/web/web.php en breng de link over naar je favorietenlijstje. Actualiteit Ga na of je kunt achterhalen wanneer de site op het web is geplaatst, of wanneer de laatste update van de site heeft plaatsgevonden. Wordt de site regelmatig bijgehouden of betreft het eenmalige informatie?
Bewaren van relevante informatie
Er zijn een aantal mogelijkheden om gevonden informatie gestructureerd te bewaren. Plaats snelkoppelingen naar de relevante webpagina's op de koppelingenbalk, zodat je deze snel kunt openen. Voeg relevante webpagina's die je toe aan de lijst Favorieten, zodat je deze gemakkelijk kunt openen. Orden je favoriete items in mappen en sorteer ze in de gewenste volgorde. Kopieer de gevonden informatie en plak ze vervolgens in een Word-document. Zorg wel dat je steeds het webadres erbij vermeldt, zodat je weet waar de informatie vandaan komt.
6.3
Waarom Ook voor deze fase geldt dat het efficiënt doorlopen van informerende bronnen om te beoordelen of de bron relvante informatie bevat, heel wat tijdswinst kan opleveren. Het gestructureerd bewaren van relevante informatie maakt dat je overzicht houdt.
pagina 19 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
7
Verwerken van informatie tot kennis
Verwerk Lokaliseer informatie bronnen tot kennis
7.1
Lees intensief en bestudeer de informatie
Wat Deze fase is erop gericht de gevonden relevante informatie te bestuderen en samen te voegen met de kennis die je al over het onderwerp had. Je brengt alle informatie samen en zorgt dat het één geheel vormt. Je kiest een manier om zaken bij elkaar te brengen, zodat ze een logisch en betekenisvol geheel vormen, én een antwoord op je vraag geven.
7.2
Hoe Het bestuderen van teksten is geen nieuwe vaardigheid. Toch nog even wat aandachtspunten. Intensief lezen (bestuderen van de informatie)
Het is belangrijk om de gevonden relevante informatie die je globaal hebt bekeken verder te bestuderen. Tijdens het bestuderen van de informatie is het goed om: in eigen woorden samen te vatten wat de essentie is; de informatie te analyseren en na te gaan welke deelaspecten van het onderwerp worden besproken; de informatie opnieuw te ordenen, zodat je al werkt in de richting van beantwoording van je vragen; de informatie te relateren aan je voorkennis en aan eerder gelezen informatie. Belangrijke vragen die je hierbij kunt stellen zijn: Wat is de relatie tussen de nieuw verworven kennis en de kennis die je al had? Zitten er tegenstrijdigheden in? Wat voor conclusies heb je daar uit getrokken? Zou je met de nieuw verworven kennis een nieuw schema maken; m.a.w. ben je erachter gekomen dat de kennis op een andere/betere manier te organiseren is? Heb je meer inzicht gekregen in waar zich hiaten in je kennis bevonden? Bleek je kennis te hebben die achteraf onjuist was? Snap je waarom je dat eerder verkeerd had begrepen?
7.3
Waarom Deze fase binnen het proces is belangrijk, omdat je je de informatie eigen maakt door ze te bestuderen zodat je als het ware kennis construeert. Deze fase wordt in het totale proces vaak onderbelicht. Je zoekt bijvoorbeeld informatie op Internet en je kopieert en plakt informatie die je kunt gebruiken. Zo kun je natuurlijk snel een product in elkaar zetten. Maar de vraag is: begrijp je het zelf ook? Internet werkt dit snel verwerken van informatie in een product in de hand, maar het is goed om stil te staan bij wat je aan het schrijven bent.
pagina 20 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
8
Verwerken van kennis tot een product Oriënteer je op de taak
Verwerk
Plan het schrijfproces
kennis tot ene
Werk het product uit
Reviseer het product
8.1
Wat Tijdens deze fase ga je werken aan het op te leveren eindproduct. Om tot een product te komen worden normaal gesproken een aantal fasen doorlopen. Je oriënteert je nog eens op de taak, vervolgens maak je een plan van aanpak, dan werk je de tekst uit en tot slot reviseer je de tekst. Deze deelprocessen worden niet één voor één doorlopen, maar ze wisselen elkaar af.
8.2
Hoe In het onderstaande worden de verschillende deelvaardigheden verder uitgewerkt. Oriënteren op de taak
Je hebt je aan het begin van de taak georiënteerd op de taak en het probleem gedefinieerd. Het is belangrijk om nog eens terug te gaan naar deze fase, zodat je goed weet wat de taakeisen zijn. Het goed weten wat de doelgroep is, de eisen die aan het product worden gesteld en de omvang zijn daarbij van belang. Verder is het goed om nog eens te kijken of de centrale vraag nog steeds klopt of dat deze anders of opnieuw geformuleerd dient te worden.
