B U I T E N L A N D S E
V O O R
1
9
S T A G E S
M A G I S T R A T E N
9
8
–
2
Thematisch eindrapport : 68 stageprojecten in het kort voorgesteld
0
0
2
Coördinatie voor de Stichting: Gerrit Rauws, directeur Pierre Martin Neirinckx, opdrachthouder Anne Vigneron, assistente Redactie: Ria Goris, Anne Guyaux, Michel Teller Vertaling: Anne Becu, Cyrano, Eurologos Grafisch werk: Casier/Fieuws
Koning Boudewijnstichting Secretariaat ‘Buitenlandse stages voor magistraten’ Brederodestraat Brussel Tel. +-- Fax +--
ISBN 90-5130-401-3 Wettelijk depot D/2002/2893/06 NUGI 699 – NUR : 600
Verantwoordelijke uitgever: Luc Tayart de Borms - Brederodestraat 21 - 1000 Brussel
De Koning Boudewijnstichting: meer dan jaar in dienst van de samenleving De Koning Boudewijnstichting is een onafhankelijke en pluralistische stichting van openbaar nut die werd opgericht in . Toen drukte Koning Boudewijn, naar aanleiding van de ste verjaardag van zijn troonsbestijging, de wens uit dat er een stichting zou komen die zich inzet voor de levensomstandigheden van de bevolking. Die opdracht blijft onverkort geldig. Van tot concentreren we onze inspanningen vooral op vier programma’s. Met ‘Sociale rechtvaardigheid’ willen we meer mogelijkheden creëren voor kwetsbare mensen. ‘Burgersamenleving’ beoogt een grotere impact voor de initiatieven van burgers. ‘Governance’ betrekt mensen bij het debat en de besluitvorming over wetenschap en technologie, en over productie- en consumptiepatronen. ‘Fondsen en eigentijdse filantropie’ moedigt hedendaagse vormen van vrijgevigheid aan, verleent diensten aan schenkers en beheert nominatieve, specifieke en bedrijfsfondsen. Tot slot hebben we ook nog ‘Specifieke initiatieven’ die inspelen op maatschappelijke noden of nieuwe tendensen. Er zijn bijvoorbeeld projecten rond de hoofdstedelijke rol van Brussel en we steunen Child Focus. Onze activiteiten lopen zowel op lokaal, regionaal als federaal niveau. Bovendien versterken we de Europese dimensie van onze initiatieven, omdat het onze ambitie is een Europese stichting in België te worden. In alle programma’s wordt bijzondere aandacht besteed aan culturele en genderdiversiteit. We bieden een forum voor overleg tussen deskundigen en burgers met een uiteenlopende achtergrond. Onze werkmethodes zijn divers: we combineren denkwerk met het opzetten van eigen initiatieven, en geven financiële steun aan projecten van derden. We werken zowel op korte als lange termijn. Meer info vindt u op onze webstek: www.kbs-frb.be Praktische gegevens: bel +-- , fax +-- of mail
[email protected] Koning Boudewijnstichting, Brederodestraat , B - Brussel Giften op onze rekening -- zijn fiscaal aftrekbaar vanaf euro.
INHOUD
1. ORGANISATIE EN WERKING VAN HET GERECHT
1.1. Opleiding, vorming en evaluatie van magistraten 1.2. Statuut magistraten 1.3. Organisatie en werking van hoven en rechtbanken en van procedures 1.4. Onthaal en informatie van justitiabelen 1.5. Lekenrechters 1.6. Alternatieve sancties, bemiddeling, verzoening 1.7. Media en justitie 2. STRAFRECHT, STRAFVORDERING, STRAFUITVOERING
2.1. Algemeen 2.2. Snelrecht 2.3. Onderzoeksmethoden (opsporing, criminalistiek, politie) 2.4. Georganiseerde misdaad 2.5. Bedrogsdelicten, fraude, white collar crime 2.6. Seksuele delicten 2.7. Verkeersdelicten 2.8. Mensenhandel 2.9. Milieudelicten 2.10. Intrafamiliaal geweld 3. JEUGDRECHT EN JEUGDBESCHERMING
3.1. Algemeen 3.2. Family Group Conferences 3.3. Internationale adoptie 3.4. Bestrijding kinderporno 3.5. Parentale ontvoeringen 3.6. Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen 4. ARBEIDSRECHT 5. SCHULDBEMIDDELING 6. PSYCHIATRISCHE PROBLEMEN, INTERNERING, ONDERBEWINDSTELLING 7. LEGISTIEK 8. LESSEN UIT ANDERE RECHTSCULTUREN EN RECHTSSYSTEMEN
Pagina 3
DANKWOORD
Het concept om magistraten op te roepen om een stageproject in het buitenland te organiseren, werd voor het eerst in 1998 uitgewerkt door Magda Lambert, toenmalig directeur bij de Koning Boudewijnstichting en Laurent Messiaen, opdrachthouder. Onder het dynamisch voorzitterschap van Prof.em. Yvette Merchiers van de Universiteit Gent, heeft een onafhankelijke jury alle stagevoorstellen zorgvuldig bestudeerd en gedelibereerd over de uiteindelijke selecties. Wij danken allen voor hun enthousiaste inzet en voor de gewaardeerde samenwerking.
Pagina 5
Reeds in 1996 heeft de Koning Boudewijnstichting initiatieven ontwikkeld voor een betere relatie tussen burger, recht en samenleving. Zo verscheen een reeks ‘Justice en débats’ met publicaties en video’s om leerlingen vertrouwd te maken met de werking van justitie. Op het terrein werden vernieuwende projecten ondersteund via de campagnes ‘Alternatieve maatregelen en sancties en alternatieven voor de gerechtelijke afhandeling’ en ‘Justitie in beweging’. En ook de buitenlandse stageprojecten voor magistraten paste in de optiek om nieuwe impulsen te geven aan ons eigen rechtssysteem (1998-2002). Tegelijkertijd werd de reflectiegroep ‘Burger, Recht en Samenleving’ opgericht. In zijn eindrapport “Het recht van de mensen” formuleert hij onder meer een aantal aanbevelingen om de rechtscommunicatie, de rechtstoegankelijkheid, een kwaliteitsvolle justitie en de zoektocht naar alternatieve vormen van conflictoplossing te stimuleren. Daarmee wordt het programma justitie van de Stichting dit jaar afgesloten. Na vier edities “Buitenlandse stages voor magistraten” is het tijd voor een thematisch gebundeld overzicht. Deze publicatie bevat een beknopte voorstelling en beschrijving van de 68 stageprojecten die door 71 magistraten werden gerealiseerd (of op het punt staan om gerealiseerd te worden). De in 2001 geselecteerde projecten zijn hierin begrepen. Sommige stagiairs hebben op het ogenblik van de samenstelling van deze brochure nog geen stageverslag uitgebracht. Anderen moeten nog vertrekken. Het relaas van hun stage-ervaring kan u later via de website van de Stichting vernemen (www.kbs-frb.be) Op het einde van de brochure treft u een index aan met een overzicht van de tijdens de stages behandelde thema’s. Er is ook een naamregister opgenomen. Wenst u bijkomende informatie over een specifiek stageproject of wilt u contact opnemen met de betrokken magistraat, dan kan dit via Anne Vigneron, tel. 02-545 08 01.
Pagina 7
TEN GELEIDE
Ten geleide
Tussen 1998 en 2002 hebben 71 magistraten met de steun van de Koning Boudewijnstichting een buitenlandse stage gerealiseerd (of staan ze op het punt om deze te realiseren). In drie brochures (1998, 1999, 2000) werden telkens de nieuwe bursalen en hun project (in alfabetische volgorde) voorgesteld en werd beknopt verslag uitgebracht over inmiddels volbrachte stages. Nu het programma ‘Justitie’ wordt afgerond (zie kaderstuk vorige pagina), heeft de Stichting besloten om alle stageprojecten te bundelen en thematisch op te delen. Zo krijgt u een overzichtelijke en toegankelijke ‘stagegids’ en kan u snel grasduinen in onderwerpen die u specifiek interesseren. Met de oproep “Buitenlandse stages voor magistraten” wenste de Stichting aan magistraten de kans te bieden om even afstand te nemen van de eigen manier van werken, de horizon te verruimen en kennis te maken met vernieuwende initiatieven in het buitenland. Tijdens de zelf gekozen stage legden de bursalen contacten met buitenlandse collega’s die rond dezelfde problematiek werken. Ze wisselden ervaringen uit en konden zo een internationaal netwerk van contacten uitbouwen. Alle stageprojecten werden geselecteerd door een onafhankelijke jury. Uit de inhoud van dit eindrapport blijkt dat een grote waaier van uiteenlopende thema’s aan bod is gekomen (zie: index). Een groot aantal stages had betrekking op de organisatie en werking van het rechtssysteem. Opleiding, vorming en evaluatie van magistraten blijven actuele items. Ook op het gebied van management en de introductie van nieuwe informatietechnologie, werd heel wat buitenlandse inspiratie opgedaan. Een belangrijk deel van de stages situeerde zich op het terrein van het jeugdrecht, de jeugdbescherming en de jeugdcriminaliteit. Maar ook het raakvlak tussen justitie en de psychiatrie (met concrete vraagstukken zoals de internering en de onderbewindstelling) kwam vaak aan bod. Een aantal magistraten heeft een boeiende ontdekkingsreis gemaakt door andere rechtsculturen en rechtssystemen. Binnen de Europese grenzen stond Frankrijk hoog op het verlanglijstje. Maar ook in Nederland, Zwitserland, Groot-Brittannië en Duitsland zijn heel wat magistraten inspiratie gaan zoeken. Verder waren er stages in Italië, Zweden, Ierland, Portugal, Finland en Luxemburg. In totaal vonden 47 stageprojecten plaats in één of meerdere van deze bestemmingen.
Pagina 9
TEN GELEIDE
In het verre buitenland is Canada een topper (17 stages), gevolgd door de Verenigde Staten (12 stages). Maar ook in niet zo direct voor de hand liggende bestemmingen zoals Nieuw-Zeeland, Vietnam, Senegal, Marokko en de Russische Federatie hebben leergierige magistraten hun weg gezocht. Wie zijn ze? 28 vrouwen en 43 mannen, met als belangrijkste functies: rechter (27), eerste substituut of substituut van de Procureur des Konings (20), voorzitter of ondervoorzitter van een rechtbank (8), raadsheer (5), onderzoeksrechter (3), advocaat-generaal (3), magistraat-coördinator (3) en eerste referendaris bij de Raad van State (2). Ze vertegenwoordigen de meest verscheidene jurisdicties, met het Openbaar Ministerie en de hoven van beroep op kop (respectievelijk 16 en 12 magistraten). Ook de rechtbanken van eerste aanleg (11) en de jeugdrechtbanken (11) zijn goed vertegenwoordigd. Verder waren een aantal stagiairs werkzaam in de vredegerechten, de politierechtbanken, de arbeidsgerechten, de rechtbanken van koophandel en de Raad van State. Velen zijn enthousiast teruggekomen en hebben de handschoen opgenomen om de werking van ons gerecht te verbeteren en innovaties in ons rechtssysteem op gang te helpen brengen. En vooral – dit wordt door veel bursalen beklemtoond – worden de positieve effecten van de stage benut om aan netwerkvorming te doen en om nieuwe inzichten ingang te doen vinden bij de confraters. Dit heeft in een aantal gevallen reeds geleid tot concrete opvolgingsinitiatieven in België, die door de Stichting worden ondersteund. Voortgezette vorming, kennisoverdracht, internationale netwerkontwikkeling en coöperatie, uitwisselingen, persoonlijke verrijking, implementatie van andere en/of nieuwe werkvormen: de oogst is rijk en de Stichting hoopt dan ook dat dit initiatief op een gestructureerde wijze kan worden verder gezet.
Koning Boudewijnstichting Maart 2002
Pagina 10
1. ORGANISATIE EN WERKING VAN HET GERECHT
1.1. Opleiding, vorming en evaluatie van magistraten
COLAES Joëlle
Feed-back over eigen functioneren is een goede zaak
DESTRIJCKER Kathelijn
Permanente vorming voor magistraten
KAISER Alain (zie 1.3.)
Geavanceerde technologie ten dienste van justitie
LUYTEN Stefan (zie 6)
Gedwongen opnames behandeling
MOERMAN Angéline (zie 3.1.)
Méér vorming, méér middelen, méér teamwerk
VAN CAUWENBERGHE Karel (zie 2.3.)
Onderzoeksrechters hebben centrale databanken nodig
VRANCKEN Lode
Naar een Europees opleidingscentrum voor de magistratuur?
vragen
om
efficiënte
Joëlle COLAES
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
Feed-back over eigen functioneren is een goede zaak Joëlle COLAES Toenmalige functie Rechter bij de Politierechtbank te Antwerpen Doel stage Nagaan hoe men in Canada omgaat met evaluatie van individuele magistraten Stageplaats Nova Scotia Judicial Development Program, Canada Ministerie van Justitie, Ottawa
Feed-back komt het functioneren van magistraten ten goede Net als bij ons kent Canada het systeem van onafhankelijke rechters. De idee dat het functioneren van rechters deel uitmaakt van de kwaliteitszorg van het gerechtelijk systeem maakt er, net als bij ons, steeds meer opgeld. Evaluaties van het individueel functioneren van rechters, een pilootproject dat aanvankelijk op een dosis wantrouwen stuitte, blijkt voor de meerderheid van de betrokkenen een positieve ervaring te zijn. Hoe heeft het Nova Scotia Judicial Development Program die evaluaties aangepakt?
Garantie van vertrouwelijkheid De oorsprong van het evaluatieproject in Nova Scotia was, net als bij ons, een malaise van de rechterlijke macht naar aanleiding van een geruchtmakend incident. Een werkgroep van de rechtbank van Nova Scotia ging samen met enkele leden van de balie op zoek naar manieren om het functioneren van rechters te optimaliseren en werkte een evaluatieproject uit op basis van vrijwilligheid en vertrouwelijkheid. Dit laatste bleek een conditio sine qua non te zijn alvorens de magistraten bereid waren mee te werken aan het project. Na aanvankelijk wantrouwen bleek, mits de nodige garanties, ongeveer 60 procent van de magistraten bereid deel te nemen aan de evaluatie. Het functioneren van de rechter werd beoordeeld door 50 verschillende advocaten per rechter. Ze vulden hiertoe een antwoordformulier in. De rechter vulde een zelf-evaluatieformulier in. De rechter werd beoordeeld op juridische bekwaamheid, onpartijdigheid, managementvaardigheden, oordeelsvorming en menselijke bejegening. Senior rechters of recent op rust gestelde rechters traden op als mentor voor de deelnemende rechters en bespraken de resultaten met hen. Alle geïnformatiseerde gegevens werden na afloop vernietigd.
Pagina 15
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Joëlle COLAES
Een leerrijke ervaring Het resultaat van dit evaluatieproject werd door quasi alle deelnemers als bijzonder bevredigend ervaren. De deelnemende magistraten zeiden veel steun te ondervinden van de bespreking van de resultaten met hun mentor. Uit een beperkte pool van mentors konden de individuele magistraten kiezen met wie ze hierover een gesprek wilden aangaan. Meer dan tachtig procent van de rechters werd door de advocaten als goed tot uitstekend beoordeeld. Meer dan 90 % van de deelnemende rechters en advocaten was van mening dat het evaluatiesysteem op permanente basis zou moeten uitgewerkt worden en dat het systeem geen gevaar biedt voor de onafhankelijkheid van de rechter.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Evaluaties door wie zicht heeft op de rechter In België is men gestart met het evalueren van magistraten door collega´s en door hun voorzitter. Maar deze collega´s zijn niet op de zitting aanwezig en daardoor niet steeds het best geplaatst om te evalueren. Bovendien kan de wetenschap dat men enkele jaren later zelf beoordeeld wordt door wie men moet beoordelen remmend werken. Een evaluatie, anoniem verwerkt, door advocaten die de rechters dagdagelijks in actie zien, is daarom meer aangewezen.
Een stimulerend gesprek is meer aangewezen dan een financiële sanctie In ons land wordt er een financiële sanctie gekoppeld aan een negatieve evaluatie. Ook dit werkt remmend op de objectiviteit van de evaluatie. Het Canadese voorbeeld van een vertrouwelijke bespreking van de resultaten met een mentor van keuze die geen rechtstreekse bevoegdheid heeft over de magistraat werkt daarentegen bevorderend en stimulerend.
Vertrouwelijkheid van de gegevens is cruciaal Om evaluatieprojecten een kans van slagen te geven, is het cruciaal mensen vertrouwelijkheid te garanderen. De mededeling van de evaluatiedossiers aan de uitvoerende macht, zoals momenteel in België gebeurt, is niet bevorderlijk voor een positief resultaat. Mensen zijn meer gemotiveerd om lessen te trekken uit vertrouwelijke en vrijwillig aangegane feed-back. Het zou een goede zaak zijn in ons land een beperkt, aan het Novia Scotia project gelijkaardig pilootproject uit te werken. Belangrijke aandachtspunten hierbij: de vorming van mentors om deze taak te vervullen en het overwegen van de mogelijkheid om een two way evalutiesysteem met de balie uit te werken, wat dus anonieme en vertrouwelijke feed-back van beide groepen spelers aan elkaar inhoudt. De vraag rijst ook of in een latere fase ook andere personen, zoals griffiers betrokken zouden kunnen worden bij de evaluaties.
Pagina 16
Kathelijn DESTRIJCKER
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Permanente vorming voor magistraten Kathelijn Destrijcker is als korpschef erg begaan met de kwaliteit van de rechtspraak door haar rechtbank. Uiteraard speelt permanente vorming daar een belangrijke rol in. De zaken worden steeds complexer en gespecialiseerder, maar ook de wijze waarop justitie haar taak uitoefent evolueert onder invloed van het verwachtingspartroon van de maatschappij. In België bestaat er een groot aanbod qua bijscholing en vorming, maar het is niet altijd even goed gestructureerd.
Welke mogelijkheden tot permanente vorming hebben de magistraten van uw rechtbank? "Op onze tweemaandelijkse vergaderingen wordt systematisch alle informatie over studiedagen meegedeeld naast de opleidingen die georganiseerd worden door het Ministerie van Justitie. De meeste magistraten maken daar trouwens gretig gebruik van, ondanks de soms moeilijke materiele omstandigheden wegens hoge werklast en tijdsgebrek. Recent werd binnen onze rechtbank een vervangsysteem voor de terechtzittingen ingevoerd zodat elke magistraat ten minste twee studiedagen per semester kan bijwonen". Beantwoordt het aanbod aan wat de magistraten verwachten? "Het aanbod aan juridische thema’s is groot en gediversifieerd. Onderwerpen met betrekking tot nieuwe wetgeving zijn erg belangrijk en kunnen op een grote belangstelling rekenen. Wanneer justitie naar meer openheid wil evolueren dient ook aandacht besteed te worden aan opleidingen die gericht zijn op communicatieve vaardigheden, luisterbereidheid en conflicthantering. Met betrekking tot de wijze waarop de diverse opleidingen worden opgevat, meen ik dat het nuttig kan zijn om ons systeem te toetsen aan het Angelsaksisch model. Daar wordt meer nadruk gelegd op interactie tussen deelnemers en lesgevers. Dit veronderstelt dat de deelnemers de cursus voorbereiden aan de hand van studiemateriaal dat hen vooraf ter beschikking wordt gesteld of zelf een case study voorstellen, zodat tijdens de opleiding de praktijkgevallen kunnen besproken worden."
Pagina 17
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Kathelijn DESTRIJCKER
Wie zult u in Washington en in New York ontmoeten? "In Washington wordt de permanente vorming van de magistraten op federaal niveau gecoördineerd door het Federal Judicial Center. Ik zal vooral kontakten hebben met de diensten ‘Judicial Education’ en ‘Court Education’ die verantwoordelijk zijn voor de planning en organisatie van opleidingen voor magistratuur en rechtbankpersoneel. Deze diensten maken tevens gebruik van moderne opleidingstechnieken op afstand zoals televisienetwerken, videoprogramma’s en internet. In New York zal ik kontakten hebben met het Office of Court Administration, dat voor de staat New York verantwoordelijk is voor permanente opleiding. Daar zal mijn aandacht vooral gaan naar de thema’s van opleidingsprogramma’s enerzijds en de evaluatie van die programma’s door korpsoversten, rechters en rechtbankmanagers anderzijds."
Kathelijn Destrijcker ¾ Voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen ¾ Stageplaats: Verenigde Staten van Amerika – Washington : Administrative Office of US Courts, Federal Judicial Center; New York : NYS Office of Court Administration Duur van de stage: twee weken
Pagina 18
Lode VRANCKEN
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Naar een Europees opleidingscentrum voor de magistratuur? Lode VRANCKEN Toenmalige functie Rechter in de Rechtbank van Eerste Aanleg te Tongeren Doel stage De organisatie van gerechtelijke stages in het buitenland onderzoeken Stageplaats L´Ecole Nationale de la Magistrature, Bordeaux
Al doende leren Het meest naar voor springende element van de wijze waarop kennisoverdracht aan magistraten in opleiding plaatsvindt in Frankrijk is het ´al doende leren`: maar liefst 40 % van de leertijd gaat in Bordeaux naar praktijkgerichte opleiding. Er wordt bijvoorbeeld een leersituatie gecreëerd door middel van een rollenspel, waarbij de verschillende actoren zich na dossierstudie verplaatsen in hun rol en al doende leren.
Het rollenspel wordt begeleid door en besproken met een ervaren magistraat. Hiermee vergeleken zijn de Belgische stages zeer theoretisch. In ons land kan de procureur-generaal of de auditeurgeneraal de stagiair weliswaar aanstellen om het ambt van openbaar ministerie geheel of ten dele uit te oefenen voor de duur van zijn stage, wat waardevolle praktijkervaring oplevert. Omgaan met de pers is een element dat tijdens de opleiding in Bordeaux ook uitdrukkelijk aan bod komt, en maatschappelijk relevant is in deze tijd. Tijdens de vorming wordt gebruik gemaakt van informatie- en communicatietechnologie, zoals power point presentaties en andere multimediatoepassingen.
Pagina 19
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Lode VRANCKEN
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Een centrale opleiding Ons land kent geen centrale opleiding zoals in Frankrijk het geval is. Theorie en praktijkervaring in de schoot van de rechtbank zijn bij ons volledig opgesplitst. Een opleidingscentrum waar de gerechtelijke stage in haar geheel wordt gecoördineerd, zoals dat bijvoorbeeld het geval is bij onze noorderburen, zou een goede zaak zijn. Dergelijk opleidingscentrum zou tevens kunnen instaan voor permanente vorming en een ontmoetingsplaats bieden aan magistraten om zich te bezinnen over hun werk, ervaringen uit te wisselen met elkaar en zou een forum kunnen vormen naar de overheid, de burger en andere actoren in het gerechtelijk proces.
Een Europese opleiding België telt jaarlijks ongeveer vijfenzeventig nieuwe gerechtelijke stagiairs. Dat is natuurlijk een klein aantal om opleiding voor te organiseren. Het zou interessanter zijn om vorming niet alleen op nationaal maar ook op Europees niveau te bekijken, en wel om twee bijkomende redenen: • het ondervragen van beklaagden, het beraadslagen met collega´s, de communicatie met de media en het nadenken over de vorm, de inhoud en de weerslag van uitspraken verschillen niet wezenlijk binnen de landen van de Europese Unie; • de rechtspraken in Europese landen groeien steeds meer naar elkaar toe. Een internationaal vormingscentrum met inzet van multimedia zou een nu bestaande leemte kunnen opvullen.
Stage aan de balie Tot en met augustus 2000 was een stage aan de balie een verplichte voorwaarde om toegelaten te worden tot de gerechtelijke stage. Thans is dat niet meer het geval. Omdat niemand beter dan de advocaat zich kan inleven in de noden van een rechtzoekende of de rechten van de verdediging is minstens een korte stage aan de balie aangewezen. In Frankrijk start het derde stagejaar met een daadwerkelijke stage aan de balie gedurende twee maanden.
Pagina 20
1.2. Statuut magistraten
LEBEAU Jean-Philippe
Een radicale verandering
en
onafwendbare
mentaliteits-
Jean-Philippe LEBEAU
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Een radicale en onafwendbare mentaliteitsverandering Jean-Philippe LEBEAU Toenmalige functie Voorzitter van de handelsrechtbank van Charleroi Doel stage Nagaan hoe het tijdelijk mandaat van de korpsoversten in Canada praktisch wordt toegepast en welke de invloed ervan is op de werking van de rechtbanken Stageplaats Hof van Québec, raad van de magistratuur van Québec, hooggerechtshof van Québec, rechtbank voor de rechten van de persoon, Canadees hof voor fiscale zaken, commissariaat van de federale magistratuur, federale rechtbank van Canada, gemeentelijke rechtbank van Montréal, balie van Québec.
« In onze rechtsstructuren zijn we rechtstreeks van de 19de in de 21ste eeuw gestapt… », aldus Jean-Philippe Lebeau. Terwijl er tientallen jaren lang niets veranderde in de organisatie van de magistratuur, beschikt België nu, dankzij de Octopus-hervormingen, over zeer moderne structuren. Het collectieve trauma na de Dutroux-affaire heeft immers een en ander in een stroomversnelling gebracht. Ons land is het eerste in Europa dat gebroken heeft met de klassieke opvatting van de onaantastbaarheid van de korpsoverste, die voortaan wordt aangesteld « voor een mandaat van zeven jaar dat niet onmiddellijk vernieuwbaar is in een zelfde rechtbank of parket. » De hervorming werd in een emotioneel geladen context doorgevoerd, niet na langzaam en rijp beraad. Niet te verwonderen dus dat zij binnen het gerechtelijk apparaat op veel weerstand is gestoten.
Hoe wordt het tijdelijk mandaat van de korpsoversten in Canada ingevuld en ervaren, waar het al twintig jaar van kracht is? Functioneren de rechtbanken er beter en dynamischer? Met die vragen trok Jean-Philippe Lebeau naar Canada. « Ik heb ontzettend veel geleerd, zegt hij. Ik zocht een technische beschrijving van het Canadese systeem, om er de zwakke punten, de praktische moeilijkheden maar ook de troeven van te ontdekken. De gesprekken die ik er had leidden uiteindelijk altijd tot een meer algemene reflectie over het statuut en de onafhankelijkheid van de magistraten, over de hiërarchie tussen korpsoversten en rechters. » De dynamische werking van de Canadese rechtbanken blijkt in grote mate toe te schrijven aan de moderne en democratische verhoudingen binnen de magistratuur: de korpsoversten zijn dynamischer omdat ze de functie maar voor een bepaalde tijd waarnemen, en de rechters aan de basis ook, omdat zij sterker bij het management worden betrokken.
Pagina 23
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Jean-Philippe LEBEAU
Twee fundamentele principes bepalen de gerechtelijke organisatie in Canada: ten eerste zijn alle magistraten gelijk, de korpsoverste is alleen de 'primus inter pares', en ten tweede handelt een rechter altijd volstrekt onafhankelijk. Of om het wat beeldrijker te zeggen: 'de korpsoverste is mijn baas niet' en 'de magistratuur is een koor van solisten'. De wetgever heeft het tijdelijk mandaat in België ingevoerd om het beheer van de rechtbanken een stuk efficiënter te maken. Maar het impliceert ook een onvermijdelijke en radicale mentaliteitswijziging : « Het Belgisch gerechtelijk apparaat verandert ingrijpend, legt Jean-Philippe Lebeau uit: we maken de overstap mee van een hiërarchische naar een democratische cultuur. » Sinds zijn terugkeer tracht hij aan te tonen dat de mentaliteit effectief in die richting moet veranderen, zoals bijvoorbeeld in zijn artikel in het Journal des Tribunaux (27/10/2001, pagina 745 tot 748). Toch kan niet worden ontkend dat sommige korpsoversten het moeilijk zullen hebben om weer gewoon rechter te worden: het gevaar bestaat dat men het gevoel heeft niet gewaardeerd te worden, in minder gunstige arbeidsomstandigheden moet werken (in Canada is dat niet zo). Maar daar zijn oplossingen voor. Een eerste mogelijke oplossing is de magistraten mobieler te maken: België telt veel rechtbanken, wat nogal wat mogelijkheden biedt. Ook een sabbatjaar zoals in Canada kan worden overwogen, of de formule waarin een rechter een vorm van actief brugpensioen krijgt. Bovendien is het in Canada niet ongebruikelijk dat een magistraat naar de privé-praktijk terugkeert, wat in België niet het geval is. Ten slotte verwacht men in België dat de korpsoversten een soort van 'superhelden' zijn, van wie de werking van de rechtbanken afhangt: maar uit de Canadese ervaring blijkt dat dynamisme ook sterk te maken heeft met het gevoel van gelijkheid en onafhankelijkheid dat alle magistraten er hebben; zij werken er samen aan een doeltreffende en harmonieuze justitie. 'Primus inter pares' eerder dan 'pater familias' : « ook in België maakt het tijdelijk mandaat die ontwikkeling onafwendbaar, » besluit Jean-Philippe Lebeau.
Pagina 24
1.3. Organisatie en werking van hoven en rechtbanken en van procedures
ADRIAENSEN Philippe (zie ook 1.6.)
Door efficiëntere selectie en management kunnen dossiers sneller afgehandeld worden
BOLLEN Rita
De grote sprong van de 19de naar de 21ste eeuw
DE BAETS Paul
Pleidooi voor efficiëntere en transparantere rechtbanken
DELVOIE Guy
Ondersteuning voor eigen managementsmodellen
EVERS Frederik
Een autonoom beleidsorgaan kan de communicatie en efficiëntie verhogen
GOSSERIES Philippe
Geen time-out meer
KAISER Alain (zie ook 1.1. en 2.4.)
Geavanceerde technologie ten dienste van justitie
RAPAILLE Guy (zie ook 2.5.)
De ondersteunende rol van het parket-generaal in finan-ciële zaken
VANDERSTICHELE Geneviève
Gerecht en burger winnen bij meer informatietechnologie
Philippe ADRIAENSEN
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Door efficiëntere selectie en management kunnen dossiers sneller afgehandeld worden Philippe ADRIAENSEN Toenmalige functie Raadsheer, Hof van beroep te Antwerpen Doel stage De toepassing van geschillenbehandeling en de evolutie in het zeerecht in Groot-Brittanië bestuderen. Stageplaats London (sollicitors bureaus, International Maritime Organisation, Lloyd’s)
Rechters krijgen een pro-actieve rol Anders dan bij ons heeft een rechter in Groot-Brittanië heel wat invloed op het verloop van een civiel geding en op de procedures voorafgaand aan het geding. Een en ander is het gevolg van een herziening van regels in civiele geschillen, de zogenaamde Woolf’s Reform van 1999. Enkele krachtlijnen van deze herziening:
De rechtbank moet aan ‘case management’ doen De rechter krijgt een actieve rol toebedeeld in de voorbereiding en de behandeling van een zaak. Hij moet namelijk de partijen aanmoedigen onderling een akkoord te treffen op het risico de gedingkosten - en die zijn niet gering - te moeten betalen bij ‘vaststaand onredelijk gedrag’. De rechter kan gebruik maken van civil procedure rules, practice directions en court orders om aan actief ‘case management’ te doen. Concreet betekent dit dat de rechtbank handelt op basis van een standaard reglement en een aantal pre-action protocollen om de partijen aan te zetten tot een buitengerechtelijk vergelijk. Geldelijke sancties fungeren daarbij als stok achter de deur.
Pagina 27
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Philippe ADRIAENSEN
Een driesporensysteem Als hulpmiddel voor het zo efficiënt en snel mogelijk afwerken van dossiers, werd er in Groot-Brittanië een driesporensysteem ontwikkeld. Een dossier wordt van meet af aan ondergebracht in één van de volgende drie sporen of tracks: • small claim track: voor dossiers die zaken tot en met 5.000 pond behelzen ; • fast track: voor zaken waarmee geldelijke belangen tussen de 5.000 en 15.000 pond gemoeid zijn, en die niet langer dan één dag in beslag nemen ; • multi track: voor zaken die een groot publiek aanbelangen en/of belangrijke geldsommen betreffen. In de afhandeling van deze zaken is een grote flexibiliteit ingebouwd in overeenstemming met hun complexiteit. Door een pro-actief optreden, duidelijke procedures en gestandaardiseerde vormen van geschilhantering krijgt de rechter sinds de Woolf’s Reform een grote mate van verantwoordelijkheid voor het goed verloop van een proces. Dat kan men gerust een aardverschuiving noemen in vergelijking met de voormalige procedures die te langdradig en kostelijk waren om van effectief management te spreken. Vanzelfsprekend staat of valt heel dit systeem met de competentie van rechtbanken om sancties op te leggen bij het niet naleven van de richtlijnen.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Om de toenemende instroom van zaken op het Hof van beroep te kunnen beheersen, zijn structurele maatregelen van blijvende aard nodig. De hoven van beroep dienen een actieve rol toebedeeld te krijgen in de voorbereiding en de behandeling van een zaak. Verder is er bijstand nodig van referendarissen en een ontlasting van een aantal routine-verplichtingen. Een auto-responsabilisering van de magistratuur vereist dat zij de nodige wapens in handen krijgt om de strijd te kunnen aanbinden met de gerechtelijke achterstand. Zaken worden best ingeleid in een kamer met een alleenzetelende raadsheer (rolregeling) die in samenspraak met de partijen het verdere verloop zal bepalen. Dit kan via een ‘filterkamer’ met korte debatten, via een collegiaal samengestelde kamer of via (externe) bemiddeling. Na gedachtenwisseling met alle actoren met het oog op conflictbemiddeling, kan de magistraat pro-actief optreden. Het reeds bestaande protocol-akkoord met de vertegenwoordigers van de onderscheiden balies is een geschikt werkmiddel. Het verdient meer aanmoediging en zou best meer bindende kracht krijgen.
Pagina 28
Rita BOLLEN
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
De grote sprong van de 19de naar de 21ste eeuw Rita BOLLEN Toenmalige functie Rechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, voorzitter van de burgerlijke afdeling in de Rechtbank van eerste aanleg Doel stage Organisatie en werking van de burgerlijke afdeling van de rechtbank van eerste aanleg: welke interessante voorbeelden zijn er in onze buurlanden te vinden? Stageplaats Maastricht en Amsterdam (arrondissementsrechtbank), Lille (Tribunal de grande instance) en Berlijn (Landgericht) Duur Vier weken
Vaak moet de rechter nog werken zoals in de 19de eeuw. De magistraat is een thuisarbeider die op de rechtbank geen kantoor heeft en daardoor weinig contacten onderhoudt met collega's en medewerkers. Het gerechtelijke systeem wordt vooral passief beheerd, zonder globale strategie om de instroom van dossiers onder controle te houden of om bepaalde zaken systematisch door te verwijzen naar andere vormen van conflictoplossing. Aan de vooravond van het derde millennium is het tijd dat concepten zoals teamwerk, overleg en dynamisch procesmanagement ook op de rechtbank hun intrede doen.
Strafrechtelijke zaken krijgen meer media-aandacht, maar het is vooral in de behandeling van burgerlijke zaken dat er grote problemen rijzen qua overbelasting en gerechtelijke achterstand, zodat de burger zijn vertrouwen in justitie dreigt te verliezen. Volgens Rita Bollen heeft dat duidelijk niet alleen met een gebrek aan middelen te maken: 'Het volstaat niet om justitie meer geld te geven, - wat zeker nodig is -, men moet de hele organisatie van het systeem herdenken zodat de beschikbare middelen optimaal worden benut. Zonder een rechtbank met een bedrijf te willen gelijkstellen, vind ik toch dat justitie zich kan inspireren op bepaalde managementtechnieken die in de privé-sector hun nut hebben bewezen. Dat is trouwens de weg die onze noorderburen zijn opgegaan en blijkbaar met goede resultaten. Ik denk dus dat het Nederlandse experiment leerrijk kan zijn voor ons land, temeer daar de rechtbanken een grotere financiële autonomie hebben'.
Pagina 29
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Rita BOLLEN
Nochtans is het aantal magistraten in Nederland verhoudingsgewijs kleiner dan in België. Maar ze kunnen er op een veel betere omkadering rekenen, benadrukt de Antwerpse magistraat: 'Tijdens de managementopleiding die ik heb gevolgd, heb ik kunnen vaststellen dat onze Nederlandse collega's veel meer in team werken. De rechter beschikt daar over administratieve en juridische medewerkers aan wie hij bepaalde taken kan delegeren. Zo kan de rechter zich tot zijn essentiële taak beperken, namelijk recht spreken. Daarom ben ik voorstander van een betere omkadering eerder dan van een kaderuitbreiding'. In België heeft de wet van 24 maart 1999 weliswaar een kader van referendarissen voor de magistraten van de zetel van de hoven van beroep en van de rechtbanken van eerste aanleg ingevoerd, maar die ontwikkeling staat nog in de kinderschoenen. Het zal ook interessant zijn om de kwaliteit van de omkadering in Frankrijk en in Duitsland te vergelijken.
Naar een meer actieve rol van de rechter Zelfs met een efficiëntere interne organisatie, dreigt het gerechtelijk systeem overbelast te geraken als er geen maatregelen komen om de instroom van dossiers te beperken. Bemiddeling is één van de middelen om bepaalde geschillen op een andere manier op te lossen. Rita Bollen zal gaan kijken hoe het akkoordprotocol werkt dat in 1997 tussen de Amsterdamse rechtbank en de Orde van Advocaten werd afgesloten om bemiddeling aan te moedigen. Het voorstel van de bemiddelaar kan naderhand door de rechter worden bekrachtigd. Men kan zich ook afvragen of justitie in België voor sommige zaken niet te goedkoop is in vergelijking met de ons omringende landen. Moet de kostprijs niet verhoogd worden zodat de partijen (en vooral de 'beroepsklanten' van justitie zoals b.v. verzekeringsmaatschappijen) in sommige zaken de voorkeur geven aan een conflictoplossing buiten de rechtbank? Een andere heel belangrijke piste bestaat erin dat de rechter een meer actieve rol zou spelen bij het procesverloop. Omdat de Belgische rechter in principe slechts op vraag van de partijen optreedt, kan hij niet zelf tussenkomen om de zaak te activeren. In een moderne opvatting van justitie wordt dit oude beginsel steeds meer in vraag gesteld. In dat verband lijkt met name Duitsland nieuwe wegen te verkennen: daar kan de rechter dwingende termijnen voor het in staat stellen van de zaak opleggen teneinde onnodige vertraging te vermijden en de zittingen beter te kunnen plannen. En een snellere afhandeling van de zaak is niet alleen kostenbesparend, maar ook een prioriteit voor de burger.
Pagina 30
Paul DE BAETS
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Pleidooi voor efficiëntere en transparantere rechtbanken Paul DE BAETS Toenmalige functie Rechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen Doel stage De rechtspositie van de magistraat en de organisatie van werkprocessen in Nederland besturen en toetsen op hun toepasbaarheid in België. Interesse Vanuit eigen initiatieven om de efficiëntie van de rechtbank te verhogen, zoeken naar verdere inspiratiebronnen. Stageplaats De arrondissementsrechtbank van Rotterdam
Vanuit een globale beleidsvisie naar een performante dienst en open bedrijfscultuur Een duidelijke visie De rechterlijke organisatie in Nederland vertrekt vanuit een duidelijk onderbouwde globale visie. Haar drie leidende principes zijn onafhankelijkheid, kwaliteit en doelmatigheid. Dienstverlening aan de burger staat centraal. Verdere doelstellingen zijn: openheid naar de samenleving, herinrichten van interne en externe werkprocessen, versteviging van de rechtbankbesturen, uitbouw van de landelijke voorzieningen en een beter personeelsbeleid.
Inzet van informatica Elke twee weken vergadert het dagelijkse bestuur van de rechtbank van Rotterdam. De dagorde wordt per electronische post doorgezonden, evenals het verslag. De informatisering is goed uitgebouwd: dagelijks en wekelijks worden er back-ups gemaakt van de bestanden, en in geval van storing is er binnen de 24 uur een noodoplossing voorzien. Ook de zittingszalen zijn uitgerust met moderne communicatiemiddelen: verklaringen worden in de computer geregistreerd en telefoons zijn binnen handbereik. Vanuit de zittingszaal wordt op een groot electronisch bord (het "Schiphol"-bord) in de wandelzaal aangegeven of er vertraging is.
Management van werkprocessen en van personeel De informatisering van werkgegevens laat o.a. een werklastmeting toe. Deze wordt geraadpleegd bij de verdeling van de werklast en het opmaken van tijdschema’s. Zogenaamde "bouwstenen" werken bovendien tijdbesparend. Bouwstenen zijn juridisch onderbouwde standaardteksten voor vaak terugkerende uitspraken, waarin specifieke dossiergegevens ingevoerd worden. Vooral zaken van personen- en familierecht lenen zich er goed toe.
Pagina 31
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Paul DE BAETS
Paul De Baets: "Overleg, betrokkenheid op ieder niveau, tijdig evalueren, functioneringsgesprekken en vooral een duidelijk geëlaboreerd statuut zijn verdere elementen die bijdragen tot een beter sociaal ondernemingsklimaat". Het personeelsstatuut in Nederland getuigt van meer flexibiliteit dan in België: bij ons is er bijvoorbeeld geen erkend recht op deeltijds werk; in de Rotterdamse rechtbank werkt één op vijf rechters op deeltijdse basis. Er heerst bij onze noorderburen ook een grotere vrijheid om een eigen vakantieregeling uit te werken, zolang de taakinvulling zich er niet tegen verzet. Kortom, de Nederlandse organisatie is minder dirigistisch en meer op overleg gestoeld dan de onze.
Veilige en efficiënte infrastructuur Het veiligheidsconcept van het nieuwe gerechtsgebouw vertaalt zich in haar tweedelige structuur: enerzijds een zittingzalencomplex met afzonderlijk circuit voor gedetineerden en speciale beveiliging voor magistraten en beambten, anderzijds een administratief gebouw waarin diverse diensten zijn ondergebracht. Elke magistraat heeft zijn eigen werkkamer. Op de derde verdieping is er een overbrugging tussen beide gebouwen, waarlangs rechters en medewerkers via een afzonderlijk circuit naar de zittingszalen komen. Ze komen dus niet rechtstreeks in contact met het publiek en de advocaten, tenzij in de zittingszalen.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk •
organiseren van gestructureerde overlegmomenten per jaar binnen verschillende secties van de rechtbank, waarbij zowel het zittingsmanagement als intervisie aan bod komen. Dit geeft zowel mogelijkheden om tot grotere efficiëntie en informatiedoorstroming te komen als steun voor jongere collega’s. Dit gebeurt reeds binnen bepaalde secties van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen. Paul De Baets: "Wat ik in Nederland zag, bevestigt voor mij de haalbaarheid van het proces waar we reeds mee bezig zijn, en verhoogt mijn vertrouwen dat een performante openbare dienst mogelijk is".
•
in de werkorganisatie kunnen meer lijnen getrokken worden dan nu het geval is: in het personeels-statuut en vakantieregelingen bijvoorbeeld, maar ook in het nadenken over de invulling en vormgeving van het nieuwe gerechtsgebouw van Antwerpen. Paul De Baets denkt aan een Project voor de Integratie van de Eerstelijns Rechtbanken van Antwerpen (PIERA): "Het samenbundelen van energie zou een mooie impuls kunnen geven aan zowel het nieuwe gebouw als aan de werkorganisatie. En beiden staan niet los van elkaar, want de organisatie van de werkomgeving bepaalt hoe we kunnen werken".
•
in Nederland tekende de Commissie Leemhuis krachtlijnen uit voor een globale hervorming van zowel de organisatie als de rechtspositie van de zittende magistratuur. In België zijn er reeds aanzetten te vinden voor nieuwe krachtlijnen, bijvoorbeeld in het rapport van de parlementaire onderzoekscommissie Dutroux, "Het bos en de bomen" van Stefaan De Clerck of de peiling naar aanleiding van de Staten-Generaal. Er kan in ons land verder gegaan worden in een visiebepaling en uitwerken van krachtlijnen.
Pagina 32
Guy DELVOIE
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Ondersteuning voor eigen managementsmodellen Guy DELVOIE Toenmalige functie Magistraat-coördinator, Hof van beroep te Brussel Doel stage Doorgedreven kennis verwerven van de theoretische en praktische aspecten van rechtbank-management. Stageplaats Institute for Court Management, Virginia, en the seventh circuit Court of Appeal, Chicago, U.S.A.
