THEORIEBOEK fase 1
Inhoudsopgave Het notenstelsel Waarde van noten en rusten Verlenging van noten en rusten Metrum, maat en ritme Maatsoorten Maatsoorten voorbeelden Toonsterkte Articulatie Tempo Herhalingstekens Voortekens Toonladders (Stamtoon) intervallen Gepuncteerd ritme Instrumenten Diverse wetenswaardigheden Trefwoorden
2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 15 16 17 18 19
Het Notenstelsel Voor notennamen gebruiken we de eerste zeven letters van het alfabet: A, B, C, D, E, F en G. Na de G komt weer de A. Noten worden geschreven en kun je dus zien. Tonen zijn klanken die je kunt horen. 5 4 3 2 1
Een notenbalk bestaat uit vijf lijnen. De onderste lijn is de eerste en de bovenste is de vijfde!
Voor noten die zo hoog of laag zijn dat ze los van de notenbalk komen, gebruiken we hulplijntjes. (een extra notenbalklijntje) Piano
Noten worden geschreven door of tussen de lijnen van de notenbalk.
De naam die een noot krijgt, hangt af van de sleutel die vooraan de notenbalk staat. Twee sleutels worden het meest gebruikt. Dit zijn:
2
C
D
E
F
Piano 4
fase 1, pag.2
G
A
B
C
Deze twee noten hebben dezelfde toonhoogte.
De G-sleutel of vioolsleutel (voor hoge tonen). Het centrum van deze sleutel cirkelt om de tweede lijn van de notenbalk. Alle noten door deze lijn worden G genoemd.
C
B
A
G
F
E
D
C
De F-sleutel of bassleutel (voor lage tonen). De bal van de sleutel staat op de vierde lijn van de notenbalk. Deze lijn (van de noot F dus) loopt ook precies tussen de twee punten door.
www.capelsemuziekschool.nl
Waarde van noten en rusten Piano
Piano
ano Piano Noten en rusten zijn er in verschillende soorten. De soorten geven de lengte aan. Hieronder staan de vijf meest voorkomende.
noten:
rusten:
hele noot en hele rust
halve noot en halve rust
kwart noot en kwart rust
achtste noot en achtste rust
zestiende noot en zestiende rust
Bijna alle noten hebben stokken, behalve de hele noot.
=
=
= =
== = = == = = = = == = = == = = = = = = = = == = =
Bij noten onder de derde lijn staat de stok aan de rechterkant van de noot naar boven.
Bij noten door de derde lijn mag je de richting van de stok zelf kiezen. (vaak kiest men hier voor ‘naar beneden’)
LET OP!
Aan de stok van een losstaande achtste noot zit één vlaggetje en bij een zestiende noot twee! Deze vlaggetjes wijzen altijd naar rechts.
hele rust
Bij noten boven de derde lijn staat de stok aan de linkerkant van de noot naar beneden.
2
Fl.
halve rust
Wanneer achtste en zestiende noten in groepjes voorkomen, worden ze heel vaak met elkaar verbonden door middel van waardestrepen.
www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.3
Verlenging van noten en rusten Piano Piano Piano Piano Piano Piano Piano iano Piano Piano Piano Piano Piano Door een punt achter een noot of rust te noteren, wordt deze de helft langer. Piano = Piano = + + = + = + + = + = = + + =
Wanneer twee noten van dezelfde toonhoogte met elkaar verbonden zijn door middel van een overbindingsboogje, moet je ze als een noot spelen.
We spreken hier dan van een overgebonden noot!
fase 1, pag.4
wordt als: dus uitgevoerd
Een fermate boven (of onder) een noot of rust wil zeggen, moet maken. dat je deze, naareigen inzicht, iets langer Bij een orkest bepaalt de dirigent de lengte van de fermate.