Plannen van het proces
Je gaat niet zomaar aan het schrijven. Je moet je schrijfproces plannen. Je maakt eerst een outline van het product hetgeen betekent dat je een inhoudsopgave maakt en nadenkt over hoe je hoofdstukken en paragrafen gaat indelen.
pagina 21 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
Uitwerken van het product
Na het plannen van het proces ga je daadwerkelijk aan het schrijven. Je zit in de uitvoeringsfase. Je hebt alle informatie verzameld en al geordend. Nu moet je deze informatie verwerken in het product. Zorg voor duidelijke titels en kernzinnen en werk vervolgens de kernzinnen uit tot alinea’s. Het is belangrijk dat je een eerste (klad)versie in een hoog tempo schrijft. Dan nog kort iets over bronvermeldingen. Als je goed te werk bent gegaan, heb je de benodigde informatie om je bronvermelding te maken al bij elkaar. Controleer op de site Verslaglegging www.fontys.nl/lerarenopleiding/sittard/nederlands/verslag/ waar je allemaal op moet letten bij het maken van het eindproduct. Onder het menu ‘Verslagonderdelen’, subkop ‘Literatuurlijst’ zie je op welke wijze de gebruikte bronnen gedocumenteerd dienen te worden.
Reviseren van het product
Als je de eerste (klad)versie hebt geschreven ga je reviseren. Wees kritisch op je eigen werk en controleer de opbouw, inhoud en formulering. Reviseer de eerste versie met behulp van commentaar van anderen. Werk de tekst netjes af.
8.3
Waarom Het is belangrijk dat je alle fasen van het schrijfproces doorloopt. Vooral plannen en reviseren onderscheiden de goede schrijver van de slechte.
pagina 22 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
9
Reguleren van het proces Oriënteer je steeds op de taak Reguleer het Lokaliseer proces bronnen
Monitor en stuur het proces
Toets je (tussen)resultaten
9.1
Wat Regulatie betekent dat je naar je eigen uitvoering van de taak kijkt en hier bewust sturing aan geeft (op een ‘meta’niveau). Je neemt als het ware even afstand van de taak om van bovenaf jezelf in de gaten te houden, bij te sturen, te analyseren wat er aan de hand is of je resultaten te toetsen. We maken een onderscheid in drie soorten regulatieactiviteiten: oriënteren, monitoren / sturen en toetsen.
9.2
Hoe De deelvaardigheden worden in de onderstaande blokken beschreven. Oriënteren op de taak
Bij het oriënteren gaat het erom dat je van tijd tot tijd een analyse maakt van de taak en/of de eigen uitvoering van de taak met als doel gefundeerde beslissingen te nemen over de verdere uitvoering. Je kijkt naar de situatie zoals die op dat moment is, heroverweegt de precieze opdracht en het gevraagde resultaat en je houdt de tijd in de gaten. Je gaat als het ware steeds na of je nog steeds voldoet aan de verschillende taakeisen.
Monitoren en sturen
Gedurende het uitvoeren van de taak moet er eigenlijk steeds een soort monitor aanstaan. Die monitor houdt bij of het proces naar wens verloopt. Soms heb je het gevoel ‘ja, het gaat goed en ik vind de bronnen die ik zoek en er staat in wat ik relevant vind’. Dan kun je door met de volgende te zetten stappen. Het kan ook voorkomen dat het gevoel je bekruipt dat het niet goed loopt. Het is dan belangrijk even stil te staan bij het waarom van dat gevoel. Wat is er aan de hand? Is de vraag nog te onduidelijk? Heb ik de verkeerde zoektermen en vind ik daarom geen informatie? Waarom begrijp ik niet wat er staat? Het product is nog te rommelig, hoe komt dat? Door te achterhalen wat er niet goed loopt, kun je vervolgens gerichte acties ondernemen en het proces bijsturen. Je probeert andere zoektermen te bedenken of je herformuleert de vraag. Door je proces op dit soort momenten bij te sturen, zorg je ervoor dat je weer doelgericht en efficiënt verder kunt werken. Aanmodderen werkt niet alleen onefficiënt, maar is ook niet bevorderlijk voor je motivatie.
pagina 23 van 25
Theorieboek Psycholinguïstiek en Informatievaardigheden
Toetsen
Gedurende het hele proces moet je af en toe stilstaan en de (tussen)resultaten evalueren. Vergeleken met monitoren is toetsen een meer bewuste actie. Je gaat bijvoorbeeld na of je begrijpt wat je hebt gelezen. Na het lokaliseren van informatie kun je nog eens teruggaan naar je zoekvraag en deze eventueel bijstellen Ook ga je op een aantal momenten na of je voldoende informatie hebt verzameld om je centrale vraag en subvragen te beantwoorden. Blijf je steeds afvragen of je voldoende informatie hebt wat betreft scope, invalshoeken etc. Kijk desnoods eens naar wat collega’s verzameld hebben en of dat veel afwijkt. Het kan voorkomen dat je na heel veel zoeken toch te weinig relevante informatie vindt. Misschien moet je dan wel terug naar je zoekvraag en je zoektermen. Probeer nieuwe zoektermen uit de vraag af te leiden, synoniemen te zoeken of raadpleeg de Aquabrowser om verwante zoektermen te vinden. Als je tenminste één site hebt waarvan je zeker bent dat er relevante informatie te vinden is, probeer dan op de site zelf nieuwe zoektermen te vinden. Misschien geeft de site ook nog links naar verwante sites? Probeer die ook uit. Het doel van toetsen is dus dat je af en toe bewust stilstaat en nagaat in hoeverre de resultaten voldoen aan de eisen. Op grond van je bevindingen kun je dan je proces bijsturen.
9.3
Waarom Reguleren van het proces is heel belangrijk. Door steeds na te gaan of je op de goede weg bent en je handelen aan te passen aan ontstane situaties, kun je het proces in goede banen leiden en zorgen dat je de taak met succes kunt afronden.
pagina 24 van 25