'Efficiënt beheer op basis van goede analyses' Het ingediende project was géén stage in de eigenlijke zin van het woord. Zoals in de aanvraag uitdrukkelijk gesteld en geargumenteerd, ging het om een opleidingsprogramma inzake rechtbankmanagement voor hoofdzakelijk Amerikaanse, maar ook buitenlandse deelnemers. Het programma omvatte een theoretisch gedeelte, dat verder uitgewerkt diende te worden in de vorm van een eigen managementsproject gedurende negen maanden in het eigen gerecht, het schrijven van een thesis hierover en een stage in een Amerikaans Hof van beroep.
Concepten en praktijken van management In het eerste deel van het programma stonden niet zozeer het concrete rechtbankmanagement maar eerder de ontwikkeling van leiderschapstechnieken centraal. Dit gedeelte was minder aangepast aan de deelname van buitenlandse geïnteresseerden dan verhoopt. Niettemin bevatte het een kennisname met specifieke concepten uit het Amerikaanse rechtbankmanagement, zoals het ‘differentiated case management’, ‘case flow management’ en het concept van het rechtscollege als een organisatie die zelfregulerend is, maar wel verantwoording dient af te leggen. Het impact hiervan op de efficiëntie en op het oplossen van problemen kwam eveneens aan bod.
Uitwerken van managementsproject De opvolging van een eigen project door de Amerikaanse supervisor was zeer intensief en kritisch en had een onmiddellijk impact op het eigen werkterrein door de gewonnen inzichten in managementsanalyses, in statistische verwerking en aanwending van gegevens, in het systematisch verzamelen en aanwenden van strategische informatie over de eigen werkprocessen, enzovoort. Dit resulteerde in een eindwerk over de manieren om het rechtbankmanagement van het Hof van beroep positieve impulsen te geven.
Pagina 33
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Guy DELVOIE
Mogelijke inplicaties voor de Belgische praktijk De opgedane ervaring blijkt van grote praktische waarde en stimulerend voor de ontwikkeling van een reële managementscultuur. Rechtbankmanagement komt slechts langzaam op gang in België en dat heeft te maken met de aard van de gerechtelijke organisatie: eerder dan een zelfregulerend organisme dat verantwoording dient af te leggen, werkt ons gerechtelijk systeem als een machine, die niet verantwoordelijk is voor de toevoer van brandstof. Een machine kan niet ter verantwoording geroepen worden voor het feit dat de machinist er te weinig olie in gegoten heeft. Eerst wanneer de mogelijkheden tot autonoom budgetbeheer verhoogd worden, kan er sprake zijn van echte managementsmogelijkheden. Maar ook binnen het huidig kader bleek het mogelijk om met een doordacht management successen te boeken. Meer bepaald op een van de voornaamste punten van wrevel voor de rechtzoekenden: de te lange procesduur. Een uitgekiend systeem van ‘procesmanagement’ laat toe de gemiddelde duur van een proces in beroep met achttien maanden te verminderen. In de huidige stand van de wetgeving kan het hof dit systeem niet aan de advocaten opdringen. Daarom is het uitgangspunt dat het hof aan advocaten die snel(ler) vooruit willen, zijn actieve deelname verleent in een systeem van vereenvoudigde en versnelde toepassing van de meest doeltreffende wettelijke regels in verband met de voortgang van het proces. Dit wordt gekoppeld aan een ontradingspolitiek t.o.v. van andere, minder efficiënte, tijdrovende en kostelijke procedures. Het systeem kent een opzienbarend succes: het wordt thans toegepast in ruim 60 % van de (nieuwe) dossiers en leidt in die dossiers tot een vermindering van de ‘advocatentijd’ van gemiddeld méér dan 23 maanden tot amper 5 maanden. Ten gevolge van dit groot succes dreigt er echter, verderop in de procesdoorloop, een flessenhalsprobleem te ontstaan. Meer dossiers worden op korte tijd ingediend voor behandeling door het Hof en -tenzij de mogelijkheden van het Hof vergroten om efficiënt te reageren op deze vraag- lijkt de gewonnen tijdwinst in de volgende fase weer verloren te gaan door het langer worden van de wachttijden binnen het hof zelf. Dit project bewijst dat de procesduur gevoelig kan ingekort worden door beter management. De vraag aan de overheid om uit dergelijke, op het terrein ontwikkelde projecten, lering te trekken en de rechtbanken beter te ondersteunen in hun pogingen daartoe, is groot.
Pagina 34
Frederik EVERS
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Een autonoom beleidsorgaan kan de communicatie en efficiëntie verhogen Frederik EVERS
Een autonoom gerechtelijk beleidsorgaan
Toenmalige functie Vrederechter bij het vredegerecht te Gent
Een autonome, machtige Hoge Raad voor de Magistratuur ...
Doel stage Denkpistes onderzoeken die kunnen leiden tot de modernisering van justitie. Interesse Vanuit de dagdagelijkse confron-tatie met zedendelinquentie en met daders en slachtoffers zoeken naar efficiënte reactiewijzen. Stageplaats Italië, rechtbanken van Cagliari, Hoge Raad voor de Magistratuur te Rome en Universiteit van Bologna
De Consiglio Superiore della Magistratura (CSM) speelt een allesbepalende rol in het reilen en zeilen van de Italiaanse justitie en staat garant voor de totale onafhankelijkheid van de magistratuur (rechters en openbaar ministerie). Op deze haast almachtige positie komt kritiek vanuit zowel academische als politieke hoek. De CSM dringt zélf aan op wetgevend werk om haar structuur te verbeteren en te actualiseren en tracht door zelfregulering kritieken te ondervangen.
Enkele voorbeelden van de bevoegdheden van de CSM: toelatingsproeven, bevorderingen, benoemingen, overplaatsingen, evaluatie en research. De CSM wijst eveneens magistraten toe aan de diverse korpsen en beslist over de interne organisatie van die korpsen. Ze verzorgt tevens de vorming van magistraten. Buiten de bescherming en ontwikkeling van de onafhankelijkheid van de individuele magistraat heeft de CSM nog andere objectieven: de efficiëntie en de goede gang van het gerechtelijke apparaat stimuleren, evenals de adekwate uitoefening van diverse functies. Door middel van het zogenaamde "systeem van tabellen", een lijst met vooraf verifiëerbare criteria, wordt getracht de invloed van individuele magistraten en van de korpschef in het bijzonder op het resultaat van een proces te verminderen. Slechts om de twee jaar kunnen rechters van functie veranderen, en een zaak kan niet zomaar bij de rechter van keuze voorgebracht worden.
... die desondanks blootgesteld blijft aan menselijke manoeuvres Als onafhankelijk orgaan van de hoogste staatsrechtelijke orde maakt de CSM geen deel uit van de rechterlijke macht maar staat ze erboven. In de praktijk is ze echter de ware top van de magistratuur, met disciplinaire bevoegdheid.
Pagina 35
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Frederik EVERS
De CSM is ook het intermediërende orgaan tussen de magistratuur en andere staatsrechtelijke instellingen zoals het parlement. Dit is weerspiegeld in haar samenstelling: naast 2/3 magistraten zetelen er ook 1/3 leken in deze raad. Deze laatsten dienen te waarborgen dat wat leeft in de vertegenwoordigde organen en dus ook in het land doorstroomt naar de magistratuur. Ondanks de ideologie van onafhankelijkheid is de politieke invloed onmiskenbaar aanwezig in de CSM: in vroegere jaren was deze invloed nog meer zichtbaar door de hiërarchische, bureaucratische structuur van de raad maar sinds er een zekere nivellering heeft plaatsgevonden, is de politieke invloed meer diffuus en informeel aanwezig. Ze kan zwaar wegen op de loopbaan van een magistraat: de CSM is immers bevoegd voor benoemingen. De kwaliteit van de magistratuur en haar onpartijdigheid worden dan ook in vraag gesteld. De nieuwe politieke wind van de laatste jaren is blijkbaar ook voor de magistratuur en de CSM in het bijzonder een stimulans om orde op zaken te stellen.
Een systeem met achterstand Niet enkel in ons land hebben magistraten het moeilijk om de grote hoeveelheid dossiers bij te benen. De Italiaanse justitie heeft een notoire achterstand. Dit is zeker niet alleen de schuld van de magistraten maar ze worden wel in hoge mate verantwoordelijk gesteld vermits de CSM er blijkbaar niet in slaagt haar "personeel" optimaal te (bege)leiden. Uit de gevoerde gesprekken blijkt wat te verwachten was: een ideaal systeem bestaat niet en er zijn tal van historische invloeden (traditie, politico-cultureel) die een bepaalde evolutie dragen.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Net als de Belgische justitie gaat de Italiaanse justitie momenteel door een periode van zoeken en van zelf bevraging. De grote onafhankelijkheid van de magistratuur leidde ook daar tot een vervreemding met de burger. En het besef is gegroeid dat goed werkende communicatiekanalen tussen justitie en politiek van essentieel belang zijn om te voorkomen dat justitie geen deel zou zijn van de samenleving en voor eigen rekening zou gaan functioneren. • in Italië is er geen hiërarchie tussen de magistraten, en bijgevolg ook geen corporatisme om de eigen groep te beschermen. Eén korps waarin iedereen op gelijke voet staat, is bevorderlijk voor de goede samenwerking. • door het zelfbestuur van de CSM wordt de Italiaanse magistratuur geresponsabiliseerd. Bij ons heeft de Hoge Raad voor de Magistratuur enkel een adviserende functie. • het Italiaanse systeem erkent dat magistraten geen geslachtsloze engelen zijn. Magistraten vinden elkaar daar in een vijftal verenigingen die, ofschoon niet partijgebonden, welk diverse politieke denkpistes weerspiegelen. Tussen de diverse groepen is er discussie en reflectie over theorie en praktijk van het rechtssysteem. Dit verhoogt het engagement en meedenken over gerechtelijke hervormingen.
Pagina 36
Philippe GOSSERIES
Bursaal 2000 – Nog te realiseren stageproject
Geen time-out meer Philippe GOSSERIES Toenmalige functie D.d. eerste voorzitter van de Arbeidsrechtbank van Bergen Doel stage Hoe kan de rechter het caseflow management van dossiers en zittingen in de arbeidsrechtbanken nog verbeteren? Stageplaats Canada: Hof van Québec in Montréal (kamer strafzaken, arbeidsrechtbank, hof van beroep, …) Duur Eén week in totaal
Een dossier snel afhandelen en de tijd voor de verhoren zo goed mogelijk gebruiken zonder de rechten van de verdediging te schenden, is dat niet de droom van elke magistraat? Het is in ieder geval ook het doel dat het zogenaamde 'caseflow management' nastreeft, een werkmethode waarmee Philippe Gosseries kennis heeft gemaakt tijdens een opleiding in rechtbankmanagement, die door het ministerie van justitie werd georganiseerd en die hij naderhand in het Arbeidshof van Bergen in de dagelijkse praktijk heeft toegepast. Hij wil nu zijn aanpak vergelijken met die van collega's in Québec, waar het systeem sinds verschillende jaren op grote schaal wordt toegepast in overleg met de balie.
Het zijn de partijen die het proces maken, zou je kunnen zeggen. Want het tempo waarmee een zaak vordert hangt af van de goede wil van de betrokken partijen en, behoudens de wettelijke voorschriften, kan de rechter op dat vlak maar weinig tussenkomen. Maar tegenwoordig is vertraging uit den boze, omdat het tijdverlies dat ermee gepaard gaat mede verantwoordelijk is voor de gerechtelijke achterstand. In een modern en dynamisch rechtbankmanagement kan de rechter wel actief bijdragen tot een sneller procedureverloop. Dat is het principe dat Philippe Gosseries in de Arbeidsrechtbank van Bergen tracht toe te passen. Het is de verantwoordelijkheid van de rechter om binnen een redelijke termijn recht te spreken. Dat is een fundamenteel recht van de burger, dat trouwens uitdrukkelijk in de Europese Conventie van de Rechten van de Mens wordt vermeld. Het is ook een kwestie van gelijkheid: hoe langer de proceduretermijnen, hoe hoger de kosten, wat in de kaart speelt van de financieel sterkste partij. Redelijke termijnen respecteren is een essentiële voorwaarde voor de geloofwaardigheid en doeltreffendheid van justitie in een rechtsstaat.
Pagina 37
Bursaal 2000 – Nog te realiseren stageproject
Philippe GOSSERIES
Nodeloze verdagingen vermijden Sommigen stellen grote hervormingen voor om de gerechtelijke achterstand te bestrijden. Philippe Gosseries is van mening dat men ook met de bestaande middelen al een heel stuk opschiet: je hoeft het Gerechtelijk Wetboek niet te veranderen om het verloop van de procedure beter te beheren. Het basisprincipe van caseflow management is dat de routing van het dossier wordt versneld door erop toe te zien dat er iets nuttigs gebeurt telkens als de rechtsdag op een bepaalde zittingsdag wordt vastgelegd. En de rechter beschikt reeds over een heel arsenaal aan middelen om dat te doen. Maar dreigt een versnelde procedure de rechten van de verdediging niet in het gedrang te brengen? Helemaal niet. Het is gewoon duidelijk dat veel procedures worden vertraagd door time-outs die werkelijk in niets de kwaliteit van de rechtspraak verbeteren. Het is helemaal normaal dat een zaak wordt uitgesteld wanneer er een nieuw element is en de partijen tijd vragen om te kunnen reageren. Maar het is al veel minder normaal dat een zitting wordt verdaagd omdat de beloofde of de nodige stukken in het dossier ontbreken. De rechter kan dat voorkomen door een paar dagen van tevoren na te gaan of de zaak in gereedheid is en eventueel de griffie te vragen om contact op te nemen met de advocaten zodat zij de ontbrekende stukken kunnen bezorgen. Ook psychologisch is dat belangrijk: met zo'n houding toont men de partijen dat het dossier niet 'slaapt', dat de rechter ermee bezig is, zodat zij uiteindelijk beter voorbereid ter zitting verschijnen. Een andere illustratie van caseflow management is het gebruik van de inleidende zitting. Aangezien er niet gepleit wordt, is dat vaak een puur formele aangelegenheid en de meeste advocaten zijn er niet aanwezig. Maar waarom kan men die gelegenheid niet te baat nemen om met de partijen een takenplan op te stellen en de datum voor de pleidooien af te spreken? Dit voorbeeld toont ook aan dat alle actoren nauw bij het veranderingsproces betrokken moeten worden. De rechter kan alleen aan actief en dynamisch caseflow management doen als alle actoren meewerken: de griffie, het openbaar ministerie en vooral ook de balie, die zelf voorstander is van een beter tijdsgebruik. Zonder overleg met alle betrokkenen en in het bijzonder met de stafhouders, was het experiment in Bergen zeker mislukt. Eigenlijk gaat het meer om een mentaliteitswijziging dan om een wijziging van de teksten. Tijdens zijn verblijf in Canada zal Philippe Gosseries zittingen bijwonen en van gedachten wisselen met magistraten die het systeem in het hof van Québec hebben ingevoerd. Een uitstekende gelegenheid dus om praktijken onderling te vergelijken en om nieuwe ideeën op te doen die het caseflow management nog efficiënter kunnen maken, zonder dat de kwaliteit van justitie wordt aangetast.
Pagina 38
Alain KAISER
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Geavanceerde technologie ten dienste van justitie Alain KAISER Toenmalige functie Fiscaal rechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Luik, Namen en Aarlen, lid van de Hoge Raad voor de Justitie Doel stage Observeren welke politionele technieken in de Verenigde Staten worden toegepast in de strijd tegen de georganiseerde misdaad en de witwascircuits, en hoe het management van justitie er concreet uitziet. Stageplaats Washington: FBI, Secret Service, FINcen, Office de l’US Attorney, Audit service van het Departement Justitie.
De winsten die bij criminele activiteiten worden gemaakt, tarten elke verbeelding. De witwascircuits maken gebruik van bijzonder complexe financiële transacties via internet, via banktransfers of via ondernemingen die als dekmantel fungeren. De financiële onderzoekingen die naar de top van de misdaadorganisatie kunnen leiden, zijn bijgevolg complex en moeilijk uit te voeren. Om doeltreffend tegen deze groeiende misdaadvorm te kunnen optreden, moet men volgens Alain Kaiser een systeem invoeren dat analoog is met wat hij in de Verenigde Staten heeft kunnen bestuderen.
Het Amerikaanse departement voor financiën heeft FINcen opgericht: een financieel centrum dat een beleid moet uitwerken en uitvoeren om witwassen van geld te voorkomen en op te sporen. Op grond van de wetten tegen het witwassen van gelden (met name de Bank Secrecy Act die de banken verplicht om verdachte verrichtingen te melden), verzamelt het FINcen gegevens die afkomstig zijn van banken, politiediensten, commerciële diensten, het departement van Financiën en dergelijke. Die zeer waardevolle gegevensbank kan worden geraadpleegd door de agentschappen die met de onderzoeken zijn belast. Communicatie en onderlinge informatie-uitwisseling zijn geen probleem omdat de fiches allemaal op dezelfde manier zijn opgesteld. Via het programma GATEWAY werkt het FINcen ook samen met onderzoekers uit het buitenland die eveneens rechtstreekse toegang tot de gegevensbank krijgen. Er werd gestart met een programma op basis van artificiële intelligentie dat systematisch alle aanwijzingen in de database natrekt om zo verdachte circuits te kunnen opsporen.
Pagina 39
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Alain KAISER
Technisch en wettelijk gezien, is er niets dat de overheid belet om ook bij ons een dergelijk initiatief te nemen … als de middelen er zijn. 'De hindernissen zijn vooral politiek en menselijk, aldus Alain Kaiser. Toch moeten we beslist die richting uitgaan, zo'n systeem is in de toekomst gewoon onmisbaar.'
Beheer van informatica, budget en personeel Als lid van de Hoge Raad voor de justitie heeft Alain Kaiser heel wat belangstelling voor het management in justitie. Hoewel er duidelijke verschillen zijn tussen de rechtssystemen en gerechtelijke organisaties van beide landen, zou een aantal Amerikaanse principes ook bij ons kunnen worden toegepast, zonder wetswijzigingen of budgetoverschrijdingen. Zo zou algemeen gebruik van e-mail de administratieve werklast kunnen verlichten, en zou on-line toegankelijke informatie (uiteraard via wachtwoorden indien nodig) het imago van justitie een stuk transparanter maken. Budgetbeheer zou in zekere mate gedecentraliseerd kunnen worden. Ook de verhoudingen op het werk zouden er wel bij varen als men hier meer 'op z'n Amerikaans' zou werken: teamgeest onder het personeel, een bedrijfscultuur waarin iedereen naar hetzelfde doel toe werkt, wekelijkse briefings met evaluaties en werkplanning … Ook de algemene, collectieve evaluatie die in elke dienst wordt gemaakt en vermeld wordt in het rapport dat naar de audit-diensten van het ministerie van justitie gaat, versterkt duidelijk de ploeggeest onder alle medewerkers. In de Verenigde Staten moet het hele personeel, dus zowel de attorneys als het ondersteunend personeel, 4 tot 6 weken vorming per jaar volgen. In België werden inspanningen geleverd voor de vorming van de magistraten, maar niet voor het administratief personeel: nochtans zou men door gerichte opleidingen, met name in informatica, het personeel kunnen ontlasten van bepaalde repetitieve taken, zodat er meer ruimte vrijkomt voor ondersteuning van de overbelaste magistraten. En ten slotte impliceert dynamisch management ook mobiliteit: veranderen van functie, zijn kennis op nieuwe domeinen richten, zichzelf in vraag durven stellen … kortom, houdingen die op ontplooiing van het individu zijn gericht en daardoor motiverend werken.
Pagina 40
Guy RAPAILLE
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
De ondersteunende rol van het parketgeneraal in financiële zaken Als gevolg van wat men de 'verticale integratie' van het openbaar ministerie noemt die door de Octopus-akkoorden werd ingevoerd, ziet het parketgeneraal zijn rol ingrijpend veranderen: het staat voortaan niet meer in voor de opvolging van de meeste dossiers in beroep, maar zal zich vooral concentreren op het assisteren en coördineren van de parketten bij de rechtbanken. In Luik is de advocaat-generaal Guy Rapaille daar al mee bezig en hij hoopt bij zijn Franse collega's ideeën te vinden voor de nieuwe aanpak.
Welke initiatieven hebt u al genomen om die assisterende taak van het parketgeneraal uit te bouwen? "Bij het parket-generaal werden mij de financiële en fiscale zaken toegewezen (grote fiscale fraude, frauduleuze faillissementen, witwasoperaties, …), waarin ik mij trouwens sinds het begin van mijn carrière heb gespecialiseerd. Toen ik substituut bij het parket was, heb ik vaak vastgesteld dat ik voor bepaalde vragen of voor hulp in complexe dossiers niet echt bij iemand van het parket-generaal terecht kon. Wij kregen ook geen grote richtlijnen over hoe we tewerk moesten gaan. Sinds ik advocaat-generaal ben tracht ik die lacune op te vullen door regelmatig vergaderingen te beleggen met alle magistraten van de economisch-financiële afdelingen in het Luikse rechtsgebied. Wij ontwikkelen gemeenschappelijke werkmethodes, zodat wij in de negen arrondissementen gelijkaardige dossiers ook op dezelfde manier kunnen behandelen. Een ander voorbeeld: na de hervorming van de wet op het faillissement hebben wij ook samen instrumenten uitgewerkt om de interventie van het openbaar ministerie te optimaliseren.
Heeft het parket-generaal in Frankrijk een gelijkaardige ontwikkeling doorgemaakt als wat nu bij ons gebeurt? "Officieel niet. Het Franse openbaar ministerie behoudt zijn klassieke piramidevormige structuur en het parket-generaal behoudt er zijn verantwoordelijk om in beroep het recht tot strafvordering uit te oefenen. Maar uit de informatie die ik heb ontvangen, blijkt een zekere overeenstemming met de hervorming die in België aan de hand is. Zo is ook daar duidelijk de wil aanwezig om de assistentieopdracht van het parket-generaal uit te bouwen, bijvoorbeeld door cellen op te richten waarin dan magistraten van de parketten en van het parket-generaal zetelen die in financiële kwesties zijn gespecialiseerd."
Pagina 41
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Guy RAPAILLE
Hoe zal uw verblijf in Frankrijk verlopen? "Ik hoop twee weken te kunnen deelnemen aan de werkzaamheden van het parket-generaal van Parijs, om daarna ook veertien dagen het werk van een parket van eerste aanleg in hetzelfde rechtsgebied te volgen. Zo kan ik zien welke mechanismen voor coördinatie, controle en ondersteuning er op het vlak van de financiële criminaliteit werden ingevoerd en ze eerst vanuit de top van de hiërarchie bekijken, en dan vanuit de basis. Ik hoop dat ik er nieuwe ideeën kan opdoen en zien of het parket-generaal wel inspeelt op de behoeften van de parketmagistraten. En daar een groot deel van de economische en financiële misdrijven geen grenzen kennen, vermoed ik dat die contacten ook nuttig zullen zijn voor een betere internationale samenwerking op dat vlak. Het gebeurt immers dat een rogatoire commissie vertraging oploopt, gewoon omdat dezelfde feiten van land tot land een andere formulering krijgen."
Guy Rapaille ¾ Advocaat-generaal bij het parket-generaal van het hof van veroep te Luik ¾ Stageplaats: Frankrijk – Parket-generaal bij het hof van beroep van Parijs en Parket van het Tribunal de Grande instance van Parijs ¾ Duur van de stage: vier weken
Pagina 42
Geneviève VANDERSTICHELE
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Gerecht en burger winnen bij meer informatietechnologie Geneviève VANDERSTICHELE Toenmalige functie Rechter in de rechtbank van koophandel te Brussel Doel stage Onderzoeken hoe de Amerikaanse rechtbanken informatie- en communicatietechnologie aanwenden Stageplaats Diverse rechtbanken in de U.S.A. (Boston, San Diego, Washington, San Francisco) en centra die rechtbanken ondersteunen
De amerikaanse justitie is als een romeins legioen De organisatie van de Amerikaanse rechtbanken is grotendeels in handen van de rechterlijke macht zelf. De magistraten kunnen dus maatregelen treffen en investeringen doen die ze noodzakelijk achten voor hun vlot functioneren. Het leidinggevend orgaan van de rechterlijke macht, de Judicial Conference, besteedt een aantal taken uit aan comités. Eén van deze comités is verantwoordelijk voor automatisering en technologie. Een uitvoerende administratie bestuurt en beheert automatiseringsprogramma´s die de rechtbanken beslissen op te zetten en andere toepassingen van informatie- en communicatietechnologie.
High tech rechtbanken Rechtbanken in de U.S.A. maken gebruik van een ruim scala middelen, zoals: • camera´s die bewijsmateriaal filmen en doorsturen naar monitors • draagbare computers • digitale projectors en projectieschermen • een goed audiosysteem dat telefoonconferenties mogelijk maakt • intranet- en internetaansluitingen in de rechtszaal • uitrusting voor videoconferenties • virtual reality afbeeldingen, hologrammen en grootbeeld video´s Het valt hierbij op dat het visuele aan belang wint. Informatietechnologie wordt aangewend om de rechtbank adequaat te besturen, databanken te beheren, opzoekwerk te verrichten, teksten te verwerken, via e-mail te communiceren met collega´s, de griffie, de balie en iedereen die voorts bij een procedure betrokken is. Procedurestukken worden steeds vaker via e-mail aan de rechtbank overgemaakt. Informatica inzetten betekent een sneller traject dat veel papier overbodig maakt. Bewijsmateriaal wordt op CD-Rom gezet.
Pagina 43
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Geneviève VANDERSTICHELE
Het feit dat er slechts één software systeem bestaat voor de gehele rechtbank geeft een compatibiliteit die een aanzienlijke besparing van tijd, energie en financies inhoudt. Enkele verdere toepassingen van informatie- en communicatietechnologie: via het intranet dat rechtbanken met elkaar verbindt, worden bijscholingen gegeven en data uitgewisseld; de rechtbankmanager zet software in om de werklast te meten van de rechtbank en de rechters.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Extensief gebruik van informatie- en communicatietechnologie biedt heel wat voordelen: de dienstverlening aan de rechtsonderhorige wordt efficiënter, de aard van het werk veranderd en houdt een tijdsbesparing in, het delegeren van werk wordt gemakkelijker, informatie stroomt sneller door naar alle betrokken partijen en het budget voor boeken vermindert omwille van het on line raadplegen van juridische databanken. Omdat de inzet van informatietechnologie een snellere afhandeling van een zaak mogelijk maakt, wint de samenleving. De gerechtelijke achterstand bij vele Belgische rechtbanken kan er alleszins door verminderen. Informatie- en communicatietechnologie kan het rechtbankmanagement ondersteunen.
Vorming noodzakelijk Om onze rechtbanken meer vruchten te laten plukken van informatie- en communicatietechnologie dan thans het geval is, dienen niet enkel de nodige middelen vrijgemaakt te worden voor het de benodigde infrastructuur maar moeten mensen ook gevormd worden in het gebruik ervan. Opleiding en bijscholing van rechters en griffiers is dus belangrijk. Daarnaast moet het rechtbankpersoneel beroep kunnen doen op een systeembeheerder.
Sneller werken Ons land staat momenteel voor een hervorming van gerechtelijke procedures. De rechter zal meer controle krijgen over het verloop van een geding. Dit doet de nood en het nut van informatietechnologie in onze rechtbanken nog toenemen. Compatibiliteit van de aangewende software is daarbij een belangrijk aandachtspunt. Het is ook belangrijk alle actoren in het gerechtelijk proces te betrekken bij ICT-toepassingen.
Concreet voorstel Het zou goed zijn zo snel mogelijk van start te gaan met een concreet ICT-project in samenwerking met het bestuur, technici en rechters van een rechtbank. Vanuit de ervaring met één of enkele prototypes kan de rest van de hoven en rechtbanken volgen.
Pagina 44
1.4. Onthaal en informatie van justitiabelen
CASTIN Martine (zie ook 1.6.)
Kennismaking met het Canadese pragmatisme
DELOS Monique (zie ook 2.1.)
Twee recente wetten vanuit Franse hoek bekeken
DE PALMENAER Guido
Werken aan beter onthaal van rechtszoekenden
Martine CASTIN
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Kennismaking met het Canadese pragmatisme Martine CASTIN Toenmalige functie Magistraat-coördinator bij het hof van beroep te Bergen Doel stage Welke maatregelen heeft men in Canada getroffen om het gerecht beter te organiseren, vooral wat opvang en communicatie met de justitiabelen betreft? Stageplaats Ottawa (opperste gerechtshof van Canada); Montreal (hof van Quebec afdeling strafrecht, jeugdrechtbank, hof van beroep); Toronto (provinciaal hof van Ontario)
In elk van onze hoven van beroep werd de functie van magistraat-coördinator ingevoerd om de organisatie van het gerecht te optimaliseren, zowel op vlak van interne werking als in de contacten met het publiek. Deze vorm van "rechtbankmanagement" moet onze gerechtelijke instellingen dichter bij de burger brengen en ze sneller en doeltreffender doen werken. Martine Castin onderhoudt contacten met collega's uit de hele wereld en werd aangenaam getroffen door het dynamisme en pragmatisme bij haar Canadese collega's. Het leek haar een goed idee om hun manier van werken ter plekke te bekijken.
Duur Twee weken
Na twee jaar ervaring als magistraat-coördinator bij het hof van beroep van Bergen, lijken drie punten haar van primordiaal belang om de vertrouwenscrisis en het efficiëntieprobleem van justitie op te lossen: de (permanente) vorming van magistraten, de opvang van de justitiabele, alternatieve methoden voor conflictoplossing. "De rechters van mijn generatie hebben al hun praktische kennis al doende moeten leren", aldus Martine Castin. "Met de huidige verjonging van het magistratuurkader, de explosie van het aantal rechtszaken en talloze nieuwe wetten is het absoluut geen overbodige luxe om aan permanente vorming te doen."
Pagina 47
Bursaal 1999 - Gerealiseerde stage
Martine CASTIN
Niet alles overhoop halen Grotere luisterbereidheid en communicatievaardigheid moeten volgens Martine Castin essentiële onderdelen van die voortgezette vorming zijn. "Er heeft zich onmiskenbaar een kentering voorgedaan, maar toch besteden veel magistraten nog te weinig aandacht aan de menselijke aspecten. Ze praten over een dossier zonder zich af te vragen of de persoon tegenover hen wel hun taal begrijpt en hun redenering kan volgen. Dit gebeurt vaak onbewust: een jurist kan zich inspannen om begrijpelijke taal te bezigen maar beseft zelf niet altijd hoe technisch zijn jargon wel is." De opvang van de justitiabele moet voor Martine Castin heel ruim worden gezien. Het gaat niet enkel om materiële verbeteringen, zoals duidelijke signalisatie in het justitiepaleis of het installeren van informatieloketten, maar – meer fundamenteel – om een mentaliteitswijziging. "Heel wat maatregelen hoeven niet eens zoveel te kosten: efficiënt management impliceert nog niet dat alles overhoop gehaald moet worden. Dit is één van de zaken die me boeit in het Noord-Amerikaanse pragmatisme. Ik onderhoud nauwe contacten met collega's uit verschillende landen, met name via Jugenet, een internet-discussieforum voor magistraten. Ik stel vast dat de Canadezen blijk geven van heel wat creativiteit in de aanpak van problemen. De Canadese justitie werkt bijvoorbeeld vaak met video-conferences omdat het zo'n uitgestrekt land is en op deze wijze verre verplaatsingen voorkomen worden. Dit is in ons kleine land niet meteen aan de orde, maar het is een illustratie van een vrij makkelijke oplossing voor een praktisch probleem." Tijdens bezoeken aan diverse instellingen in Montreal, Ottawa en Toronto wil Martine Castin vooral aandacht besteden aan methoden en opleidingen die ook bij ons nuttig kunnen zijn. Ze heeft tevens belangstelling voor procedures van gerechtelijke verzoening. Zonder de rol van rechter te verwarren met die van psycholoog, bemiddelaar of maatschappelijk werker, meent Martine Castin dat deze wijze van werken nog te weinig kans krijgt bij ons, zeker waar het beroepszaken betreft. Canada heeft op dit vlak innoverende procedures uitgewerkt.
Pagina 48
Monique DELOS
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Twee recente wetten vanuit Franse hoek bekeken Monique DELOS Toenmalige functie Advocaat-generaal bij het Hof van beroep te Bergen Doel stage Nagaan hoe het openbaar ministerie in Frankrijk werkt en georganiseerd is, hoe de procureur-generaal zijn opdracht als coördinator van de parketten invult en hoe de behandeling in real-time van strafprocedures verloopt. Stageplaats Het Parket-generaal van Douai en het Tribunal de grande instance van Rijsel
Krachtens de wet van 22 december 1998 moet de procureur-generaal toezien op de uitvoering van de richtlijnen inzake misdaadbeleid van de minister van justitie, een permanent toezicht organiseren en de parketten ondersteunen. De Franse procureurs-generaal moeten de werking van de procureurs van de Republiek coördineren en controleren: hoe gaan zij tewerk en kan hun aanpak ook in België worden toegepast?
De wet van 28 maart 2000 bepaalt een procedure voor onmiddellijke verschijning ingeval van strafzaken, terwijl er in Frankrijk al sinds vele jaren een procedure in real-time bestaat: welke zijn daarvan de voor- en nadelen? Welke lessen kan men daaruit trekken voor België? Het was met die twee thema's en vragen in het hoofd dat Monique Delos begon aan haar stage bij onze buren in het noorden van Frankrijk.
Coördinatie van de strafvordering 'Coördinatie en improvisatie gaan niet samen, aldus Monique Delos. Goed coördineren moet gebeuren op basis van objectieve gegevens en met kennis van de menselijke middelen die ter beschikking staan. Teamwerk is essentieel, maar ook motivatie, controle en communicatie zijn erg belangrijk.'
Pagina 49
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Monique DELOS
De procureur-generaal van Douai vult zijn coördinatietaak als volgt in: hij houdt regelmatig bijeenkomsten, maakt gebruik van tal van informatiebronnen en beschikt over een aantal beheersinstrumenten die als 'controlepaneel' fungeren. Het gaat enerzijds om interne instrumenten zoals het aantal te ontvangen, ontvangen en vastgelegde dossiers ; voorzieningen in cassatie, gratieverzoeken, zittingsdagen, enzovoort. Anderzijds vermelden die 'controlepanelen' voor de elf gerechten telkens de werkbelasting per magistraat en de criminologische elementen (aantal procesverbalen, opsporingen, correctionele vonnissen … per 1.000 inwoners). Dergelijke instrumenten zouden ook in België nuttig kunnen zijn, waar het openbaar ministerie niet echt over een controle- en beheersinstrument beschikt.
De procedure in real-time Die procedure is niet mogelijk zonder coördinatie en overleg tussen parket en rechtbank over de organisatie en werking van de zittingen. Op dezelfde manier moet worden samengewerkt met de balie die twee permanenties verzekert (voor de beklaagden en voor de slachtoffers). De uitgesproken straffen worden onmiddellijk ten uitvoer gelegd, wat naar verluidt een impact heeft op de kleine criminaliteit: het Franse openbare ministerie beschouwt de behandeling in real-time als een klaar en duidelijk antwoord op de criminaliteit in de steden. Nochtans zou die procedure ten koste kunnen gaan van andere complexere en ernstiger zaken die op de klassieke manier worden behandeld en waarvoor er een tekort aan zittingen bestaat. De nieuwe Belgische wet beoogt een 'nieuwe cultuur' inzake procedures die zich op het Franse voorbeeld kan inspireren, met name wat coördinatie tussen rechtbank en parket betreft, en voor het beheer van de zittingen. Monique Delos is ten slotte vol lof over de onthaal- en informatiedienst op het justitiepaleis in Lille: het publiek krijgt er informatie, wordt doorverwezen ; er worden klachten in ontvangst genomen, bezoekvergunningen voor gedetineerden afgegeven ; de dienst helpt ook bij het samenstellen van burgerlijke dossiers … en organiseert schoolbezoeken aan het paleis. Monique Delos zou graag zien dat de Belgische justitiepaleizen over even goed werkende onthaaldiensten konden beschikken.
Pagina 50
Guido DE PALMENAER
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Werken aan beter onthaal van rechtszoekenden Guido DE PALMENAER Toenmalige functie Vrederechter, Vredegerecht te Oostende Doel stage Bestuderen van het onthaal en de informatieverstrekking op eerstelijnsrechtbanken in de ons omringende landen. Stageplaats Eerstelijnsrechtbanken en nationale verenigingen van eerstelijnsrechters in Frankrijk, Luxemburg, Italië, Nederland, het Verenigd Koninkrijk en Duitsland (laatste land nog niet bezocht)
Manieren om de rechtszoekenden wegwijs te maken in gerechtsgebouwen Heel wat gerechtsgebouwen, zeker in de grotere arrondissementen, blijken een doolhof te zijn voor rechtszoekende burgers. Is dat ook in onze buurlanden het geval, of heeft men er interessante oplossingen gevonden om de burger wegwijs te maken?
Italië Van Italië hebben we op dat vlak niet veel te leren. Er is geen opvang in de gerechtsgebouwen en ook geen andere vorm van informatieverstrekking. Sommige gerechtsgebouwen zijn zo afgelegen dat ze haast niet te vinden zijn.
Nederland Het onthaal in Nederlandse gerechtsgebouwen is zeker niet alleen of in eerste instantie ingegeven door klantvriendelijkheid en maakt eerder een defensieve indruk. Deurwachters in de centrale inkomhal en op de diverse verdiepingen van het gerechtsgebouw in Amsterdam controleren bijvoorbeeld nauwgezet de identiteitsgegevens van iedereen vooraleer toegang te verlenen. De griffie en de magistraten worden op afstand gehouden van de burgers. Wel interessant zijn een aantal brochures voor rechtszoekenden, waaronder enkele met de titels ‘u bent gedagvaard’ en ‘u bent eiser’. Een afzonderlijke brochure is er ook voor bewindvoerders van meerderjarige handelingsonbekwamen.
Pagina 51
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Guido DE PALMENAER
Verenigd Koninkrijk Ook hier staat de defensieve functie van deurwachters voorop en worden burgers afgeschermd van de griffie en van magistraten. Voor een eerste juridisch advies dient een onderhoud aangevraagd te worden. Er worden verschillende brochures beschikbaar gesteld, ook in de talen van de etnische minderheden. Ambtenaren van de stad zorgen ook voor informatie aan minvermogende rechtszoekende burgers, soms zelfs tot in de gerechtsgebouwen.
Luxembourg De rechtbanken zijn hier klein en men heeft onmiddellijk toegang tot iemand van de griffie. Volgens een beurtrolsysteem nemen mensen van de griffie het onthaal waar en geven enige informatie over de eerstelijnsrechtbanken. Er zijn geen brochures beschikbaar.
Frankrijk Op de Franse rechtbanken wordt een uitgebreide collectie brochures ter beschikking gesteld van de rechtszoekenden. Een bediende van de griffie is verantwoordelijk voor de ontvangstbalie.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Voorbereidingen om onze gerechtsgebouwen klantvriendelijker te maken voor de rechtszoekende burger zijn bij ons volop aan de gang. Er werd een signalisatiesysteem uitgewerkt waarbij elke rechtbank zijn eigen kleur toegewezen krijgt. Het is de bedoeling dat een signalering met deze codes binnen afzienbare tijd aangebracht wordt in elk gerechtsgebouw. Er worden momenteel twee brochures uitgewerkt voor rechtszoekenden, naar analogie van de brochures in Nederland. Mogelijk komen er hierna meerdere brochures, toegespitst op specifieke problematieken, zoals de bewindvoering van meerderjarige handelingsonbekwamen. Rechtbanken met meer dan 30 of 35 personeelsleden zouden een juridisch gekwalificeerde beambte mogen aantrekken die verantwoordelijk gesteld zou worden voor informatie en ontvangst van rechtszoekenden. Dit zijn enkele pistes die momenteel, met de steun van het ministerie van justitie, verder uitgewerkt worden.
Pagina 52
1.5. Lekenrechters
GOFFINON Jean-Paul
Justitie dichter bij de burger brengen
Jean-Paul GOFFINON
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Justitie dichter bij de burger brengen Jean-Paul GOFFINON Toenmalige functie Vrederechter in de kantons Florennes en Walcourt Doel stage Nagaan hoe niet-professionele rechters recht spreken in Groot-Brittannië, participatie van de burger in justitie onderzoeken. Stageplaats Diverse rechtbanken in London en Durham, de probatiecommissie van Consett, de gevangenis van Durham
De burger een functie geven in de rechtspraak? Sinds enkele jaren, vooral sinds de affaire Dutroux, heerst er in België een ware vertrouwenscrisis tussen de burgers en hun instellingen, zeker het gerecht. Een van de manieren om de burger weer met justitie te verzoenen, is hem daarin zeggenschap te geven. Het Engelse model is in dit opzicht interessant gezien de lange traditie die eraan ten grondslag ligt.
Een systeem van lekenrechters In Engeland en Wales zijn er ongeveer 30 000 zogenaamde "magistrates", niet-professionele vrederechters (Schotland en Noord-Ierland hebben een ander systeem). Historisch gezien vertegenwoordigen zij de koning, en ze worden aangeduid onder de notabelen van elke county of district. De werving gebeurt al zes eeuwen lang volgens dezelfde principes: de vrederechters moeten gerespecteerde en representatieve leden van de gemeenschap zijn, die belangeloos - op een kleine vergoeding na - rechtspreken. Op een paar uitzonderingen na kan iedereen tussen de 21 en 60 jaar zich kandidaat stellen de bij de "Lord Chancellor". Ondanks inspanningen om een evenwicht te waarborgen tussen bijvoorbeeld mannen en vrouwen, sociale klassen en etnische gemeenschappen, zijn de meeste vrederechters erg middle class en wordt hen vaak een gebrek aan sociale zin verweten. Zij verdedigen de openbare orde als goede burgers, en zijn te vaak geneigd geloof te hechten aan de politie en de beschuldiging. Er blijkt een duidelijk sociologisch verschil te bestaan tussen deze "magistrates" en de gezworenen die worden uitgeloot om in de Crown Courts te zetelen.
Pagina 55
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Jean-Paul GOFFINON
De magistrates courts verzorgen zowel strafrechtelijk als in bepaalde civiele zaken de basisjurisdictie. Voor de goede gang van zaken is er een aanzienlijke staff van juristen vereist die de zittingen leidt en elk moment klaar staat om de rechters te adviseren. In tegenstelling met wat men zou verwachten, zijn de kosten voor een lekengerecht niet minder zwaar: de Staat moet immers een deel van de verloren werkuren van de lekenrechters vergoeden en ook de omkadering door professionele juristen kost veel geld. De instelling van de magistrates courts zal zich op verschillende punten moeten hervormen om aan de Europese normen te beantwoorden. Zo zal het vonnis alleszins met redenen omkleed moeten worden, wat in tegenstelling is met de Engelse traditie. In de family courts gebeurt dit al wel.
Implicaties voor de Belgische praktijk • positief aan het Engelse systeem zijn het hoge niveau van de zittingen, het respect voor etnische minderheden, de snelle beslissingen en de kwaliteit van de opvang. • de kwestie van de rechtsbedeling is te acuut geworden om nog zonder inspraak van de burger aangepakt te worden. In de huidige hervormingsplannen is er echter geen sprake van het strafrecht mede aan leken toe te vertrouwen. Men wil integendeel meer rechters aanstellen ... Zou het niet mogelijk zijn om de functie van rechter te herwaarderen en tegelijk justitie toegankelijker te maken voor de burger? • het Engelse systeem staat ver af van onze tradities maar kan toch bijdragen tot reflectie bij ons, met name over de "eisen van de burgers" tot een efficiëntere justitie: wil de Belg echt weer een rol in het openbare leven gaan spelen, of wil hij gewoon een correcte en geïnstrumentaliseerde Staat? Een proefproject met gemengde gerechten zou in dit opzicht interessant kunnen zijn. Jeugdbescherming zou zich daartoe uitstekend lenen want in deze sector is gezond verstand even belangrijk als juridische kennis.