G. P.
Generale Pauze: rustpunt voor alle stemmen.
www.capelsemuziekschool.nl
Metrum, maat en ritme Er is een regelmaat of telbeweging die je in de muziek kunt waarnemen. Beschouw deze telbeweging als de hartslag van de muziek. Op deze puls loopt, klapt of tikt men wel eens met de muziek mee, soms langzaam, soms snel, afhankelijk van wat de componist (schepper van muziekstukken) voorschrijft. Deze beweging wordt het metrum genoemd. Het metrum kan weer worden onderverdeeld in maten. Een belangrijke tel uit het metrum wordt steeds de eerste tel van een maat.
bestaat in rusten. al niet met noten verschillende uit van lengte, of combinatie Het ritme Piano Piano Piano Piano ano Piano Piano Piano PianoPianoPianoPianoPianoPiano Piano Metrum is de indeling van tijd in gelijke pulsen. pulsen iseenverzameling uithet metrum. Maat Piano ano Piano Piano Piano Ritme is een Piano vrije beweging vanPiano noten opPiano het patroon van het metrum. ritme: wisselende notenwaarden pulsen 8 regelmatige metrum: maat:
1
2
1
2
1
2
1
4 maal 2 pulsen
2
Een maat is ook een van de vakjes in de notenbalk waar je noten of rusten in schrijft. De maat wordt in de notenbalk zichtbaar gemaakt door maatstrepen. Dit zijn de verticale lijnen in de notenbalk. Het gedeelte tussen de maatstrepen is dus een maat.
derde maat
www.capelsemuziekschool.nl
maatstreep
Soms wordt ook nog wel eens ergens in het muziekstuk een dubbele maatstreep neergezet om de aandacht te vestigen op een nieuw gedeelte.
vierde maat
maatstreep
maatstreep
tweede maat
maatstreep
eerste maat
Aan het slot van het muziekstuk wordt een eindmaatstreep getekend.
fase 1, pag.5
Maatsoorten Aan het begin van een muziekstuk zie je (na de sleutel) twee cijfers boven elkaar staan. Deze cijfers geven de maatsoort aan. Het bovenste cijfer geeft aan hoeveel tellen er in een maat zijn. Het onderste cijfer geeft aan wat voor soort noot (of rust) er één tel duurt.
(Twee kwarts maat) Iedere kwart noot of kwart rust duurt 1 tel.
(Drie kwarts maat) Iedere kwart noot of kwart rust duurt 1 tel.
of
(Vier kwarts maat) Iedere kwart noot of kwart rust duurt 1 tel.
(alla brève)
(Twee tweede maat) Iedere halve noot of halve rust duurt 1 tel.
(Drie achtste maat) Iedere achtste noot of achtste rust duurt 1 tel.
(Zes achtste maat) Iedere achtste noot of achtste rust duurt 1 tel.
Het komt geregeld voor dat een muziekstuk begint met een onvolledige maat. We spreken dan van een opmaat. Hieronder een voorbeeld van een opmaat in een vier kwarts maat: Deze opmaat bestaat uit twee kwartnoten (de derde en vierde ‘tel’). In de laatste maat van het muziekstuk moeten de twee ontbrekende ‘kwarten’ van de opmaat staan (dus de eerste en tweede ‘tel’). Zo vormen de opmaat en de laatste maat samen weer een volledige vier kwarts maat.
Gaan we de maten nummers geven, dan telt de opmaat niet mee. 1 2 3 4 5 6 7 8
fase 1, pag.6
www.capelsemuziekschool.nl
Tel alle cijfers (de maat) in een regelmatig tempo. De cijfers staan precies onder noten of rusten die op de tel komen.
1
2
1
2
1
2
1
2
1
2
2
1
1
2
1
2
Rusten zijn ook belangrijk. Tel ze zorgvuldig mee. De achtste noten staan in drie groepen van twee.
1 2 3
1 2
3
1 2
3
1
2 3
1 2
3
1
2
3
1 2
3
3
1 2
Maten met weinig noten of rusten zijn soms kleiner danandere. Ze durennatuurlijk weleven lang.
1 2 3 4
1 2 3 4
1 2 3 4
12 34 1 2
1 2 3 4
3
4
1
2
3 4
1
Deze maatsoort wordt meestal gebruikt voor snelle muziek. Zo blijfter een rustig met weinig waardestrepen. notenbeeld
1
1
2
2
2
1
2
1
2
1
2
1
1 2 3 4
2
1
2
Verschillende zijn toegestaan in en 7. manieren van waardestrepen noteren de maten 5, 6
2
3
1
1
2
1 2 3
3
12 3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
1
2
3
In de zes-achtste maat staan de achtste noten in tweegroepen van drie.