Pagina 56
1.6. Alternatieve sancties, bemiddeling, verzoening ADRIAENSEN Philippe (zie 1.3.)
Door efficiëntere selectie en management kunnen dossiers sneller afgehandeld worden
ALLEGAERT Katy DE VEL Christian
Rechterlijke bemiddeling op niveau van het hof
BATTISTONI Eric
Bemiddeling maakt justitie menselijker
BRIGODE Thérèse (zie 3.1.)
Een pleidooi tegen versnippering
CASTIN Martine (zie 1.4.)
Kennismaking met het Canadese pragmatisme
COOREMAN Dominique (zie 5)
Schuldenregeling menselijker en efficiënter maken
DE PAUW Mieke (zie 2.6.)
We hebben meer bemiddeling in strafzaken nodig en een betere behandeling van zedendelinquenten
LESCRENIER Alain (zie 3.1.)
Bemiddeling, een economische en doeltreffende oplossing
RAES Francesca (zie 3.2.)
Family group conferences, een methode om jeugdige delinquenten ook bij ons te responsabiliseren
VAN BAUWEL Beatrijs (zie 3.1.)
Pleidooi voor een herstelrechterlijke aanpak van jeugdcriminaliteit
VAN de WYNCKEL Herlinde (zie 3.2.)
Pleidooi voor een positieve ingesteldheid tegenover de minderjarige dader
VERHAVERT Jan (zie 4)
Anti-discriminatie op de arbeidsvloer, een groeiend thema
Katy ALLEGAERT en Christian DE VEL
Bursalen 2000 – Gerealiseerde stages
Rechterlijke bemiddeling op niveau van het hof Toenmalige functies Christian DE VEL Kamervoorzitter en magistraatcoördinator in het Hof van Beroep te Antwerpen Katy ALLEGAERT Raadsheer in het Hof van Beroep te Antwerpen Doel stage Buitenlands pilootproject rechterlijke bemiddeling bestuderen Stageplaats Hof van Beroep van Québec, Canada
Rechterlijke bemiddeling: snel, kostenbesparend en bevredigend De voordelen van twee systemen Rechterlijke bemiddeling kan nooit een volledige vervanging zijn van het klassieke systeem waar de rechter uitspraak doet in plaats van de partijen zelf te laten zoeken naar een oplossing, wel een waardevolle, toegevoegde optie. Interessant aan de rechterlijke bemiddeling zoals toegepast in een pilootproject in het Hof van Beroep van Québec is dat de rechtszoekenden die opteren voor bemiddeling, kunnen overgaan naar het klassieke systeem indien er geen oplossing bereikt wordt tijdens bemiddeling. De rechtszoekende heeft dus het voordeel van twee systemen.
Een snelle manier om een oplossing te bereiken Voor de inleidende zitting krijgen rechtszoekenden een brochure met uitleg over de bemiddelingsprocedure. Opteren ze voor bemiddeling eerder dan voor de klassieke procedure, dan ondertekenen de partijen een ´Gezamenlijk Verzoek tot Bemiddeling` en dienen dit in bij de griffie. De procedure in hoger beroep wordt dan automatisch opgeschort. Indien de projectmanager en de rechter-bemiddelaar menen dat dit dossier een redelijke kans op een regeling maakt, wordt er binnen de 30 dagen na ontvangst van het verzoekschrift een bemiddelingszitting gepland. Dankzij een grondige dossiervoorbereiding en overleg met de advocaten is er gewoonlijk slechts één zitting van maximum drie uur nodig om de zaak tot oplossing te brengen.
Pagina 59
Bursalen 2000 - Gerealiseerde stages
Katy ALLEGAERT en Christian DE VEL
De bevrediging van een eigen oplossing De rechter stelt zich op als neutrale bemiddelaar in plaats van als vonnisrechter. Vertrouwelijkheid is cruciaal om tot vruchtbare gesprekken te komen en betekent ook dat nota´s van de zitting op het einde van de rit verscheurd worden. Enkel het bereikte akkoord wordt te boek gesteld en door het hof bekrachtigd. Meer dan 80 % van de meer dan 200 bemiddelingszaken per jaar werden met succes afgesloten na één bemiddelingszitting. Mocht er echter geen akkoord bereikt worden, dan spreekt het vanzelf dat een andere rechter dan de rechter-bemiddelaar de zaak op de klassieke wijze verder opneemt.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk De traagheid van het traditionele gerechtelijke conflicthanteringssysteem is een gekend zeer, en de klassieke procedure beantwoordt lang niet altijd aan de noden van rechtszoekenden. Uit het Canadese voorbeeld blijkt dat rechterlijke bemiddeling, ook op het niveau van het Hof van Beroep, op een snelle, minder kostelijke en veelal meer bevredigende wijze een einde kan stellen aan een te lang aanslepend conflict. Partijen kunnen tot een oplossing komen zonder eerst een financiële en psychische uitputtingsslag te leveren, en ze kunnen de voldoening smaken controle uit te oefenen over de uitkomst van het conflict. Het gerecht kan efficiënter omgaan met dossiers, tijd winnen en aldus de gerechtelijke achterstand reduceren. Bemiddeling is een werkwijze die het recht dichter bij de burger brengt.
Concrete initiatieven In het Hof van Beroep van Antwerpen is reeds een werkgroep gestart om een soortgelijk pilootproject bij ons gestalte te geven. De universiteit van Antwerpen is aangezocht voor wetenschappelijke medewerking, en het ministerie van Justitie wordt geïnformeerd over dit project. Bemiddeling uitdrukkelijk inbouwen als wettelijke mogelijkheid en bijgevolg een wettelijk kader geven, verdient overweging. Het moet echter een systeem blijven dat mensen vrij staat om er al dan niet een beroep op te doen, en voldoende ruimte laat voor de meest geëigende uitwerking van de procedures.
Concrete implicaties voor de eigen praktijk: Vernieuwende energie wordt gericht op het pilootproject – zie hierboven – dat als vervolgproject ingediend werd bij de Stichting.
Pagina 60
Eric BATTISTONI
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Bemiddeling maakt justitie menselijker Eric BATTISTONI Toenmalige functie Rechter bij de arbeidsrechtbank te Verviers Doel stage Onderzoeken welke procedures van gerechtelijke verzoening uit Frankrijk of Geneve in de Belgische praktijk kunnen opgenomen worden. Stageplaats Het Internationaal arbeidsbureau en de Juridiction des Prud’hommes in Geneve, de Hoven van Beroep van Lyon, Versailles, Angers, Aix-en-Provence, de Ecole Nationale de la Magistrature van Bordeaux, het Institut des Hautes Etudes sur la Justice in Parijs
De rechterlijke bevoegdheid heeft nood aan een nieuwe dimensie Frankrijk en Zwitserland kennen een rechtssysteem dat nauw verwant is aan het onze, maar op een aantal punten, bijvoorbeeld verzoeningsprocedures, verder staat dan wij. Eric Battistoni maakt in een aantal dossiers gebruik van gerechtelijke verzoening en ervaart het als een waardevol rechtsmiddel dat heel wat conflicten zou kunnen oplossen voor het tot een rechtsgeding komt.
Meer menselijkheid Sommige situaties lijken via de traditionele gerechtelijke weg onoplosbaar. Een verzoeningsprocedure daarentegen kan de communicatie tussen betrokkenen herstellen zodat alsnog een oplossing voor de problemen kan gevonden worden. Een voorbeeld: het is moeilijk om in een openbare zitting te praten over delicate aspecten van psychologische, sociale of medische aard. Verzoening en bemiddeling maken justitie menselijker en minder technocratisch. Wanneer men de buitenlandse aanpak in vivo observeert, valt vooral de bijzondere rol op die de rechter kan spelen. Bij bemiddelings- en verzoeningsprocedures verandert zijn rol en krijgt ze een nieuwe dimensie. Een rechter die verzoent, geeft een stukje van zijn macht af: hij is het niet meer diegene die knopen doorhakt en die oordeelt ... Hij moet er daarentegen wel voor zorgen dat ieders rechten gerespecteerd worden en dat de aanpak objectief blijft. Het mogelijke onevenwichtigheid tussen de partijen die over verzoening onderhandelen moet geneutraliseerd worden.
Pagina 61
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Eric BATTISTONI
Een nieuwe mentaliteit Dergelijke alternatieve procedures stoten bij nogal wat rechters op wantrouwen en, sterker zelfs, op vijandigheid. Deze houding kan geïnspireerd zijn door traditionalisme (eerder een beslechtende dan een verzoenende rol voorstaan) of door voorzichtigheid (het ontbreken van duidelijke wettelijke bakens). De rol van de rechter moet dan ook duidelijk gepreciseerd worden alvorens een hervorming door te voeren waarin verzoenende en bemiddelende procedures gepromoot worden. Gerechtelijke verzoening betekent volgens Eric Battistoni in de eerste plaats dat de partijen de garantie krijgen van een evenwichtige, rechterlijke onderhandeling waarin de rechter: • vooraf gaandelijk een kader creëert dat het evenwicht tussen de partijen verzekert, of de onderhandeling nu voor de rechtbank of met behulp van een derde bemiddelaar wordt gevoerd; • nagaat of het bereikte akkoord aan bepaalde objectieve criteria voldoet; • zorgt voor uitvoerbare termen van het akkoord. Het zou ongetwijfeld nuttig zijn op voorhand een statistische inschatting te maken van de hoeveelheid dossiers die voor deze benadering in aanmerking komt.
Implicaties voor de Belgische praktijk Na de stages in Zwitserland en Frankrijk, werd voor het arbeidshof te Luik een proefproject voorgesteld met een drievoudig doel: • het huidige artikel 731 van het Gerechtelijk Wetboek toepassen om verzoening en bemiddeling uit te testen; • statistische gegevens verzamelen over de eerste concrete resultaten om te evalueren of het experiment in aanmerking komt voor uitbreiding naar alle hoven en rechtbanken; • magistraten, advocaten, griffiers en personeelsleden van de administraties of andere betrokken organisaties informeren over deze mentaliteit en aanpak en voorzien in vorming.
Pagina 62
1.7. Media en Justitie
BODSON Jocelyne
Vertrouwen en transparantie verhogen tussen pers en justitie
Jocelyne BODSON
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Vertrouwen en transparantie verhogen tussen pers en justitie Jocelyne BODSON Toenmalige functie Advocaat-generaal bij het hof van beroep te Luik Doel stage Nagaan hoe de relatie tussen de gerechtelijke overheid en de pers verloopt in Duitsland, vooral als het om gevoelige zaken gaat. Stageplaats Karlsruhe, Landgericht (arrondissementsrechtbank), Oberlandesgericht (hoogste rechtscollege van een deelstaat), Federaal Parket, Federaal Hof (Hof van Cassatie) en Grondwettelijk Hof (Arbitragehof)
De pers krijgt alle relevante informatie aangereikt Magistraten verzorgen de relaties met de pers De persvrijheid in Duitsland heeft twee peilers: de vrijheid van meningsuiting en de verplichting van de Staat om informatie toegankelijk te maken voor de pers. Een magistraat per rechtbank is, bijgestaan door één of twee plaatsvervangers, verantwoordelijk voor de contacten met de pers. Hij of zij stelt persberichten samen over vonnissen die het publiek kunnen interesseren of die een zeker algemeen belang hebben.
Deze opdracht wordt toevertrouwd aan gewone magistraten zonder bijkomende opleiding. Ze worden er ook niet van hun andere opdrachten voor ontlast. Alleen magistraten van het Grondwettelijk Hof (waar de behandelde materie complexer is) kunnen zich halftijds aan hun voorlichtingsopdracht wijden. Journalisten kunnen zich dag en nacht tot de pers-magistraten wenden. Wanneer de persmagistraat niet vrij is, beantwoordt zijn plaatsvervanger de vragen. Bij bijzonder gevoelige zaken deelt de magistraat de informatie niet mee, of stelt dit uit tot een latere datum. De vertrouwensrelatie tussen pers en justitie blijkt zo sterk dat er zelden lekken of misbruiken zijn. Alle journalisten zijn gelijk voor de wet: iedereen krijgt de informatie op dezelfde dag, zonder privileges en zonder respect voor de jacht op een "scoop". Deze manier van werken voorkomt niet alle onregelmatigheden maar beperkt ze aanzienlijk: de verstrekte informatie is correct en beteugelt sensatiezucht. Gaat het om een zaak met grote mediabelangstelling, ook vanuit het buitenland, dan wordt de informatie op dezelfde wijze meegedeeld of worden persagentschappen ingeschakeld.
Pagina 65
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Jocelyne BODSON
Betere informatie vergroot het vertrouwen van de burger Deze wijze van werken verschilt sterk van de aanpak in ons land. De wettelijke context hiervoor ligt in Duitsland al lang vast, terwijl ons wetboek van strafvordering (art. 28 quinquies en 57) pas in maart 1998 hierin werd aangepast. Een voorbeeld van deze werkwijze: wanneer het Duitse Grondwettelijke Hof een arrest uitspreekt, ontvangen de persagentschappen per fax of e-mail onmiddellijk een kopie ervan met de samenvatting van de belangrijkste punten. In België geeft men hooguit antwoord op de vragen van journalisten. Het ontwerp Franchimont voorziet er weliswaar in dat de onderzoeksrechter en het Openbaar Ministerie de pers informeren maar vooralsnog werden geen concrete maatregelen genomen over de wijze waarop dit dient te gebeuren.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk • het aanstellen van een magistraat tot persverantwoordelijke zou een heel vooruitgang zijn maar men zou nog een stapje verder kunnen gaan en systematisch alle relevante informatie of interessante uitspraken meedelen. Een hinderpaal hierbij is het vele gewone werk dat de persmagistraten hiernaast te doen hebben, met als enig bijkomend hulpmiddel een GSM. Magistraten aanstellen om de perscontacten te verzorgen volstaat niet. Ze moeten ook over de nodige materiële en menselijke middelen kunnen beschikken. • in Duitsland, net als bij ons, wordt justitie beschouwd als een echte overheidsdienst met indrukwekkende gebouwen, kledij en taal. De afstand tot de burger die dit genereert, moet gedicht worden en daartoe is het belangrijk dat in duidelijke en begrijpelijke taal over gerechtelijke aangelegenheden wordt geïnformeerd. • de kern van de samenwerking tussen gerecht en pers is niet het verspreiden van officiële, eenduidige informatie. Belangrijker is dat via de media de stap naar de burger gezet wordt. Doordat er duidelijke spelregels uitgewerkt zijn, wordt de verspreiding van foutieve informatie vermeden en ontstaat er een vertrouwensklimaat tussen magistraten en journalisten.
Pagina 66
2. STRAFRECHT, STRAFVORDERING, STRAFUITVOERING
2.1. Algemeen
DELOS Monique (zie 1.4.)
Twee recente wetten vanuit Franse hoek bekeken
PIETERS Freddy
Wij hebben een vooruitstrevend systeem voor voorwaardelijke invrijheidstelling
VANDERMEERSCH Damien (zie 8)
Op zoek naar de gulden middenweg
Freddy PIETERS
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Wij hebben een vooruitstrevend systeem voor voorwaardelijke invrijheidstelling Freddy PIETERS Toenmalige functie Toegevoegd rechter bij het Hof van beroep te Brussel Doel stage Onderzoeken hoe de rechter betrokken wordt bij de strafuitvoering in enkele buurlanden Stageplaats Frankrijk, Rijsel en Duitsland, Keulen (penologen, gevangenissen, uitvoeringsrechters, advocaten en opvolgingsassistenten)
Uiteenlopende rechterlijke bevoegdheden inzake strafuitvoering In België bestaan inzake uitvoering van de gevangenisstraffen nauwelijks wettelijke bepalingen ; alles wordt geregeld via omzendbrieven. Frankrijk en Duitsland kennen wel reeds verschillende tientallen jaren een wettelijke regeling. Sinds 1 maart 1999 zijn er in ons lang wel zes commissies bevoegd voor de voorwaardelijke invrijheidstelling voor de toekenning en de opvolging van de voorwaardelijke vrijgestelde veroordeelden. Een wettelijk kader (beginselenwet van Lieven Dupont) voor de uitvoering van gevangenisstraffen als dusdanig laat echter nog op zich wachten.
Het Franse systeem In Frankrijk is een strafuitvoeringsrechter (‘juge d’application de peines’ of JAP) bevoegd voor allerlei aspecten van de strafuitvoering, inclusief het penitentiair verlof. Een interessante bevoegdheid van de JAP ligt in de mogelijkheid om de vonnisrechter voor te stellen een korte vrijheidstraf om te zetten in een alternatieve straf, of een korte effectieve straf om te zetten in gemeenschapsdienst. Verder biedt het Franse systeem de mogelijkheid om veroordeelden buiten de gevangenis werk te laten verrichten, vergelijkbaar met ons systeem van halve vrijheid. De Franse wet inzake de voorwaardelijke invrijheidstelling is op sommige punten echter tweeslachtig. Zo beslist de JAP over een vrijheidstraf tot vijf jaar terwijl de Minister van justitie beslist over vrijheidstraffen boven de vijf jaar. Een motivering voor deze tweesporenpolitiek ontbreekt. Er is geen tegensprekelijk debat en op geen enkel moment wordt de gedetineerde zelf gehoord bij het nemen van beslissingen. Omwille van de overbevolking in de Franse gevangenissen worden er systematisch collectieve graties verleend. Het is voor een gedetineerde vaak interessanter om zijn tijd uit te zitten tot hij door middel van gratie zonder voorwaarden vrijkomt, dan een procedure voor voorwaardelijke invrijheidstelling in te zetten.
Pagina 71
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Freddy PIETERS
Het Duitse systeem Duitsland heeft een duidelijke en goed gepreciseerde wetgeving in verband met de strafuitvoering. Enkele regels: • gevangenisstraffen van minder dan een maand zijn afgeschaft ; • wil de rechter een gevangenisstraf van minder dan zes maand opleggen dan moet hij dit bijzonder motiveren, zowel wat de uitwerking op de persoon van de dader als het impact op de rechtsorde betreft ; • straffen tot twee jaar (binnenkort opgetrokken tot drie jaar) worden in beginsel uitgesproken met uitstel of met uitstel met voorwaarden. Het Duitse systeem is consistent: eens een straf uitgesproken is, wordt ze ook uitgevoerd. Er is m.a.w. geen opportuniteitsbeginsel inzake de strafuitvoering. In België bestaat hieromtrent onduidelijkheid. Voorwaardelijke invrijheidstelling vindt in principe plaats na tweederde van de straf, en heeft veel weg van een quasi-automatisme, ofschoon de wetgeving de indruk wekt dat er sprake is van een tegensprekelijk debat. Anders dan in Frankrijk, beslist de gevangenisadministratie over penitentiair verlof en uitgaanspersmissies.
Knelpunten inzake opvolging Inzake opvolging doen zich in Frankrijk en in Duitsland grosso modo dezelfde problemen voor als bij ons: onderbezetting van de betrokken diensten en een rolonduidelijkheid: handelt de opvolgingsassistent in eerste instantie als een hulpverlener of als een rapporteur ten aanzien van de gerechtelijke instanties?
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Op wetgevend vlak hebben wij sinds 1999 duidelijke en doorzichtige procedures in verband met de voorwaardelijke invrijheidstelling. Ze laten onder bepaalde voorwaarden de inbreng toe van slachtoffers, garanderen het horen van de veroordeelden en besteden veel aandacht aan de reïntegratiemogelijkheden van de veroordeelden. De multidisciplinaire samenstelling van onze commissies voor de voorwaardelijke invrijheidstelling is een goede zaak, een aanpak waaruit door onze buurlanden te leren valt. De administratie heeft bij ons echter ook een grote discretionaire bevoegdheid om de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde één tot twee jaar uit te stellen, door negatief advies te geven over het op de agenda brengen van het dossier van de commissie voor voorwaardelijke invrijheidstelling. Dat is een punt dat ter discussie gesteld kan worden in ons huidig systeem van voorwaardelijke invrijheidstelling. Verder ontbreekt er momenteel een regeling bij verstek, wat vooral inzake herroeping problemen stelt. Wanneer immers iemand zonder verwittiging of uitleg niet komt opdagen, is het gevaar reëel dat zijn voorwaardelijke invrijheidstelling wordt ingetrokken, ook al kunnen er aanvaardbare redenen zijn voor het verstek. Buiten enkele punten die bij een evaluatie van ons nog recent systeem van ‘jurisdictionele’ commissies voor de toekenning van een voorwaardelijke invrijheidstelling aandacht vergen, komt ons land echter lang niet slecht uit bij een vergelijking met onze buurlanden.
Pagina 72
2.2. Snelrecht
DELEU Samuel
Snelrecht in de praktijk
Samuel DELEU
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Snelrecht in de praktijk Over het snelrecht is de laatste jaren al heel wat inkt gevloeid. Je hebt de onvoorwaardelijke voorstanders ervan, en de onvermurwbare tegenstanders. Je hebt ook zij die zoals Samuel Deleu gewoon vaststellen dat het systeem in België niet vaak wordt toegepast. En zich afvragen waarom het in landen zoals Frankrijk en de Verenigde Staten wel goed blijkt te werken.
Waarom wordt het snelrecht in België zo weinig toegepast? "In mijn functie van parketmagistraat krijg ik regelmatig te maken met feiten die voor snelrecht in aanmerking zouden komen, maar er zijn teveel beperkingen aan verbonden, zodat ik er uiteindelijk geen gebruik van maak. Het grootste gebrek van de wet van maart 2000 is volgens mij de opgelegde termijn: vanaf het moment dat de feiten worden vastgesteld heeft men maar 24 uur om de verdachten voor de rechter te brengen, het arrestatiebevel af te geven en een advocaat te kiezen. Dat verklaart waarom het aantal procedures in snelrecht bij ons verwaarloosbaar laag blijft, zoals uit een rapport van de raad van Procureurs des Koning is gebleken."
Is het snelrecht volgens u efficiënt als middel tot misdaadbestrijding? "Ik denk inderdaad wel dat als de procedure goed wordt toegepast en de rechten van de verdediging voldoende gewaarborgd zijn, zij een aantal voordelen inhoudt: zij maakt het de verdachten duidelijk dat justitie niet zomaar de ogen sluit voor strafbaar gedrag, terwijl de slachtoffers het gevoel hebben dat men zich om hun lot bekommert en de politie dat hun inspanningen ernstig worden genomen. Vandaar dat ik het interessant vond om een preciezer beeld te krijgen van de manier waarop de procedure in Frankrijk en in de Verenigde Staten wordt toegepast, welke de voordelen én welke de nadelen zijn."
Pagina 75
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Samuel DELEU
Waarom die twee landen? "Frankrijk past al sinds het begin van de jaren '90 het snelrechtsysteem op ruime schaal toe en diende trouwens als referentie tijdens de parlementaire debatten voor de goedkeuring van de Belgische wet. Aan de arrondissementsrechtbank van Lille zal ik vooral aandacht hebben voor de selectiecriteria die bepalen welke dossiers voor snelrecht in aanmerking komen, en voor de rol van het openbaar ministerie daarin. In de Verenigde Staten heeft men in de grote steden de zogenaamde 'Night Courts' ingevoerd. Ook daar duurt de snelrechtprocedure maar 24 uur, terwijl de Franse magistraten 48 uur de tijd hebben om uitspraak te doen. Is dat verschil in tijd belangrijk, en hoe gaat justitie om met zo'n uiterst korte termijnen? Die aspecten wil ik ter plekke gaan onderzoeken".
Samuel Deleu ¾ Substituut van de procureur des Konings aan het parket van Kortrijk ¾ Stageplaats: Frankrijk – parket en arrondissementsrechtbank van Lille; Verenigde Staten – Brooklyn Criminal Court ¾ Duur van de stage: twee weken in elk land
Pagina 76
2.3. Onderzoeksmethoden (opsporing, criminalistiek, politie)
BONNIVERT Alain (zie ook 3.1.)
Samenwerken in vertrouwen
HENRION Thomas
De rechter en de smeris
MICHIELSEN Bernard
Een nieuwe politieschool oprichten
VAN CAUWENBERGHE Karel (zie ook 1.1.)
Onderzoeksrechters hebben centrale databanken nodig
VAN der SIJPT Eric (zie ook 2.4. en 2.8.)
Geëigende vormen zoeken om etnische, georganiseerde criminaliteit te bestrijden
Alain BONNIVERT
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Samenwerken in vertrouwen Alain BONNIVERT Toenmalige functie Substituut van de procureur des Konings te Verviers (afdeling jeugd, zedenmisdrijven, verdovende middelen en internationale zwendel in gestolen voertuigen) Doel stage Observeren hoe justitie in Ierland werkt, vooral bij onderzoeken door de politie zelf en meer bepaald op het vlak van jeugdbescherming. Stageplaats In Dublin: het Office of the Director of Public Prosecutions, Chief'State Solicitor Office, Garda National Juvenile Office, Eastern Health Board, Forensic Science Laboratory, Children's Court.
Het rechtssysteem van de Ierse Republiek berust op heel andere grondslagen dan het systeem op het Europese vasteland: a priori zou het dus erg moeilijk, om niet te zeggen onmogelijk moeten zijn om er praktijken en ideeën te gaan bekijken die ook bij ons kunnen worden toegepast. Toch kan het systeem inspiratie geven op bepaalde punten, bijvoorbeeld wat minderjarigen betreft, ook al zijn de algemene aanpak van jeugddelinquentie en opvang van kinderen in gevaar er in wezen gelijkaardig. Op dat vlak zijn er dus geen echt grote verschillen, noch qua voorgestelde oplossingen, noch wat hun beperkingen betreft. De Ierse jeugdrechters worden net als hier geconfronteerd met een nijpend tekort aan opvangmogelijkheden in open of gesloten instellingen. En dat geldt zowel voor delinquente jongeren als voor minderjarigen in gevaar.
De politieagent: een vertrouwenspersoon in de buurt Er bestaat wel een groot verschil met het Juvenile Diversion Programma van de Ierse politie: de politie beschikt daarin over de discretionaire macht om, alvorens vervolging in te stellen, een jongere die op het ogenblik van de feiten geen 18 jaar is, een waarschuwing te geven als hij bekent dat hij het misdrijf heeft begaan en als de ouders bereid zijn om mee te werken en de raad van de politieman over de jongere in kwestie te volgen. Die waarschuwing kan informeel zijn en bijvoorbeeld door de wijkagent in zijn bureau worden gegeven, maar kan ook 'formeel' zijn en door de officier van het district worden uitgesproken. Het resultaat is vrij indrukwekkend: 89% geslaagde gevallen op 95.000 eerste waarschuwingen. Daarbij moet worden gepreciseerd dat de politie in Ierland over een zeer ruime onderzoeksbevoegdheid beschikt: het is de politie die het hele onderzoek doet en de zaak wordt pas aan een 'solicitor' (een door de Staat aangeduid jurist) doorgegeven wanneer het onderzoek rond is.
Pagina 79
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Alain BONNIVERT
Dat getuigt van een totaal andere mentaliteit dan bij ons: terwijl wij in België of in Frankrijk steeds achterdochtiger staan tegenover de politie hebben de Ieren echt vertrouwen in hun politiemensen en de verschillende sociale actoren (school, politie, familie, sociale diensten, gerechtelijke kringen …) werken er nauw mee samen. Het is natuurlijk niet mogelijk om een bepaalde aanpak, die uit een algemene ingesteldheid voortvloeit waarin respect voor de instellingen traditioneel belangrijker is, zomaar ook hier toe te passen. Maar Alain Bonnivert kan niet ontkennen dat hij een heel gunstige indruk heeft over de manier waarop de zaken over het Kanaal worden aangepakt en is dan ook voorstander van grotere autonomie voor de politie. Als de politiemensen beter zouden worden opgeleid en een onderzoek in grotere onafhankelijkheid zouden kunnen leiden, zouden de magistraten van een aantal kleinere zaken verlost zijn of zouden ze deze sneller en doeltreffender kunnen behandelen. 'De Ierse politie, zegt hij, staat echt dicht bij de mensen: elke politieman die aan het programma meewerkt volgt "zijn" minderjarigen heel goed en werkt met de ouders, de school en andere verenigingen samen om oplossingen te vinden zodat de jongere niet in de criminaliteit terechtkomt en zijn evenwicht vindt, bijvoorbeeld door aangepaste vrijetijdsactiviteiten. Het accent ligt dus op preventie.' Ook bij de opvang van minderjarigen in gevaar staan vertrouwen en samenwerking centraal, op een manier die ons verbaast en die wij zelfs benijden. Die opvang gaat uit van de zogenaamde 'Health Boards' die bestaan uit sociale en gezondheidswerkers die voortdurend nauw contact houden met de risicogezinnen uit hun sector en met de politie en de school. Zij moeten nagaan welke kinderen gevaar lopen en zij beschikken over uitgebreide bevoegdheden om in te grijpen. De Health Board kan beslissen om het kind alleen maar in het gezin te volgen of om het in een pleeggezin of instelling te plaatsen, of nog om een jongere de mogelijkheid te geven om zelfstandig te gaan wonen in een structuur waar een maatschappelijk werker de minderjarigen in kwestie begeleidt. De 'District Courts' hebben een groot vertrouwen in die 'Health Boards', in hun analyses en voorstellen. De samenwerking tussen rechter, politie en Health Board verloopt goed, elke instantie heeft rechtstreeks contact met de andere, zonder overdreven formalisme. Dankzij het systeem zijn de dossiers overzichtelijker en kunnen ze ook sneller worden behandeld. De nadruk op preventie, op vereenvoudiging, op samenwerking en op wederzijds vertrouwen tussen de betrokken diensten zijn juridische en menselijke aspecten die ook bij ons belangrijk zijn in de reflectie over een doeltreffender werking van justitie. Op dat vlak geeft Ierland alvast een goed voorbeeld.
Pagina 80
Thomas HENRION
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
De rechter en de smeris Thomas HENRION Toenmalige functie Substituut bij het parket te Namen
Een pleidooi voor modernisering en de terugkeer naar de kernopdracht van het parket
Doel stage In Frankrijk de relatie bestuderen tussen magistraten en politiediensten in de eerste fase van de strafrechtelijke procedure, met name de opsporing en het onderzoek.
Magistraten en politiediensten botsen vaak en hun relatie lijdt onder tal van misverstanden. In het belang van de burgers voor wie zij werken, zouden ze nochtans als partners moeten samenwerken.
Stageplaats Het commissariaat van Versailles, de departementale veiligheidsdiensten voor de Yvelines, het technisch centrum van de gendarmerie in Rosny-sous-Bois, de territoriale groepering van de gendarmerie van Valenciennes, het parket en de politieprefectuur van Parijs, de centrale directie van de gerechtelijke politie, de centrale kantoren in Nanterre, de directie van politiewetenschappen in Lyon
De gebeurtenissen waarmee België sinds augustus 1996 geconfronteerd werd, hebben die spanningen aan het licht gebracht of bevestigd (politie-oorlogen, wederzijdse sabotage van delicate onderzoeken, achterhouden van informatie ...). De dramatische gevolgen daarvan zijn voor iedereen duidelijk geworden.
De hervorming van het strafrecht, en de reorganisatie van gerecht en politiediensten zou dergelijke disfuncties in de toekomst onmogelijk moeten maken ... Maar hoe werkt een en ander in Frankrijk, het buurland waarvan we toch ons wetboek en onze strafrechtelijke procedures geërfd hebben? Tijdens zijn stage bestudeerde Thomas Henrion de wisselwerking tussen justitie en politie op zes vlakken: • • • • • •
het beheer van informatie; de pluraliteit van politiediensten; de autonomie van de politie in gerechtelijke onderzoeken; het betrekken van magistraten bij bijzondere technieken; de contacten tussen politiediensten en gerecht; de gevolgen van het toenemend belang van politiewetenschappen en -techniek.
Pagina 81
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Thomas HENRION
Op gespannen voet Net zoals in België staan de Franse brigades van de gerechtelijke politie, bij de aanvang van de eeuw opgericht om de zware criminaliteit aan te pakken, op gespannen voet met de andere diensten (openbare veiligheid en gendarmerie). Het gevolg is dat hun taken elkaar overlappen en dat spanningen het goede verloop van de gerechtelijke onderzoeken verstoren. "Zonder de politieman is de rechter niets; maar ondanks de rechter is de politieman alles" stelt een politieagent die magistraat geworden is. Deze uitspraak is tekenend voor de weerstand in Franse politiekringen tegen de hervormingen van de voorbije tien jaar. Net zoals de debatten tussen de Garde des Sceaux en de minister van Binnenlandse Zaken zijn de betrekkingen tussen magistraten en politie gespannen. De magistraten verwijten de politie dat zij haar eigen gang gaat, terwijl de politie volgens wet in hun onderzoek geleid moeten worden door het parket. De politiediensten vinden dan weer dat de wetgever hun werk onmogelijk maakt door advocaten en magistraten zoveel mogelijkheden te geven om in te grijpen. Op vlak van informatiebeheer blijkt uit het Franse voorbeeld de duidelijke noodzaak om databases samen te stellen die voor alle politiediensten toegankelijk zijn. De vooruitgang die geboekt is in criminalistiek of politiewetenschap doet de noodzaak rijzen om ook magistraten in dergelijke technieken op te leiden. Ze dienen niet alleen de mogelijkheden hiervan te kennen, maar moeten ze ook met kritische zin kunnen aanwenden.
Implicaties voor de Belgische praktijk • magistraten zouden van bij de aanvang de leiding van en de verantwoordelijkheid voor het gerechtelijk onderzoek moeten opnemen. Dit vraagt van hen wel een grotere beschikbaarheid en een aangepaste vorming. • het parket moet zich weer concentreren op zijn kernopdracht: strafvordering instellen tegen wie een zware aanslag op personen of op goederen heeft gepleegd. De beschikbaarheid van magistraten kan verbeterd worden door bepaalde gedragingen te schrappen uit het strafrecht en adviesbevoegdheden in burgerlijke zaken af te schaffen. Hun administratieve taken worden best ook verlicht en er dient een modern dossierbeheer ingevoerd te worden. Een autonome politionele behandeling voor bepaalde categorieën van dossiers zou één van de oplossingen kunnen zijn. Hierop kunnen er controleprocedures ingesteld worden. • het zou een goede zaak zijn de "proletarisering" van parketfunctionarissen tegen te gaan. Het zou niet enkel de loopbaan van substituut aantrekkelijker maken maar ook hun geloofwaardigheid in de ogen van politiemensen doen toenemen. • ten slotte: is het zinvol zich op grote structurele hervormingen te storten? Zouden we niet veel beter onze archaïsche werkmethoden moderniseren en daarbij - waarom niet? - inspiratie opdoen bij onze Franse buren?
Pagina 82
Bernard MICHIELSEN
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Een nieuwe politieschool oprichten Bernard MICHIELSEN
De professionaliteit van het FBI kan ons inspireren
Toenmalige functie Substituut van de procureur des Konings te Brussel Doel stage Nagaan hoe het Amerikaanse FBI werkt, welke haar opdracht is ten opzichte van andere politiediensten en welke bijzondere onderzoeksmethoden en -technieken ze aanwendt.
Het FBI, opgericht in 1908, is één van de federale politiediensten van de Verenigde Staten. Deze gigantische dienst (met 11.500 agenten en 16.300 bedienden) woont en werkt onder toezicht van het ministerie van justitie samen met de DEA (bestrijding van handel in verdovende middelen), de immigratiediensten en de US Marshals (overbrenging van gedetineerden).
Stageplaats Het FBI in Washington DC, de nationale academie van Quantico, Virginia, de FBI Field Office in Washington en New York en het New York Police Departement
De bevoegdheid van het FBI bestaat voornamelijk uit het opsporen van plegers van misdaden en misdrijven tegen defederale belangen of misdrijven begaan door één zelfde dader op het grondgebied van verschillende staten.
Goede voorbeelden De Belgische justitie zoekt al jaren naar mogelijkheden om haar werking te verbeteren, terwijl ook de politiediensten ingrijpend worden hervormd. Hoewel ons land cultureel gezien en qua grootte sterk van de Verenigde Staten verschilt, kan de Amerikaanse aanpak van de misdaadbestrijding voor ons een bron van inspiratie zijn. Elk jaar trekken Belgische politiemannen naar de nationale academie van het FBI en in een aantal recente criminele zaken werd beroep gedaan op de deskundigheid van profilers van het FBI. Op verschillende vlakken kunnen we van de Amerikanen leren. De relatie met de pers is hier één voorbeeld van. Bernard Michielsen kon tijdens zijn stage nauwer kennismaken met de communicatietechnieken naar de pers toe.
Pagina 83
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Bernard MICHIELSEN
Wat men zegt, moet duidelijk overkomen en daartoe moeten een aantal regels gerespecteerd worden. In de Academie van het FBI worden opleidingen in de omgang met de media gegeven, met praktische oefeningen.
Ondervragingstechnieken vormen een ander voorbeeld: er wordt gebruik gemaakt van nieuwe technieken (bijvoorbeeld van leugendetector) om nieuwe vormen van criminaliteit te ontrafelen. Dergelijke technieken kunnen de tekorten van de traditionele technieken helpen opvangen en zijn, dankzij de wetenschap, een bijkomend hulpmiddel geworden. Het FBI heeft ook een opvangdienst voor het personeel opgericht: een multidisciplinair team van artsen, psychologen en politiemensen verstrekt bijstand aan werknemers die moeilijkheden hebben op het werk of thuis. Het Critical Incident Debriefing Team helpt agenten en hun familie wanneer er zich tijdens de dienst een ernstig incident heeft voorgedaan. Verder helpt een gemeenschappelijke opleiding van diverse politiediensten tegen het gevaar van een "politieoorlog".
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk • zou een nationale politieacademie, naar het voorbeeld van de FBI Academy, geen goede oplossing zijn om mensen degelijk op te leiden, een justitie en politie van topniveau te creëren, en komaf te maken met de politie-oorlog waarover men het zo vaak heeft? • zou het niet zinnig zijn om een hogeschool op te richten met een basisopleiding en een opleiding voor middenkaders en officieren? Licentiaten in de rechten die een loopbaan in de staande magistratuur ambiëren, zouden er een speciaal jaar kunnen volgen om er de basisbegrippen van de gerechtelijke geneeskunde, de ballistiek en onderzoekstechnieken te leren. Doeltreffend samenwerken kan alleen wanneer er een echte korpsgeest heerst. Een aangepaste vorming die op de functie-inhoud is afgestemd en met behulp van diverse specialisten wordt uitgewerkt, kan daartoe bijdragen.
Pagina 84
Karel VAN CAUWENBERGHE
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Onderzoeksrechters hebben centrale databanken nodig Karel VAN CAUWENBERGHE Toenmalige functie Onderzoeksrechter, Rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen Doel stage Werkmethoden in Groot-Brittanië onderzoeken i.v.m. organisatie van onderzoek in ernstige criminele zaken, o.a. sporenonderzoek. Stageplaats National Crime Faculty, Bramshill, en Forensic Science Service, London
Efficiënt en snel sporenonderzoek is cruciaal Een centrale en snelle gegevensbank In Groot-Brittanië brengen politiediensten al het sporenmateriaal dat verband houdt met een welbepaald misdrijf naar een centraal onderzoekslabo, de Forensic Science Service (FSS). Naast een groot centraal labo in Londen zijn er zes andere vestigingen over gans het land ; ze vallen onder de bevoegdheid van het ministerie van Binnenlandse Zaken.
In deze labo’s zijn meer dan 2.000 mensen tewerkgesteld ; in London alleen al zijn er 400 personeelsleden die zich uitsluitend bezighouden met DNA-onderzoek. Omdat de politiediensten zelf alle stukken rechtstreeks naar het labo brengen, gaat er geen tijd verloren zoals bij ons. Politiemensen krijgen van het FSS ook onderricht in de meest aangewezen wijze om sporen te verpakken zodat contaminatie vermeden kan worden en FSS-deskundigen gaan ook zelf ter plaatse. Alle sporen worden onmiddellijk geregistreerd in een computerprogramma met vermelding van welke onderzoeken dienen te gebeuren. Voor DNA-profielen bestaat er sinds 1995 een centrale databank. Hierdoor kan men nagaan of een bepaalde persoon gelinkt kan worden met een onopgelost misdrijf en kan men efficiënter zoeken naar verbanden tussen onopgeloste misdrijven. Naast DNA-onderzoeken houdt de FSS zich met allerlei ander sporenonderzoek bezig. Zo heeft ze bijvoorbeeld een uitgebreide collectie vuurwapens (meer dan 6.000 stuks) die gebruikt kan worden als vergelijkingsmateriaal.
Ondersteuning voor politie-officieren In Groot-Brittanië hebben politie-officieren een grotere autonome bevoegdheid bij onderzoek van misdrijven dan bij ons. Ze worden in hun werk ondersteund door de National Crime Faculty (NCF), die zowel onderzoek doet als training geeft. Ze geeft bijvoorbeeld zeer degelijke trainingen in politieverhoren en maakt gebruik van gespecialiseerde computerprogramma’s om alle kenmerken van een misdrijf in te voeren. Op deze wijze kan de handelingswijze bij een bepaald misdrijf vergeleken worden met die van andere misdrijven.
Pagina 85
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Karel VAN CAUWENBERGHE
De NCF heeft ook uitgebreide up-to-date gegevens van deskundigen die gecontacteerd kunnen worden, evenals referenties van politie-officieren die reeds gebruik gemaakt hebben van deze deskundigen. Een dergelijke centrale deskundigenbank, dat opsporingswerk sneller en efficiënter kan doen verlopen, ontbreekt vooralsnog in België.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Opsporingsondersteuning, geen overbodige luxe Een centraal en goed uitgerust labo voor gerechtelijke expertises is een must in het opsporingsonderzoek. Het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) zou zo’n centraal labo kunnen zijn voor België, ware het niet dat het NICC onvoldoende personeel heeft en onvoldoende werkingsmiddelen om snel en efficiënt een antwoord te bieden op de gevraagde onderzoeken. Het zou goed zijn het NICC eindelijk op eenzelfde wijze uit te bouwen als het FSS in Groot-Brittanië. Het is bijvoorbeeld betreurenswaardig dat er in ons land nog steeds geen centrale DNAgegevensbank voorhanden is. De wet is weliswaar, maar de uitvoering laat op zich wachten. Ondertussen voeren diverse labo’s aan diverse snelheden DNA-analyses uit en kijken daarbij niet altijd dezelfde parameters na, wat de vergelijkbaarheid bemoeilijkt. Nog een nadeel van ons huidig systeem is dat overtuigingsstukken bij ons eerst op de griffie van de rechtbank neergelegd worden voor ze bij een deskundige terecht komen, een stap die beter overgeslagen zou worden. Door een neerlegging volgens een gestandaardiseerde methode en met een eenvoudige registratie in een centraal labo, zoals bij de FSS, zou er veel minder tijdverlies zijn en minder risico op het verdwijnen van belangrijke sporen.
We hebben een goede deskundigheidsdatabank nodig Een central help desk met up-to-date informatie over betrouwbare specialisten op de meest uiteenlopende terreinen zou onderzoeksrechters een hoop tijd en werk besparen. Momenteel zijn bij ons heel wat bestanden niet in de computer ingevoerd of gebrekkig, of niet geactualiseerd. Samenwerking zou de onderzoeksmogelijkheden ten goede komen. Zowel bij sporenonderzoek als bij de ondervraging van verdachten is de tijdsfactor cruciaal. De onderzoeksrechter moet de voor hem geleide verdachte binnen de 24 uur na vrijheidsbeneming onder aanhoudingsmandaat stellen of terug in vrijheid stellen. In geval van een buitenlander die onze taal niet machtig is, is het niet makkelijk om binnen dat tijdsbestek een bekwame en beschikbare tolk te vinden. Ook dit is voer voor een uitgebreide gegevensbank.
Gespecialiseerde vorming, een aanrader Men kan een stiel al zwemmend onder de knie krijgen, maar beroep kunnen doen op ervaring van diverse specialisten (bijvoorbeeld inzake politieverhoren), betekent alleszins een voordeel in het efficiënt uitvoeren van onderzoeksverantwoordelijkheden. Van de National Crime Faculty in GrootBrittanië valt één en ander op te steken en het ware een goede zaak om nog meer gespecialiseerde training te organiseren dan thans het geval is.
Pagina 86
Eric VAN der SIJPT
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Geëigende vormen zoeken om etnische, georganiseerde criminaliteit te bestrijden Eric VAN der SIJPT Toenmalige functie Toegevoegd substituut procureur des Konings bij het Hof van beroep te Brussel
Een juridisch kader voor bijzondere opsporingstechnieken
Doel stage Nagaan hoe in de U.S. omgegaan wordt met bijzondere politietechnieken, georganiseerde criminaliteit uit ZuidOost-Azië en mensenhandel.
Community policing
Stageplaats San Francisco (local field office), Washington (o.a. FBI en andere politiediensten) en New York (FBI office)
In alle drie bezochte steden, vooral in San Francisco en New York, maakt men opvallend veel gebruik van politieambtenaren van Aziatische origine om mensenhandel in het bijzonder en georganiseerde criminaliteit uit ZuidOost-Azië tegen te gaan.
De redenen zijn evident: de contacten met deze gemeenschap lopen makkelijker door mensen in te zetten met hetzelfde uiterlijk die bovendien vaak dezelfde Aziatische taal spreken. In undercoveroperaties liggen de voordelen nog meer voor de hand. Nog onafgezien van de bestrijding van specifieke vormen van misdaad, is het eenvoudiger om aan community policing te doen door agenten die vertrouwd zijn met de cultuur van het Aziatisch milieu.
Mensenhandel en fraude In de Verenigde Staten is er jaarlijks nog steeds een toename van Aziatische inwijkelingen en derhalve ook van het aantal mensenhandelaarsorganisaties. Het blijft één van de criminele hoofdactiviteiten van deze groep en vormt een voedingsbodem voor andere criminele activiteiten zoals gewapende overvallen op bedrijven van landgenoten, afpersingen, drughandel, zwendel in valse en vervalste identiteitsdocumenten, witwassen van geld, enzovoort. Anders dan in Europa kent men in de U.S. bijna geen vermenging met andere milieus op gebied van mensenhandel. In België en een aantal andere West-Europese steden ziet men dat bijvoorbeeld een aantal Oost-Europese (vooral Albanese) organisaties de mensensmokkel van Aziatische onderdanen voor hun rekening nemen.
Pagina 87
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Eric VAN der SIJPT
Coördinatie en overleg Eén van de meest verrassende vaststellingen in de U.S.: noch tussen de verschillende federale politiediensten onderling (FBI, DEA, INS, enz.) noch tussen de federale en lokale politiediensten is er veel coördinatie of overleg. Enkel indien er gemeenschappelijke task forces werden opgericht, meestal met de bedoeling een bepaald fenomeen aan te pakken, gebeurde deze informatie-uitwisseling wel en werd er gecoördineerd opgetreden. Opvallend is verder dat elke politiedienst, federaal of lokaal, zelf een aantal ingebouwde controlesystemen heeft. Hiermee wil men een correcte toepassing van de gebruikte technieken garanderen en tevens juridische problemen voor de rechtbank vermijden. Het gebruik van juridische adviseurs bij politiediensten is in de U.S. wijdverbreid.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Community policing, reeds gedeeltelijk toegepast in Antwerpen en in Brussel, kan ook bij ons een zeer belangrijk middel zijn om bepaalde criminele activiteiten tegen te gaan. In België is het natuurlijk moeilijker om agenten van Aziatische origine te recruteren voor dit soort werk gezien de geringe vertegenwoordiging van deze bevolkingsgroep. Het gebruik van juridische adviseurs bij politiediensten zou ook voor België interessant kunnen zijn. Misschien is hier wel een rol weggelegd voor de magistratuur. Het verdient alleszins aanbeveling een wettelijke basis uit te werken voor de toepassing van bijzondere politietechnieken. Daarnaast zou het goed zijn een overkoepelend orgaan te creëren dat toeziet op de correcte toepassing van deze technieken, vooral waar zij de grenzen van het lokale overschrijden of wanneer langdurige en/of juridisch moeilijke of delicate operaties worden opgestart.
Pagina 88
2.4. Georganiseerde misdaad
FRANSEN Daniel
De strijd tegen de georganiseerde misdaad: het Italiaanse voorbeeld
KAISER Alain (zie 1.3. – zie ook 1.1.)
Geavanceerde technologie ten dienste van justitie
VAN der SIJPT Eric (zie 2.3. – zie ook 2.8.)
Geëigende vormen zoeken om etnische, georganiseerde criminaliteit te bestrijden
Daniel FRANSEN
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
De strijd tegen de georganiseerde misdaad: het Italiaanse voorbeeld Sinds de fameuze operatie 'schone handen' is Italië een pionier in de strijd tegen de georganiseerde misdaad, de witteboordcriminaliteit en de corruptie. Na een paar jaar ervaring moet het nu mogelijk zijn om een eerste balans op te maken van de vorderingen en tegenvallers die de Italiaanse justitie op dat vlak heeft gekend, aldus Daniel Fransen, die de leiding heeft over een onderzoekskabinet, gespecialiseerd in complexe dossiers over financiële misdrijven. Bovendien kunnen zijn contacten met Italiaanse collega's de internationale samenwerking alleen maar ten goede komen.
Is er volgens u sprake van een sterke toename van de georganiseerde misdaad in België? "Beweren, zoals dat wel eens gebeurt, dat België in Europa dé draaischijf is geworden voor illegale handel allerhande, is ongetwijfeld overdreven. Maar door mijn verblijf in Italië zal ik precies over een betere vergelijkingsbasis beschikken om een goed kwantitatief beeld te krijgen van fenomenen zoals witwasoperaties, corruptie, maffiapraktijken, internationale fraude of mensenhandel. Maar er voltrekken zich in ons land wel onrustwekkende ontwikkelingen - met geruchten dat de Oost-Europese maffia-organisaties greep krijgt op ondernemingen - en daartegenover moet justitie beslist optreden".
Welke maatregelen kunnen daartegen genomen worden? "Natuurlijk moet justitie meer middelen krijgen, maar ik pleit daarnaast ook voor de mogelijkheid om expertpools te vormen en bepaalde dossiers aan twee of zelfs drie onderzoeksrechters toe te vertrouwen. Zo kan men enerzijds de competenties in zeer complexe materies combineren en verlicht men ook wat de druk op de onderzoeksrechter. Hij krijgt immers soms af te rekenen met pogingen tot destabilisering die, zeker omdat hij alleen staat, gevaarlijk kunnen zijn. Ik zou graag willen weten hoe mijn Italiaanse collega's op dergelijke bedreigingen reageren en of zij gewoon zijn om in team te werken. Voorts zal ik in Italië ook nagaan hoe men er de getuigenissen van de pentiti gebruikt. Over de controverse heen die daarover bij ons is ontstaan, wil ik vooral de mogelijkheden én beperkingen van die techniek kennen. Is het bijvoorbeeld zo dat de rechter wegens procedurefouten geen uitspraak ten gronde kon doen?"
Pagina 91
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Daniel FRANSEN
Bent u ook van plan om onderzoeken mee te doen? "Zeker. Ik heb uitstekende herinneringen aan de stage die ik hier in België bij de politie heb gedaan. Daar heb ik echt kunnen meemaken hoe een huiszoeking of een verhoor verlopen, op welke concrete zaken je moet letten, … Ik stel nu vast dat er rogatoire commissies zonder resultaat blijven, maar dat is in sommige gevallen misschien toe te schrijven aan problemen in de formulering of aan het feit dat wij onze buitenlandse collega's dingen vragen die zij in hun land niet kunnen doen. Ik weet het, één week in Palermo en/of Milaan (de concrete modaliteiten liggen nog niet vast), is erg kort, maar ik hoop toch dat het me heel wat bijbrengt zodat onze samenwerking met de Italiaanse overheid in onderzoeken naar de georganiseerde misdaad er een stuk op verbetert".
Daniel Fransen ¾ Onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel ¾ Stageplaats: Italië – Rome, Palermo, Milaan (nog te bevestigen) ¾ Duur van de stage: drie weken
Pagina 92
2.5. Bedrogsdelicten, fraude, white collar crime
D'ERBEE Elisabeth
Landelijke expertisecentra
MERCKX Dirk
De strijd tegen de financiële misdaad in Rusland
RAPAILLE Guy (zie 1.3.)
De ondersteunende rol van het parket-generaal in financiële zaken
Elisabeth D'ERBEE
Bursaal 2000 – Nog te realiseren stageproject
Landelijke expertisecentra Elisabeth D'ERBEE Toenmalige functie Substituut-arbeidsauditeur bij de Arbeidsrechtbank te Brussel en assistente socialezekerheidsrecht aan de Universiteit Gent Doel stage Zijn de expertisecentra in Nederland een doeltreffend instrument in de bestrijding van socialezekerheidsfraude? Stageplaats Nederland: de expertisecentra van het openbaar ministerie, gespecialiseerd in sociale zekerheid en fraudebestrijding (Den Haag, Rotterdam, Amsterdam) Duur Twee weken
De omvang van de socialezekerheidsfraude mag niet worden onderschat: het gaat zeker niet alleen om kleine misdrijven. Soms is er een strafrechtelijk luik aan verbonden als het om georganiseerd zwartwerk of illegale tewerkstelling gaat. Georganiseerde criminaliteit kan hier alleen worden ontmanteld als de politiediensten, de sociale inspectie, het parket en het arbeidsauditoraat nauw met elkaar samenwerken en overleg plegen. Dat is in Nederland het geval, waar landelijke expertisecentra werden opgericht om de werking van justitie op tal van domeinen beter te coördineren.
Ook bij ons bestaat de tendens om competenties te bundelen in gespecialiseerde cellen, zoals dat bijvoorbeeld reeds gebeurt in de strijd tegen de mensenhandel. Er is momenteel sprake van om ook op het domein van de bestrijding van socialezekerheidsfraude een gelijkaardige structuur op te richten, maar er is nog heel wat werk aan de winkel, meent Elisabeth D'Erbée, substituutarbeidsauditeur: 'Algemeen kan men stellen dat informatie en sensibilisering over fraude in de sociale zekerheid dringend nodig zijn, ook bij de politiediensten. Men is geneigd die dossiers onvoldoende prioriteit te geven, omdat het ogenschijnlijk om minder zware fraude gaat. Maar bij een grondiger onderzoek stoot men soms op een grotere criminele organisatie van zwartwerk en illegale tewerkstelling. Men beseft te weinig dat er soms belangrijke sommen geld mee gemoeid zijn. Toegegeven, de statistische gegevens waarover men beschikt zijn ontoereikend en dat bemoeilijkt de informatieverstrekking beslist.'
Pagina 95
Bursaal 2000 – Nog te realiseren stageproject
Elisabeth D'ERBEE
Door gebrek aan overleg tussen politie, sociale inspectie, parket en arbeidsauditoraat raken de dossiers bovendien vaak zoek in de massa van behandelde zaken. Het openbaar ministerie zou daarom graag zien dat o.m. de politie bij het vaststellen van een overtreding van de sociale wetgeving, meer dan nu reeds het geval is, een specifiek proces-verbaal opmaakt en dat meteen aan de bevoegde diensten doorgeeft.
Een op regionale leest geschoeide infrastructuur Onze noorderburen hebben op dat vlak wat voorsprong. In het Haagse parket werd in 1994 de basis gelegd voor een op regionale leest geschoeide infrastructuur. In 1996 is hier vooruitgelopen op de reorganisatie van het openbaar ministerie en werd o.m. een onwikkelingsconferentie gehouden waarin als één van de belangrijkste doelstellingen werd geformuleerd het in stand houden en uitbouwen van de expertise-eenheden fraude, economie/milieu en zware criminaliteit. Gedurende haar stage zal Elisabeth D'Erbée ervaren hoe de expertise-eenheid fraude werkt en de 'routing' van een gewone strafzaak volgen. Daarnaast is er ook gelegenheid tot inkijkstages bij andere betrokken instanties zoals het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij een politierechtbank, het Landelijk Instituut Sociale Verzekeringen, …
Pagina 96
Dirk MERCKX
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
De strijd tegen de financiële misdaad in Rusland De magistraten die belast zijn met de strijd tegen de georganiseerde financiële criminaliteit, moeten regelmatig een onderzoek instellen naar transacties en netwerken uit Oost-Europese landen en vooral uit Rusland. Maar substituut Dirk Merckx, attaché bij de financiële afdeling van het parket van Brussel, heeft vastgesteld dat zij heel weinig vertrouwd zijn met het institutionele, gerechtelijke en politionele landschap in Rusland. Wie zijn hun bevoorrechte gesprekspartners in Moskou? Wie doet wat? Hoe werken zij? Ideaal is om ter plekke te gaan kijken en daar persoonlijke contacten te leggen die de samenwerking in de toekomst alleen maar kunnen vergemakkelijken.
Kunt u ons een idee geven van het belang van de strijd tegen de georganiseerde financiële misdaad, met name uit Oost-Europa ? "Ik denk dat het voor onze democratische samenlevingen echt een prioriteit is geworden. Als je weet dat er in sommige misdaadorganisaties geldbedragen omgaan die het BNP van sommige landen overtreffen, dan besef je dat dergelijke netwerken de fundamenten zelf van de rechtsstaat dreigen te ondermijnen. België ligt centraal, het is een stabiel land met een degelijke reputatie als financiële plek. Het gevolg is dat ons land onvermijdelijk massa's kapitaal aanzuigt, waarvan een deel voor wiswasoperaties. Het gebeurt wel vaker dat een bank contact met ons opneemt over stortingen van dubieuze herkomst waarbij het om honderden miljoenen franken gaat, of dat men verdachten aanhoudt die aanzienlijke geldsommen bij zich hebben."
Kunt u op de medewerking van de Russen rekenen om de filières bloot te leggen? "Ik heb persoonlijk kunnen ervaren dat de Russische gerechtelijke overheid weliswaar in moeilijke omstandigheden werkt, maar al het mogelijke doet om ons te helpen - ik zou zelfs durven zeggen dat ze soms beter meewerken dan sommige landen van de Europese Unie… Het probleem is eerder dat wij maar een heel vaag idee hebben van hoe het Russische rechtssysteem werkt, en vice-versa. Zo kunnen rogatoire commissies nodeloos aanslepen omdat men zich niet tot de juiste instantie heeft gewend, of blijven er vragen onbeantwoord omdat ze in veel te onduidelijke termen zijn gesteld. En als er al samenwerking is, dan is die in ieder geval niet proactief genoeg: ik ben er zeker van dat de Russische justitie competenties en kennis in huis heeft waar wij geen gebruik van maken, gewoon omdat we niet weten dat ze bestaan."
Pagina 97
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Dirk MERCKX
Wat verwacht u concreet van uw stage? "In de eerste plaats wil ik een organigram opstellen van de gerechtelijke en politiediensten in Rusland die zich bezig houden met de strijd tegen de grote georganiseerde misdaad - een soort van 'who is who' - om die informatie dan aan de andere financiële afdelingen van het parket door te geven. Ik verwacht ook veel van de persoonlijke contacten die ik daar kan leggen: de communicatie gaat altijd vlotter als je op iemands naam ook een gezicht kunt plakken. Het doorgeven informatie zal ook geen eenrichtingsverkeer zijn. Ik ben ervan overtuigd dat onze Russische collega's ook graag willen weten hoe bij ons de zaken georganiseerd zijn. Het is ook belangrijk dat zij weten dat de strijd tegen de financiële criminaliteit bij ons een prioriteit is."
Dirk Merckx ¾ Substituut van de procureur des Konings bij het parket van Brussel ¾ Stageplaats: Russische Federatie - Ministerie van Binnenlandse Zaken, van Justitie, Financiën, parket van Moskou, federale politie,… ¾ Duur van de stage: drie weken
Pagina 98
2.6. Seksuele delicten
DE PAUW Mieke (zie ook 1.6.)
We hebben meer bemiddeling in strafzaken nodig en een betere behandeling van zedendelinquenten
PENSIS Chantal (zie 8)
Lessen uit het verre Canada
SCHILS Pascale
Voor een multidisciplinaire aanpak bij incestgevallen
THOMAS Marianne (zie ook 6 en 2.10.)
Een heel andere houding tegenover echtelijk geweld
Mieke DE PAUW
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
We hebben meer bemiddeling in strafzaken nodig en een betere behandeling van zedendelinquenten Mieke DE PAUW Toenmalige functie Rechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Dendermonde Doel stage Onderzoek naar preventie van zedendelinquentie en naar behandelingsmogelijkheden, en training in bemiddeling tussen slachtoffers en daders. Interesse Vanuit de dagdagelijkse confron-tatie met zedendelinquentie en met daders en slachtoffers zoeken naar efficiënte reactiewijzen. Stageplaats o. a. Centrum voor behandeling van zedendelinquenten in Abbotsford, British Columbia, en Victim Offender Mediation Program, Langley, Canada
Een afzonderlijke instelling voor zedendelinquenten wenselijk Een progressief strafsysteem Bemiddeling tussen dader en slachtoffer maakt reeds sinds de jaren ‘70 deel uit van de Canadese rechtspraktijk. Vanuit het perspectief van "restorative justice", herstelgerichte justitie, wordt gezocht naar manieren van goedmaking aan slachtoffer en samenleving die tevens recidive helpen voorkomen. Voor zover daders gedetineerd worden, wordt van hen verwacht dat ze die tijd benutten om te werken, school te volgen en/of deel te nemen aan vormings-programma’s zoals "beheersing van woede en emoties", "zinvolle vrijetijdsbesteding" en "bekwaamheid in opvoeding".
De resultaten van de herstelgerichte aanpak zijn hoopgevend. De criminaliteitscijfers in Canada zijn in de jaren ‘90 sterk gedaald, terwijl ze elders in de wereld toenamen.
Een gespecialiseerde aanpak van zedendelinquenten Diverse Canadese specialisten in zedendelinquentie hebben samen een uniform onderzoeksinstrument ontwikkeld dat toelaat een zedendelinquent te typologiseren volgens gevaarrisico, bereidheid en betrouwbaarheid om mee te werken en noden. Afhankelijk van de uitslag van de testen wordt de persoon in kwestie naar een meer of minder beveiligde instelling gestuurd, of naar een meer of minder intensief programma verwezen. Deelname aan een behandelingsprogramma is vrijwillig maar wie niet openstaat voor behandeling ondervindt daarvan wel negatieve gevolgen op vlak van voorwaardelijke invrijheidstelling.
Pagina 101
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Mieke DE PAUW
De behandeling van zedendelinquenten stoelt op een combinatie van psychodynamische groepstherapie, een cognitief-gedragsmatige benadering en een "recidive preventie" programma. De deelnemers leren hun eigen misdaadketen onderkennen en anders omgaan met gevaarsituaties. Voor mentaal zieken en psychopaten zijn er aangepaste programma’s ontwikkeld.
Een uitgebouwde bemiddeling tussen daders en slachtoffers Vanuit de overtuiging dat onrecht in eerste instantie een persoonlijk, en geen abstract gegeven is, zijn binnen de schoot van "herstelgerichte justitie" bemiddelingsinitiatieven tussen dader en slachtoffer ontstaan. Het Victim Offender Mediation Program in Langley, Britisch Columbia onder leiding van David Gustafson is internationaal gerenommeerd. Bij inbraken, diefstallen, opzettelijke beschadiging en aanranding wordt in Canada frequent beroep gedaan op bemiddeling als alternatief voor procesvoering. Reeds in 1986 ontstond het overkoepelende Centre for Conflict Resolution Training, en deze aanpak is de experimentele fase ontgroeit. Er is een stijgende tendens om deze vorm van reactie tot het gangbare model te promoveren. Het vergt een ombuigen van een onpersoonlijke, autoritaire justitie naar een justitie die slachtoffer en dader meer controle geeft in het zoeken naar bevredigende oplossingen voor het gedane zeer.
Implicaties voor de Belgische praktijk • om enig zicht te hebben op de draagwijdte van de problematiek van zedendelinquentie, is er een geïntegreerde criminele statistiek nodig in ons land. Momenteel verblijven er zo’n 500 zedendelinquenten in onze gevangenissen, maar er zijn te weinig specifieke gegevens over de aard van hun misdrijf. Dit is nochtans nodig om een behandeling te organiseren. • een afzonderlijke gesloten instelling voor zedendelinquenten zou wenselijk zijn in ons land. De structuur van de gevangenissen voldoen immers niet om al dan niet intensieve behandelingsprogramma’s aan te bieden, terwijl een aantal veroordeelden voor zedenfeiten niet veilig zijn om vrij te laten in onze samenleving. Sinds de federale regering en de gemeenschappen samenwerkingsakkoorden afsloten met externe diensten bestaat er nu een pre-therapeutisch begeleidingsprogramma in een aantal gevangenissen, maar het kader ontbreekt om effectief aan de slag gaan met de problematiek. • de uitbreiding van bemiddelingsinitiatieven in ons land zou de daders van misdrijven veel meer confronteren met het door hun aangedane leed dan nu het geval is. Mieke De Pauw: "In mijn huidige verantwoordelijkheid heb ik vaak dossiers van verkeersongevallen. Veroorzakers van zware ongevallen worden nu vaker dan voor mijn stage doorverwezen naar sensibiliseringsprogramma’s van het Belgische Instituut voor Verkeersveiligheid of van Slachtoffer in Beeld. De confrontatie met de gevolgen van het eigen handelen voor anderen geeft doorgaans een groter schokeffect dan het betalen van een zware geldboete".
Pagina 102
Pascale SCHILS
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Voor een multidisciplinaire aanpak bij incestgevallen Pascale SCHILS Toenmalige functie Eerste substituut van de procureur des Konings bij het Parket van Eupen Doel stage De principes en praktische toepassing bestuderen van het systeem van netwerking bij mishandeling dat in Duitstalig Zwitserland bestaat. Nagaan hoe het in de praktijk wordt ingevuld, of het ook bij incest kan worden toegepast en exporteerbaar is. Stageplaats In Bern: parket en rechtbank van eerste aanleg, St.-Johansen centrum, dienst gerechtspsychiatrie van de Universiteit. In Biel: de vereniging 'De rode draad', de dienst slachtofferhulp, de sociale dienst van de jeugdrechtbank, het kinderhome in Courtelary, het jongerentehuis in St.-Imier, een conceptuele ruimte, het psychologisch centrum voor kinderen en jongeren van Tavannes.
Ons gerechtelijk optreden in gevallen van incest is weinig adequaat, stelt Pascale Schils vast, want we gaan uit van twee tegenstrijdige houdingen: enerzijds een repressieve houding tegenover de dader, hoewel zijn schuld nog niet is bewezen, en anderzijds een beschermende houding tegenover het kind, waarbij het belang van het kind centraal staat. Beide houdingen botsen met elkaar en leiden tot fundamentele misverstanden tussen de magistraten en de maatschappelijk werkers die voor het welzijn van het kind instaan. Nochtans is het in gevallen van incest duidelijk dat noch de magistraten noch de maatschappelijk werkers apart, zonder onderlinge samenwerking, tot een goede en menselijke oplossing kunnen komen.
Netwerking De weerslag van de 'zaak Dutroux' laat zich nog altijd voelen: België is geneigd tot een repressieve aanpak. Maar is dat wel in het belang van de slachtoffers? Staat die aanpak de reïntegratie van de daders niet in de weg? Voorkomt zij dat misbruik van generatie op generatie wordt overgedragen? Om het antwoord op die vragen te vinden, is het interessant om even over de grenzen te kijken, naar Duitstalig Zwitserland bijvoorbeeld: het politieke systeem staat er heel dicht bij de burger, en de Duitstalige cultuur staat ook meer open voor modellen uit het noorden. Wat de aanpak van mishandeling betreft, werd er bijvoorbeeld een vorm van netwerking uitgewerkt die ook voor België in tal van opzichten interessant zou kunnen zijn.
Pagina 103
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Pascale SCHILS
Zo heeft een werkgroep rond mishandeling in Bern een multidisciplinair interventieprotocol uitgewerkt en twee cellen opgericht met mensen uit de gerechtelijke, de medische en de psychosociale wereld. In Biel, de tweede grootste stad in de Zwitserse Jura, is een multidisciplinaire vereniging van privaatrecht actief, 'de rode draad', die op verzoek vrijblijvend advies geeft aan mensen die beroepsmatig met kinderen werken.
Een importeerbaar model Voortgaand op wat 'de rode draad' doet, maar ook voortbouwend op de voorstellen die een Belgische groep van deskundigen in 1997 heeft geformuleerd, kan men bij gevallen van incest een strategische methode voorstellen waarin twee multidisciplinaire werkgroepen een inbreng hebben: • Een discussiegroep (overlegcel) die anonieme dossiers bespreekt, met de bedoeling elkaar te leren kennen en de betrokkenen vertrouwd te maken met de verhoortechnieken ; • Een interventiegroep (de ophelderingscel) die alle bewijzen minutieus verzamelt en, met de hulp van deskundigen, een balans opmaakt van de gezinssituatie om zo een strategie te kunnen bepalen. Na bespreking wordt dan gekozen voor repressieve vervolging of voor een therapeutisch alternatief. Alle betrokkenen onderschrijven het samenwerkingsprotocol. Het model is niet nieuw en kan ongetwijfeld ook zonder grote wetswijzigingen bij ons worden ingevoerd, maar men moet aanvaarden dat er gediscussieerd wordt alvorens een beslissing wordt genomen. Bij dergelijke multidisciplinaire aanpak moet elkeen zijn verantwoordelijkheid opnemen, met kennis van zaken. De beslissingen kunnen daardoor sneller en doeltreffender worden genomen. Een ander pluspunt van de overlegcel is dat de psycho-medisch-sociaal werkers zich bewust zijn van hun essentiële rol bij de onthulling. Zij vernemen er hoe zij moeten handelen om te voorkomen dat het verhaal van het kind wordt verdraaid en om een precieze analyse van de eerste verklaring mogelijk te maken.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Onze gerechtelijke aanpak bij incest is voornamelijk om volgende redenen aan verandering toe: • men moet voorkomen dat het kind bezwijkt onder de bewijslast ; • samenwerking tussen de gerechtelijke instanties en de psychosociale diensten moet worden aangemoedigd ; • recidive moet worden voorkomen ; door aangepaste straffen en door het gezin te blijven volgen moet men vermijden dat incest van generatie op generatie wordt overgedragen ; • er moet worden nagedacht over de rol van de jeugdrechter bij het herstructureren of versterken van de beschermende band met de moeder.
Pagina 104
Marianne THOMAS
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Een heel andere houding tegenover echtelijk geweld Marianne THOMAS Toenmalige functie Substituut van de procureur des Konings bij de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel. Doel stage Bestuderen hoe zedendelinquenten in Zweden worden aangepakt en meer bepaald hoe het psychiatrisch deskundigenonderzoek wordt gevoerd. Ontdekken hoe men in Zweden helemaal anders tegen echtelijk geweld aankijkt dan bij ons en hoe het wordt bestraft. Stageplaats In Stockholm: ministerie van justitie, dienst probatie, nationaal centrum voor gerechtsgeneeskunde, rechtbank van eerste aanleg, districtspolitie, nationale politie. Nationaal centrum voor mishandelde en verkrachte vrouwen in Uppsala, gevangenis van Skogome, gesloten psychiatrische instelling van Växjö.
Toen Marianne Thomas, die Zweeds spreekt, naar Zweden vertrok, had zij vooral belangstelling voor de problematiek van zedendelinquenten: hoe worden zij aangepakt, gestraft, behandeld? Het antwoord op die vragen heeft zij gevonden, maar haar verblijf heeft haar ook op een ander vlak de ogen geopend: 'Mijn comfortabele opvattingen over echtelijk geweld werden radicaal en grondig onderuit gehaald, hoewel ik niet van plan was die problematiek te bestuderen. Maar mijn bezoek aan het centrum van Uppsala, waar vrouwen worden behandeld die het slachtoffer zijn geweest van onder meer seksueel geweld, heeft mij de ogen geopend: mijn kijk op geweld binnen het gezin - en die van de Belgen in het algemeen - is voorbijgestreefd'.
Maatschappelijk onaanvaardbaar In België zien wij echtelijk geweld nog te vaak als een privé-probleem: de politie maakt zelden een proces-verbaal op, de magistraten klasseren die dossiers gemakkelijk 'zonder gevolg' en de rechters zijn veel minder streng voor dergelijke delicten dan voor agressief gedrag van automobilisten bijvoorbeeld. In Zweden daarentegen vindt men dergelijk gedrag maatschappelijk onaanvaardbaar: vrouwen die door hun man worden mishandeld moeten worden geholpen, ook als zij geen klacht indienen. Er wordt daarom veel geld besteed aan voorlichtings- en preventieprogramma's en aan onderzoek.
Pagina 105
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Marianne THOMAS
Voortbouwend op wat zij in Zweden heeft gezien, heeft Marianne Thomas een reeks concrete voorstellen uitgewerkt, met name op het vlak van vorming en voorlichting: 'Een specifieke vorming over geweld in het gezin moet de actoren van justitie (magistraten, politie, rijkswacht) inzicht geven in het psychologisch mechanisme ervan en ze aanzetten om na te denken over een andere aanpak in België.' Er moet een instructie-folder worden opgesteld waarin het mechanisme van echtelijk geweld in grote lijnen wordt geschetst en waarin wordt uiteengezet welke vragen men moet stellen, welke gerechtelijke vaststellingen belangrijk zijn, welke commentaar moet worden vermeden. Ook specifieke voorlichting in medische kringen en bij welzijnswerkers is noodzakelijk.
Psychiatrisch deskundigenonderzoek en behandeling Wat seksueel misbruik van minderjarigen betreft, heeft Marianne Thomas kunnen vaststellen dat de aanpak in Zweden grotendeels dezelfde is als bij ons, behalve dat er geen geloofwaardigheidsonderzoek aan te pas komt: bij het verhoor van het kind is er geen assistentie door een psycholoog, en de rechter oordeelt 'volgens zijn gezond verstand'. Zedendelinquenten ondergaan daarentegen een zeer grondig deskundigenonderzoek. Er zijn twee soorten onderzoeken: het eerste dient om te bepalen of de beklaagde verantwoordelijk is voor zijn daden ; het tweede wordt door de rechtbank aangevraagd voor degenen die geen duidelijke psychiatrische stoornissen vertonen en schuldig werden bevonden. Dat deskundigenonderzoek vindt plaats in een gesloten centrum binnen het universitair ziekenhuis van Stockholm waar de volwassen criminelen gedurende vier weken verblijven. De conclusies van de deskundigen beïnvloeden de duur en aard van de straf. Zij kunnen ook bepalend zijn voor de keuze van de gevangenis. Zweden heeft immers speciale gevangenissen voor zedendelinquenten, afhankelijk van de mate waarin zij gevaarlijk zijn. Gedetineerden met een straf van minstens vijf jaar volgen in de gevangenis een therapie die hun moet helpen om weer normaal te functioneren, zonder gevaar voor de maatschappij of voor zichzelf. Zij krijgen ook bezoek van psychologen uit de stad waar ze zullen wonen, zodat hun integratie kan worden voorbereid. Marianne Thomas heeft ook het nut kunnen vaststellen van een fototheek met alle pedofiele foto's die op het internet verschenen zijn. Met de computer kan men de foto's vergelijken, ze identificeren (ouderdom van de foto, plaats van opname, maker, dader van de gefotografeerde seksuele agressie) en soms de kinderen herkennen. De fototheek werkt samen met instanties uit de hele wereld.
Pagina 106
2.7. Verkeersdelicten
DESMEDT Eric
Verkeersveiligheid, een kwestie van bewustwording en maatregelen
PAPART Thierry
Het belang van alternatieve straffen bij verkeersmisdrijven
Eric DESMEDT
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
Verkeersveiligheid, een kwestie van bewustwording en maatregelen Eric DESMEDT Toenmalige functie Rechter in de politierechtbank te Mechelen Doel stage Onderzoeken hoe het parket en de rechtbanken kunnen bijdragen tot meer verkeersveiligheid Stageplaats Onder andere parketten van Evry en Colmar in Frankrijk, de politierechtbanken van Parijs en van Guebwiller, het ministerie van binnenlandse zaken en een aantal instellingen in en om Parijs
Een kordaat optreden Bewustmaking werkt preventief In Frankrijk eist het verkeer een vergelijkbaar aantal doden als in België. Sensibilisering blijkt effect te sorteren. In 2000, door Frankrijk uitgeroepen tot ´jaar van verkeersveiligheid`, verminderde het aantal verkeersdoden met 5 %. In België kwamen datzelfde jaar 5 % meer mensen om door verkeersongevallen dan het jaar ervoor. Bewustmaking is dus een sleutelbegrip om het aantal slachtoffers terug te dringen.
Puntensysteem en snel optreden De wet op alcoholintoxicatie is in Frankrijk strenger dan bij ons. In geval van herhaling binnen de vijf jaar na het eerste vonnis wordt het rijbewijs van de overtreder vernietigd. De wet laat de magistratuur bovendien toe kordaat op te treden. Een overtreder kan reeds binnen de 24 uur na de strafbare feiten voorgeleid worden voor de rechtbank en de rechter kan hem tot een effectieve, onmiddellijk uitvoerbare gevangenisstraf veroordelen. Daarnaast kan de overheid regulerend optreden door middel van een puntensysteem. Iedereen die in Frankrijk een rijbewijs krijgt, vertrekt met 12 punten op zijn kaart. Een gerechtelijke beslissing betekent automatisch aftrek van punten. De gegevens van dit puntensysteem liggen verankerd in een nationale databank. De overtreder kan alvorens hij de nulstand bereikt, zijn punten op verschillende manieren terugverdienen: door gedurende een aantal jaren geen ernstige overtredingen te begaan of door een tweedaagse, betalende sensibiliseringscursus te doorlopen. Onderneemt hij niets om zijn gedrag aan te passen, dan moet hij bij nulstand zijn rijbewijs inleveren. Na verloop van zes maanden kan hij een nieuw rijbewijs halen door de gebruikelijke procedure voor een rijbewijs te volgen én een medische en psychologische test te ondergaan.
Pagina 109
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
Eric DESMEDT
Inzetten van alternatieve straffen Net als in ons land, bestaan er ook in Frankrijk cursussen die de betrokkenen bewust maken van de gevolgen van hun rijgedrag. Blijkbaar slaat de cursus aan want een aantal betrokkenen spreekt zich uit voor een algemene, preventieve invoering van dergelijke cursus, zonder dat er eerst geverbaliseerd wordt.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Het rijbewijs zou langer ingetrokken moeten worden bij bepaalde misdrijven Het Openbaar Ministerie in ons land kan een rijbewijs slechts intrekken voor 15 dagen, eventueel verlengbaar tot maximum 45 dagen. Bij zeer ernstige verkeersdelicten is dit niet voldoende. De maatschappij aanvaardt immers niet langer dat een zware overtreder al na korte tijd opnieuw achter het stuur zit. In Frankrijk kan een rijbewijs tot zes maanden ingetrokken worden.
Er dient sneller gereageerd te worden op ernstige verkeersovertredingen Vaak duurt het verschillende maanden voor de overtreder bij ons voor de politierechtbank verschijnt. Overtreders hebben dan vaak al geen band meer met hun vergrijp. Snelrecht zou hier zeker een goede zaak zijn. De overtreder zou in dit geval alleszins onmiddellijk bij de vaststelling een zittingsdatum moeten krijgen.
Andere maatregelen die overweging verdienen Ons systeem zou coherenter en krachtdadiger werken mits volgende maatregelen: • het door de Rechtbank uitgesproken verval van het recht tot sturen, dient zo spoedig mogelijk uitgevoerd te worden nadat het vonnis in kracht van gewijsde is getreden; • de rechtbanken en het Openbaar Ministerie mogelijkheden geven om de overtreder bij verval of onmiddellijke intrekking van zijn rijbewijs, toe te laten naar en van het werk te rijden; • een geïntoxiceerde bestuurder verplichten zich medisch te laten onderzoeken op alcoholverslaving; • een rijbewijs met puntensysteem en aftrek van punten, alsook cursusmogelijkheden om de verloren punten te herwinnen; • meer uitwisseling tussen het Openbaar Ministerie en de Rechterlijke Macht over eensluidende antwoorden op dezelfde overtredingen.
concrete implicaties voor eigen praktijk: Eric Desmedt spoort mensen na een grote snelheidsovertreding, geïntoxiceerde overtreders en chauffeurs met een schandaling rijgedrag nu aan een sensibiliseringscursus te volgen – met als incentive een deel van de straf met uitstel).
Pagina 110
Thierry PAPART
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
Het belang van alternatieve straffen bij verkeersmisdrijven Thierry PAPART Toenmalige functie Rechter in de politierechtbank van Luik. Doel stage De toepassing van alternatieve straffen bij verkeersmisdrijven in Frankrijk en Zwitserland Stageplaats Paris, Bordeaux, Lyon en Lens ; Genève en Lausanne Tribunal d'instance, politierechtbank en verder verschillende gespecialiseerde advocaten, hoge functionarissen, diensten voor strafuitvoering, verenigingen van slachtoffers,…)
Het idee van een alternatief voor gevangenisstraffen is helemaal niet nieuw: honderd jaar geleden al werd het voor het eerst in Frankrijk geopperd. Men vond het toen een wild, zelfs revolutionair idee dat er dan ook een eeuw over gedaan heeft om werkelijkheid te worden ! Alternatieve straffen worden in België nog maar sinds kort en bovendien met mondjesmaat toegepast, maar in Frankrijk en Zwitserland is het al bijna twintig jaar mogelijk om, met name bij verkeersovertredingen, te kiezen voor dienstverlening als straf.
Hoe heeft het rechtssysteem in die landen de alternatieve straffen in verkeersaangelegenheden weten toe te passen? Welke lessen kunnen we trekken uit hun jarenlange ervaring op dat vlak? Dat waren de vragen die Thiery Papart voorlegde aan tal van Zwitserse en Franse specialisten die met die materie vertrouwd zijn. Beide landen hanteren enigszins verschillende instrumenten, maar hun algemene aanpak is goed vergelijkbaar en de lessen die eruit te trekken zijn ook. Thierry Papart was vooral onder de indruk van het Zwitserse systeem dat een echte 'les in democratie' is: de burger participeert actief, zowel in de verkiezing van de rechters en in de juridische administratie, als in het toepassen van sancties.
Een genuanceerde balans De personen die hij heeft ontmoet zijn in beide landen enthousiast en gepassioneerd, maar de meesten uiten zich toch genuanceerd over de toepassing van alternatieve straffen. De eerste reden is dat de politieke wil lijkt te ontbreken om de veiligheid op de weg aan te pakken, ondanks de zware economische en vooral menselijke tol. Het thema ligt ongetwijfeld electoraal moeilijk en gaat in tegen grote economische belangen. Bovendien wordt onaangepast gedrag op de weg vaak gebanaliseerd, relatief goed getolereerd, en in het meest extreme geval als een soort van nationale sport beschouwd!
Pagina 111
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
Thierry PAPART
Een tweede reden tot nuancering is dat er te weinig middelen zijn om wie dienstverlening moet doen, ook goed op te vangen. De alternatieve straf is immers alleen doeltreffend als er een verband is tussen de overtreding en de sanctie: verkeersovertreders zullen over de gevolgen van hun gedrag nadenken als ze in een ziekenhuis moeten werken of aan een schoolpoort staan, niet als ze bladeren in het park moeten bijeenharken! Frankrijk en Zwitserland hebben voor een kwaliteitsaanpak gekozen: er worden weinig maar weloverdachte alternatieve straffen uitgesproken, binnen strikte structuren, en met aangepaste controles. Thierry Papart meent dan ook dat men beducht moet zijn voor ongewenste neveneffecten: als er te vaak dienstverlening wordt opgelegd, zonder dat er betrouwbare en aangepaste voorzieningen zijn, dreigt de maatregel zelf in diskrediet te raken. Men moet voor een strikte toepassing kiezen, zorgen voor goede communicatie met de structuren waarin de dienstverlening gebeurt, en feedback geven.
Cijfers gevraagd Frankrijk is bezig met de overstap op een nieuw systeem van dienstverlening, dat sterk gelijkt op wat nu in het kader van bemiddeling gebeurt: het gaat om een alternatief, niet voor de straf, maar voor de vervolging: de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie schort de vervolging op als de overtreder ermee instemt om dergelijke diensten te presteren. De voordelen zijn: een eenvoudiger procedure, minder zware straffen (het is gemakkelijker om een opvangstructuur te vinden) en de maatregel leunt dichter aan bij de overtreding (maar wat als de sanctie pas drie jaar later wordt uitgesproken?). Er bestaan helaas geen statistische studies over het effect van alternatieve straffen. Dat is een grote lacune, aldus Thierry Papart: de personen die hij heeft gesproken hebben het gevoel dat dergelijke straffen een buitengewone impact hebben op de recidive, maar beschikken niet over cijfers om dat te bewijzen. Als het cijfermateriaal voorhanden zou zijn, zou het als hefboom kunnen dienen: de politieke overheid, geen groot voorstander van alternatieve straffen, zou dan gedwongen worden om uit te leggen waarom ze niet vaker worden toegepast. Thierry Papart besluit met de vaststelling dat er in België een tekort aan informatie bestaat, en dat de situatie in het noorden en het zuiden van het land verschilt. De Waalse rechters zouden eerder geneigd zijn om dienstverlening op te leggen. Hij legt de nadruk op de noodzaak van kwaliteit en van stevig cijfermateriaal. Verkeersmisdrijven zijn een ernstig maatschappelijk probleem dat met vastberadenheid en met de juiste middelen moet worden aangepakt. De bakens voor een diepgaande reflectie werden uitgezet… Thierry Papart hoopt dat het daar niet bij blijft. Hij wil alle gerechtelijke en parajudiciële actoren sensibiliseren om verkeersmisdrijven strafrechtelijk beter aan te pakken, wat moet bijdragen tot een gevoelige verhoging van de veiligheid op het Belgische wegennet…
Pagina 112
2.8. Mensenhandel
VAN der SIJPT Eric (zie 2.3. – zie ook 2.4.)
Geëigende vormen zoeken om etnische, georganiseerde criminaliteit te bestrijden
2.9. Milieudelicten
CAROLUS Patrick
Bestraffing van milieudelicten in de Verenigde Staten
DE KEYZER Franky
Een gecoördineerde aanpak voor een 'gewapend bestuur'
Patrick CAROLUS
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Bestraffing van milieudelicten in de Verenigde Staten Voor een magistraat die zich in milieuwetgeving specialiseert zoals Patrick Carolus, is een verblijf in de Verenigde Staten in meer dan één opzicht interessant: de Amerikaanse justitie treedt er immers streng op bij overtreding van de milieuwetgeving, zij bedenkt vernieuwende juridische instrumenten op dat vlak, en bovendien is het land ook een federale staat waar de bevoegdheden verdeeld zijn over de centrale overheid en de administraties in de deelstaten, maar waar - naar verluidt - de verschillende machtsniveaus beter op elkaar zijn afgestemd.
Lopen de Scandinavische landen op het vlak van milieuzaken niet méér voorop dan de Verenigde Staten? "In tegenstelling met wat men soms denkt, spelen de Verenigde Staten al lang een voortrekkersrol inzake milieuwetgeving. Het beginsel van de voorzorg komt bijvoorbeeld uit de Amerikaanse rechtsleer: het betekent dat een onderneming kan worden veroordeeld als zij niet als 'goed huisvader' een aantal voorzorgsmaatregelen heeft genomen om vervuiling tegen te gaan. In de Verenigde Staten is ook al sinds 1971 een wetgeving op de bodemsanering van kracht, dat is meer dan 20 jaar eerder dan in de meeste Europese landen. Recenter werd ook het begrip ecologische rechtvaardigheid ingevoerd: dat betekent dat, zelfs als alle vergunningen zijn toegekend, men zich toch moet afvragen of het fundamenteel rechtvaardig is dat een bepaalde kansarme buurt méér milieuhinder ondervindt dan een meer gegoede buurt. Nagaan hoe het milieurecht in de Verenigde Staten evolueert, geeft je dus een beeld van de toekomstige ontwikkelingen die we hier mogen verwachten".
Gaat dat juridische arsenaal in de praktijk ook samen met een doeltreffend strafbeleid? "Absoluut. De boetes die de Amerikaanse justitie oplegt, zijn niet te vergelijken met de onze. Om maar één voorbeeld te noemen: onlangs werd een bedrijf uit Mississipi veroordeeld tot het saneren van een vervuild terrein en tot het betalen van een boete van zo maar eventjes 20 miljoen dollar, met daarbovenop misschien nog een gevangenisstraf voor de belangrijkste beklaagde. Bij ons zouden de straffen in dergelijke gevallen ongetwijfeld veel symbolischer zijn geweest; hier vindt men milieudelicten meestal minder erg dan andere."