1 2 3 4 5 6
of: 1
2
1 2 3 45 6
1
2
1 2 34 5 6
1
2
1
1
2
3
456 12 3 45 6
1 2 3 45 6
12 3 456
123 456
2
1
1
1
1
2
2
2
2
Dit is een hele rust. Staat deze als enige in de maat, dan is dit in alle maatsoorten een volledige maat rust.
www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.7
Toonsterkte Toonsterkte, dat wil zeggen hoe sterk of hoe zacht je je instrument laat klinken, wordt in de muziek dynamiek genoemd. Dynamiek is de verhouding tussen sterk en zacht spelen. De dynamiek wordt aangegeven door Italiaanse uitdrukkingen of afkortingen. Deze worden door iedereen over de gehele wereld gebruikt. We kennen twee soorten dynamiek: Trappendynamiek en overgangsdynamiek.
p
p f mf mf p mf f
Trappendynamiek blijft steeds hetzelfde. (Zacht blijft zacht en sterk blijft sterk, totdat er een ander dynamisch teken verschijnt.) Overgangsdynamiek verandert geleidelijk van sterk naar zacht of andersom. We kennen o.a. de volgende tekens: Trappendynamiek:
forte = sterk
Overgangsdynamiek: cresc. crescendo = geleidelijk aan sterker worden decresc. decrescendo = geleidelijk aan zachter worden
mezzoforte = half sterk
piano = zacht
p
mf
Dit teken komt vaak in de plaats van de afkorting “cresc.” . . . . . . . . . .
f fase 1, pag.8
diminuendo = geleidelijk aan zachter worden
dim.
en dit teken vervangt de afkorting “decresc.” of “dim.”
Gebruik hiervoor het het woordje “hard” liever niet, omdat dat onaangenaam klinkt. Spreek in de muziek dus over “sterk”.
www.capelsemuziekschool.nl
Articulatie Muziek kun je op verschillende manieren laten horen. Je kunt de noten kort of lang spelen of zelfs aan elkaar binden. Deze speelmanieren noemen we articulatie. Onder articulatie verstaan we de manier waarop je de toon speelt. Articulatie wordt door middel van tekens boven of onder de noten aangegeven. We kennen o.a. de volgende:
Staccato (losmaken, scheiden) De noten los van elkaar spelen Portato (gedragen) De noten niet te kort of te lang spelen Let op; 2 soorten! Tenuto (vastgehouden) Breed spelen, maar net niet gebonden Legato (gebonden) De noten aan elkaar vast spelen Accenten De noten benadrukken
De bovenste boog is delegatoboog en de onderste de overbindingsboog.
noot niet metde derde overbinden! De tweede
van de stokken is aangepast t.b.v. de boog. De richting
www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.9
no
Tempo
jeeen muziekstuk Onder tempo verstaan wede snelheid waarmee speelt. gebruikt die, evenals de dynamische tekens, Om het tempo aan te geven worden meestal Italiaanse namen wereldwijd gelden. Het tempo wordt ook vaak uitgedrukt in een bepaald aantal tellen per minuut. Om dit precies aan te geven gebruik je een metronoom. Afhankelijk van de instelling tikt de metronoom een bepaald aantal keren per minuut.
als volgt genoteerd: wordt De metronoomaanduiding = 120
Er worden 120 kwartnoten per minuut gespeeld. (Eén kwartnoot duurt dus een halve seconde).
We kunnen de tempo-aanduidingen in 5 groepen verdelen: 1. Zeer langzame tempi: (tempi is meervoud van tempo) Lento (slepend) Largo (breed, ernstig) 2. Langzame tempi: Adagio (langzaam, met uitdrukking) Larghetto (enigzins breed) 3. Gematigde tempi: Andante (kalm voortgaand) Moderato (gematigd) Allegretto (een beetje snel) 4. Snelle tempi:
Allegro Vivace
5. Zeer snelle tempi:
Presto (zeer snel) Prestissimo (uiterst snel)
(opgewekt, snel) (levendig)
Alle tempo-aanduidingen zeggen bij benadering iets over het tempo. Wat de ene componist snel vindt, kan de ander maar matig vinden.
Je kunt ook geleidelijk van het ene tempo in het andere tempo overgaan. Dit heet een tempo-overgang. De volgende afkortingen worden veel gebruikt: rit. rall. accel.
ritenuto (plotseling langzamer worden) rallentando (geleidelijk aan langzamer worden) accelerando (geleidelijk aan sneller worden)
a tempo of tempo primo : het tempo oppakken zoals in het begin. (verschijnt na een tempoverandering)
fase 1, pag.10
www.capelsemuziekschool.nl
Herhalingstekens In de muziek worden vaak fragmenten herhaald. Om niet steeds opnieuw iets uit te hoeven schrijven, heeft men verschillende tekens bedacht. Dat zijn de zogenaamde herhalingstekens.
‘reprise’ Deze vier maten moeten eenmaal herhaald worden.
Staat het eerste herhalingsteken er niet, dan moet er vanaf het begin worden herhaald.
Het zogenaamde ‘eentje’ / ‘tweetje’. Ga onder het ‘eentje’ terug naar het begin. Sla daarna het ‘eentje’ over en ga verder onder het ‘tweetje’. 1.
2.
‘Da Capo’ betekent: van voren af aan en ‘al Fine’ betekent: tot Fine (het einde).
Fine
(of: D.C. al Fine)
‘Dal Segno’ betekent: vanaf het teken. Bij het einde teruggaan naar de derde maat, dan het muziekstuk uitspelen.
Dit is de Coda.
Da Capo al Fine
Dal Segno (of: D.S.)
De juiste volgorde van de te spelen maten: 1,2,3,4,5,6,7,8, 3,4,5,6, 9,10. ‘Coda’ betekent: staart.
Dal Segno al Coda (of: D.S. al Coda)
‘Maatherhaling’. Wordt vaak gebruikt om ruimte te besparen. Speel deze vier maten zoals ze hieronder zijn uitgeschreven.
Vele combinaties zijn mogelijk met bovenstaande voorbeelden. www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.11
f
mf Voortekens
A, B, C, D, E, F, G (de letters die we gebruiken voor de notennamen) noemen we stamtonen. De onderlinge afstand tussen de stamtonen is niet overal gelijk. Kijk maar in het volgende schema:
pB
A
mf het kruis Een kruis vooreen nootgeeft aan, dat de toon een halve toon hoger wordt. Achter de naam van de stamtoon wordt dan ‘is’ (spreek uit als ‘ies’) geplaatst; Cis, Dis, Eis, Fis, Gis, Ais, en Bis. A
f
(1)
(½)
C
(1)
D
(1)
E
(½)
F
G
(1)
(1)
Er zijn hele toonafstanden (1) en halve (½). De hele toonafstanden kunnen we ook nog in tweeën delen. Alle stamtonen kunnen we verhogen of verlagen door middel van chromatische tekens, ook wel voortekens genoemd. We kennen o.a. de volgende drie voortekens:
p
mf
Cis
Dis
de mol
Eis
Fis
Gis
Ais
Bis
Een mol voor een noot geeft aan, dat de toon een halve toon lager wordt. Achter de naam van de stamtoon wordt dan ‘es’ of ‘s’ geplaatst; Ces, Des, Es, Fes, Ges, As, en Bes.
Ces
Des
Es
Fes
Ges
As
Bes
het herstellingsteken Een herstellingsteken zorgt ervoor dat een kruis of mol voor die noot niet meer geldig is.
Bes B
Bes As A
Bes
Fis F
Fis
Fis Gis G
B
Bes
As
B
Des
Fis F
Voor alle chromatische tekens gelden de volgende regels: 1. Staan ze in een willekeurige maat, dan zijn het toevallige verhogingen of verlagingen. Ze zijn dan alleen geldig voor alle noten van die toonhoogte in die ene maat. 2. Wordt een noot (met voorteken) overgebonden naar een noot in de volgende maat, dan geldt dit chromatische teken ook voor die noot. 3. Staan ze vooraan in de notenbalk, direct na de sleutel, dan zijn het vaste voortekens. Ze gelden dan voor het gehele stuk en ook voor alle oktaven. fase 1, pag.12
www.capelsemuziekschool.nl
Cis C
Es
Toonladders Een toonladder is, zoals de naam al zegt, een ladder van tonen. Tussen de tonen zitten afstanden, net als bij een gewone ladder, maar we hebben echter gezien dat de afstanden tussen de stamtonen niet allemaal even groot zijn. Meestal is die afstand een hele toonafstand, maar soms ook maar een halve toonafstand. Een toonladder bestaat uit acht opeenvolgende tonen en begint bij een bepaalde toon (de grondtoon) en eindigt dan op een toon met dezelfde naam als de begintoon. (Een oktaaf hoger of lager) Hieronder staat de toonladder van C. Je ziet dat twee halve toonafstanden tussen de derde en vierde toon en tussen de zevende en achtste toon zitten. De naam van deze toonladder is de grote terts toonladder of majeur toonladder.