Pagina 117
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Patrick CAROLUS
Worden in het hele land dezelfde sancties opgelegd? "Dat is een van de aspecten die ik ter plekke wil bestuderen. In de Verenigde Staten geniet elke staat uiteraard van een grote autonomie, maar er blijkt op federaal vlak toch een efficiënte coördinatie op wetgevend vlak te bestaan. Zo zal ik bijvoorbeeld nagaan wat het FBI doet bij een overtreding waar meerdere staten bij betrokken zijn, en in bevoegdheidsconflicten. Het is duidelijk dat die zaken me als Brussels magistraat zeer interesseren. Anderzijds moet de rechterlijke macht in bepaalde soms bijzonder technische aangelegenheden uiteraard samenwerken met gespecialiseerde instanties, zoals wij dat doen met het BIM in Brussel. Daarom zou ik ook willen nagaan hoe Amerikaanse instanties, zoals de Environmental Protection Agency, optreden: hoe ver kunnen zij gaan in een vergelijk, hoe werken ze, hoe verloopt de concrete samenwerking met het Department of Justice en met het District Attorney Office, een beetje het equivalent van ons parket ?"
Patrick Carolus ¾ Substituut van de procureur des Konings bij het parket van Brussel ¾ Stageplaats: Verenigde Staten – Washington (FBI, Environmental Protection Agency, Department of Justice,…), Los Angeles en San Francisco (City and District Attorney, verenigingen en vennootschappen die in milieuzaken zijn gespecialiseerd,…) ¾ Duur van de stage: vier weken
Pagina 118
Franky DE KEYZER
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Een gecoördineerde aanpak voor een 'gewapend bestuur' Bestraffing van milieumisdrijven is niet alleen een zaak van het parket: ook lokale of regionale administraties hebben bijzondere bevoegdheden om bij een overtreding snel te kunnen ingrijpen. Het is duidelijk dat het optreden van al die betrokkenen efficiënt gecoördineerd moet worden. Franky De Keyzer, substituut van de procureur des Konings en gespecialiseerd in milieuzaken en stedebouw, wil nagaan hoe die samenwerking in de Scandinavische landen verloopt.
Kunt u een voorbeeld geven van geslaagde samenwerking tussen administratieve en gerechtelijke overheden ? "In Antwerpen trachten wij op deze manier de huisjesmelkers aan te pakken. Deze mensen maken misbruik van de precaire administratieve toestand van illegalen en laten hen veel geld betalen voor verkrotte woningen. Enerzijds werken wij als parket vanuit het strafrecht op basis van de vreemdelingen- en de stedebouwwetgeving; daarnaast kunnen we rekenen op de actieve medewerking van de Stad en het Gewest, die vanuit andere reglementeringen bestuurlijk kunnen optreden door de panden bijvoorbeeld onbewoonbaar te verklaren en te verzegelen. Die vormen van samenwerking zijn nuttig, maar het blijven alleenstaande gevallen. Volgens mij is er behoefte aan een omvattender strategische aanpak".
Hoe zou die er concreet uitzien? "Een eerste prioriteit is klare afspraken maken over 'wie wat doet' en ervoor te zorgen dat iedereen alle bevoegdheden aanwendt waarover hij beschikt. Milieu-overtredingen die 'minder ernstig' worden genoemd, zouden duidelijk omschreven moeten worden en zouden veel systematischer tot administratieve sancties moeten leiden. Er moet beslist streng worden opgetreden, de daders moeten een duidelijk signaal krijgen, maar je moet ook vermijden dat mensen voor een geval van sluikstorten strafrechtelijk vervolgd worden, net zoals gewone misdadigers.
Pagina 119
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Franky DE KEYZER
Dat is volgens mij niet de bedoeling van de wetgever. Een ander voordeel van de taakverdeling is dat het parket zich op de bestrijding van de grote milieucriminaliteit zou kunnen concentreren, ik denk aan de handel in afval of in hormonen. En ook op dat vlak is een gecoördineerde aanpak nodig om ieders competenties maximaal te kunnen benutten. De administratieve overheden kunnen terugvallen op een deskundigheid in milieuzaken die bij de gerechtelijke en politiediensten niet altijd beschikbaar is. Deze laatsten hebben dan weer meer ervaring op het vlak van onderzoekstechnieken of in het ondervragen van personen. Vandaar dat ik ervoor pleit om in belangrijke dossiers gemengde cellen en gespecialiseerde 'task forces' te vormen."
Zijn Finland en Zweden vernieuwend op dat vlak? "Volgens de informatie waarover ik beschik, bestaat er in beide landen inderdaad een doorgedreven coördinatie tussen de gerechtelijke en administratieve instanties. Daar zij allebei tot de EU behoren, zijn ze aan dezelfde Europese reglementeringen onderworpen als wij, met name wat het afvaltransport betreft. Ik wil ook te weten komen of ze alternatieve vormen van herstelbemiddeling en schaderegeling toepassen. Bij een milieu-overtreding is het vaak de hele gemeenschap die het slachtoffer is. Justitie legt dan een boete op, maar sommige vervuilers zijn al snel geneigd om die boete maar in hun kosten in te calculeren. Misschien zijn alternatieve straffen dan wel doeltreffender."
Franky De Keyzer ¾ Substituut van de procureur des Konings bij het parket te Antwerpen - afdeling milieuzaken ¾ Stageplaats: Finland en Zweden - Openbaar Ministerie, federale politie, nationale agentschappen voor milieubescherming ¾ Duur van de stage: 10 dagen in elk land
Pagina 120
2.10. Intrafamiliaal geweld
THOMAS Marianne (zie 2.6. – zie ook 6)
Een heel andere houding tegenover echtelijk geweld
3. JEUGDRECHT EN JEUGDBESCHERMING
3.1. Algemeen
BONNIVERT Alain (zie 2.3.)
Samenwerken in vertrouwen
BOUCQUEY Jacques CLAEYS BOUUAERT Philippe
De juiste maatregel op het juiste moment
BRIGODE Thérèse (zie ook 1.6.)
Een pleidooi tegen versnippering
CLIJSTERS Bie
Pleidooi voor een minder betuttelende aanpak van jeugd-delinquentie
GENNEN Josiane (zie ook 6)
Opvang van zogenaamde ‘borderline’ jongeren
HÄNSCH Brigitte
We moeten meer differentiëren in de aanpak van jeugdige delinquenten
LECARME Yves
Enige overwegingen bij een wetgeving in ontwikkeling
LESCRENIER Alain (zie ook 1.6.)
Bemiddeling, een economische en doeltreffende oplossing
MOERMAN Angéline (zie ook 1.1.)
Méér vorming, méér middelen, méér teamwerk
VAN BAUWEL Beatrijs (zie ook 1.6.)
Pleidooi voor een herstelrechterlijke aanpak van jeugdcriminaliteit
WERTS Thierry
De jeugddelinquentie beter aanpakken
Jacques BOUCQUEY en Philippe CLAEYS BOUUAERT
Bursalen 1998 - Gerealiseerde stages
De juiste maatregel op het juiste moment Toenmalige functies Jacques BOUCQUEY Jeugdrechter bij de jeugdrechtbank te Brussel Philippe CLAEYS BOUUAERT Raadsheer bij het hof van beroep, voormalig jeugdrechter en voormalig voorzitter van de Nationale Federatie van Jeugdmagistraten Doel stage De wetgeving in Quebec bestuderen aangaande bescherming van minderjarigen in gevaar en aangaande minderjarige, delinquente jongeren.
Voorwaarden scheppen voor een coherente en doeltreffende aanpak Op zeven miljoen inwoners telt Quebec 57 voltijdse jeugdrechters, waarvan alleen al 18 voor Montreal met zijn 1,4 miljoen inwoners ... een indrukkenwekkend cijfer in vergelijking met de Belgische situatie: in Brussel zijn er 11 jeugdrechters voor 1,8 miljoen inwoners, met een werklast die bovendien ook civiele bevoegdheden en de follow-up van dossiers van minderjarigen bevat.
Stageplaats Quebec, Canada, rechtbanken, inrichtingen en begeleidende diensten voor minderjarigen
Indrukwekkende middelen Twee zaken vallen onmiddellijk op in Quebec voor wie het systeem niet kent: • sociale en gerechtelijke overheden kunnen een beroep doen op tal van diensten om de getroffen maatregelen ook tot uitvoering te brengen • de overheid streeft ernaar in te grijpen op een wijze die aan de specifieke behoeften is aangepast. "De juiste maatregel op de juiste moment" is een vaak gehoorde uitspraak bij de rechters in Quebec. Ofschoon Quebec geen rijkere samenleving lijkt te zijn dan de Belgische, zijn de beschikbare middelen om jeugdige wetsovertreders aan te pakken werkelijk indrukwekkend te noemen. Bovendien valt een duidelijke trots en enthousiasme op bij jeugdhulpverleners en jeugdmagistraten, een contrast met de somberheid en het gebrek aan motivatie dat zo vaak vast te stellen is in ons land. Op elk niveau was er in Quebec een sterke bereidheid om de zaken onder ogen te zien en verantwoordelijkheid op te nemen. Vanzelfsprekend komt dit de coherentie en doeltreffendheid van het systeem ten goede.
Pagina 127
Bursalen 1998 - Gerealiseerde stages
Jacques BOUCQUEY en Philippe CLAEYS BOUUAERT
Snelle reactie Een ander positief punt is het snelle optreden van het gerecht: jonge overtreders verschijnen vrij snel na de feiten op de zitting. Wanneer de politie een jeugdige delinquent arresteert, wordt de procureur onmiddellijk op de hoogte gesteld en krijgt de jongere vaak binnen de week te horen wanneer hij ter zitting moet verschijnen. De jongere dient een bepaalde belofte te ondertekenen en voorwaarden te respecteren om niet in hechtenis genomen te worden. Indien dit laatste wel nodig is, verschijnt de jongere reeds de volgende dag of de eerstvolgende werkdag voor de rechter. In Quebec beschikt men bovendien over precieze en betrouwbare politiestatistieken die de jeugddelinquentie in kaart brengen, en over evaluaties van deze data.
Doorzichtige informatie Na neerlegging van een aangifte waarin alle ten laste gelegde overtredingen worden opgesomd, ontvangt de rechter de minderjarige. Dit gebeurt niet in zijn kabinet maar in de hoorzaal, in aanwezigheid van de procureur en de advocaat. Alle gesprekken worden opgenomen en de cassettes liggen ter beschikking van de partijen. Indien de jongere "niet schuldig" pleit, moeten alle onderzoekers, deskundigen en getuigen opnieuw op de publieke zitting gehoord worden. Dat is een lange en zware procedure, maar volgens het Angelsaksische recht is dat de prijs voor het vermoeden van onschuld en de rechten van de verdediging. De Canadezen zijn ook heel strikt wat rechtsbijstand betreft. Op de zitting lijkt het soms dat de jongeren achter hun advocaat "verdwijnen"; ze worden maar zelden door de rechter aangesproken en komen uiteindelijk weinig aan bod in het debat. Een rechter legde uit dat men de jongere het recht op zwijgen waarborgt om te voorkomen dat hij verklaringen aflegt die zijn zaak kunnen schaden.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Indien men abstractie maakt van de procedure, bestaan er tussen Quebec en België toch heel wat gelijkenissen op het vlak van de wet, de beginselen, het arsenaal van maatregelen en de geest waarin ze worden toegepast. Deze stage-ervaringen resulteren in een dringende oproep aan onze politici om: • meer educatieve middelen ter beschikking te stellen van jeugdrechters (sociale diensten, plaatsen in open en gesloten instellingen); • het kader van jeugdrechters uit te breiden, met name in Brussel, waar hun aantal dient te verdubbelen indien van hen verwacht mag worden dat zij hun werk doen met elementair respect voor de justitiabele.
Pagina 128
Thérèse BRIGODE
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Een pleidooi tegen versnippering Thérèse BRIGODE
We moeten beter coördineren en communiceren
Toenmalige functie Jeugdrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Charleroi
De sociale sector in Italië: geen arm broertje
Doel stage Een andere gerechtelijke en paragerechtelijke organisatiestructuur op vlak van jeugddelinquentie, straf- en familiale bemiddeling bestuderen. Stageplaats Bologna en Turijn in Italië, rechtbanken en aanverwante diensten
In Italië zijn veel instanties gecentraliseerd op het niveau van de regio of de stad. In België daarentegen wordt er weinig gecentraliseerd gewerkt op vlak van jeugdzorg, OCMW’s, hulp aan gehandicapte kinderen, jeugdbescherming, veiligheidscontracten en opvang van delinquenten. Door de versnippering van teams en instellingen neemt het aantal interventies - en de totale kostprijs! - almaar toe, terwijl het totaalbeeld zoekraakt.
In dergelijke situatie kan men niet veel meer doen dan pleisters op een houten been plakken. Een voorbeeld van de Italiaanse aanpak is het ITAKA-project in Turijn: in samenspraak met de rechtbank tracht de stad criminele jongeren terug in school te krijgen en hen aan te zetten gewone burgers te worden. Jongeren ouder dan 12 kunnen bijvoorbeeld een beurs krijgen voor een leercontract of een opleidingsstage. Straathoekwerkers en culturele bemiddelaars werken mee aan dit initiatief. Ook de familie wordt rechtstreeks opgenomen in een netwerk dat de hele opvang omspant. Indien dit vruchten oplevert, blijft men bij deze aanpak, ook als het kind op een rechtbank moet verschijnen. Dit loopt vaak anders bij ons: men verandert te vaak van hulpverlenende instantie, verspilt zo energie en moet opnieuw van nul beginnen. De Italiaanse stadsprojecten zijn positief en lijken te voldoen: er zijn minder dan 20 % mislukkingen. Zowel magistraten als maatschappelijk werkers lijken tevreden over de bereikte resultaten. Het Italiaanse ministerie voor het Gezin is belangrijk en beschikt over veel middelen, net zoals dat van Financiën of Binnenlandse Zaken. De sociale sector staat er goed aangeschreven, terwijl hij bij ons het arme broertje is. Door de versnippering van middelen tegen te gaan, zou men ook bij ons efficiënter kunnen werken.
Pagina 129
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Thérèse BRIGODE
Een minpunt in Italië is het centrum waar jongeren terechtkomen wanneer ze opgepakt worden. Het gesloten centrum wordt door politieagenten bewaakt en lijkt wel een gevangenis. In bepaalde projecten kan de jongere een opleiding volgen buiten de instelling.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk • een voorbeeld uit Italië dat België zou kunnen volgen: de ouders iets makkelijker uit hun ouderlijke macht ontzetten zodat kinderen geadopteerd kunnen worden. Nu brengen ze vaak vele jaren in homes door. De procedure om ouders uit hun macht te ontzetten, wordt bijna niet toegepast in ons land, evenmin als de procedure om vast te stellen dat het kind verlaten werd. • het optimisme over de resultaten van interventies zou wellicht verhogen indien er meer contacten en samenwerking zouden zijn tussen diverse diensten: nu ziet één instantie de minderjarige op een bepaald moment en weet niet wat er van hem wordt omdat de opvang door anderen wordt overgenomen. Er is een nieuwe, meer coöperatieve mentaliteit nodig. • een zinnige aanpassing die een herziening van de wet vraagt, kan erin bestaan dat bepaalde deskundigen (psychologen, artsen ...) de zittingen zouden bijwonen. Zij zouden zowel de vrederechters als de civiele of jeugdrechters kunnen helpen in hun beslissingen. Ze zouden expertises kunnen uitvoeren of advies geven in verband met bestaande maatregelen of hulpmogelijkheden.
Pagina 130
Bie CLIJSTERS
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Pleidooi voor een minder betuttelende aanpak van jeugddelinquentie Bie CLIJSTERS Toenmalige functie Jeugdrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen Doel stage Leren hoe onze Noorderburen omgaan met probleemjongeren (bij ons POS: jongeren in een problema-tische opvoedingssituatie) en jeugdige delinquenten (bij ons MOF: jongeren die een als misdrijf omschreven feit plegen). Interesse Alternatieven onderzoeken voor de beperkingen in middelen en resultaat van de dagdagelijkse praktijk. Stageplaats Jeugdrechtbanken in Amsterdam en in Den Haag en diverse diensten die zich met deze jongeren bezighouden
We hebben een duidelijker afhandeling van strafzaken nodig Afzonderlijke behandeling van strafdossiers In België wordt van jeugdrechters ogenschijnlijk verwacht dat ze slaan en zalven tegelijkertijd. Bie Clijsters: "De vraag stelt zich wat men van de jeugdrechter verwacht in België: moet deze binnen een strikt juridisch kader beslissingen nemen of is hij een ‘pseudo-rechter’ die in naam van ‘het belang van het kind’ gelijk welke beslissing neemt, al dan niet gesteund op juridische reglementering?"
In het Nederlandse systeem is een strafdossier een volledig afzonderlijk dossier, waardoor het strafbare feit afzonderlijk wordt behandeld en niet, zoals in België, bij de "behandeling ten gronde" wordt verweven met de hele opvoedingssituatie van de jongere. Indien na de behandeling van het strafbare feit blijkt dat een verder toezicht toch aangewezen is, dan zal men in Nederland een OTS (ondertoezichtstelling) dossier openen. Bie Clijsters: "Bij ons zou dit systeem ook beter worden ingevoerd omdat de minderjarige daardoor wellicht beter beseft dat hij iets misdaan heeft op het ogenblik dat de strafzaak behandeld wordt. Het Nederlandse systeem is duidelijker voor minderjarige en rechter, en het is correcter. Men is er in de eerste plaats rechter, geen hulpverlener. Ons systeem heeft een betuttelend en hypocriet karakter: na de zitting over de strafzaak kan de jeugdrechter op grond van elementen die losstaan van het strafbaar feit het dossier openhouden, zodat de vordering van het Openbaar Ministerie stagneert. Dit schept onduidelijkheid, en een gevoel van totale willekeur".
Pagina 131
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Bie CLIJSTERS
Verlaging van strafrechterlijke aansprakelijkheid In Nederland zijn jongeren vanaf twaalf jaar strafrechterlijk aansprakelijk. Dit beantwoordt volgens Bie Clijsters veel meer aan de realiteit van jeugdcriminaliteit en aan de vroegrijpe ontwikkeling van jongeren. Scheiding van rechterlijke en uitvoerende aspecten Er is nog een andere vermenging in ons land: jeugdrechters beslissen niet enkel over een plaatsingsmaatregel maar ook over bepaalde modaliteiten van de uitoefening er van, zoals de bezoek- en verlofregeling. Volgens Bie Clijsters horen beslissingen over dergelijke modaliteiten thuis bij wie daadwerkelijk toezicht heeft over de jongere. Dit moet gepaard gaan met een duidelijk klachtenrecht voor de jongere. Snellere afhandeling bij ons Niet alles loopt beter of efficiënter bij onze Noorderburen. Positief aan ons systeem is dat de aangehouden minderjarige wiens aansprakelijkheid voor een strafbaar feit bewezen is, vrijwel onmiddellijk weet welke maatregel hem wordt opgelegd. Men kan gerust stellen dat de Belgische jeugdrechters de pioniers geweest zijn van het snelrecht. Daar staat tegenover dat er in Nederland niet alleen grotere rechtszekerheid heerst voor de jongere, maar dat het gezichtspunt van het slachtoffers ook opgenomen wordt in het "opvoedingsproces" van de jonge dader. In België zijn er de laatste jaren eveneens initiatieven in deze richting gegroeid. Veiligheidsgaranties In Amsterdam en Den Haag ontvangen jeugdrechters aangehouden jongeren niet meer in hun kabinet maar enkel in de zittingszaal. Verbale conflicten wilden immers al eens uit de hand lopen. Jongeren voorleiden in de zittingszaal biedt meer veiligheidsgaranties en creëert mogelijk ook meer respect van de jongere tegenover de rechter.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk • ons land heeft, in vergelijking met onze Noorderburen, weinig rechtszekerheid voor minderjarigen. De wetgeving inzake jeugdbescherming zou moeten aangepast worden aan het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens en aan het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het Kind. • een centrale organisatie, zoals de Nederlandse Jeugd- en Voogdijinstelling , zou beter geschikt zijn om plaatsen te vinden in de instellingen die het best aan de individuele noden van jongeren aangepast zijn dan jeugdrechters vermogen te doen. • ons land is dringend toe aan een herziening van het jeugdsanctierecht, en van de decreten over de bijzondere jeugdbijstand, teneinde meer klaarheid te scheppen in de verwachtingen naar jongeren toe. • Bie Clijsters besluit: "onze diensten vervallen soms in een houding van laisser-faire door overbelasting en onwerkzame decreten. Het beste wat we kunnen doen is prioriteiten stellen, en mijn stage in Nederland heeft me nog meer bewust gemaakt van het belang daarvan. Ik ben nu geneigd om MOF-dossiers sneller af te sluiten na het uitspreken van een maatregel en een vonnis".
Pagina 132
Josiane GENNEN
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Opvang van zogenaamde ‘borderline’ jongeren 'Borderline' adolescenten zijn psychologisch zeer onevenwichtige jongeren die gedragsstoornissen vertonen, in die mate dat zij misdadig gedrag gaan ontwikkelen. Zij bevinden zich in het randgebied van het juridisch en het medisch domein, en krijgen daardoor in de bestaande structuren zelden een aangepaste en urgente opvang, aldus Josiane Gennen, jeugdrechter in Luik. Nochtans zouden in Frankrijk en Québec interessante vernieuwende experimenten op dat vlak worden gedaan.
Waarin verschilt een 'borderline' adolescent van een jeugdige delinquent? "Een 'gewone' delinquent blijft meestal wel vatbaar voor rede en weet dat er grenzen zijn die hij moet respecteren. Maar bij jongeren die het etiket 'borderline' hebben gekregen, zijn de strafbare feiten, ook al zijn ze heel ernstig, vooral de uiting van een dieperliggende mentale of affectieve stoornis. Het gaat met andere woorden om adolescenten die zichzelf soms vrijwillig in gevaar brengen en misdrijven begaan, ofwel als reactie op een trauma uit hun vroege kinderjaren (zoals seksueel misbruik bijvoorbeeld), ofwel omdat ze geestelijk onevenwichtig zijn. Bij plaatsing in een klassieke instelling voor jeugdige delinquenten storen ze het werk van de opvoeders met de andere jongeren. De leiding van die instellingen vindt daarom dat het medisch probleem eerst moet worden aangepakt, alvorens aan heropvoeding kan worden gedacht. Maar wij hebben ook alle moeite van de wereld om ze in een ziekenhuis te laten opnemen ."
Waarom? "In de eerste plaats omdat er voor de meeste psychiatrische diensten lange wachtlijsten zijn. Maar zelfs als er een plaats vrijkomt, gebeurt het vaak dat het ziekenhuis na een paar dagen weer contact met ons opneemt omdat de situatie onhoudbaar is, omdat de jongere is gevlucht of andere patiënten heeft geslagen, en hij dus naar een jeugdinstelling moet. Ander obstakel: je moet onderhandelen. Zo heb ik een ziekenhuis ooit een jongere horen weigeren omdat hij geen 'levensproject" had! Kortom, de medische wereld en de opvoeders schuiven de verantwoordelijkheid op elkaar af: die jongeren zijn aan de ene kant te 'ziek' en aan de andere kant niet ziek genoeg. Ik Frankrijk noemt men ze trouwens 'incasable', ze passen in geen enkel vakje ."
Pagina 133
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Josiane GENNEN
Wat verwacht u van uw verblijf in Frankrijk en in Canada? "In Parijs zal ik ontmoetingen hebben met magistraten van de kinderrechtbank en met kinderpsychiaters die in de behandeling van moeilijke jongeren gespecialiseerd zijn. Ik zal trouwens worden vergezeld door een psychiater en een verantwoordelijke van een instelling in België, wat een heel interessante confrontatie moet opleveren tussen het juridische, het medische en het opvoedkundige. Ik zou in Vitry ook een bezoek willen brengen aan het centrum van dokter Tomkiewicz, die bekend staat om zijn weinig conventionele aanpak van jonge delinquenten. Daarna ga ik naar de Aveyron, waar ik contact zal hebben met de verantwoordelijken van een proefproject dat specifiek is afgestemd op wie in de klassieke instellingen geen aangepaste hulp vindt, en waar men vooral aan preventie doet bij tienermoeders. Het Pinel instituut in Montréal ten slotte, staat bekend om zijn vernieuwende pedagogische aanpak en heeft voor de zogenaamde 'borderline' adolescenten nieuwe strategieën ontwikkeld. Ook in België hebben wij reeds gewerkt aan projecten rond die problematiek, maar bij gebrek aan middelen werden zij nooit concreet gerealiseerd. Als wij in het buitenland op financieel haalbare oplossingen zouden stoten, zou dat voor iedereen een heel grote stap vooruit betekenen."
Josiane Gennen ¾ Jeugdrechter bij de jeugdrechtbank van Luik ¾ Stageplaats: Frankrijk – Parijs (kinderrechtbank, speciale centra voor de behandeling van moeilijke adolescenten), Faste, zuidelijke Aveyron; Canada – Montréal (institut Pinel) ¾ Duur van de stage: vier weken in totaal
Pagina 134
Brigitte HÄNSCH
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
We moeten meer differentiëren in de aanpak van jeugdige delinquenten Brigitte HÄNSCH Toenmalige functie Ondervoorzitter en leidend jeugdrechter van de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen Doel stage Onderzoeken hoe Duitse collega’s jeugdige delinquenten en kinderen in gevaar benaderen. Interesse Vanuit de functie als leidend jeugdrechter de beperkingen van ons huidige systeem helpen overkomen. Stageplaats De rechtbanken van Giessen en Chemnitz in Duitsland
Jeugdgevangenissen kunnen niet op zelfde leest geschoeid worden als detentiecentra voor volwassenen Basisprincipes: betrokkenheid, verantwoordelijkheid en deskundigheid Volgens de Duitse jeugdrechtspecialist professor Kreuzer zouden drie principes voorop moeten staan in de aanpak van jeugdige delinquenten: betrokkenheid, verantwoordelijkheid en deskundigheid. Maar theorie en praktijk sluiten ook in Duitsland niet steeds op elkaar aan. De betrokkenheid stimuleren van de omgeving van jongeren die risico lopen op een delinquente ontwikkeling is in Duitsland voornamelijk een kwestie van caritas: de staat komt slechts subsidiair tussen ten aanzien van familie, geburen, zelfhulpgroepen en verenigingen.
In Duitsland worden jongeren ten vroegste vanaf 14 jaar verantwoordelijk gesteld voor hun strafbare daden. Omdat er geen buitendienst bestaat om de doorzetting van genomen maatregelen te controleren, blijft het jeugd-beschermingsrecht in gebreke op dit vlak. Politiediensten, comités voor jeugdzaken en arbeidsinspectie verwijzen naar elkaar inzake verantwoordelijkheid. De deskundigheid van juristen werkzaam binnen het jeugdrechtssysteem kan in vraag gesteld worden omdat betrokkenheid bij de jeugd en opvoedkundige ervaringen zelden criteria zijn om jeugdmagistraten aan te duiden. Bovendien neemt jeugdrecht in de gerechtelijke hiërarchie een minderwaardige plaats in, zodat het minder begeerde functies betreft.
De tendens tot "zero tolerance" leidt tot overvolle detentiecentra In Duitsland is het laatste decennium een angstsfeerontstaan tegenover jeugdige delinquentie en tegenover criminaliteit in het algemeen: door de val van de Berlijnse muur ontstonden volksverhuizingen, een machtsvacuüm en de uitbreiding van maffiasystemen.
Pagina 135
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Brigitte HÄNSCH
Verder is de brug naar crimineel gedrag voor een aantal jongeren vergroot door veranderingen in familiestructuren, verbroken relaties en opvoedingsfailliet. De ontstane sfeer van onbehagen en publieke onveiligheid werd door politici ingeroepen om een repressief beleid te voeren, met als gevolg strengere jeugdstraffen en overvolle detentiecentra.
De jeugdgevangenis staat niet ter discussie Anders dan in ons land, staat het bestaan van jeugdgevangenissen in Duitsland niet ter discussie. In de jeugdgevangenis Rockenberg verblijven zo ongeveer 200 jongeren, veelal 17, 18 en 19 jaar oud. Ze zitten met twee tot drie op een cel. Brigitte Hänsch: "De ontmoeting met deze jongeren was voor mij heel confronterend. Ik vroeg mij af hoe al die opgesloten jongeren in deze omgeving beter konden worden. Hoeveel verbittering, eenzaamheid en gebundelde agressie zijn hier verenigd?" De jeugdgevangenis is een harde wereld die drijft op tucht. Een gevangenisverblijf creëert een sociaal stigma. Er wordt weinig gedifferentiëerd tussen wie in de jeugdgevangenis terechtkomt: jongeren die gemoord hebben en brutale diefstallen op hun kerfstok hebben, zitten er naast minderjarigen die schuldig zijn aan kleinere delicten.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk • in Duitsland wordt er een scheiding gehanteerd tussen de jeugdrechter die voorlopige maatregelen treft en de rechter die ten gronde oordeelt. Dit zou ook in ons land de rechtswaarborgen kunnen verhogen. • diverse daders die bij een zelfde zaak betrokken zijn, komen samen voor de jeugdrechtbank, of ze nu al dan niet allemaal minderjarig zijn. Dit geeft aanleiding tot een meer eenvormige respons dan in onze individuele aanpak het geval is. Het creëert ook meer mogelijkheden om de juiste toedracht van een zaak te achterhalen omdat de daders moeilijker hun aandeel op elkaar kunnen afschuiven. • kleine jeugdgevangenissen zijn mijn inziens aanvaardbaar. Om het opvoedingsproces mogelijk te maken moeten sommige jongeren eerst vastgehouden worden en bovendien moet de maatschappij beschermd worden tegen bepaalde jeugdige delinquenten. Het is echter belangrijk om de nodige differentiatie in aanpak aan te brengen volgens leeftijd, aard van het delict en andere factoren. We hebben deskundige aanbevelingen ter zake nodig. Bovendien is er dringend behoefte aan een aangepaste, gesloten, psychiatrische afdeling voor bepaalde delinquente jongeren. • we zouden niet enkel maatregelen naar jongeren maar ook naar hun ouders moeten kunnen treffen, zoals verplichte vorming. Mogelijk wordt hiervoor de gelegenheid geschapen binnen een nieuw wettelijk kader? • een gespecialiseerd jeugdrecht vraagt ook om bijkomende vorming voor jeugd-magistraten. Wordt het geen tijd om een specifieke universitaire licentie jeugdrecht in te richten?
Pagina 136
Yves LECARME
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Enige overwegingen bij een wetgeving in ontwikkeling Yves LECARME Toenmalige functie Jeugdrechter en ondervoorzitter van de rechtbank van eerste aanleg te Verviers Doel stage Nagaan hoe men in Portugal omgaat met kinderen in gevaar en delinquente jongeren. Stageplaats De School voor Magistratuur, jeugdrechtbank en het instituut voor sociale reïntegratie in Lissabon, de jeugd- en familierechtbank en de Commissie voor bescherming van minderjarigen in Setubal en diverse instellingen en diensten
De Portugese jeugdrechter kan dwingend optreden bij de weigering van een hulpaanbod De Portugese wetgeving maakte de voorbije decennia een hele ontwikkeling door: de wet van 1978, die vijr dicht aanleunt bij onze wet van 1965, werd twee keer gewijzigd en wordt binnenkort hervormd. Daarover is een intensieve reflectie aan de gang, vooral in de School voor Magistratuur. Met de hervorming wil men een duidelijk onderscheid maken tussen de aanpak van minderjarigen die slachtoffer werden van mishandeling, en minderjarigen die zelf een misdrijf gepleegd hebben.
Het is de bedoeling dat instellingen niet langer beide categorieën samen opvangen maar zich specialiseren.
Meer duidelijkheid, meer samenhang In het Portugese model ligt de nadruk op hulp aan de minderjarige. Wanneer de minderjarige of zijn ouders de hulp echter weigeren of wanneer deze wegens de aard van het misdrijf tot mislukken gedoemd lijkt, speelt de jeugdrechter een centrale rol in de te nemen maatregelen. Een jongere die bij ons de geboden hulp weigert, kan daartoe niet gedwongen worden. In Portugal grijpt de rechter directer en duidelijker in zodra dwang nodig lijkt.
Pagina 137
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Yves LECARME
De sociale diensten en vertegenwoordigers van de maatschappij (psychologen, ouderverenigingen ...) en de school van de jongere hebben ook een inbreng: in gemeenschappelijk overleg wordt beraad over de te nemen maatregelen. Vaak worden beslissingen met consensus genomen. De boodschap naar de jongere toe is bijgevolg ook coherent. Yves Lecarme werd op dergelijke zitting getroffen door het respect dat de diverse partijen voor elkaar hebben. In Portugal zijn het ouderlijk gezag en de familie nog erg belangrijk, wat het grotere respect van jongeren voor volwassenen kan verklaren. Omgekeerd vormt het belang van het kind de kern van alle bekommernissen.
Goed functionerende gesloten instellingen In de instellingen, inclusief de gesloten centra, is de scholing goed: men beschikt over degelijk didactisch materiaal, leraars brengen er niet hun hele loopbaan door en het studieniveau is goed. De kinderen hebben een behoorlijk peil wanneer zij de instelling mogen verlaten. In één van de gesloten centra werd een proefproject gelanceerd dat geïnspireerd is op een centrum in de Verenigde Staten maar op een eigen manier werd ingevuld. De jongere moet een aantal stappen doorlopen om terug naar zijn familie te mogen gaan. De stappen zijn duidelijk en geleidelijk, telkens met een follow-up en een evaluatie. Een voorbeeld van een van de stappen: in de tweede fase, nog steeds in een gesloten regime, bouwen de jongeren zelf de houten chalets waarin ze zullen verblijven. Dit kweekt inzet en respect voor hun omgeving ... zaken die bij ons vaak opvallend afwezig zijn. Toch valt de vergelijking met onze instellingen voor jeugdbescherming niet negatief uit: onze menselijke en materiële omkadering kan zeker de toets doorstaan.
Implicaties voor de Belgische praktijk • in de keuze tussen zelfbeschikkingsrecht voor jongeren en maatschappijbescherming, helt de Portugese wetgeving naar het beschermende model zonder abstractie te maken van de gevaren die deze jongeren lopen of die ze betekenen voor medemensen. Deze keuze voor het beschermende model verdient onze aandacht. De reflectie die in Portugal gevoerd wordt over de opvang van "moeilijke" minderjarigen, kan ons misschien helpen in het zoeken naar nieuwe oplossingen. • een herziening van de rol van de rechter bij zogenaamde gedwongen hulp voor minderjarigen in gevaar zou de rechter in staat stellen om de toepassing van de maatregel concreet te volgen en aan te passen indien nodig. • de gerechtelijke vertegenwoordiging van minderjarigen stelt bij ons heel wat problemen. Dat blijkt vaak schrijnend het geval bij processen waarbij de ouders als daders van mishandelingen betrokken zijn. De wetgever zou zich best buigen over de bijzondere rol van een soort "curator van minderjarigen". Deze zou een burgerlijke of strafrechterlijke zaak ten voordele van de minderjarigen kunnen aanspannen.
Pagina 138
Alain LESCRENIER
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Bemiddeling, een economische en doeltreffende oplossing Alain LESCRENIER Toenmalige functie Substituut bij het jeugdparket te Charleroi Doel stage In Quebec de familiale bemiddeling en de strafbemiddeling voor minderjarigen bestuderen en de praktijk vergelijken met de methodologie die in twee proefprojecten in Charleroi wordt gevolgd (GACEP en "Espace parentsenfants"). Stageplaats Hof van beroep van Quebec, het centrum voor familiale bemiddeling en psychosociale expertise van het gerechtshof in Montreal, en diverse jeugdcentra aldaar
Bemiddeling en een consistente aanpak van jonge delinquenten leidt tot daling criminaliteit Familiale bemiddeling Bemiddeling als methode van conflictoplossing is in Europa een vrij recente praktijk. In ons land verkeert ze nog in embryonale fase. In Quebec past men de principes ervan al sinds 1981 toe. De diensten voor familiale bemiddeling zijn er gratis openbare diensten. De wet van 1993, gewijzigd in 1997, moedigt bemiddeling aan in familiale aangelegenheden. Ze geeft de rechtbank zelfs de mogelijkheid om in een aantal gevallen bemid-deling op te leggen. In tegenstelling tot ons systeem, waar een wet voor eens en altijd wordt gestemd, is de wetgeving in Quebec bedoeld om te evolueren: een commissie maakt jaarlijks een verslag op over de effectieve impact van een wet en doet voorstellen om de werking ervan te verbeteren.
De wet in Quebec verplicht de partijen zelfs om een informatiesessie over bemiddeling bij te wonen. De keuze van de bemiddelaar is vrij, en de partijen sluiten met hem een bemiddelingscontract af. Het is de bedoeling dat de familieleden zelf tot een vergelijk komen waarmee ze in alle vrijheid en goed ingelicht kunnen instemmen. De studies over de graad van tevredenheid van de gebruikers zijn nog niet rond, maar bijna driekwart van de effectief aangevatte bemiddelingen leidt in de praktijk tot een totaal of een partieel akkoord. De magistraten stellen vast dat er door de bemiddeling minder zaken bij de rechtbank aanhangig worden gemaakt.
Strafbemiddeling De kerngedachte in het systeem van Quebec is dat jeugddelinquentie niet als een symptoom maar als een syndroom moet gezien worden. Het optreden van de diensten tegenover de jongeren is dan niet alleen meer gebaseerd op de persoonlijkheid van de dader of op de aard van de feiten: sinds 1993 wordt een statistische evaluatiemethode toegepast om de "risico’s en behoeften" te evalueren.
Pagina 139
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Alain LESCRENIER
Deze methode is gebaseerd op een klassement van 46 factoren die van significant belang voor de analyse van delinquentie worden geacht. Op grond van dit rooster wordt een programma voor heropvoeding en sociale reïntegratie uitgewerkt. Bij jongeren heeft het niet veel zin een reeks maatregelen op te leggen die elkaar opvolgen naargelang hun delinquente gedrag evolueert: het is beter om, zolang de jongere minderjarig is, één enkel programma te volgen. Welk programma aldus aan de jongere wordt opgelegd, wordt niet noodzakelijk door de rechtbank beslist. Dit kan ook in de buitenrechtelijke sfeer gebeuren, en bekrachtigt worden door de jeugdrechter. In Quebec is de rol van de jeugdrechter duidelijk gepreciseerd: hij is het die maatregelen oplegt, die beslissingen neemt, en die indien nodig ook sanctioneert. In België is de rechter een soort maatschappelijk werker geworden, wat in de ogen van de jeugdige delinquenten de rechterlijke macht ontluistert. Jongeren hebben vaak geen ontzag meer voor de rechters en al evenmin voor de opgelegde maatregelen. In Quebec wil men de jongere in zijn milieu houden maar hem wel goed omkaderen. De opvoeders hebben de homes verlaten; instellingen werden gesloten. De zo gerealiseerde besparingen worden benut om de kwaliteit van andere diensten te verhogen. Kortom, de positieve elementen uit de aanpak in Quebec zouden ons moeten inspireren omdat de resultaten overtuigend zijn: de delinquentie ligt er lager dan in de andere provincies.
Implicaties voor de Belgische praktijk • net als in Quebec neemt het aantal echtscheidingen toe in ons land. In situaties waarin veel wederzijdse verwijten en rancunes de kop opsteken, kan een bemiddelaar - met toestemming van beide partijen - helpen om tot een billijk vergelijk te komen. Daarbij wordt rekening gehouden met alle leden van het gezin. • vaak is de hoogte van het alimentatiebedrag het grootste twistpunt tussen de voormalige echtgenoten. In Quebec heeft men daarvoor een unieke berekeningswijze bedacht die in heel de provincie wordt toegepast en waarbij rekening wordt gehouden met de inkomsten, lasten en levenswijze van de echtgenoten. Nog vóór de scheidingsprocedure begint, kan elke partij nauwkeurig berekenen hoe groot het alimentatiebedrag zal zijn dat men moet betalen of zal krijgen. Dergelijk systeem zou ook bij ons het aantal geschillen voor de rechtbank sterk kunnen doen dalen. • ook in heel wat strafrechtelijke zaken is bemiddeling aangewezen. Bemiddeling werkt goedkoper en sneller dan de rechtbank: op een misdrijf wordt in Quebec op deze wijze binnen de maand een antwoord gegeven. Bij ons duurt het acht of negen maanden alvorens er een respons op het strafbare feit komt. • in Quebec beschikt men bovendien over tal van maatregelen die men hier niet heeft. Een bijzonder interessant idee: bemiddeling beschouwen als kadermaatregel die andere maatregelen omvat, bijvoorbeeld werk van algemeen belang of herstel van schade. • op het vlak van jeugdbescherming is onze wetgeving verouderd en niet meer aangepast aan de huidige realiteit. Dit leidt tot een kloof tussen de wet en de genomen maatregelen, tussen behoeften en middelen. Het Franstalig verbond van jeugdmagistraten zou het model uit Quebec willen overnemen dat gebaseerd is op een analyse van diverse factoren van het delinquente gedrag, en vandaaruit oplossingen voorstelt.
Pagina 140
Angéline MOERMAN
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Méér vorming, méér middelen, méér teamwerk Angéline MOERMAN Toenmalige functie Jeugdrechter te Brussel Doel stage Observeren welke gerechtelijke praktijken Frankrijk volgt op het vlak van jeugdbescherming en hoe in Frankrijk de opleiding tot jeugdrechter georganiseerd is. Stageplaats Ecole de la Magistrature in Bordeaux, kinderrechtbanken, SEAT (educatieve dienst bij de rechtbank) en justitiehuizen in Bordeaux, Toulouse en Marseille, huis van arrest in Toulouse, de vereniging ADES Europe in Toulouse, psychiatrische spoeddienst in Toulouse, vereniging Jeunes Errants in Marseille
Een rechtssysteem dat dicht bij het onze aanleunt ; sociale problemen die ook wij kennen: met een aanpak die nu eens gelijklopend is, dan weer verschilt. Frankrijk is voor België duidelijk een interessant vergelijkingspunt. Wat Angéline Moerman meteen opviel in de drie Franse steden waar zij haar stage heeft doorlopen, is de omvang van de middelen die aan jeugdbescherming worden besteed. De jeugdrechter kan er terugvallen op diensten van hoog niveau en bovendien wordt er echt in team gewerkt, volgens een multidisciplinaire aanpak. In vergelijking daarmee voelt de Belgische jeugdrechter zich verlaten en alleen …
Middelen, en nog eens middelen … Zo beschikken de justitiehuizen, die er al langer bestaan dan bij ons, over krachtige instrumenten voor het opvolgen van de dossiers en voor preventie. In Bordeaux liep een ludieke en leerrijke tentoonstelling over de rechten en plichten van jongeren. Voor bepaalde bezoekers betekende dat een gelegenheid om te spreken, zelfs om gevallen van misbruik en mishandeling aan te klagen. Het Franse systeem lijkt repressiever (de jeugdrechter kan al vanaf 16 jaar gevangenisstraffen uitspreken), maar het werkt sneller en efficiënter. De rechter kan er terugvallen op diensten die een globaal dossier opstellen (met analyse van het schooltraject, de gezins- en sociale omstandigheden) en concrete oplossingen voorstellen (studiekeuze, te volgen therapie). Bovendien gebeurt dat alles binnen een heel korte termijn. Er wordt een opvoeder van de jeugdbescherming aangesteld om de probleemjongere verder op te volgen. Hij zal de jongere doorheen de hele procedure blijven volgen en is voor hem tegelijk een aanspreekpunt, een referentie en een steun.
Pagina 141
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Angéline MOERMAN
Bordeaux, een kalme en elegant-chique stad, kent weinig criminaliteitsproblemen: misschien daarom dat men er zoveel middelen kan vrijmaken? Maar in Toulouse en in Marseille stelt men hetzelfde vast.
… en originele projecten De vereniging ADES Europe heeft twee tehuizen in de bergachtige streek rond Saint-Girons, waar jeugddelinquenten worden opgevangen en opgevoed in een bijzondere omgeving ; zij nemen deel aan originele projecten zoals een verblijf in het permanente centrum in Burkina Faso waar de jongeren voor een paar maanden naartoe worden gestuurd. Ook Toulouse heeft een vernieuwend project: de psychiatrische spoedgevallendienst voor jongeren. Jongeren in nood kunnen er naartoe gaan en vinden er een luisterbereid oor. Zij kunnen indien nodig voor behandeling worden opgenomen. In de rest van Frankrijk bestaan er, net als in België, weinig initiatieven rond psychiatrische delinquentie van jongeren, een nochtans reëel probleem in de dagelijkse praktijk van de jeugdrechter. En dan is er Marseille, met zijn weinig aantrekkelijke reputatie, hoewel de stad volgens Angéline Moerman minder te kampen heeft met criminaliteit dan Brussel. De kinderrechters die zij er ontmoet heeft, waren minder gestresst, minder overwerkt en, nogmaals, een stuk beter omkaderd dan bij ons. Het veiligheidsplan voor de stad voorziet dat politieagenten, verantwoordelijken van sportclubs en buurthuizen, leerkrachten en … de jeugdrechter voor het betrokken arrondissement, regelmatig vergaderen. Zij bespreken samen de incidenten die zich hebben voorgedaan en zoeken een oplossing om verdere escalatie te voorkomen. Dat preventiesysteem blijkt heel goed te werken. In Brussel komen ze uit het voormalige Oostblok, in Marseille uit het Middellandse Zeegebied: jongeren ; minderjarigen, alleen en zonder papieren. Maar in Marseille is een organisatie werkzaam die ze omkadert, helpt, onderdak verleent en ervoor zorgt dat ze niet in de criminaliteit belanden. Het personeel is multicultureel, spreekt de taal van de jonge illegalen, neemt contact op met de familie en probeert oplossingen te vinden. Sommige zwervertjes worden in hotels ondergebracht en door opvoeders gevolgd. En dan de vorming en opleiding van de Franse jeugdrechters: volgens Angéline Moerman zou men bij ons het Franse voorbeeld moeten volgen. Alle kinderrechters krijgen er een gespecialiseerde en doorgedreven vorming, zowel praktisch en theoretisch, terwijl de Belgische jeugdrechter al doende moet leren.
Pagina 142
Beatrijs VAN BAUWEL
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Pleidooi voor een herstelrechterlijke aanpak van jeugdcriminaliteit Beatrijs VAN BAUWEL Toenmalige functie Jeugdrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Mechelen Doel stage Onderzoeken hoe zowel de dader als zijn naaste omgeving meer geresponsabiliseerd kunnen worden in het kader van herstelmaatregelen. Interesse Vanuit de dagdagelijkse confrontatie met een vaak uitverkocht maatregelenpakket en interventies wanneer het (bijna) te laat is, zoeken naar initiatieven die de armslag verhogen. Stageplaats De jeugdrechtbank in Burlington, Vermont, Verenigde Staten, een aanverwante diensten
Ook lichtere delicten vragen een dynamische, constructieve aanpak Effectieve respons op kleine criminaliteit Kleine vergrijpen waar geen geweld aan te pas kwam, zoals een winkeldiefstal of bezit van marihuana, zijn zaken waarvoor een jongere in Burlington verantwoording moet afleggen tegenover een "reparative board", een raad van burgers, en tegenover het slachtoffer. Het doel is tot herstelgerichte probatiemaatregelen te komen. De aard van het misdrijf en de gevolgen ervan voor slachtoffer en gemeenschap worden op deze bijeenkomst besproken. Daarbij wordt steevast aan het slachtoffer gevraagd "Hoe kan de dader het goedmaken tegenover u?". De raad gaat na hoe de dader genoegdoening kan verschaffen.
Uiteindelijk stelt men een herstelconctract op, a "reparative agreement", dat door alle betrokkenen wordt ondertekend en waarin de opdrachten, die de dader moet vervullen, duidelijk zijn omschreven. De board-leden beschikken over richtlijnen, standard rules. De herstelmaatregelen kunnen gemeenschapsdienst, vorming of een andere vorm van herstel inhouden, bijvoorbeeld verdere bemiddeling tussen dader en slachtoffer. Indien de probatiemaatregelen binnen een bepaalde termijn met goed gevolg uitgevoerd worden, is er geen veroordeling door de rechtbank. Indien de dader niet akkoord gaat of het contract niet naleeft, gaat het dossier terug naar de rechtbank voor verdere afhandeling. Deze aanpak confronteert jongeren van meet af aan met hun verantwoordelijkheid. Ze drijft wel in belangrijke mate op de inzet van vrijwilligers uit de gemeenschap en op privé-sponsoring, wat vragen kan oproepen over de kwaliteit van de hulpverlening.
Pagina 143
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Beatrijs VAN BAUWEL
Meldingsplicht leidt soms tot inflatie De Amerikanen hanteren een zeer strenge meldingsplicht. Een leerkracht of professionele hulpverlener die een vermoeden van misbruik niet signaleert, kan naderhand ter verantwoording geroepen worden wegens schuldig verzuim. Beatrijs Van Bauwel: "De meldingsplicht leidt volgens mij tot een te hoog aantal ‘risicogevallen’ op de rechtbank. Het groot aantal ontzettingen uit het ouderlijk gezag, bij ons een uitzonderingsmaatregel, is alleszins verontrustend. Het beroepsgeheim is een belangrijk instrument binnen de hulpverlening en is nodig om vertrouwen te wekken en gezinsgericht te kunnen werken. Ik geloof meer in een meldingsrecht dan - plicht: het biedt een grotere waarborg voor ouders en kinderen".
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk • de rechtstreekse confrontatie tussen dader en slachtoffer of slachtoffers van gelijkaardige delicten biedt meer kansen om een bewustwordingsproces op gang te brengen bij de dader dan ons traditioneel rechtssysteem. In het kader van de heropvoeding kan het voor jonge delinquenten belangrijk zijn dat zij van slachtoffers zelf vernemen wat de gevolgen zijn van hun daden, welk leed zij hebben veroorzaakt, en dat zij de mogelijkheid hebben om rechtstreeks hun excuses aan te bieden. Ook bij ons bestaan er reeds dergelijke initiatieven. Het verder uitbouwen van een Bemiddelingsdienst naar Leuvens model in andere arrondissementen is een verdere stap in een herstelrechterlijke aanpak. • een burgerraad naar Vermonts model zal hier moeilijk realiseerbaar zijn: het gevoel voor burger- en gemeenschapszin van de Amerikanen is opvallend. Het veronderstelt een bepaalde mentaliteit en een minimum aan opleiding om te vermijden dan enkel fanatieke burgers zich kandidaat zouden stellen met alle gevolgen van dien. Het kan zinvol zijn sommige zelfhulpgroepen in te schakelen in een herstelgerichte probatie. • speciaal opgeleide "jeugdadvocaten" zijn zeker geen overdreven luxe en zullen de rechtswaarborgen van de minderjarige ten goede komen. In ons huidige systeem kan er bezwaarlijk sprake zijn van een vertrouwensband tussen de advocaat en zijn cliënt en zijn veel advocaten te weinig op de hoogte van de mogelijkheden binnen de bijzondere jeugdzorg om alternatieve oplossingen in het belang van de minderjarige aan te kaarten. • Beatrijs Van Bauwel: "In mijn eigen dagdagelijkse praktijk ben ik sinds mijn stage meer geneigd om beroep te doen op de schadebemiddelaar. Ik bekijk dossier meer met in mijn achterhoofd een mogelijke dader-slachtoffer confrontatie. Dit is natuurlijk wel moeilijk indien de dader de feiten niet bekend, wat vooral bij allochtonen nogal eens het geval is. Op welke wijze een herstelrechterlijke aanpak dan succes kan hebben, is me niet onmiddellijk duidelijk".
Pagina 144
Thierry WERTS
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
De jeugddelinquentie beter aanpakken Minderjarigen zijn hoofdrolspelers in de gerechtelijke procedure Thierry WERTS Toenmalige functie Substituut van de procureur des Konings bij de rechtbank van eerste aanleg te Brussel Doel stage De organisatie en werking van het justitieel en para-justitieel apparaat in Zwitserland bestuderen wat de bescherming van minderjarigen betreft. Stageplaats De jeugdrechtbanken van Wallis en Geneve, diverse opvangcentra voor jeugdige delinquenten
In Zwitserland is het strafrecht voor minderjarigen geconcentreerd op de persoon van de jonge delinquent: de magistraat moet onderzoeken wat de "behoeften" van de minderjarige zijn en het best mogelijke antwoord op die situatie vinden. De tussenkomst van het gerecht is tegelijk: • opvoedend (de jongere confronteren met de realiteit); • curatief (de delinquent als "zieke" die verzorgd moet worden); • sociaal (de jongere als deel van een breder sociaal netwerk); • beschermend (dubbel: de jongere tegen zichzelf of zijn milieu beschermen; en de maatschappij tegen die jongere beschermen).
Eerst opvoeden, dan pas straffen In Zwitserland wordt onderscheid gemaakt tussen drie leeftijdscategorieën, elk met verschillende actiemogelijkheden. Naast minderjarigen en volwassenen erkent het Zwitserse systeem immers nog een derde groep: de jong volwassenen van 18 tot 25 jaar. In plaats van een straf met vrijheidsberoving krijgen ze de kans een project van deeltijds leren en werken te volgen. De overgang van minder- naar meerderjarigheid verloopt dus wat zachter dan bij ons. De rechter kijkt eerst naar de persoonlijke situatie van de minderjarige alvorens hij een maatregel of straf oplegt. Het curatieve aspect krijgt voorrang. De procedure heeft interessante aspecten: • opschorting (uitstel van straf met een proefperiode); • verzaking (afzien van sanctie indien de jongere een jaar na de overtreding blijk heeft gegeven van "oprechte spijt" en de familie maatregelen heeft getroffen); • verdaging (om een proefperiode en een opvoedkundige begeleiding op te leggen).
Pagina 145
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Thierry WERTS
Een bijzonder opvangconcept Wat de opvangcentra voor jonge delinquenten betreft kan "La Fontanelle" in Wallis beschouwd worden als een voorbeeld. Er worden gewelddadige, recidiverende delinquenten opgevangen. Het is een open milieu en een laatste kans voor de meeste jongeren. De verantwoordelijken van het centrum gaan ervan uit dat deze jongeren over onbenutte mogelijkheden beschikken die men moet weten aan te boren. De jongeren worden begeleid op sociaal-educatief / beroepsmatig, psychodynamisch en spiritueel vlak. Daarbij worden drie "instrumenten" ingezet: • het internaat (met zeer stricte leefregels); • de sociale onderneming (integratie in de arbeidsmarkt); • sport (dagelijkse sporten maar ook excursies van verschillende maanden in onherbergzame streken onder extreme omstandigheden). Het is opmerkelijk dat er zeer weinig ontvluchtingen zijn, ofschoon het centrum open is en de jongeren als zware gevallen beschouwd worden.
Implicaties voor de Belgische praktijk • de Zwitserse jeugdrechter beschikt over interessante mogelijkheden die afgestemd zijn op verschillende vormen van delinquentie. Het beginsel van eenheid van behandeling (alle macht in handen van de rechter) houdt wel een risico op ontsporing in maar dit wordt gecompenseerd door een constante en kritische uitwisseling met maatschappelijk werkers. • het belangrijkste in heel de Zwitserse procedure is volgens Thierry Werts dat er gepraat wordt met de minderjarige. Bij ons ondergaat de minderjarige de procedure en neemt nauwelijks het woord. In het Zwitserse systeem is de minderjarige de protagonist die gevraagd wordt om zijn standpunt uiteen te zetten, de motieven voor zijn daad uit te leggen en mee oplossingen voor te stellen ... • sinds de stage heeft Thierry Werts een nieuw systeem voor de behandeling van jonge delinquenten ingevoerd bij het Brusselse parket. Jongeren krijgen meer kans om hun verhaal te doen. Tegelijk wordt komaf gemaakt met de toenemende indruk dat ze straffeloos gaan. • op een moment dat sommigen bij ons pleiten voor minder bescherming en meer bestraffing, kan het Zwitserse model inspiratie geven voor een derde weg die we in ons systeem zouden kunnen inslaan. Deze weg behelst de mogelijkheid om zowel straffend als om opvoedend op te treden.
Pagina 146
3.2. Family Group Conferences
RAES Francesca (zie ook 1.6.)
Family group conferences, een methode om jeugdige delinquenten ook bij ons te responsabiliseren
VAN de WYNCKEL Herlinde (zie ook 1.6.)
Pleidooi voor een positieve ingesteldheid tegenover de minderjarige dader
Francesca RAES
Bursaal 1999 - Gerealiseerde stage
Family group conferences, een methode om jeugdige delinquenten ook bij ons te responsabiliseren Francesca RAES Toenmalige functie Jeugdrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Leuven Doel stage Nagaan welke elementen van 'family group conference' in Nieuw Zeeland overdraagbaar zijn naar de Belgische praktijk. Stageplaats Wellington en Auckland, Nieuw Zeeland (family group conferences, rechtszittingen, Victoria University)
Een herstelgerichte aanpak van jeugddelinquentie In onze geformaliseerde en individualistische westerse maatschappij is er weinig of geen ruimte aanwezig om te werken met oplossingen op basis van overleg, waarbij niet gesproken wordt in termen van winnen en verliezen. De aandacht hiervoor groeit echter binnen een herstelgericht denken over jeugdsanctierecht. De praktijk van family group conferences, reeds jaren toegepast in Nieuw Zeeland, is vanuit dit perspectief bijzonder interessant voor ons land.
Eeen overeenkomst die jongeren responsabiliseert In Nieuw Zeeland heeft de youth justice coordinator een ruime bevoegdheid in het voorstellen van een oplossing voor delinquent gedrag door een jongere. Hij organiseert een zogenaamde family group conference, een bijeenkomst waar naast dader en slachtoffer ook steunfiguren van beiden aanwezig zijn, een advocaat van de dader en een gespecialiseerde politieofficier. Deze mensen hebben samen een inbreng in het opmaken van een overeenkomst die het eindresultaat is van de
family group conference. De confrontatie heeft doorgaans een diepgaand impact op de jeugdige delinquent en leidt bij hem vaak tot het aanbieden van excuses aan het slachtoffer en het zelf mee nadenken over stappen om het gedane leed goed te maken en om zelf sterker in de schoenen te staan in de toekomst. In de meerderheid van de gevallen wordt een tijdens een family group conference bereikte overeenkomst door de jeugdrechter zonder meer aanvaard. Evaluaties tonen dat de invoering van family group conferences tot minder recidive en tot minder plaatsingen bij jeugdige delinquenten geleid heeft. Ondanks haar sterk responsabiliserend karakter, stelt de praktijk van family group conferences toch een aantal uitdagingen die goed doordacht moeten worden, willen we deze praktijk ook in ons land invoeren en tot een succes maken.
Page 149
Bursaal 1999 - Gerealiseerde stage
Francesca RAES
Enkele aandachtspunten:
Recht op privacy Mag je zomaar de omgeving van de jongere betrekken bij het zoeken naar oplossingen? Houdt dit niet een schenden van het recht van de jongere op privacy in? Gesprekken met jongeren in Nieuw Zeeland suggereren dat privacy in verband met de gepleegde feiten voor hen ondergeschikt is aan de steun die ze vaak krijgen van familieleden tijdens family group conferences. Vanzelfsprekend zal rekening gehouden moeten worden met een eventuele vraag van een jongere om een bepaald familielid of figuur uit te omgeving niet te betrekken bij de zaak.
Rol van de raadsman Is het de bedoeling dat de advocaat van de jongere een actieve rol speelt in het voorstellen van oplossingen of veeleer passief is tijdens de interacties en waakt over de rechten van de verdediging? Veel advocaten hechten vooral belang aan een oplossing voor de materiële schade, terwijl dat punt net niet het meest cruciale is in het proces van family group conferences. Het is daarom belangrijk duidelijk te omlijnen wat verwacht wordt van de advocaat in de context van deze praktijk. Het is ook wenselijk dat gewerkt kan worden met een team advocaten die vertrouwd zijn met deze materie, zoals het geval is in Nieuw Zeeland.
Houding familieleden en andere mensen uit de omgeving In welke mate gaan de familieleden van de jeugdige delinquent zich willen engageren in het samen zoeken naar oplossingen? Is het zinvol ook de school hierbij te betrekken? De ervaring zal moeten uitwijzen of samen met gezinsleden en andere actoren uit de omgeving van de jongere aan het opnemen van verantwoordelijkheden gewerkt kan worden. Het lijkt aangewezen om minstens gedurende enige tijd gezinsbegeleiding mogelijk te maken voor bepaalde gezinnen, zodat constructieve patronen meer kans krijgen.
Juridische bevoegdheid conflictoplossing Dienen family group conferences onder de bevoegdheid van het parket te vallen, zoals nu het geval is voor herstelbemiddeling, of onder deze van de jeugdrechtbank? Vermits de jeugdrechtbank een jongere een tijdlang kan opvolgen en meer omkadering kan bieden voor een confrontatie tussen dader en slachtoffer (met steunfiguren erbij), lijkt het zinvol deze praktijk door de jeugdrechtbank te laten toepassen.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk In 1998 realiseerde ook Herlinde Van de Wynckel, jeugdrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen, een gelijkaardige stage in Nieuw Zeeland. Inmiddels werd in het kader van de projectoproep 'justitie in beweging' (1999) een vormingsproject rond 'Family Group Conferences' opgestart in de gerechtelijke arrondissementen Antwerpen, Mechelen en Leuven. De opleiding werd verzorgd door mensen die in de praktijk staan in Nieuw Zeeland in samenwerking met de faculteit criminologie van de Leuvense universiteit. Momenteel worden politiediensten, advocaten en substituten in diverse gerechtelijke arrondissementen vertrouwd gemaakt met deze wijze van werken. Met inachtname van bovengaande bemerkingen, is het wellicht slechts een kwestie van tijd opdat family group conferences ook bij ons effectief van start kunnen gaan.
Pagina 150
Herlinde VAN de WYNCKEL
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Pleidooi voor een positieve ingesteldheid tegenover de minderjarige dader Herlinde VAN de WYNCKEL Toenmalige functie Jeugdrechter bij de rechtbank van eerste aanleg te Antwerpen Doel stage De alternatieve aanpak van jeugdcriminaliteit in Nieuw-Zeeland bestuderen. Interesse Leren van buitenlandse aanpak op vlak van ondervraging, het gezin en de omgeving betrekken bij het dossier, en het inzetten van gespecialiseerde jeugdadvocaten. Stageplaats De jeugdrechtbanken in Wellington en in Auckland, Nieuw-Zeeland
We moeten het sociale weefsel rond de jeugdige terug sterker maken Responsabiliseer de jongere in het zoeken naar oplossingen In ons land wordt een jongere niet verantwoordelijk geacht voor zijn daden. Het jeugdrecht gaat uit van een beschermingsmodel. Dit draagt er niet bepaald toe bij de minderjarige pleger van een delict te responsabiliseren. In Nieuw-Zeeland wordt een minderjarige pleger ter verantwoording geroepen tijdens een zogenaamde "family group conference", een bijeenkomst tussen dader en slachtoffer en hun respectievelijke steunfiguren. Jeugdrechters zijn niet toegelaten op deze bijeenkomsten.
Op de agenda staat onder andere: hoe kan de veroorzaakte schade hersteld worden? Hoe kan de minderjarige beter begeleid worden? Welke tegemoetkoming aan de maatschappij kan hij stellen tegenover het begane onrecht? De jongere zelf is hierin een actieve gesprekspartner. Hij wordt aangesproken op zijn vermogen om zelf mee na te denken over de oorzaken en gevolgen van zijn handelen, en over herstelmogelijkheden. Uit statistische informatie blijkt dat sinds het invoeren van deze "family group conferences" het aantal strafvorderingen tegen minderjarigen spectaculair gedaald is: van 9.445 in 1986 naar 1.434 in 1995. Vooral bij "first offenders" zou het succesgehalte van deze aanpak zeer hoog zijn. De minderjarige beschouwt het besproken worden in een rondetafelgesprek met sleutelfiguren uit zijn naaste omgeving overigens als een veel zwaardere opgave dan verschijnen voor een anonieme rechter.
Een positieve ingesteldheid tegenover de minderjarige Herlinde Van de Wynckel: "Opvallend in Nieuw-Zeeland is de essentieel positieve ingesteldheid van de wetgever tegenover de minderjarige. Het absolute geloof in de mogelijkheden van de minderjarige zelf, om samen met zijn familie en zijn slachtoffer problemen tot een oplossing te brengen - en dit zonder of met beperkte tussenkomst van de rechtbank - , werkt stimulerend".
Pagina 151
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Herlinde VAN de WYNCKEL
Meer discretionaire bevoegdheid voor de jeugdbrigadier In de organisatie en implementatie van dergelijke rondetafelgesprekken speelt de speciaal hiervoor opgeleide jeugdbrigadier ("youth aid officer") een centrale rol. Verder kan hij ook minderjarigen berispen, sanctioneren en een gerechtelijke procedure opstarten. Zijn discretionaire bevoegdheid is dus zeer groot en hij wordt slechts beperkt gecontroleerd. Het succes van deze aanpak staat of valt met het engagement, de kwaliteit, de vakkundigheid en de betrouwbaarheid van wie binnen dit systeem werkt. Naast "youth aid officers" en sociale werkers zijn dit onder andere ook speciaal opgeleide jeugdadvocaten. Het vertrouwen in hun werk en dat van de jeugdrechters is groot in Nieuw-Zeeland. Te weinig bescherming voor daders in een problematische opvoedingssituatie Herlinde Van de Wynckel: "De hervormde jeugdwetgeving in Nieuw-Zeeland schiet te kort wanneer blijkt dat een jeugdige delinquent in een andere context slachtoffer is en beschermd moet worden. De soms noodzakelijke ingreep om een jonge delinquent over te hevelen naar jeugdbescherming verloopt meestal erg moeizaam vermits er teveel voorzieningen voor de opvang van minderjarigen afgebouwd werden".
Mogelijke implicaties voor België • de zogenaamde "family group conferences" kunnen ook in ons land een deel-antwoord vormen op de stijgende jeugddelinquentie. De buitenlandse praktijk suggereert dat vooral bij jongeren die voor het eerst in aanraking komen met het gerecht het aanhalen van het sociale weefsel rond de jongere een herstellend effect kan hebben op de minderjarige. Tevens blijkt het recidive te verminderen. Deze aanpak komt tegemoet aan een toenemende vraag naar responsibilisering van de jongeren en van hun directe en onmiddellijke omgeving. Bovendien houdt deze aanpak de mogelijkheid voor slachtoffers in om betrokken te worden bij de materiële maar ook morele afwikkeling van het misdrijf. • gespecialiseerde jeugdadvocaten, door de overheid toegewezen aan minderjarigen, kunnen een versterking bieden ten aanzien van de huidige praktijk. Het zou zinvol zijn de nodige fondsen uit te trekken voor een specialisatie tot jeugdadvocaat. • Herlinde Van de Wynckel: "Sinds mijn stage spreek ik jongeren meer aan op hun verantwoordelijkheid. Ik stel hen bijvoorbeeld voor: ‘Hoe denk je de zaak recht te trekken? Kom zelf eens op met voorstellen’. Enkele collega’s en ik willen de denkpistes die elders hun waarde bewezen hebben, verder ontginnen door buitenlandse experts uit te nodigen hier hun ervaring met ons te delen".
Pagina 152
3.3. Internationale adoptie
MAERTENS Marie-Claude
Naar een nieuwe aanpak bij internationale adoptie
Marie-Claude MAERTENS
Bursaal 1999 - Gerealiseerde stage
Naar een nieuwe aanpak bij internationale adoptie Marie-Claude MAERTENS Toenmalige functie Eerste substituut van de procureur des Konings te Doornik. Doel stage Nagaan hoe een internationale adoptieprocedure verloopt, met bijzondere aandacht voor Vietnam. Stageplaats Zwitserland: het Centre International de Référence pour la Protection de l’Enfant dans l’Adoption, kinderrechters en sociale diensten die met adoptie te maken hebben (Genève en Sion). Vietnam: ontmoetingen met talrijke Vietnamese autoriteiten in Hanoi, bezoek aan een weeshuis en aan een kraamkliniek in Ho-Chi-Minh Stad. Frankrijk: Mission de l’adoption internationale en het Bureau de droit européen et international en matière civile et commerciale.
Marie-Claude Maertens, die in haar werk vaak met de juridische en praktische moeilijkheden omtrent internationale adopties te maken krijgt, heeft haar stage in drie delen opgedeeld: eerst in Zwitserland, waar het Internationaal Centrum werkt aan een betere bescherming van de kinderen, aanzet tot toepassing van de internationale conventies en in het algemeen de uitwisseling, dialoog en samenwerking tussen de betrokkenen, wereldwijd tracht te verbeteren. Daarna in Vietnam, waar zij geconfronteerd werd met de moeilijke leefomstandigheden van de bevolking, vooral van de weeskinderen die in de steden trachten te overleven met schoenenpoetsen of de verkoop van prentkaarten aan buitenlanders …
Op verzoek van de Vietnamese overheid heeft zij op het allerlaatste ogenblik haar stage met twee weken moeten vervroegen om deel te kunnen nemen aan werkzaamheden ter plekke. Op initiatief van de Franse en de Vlaamse Gemeenschap werd immers in Hanoi een seminarie georganiseerd met vertegenwoordigers van de Vietnamese overheid en medewerkers van de centra voor sociale bescherming uit de verschillende provincies. Iedereen kreeg er de kans om zijn vragen, behoeften en moeilijkheden uiteen te zetten. De Vietnamese wet bevat een aantal lacunes, wat de overheid toegeeft en wil oplossen. Als België aan de ene kant garanties wil over de te adopteren kinderen (met name de zekerheid dat zij adopteerbaar zijn), dan verwacht Vietnam van de gastladen ook garanties over de adoptiekandidaten en een verslag over het kind tot het 18 jaar is.
Pagina 155
Bursaal 1999 - Gerealiseerde stage
Marie-Claude MAERTENS
'Daardoor heb ik nu een betere kijk op de dagelijkse realiteit in Vietnam,' zegt Marie-Claude Maertens, 'en bekijk ik de documenten die ons in het kader van de procedure in België worden bezorgd, ook met andere ogen.' Tijdens haar verblijf heeft het provincie-volkstribunaal van Ninh Binh 15 personen veroordeeld voor kinderhandel onder het mom van adoptie, met een gevangenisstraf van 54 maanden voor de hoofdverdachte. In Frankrijk tenslotte, waar een regeringsbeslissing van april 1999 voorlopig alle adoptieprocedures met Vietnam stopzet, - terwijl dat land toch het belangrijkste land van herkomst van geadopteerde kinderen blijft - heeft Marie-Claude Maertens de voorwaarden tot invoering en de inhoud van de bilaterale overeenkomst tussen Frankrijk en Vietnam kunnen bestuderen. Die overeenkomst is sinds 1 november 2000 in zeven Vietnamese provincies van kracht en berust in grote mate op de principes van de Internationale Conventie van Den Haag. Door contact met de Franse magistraten kunnen de rechtstreekse gevolgen worden ingeschat.
Sensibilisering, harmonisering Uit die uitwisselingen en verrijkende ervaringen heeft Marie-Claude Maertens heel wat lessen kunnen trekken. De eerste is dat de Belgische magistraten zich sterker bewust moeten zijn van het belang van de internationale adoptieprocedures en van het risico op misbruik: in hun onmetelijk groot verlangen naar een kind zijn sommige kandidaat-adoptieouders tot alles bereid. De visumcontroles die de Belgische ambassades in het buitenland uitvoeren, zijn van kapitaal belang. Het Centre de documentation in Genève en de Service Social International verdienen beslist grotere bekendheid. De Belgische magistraten zouden die instanties waardevolle documentatie kunnen bezorgen en van de dienst Service Social International gebruik maken. De Vietnamese overheid lijkt van plan te zijn om internationale adoptie doeltreffender te controleren. België zal wellicht binnenkort wetgevend optreden in adoptiezaken, in toepassing van de Internationale Conventie van Den Haag. Het zou interessant zijn als de magistraten bij de Centrale Overheid zouden worden betrokken en als de onderzoeken, uitgevoerd door de erkende organisaties, systematisch bij de proceduredossiers zouden worden gevoegd. Ook in België moet de jurisprudentie geharmoniseerd worden, want in de praktijk lijkt een en ander per gerechtelijk arrondissement te verschillen.
Pagina 156
3.4. Bestrijding kinderporno
CALUWÉ Nicole
De efficiëntie van optreden bij verdwijningen kan verhogen
Nicole CALUWÉ
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
De efficiëntie van optreden bij verdwijningen kan verhogen Nicole CALUWÉ Toenmalige functie Substituut van de procureur des Konings te Antwerpen Doel stage Onderzoeken hoe de Verenigde Staten omgaan met verdwijningen van minderjarigen, parentale ontvoeringen en netwerken van kinderpornografie. Interesse Vanuit verantwoordelijkheid voor het opsporen van verdwenen minderjarigen leren van buitenlandse ervaring. Stageplaats National Center for Missing and Exploited Children, Washington DC, Verenigde Staten
Bij opsporingswerk moet zoveel mogelijk expertise gebundeld worden De krachtlijnen van het NCMEC De effectiviteit van het optreden van het National Center for Missing and Exploited Children valt terug te voeren tot volgende factoren: •
een telefonische hotline die 24 uur op 24 bereikbaar is, en een case-manager die een gegeven dossier opvolgt en de ouders bijstaat en adviseert in verband met te ondernemen acties;
• intensieve samenwerking met politiediensten: een melding van een verdwijning wordt onmiddellijk doorgegeven aan de bevoegde politiedienst en kan door het NCMEC rechtstreeks ingevoerd worden in de politionele databanken; • een honderdtal gepensioneerde politiemensen stellen hun expertise ter beschikking op vrijwillige basis om dossiers centraal of ter plaatse mee op te volgen; • het centrum organiseert opleidingen voor politiediensten in het omgaan met verdwijningen, waarbij zowel technische informatie doorgegeven wordt alsook mensen gemotiveerd worden om het beste van zichzelf te geven in een verdwijningszaak; • in samenwerking met partners in de privé-sector en met de media kunnen op zeer korte tijd affiches en foto’s verspreid worden. Bij langdurige verdwijningen kunnen de foto’s ook aangepast worden aan de veranderde leeftijd van de vermiste kinderen.
Centrale logistieke expertise van het FBI De FBI academy in Quantico heeft een speciale afdeling voor ontvoeringen en doddigen van minderjarigen, de Child and Abduction Serial Killer Unit (CASKU). Ze heeft een uitgebreide logistieke expertise in het opsporen bij verdwijningen.
Pagina 159
Bursaal 1998 - Gerealiseerde stage
Nicole CALUWÉ
Er wordt veel belang gehecht aan een onmiddellijk en zeer grondig buurtonderzoek, aan het bezorgen van een recente foto van de vermiste persoon aan zoveel mogelijk onderzoekers en aan het verspreiden van opsporingsberichten.
Bestrijding van internet-criminaliteit Een ander onderdeel van de FBI, de Innocent Images Task Force, specialiseert zich in de bestrijding van criminaliteit op internet waar kinderen slachtoffers van zijn. Politie-agenten dringen door in de chatrooms van jongeren om pedofielen die via internet contact zoeken met jongeren te ontmaskeren. Ze doen zich soms zelf voor als een jongere op zoek naar avontuur, maar dergelijke "uitlokking" wordt in België niet aanvaard als wettelijke opsporingsmethode.
Bijstand voor magistraten Het kabinet van justitie in de Verenigde Staten heeft enkele topjuristen die volledig op de hoogte zijn van de wetgeving en rechtspraak in verband met kindermisbruik en kinderporno. Deze juristen kunnen door alle magistraten die met deze materie te maken krijgen, geraadpleegd worden. Een dergelijke concentratie van know-how zou ook in België welkom zijn.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk • in België werden de voorbije jaren heel wat positieve stappen genomen om verdwijningen effectief aan te pakken, zoals de ministeriële richtlijn inzake verdwijningen, de aanduiding van verbindingsmagistraten op de parketten en vooral de oprichting en de verdere ontwikkeling van de Nationale Cel Verdwijningen bij de Rijkswacht. Verder tracht Child Focus een coördinerende en waakhondfunctie te vervullen in het opsporen van vermiste minderjarigen. Net zoals in de Verenigde Staten zou de expertise van dit laatste centrum aanzienlijk versterkt kunnen worden door het inschakelen van gepensioneerde politiemensen. Om mensen die te maken krijgen met verdwijningen effectief op te vangen, zouden meer middelen nodig zijn. De coördinatie van opsporingen ligt in ons land bij de magistratuur. In de Verenigde Staten worden deze acties voornamelijk door de politiediensten gecentraliseerd. Deze aanpak blijkt daar zeer efficiënt te zijn en zou ook voor ons land overwogen kunnen worden. • een opleiding voor politiemensen op vlak van verdwijningen zou op het moment dat dit nodig is, tot beter geïnformeerde en coherentere actie kunnen leiden. Nicole Caluwé schreef na haar stage in Washington een Draaiboek Verdwijningen met praktijkgerichte informatie voor politiediensten. In het Antwerpse arrondissement werd reeds vorming aangeboden aan alle politiediensten, en werd het draaiboek verspreid. • de reproductie van foto’s van vermiste kinderen zou efficiënter kunnen gebeuren dan nu het geval is, maar dit zou meer praktische middelen vergen bij de politiediensten. Het draaiboek geeft aanwijzingen voor de snelst mogelijke reproductie van foto’s en verspreiding van informatie over vermiste personen.
Pagina 160
3.5. Parentale ontvoeringen
DE VROEDE Nadia (zie 8)
De islamitische cultuur, anders maar heel rijk
3.6. Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen
VAN de PEER Patricia
Begeleiding van niet-vergezelde minderjarige vreemdelingen
Patricia VAN de PEER
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Begeleiding van niet-vergezelde minderjarige vreemdelingen In de eerste plaats als parketmagistraat, maar ook als substituutarbeidsauditeur, is Patricia Van de Peer sterk geraakt door de vaak erg benarde situatie waarin niet-vergezelde buitenlandse minderjarigen terechtkomen. Zowel clandestiene immigranten als slachtoffers van de mensenhandel krijgen wettelijke bescherming tot hun meerderjarigheid, maar hun statuut verandert van dag op dag eens ze 18 jaar worden. Is het echt niet mogelijk om in zo'n jong leven zo'n radicale breuk te vermijden? Met zijn rijke verenigingsleven is Italië misschien een bron van inspiratie op dat vlak.
Hoe krijgt u in uw werk als magistraat met de problematiek van de niet-vergezelde minderjarige vreemdelingen te maken? "Ik was al in 1999 met het probleem bezig, toen ik aan de rechtbank van eerste aanleg in Antwerpen werkte. Ik was daar als parketmagistraat belast met jeugdzaken, en heb soms hartverscheurende situaties meegemaakt. Ik heb veel jonge vreemdelingen gezien, vaak slachtoffers van de mensenhandel, die de hulp die ze als minderjarigen kregen, echt gebruikten om hier iets op te bouwen. Hoewel ze door een hel waren gegaan, vonden ze de kracht om naar school te gaan, een nieuwe taal te leren, zich in de Belgische samenleving te integreren… En dan plots, als ze 18 jaar zijn, stort alles in omdat ze in het stelsel voor meerderjarige vreemdelingen belanden. Ik vind dat je niemand, zeker niet zo'n jonge mensen, valse hoop mag geven: ofwel geef je de mensen een vooruitzicht, ofwel niet, maar dan moet je het meteen zeggen. Bovendien is het ook geen erg rationele houding vanwege onze samenleving: eigenlijk zijn die investeringen gewoon verloren! En nu word ik, in mijn nieuwe functie als substituut-arbeidsauditeur, opnieuw met die problematiek geconfronteerd."
Op welke manier? "Omdat wij als openbaar ministerie bij de arbeidsrechtbank een advies moeten geven wanneer vreemdelingen - die hier al dan niet wettelijk verblijven - beroep instellen wanneer het OCMW hun steun weigert. Vaak gaat het in die dossiers over het statuut van de jonge vreemdelingen en over de voortzetting van de hulp die hun werd gegeven toen ze minderjarig waren. In België heeft men eigenlijk geen alternatieve oplossingen voorzien, zelfs geen geleidelijke overgang van het ene statuut naar het andere."
Pagina 165
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Patricia VAN de PEER
Waarom Italië? Wat verwacht u van uw verblijf daar? "Italië, met zijn kilometerslange kust, staat aan een sterke migratiedruk bloot. Nochtans is de mentaliteit er, om sociologisch en cultureel bepaalde redenen, anders dan bij ons en worden er veel experimenten gedaan, onder meer dankzij de invloed van een dynamisch en gevarieerd verenigingsleven. Zo zijn er programma's om jonge Albanezen te helpen om zich weer in hun land van herkomst te integreren, waarbij ze ter plekke worden gevolgd. In Rome, Bologna en Genua zal ik trouwens zowel vertegenwoordigers van het gerechtelijk apparaat ontmoeten als verantwoordelijken van organisaties die niet-vergezelde minderjarigen helpen ."
1
Patricia Van de Peer
¾ Substituut-arbeidsauditeur aan de arbeidsrechtbank van Antwerpen ¾ Stageplaats: Italië - Rome, Bologne en Genua ¾ Duur van de stage: 20 dagen
1
Een project, dat mede door Patricia Van de Peer werd ingediend, voor een betere inpassing in de wijk van het Centrum voor Asielzoekers in Kapellen en voor een betere informatie van de lokale bevolking, werd door de Stichting gesteund in het kader van de campagne "Justitie in beweging".
Pagina 166
4. ARBEIDSRECHT VERHAVERT Jan (zie ook 1.6.)
Anti-discriminatie op de arbeidsvloer, een groeiend thema
Jan VERHAVERT
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
Anti-discriminatie op de arbeidsvloer, een groeiend thema Jan VERHAVERT Toenmalige functie Rechter in de arbeidsrechtbank te Mechelen Doel stage Leren hoe de overheid in de U.S.A. omgaat met discriminatie op de werkvloer op basis van ras, geslacht, godsdienst, nationale origine, leeftijd en handicap. Kennis opdoen over de daar frequent toegepaste methodes van Alternative Dispute Resolution, vooral bemiddeling. Stageplaats De equal employment opportunity commission (EEOC) headquarters in Washington, de EEOC District Office en de UCLA Law Scool in Los Angelos
Voor- en nadelen van een laagdrempelig systeem voor klachten Wie meent gediscrimineerd te worden op de werkvloer kan zich in de Verenigde Staten richten tot het plaatselijke EEOC-kantoor en krijgt dan een vragenlijst in te vullen. Van dit aanbod wordt gretig gebruikt gemaakt, met als gevolg een overvloed aan klachten. Soms is het erg twijfelachtig of de klacht werkelijk te maken heeft met discriminatie, maar toch wordt er een onderzoek ingesteld om uit te maken of de aangeklaagde behandeling al dan niet discriminatie als grond heeft. Om wraakacties van werkgevers te vermijden naar aanleiding van de klacht is er een beschermingssysteem voor werknemers ingebouwd. De rechter kan werkgevers verplichten data vrij te geven uit hun personeelsbestand.
Het voordeel van dit systeem is dat klachten over discriminatie sneller gesignaleerd worden dan bij ons. Het nadeel is dat er te weinig mogelijkheden zijn om klachten die uiteindelijk niets met discriminatie te maken hebben naar een andere, meer geëigende plaats door te verwijzen. Dit komt omdat de Verenigde Staten zeer weinig arbeidsbescherming biedt aan haar inwoners, en een aantijging van discriminatie praktisch het enige mogelijke verweer is tegen bijvoorbeeld onverwachts ontslag.
Geschillen beslechten of bemiddelen tussen partijen Bij de afhandeling van een aantijging van discriminatie kunnen de partijen kiezen voor een geschillenbeslechting of bemiddeling. Een geschillenbeslechting waarbij een beroepsrechter of een arbiter de knoop doorhakt, is vaak een tijdrovende en kostelijke aangelegenheid omdat advocaten zich duur laten betalen voor de voorbereiding van de zaak.
Pagina 169
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
Jan VERHAVERT
Of dit gelijke kansen biedt aan minder begoeden is zeer de vraag. Wanneer er een schadevergoeding opgelegd wordt, kan deze oplopen tot 300 000 dollar of meer. Bemiddeling is gericht op een snelle en voor beide partijen aanvaardbare oplossing. Professionele bemiddelaars bewaken de neutraliteit en vertrouwelijkheid van de procedure. Veel deelnemers komen tevreden buiten. Het nadeel van deze procedure is dat er geen juridische precedenten geschapen kunnen worden omwille van het vertrouwelijke en buitengerechtelijke karakter van bemiddeling.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Een thema dat groeiende aandacht geniet De Europese realiteit begint op allerlei domeinen door te dringen in ons leven. Ook de rechtspraak raakt steeds meer afgestemd op de Europese richtlijnen en op Europese wetgeving. Gelijke kansen op de werkvloer is een onderwerp dat van de Verenigde Staten naar hier is overgewaaid en via Europa zijn stempel zal drukken op nationale wetgeving. De Angelsaksische invloed, bijvoorbeeld op vlak van bemiddeling, laat zich nu reeds voelen in een groeiende interesse in deze praktijk in ons land.
Minnelijke schikking meer kans op slagen bieden Bemiddeling is nog niet ingeburgerd in onze arbeidsrechtbanken. Minnelijke schikking bestaat wel, maar helaas eerst aan het einde van het parcours wanneer de slag tussen advocaten al ver gevorderd is en het kostenplaatje aardig oploopt. Minnelijke schikking zou beter meteen bij de aanvang van het conflict als optie aangeboden worden maar daarvoor dient het wetboek aangepast te worden. Bovendien zouden hiervoor afzonderlijke beroepskrachten getraind en aangeworven moeten worden. Een rechter die een minnelijke schikking tracht te treffen en daarbij vertrouwelijke informatie van de partijen krijgt, kan daarna immers moeilijk als vonnisrechter optreden in dezelfde zaak.
Meer onthaal- en adviesmogelijkheden uitbouwen voor rechtszoekenden De drempel van mensen om een klacht in te dienen ligt hoog in ons land. Mensen die menen gediscrimineerd te worden, zouden baat hebben bij een open griffie of ombudsdienst waar ze terechtkunnen voor onthaal en advies over de stappen die ze kunnen overwegen. Omdat rechters en griffiers volgens het gerechtelijk wetboek geen consult mogen geven, kunnen mensen zich moeilijk informeren over hun mogelijkheden en kansen zonder er meteen een rechtszaak van te maken. Laagdrempelige onthaaldiensten in de buurt van de rechtbanken zouden een oplossing kunnen bieden voor deze lacune.
concrete implicaties voor de eigen praktijk: Sinds de stage tracht Jan Verhavert zo mogelijk te bemiddelen tussen partijen in conflict.
Pagina 170
5. SCHULDBEMIDDELING COOREMAN Dominique (zie ook 1.6.)
Schuldenregeling menselijker en efficiënter maken
Dominique COOREMAN
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
Schuldenregeling menselijker en efficiënter maken Dominique COOREMAN Toenmalige functie Ondervoorzitter bij de rechtbank van eerste aanleg van Brussel. Beslagrechter Doel stage Onderzoeken hoe de collectieve schuldenregeling in onze buurlanden functioneert Stageplaats In Nederland onder andere de Stichting Studiecentrum Rechtspleging in Zutphen en de arrondissementsrechtbanken van Den Haag, Arnhem en Zwolle. In Frankrijk onder andere de Ecole Nationale de la Magistrature in Parijs, het Hof van Beroep in Grenoble en het Tribunal de Grande Instance in Parijs.
Nederland hanteert duidelijke taal Het Nederlandse rechtssysteem heeft opvallend veel aandacht voor klare taal in de omgang met rechtszoekenden. Deze aandacht vertaalt zich ook in vonnissen van hoge vormelijke en inhoudelijke kwaliteit. Communicatievaardigheden maken deel uit van de basisopleiding van magistraten bij onze noorderburen en zijn vanzelfsprekend zeer belangrijk in zaken van beslagrecht en schuldbemiddeling. Om het functioneren van rechters te optimaliseren en onderlinge uitwisseling en steun uit te bouwen, hebben de Nederlandse rechtbanken intervisie-, supervisie- en ´klankbordgroepen`. Nederland kent een sterke overlegcultuur, ook in de rechtbanken.