1
1
1
½
1
1
½
Dit toetsenbord op ware grootte laat goed zien waar de hele en halve toonafstanden zich bevinden. De ‘E’ en de ‘F’ toetsen grenzen direkt, zonder zwarte toetsen, aan elkaar, ook de ‘B’ en de ‘C’ toetsen. Hier bevinden zich dus die halve toonafstanden!
C
D
E
F
G
www.capelsemuziekschool.nl
A
B
C
fase 1, pag.13
Bij alle majeurtoonladders bevinden zich 5 hele en 2 halve tonen op een vaste plaats.
c
d
e
f
g
a
b
c
Op welke toon je ook begint, er moet voor deze toonladder altijd een halve toonafstand zitten tussen de derde en vierde toon en de zevende en achtste. Waar nodig gebruik je daarvoor kruisen of mollen. Deze voortekens kunnen direkt na de sleutel genoteerd worden. Dit noemen we vaste voortekens. De zevende toon heeft een sterke drang om naar de (halve afstand hoger gelegen) grondtoon te gaan. Daarom noemen we deze 7de toon de leidtoon. vast voorteken
g
a
b
c
d
e
fis
g
leidtoon
d
e
fis
g
a
b
cis
d
leidtoon
a
b
cis
d
e
fis
gis
a
leidtoon
f
g
bes
a
bes
c
d
c
d
es
f
g
e
f
a
bes
leidtoon
leidtoon
es
f
g
as
bes
c
d
es
leidtoon
fase 1, pag.14
www.capelsemuziekschool.nl
(Stamtoon) intervallen De afstand in hoogte tussen twee tonen worden intervallen genoemd. 1. Prime 2. Secunde 3. Terts 4. Kwart 5. Kwint 6. Sext 7. Septime 8. Oktaaf
interval tussen 2 stamtonen met dezelfde toonhoogte. 1 stamtoon hoger of lager 2 stamtonen hoger of lager 3 stamtonen hoger of lager 4 stamtonen hoger of lager 5 stamtonen hoger of lager 6 stamtonen hoger of lager 7 stamtonen hoger of lager
Wees bewust van de tussenliggende tonen en de klank daarvan.
1
4
1
2
3
4
5
6
7
8
Melodische intervallen klinken na elkaar.
prime
secunde
terts
kwart
kwint
sext
septime
oktaaf
prime
onderterts
sext
bovenkwart
bovenkwint
oktaven
kwinten
terts
prime
onderkwart
e ijgend s t onderkwart
tertsen
secunden
bovensecunde
onderterts
tertsen
kwart prime
www.capelsemuziekschool.nl
bovensecunde
oktaaf
ondersext
kwarten
septime
bovensecunde
kwint
bovensecunde
kwint
bovensecunde
sexten
bovensecunde
kwart
bovensecunde
terts
bovensecunde
secunde
bovensecunde
prime
Harmonische intervallen klinken samen (tweeklank).
bovenseptime
onderoktaaf
septimes
onderterts
primes
bovensext
sext
terts
dubbeloktaaf
ondersecunde
bovensecunde
onderoktaaf
fase 1, pag.15
Piano
Gepuncteerd ritme = heeft figuur’ de totale tijdsduur van een halve noot. ‘kwart-punt-achtste Hiervoor verdelen we eerst een halve noot in twee kwartnoten. (de pijlen geven de speelduur van de noten aan) Maken we nude eerste kwartnoot de helft langer d.m.v. een punt, dan moet de tweede kwartnoot die helft afstaan (aan de eerste kwart) en wordt dus in een achtste-noot veranderd. Dit tot stand gekomen ritme noemen we gepuncteerd.
Samenvoeging van de eerste helft tel metde eerstetel. vande tweede 1 2 34 Piano figuur’ in de tijdsduur van een kwartnoot. = ‘achtste-punt-zestiende c d e f of: c d e f = 2 ×
Gepuncteerd, maar dan met rusten in plaats van punten.
fase 1, pag.16
www.capelsemuziekschool.nl
Instrumenten Geluid is alles wat je met je oren kunt horen. Geluid ontstaat doordat een voorwerp (en daardoor de lucht) gaat trillen. Ook bij muziekinstrumenten ontstaat geluid door trillingen.