Een "centrale" afbetalingsbank In Nederland werd de wet op schuldsanering van toepassing in november 1998, één maand voor België volgde met een soortgelijke wet. Nederland heeft een interessant systeem om afbetaling van schulden vlot te doen verlopen: een administratieve instantie, namelijk de Gemeentelijke Kredietbank, kan de betrokkene helpen alle schulden te groeperen en een regeling uitwerken om alle schuldeisers in één keer terug te betalen. De schuldenaar moet vervolgens enkel aan de Gemeentelijke Kredietbank, die hierin geen winstbejag nastreeft, betalingen verrichten.
Frankrijk: commissies met een politiek karakter Ook Frankrijk heeft een wettelijk verankerde schuldenregeling, in werking sinds 1989. Anders dan in Nederland is het individueel denken en beslissen sterk ingeburgerd in de gerechtelijke praktijk. Frankrijk is wel het eerste buurland dat bemiddeling een wettelijk kader gegeven heeft. Bij schuldenoverlast kan de rechtszoekende beroep doen op een minnelijke of een gerechtelijke regeling. Mensen die een vergelijk zoeken met elkaar kunnen terecht bij departementale commissies die het al dan niet bestaan van schuldoverlast bepalen, een dossier samenstellen en de mogelijkheden van terugbetaling vastleggen. De wetgever hoopte via deze commissies vlot akkoorden tussen de partijen te bereiken. De realiteit is echter anders. Bij hun aanbevelingen volgen de commissies een eigen politiek. Daarbij staan ze vaak weigerachtig tegenover kwijtschelding. De voorzitters stellen zich soms op als moraalridders.
Pagina 173
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
Dominique COOREMAN
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Meer vorming voor bemiddelaars Het systeem van de collectieve schuldenregeling zoals dat bij ons bestaat, is over het algemeen bevredigend. Aan de toepassing ervan kan nog wel gesleuteld worden. De bemiddelaars moeten meer gesteund en beter gevormd worden. Zowel Nederland als Frankrijk organiseren vorming voor bemiddelaars. Bij ons bestaat er wel een specifieke vorming voor bemiddelaars maar ze is enkel vereist in sommige familierechtkwesties. Advocaten en notarissen die willen bemiddelen bij schuldenoverlast, kunnen dat doen zonder bijkomende vorming. Het is nochtans een uitdaging om juridische kennis en sociaal-psychologische vaardigheden met elkaar te verenigen. Intervisie, zoals dit momenteel reeds van start gegaan is op de afdeling beslagrecht in Brussel, kan een stap in die richting betekenen. Meer uniformiteit en gelijkwaardige behandeling van dossiers door alle schuldbemiddelaars zou een goede zaak zijn.
Schulden groeperen De mogelijkheid om alle schulden te groeperen en alle schuldeisers in één keer terug te betalen en rekening te vereffenen via een centrale instelling, zoals dat in Nederland het geval is, zou ook voor ons interessant zijn. Momenteel moet de schuldbemiddelaar alles zelf organiseren en regelen, een zware en tijdrovende taak.
Correcte informatie en de garantie van een minimum leefgeld nodig Schuldeisers hebben vaak onvoldoende informatie over de betalingscapaciteiten van de burgers. Geïnformatiseerde beslagberichten kunnen helpen om een billijke en menselijke oplossing uit te werken. Momenteel erkent België, anders dan Nederland of Frankrijk, in haar beslagpraktijk geen minimum leefgeld voor schuldenaars. Dat leidt in de praktijk tot willekeur. Dit zou verholpen kunnen worden door duidelijke richtlijnen uit te vaardigen, zoals onze buurlanden reeds deden.
concrete implicaties voor dagelijkse praktijk: • • •
intervisievergaderingen zijn reeds gestart in Brussel een eerste nieuwsbrief met informatie over getroffen regelingen en wettelijke aspecten is reed samengesteld en verspreid onder de bemiddelaars een voorbeeld van schuldenregelingovereenkomst is verspreid onder de bemiddelaars en wordt door een aantal van hen gebruikt
Twee vervolgprojecten zijn door de Koning Boudewijn Stichting geselecteerd: 1. vorming voor bemiddelaars 2. werkingspakket voor de schuldbemiddelaar (met aangepaste computerprogramma´s)
Pagina 174
6. PSYCHIATRISCHE PROBLEMEN, INTERNERING, ONDERBEWINDSTELLING BRAD Patricia HEIMANS Henri
De wisselwerking tussen strafrecht en psychiatrie
GENNEN Josiane (zie 3.1.)
Opvang van zogenaamde ‘borderline’ jongeren
LERHO Luc
Voorlopig bewind over goederen, een delicaat onderwerp
LUYTEN Stefan (zie ook 1.1.)
Gedwongen opnames behandeling
ROTTHIER Kristiaan
Vragen rond de plaatsing van geestelijk zieken
THOMAS Marianne (zie 2.6. – zie ook 2.10.)
Een heel andere houding tegenover echtelijk geweld
WARLET François-Joseph
Betere bescherming van oudere personen
vragen
om
efficiënte
Patricia BRAD en Henri HEIMANS
Bursalen 2001 – Nog te realiseren stageproject
De wisselwerking tussen strafrecht en psychiatrie Op welke criteria kan een magistraat zich baseren om te beslissen dat de dader van een misdrijf een geestelijk zieke is die niet voor zijn daden verantwoordelijk is? Waarom raden door de rechtbank aangestelde experts in vrij gelijkaardige dossiers nu eens aan om de dader in een psychiatrische instelling te laten interneren en dan weer niet? Op welk ogenblik loopt de interneringsmaatregel af, en om welke redenen? Dat zijn een paar van de vragen die Patricia Brad en Henri Heimans, raadsheren aan het Hof van beroep van Gent, zich stellen. Om het antwoord op die vragen te vinden, willen ze graag een vergelijkende studie in 4 landen maken: Patricia Brad zal naar de Verenigde Staten gaan, Henri Heimans naar Nederland, GrootBrittannië en Canada.
Welke zijn de centrale aspecten van uw vergelijkende studie? "Wij willen in die vier landen vooral nagaan welk juridisch en medisch traject de dader aflegt bij wie mentale stoornissen worden verondersteld. Hoe komt hij in het systeem van psychiatrische internering terecht? Hoe geraakt hij eruit? Wordt hij verder gevolgd? En welke garanties heeft men dat de interneringsmaatregel ook de beste oplossing is in zijn geval, zowel voor de dader zelf als voor de samenleving? In dat opzicht is de huidige situatie in België trouwens allerminst bevredigend te noemen".
Met welke problemen wordt u vooral geconfronteerd? "Het is de magistraat die de beslissing tot internering neemt, zich baserend - maar dat is geen verplichting - op het advies van een psychiater of van een college van deskundigen. Maar de aanbevelingen van dergelijk college kunnen van geval tot geval radicaal anders luiden. Als de magistraat tot internering beslist, wordt het strafrechtelijk dossier overgedragen aan de Commissie tot Bescherming van de Maatschappij, die ook over de aard van de behandeling beslist, met name ambulant, residentieel, of in de gevangenis. Maar ook op dat punt rijst een probleem van wetenschappelijke deskundigheid. Bovendien heerst er een nijpend plaatsgebrek. Om maar één voorbeeld te geven: alleen al in de gevangenis van Gent zijn er meer dan 90 geïnterneerden voor amper 17 bedden in de psychiatrische afdeling!"
Pagina 177
Bursalen 2001 – Nog te realiseren stageproject
Patricia BRAD en Henri HEIMANS
Hoe wordt die problematiek aangepakt in de landen die u zult bezoeken? "Al bij onze eerste contacten zijn wij op een paar interessante oplossingen gestoten. Wanneer bijvoorbeeld de rechter in Nederland voorstelt om de dader te laten interneren, wordt het dossier overgedragen aan een centrale rechtbank in Arnhem die dan over de praktische modaliteiten beslist. Op die manier kan die gespecialiseerde rechtbank zich echt in die zaken verdiepen. De geïnterneerde brengt dan een zekere tijd door in een observatie-eenheid, waar hij door een multidisciplinair team wordt gevolgd (wat ook in Wallonië gebeurt, meer bepaald in de instelling Les Marronniers in Doornik). Die procedure biedt meer waarborgen op een objectieve keuze van de meest geschikte behandeling. Wij werken samen met de universiteit van Gent, die voor de meer theoretische aspecten van de studie instaat, en zijn bezig met een overzicht van de vernieuwende experimenten en het reglementaire kader in de vier landen die we zullen aandoen. Wij willen daaruit een aantal lessen trekken die kunnen bijdragen tot de reflectie die momenteel in België over de hervorming van de wetgeving inzake internering wordt gevoerd."
Patricia Brad ¾ Raadsheer aan het Hof van beroep te Gent ¾ Stageplaats: Verenigde Staten ¾ Duur van de stage: één maand
Henri Heimans ¾ Raadsheer aan het Hof van beroep te Gent ¾ Stageplaats: Canada, Nederland en Engeland ¾ Duur van de stage: tien dagen in elk land
Pagina 178
Luc LERHO
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Voorlopig bewind over goederen, een delicaat onderwerp In 1991 werd het artikel 488bis in het Burgerlijk Wetboek opgenomen ter hervorming van de wetgeving betreffende het voorlopig bewind over goederen toebehorend aan een meerderjarige die niet in staat is zijn goederen te beheren. Daar de bevolking veroudert, krijgt de vrederechter steeds vaker met dergelijke zaken te maken, zeker wanneer zijn rechtsgebied, zoals dat voor Luc Lerho in Verviers het geval is, verschillende rust- en bejaardentehuizen telt. Het is ook een delicaat onderwerp, waarbij zowel juridische, psychologische als ethische aspecten een rol spelen. Redenen genoeg dus om de praktijk in ons land te vergelijken met wat in andere landen zoals Frankrijk gebeurt, waar de wetgeving terzake al meer dan dertig jaar oud is.
Welke balans maakt u op van de toepassing van de wet van 1991? "Ik heb de indruk dat het grootste probleem voor de meeste vrederechters te maken heeft met de onmogelijkheid om het bewind over de bezittingen los te zien van het aspect 'persoon'. Wij krijgen regelmatig te maken met situaties waarin een persoon niet meer over de mentale capaciteiten beschikt om zijn dagelijks leven in alle veiligheid te beheren. Maar de wet geeft ons geen enkel middel om daarin in te grijpen: onze bevoegdheid beperkt zich tot het beheer van de bezittingen. Interessant is dat de Franse wetgeving op dat vlak vergelijkbaar is met de onze, maar dat er in Frankrijk een jurisprudentie is gegroeid die de rechter ruimere bevoegdheid geeft. Hoe? Dat is precies hetgeen ik wil bestuderen. Het heeft ook te maken met de mogelijkheid om een 'mentor' aan te stellen ."
Wat houdt dat in? "Een 'mentor' aanstellen is een van de formules die men overweegt om de beschermings-maatregel niet tot de bezittingen te beperken, maar tot de persoon zelf uit te breiden. De mentor zou een vertrouwenspersoon uit de directe omgeving van de betrokkene kunnen zijn, die dan de hele nietfinanciële problematiek op zich zou nemen en de eigenlijke voorlopige bewindvoerder op dat vlak zou aflossen. Ook bij ons gaan sommige wetsvoorstellen in die richting en ik zou willen nagaan of de Franse justitie al dergelijke voorzieningen heeft ingevoerd."
Pagina 179
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Luc LERHO
Zijn er volgens u nog andere inspiratiebronnen die interessant kunnen zijn? "Ik weet dat volgens de Franse wetgeving niet alleen individuen maar ook organismen de functie van voorlopig bewindvoerder kunnen waarnemen, ook tegenover personen die weliswaar gezond van geest zijn, maar er om een of andere redenen niet in slagen een budget te beheren. Dat is een manier om schuldoverlast te voorkomen, die misschien wel enige aandacht vereist. Een ander verschil is dat het medisch attest, dat bij de aanvraag om bescherming moet worden gevoegd, in Frankrijk alleen kan worden afgeleverd door een arts die door de rechtbank is erkend. Ik ben trouwens van plan om dergelijke artsen te ontmoeten om na te gaan welke beoordelingscriteria zij gebruiken, vooral in randgevallen van licht of episodisch mentaal onvermogen. Het voorlopig bewind over goederen is een maatregel die heel sterk in het privé-leven ingrijpt en gewetensvragen oproept. Volgens mij is het echt een domein waarop justitie dicht bij de burger komt, want de rechter moet de betrokkenen zelf persoonlijk ontmoeten, wat onze wet gelukkig zo voorschrijft."
Luc Lerho ¾ Vrederechter in het tweede kanton van Verviers ¾ Stageplaats: Frankrijk – Tribunal d’instance van Roubaix en diverse contacten in de streek van Lille ¾ Duur van de stage: twee weken
Pagina 180
Stefan LUYTEN
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Gedwongen opnames vragen om efficiënte behandeling Stefan LUYTEN
Er zijn meer en snellere behandelingsmogelijkheden nodig
Toenmalige functie Vrederechter, Vredegerecht eerste kanton te Antwerpen
Wat heet ‘geestesziek’?
Doel stage Nagaan hoe buurlanden omgaan met gedwongen opname en verzorging van geesteszieken en de ‘onderbewindstelling’ van meerderjarige onbekwamen, en op welke wijze magistratren (bij)geschoold worden in materies die verband houden met psychische aandoeningen. Stageplaats Lausanne, Zwitserland (kanton Vaud, psychiatrische ziekenhuizen, vredegerecht, rechtbank van eerste aanleg, gevangenis), Bordeaux en Parijs, Frankrijk (nog niet klaar)
Gedwongen opname kan volgens onze wet van 26 juni 1990 toegepast worden op ‘geesteszieken’. Vrederechters in België hebben een zeer grote appreciatiebevoegdheid bij het verplicht laten opnemen van een ‘geesteszieke’ ; deze term is namelijk erg ruim. In Zwitserland geldt de mogelijkheid van gedwongen opname, naast ‘geesteszieken’, ook voor alcoholisten, drugverslaafden en mensen die zichzelf verwaarlozen.
Snelle behandeling geeft de beste kansen Een handicap in ons Belgische systeem is de verplichte observatieperiode van 30 of 40 dagen, wat uitstel van behandeling impliceert en kostbare tijd laat verloren gaan.
Bovendien stipuleert de wet dat gedwongen opname moet gebeuren in een psychiatrische instelling. Dat betekent bijvoorbeeld dat een drugverslaafde niet meteen in een afkickcentrum kan geplaatst worden. Zwitserland stipuleert in haar wetten gedwongen opname ‘in een geschikte instelling’, wat ruimere mogelijkheden biedt. De observatieperiode is in Zwitserland bovendien veel korter ; er wordt al na enkele dagen tot behandeling overgegaan. Dit verhoogt de kansen op een efficiëntere, kortere opname. Ter vergelijking: in de psychiatrische instelling van Lausanne is de gemiddelde duur van een gedwongen opname 30 dagen ; bij ons bedraagt deze makkelijk vier tot vijf maanden.
Meer informatie over de meest geschikte opnameplaats nodig In Zwitserland is een sterke patiëntenvereniging actief. Ze brengt o.a. een publicatie uit met informatie over de diverse behandelingsmogelijkheden, aangepast aan diverse stoornissen en noden. In België ontbreekt het vrederechters aan een goed vademecum met informatie over de specialisaties van diverse instellingen, zodat het niet invoudig is zeker te zijn dat iemand in de meest geschikte instelling terecht komt. Voeg hieraan de tijdsdruk toe, zeker tegen het weekend, en het resultaat is soms een plaatsing in een instelling die niet noodzakelijk het meest geschikt is voor een bepaalde problematiek.
Pagina 181
Bursaal 1999 – Gerealiseerde stage
Stefan LUYTEN
‘Onderbewindstelling’ van meerderjarige onbekwamen Op vlak van bevoegdheden en verplichtingen is de Zwitserse rechtsfiguur van de ‘voogd’ het meest verwant met de ‘voorlopige bewindsvoerder’ bij ons. Deze ‘voogd’ houdt zich niet enkel bezig met de patrimonale belangen van de beschermde persoon, doch treedt ook op als zijn ‘mentor’. Het opstellen van de inventaris van goederen en het opmaken van het jaarlijks verslag gebeuren in Vaud volgens een uniform model. Het nazicht van de rekeningen gebeurt door de ‘bijzitters’ van het vredegerecht, alvorens het verslag van de ‘voogd’ door de vrederechter goedgekeurd wordt.
Vorming van magistraten Al doende raken vrederechters vertrouwd met de problematiek van gedwongen opnames en ‘onderbewindstelling’ van meerderjarige onbekwamen. Dat is in Zwitserland alvast niet anders dan bij ons. Er stellen zich daar bovendien extra problemen bij het vellen van een vonnis omdat heel wat vrederechters geen juridische opleiding achter de rug hebben. Een hereboer of verzekeringsmakelaar kan er bijvoorbeeld verkozen worden tot vrederechter. Ze krijgen ter plaatse vorming van juridische adviseurs. Ook de bijzitters op de vredegerechten zijn vaak geen juristen.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Geesteszieken Art. 5 van de Belgische wet dd 26 juni 1990 voorziet dat samen met het verzoekschrift tot opname ter observatie, een omstandig geneeskundig verslag dient neergelegd te worden. Sommige geneesheren vullen echter een ‘standaard-formulier’ in, terwijl andere artsen in eigen bewoordingen een attest opstellen. Bovendien ontbreekt vaak essentiële informatie in de medische attesten. De criteria voor het opstellen van een medisch verslag in het kanton Vaud zouden ook bij ons dienstig kunnen zijn wat dat betreft. De uitgebreide vragenlijst, die aan de medische experten bij hun aanstelling in het kanton Vaud wordt overgemaakt, kan nuttig zijn bij de omschrijving van de opdracht die in het kader van de ‘gewone procedure’ in België aan de medische experten wordt gegeven. Het verdient overwogen te worden of de noties ‘geesteszieke’ en ‘psychiatrische dienst’ in de wet van 26 juni 1990 niet vervolledigd zouden kunnen worden om ook zware alcohol- of drugsverslaafden te bevatten. Ook zou het een verruiming zijn dat inobservatiestelling en verder verblijf in een psychiatrische dienst in een andere aangepaste instelling zouden kunnen gebeuren.
Beschermingsmaatregelen Op vlak van de ‘onderbewindvoering’ van meerderjarige onbekwamen, zou het zinvol zijn een brochure op te stellen voor bewindvoerders, vaak familieleden van de betrokkene, of maatschappelijk werkers. In dergelijke brochure zou zeker informatie over het strafrecht en sociaal zekerheidsrecht opgenomen moeten worden, evenals praktische informatie over het invullen van formulieren en het opstellen van een inventaris en van een jaarlijks verslag. Dit alles dient in een zeer eenvoudige, bevattelijke taal te gebeuren.
Pagina 182
Kristiaan ROTTHIER
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Vragen rond de plaatsing van geestelijk zieken In het begin van de jaren '90 heeft België een nieuwe wet ingevoerd wat de plaatsing van personen met mentale stoornissen betreft. Die wet wil zowel de persoon zelf en zijn bezittingen als de samenleving beschermen. Het is nu de vrederechter die een uitspraak moet doen na een vormelijk vastgelegde gerechtelijke procedure. Toch blijven er nog heel wat vragen onbeantwoord, meent Kristiaan Rotthier, vrederechter in Zelzate.
Welke zijn de belangrijkste moeilijkheden die u ondervindt bij het toepassen van die wet? "Dé grote struikelblok is de definitie van wat een 'geestelijk zieke' nu wel is, want de wet bevat op dat vlak een hele grijze zone. De vrederechter heeft geen medische achtergrond en moet zich dus verlaten op de mening van psychiaters en deze zijn het zelf niet altijd eens. Die uiteenlopende standpunten komen vooral tot uiting als het om vormen van verslaving gaat: in welke mate kan een erkend toxicomaan of een chronisch alcoholverslaafde als een geestelijk zieke worden beschouwd die volgens de wet beschermd moet worden?. Men heeft er in de praktijk voor gekozen om pas in te grijpen wanneer de verslaving leidt tot medisch waarneembare symptomen, zoals geheugenstoornissen of de ziekte van Korsakov bij alcoholici. Maar dat is een empirisch gebaseerde oplossing en het zou interessant zijn om na te gaan welke criteria elders worden toegepast. Voorts roept de wet ook een reeks ethische en zelfs filosofische vragen op".
Wat bedoelt u? "Ik denk heel concreet aan depressieve personen met uitgesproken zelfmoordneigingen. Hun omgeving maakt zich zorgen en brengt de zaak voor de vrederechter. En deze kan inderdaad volgens de wet overgaan tot plaatsing als het om personen gaat die een gevaar voor derden of voor zichzelf betekenen. De wetgever is dus van mening dat niet meer willen voortleven op een mentale stoornis wijst. Maar men kan te maken hebben met mensen die gezond van geest zijn, die elke behandeling weigeren en zich zelfs niet door een arts willen laten onderzoeken. De vrederechter staat dan voor een moeilijke beslissing: moet hij ingrijpen of moet hij het recht op zelfbeschikking van elk individu respecteren? Maar wat een morele verantwoordelijkheid als dan later blijkt dat die persoon daadwerkelijk zelfmoord heeft gepleegd, of, erger nog, anderen in zijn destructieve neigingen heeft meegesleept!"
Pagina 183
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Kristiaan ROTTHIER
Wat verwacht u van uw verblijf in Groot-Brittannië? "Iedereen weet dat het Britse rechtssysteem grotendeels op de gewoonten en gebruiken in de ‘Common Law’ is gebaseerd. Het moet dus interessant zijn om na te gaan hoe men daar, vanuit een heel andere vertrekbasis dan bij ons, procedures heeft uitgewerkt en een aantal sleutelconcepten zoals geestelijk zieke, individuele vrijheid, bescherming… heeft gedefinieerd. Daarbij komt nog dat er in Groot-Brittannië een hele reflectie op gang is gekomen om de wetgeving te veranderen. Daarom zal ik ook onderzoekers ontmoeten die een studie over het onderwerp hebben gemaakt, evenals leden van de consultatieve commissie die voorstellen voor een wetshervorming moet voordragen.
Kristiaan Rotthier ¾ Vrederechter te Zelzate ¾ Stageplaats: Groot-Brittannië – verschillende gespecialiseerde instanties (Montfort University, Mental Health Review Tribunal) in de streek van Leicester, Birmingham en Nottingham ¾ Duur van de stage: twee weken
Pagina 184
François-Joseph WARLET
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
Betere bescherming van oudere personen François-Joseph WARLET Toenmalige functie Vrederechter in het kanton Seneffe Doel stage De bescherming van de oudere persoon in Québec, zowel in de teksten als in de instellingen die op de naleving ervan toezien Stageplaats Commissie voor de rechten van de persoon, openbaar curator, lokaal centrum voor gemeenschapsdiensten Les Hautes Marées, universiteit van Montréal, revalidatiecentrum van Chicoutimi, universiteit van Chicoutimi, raad voor de bescherming van zieken.
Twee recente wetten (1990 en 1991) trachten een 'modern' antwoord te brengen op twee rechtstreekse gevolgen van mentaal lijden: de bescherming van de persoon zelf en de bescherming van zijn bezittingen. Zij betekenen een opmerkelijke doorbraak (de vroegere wet dateerde van 1850 !) maar bij de toepassing ervan door de vrederechter rijzen toch een aantal problemen en komen lacunes aan het licht, meer bepaald wat ouderen betreft.
De rechter kan inderdaad een voorlopig bewindvoerder aanstellen die "de bezittingen van de beschermde persoon" moet beheren, maar hij heeft geen enkele macht om de beslissen over het persoonlijke lot van die persoon, en bijvoorbeeld te bepalen waar deze moet leven, welke gezondheidszorg hij moet krijgen. François-Jospeh Warlet stelt in de dagelijkse praktijk vast dat de wet tegelijk ambigu en onvolledig is: in principe is de oudere vrij om over zijn lot te beslissen, maar in de praktijk stelt men vast dat er vaak beslissingen tegen zijn wil in worden genomen door wie daar eigenlijk niet toe bevoegd is. Wat te doen als een oudere tegen zijn zin in een tehuis wordt opgenomen? Wat doet men als hij weigert een noodzakelijke operatie te ondergaan? De wet is begaan met de bezittingen van de oudere, maar niet met de persoon zelf.
Pagina 185
Bursaal 2000 - Gerealiseerde stage
François-Joseph WARLET
In Québec is de situatie anders: twee instellingen, zoals de Commissie voor de Rechten van de Persoon, en de Openbaar Curator, brengen heel vaak uitstekende oplossingen aan voor de moeilijkheden waarmee ouderen te kampen hebben als zij door hun fysieke of mentale gezondheid erg kwetsbaar zijn geworden. De reglementeringen en praktijken in Québec zijn voor François-Joseph Warlet een bron van inspiratie om mishandeling van oudere of mentaal gestoorde personen te voorkomen. Bij de Commissie voor de Rechten van de Persoon blijkt bemiddeling een zeer doeltreffend instrument te zijn om een einde te stellen aan bepaalde vormen van mishandeling. Het resultaat is vaak dat de persoon in zijn vertrouwde milieu kan blijven. Volgens François-Joseph Warlet is het "de ideale manier om spanningen te kalmeren en geweld te doen ophouden". Doordat plaatsing vaak vermeden kan worden, levert het de maatschappij ook veel besparingen op. In de streek van Québec werd een interessante formule ingevoerd: de Overlegtafel, een vorm van netwerking waarbij elke betrokkene met zijn competentie en vanuit zijn invalshoek de nodige elementen aanreikt voor een bemiddeling met langdurige effecten. Wat het beheer van de bezittingen van kwetsbare personen betreft, zijn het bij ons de vrederechters die toezicht houden op de voorlopige bewindvoerders, zonder dat zij de nodige opleiding of specifieke middelen hebben om die taak te vervullen. In Québec staat de Openbaar Curator daarvoor in: hij heeft de vereiste competentie en onafhankelijkheid om die personen te informeren en bij te staan in hun delicate taak. Bovendien houdt de Openbaar Curator zich ook bezig met het lot van de beschermde persoon zelf: hij kan volgens welbepaalde voorwaarden op volkomen wettelijke wijze zorg dragen voor de gezondheid van die persoon en volkomen de persoonlijke keuzes van de persoon volgen wat bijvoorbeeld de keuze van woonplaats betreft. Volgens François-Joseph Warlet moet het niet moeilijk zijn om die mogelijkheid ook in onze wet van 1991 op te nemen, met een werkingskader dat aan onze situatie hier is aangepast. Algemeen beschouwd vindt hij dat er een specifieke wet moet komen, zoals dat reeds voor kindermishandeling het geval is: multidisciplinaire teams zouden kunnen samenwerken, informeren, aan preventie doen, hulp geven aan al wie met mishandeling van ouderen wordt geconfronteerd.
Pagina 186
7. LEGISTIEK CEULE Marie-Claire VERMASSEN Koenraad
Wetten moeten coherent en overzichtelijk zijn
Marie-Claire CEULE en Koenraad VERMASSEN
Bursalen 1999 - Gerealiseerde stages
Wetten moeten coherent en overzichtelijk zijn Toenmalige functies Marie-Claire CEULE Eerste referendaris afdelingshoofd, Raad van State Koenraad VERMASSEN Eerste referendaris afdelingshoofd, Raad van State Doel stage Nagaan hoe het Canadees model op vlak van wetgeving functioneert Stageplaats Federale dienst voor de wetgeving in Ottawa, dienst voor wetgeving van het provinciaal ministerie van justitie, Québec
Een poging om wetten consistent te maken en haalbaar qua volume Canada is een federaal land: de soevereiniteit wordt er gedeeld door het federaal Parlement en de wetgevende machten van de provincies. Zowel in de federale administratie als in deze van de provincies bestaan er diensten voor de wetgeving. Hoe garanderen zij de kwaliteit van de wetgeving en hoe houden zij de kwantiteit aan wetten binnen een overzichtelijke grootteorde?
Kwaliteit van de wetgeving Het federaal bestuur hecht veel belang aan de vakkundigheid van zijn legisten en verzorgt dan ook opleidingscursussen voor hen. Op vlak van wetgeving passen zij het systeem van ‘gecentraliseerde coredactie’ toe. Dit betekent dat de dienst het monopolie heeft van de wetgevende redactie, waarbij het opstellen van elk nieuw ontwerp gelijktijdig wordt toevertrouwd aan een Franstalige en aan een Engelstalige redacteur. Samen met de verantwoordelijken van het gespecialiseerde departement redigeren zij beide versies van het wetsontwerp, op basis van de nota van de ministerraad. Dit systeem komt de kwaliteit en eenvormigheid van de wetgeving ten zeerste ten goede. Ontwerpen van uitvoeringsbesluit worden door juristen opgesteld op het niveau van het betreffende ministerie. Vele van deze juristen zijn evenwel centraal aangeworven door justitie en worden als satellieteenheden bij de vakminister ondergebracht. Op het niveau van de provincies wordt dit federale systeem niet toegepast. Zo worden de ontwerpen in de verschillende departementen van Québec opgesteld en enkel in het Frans ; nadien worden ze vertaald en voorgelegd aan de dienst voor de wetgeving van het provinciaal ministerie van justitie.
Pagina 189
Bursalen 1999 – Gerealiseerde stages
Marie-Claire CEULE en Koenraad VERMASSEN
Kwantiteit van de wetgeving Canada beschikt over een ‘wet ter herziening van wetten’, een instrument dat in algemene zin toelaat om het gehele corpus van de bestaande federale wetgeving op regelmatige tijden te ‘herzien’. Dit betekent dat de wetten kunnen herschreven, veranderd, aangepast of gecodificeerd worden. Dit geldt zowel voor de wetten als voor de besluiten, voor zover zij van reglementaire aard zijn. Tot op heden wordt deze mogelijkheid aangewend om, zowat om de vijftien jaar, de wetgevende bepalingen in één corpus samen te brengen, met uitsluiting van teksten die worden opgeheven of geschorst, die achterhaald werden, hun einddoel bereikten of niet van algemene toepassing zijn. Het resultaat is volgens alle gebruikers, zowel professionelen als gewone burgers, optimaal: een in omvang beperkt geheel van zowel inhoudelijk als vormelijk op elkaar afgestemde teksten, alle actueel.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Een opleiding legistiek zou de kwaliteit van de wetgeving ten goede komen De staatshervorming bracht in ons land een toename van wetgevers met zich mee met als gevolg een verscheidenheid in de toepassing van wetgevingstechniek. Verder zorgen de vertaling van ontwerpen die eerst in één taal werden opgesteld en haastwerk gevolgd door reparatiewetgeving voor de nodige inconsistenties. De kwaliteit van de ontwerpen die aan de Raad van State voor advies worden voorgelegd, verschilt sterk van departement tot departement. Alle ministeries hebben wel een juridische dienst doch ze beschikken niet allen over goed opgeleide en ervaren legisten. Het zou daarom zinvol zijn in ons land, net zoals in Canada het geval is, vorming te organiseren inzake legistiek. Dit zou eenvormigheid in wetgeving ten goede komen. Een eerste stap in die richting is reeds gebeurd door een circulaire van wetgevingstechniek, consuleerbaar op het internet. Een vormingsinstituut voor de wetgevingstechniek zou hierop echter een noodzakelijk sluitstuk vormen.
De kwantiteit van de wetgeving beheersbaar maken Momenteel bedraagt de omvang van de bestaande wetgeving in ons land 50.000 teksten. Enkel voor het jaar 1999 omvat het Belgische Staatsblad 50.560 bladzijden. Het hoeft geen betoog dat dit de toegankelijkheid en de kenbaarheid van de bestaande wetgeving tot ijdele begrippen maakt. Binnen de Raad van State wordt het bestand aan wetteksten sinds 1948 bijgewerkt en geactualiseerd. Nochtans is dit bestand moeilijk toegankelijk: het bestaat slechts in één exemplaar op papier. Door zijn bijzondere structuur is het bovendien enkel door wetgevingsspecialisten consulteerbaar. Het zou een prioriteit moeten zijn dit bestand via internet toegankelijk te maken voor het publiek. Een volgende stap zou de vereenvoudiging van de wetgeving zijn. Gezien de omvang en de hiërarchische structuur van de wetgeving is het aangewezen aan te vangen met de teksten op het niveau van de wetten.
Pagina 190
8. LESSEN UIT ANDERE RECHTSCULTUREN EN RECHTSSYSTEMEN AOUST Philippe
Een voorbeeld uit het Zuiden
OLIJFF Pierre de HEMRICOURT de GRUNNE Philippe
Openstaan voor een andere rechtscultuur
DE VROEDE Nadia (zie ook 3.5.)
De islamitische cultuur, anders maar heel rijk
MOINY Yves
Het Openbaar Ministerie in een multiculturele samenleving
PENSIS Chantal (zie ook 2.6.)
Lessen uit het verre Canada
VANDERMEERSCH Damien (zie ook 2.1.)
Op zoek naar de gulden middenweg
Philippe AOUST
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Een voorbeeld uit het Zuiden Philippe AOUST Toenmalige functie Vrederechter in de kantons SaintHubert, Bouillon en Paliseul Doel stage De Senegalese wetgeving inzake familierecht, en meer bepaald echtscheiding Stageplaats De departementsrechtbanken van Dakar, Thies en Saint-Louis, NGO's en gevangenissen
Senegal heeft in 1972, met de hulp van Franse juristen, zijn rechtssysteem grondig hervormd: dat leidde tot wetteksten die in vergelijking met de onze vrij vooruitstrevend zijn. De studie ervan is interessant, vooral omdat de basis van die wetgeving vergelijkbaar is met de onze, en de conflictregeling er coherenter lijkt, in sommige gevallen ook fijner. "De Senegalesen hebben oplossingen gevonden voor problemen waarover hier nog geleerde discussies worden gevoerd!" meent Philippe Aoust. Het Zuiden is gewoon om lessen van ons te krijgen, maar het kan ook andersom…
De echtscheidingsprocedures zijn een mooi voorbeeld. Een echtpaar dat bij ons wil scheiden, wordt heen en weer geslingerd tussen verschillende instanties, afhankelijk van de procedure, en krijgt te maken met verschillende rechters die het probleem opdelen. Er is al jaren sprake van om de procedure te vereenvoudigen door de echtscheiding in handen te geven van één enkele familierechter. Maar dat voorstel blijft dode letter.
Echtscheiding door onderlinge toestemming: eenvoudig, snel en gratis In Senegal gebeurt alles voor de departementsrechtbank, de tegenhanger van ons vredegerecht. De zittingen die Philippe Aoust heeft bijgewoond, hebben hem overtuigd dat het systeem heel goed werkt bij echtscheiding door onderlinge toestemming: het paar maakt een afspraak, presenteert zich met de vereiste administratieve documenten (huwelijksakte, geboorteakte van de kinderen) en verklaart zich akkoord met de te nemen schikkingen. De rechter controleert of deze in orde zijn, of er echt sprake is van onderlinge toestemming, en de griffier neemt akte, het paar tekent en de echtscheiding wordt uitgesproken en door de griffier overgeschreven. Eenvoudig, snel en gemakkelijk. Bij ons stoot de vereenvoudiging van de procedure op de morele en moraliserende opvatting dat het huwelijk niet kan worden ontbonden: er werd vooruitgang geboekt op dat vlak, maar het gaat traag. Zo stelt men vast dat minder gegoeden uiteindelijk niet scheiden omdat het teveel kost, wat dan weer ambigue situaties met zich meebrengt (uit overspel geboren kinderen, complicaties met de sociale zekerheid…) waarvoor nieuwe procedures nodig zijn… die dan ook weer te veel geld kosten!
Pagina 193
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Philippe AOUST
Als beide partijen ermee instemmen om uit elkaar te gaan, moet men dat dan niet gewoon erkennen? Philippe Aoust meent dat een vereenvoudigde procedure, die alleen voor wederzijdse toestemming zou gelden, meteen kan worden ingevoerd, zonder ons systeem grondig te hervormen en zonder onze morele waarden geweld aan te doen. De aanbevolen vereenvoudiging doet ook geen afbreuk aan de inbreng van de klassieke adviseurs (advocaten, notarissen, bemiddelaars): zij kunnen hun adviserende rol blijven spelen bij het uitwerken van de overeenkomsten die aan de rechter zullen worden voorgelegd!
De onderhoudsuitkering in de tijd beperken Die Senegalese eenvoud vindt men ook terug in de procedure voor echtscheiding op grond van fouten en ook daar kan het Zuiden als voorbeeld dienen. Is het normaal dat men na één jaar huwelijk verplicht is om een heel leven lang onderhoudsgeld te betalen? In naburige landen zoals Frankrijk en Nederland werden de wetteksten veranderd en wordt het alimentatiegeld in de tijd beperkt. In België gaan stemmen op om dezelfde weg op te gaan, maar Philippe Aoust vreest dat het debat lang kan aanslepen: echtscheiding hangt nog te nauw samen met het begrip schuld, en met morele overwegingen uit het verleden. Senegal heeft de kwestie opgelost door met de echtscheiding ook een einde te stellen aan de wederzijdse verplichtingen van de echtgenoten. De verplichting tot het betalen van onderhoudsgeld blijft beperkt tot zes maanden of één jaar bij echtscheiding om onverenigbaarheid van karakter, en tot maximum drie jaar bij een echtscheiding wegens ernstige of ongeneeslijke ziekte.
Van de wetteksten naar de realiteit Hoewel hij overtuigd is van de doeltreffendheid van het Senegalese systeem wat echtscheidingen betreft, heeft Philippe Aoust op andere domeinen heel wat disfuncties vastgesteld: op papier beschikt Senegal over een van de meest moderne administraties met zeer veel aandacht voor de mensenrechten. Het land heeft alle internationale conventies op dat vlak ondertekend en geratificeerd. Maar in de praktijk is er sprake van een nijpend gebrek aan middelen, of wordt men geconfronteerd met afwijkend gedrag dat niet past voor een openbare dienst. Bovendien ontsnapt een groot deel van de bevolking aan dat nochtans opmerkelijke wettelijk kader. Senegal noemt zichzelf een democratie 'in opbouw of in consolideringsfase'. Het heeft nog een lange weg voor de boeg, maar wat het gerealiseerd heeft, kan ons op een aantal punten inspireren.
Pagina 194
Pierre OLIJFF
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Een voorbeeld uit het Zuiden Pierre OLIJFF Toenmalige functie Ondervoorzitter en jeugdrechter in de rechtbank van eerste aanleg in Huy Doel stage Studie van het Senegalese recht voor minderjarigen Stageplaats Kinderrechtbank van Dakar, Thies en Saint-Louis, directie van opvoeding onder toezicht en sociale bescherming, educatieve actie in open instellingen, diverse NGO's.
Hoe worden dezelfde juridische teksten in een andere cultuur, een andere wereld toegepast? Dat vraagt een Europees jurist zich af wanneer hij met het Senegalese recht te maken krijgt. Het is, net als de gerechtelijke organisatie, op het Franse recht geënt, maar de context waarin recht wordt gesproken is natuurlijk helemaal anders.
Eerste les na de stage van Pierre Olijff in Senegal: hou op met klagen! Wat men daar bereikt, ondanks een schrijnend gebrek aan middelen, wekt het grootste respect op voor de magistraten die hij heeft ontmoet. Dat geldt ook voor de opvoeders en het personeel in de opvangcentra, die bij gebrek aan subsidies en mankracht, oplossingen 'in elkaar steken' om de jongeren die hun zijn toevertrouwd te vormen en te hersocialiseren. Voor ongeveer eenzelfde aantal inwoners beschikt Senegal over zo'n 10% magistraten van het aantal dat in ons land werkt… Bovendien wordt het recht alleen toegepast bij een klein deel van de bevolking in de kuststrook: in het binnenland is er gewoon niemand. En toch, heeft Pierre Olijff kunnen vaststellen, voel je je in Dakar niet onveiliger dan in Brussel. Ondanks de andere geest van beide rechtssystemen, is het interessant om het Senegalese recht te bestuderen.
Pagina 195
Bursaal 2000 – Gerealiseerde stage
Pierre OLIJFF
Inbreng van de leken Wat minderjarigen betreft, is sinds de onafhankelijkheid van Senegal in 1960 een wet van kracht die op de vroegere, vrij repressieve, Franse wet is geïnspireerd. Maar paradoxaal genoeg lijkt die praktijk aan te sluiten bij onze hervormingsplannen die in de richting van meer repressie gaan: wij evolueren weer meer in de richting van het verleden. Ons beschermingsmodel wordt, terecht of ten onrechte, meer en meer verlaten ten voordele van een sanctiemodel, of beter een sanctie- en herstelmodel: één van de gevolgen daarvan is dat het concept heeft aangedaan van de vaderlijke en almachtige rechter die in het belang van het kind beslist dat de gewone regels voor de volwassenen niet van toepassing zijn. In die zin waarborgt de functie van de onderzoeksrechter voor minderjarigen, zoals zij in het Senegalese strafrecht is omschreven, beter de rechten van de verdediging: de rechter in de voorbereidende fase is niet dezelfde als deze die het vonnis uitspreekt. Het feit dat ook leken participeren in de rechtspraak over minderjarigen vindt Pierre Olijff één van de meest interessante aspecten van het Senegalese systeem: afgevaardigden van de instellingen, maatschappelijk werkers hebben slechts een adviserende stem, maar ze worden echt wel gehoord. De problemen van de jeugd raken iedereen en de eenzaamheid van de jeugdrechter is niet interessant, vindt Pierre Olijff. Hij wil zelfs verder gaan dan wat in Senegal gebeurt: waarom geen collegiale kamer instellen waarin elk lid, al dan niet een rechtskundig professioneel, evenveel te zeggen heeft en men bij meerderheid van stemmen beslist? De werking van het assisenhof en de volksjury stoot bij ons op kritiek. Maar volgens Pierre Olijff beantwoordt de participatie van leken, zoals dat sinds eeuwen in Engeland gebeurt en gedeeltelijk ook bij ons het geval is, zowel aan de behoeften van justitie als aan de huidige roep om de burger actiever bij het werking van de staat te betrekken. Sinds zijn terugkeer uit Senegal wil Pierre Olijff kleine, goed omlijnde projecten op touw zetten om geplaatste jongeren en de instellingen voor jeugdbescherming te helpen, maar niet in een liefdadigheidsaanpak. Door zo'n initiatief komt de gerechtelijke wereld ook meer te weten over de realiteit in de derde wereld, en kunnen de collega's zich voor positieve acties inzetten.
Pagina 196
Philippe de HEMRICOURT de GRUNNE
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Openstaan voor een andere rechtscultuur
Philippe de HEMRICOURT de GRUNNE Toenmalige functie Substituut van de procureur des Konings te Brussel Doel stage Het Engelse strafrechtelijk systeem bestuderen vanuit een drievoudige invalshoek: de balie, de hoven en rechtbanken, de onderzoeksdienst (CPS). Stageplaats De Royal Courts of Justice, de Barrister Chambers en de Crown Prosecution Service (CPS)
Het was de bedoeling om na te gaan hoe een systeem, dat op heel andere principes dan het onze is gebaseerd, blijkbaar efficiënter werkt. In de praktijk moet men vaststellen dat in het Engelse recht de rollen beter omschreven zijn en dat de procedure, de feiten en de organisatie door grotere transparantie worden gekenmerkt. Volgens Philippe de Hemricourt de Grunne voelt men er ook 'de bekommernis om méér respect voor justitie, wat zijn oorsprong vindt in een sterkere burgerzin.'
Het Engelse systeem is om meer dan één reden doeltreffender: de strikte navolging van de uurroosters werkt tijdbesparend, justitie beschikt er over meer instrumenten en middelen en het schriftelijke en het mondelinge vullen er elkaar aan (de protagonisten overhandigen elkaar de schriftelijke documenten vóór het proces begint). Een Engels rechter is polyvalent: hij kan zowel in burgerlijke zaken als in strafzaken zitting houden ; hij is mobiel, wat betekent dat hij niet aan één arrondissement is gebonden en hij vonnist meteen, de uitspraak volgt dus meteen op de zitting. In sommige gevallen kan dezelfde rechter ook beslissen over de wenselijkheid van hoger beroep, met het oog op het algemeen belang. Bovendien wordt alles uitgeschreven en krijgen de partijen daar een afschrift van. De mogelijkheid om schuldig te pleiten ('Plea of Guilty') betekent dat er in 90% van de gevallen alleen over de straf wordt gepleit, wat natuurlijk een aanzienlijke tijdwinst betekent.