Snaren die trillen, bijvoorbeeld: gitaar, viool, piano, cello. Lippen die trillen, bijvoorbeeld: trompet, hoorn, trombone. Rietjes die trillen, bijvoorbeeld: klarinet, saxofoon, hobo, fagot. Lucht die trilt, bijvoorbeeld: dwarsfluit, blokfluit. Metalen staafjes die trillen, bijvoorbeeld: accordeon, klokkenspel, speeldoosje Via electronische weg wordt geluid opgewekt, bijvoorbeeld: keyboard.
Blaasinstrumenten. Bij blaasinstrumenten wordt de lucht in trilling gebracht, door (op een speciale manier) te blazen in een mondstuk of rietje. Er zijn twee hoofdgroepen:
Koperen blaasinstrumenten: b.v. trompet, bugel, hoorn, trombone, tuba. Houten blaasinstrumenten: b.v. fluit, klarinet, hobo, fagot, saxofoon.
Overige (mechanische) blaasinstrumenten: b.v. accordeon, kerkorgel.
Snaarinstrumenten. Bij snaarinstrumenten wordt een snaar in trilling gebracht, waardoor de lucht gaat trillen.
Strijkinstrumenten: b.v. viool, cello, contrabas. Tokkelinstrumenten: b.v. gitaar, harp, banjo. Toetsinstrumenten: b.v. piano.
Slaginstrumenten. Kenmerkend voor alle slaginstrumenten is, dat het geluid ontstaat door er op te slaan of mee te schudden. De slaginstrumenten zijn verdeeld in twee hoofdgroepen:
Gestemd slagwerk: b.v. marimba, xylofoon, klokkenspel, pauken. Ongestemd slagwerk: b.v. drumstel, grote trom, bekkens, tamboerijn, triangel.
Electronische instrumenten. Bij electronische instrumenten worden de tonen op electronische manier opgewekt en weergegeven met behulp van versterkers en luidsprekers: b.v. keyboard, synthesizer, electrische piano, electronisch orgel.
www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.17
Diverse wetenswaardigheden
Afstemmen van instrumenten in een orkest, gebeurt op de a , voorgespeeld door de hobo. 1
Vaste volgorde van de kruisen.
Fis, Cis, Gis
Vaste volgorde van de mollen.
Bes, Es, As
3 maatsoortwisselingen (verandering van maatsoort in hetzelfde muziekstuk). 2 modulatie’s (toonsoortveranderingen). 24 gecomprimeerde maten rust (overzichtelijk aantal maten rust).
Verlenging van noten over de maatstrepen d.m.v. overbindingsbogen.
fase 1, pag.18
www.capelsemuziekschool.nl
De toonladder van F majeur, over twee balken, stijgend en dalend, met vast voorteken.
Trefwoorden
Accent Adagio Afstemtoon Allegro, Allegretto Andante, Andantino Articulatie a tempo / tempo primo Chromatische tekens Componist Dynamiek Fermate Forte Gecomprimeerde maten rust Generale Pauze Gepuncteerd ritme Grondtoon Herhalingstekens: reprise, eentje, tweetje, Da Capo, Fine, Dal Segno, Coda, maatherhaling Herstellingsteken Hulplijntjes Instrumenten (soorten) Intervallen; prime, secunde, terts, kwart, kwint, sext , septime, oktaaf Kruis Largo Legato Leidtoon Lento Maat; de maat, een maat Maatstreep, dubbele maatstreep, eindmaatstreep Maatsoorten: 2/4, 3/4, 4/4, C, 2/2, alla brève, 3/8, 6/8
Maatsoortwisseling Majeur Metronoom(aanduiding) Metrum Mezzo Moderato Modulatie Mol Noot Notenbalk; lijnen Notenwaarden; 1, 1/2, 1/4, 1/8, met punt, 1/16 Oktaaf Opmaat Overbindingsboog Overgangsdynamiek; cresc., decresc., dim. Piano Portato Presto, Prestissimo Ritme Rusten; 1, 1/2, 1/4, 1/8, met punt, 1/16 Staccato Sleutels: F- of bassleutel, G- of vioolsleutel Stokken Tempo Tenuto Tempo overgang: rit., rall., accel., Toetsenbord Toevallige verhogingen en verlagingen Tonen Toonafstanden; halve en hele Toonladders: C, G, D, A, F, Bes, Es, (grote terts) Toonsoortverandering Trappendynamiek Vaste voortekens Vivace Vlaggetjes Waardestrepen
www.capelsemuziekschool.nl
fase 1, pag.19