Pagina 197
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Philippe de HEMRICOURT de GRUNNE
Soepel en toch strikt De Crown Prosecution Service (CPS) is een instelling die in 1985 werd opgericht om een grotere onafhankelijkheid van justitie en een objectievere strafrechtprocedure te waarborgen. Vroeger was het alleen de politie die tot vervolging besliste en het onderzoek werd gedaan door of in naam van de politiediensten, zonder tussenkomst van een magistraat. De CPS beslist nu niet alleen over vervolging maar fungeert ook als doorgeefluik tussen de politie, de verdediging en de rechtbanken. De oprichting van die dienst toont aan hoe het Engelse recht, dat nochtans sterk in de traditie verankerd is, toch andere invloeden toelaat en veranderingen invoert om justitie onpartijdiger te maken. Het is tegelijk erg soepel en erg strikt. Volgens Philippe de Hemricourt de Grunne kunnen wij ons op het Engelse systeem inspireren, zonder nochtans ons systeem helemaal te veranderen: 'Als je niet verder kijkt dan de buitenkant, kun je niets doen. De fundamenten van beide systemen zijn immers totaal anders. Maar met een beetje verbeelding, overleg en openheid van geest, kunnen elementen ervan ook in ons recht worden toegepast, net zoals het Engelse strafrecht zich ook voor bepaalde beginselen uit het continentale recht heeft opengesteld.'
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Concreet zouden de drie onderstaande principes snel een deel van onze gerechtelijke achterstand kunnen helpen oplossen: • het invoeren van zittingen voor korte pleidooien, waarbij de verdediging, in akkoord met het openbaar ministerie, alleen over de straf zou pleiten, zoals in de Engelse 'Plea of Guilty'-procedure ; • het uitwisselen van schriftelijke conclusies tussen de partijen op het proces: zij zouden de rechter tijdig moeten worden bezorgd zodat de betrokken actoren op het ogenblik van de debatten reeds de argumenten kennen ; • de aanwezigheid van stenodactylografen op de zitting zou de interne organisatie sterk vergemakkelijken: dat zou heel wat fouten voorkomen en zou de zitting ook heel wat transparanter maken. Hervorming van justitie is niet alleen een kwestie van wetgevende maatregelen en van middelen: het is een proces op lange termijn, waarin de zaken op een positieve manier in vraag worden gesteld en waar de betrokkenen de wil moeten hebben om aan uitwisseling te doen.
Pagina 198
Nadia DE VROEDE
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
De islamitische cultuur, anders maar heel rijk
Nadia DE VROEDE Toenmalige functie Eerste substituut aan het Parket van de procureur des Konings te Brussel, afdeling Gezin-Jeugd Doel stage Grondiger inzicht verwerven in de werking en waarden van een land naar islamitisch recht, teneinde delinquenten van Marokkaanse origine in België beter te kunnen aanpakken ; met de Marokkaanse overheid en organisaties een vertrouwensrelatie opbouwen, met name in verband met ouderontvoeringen van kinderen uit gemengde huwelijken. Stageplaats Het Marokkaanse ministerie van justitie, de directie Internationale Betrekkingen, het Hof van beroep van Rabat, de Rechtbank van eerste aanleg en het Parket in Rabat en in Salé, het nationaal instituut voor rechtsstudies, diverse lokale verenigingen.
Weg met de stereotiepe voorstellingen Het kan verrassend klinken, maar inzake jeugdbescherming is het Marokkaanse rechtssysteem niet zo vreemd. Het is immers op het Franse systeem geïnspireerd. Maar wat wel sterk verschilt, zijn de oorzaken van de criminaliteit: terwijl hier vooral het verlies van referentiepunten een rol lijkt te spelen, zijn in Marokko vooral de sociaal-economische factoren belangrijk. Omdat veel jongeren behoeftig zijn, bieden de jeugdinstellingen in de eerste plaats onderdak en voeding, maar ook onderwijs en een beroepsopleiding.
De Marokkaanse magistraten die Nadia De Vroede heeft ontmoet, waren tegelijk erg gegeneerd over de delinquentie van jongeren van Marokkaanse herkomst in België, maar ook zeer geïnteresseerd in de aanpak van het probleem, vooral in de strafbemiddeling. Zij zouden de contacten graag voortzetten om op de hoogte te kunnen blijven. Nadia De Vroede van haar kant is teruggekeerd met een positief beeld van een zeer rijke cultuur die hier onvoldoende bekend is en met een groot verlangen om er meer over te leren. Dat is in haar dagelijks werk wel belangrijk: 'Als je de cultuur van de andere kent, komt de boodschap beter over en begrijp je ook de ouders beter.'
Pagina 199
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Nadia DE VROEDE
Door haar reis kan ze bepaalde stereotiepe voorstellingen nuanceren of ontkrachten. Een voorbeeld: 'Men zegt hier dat verdovende middelen daar deel uitmaken van de traditie, dat het gebruik ervan niet strafbaar is. Dat is helemaal niet zo: drugsgebruik wordt er integendeel streng gestraft.' Een ander hardnekkig beeld bij de Belgen is dat de Marokkaanse ouders niet erg begaan zijn met het schoolleven van hun kinderen. Maar in Marokko staan de ouders er op dat de kinderen naar school gaan: het betekent voor hen een kans in het leven en is daarom erg belangrijk.
En de wet? Nadia De Vroede behandelt al jaren dossiers van internationale ouderontvoeringen. Het recht heeft op dat vlak zijn grenzen: de familiesystemen in België en Marokko zijn erg verschillend, de beslissingen gaan dan ook niet in dezelfde richting. Hoe kun je in burgerlijke zaken een maatregel doen naleven die in een ander land werd beslist? Hoe kun je op strafrechtelijk vlak een dader vervolgen wanneer hij naar Marokko is getrokken? De zaken moeten anders worden aangepakt, niet alleen strikt juridisch. Nadia De Vroede heeft de vergaderingen van de Belgisch-Marokkaanse adviescommissie over burgerlijke zaken kunnen bijwonen en heeft het ministerie van justitie een aantal concrete voorstellen bezorgd. Het lijkt haar belangrijk dat er een zeker vertrouwen groeit tussen de magistraten en de politiediensten hier en ginder. Waarom zou men niet verder kijken dan de wet met zijn beperkingen, of dan de zeer administratief ingestelde Commissie en bijvoorbeeld een beroep doen op familiebemiddeling? Volgens Nadia De Vroede moet men 'tot oplossingen komen samen met de families en met de mensen ter plekke'. Ook op dat vlak toonden de Marokkaanse magistraten trouwens heel wat belangstelling ; bemiddeling maakt immers deel uit van hun cultuur: zij zouden graag meer weten over voorzieningen zoals de ontmoetingsplaatsen waar de kinderen op een neutrale en veilige plaats weer contact kunnen hebben met de benadeelde ouder. De stage van Nadia De Vroede was in tal van opzichten bijzonder verrijkend, vooral op het vlak van uitwisseling, dialoog en openheid.
Pagina 200
Yves MOINY
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Het Openbaar Ministerie in een multiculturele samenleving Een goede justitie is in de eerste plaats een justitie die door de verschillende partijen in het proces wordt begrepen en aanvaard. Een magistraat die wil dat zijn boodschap goed overkomt, staat voor een nog grotere uitdaging waneer hij met allochtone justitiabelen te maken heeft, omdat zij nu eenmaal andere culturele referenties hebben. Om die reden wil Yves Moiny naar Marokko gaan, om er een juister beeld te krijgen van de juridische en culturele context van een van de grootste migrantengemeenschappen in ons land.
Hoe is dat plan bij u ontstaan? "Toen ik in het najaar 1999 in Canada was, ontmoette ik collega's-magistraten die een aanpak volgden die men 'antropologisch' zou kunnen noemen, omdat zij ook de cultuur van bepaalde minderheden zoals de eskimo's of de grote Haïtiaanse gemeenschap in Montréal beter willen begrijpen. Hun enthousiasme werkte aanstekelijk: ik vond die benadering heel aantrekkelijk, zij vertrekt van het idee, zoals de schrijver Amin Maalouf dat zegt, dat hoe méér iemand het gevoel heeft dat zijn cultuur wordt gerespecteerd, hoe makkelijker hij zich voor de cultuur van de andere openstelt."
Hoe kan de magistraat concreet rekening houden met de culturele eigenheid van de justitiabele? "Uiteraard kun je geen andere beslissingen nemen omdat de justitiabele tot een andere cultuur behoort, maar je kunt met die identiteit rekening houden om de communicatie en het wederzijdse begrip te verbeteren. Sommige misverstanden zijn gewoon een kwestie van houding. Het feit dat je degene tot wie je spreekt niet in de ogen kijkt, wordt bij ons vaak als een vorm van gluiperigheid gezien, terwijl het in andere culturen eerder een uiting van respect is. Ook het familie-aspect is erg belangrijk, vooral in drugszaken, wat aan het parket van Nijvel mijn bevoegdheid is. Om bijvoorbeeld de ouders van een jongere die in de drugshandel is beland, actief bij de oplossing van het probleem te betrekken, moet je een duidelijk onderscheid maken tussen de respectieve rol van de vader en de moeder in de cultuur uit de Maghreb-landen. Anders wordt het een dovemansgesprek, met het gevaar dat de ouders het gevoel krijgen dat hun opvoedkundige taak hun wordt ontnomen door een rechterlijke macht die ze niet echt begrijpen."
Pagina 201
Bursaal 2001 – Nog te realiseren stageproject
Yves MOINY
Wie zult u in Marokko ontmoeten? "Tijdens de eerste helft van mijn verblijf zal ik kennismaken met een aantal gerechtelijke en administratieve instanties. Ik krijg meer bepaald de kans om een Marokkaans magistraat in zijn dagelijks werk te volgen. Ik wil vooral nagaan op welke beginstelen het rechtssysteem in Marokko is gebaseerd: bijvoorbeeld, welke plaats is er in het moderne recht nog voor de gewoonten? Die eerste ervaring wordt dan aangevuld met veel contacten in het verenigingsleven: vrouwenbewegingen, sociale organisaties, mensenrechtenorganisaties… Ik hoop dat ik tijdens mijn stage een vrij volledig beeld krijg van de Magrebijnse realiteit om ook in mijn werk rekening te kunnen houden met de culturele achtergrond van die gemeenschap ."
Yves Moiny ¾ Substituut van de procureur des Konings bij het parket van Nijvel – afdeling verdovende middelen en wapens ¾ Stageplaats: Marokko – Rechtbank van eerste aanleg en hof van beroep in Rabat; tal van (para-) justitiële instellingen en Marokkaanse verenigingen in Rabat, Casablanca, Marrakech,… ¾ Duur van de stage: vier weken
Pagina 202
Chantal PENSIS
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Lessen uit het verre Canada
Chantal PENSIS Toenmalige functie Eerste substituut van de procureur des Konings bij het Brusselse Parket, lid van de Hoge Raad voor de Justitie Doel stage Kennismaken met de strafrechtelijke en medische behandeling van seksuele delinquenten in Québec en met de organisatie van de Canadese justitie in het algemeen. Stageplaats Het Hof van Québec in Montréal en in Québec stad, het Institut Pinel (Montréal) en de Correctionele Dienst van Canada (Laval)
Chantal Pensis heeft in 1996 al een studiereis naar Québec gemaakt: dat was nog vóór de zaak Dutroux en zij vond toen reeds dat er in Québec pionierswerk werd verricht wat de aanpak van seksuele misdrijven en slachtofferverhoor betreft. Tijdens haar stage nu heeft zij kunnen vaststellen dat Québec zich ook heeft geïnspireerd op bepaalde maatregelen waarin België een voorloper was: het slachtofferverhoor wordt bijvoorbeeld op video opgenomen om te vermijden dat zij hun getuigenis verschillende keren moeten herhalen. Dat werd in België voor het eerst toegepast en nu dus ook in Québec.
Québec presteert heel goed in het behandelen van seksuele delinquenten: de behandeling begint al zodra de feiten worden vastgesteld, dus nog vóór het vonnis en kan ook binnen de gevangenis gebeuren. Vanuit medische hoek hoort men wel dat een opgelegde behandeling niet effectief is. Volgens Chantal Pensis wegen de nadelen echter minder zwaar dan de voordelen. Zij was onder de indruk van het ernstige en omvattende karakter van die behandelingen: individuele en groepstherapie, confrontatie met het maatschappelijk leven, juridische vorming … Soms is de behandeling zo ingrijpend dat bepaalde gevangenen er niet tegen kunnen: te zwaar en het is onmogelijk om te veinzen. Voorts is het ook zo dat niet alle seksuele delinquenten worden behandeld: de zwaarste gevallen, zoals kindermoordenaars, komen niet in aanmerking. De behandelingen - die erg duur zijn - worden alleen aan niet zó zware gevallen gegeven, aan zij die nog 'recupereerbaar' zijn.
Pagina 203
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Chantal PENSIS
Een andere praktijk uit Québec zou ook bij ons gemakkelijk kunnen worden toegepast: de gehoorzalen zijn zo ingericht dat beide partijen elkaar niet kunnen ontmoeten. De mensen van beide partijen worden in een apart zaaltje opgevangen en de verklaring van het slachtoffer wordt met een videocamera gefilmd, rechtstreeks, zonder dat die persoon met de dader wordt geconfronteerd en ook niet voor de zaal te kijk staat. 'Dat maakt het allemaal toch iets minder pijnlijk,' vindt Chantal Pensis.
Goed georganiseerd en probleemloos tweetalig Voorts wou Chantal Pensis ook de algemene organisatie van het rechtssysteem bekijken en ook op dat vlak kunnen wij van Québec leren: de organisatie is er in handen van administrateurs en van rechters die in management zijn gespecialiseerd. De verschillen met ons systeem zijn vrij groot, maar het schijnt zeer goed te werken. Bijvoorbeeld: de planning is zodanig dat de gehoorzalen - die comfortabel en goed uitgerust zijn - permanent worden gebruikt. Alle debatten worden opgenomen. De rechters houden een week lang elke dag zitting en besteden dan een week aan de beraadslaging. De formele, uiterlijke aspecten zijn minder opvallend dan bij ons … wat niet betekent dat er minder respect is. Integendeel, tijdens de terechtzittingen is het muisstil. Net als in België bestaan er in Québec verschillende culturen naast elkaar, met onder meer een vrij grote 'autochtone' bevolking. De Indianen, die hun 'roots' zijn kwijtgeraakt, hebben vaak problemen rond alcohol en delinquentie. Justitie levert heel wat inspanningen - vertaling, begeleiding, opvang zodat ze begrijpen wat hun overkomt als ze gevonnist worden. Het gebeurt ook dat de rechtbank zich verplaatst, soms 3.000 km ver, om recht te spreken. En net als België is Québec tweetalig en dat lijkt niet voor onoverkomelijke problemen te zorgen: men eist niet echt dat de mensen tweetalig zijn, maar de diensten en de zittingen zijn dat wel degelijk. Een laatste positief punt: in Québec is permanente vorming voor de magistraten een plicht (elk jaar worden hun multidisciplinaire vormingen aangeboden), terwijl dat hier nog te vaak als een vorm van 'ontspanning' wordt gezien …
Pagina 204
Damien VANDERMEERSCH
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Op zoek naar de gulden middenweg
Damien VANDERMEERSCH Toenmalige functie Onderzoeksrechter bij de Rechtbank van eerste aanleg te Brussel Doel stage Grondiger kennismaken met het strafprocesrecht en de strafrechtelijke procedureregels in Canada, en van daaruit een bijdrage leveren tot de reflectie over de hervorming van ons strafrecht Stageplaats Hof van Québec, rechtsfaculteit van de universiteit van Laval ; tal van ontmoetingen met magistraten, advocaten, hoogleraars
Tegenstrijdige beginselen verzoenen … De filosofie en de praktijk van onze strafrechtspleging verschillen radicaal van de regels die in de Angelsaksische landen gelden. Tussen vertegen-woordigers van beide systemen bestaat vaak veel onbegrip, waarbij elk zijn systeem verdedigt als het enig waardevolle. Toch bevat de Angelsaksische rechtspraktijk heel wat positieve elementen die ook in het Belgische recht zouden kunnen worden toegepast om de procedures te verbeteren.
In het Angelsaksische recht zijn de rechten van de verdediging zeer goed beschermd. Dat vraagt veel middelen, maar blijft mogelijk doordat het in 90% van de gevallen niet eens tot een proces over de strafbaarheid komt: al die gevallen worden afgesloten omdat de verdachte schuldig pleit. De advocaten van de verdediging en de procureurs zijn het gewoon om met elkaar te praten en samen oplossingen te zoeken voor bepaalde situaties, die dan aan de rechter worden voorgelegd. Die aanpak - sommigen hebben het over 'marchanderen' - heeft niet de pretentie ideaal, foutloos en superieur te zijn, maar is wel heel haalbaar. Dat pragmatische kan trouwens ook menselijk en verzoeningsgericht zijn. Nu we geconfronteerd worden met rechtsweigering en met overbelaste rechtbanken, zou die aanpak interessante perspectieven kunnen openen: er bestaan immers andere manieren om conflicten op te lossen dan onze strafrechtprocedure. Onderhandelen over recht heeft verschillende voordelen: de beschuldigde kan de eigen toekomst in handen nemen en een aanvaarde straf is ongetwijfeld zinvoller dan een opgelegde straf.
Pagina 205
Bursaal 1998 – Gerealiseerde stage
Damien VANDERMEERSCH
Men kan ook zoeken naar de meest rechtvaardige oplossing - die niet noodzakelijk de meest repressieve is - voor het conflict dat is ontstaan doordat het strafrecht werd overtreden. Bovendien opent de aanpak vele mogelijkheden tot alternatieve straffen.
… dankzij een kritische dialoog Men moet met veel kritische zin nagaan welke elementen uit het Angelsaksische recht kunnen worden overgenomen: een beter inzicht in de zwakke punten komt de reflectie zeker ten goede.
Mogelijke implicaties voor de Belgische praktijk Met het oog op een grondige hervorming van onze strafrechtpleging formuleert Damien Vandermeersch een aantal voorstellen die door zijn stage in Canada zijn geïnspireerd: •
Het debat over de strafbaarheid loskoppelen van het debat over de straf: de juristen in Common Law vragen zich terecht af hoe een advocaat met dezelfde overtuiging de vrijspraak kan pleiten en tegelijk een zo licht mogelijke straf voor zijn cliënt kan vragen … Dat lijkt hun in tegenspraak met het vermoeden van onschuld.
•
Men moet schuldig kunnen pleiten en prioriteiten kunnen vastleggen in de vervolging door het parket: er zijn maar weinig beklaagden die voor één enkel misdrijf terechtstaan. Zou het dan niet beter zijn om het debat op de zwaarste overtreding toe te spitsen?
•
Verdediging en aanklager moeten samen een strafvoorstel kunnen doen: over een straf wordt niet 'gemarchandeerd', maar onder toezicht van de rechter zou men daarover, onder bepaalde voorwaarden, toch een opbouwende discussie moeten kunnen voeren.
•
Bepaalde fundamentele rechten weer in herinnering brengen, bijvoorbeeld het recht om te zwijgen. Een zuiver formele houding is soms te zwaar, maar de beklaagde heeft toch het recht zijn rechten te kennen. Het recht om te zwijgen is één van die formele principes waarop het Angelsaksische recht zeer streng toekijkt.
Pagina 206
Jury
Yvette Merchiers
Prof. em. aan de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Universiteit Gent Voorzitster van de Jury
Serge Brammertz
Magistrat National
Gilles de Kerckhove
Directeur Direction Générale Justice et Affaires intérieures au Secrétariat Général du Conseil de l'Union européenne
Jacques Herbots
Gewoon hoogleraar Instituut voor Contractenrecht Faculteit Rechten van de KULeuven
Yves Thiran
Journaliste, Responsable du Département Europe RTBF
Anne Vandesteene
Directeur-generaal Rechterlijke Organisatie Ministerie van Justitie
Pagina 207
INHOUDSTAFEL
Opmerkingen: - het symbool * achter de naam betekent dat deze stage hetzij nog niet gerealiseerd werd, hetzij dat het stagerapport nog dient opgesteld - de in cursief gedrukte namen hebben betrekking op een “duo-project”
Inhoud...................................................................................................................................................................................... 3 Ten Geleide ............................................................................................................................................................................. 9 1. ORGANISATIE EN WERKING VAN HET GERECHT
1.1 Opleiding, vorming en evaluatie van magistraten ¾ COLAES Joëlle...................................................................................................................................................... 15 ¾ DESTRIJCKER Kathelijn * ................................................................................................................................ 17 ¾ KAISER Alain (zie 1.3.)...................................................................................................................................... 39 ¾ LUYTEN Stefan (zie 6) .....................................................................................................................................181 ¾ MOERMAN Angéline (zie 3.1.).....................................................................................................................141 ¾ VAN CAUWENBERGHE Karel (zie 2.3.)....................................................................................................... 85 ¾ VRANCKEN Lode ................................................................................................................................................ 19 1.2. Statuut magistraten ¾ LEBEAU Jean-Philippe
23
1.3. Organisatie en werking van hoven en rechtbanken en van procedures ¾ ADRIAENSEN Philippe (zie ook 1.6.) ........................................................................................................... 27 ¾ BOLLEN Rita * ..................................................................................................................................................... 29 ¾ DE BAETS Paul .................................................................................................................................................... 31 ¾ DELVOIE Guy........................................................................................................................................................ 33 ¾ EVERS Frederik..................................................................................................................................................... 35 ¾ GOSSERIES Philippe *....................................................................................................................................... 37 ¾ KAISER Alain (zie ook 1.1. et 2.4.) ............................................................................................................... 39 ¾ RAPAILLE Guy * (zie ook 2.5.) ....................................................................................................................... 41 ¾ VANDERSTICHELE Geneviève ........................................................................................................................ 43 1.4. Onthaal en informatie van justitiabelen ¾ CASTIN Martine * (zie ook 1.6.).................................................................................................................... 47 ¾ DELOS Monique (zie ook 2.1.)........................................................................................................................ 49 ¾ DE PALMENAER Guido..................................................................................................................................... 51 1.5. Lekenrechters ¾ GOFFINON Jean-Paul ........................................................................................................................................ 55 1.6. Alternatieve sancties, bemiddeling, verzoening ¾ ADRIAENSEN Philippe (zie 1.3.).................................................................................................................... 27 ¾ ALLEGAERT Katy................................................................................................................................................. 59 ¾ BATTISTONI Eric.................................................................................................................................................. 61 ¾ BRIGODE Thérèse (zie 3.1.)...........................................................................................................................129 ¾ CASTIN Martine (zie 1.4.) ................................................................................................................................ 47 ¾ COOREMAN Dominique (zie 5) ...................................................................................................................173 ¾ DE PAUW Mieke (zie 2.6.) .............................................................................................................................101 ¾ DE VEL Christian................................................................................................................................................. 59 ¾ LESCRENIER Alain (zie 3.1.)..........................................................................................................................139 ¾ RAES Francesca (zie 3.2.) ...............................................................................................................................149 ¾ VAN BAUWEL Beatrijs (zie 3.1.) ..................................................................................................................143 ¾ VAN de WYNCKEL Herlinde (zie 3.2.)........................................................................................................151 ¾ VERHAVERT Jan (zie 4) ..................................................................................................................................169 Pagina 209
INHOUDSTAFEL 1.7. Media en justitie ¾ BODSON Jocelyne .............................................................................................................................................. 65 2. STRAFRECHT, STRAFVORDERING, STRAFUIVOERING
2.1. Algemeen ¾ DELOS Monique (zie 1.4.) ................................................................................................................................ 49 ¾ PIETERS Freddy.................................................................................................................................................... 71 ¾ VANDERMEERSCH Damien (zie 8).............................................................................................................205 2.2. Snelrecht ¾ DELEU Samuel *................................................................................................................................................. 75 2.3. Onderzoeksmethoden (opsporing, criminalistiek, politie) ¾ BONNIVERT Alain (zie ook 3.1.) .................................................................................................................... 79 ¾ HENRION Thomas .............................................................................................................................................. 81 ¾ MICHIELSEN Bernard ........................................................................................................................................ 83 ¾ VAN CAUWENBERGHE Karel (zie ook 1.1.) .............................................................................................. 85 ¾ VAN der SIJPT Eric (zie ook 2.4. et 2.8)....................................................................................................... 87 2.4. Georganiseerde misdaad ¾ FRANSEN Daniel *............................................................................................................................................. 91 ¾ KAISER Alain (zie 1.3. – zie ook 1.1.) .......................................................................................................... 39 ¾ VAN der SIJPT Eric (zie 2.3. – zie ook 2.8.) ................................................................................................ 87 2.5. Bedrogsdelicten, fraude, white collar crime ¾ D'ERBEE Elisabeth *.......................................................................................................................................... 95 ¾ MERCKX Dirk ....................................................................................................................................................... 97 ¾ RAPAILLE Guy * (zie 1.3.)................................................................................................................................ 41 2.6. Seksuele delicten ¾ DE PAUW Mieke (zie ook 1.6.).....................................................................................................................101 ¾ PENSIS Chantal (zie 8)....................................................................................................................................203 ¾ SCHILS Pascale ..................................................................................................................................................103 ¾ THOMAS Marianne (zie ook 6 et 2.10).....................................................................................................105 2.7. Verkeersdelicten ¾ DESMEDT Eric....................................................................................................................................................109 ¾ PAPART Thierry..................................................................................................................................................111 2.8. Mensenhandel ¾ VAN der SIJPT Eric (zie 2.3. – zie ook 2.4.) ................................................................................................ 87 2.9. Milieudelicten ¾ CAROLUS Patrick * ..........................................................................................................................................117 ¾ DE KEYZER Franky *........................................................................................................................................119 2.10. Intrafamilial geweld ¾ THOMAS Marianne (zie 2.6. – zie ook 6) .................................................................................................105 3. JEUGDRECHT EN JEUGDBESCHERMING
3.1. Algemeen ¾ BONNIVERT Alain (zie 2.3.) ............................................................................................................................ 79 ¾ BOUCQUEY Jacques........................................................................................................................................127 ¾ BRIGODE Thérèse (zie ook 1.6.)...................................................................................................................129 Pagina 210
INHOUDSTAFEL ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾ ¾
CLAEYS BOUUART Philippe..........................................................................................................................127 CLIJSTERS Bie.....................................................................................................................................................131 GENNEN Josiane * (zie ook 6).....................................................................................................................133 HÄNSCH Brigitte ..............................................................................................................................................135 LECARME Yves...................................................................................................................................................137 LESCRENIER Alain (zie ook 1.6.) .................................................................................................................139 MOERMAN Angéline (zie ook 1.1.) ............................................................................................................141 VAN BAUWEL Beatrijs (zie ook 1.6.)..........................................................................................................143 WERTS Thierry....................................................................................................................................................145
3.2. Family Group Conferences ¾ RAES Francesca (zie ook 1.6.).......................................................................................................................149 ¾ VAN de WYNCKEL Herlinde (zie ook 1.6.) ...............................................................................................151 3.3. Internationale adoptie ¾ MAERTENS Marie-Claude ..............................................................................................................................155 3.4. Bestrijding kinderporno ¾ CALUWÉ Nicole.................................................................................................................................................159 3.5. Parentale ontvoeringen ¾ DE VROEDE Nadia (zie 8)..............................................................................................................................199 3.6. Niet-begeleide minderjarige vreemdelingen ¾ VAN de PEER Patricia *..................................................................................................................................165 4. ARBEIDSRECHT ¾ VERHAVERT Jan (zie ook 1.6.) .....................................................................................................................169 5. SCHULDBEMIDDELING ¾ COOREMAN Dominique (zie ook 1.6.) ......................................................................................................173 6. PSYCHIATRISCHE PROBLEMEN, INTERNERING, ONDERBEWINDSTELLING ¾ BRAD Patricia * ................................................................................................................................................177 ¾ GENNEN Josiane * (zie 3.1.) ........................................................................................................................133 ¾ HEIMANS Henri *.............................................................................................................................................177 ¾ LERHO Luc * ......................................................................................................................................................179 ¾ LUYTEN Stefan (zie ook 1.1.)........................................................................................................................181 ¾ ROTTHIER Kristiaan * .....................................................................................................................................183 ¾ THOMAS Marianne (zie 2.6. – zie ook 2.10.)..........................................................................................105 ¾ WARLET François-Joseph................................................................................................................................185 7. LEGISTIEK ¾ CEULE Marie-Claire..........................................................................................................................................189 ¾ VERMASSEN Koenraad...................................................................................................................................189 8. LESSEN UIT ANDERE RECHTSCULTUREN EN RECHTSSYSTEMEN ¾ AOUST Philippe.................................................................................................................................................193 ¾ de HEMRICOURT de GRUNNE Philippe ...................................................................................................197 ¾ DE VROEDE Nadia (zie ook 3.5.).................................................................................................................199 ¾ MOINY Yves *....................................................................................................................................................201 ¾ OLIJFF Pierre .......................................................................................................................................................195 ¾ PENSIS Chantal (zie ook 2.6.).......................................................................................................................203 ¾ VANDERMEERSCH Damien (zie ook 2.1.) ...............................................................................................205 Pagina 211
INDEX THEMA'S
* = stage nog niet gerealiseerd ** = nog geen stagerapport beschikbaar
Alternatieve sancties ¾ PAPART Thierry .........................................................................................................................................................111 Arbeidsrecht ¾ VERHAVERT Jan .......................................................................................................................................................169 Bemiddeling ¾ ADRIAENSEN Philippe ............................................................................................................................................. 27 ¾ ALLEGAERT Katy ........................................................................................................................................................ 59 ¾ BATTISTIONI Eric........................................................................................................................................................ 61 ¾ BRIGODE Thérèse.....................................................................................................................................................129 ¾ CASTIN Martine *...................................................................................................................................................... 47 ¾ COOREMAN Dominique ........................................................................................................................................173 ¾ DE PAUW Mieke.......................................................................................................................................................101 ¾ DE VEL Christian ........................................................................................................................................................ 59 ¾ LESCRENIER Alain ...................................................................................................................................................139 ¾ RAES Francesca.........................................................................................................................................................149 ¾ VAN BAUWEL Beatrijs............................................................................................................................................143 ¾ VAN de WYNCKEL Herlinde .................................................................................................................................151 ¾ VERHAVERT Jan .......................................................................................................................................................169 Burgerlijk recht ¾ BOLLEN Rita **.......................................................................................................................................................... 29 Echtelijk geweld ¾ THOMAS Marianne..................................................................................................................................................105 E-justice ¾ VANDERSTICHELE Geneviève................................................................................................................................ 43 Evaluatie magistraten ¾ COLAES Joëlle ............................................................................................................................................................. 15 Family group conferences (zie ook Jeugdrecht) ¾ RAES Francesca.........................................................................................................................................................149 ¾ VAN de WYNCKEL Herlinde .................................................................................................................................151 Financiele delicten ¾ KAISER Alain ............................................................................................................................................................... 39 ¾ MERCKX Dirk **........................................................................................................................................................ 97 ¾ RAPAILLE Guy **....................................................................................................................................................... 41 Fraudebestrijding ¾ D’ERBEE Elisabeth * ................................................................................................................................................. 95 ¾ MERCKX Dirk **........................................................................................................................................................ 97
Pagina 213
INDEX THEMA'S
Geesteszieken (zie ook: psychiatrie, onderbewindstelling) ¾ LUYTEN Stefan ..........................................................................................................................................................181 ¾ ROTTHIER Kristiaan *.............................................................................................................................................183 ¾ WARLET François-Joseph .......................................................................................................................................185 Georganiseerde misdaad ¾ FRANSEN Daniel * .................................................................................................................................................... 91 ¾ KAISER Alain ............................................................................................................................................................... 39 ¾ VAN der SIJPT Eric ..................................................................................................................................................... 87 Incest ¾ SCHILS Pascale..........................................................................................................................................................103 Internationale adoptie ¾ MAERTENS Marie-Claude......................................................................................................................................155 Internering (zie ook: geesteszieken, psychiatrie) ¾ BRAD Patricia *........................................................................................................................................................177 ¾ HEIMANS Henri *....................................................................................................................................................177 Jeugdrecht, jeugdbescherming ¾ BONNIVERT Alain ...................................................................................................................................................... 79 ¾ BOUCQUEY Jacques................................................................................................................................................127 ¾ BRIGODE Thérèse.....................................................................................................................................................129 ¾ CLAEYS BOUUAERT Philippe ...............................................................................................................................127 ¾ CLIJSTERS Bie ............................................................................................................................................................131 ¾ GENNEN Josiane * ..................................................................................................................................................133 ¾ HÄNSCH Brigitte......................................................................................................................................................135 ¾ LECARME Yves ..........................................................................................................................................................137 ¾ LESCRENIER Alain ...................................................................................................................................................139 ¾ MOERMAN Angéline ..............................................................................................................................................141 ¾ RAES Francesca.........................................................................................................................................................149 ¾ VAN BAUWEL Beatrijs............................................................................................................................................143 ¾ VAN de WYNCKEL Herlinde .................................................................................................................................151 ¾ WERTS Thierry ...........................................................................................................................................................145 Kinderporno ¾ CALUWÉ Nicole ........................................................................................................................................................159 Legistiek ¾ CEULE Marie-Claire .................................................................................................................................................189 ¾ VERMASSEN Koenraad ..........................................................................................................................................189 Lekengerecht ¾ GOFFINON Jean-Paul................................................................................................................................................ 55 Magistratenschool ¾ VRANCKEN Lode........................................................................................................................................................ 19
Pagina 214
INDEX THEMA'S
Management ¾ ADRIAENSEN Philippe ............................................................................................................................................. 27 ¾ ALLEGAERT Katy ........................................................................................................................................................ 59 ¾ BOLLEN Rita **.......................................................................................................................................................... 29 ¾ DE BAETS Paul............................................................................................................................................................ 31 ¾ DE VEL Christian ........................................................................................................................................................ 59 ¾ DELVOIE Guy ............................................................................................................................................................... 33 ¾ EVERS Frederik ............................................................................................................................................................ 35 ¾ GOSSERIES Philippe **............................................................................................................................................ 37 ¾ KAISER Alain ............................................................................................................................................................... 39 ¾ VAN CAUWENBERGHE Karel ................................................................................................................................ 85 ¾ VANDERSTICHELE Geneviève................................................................................................................................ 43 Media & justitie ¾ BODSON Jocelyne...................................................................................................................................................... 65 Mensenhandel ¾ VAN der SIJPT Eric ..................................................................................................................................................... 87 Milieudelicten ¾ CAROLUS Patrick *..................................................................................................................................................117 ¾ DE KEYZER Franky * ...............................................................................................................................................119 Niet begeleide minderjarige vreemdelingen ¾ VAN de PEER Patricia ** ......................................................................................................................................165 Onderbewindstelling meerderjarige onbekwamen (zie ook: geesteszieken, psychiatrie) ¾ LERHO Luc *..............................................................................................................................................................179 ¾ LUYTEN Stefan..........................................................................................................................................................181 ¾ ROTTHIER Kristiaan *.............................................................................................................................................183 ¾ WARLET François-Joseph .......................................................................................................................................185 Onderzoeksmethoden (opsporing, criminalistiek) ¾ HENRION Thomas ..................................................................................................................................................... 81 ¾ MICHIELSEN Bernard................................................................................................................................................ 83 ¾ VAN CAUWENBERGHE Karel ................................................................................................................................ 85 ¾ VAN der SIJPT Eric ..................................................................................................................................................... 87 Onthaal en informatie justitiabelen ¾ CASTIN Martine.......................................................................................................................................................... 47 ¾ DELOS Monique.......................................................................................................................................................... 49 ¾ DE PALMENAER Guido ............................................................................................................................................ 51 Openbaar ministerie ¾ MOINY Yves * ...........................................................................................................................................................201
Pagina 215
INDEX THEMA'S
Opleiding en vorming magistraten ¾ DESTRIJCKER Kathelijn *........................................................................................................................................ 17 ¾ KAISER Alain ............................................................................................................................................................... 39 ¾ LUYTEN Stefan ..........................................................................................................................................................181 ¾ MOERMAN Angéline ..............................................................................................................................................141 ¾ VAN CAUWENBERGHE Karel ................................................................................................................................ 85 ¾ VRANCKEN Lode........................................................................................................................................................ 19 Organisatie justitie (zie ook: management) ¾ BOLLEN Rita **.......................................................................................................................................................... 29 ¾ CASTIN Martine * ...................................................................................................................................................... 47 ¾ DELOS Monique.......................................................................................................................................................... 49 ¾ PENSIS Chantal.........................................................................................................................................................203 ¾ RAPAILLE Guy **....................................................................................................................................................... 41 Parentale ontvoering ¾ CALUWÉ Nicole ........................................................................................................................................................159 ¾ DE VROEDE Nadia...................................................................................................................................................199 Participatie burger ¾ GOFFINON Jean-Paul................................................................................................................................................ 55 Politie ¾ BONNIVERT Alain ...................................................................................................................................................... 79 ¾ HENRION Thomas...................................................................................................................................................... 81 Problematische opvoedingssituatie : zie jeugdrecht & jeugdbescherming Psychiatrie (zie ook geesteszieken) ¾ BRAD Patricia *........................................................................................................................................................177 ¾ GENNEN Josiane * ..................................................................................................................................................133 ¾ HEIMANS Henri *....................................................................................................................................................177 ¾ THOMAS Marianne..................................................................................................................................................105 Rechtscultuur (vergelijkende studie) ¾ AOUST Philippe ........................................................................................................................................................193 ¾ de HEMRICOURT de GRUNNE Philippe...........................................................................................................197 ¾ DE VROEDE Nadia...................................................................................................................................................199 ¾ OLIJFF Pierre...............................................................................................................................................................195 ¾ VANDERMEERSCH Damien..................................................................................................................................205 Rechtssysteem (vergelijkende studie) ¾ MOINY Yves **.........................................................................................................................................................201 ¾ PENSIS Chantal.........................................................................................................................................................203 ¾ VANDERMEERSCH Damien..................................................................................................................................205 Schuldoverlast, schuldregeling ¾ COOREMAN Dominique ........................................................................................................................................173
Pagina 216
INDEX THEMA'S
Seksuele delicten ¾ DE PAUW Mieke.......................................................................................................................................................101 ¾ PENSIS Chantal.........................................................................................................................................................203 ¾ SCHILS Pascale..........................................................................................................................................................103 ¾ THOMAS Marianne..................................................................................................................................................105 Snelrecht ¾ DELEU Samuel * ........................................................................................................................................................ 75 Sociale zekerheidsfraude ¾ D’ERBEE Elisabeth * ................................................................................................................................................. 95 Strafrecht ¾ VANDERMEERSCH Damien .................................................................................................................................205 Strafuitvoering ¾ PIETERS Freddy ........................................................................................................................................................... 71 Strafvordering ¾ DELOS Monique.......................................................................................................................................................... 49 Tijdelijk mandaat korpsoverste ¾ LEBEAU Jean-Philippe .............................................................................................................................................. 23 Verdwijning minderjarigen ¾ CALUWÉ Nicole ........................................................................................................................................................159 Verkeersdelicten ¾ DESMEDT Eric ...........................................................................................................................................................109 ¾ PAPART Thierry .........................................................................................................................................................111 Verzoening ¾ ALLEGAERT Katy ........................................................................................................................................................ 59 ¾ DE VEL Christian ........................................................................................................................................................ 59 Voorwaardelijke invrijheidstelling ¾ PIETERS Freddy ........................................................................................................................................................... 71 White collar crime ¾ FRANSEN Daniel * .................................................................................................................................................... 91 Zeerecht ¾ ADRIAENSEN Philippe ............................................................................................................................................. 27
Pagina 217
INDEX NAMEN
* = stage nog niet gerealiseerd ** = nog geen stagerapport beschikbaar
ADRIAENSEN Philippe ..................................................................................................................................................... 27 ALLEGAERT Katy................................................................................................................................................................ 59 AOUST Philippe ................................................................................................................................................................193 BATTISTIONI Eric................................................................................................................................................................ 61 BODSON Jocelyne.............................................................................................................................................................. 65 BOLLEN Rita **.................................................................................................................................................................. 29 BONNIVERT Alain.............................................................................................................................................................. 79 BOUCQUEY Jacques .......................................................................................................................................................127 BRAD Patricia *................................................................................................................................................................177 BRIGODE Thérèse ............................................................................................................................................................129 CALUWÉ Nicole................................................................................................................................................................159 CAROLUS Patrick * .........................................................................................................................................................117 CASTIN Martine.................................................................................................................................................................. 47 CEULE Marie-Claire .........................................................................................................................................................189 CLAEYS BOUUAERT Philippe.......................................................................................................................................127 CLIJSTERS Bie....................................................................................................................................................................131 COLAES Joëlle ..................................................................................................................................................................... 15 COOREMAN Dominique................................................................................................................................................173 DE BAETS Paul.................................................................................................................................................................... 31 de HEMRICOURT de GRUNNE Philippe...................................................................................................................197 DE KEYZER Franky *.......................................................................................................................................................119 DELEU Samuel *................................................................................................................................................................ 75 DELOS Monique ................................................................................................................................................................. 49 DELVOIE Guy....................................................................................................................................................................... 33 DE PALMENAER Guido.................................................................................................................................................... 51 DE PAUW Mieke ..............................................................................................................................................................101 D’ERBEE Elisabeth *......................................................................................................................................................... 95 DESMEDT Eric...................................................................................................................................................................109 DESTRIJCKER Kathelijn * ............................................................................................................................................... 17 DE VEL Christian ................................................................................................................................................................ 59 DE VROEDE Nadia ..........................................................................................................................................................199
Pagina 219
INDEX NAMEN
EVERS Frederik.................................................................................................................................................................... 35 FRANSEN Daniel *............................................................................................................................................................ 91 GENNEN Josiane *..........................................................................................................................................................133 GOFFINON Jean-Paul ....................................................................................................................................................... 55 GOSSERIES Philippe ** ................................................................................................................................................... 37 HÄNSCH Brigitte..............................................................................................................................................................135 HEIMANS Henri *............................................................................................................................................................177 HENRION Thomas ............................................................................................................................................................. 81 KAISER Alain ....................................................................................................................................................................... 39 LEBEAU Jean-Philippe...................................................................................................................................................... 23 LECARME Yves..................................................................................................................................................................137 LERHO Luc *......................................................................................................................................................................179 LESCRENIER Alain ...........................................................................................................................................................139 LUYTEN Stefan..................................................................................................................................................................181 MAERTENS Marie-Claude .............................................................................................................................................155 MERCKX Dirk **................................................................................................................................................................ 97 MICHIELSEN Bernard ....................................................................................................................................................... 83 MOERMAN Angéline ......................................................................................................................................................141 MOINY Yves * ...................................................................................................................................................................201 OLIJFF Pierre ......................................................................................................................................................................195 PAPART Thierry.................................................................................................................................................................111 PENSIS Chantal ................................................................................................................................................................203 PIETERS Freddy................................................................................................................................................................... 71 RAES Francesca ................................................................................................................................................................149 RAPAILLE Guy * ................................................................................................................................................................. 41 ROTTHIER Kristiaan * ....................................................................................................................................................183 SCHILS Pascale .................................................................................................................................................................103 THOMAS Marianne .........................................................................................................................................................105 VAN BAUWEL Beatrijs....................................................................................................................................................143 VAN CAUWENBERGHE Karel ........................................................................................................................................ 85 VAN de PEER Patricia ** ..............................................................................................................................................165 VAN de WYNCKEL Herlinde .........................................................................................................................................151 VANDERMEERSCH Damien .........................................................................................................................................205
Pagina 220
INDEX NAMEN
VAN der SIJPT Eric............................................................................................................................................................. 87 VANDERSTICHELE Geneviève ....................................................................................................................................... 43 VERHAVERT Jan...............................................................................................................................................................169 VERMASSEN Koenraad..................................................................................................................................................189 VRANCKEN Lode................................................................................................................................................................ 19 WARLET François-Joseph...............................................................................................................................................185 WERTS Thierry...................................................................................................................................................................145
Pagina 221
Koning Boudewijnstichting Brederodestraat Brussel Tel. +-- Fax +--
met de steun van de Nationale Loterij