België - Belgique PB Gent X 3/8812
thema's van kinderen en jongeren in perspectief
4 20 29
Interview met minister Schauvliege Slim en efficiënt: één ruimte, meerdere gebruikers Talent of competentie? Wat maakt het uit?
gclgZ]jfgn]eZ]j*()* )kl]bYYj_Yf_'Fmee]j* N]jk[`abfl\ja]eYYdh]jbYYj 9^_a^l]cYflggj?]flP
29
Krax+, expertiseblad over vijf thema’s die essentieel zijn voor kinderen, jongeren en hun organisaties. Krax+ is een initiatief van Steunpunt Jeugd. De kernredactie bestaat uit experten binnen en buiten het jeugdwerk. — EVELYNE BLANCKE hoofdredactie
4 27
JAN DE RYCK eindredactie
+ ALLES HEEFT EEN IMPACT! Kwaliteit komt niet vanzelf. Je moet keuzes durven maken en de focus scherp houden. Dat is de regel die Steunpunt Jeugd, het kennis- en expertisecentrum over jeugd, jeugdwerk en jeugdbeleid, voorop stelt in haar werking. We vernauwen ons kennisvizier tot vijf domeinen die cruciaal zijn in het leven van kinderen, jongeren en hun organisaties: Cultuur, Organisatieontwikkeling, Ruimte, Vorming en educatie en Welzijn. Krax+ zet deze thema's in perspectief en bekijkt hun impact op
BART VANHOENACKER (KATHO), DOMINIQUE VERSCHUREN (In Petto Jeugddienst), ELS MEERSSCHAERT (JINT), GEERT BOUTSEN (Sociale School Heverlee), JOHAN MEIRE (Kind & Samenleving), KATHLEEN DE SMEDT (VIP Jeugd), KATRIEN CRISPEYN (Vlaamse Jeugdraad), KRISTOF D’HANENS (Jeugdwerknet), LEEN BARTHOLOMEUS (VVJ), LOTTE DE BRUYNE (Ladda), MIEKE NOLF (Uit De Marge), NANCY DE BACKER (Steunpunt Jeugd) kernredactie FIONA ANG, DAAN BAUWENS, WOUTER HILLAERT, ANNE PILLEN, STEFANIE SPILLEBEEN, CELINE LAMBERT, SHANEEQUA VANDAELE, KEVIN DEGRANDE, MAARTJE VERSTRAETE, JOYCE DECLOEDT, MAAIKE DEVOS, JADE SEYNHAEVE, LIES CORNEILLIE, VICKY PETTENS, ANNA GOOVAERTS, IRIS VERHOEYEN, HILDE LANGERAERT, HAN VAN NOTEN, KATRIJN GIJSEL, TOON LUYPAERT, JOKE LAUKENS, NELE ANNAERT, GIJS IEVEN, MIET NEYENS, PEPIJN KENNIS, MATTI VANDEMAELE medewerkers DAAN BAUWENS, CHRIS BENNETT, JAN MERTENS, IRIS VERHOEYEN, LIES JACOB, PHILIP VANOUTRIEVE, LUCIEN OOSTERLINCK, PHILIPPE DEBROE, CHIROJEUGD VLAANDEREN, JUSTIN WAERTS, WWW.FLICKR.COM fotografie
jonge mensen en hun leefwereld. Dit blad brengt onderzoek,
—
duiding en boeiende cases. Maar je leest in Krax+ ook eerlijke
Redactieadres Steunpunt Jeugd – Krax+ Arenbergstraat 1 D, 1000 Brussel T 02 551 13 50 F 02 551 13 85 www.steunpuntjeugd.be
opinies en gewaagde standpunten. Vragen uitlokken, antwoorden stimuleren… Krax+ inspireert jouw denken en doen. Want ook jij hebt een impact! Evelyne Blancke, hoofdredacteur Wil je een reactie of suggestie kwijt, oudere artikels opzoeken of je persoonsgegevens corrigeren? Surf dan naar www.kraxplus.be
BRAM VERMEIREN verantwoordelijke uitgever — EMMA THYSSEN vormgeving DRUK IN DE WEER, GENT druk
IN DIT NUMMER... 4 8
Joke Schauvliege: "We moeten echt meer inzetten op diversiteit." Kunst in de publieke ruimte
13 16
Geen discussie mogelijk: Inspraak!
20 23 27
Slim en efficiënt: samen een ruimte delen
29 33
Luk Dewulf: "Bijna iedereen gaat voorbij aan zijn eigen talent"
38 42
Jongeren en geweld in Vlaanderen
45
Kiezen voor Jeugdbeleid of voor Vrijetijdsbeleid
Appreciative Inquiry-methode in het jeugdwerk
5 x gemeenschappelijk ruimtegebruik met jongeren Kampvuren en regelgeving
Ervaringsleren vertaald naar een praktisch parcours
Geluk anno 2012: waar zijn jongeren naar op zoek?
33
+ cul
+ cultuur +
© Philip Vanoutrive
INTERVIEW MET MINISTER JOKE SCHAUVLIEGE Wouter Hillaert
Krax+ • Hoe heb je ooit zelf de smaak voor kunst en cultuur te pakken gekregen? Joke Schauvliege • Zoals de meeste kinderen van mijn generatie kwam ik op school heel weinig in contact met cultuur, tenzij met saaie klassieke toneelstukken die vooral averechts werkten. Mijn culturele interesse werd meer gevoed van thuis uit, waar veel aandacht was voor muziek, woord en dans. Zo ben ik als kind Woord en Voordracht gaan volgen aan de Academie. Dat blijft een prachtig aanbod: heel laagdrempelig, en toch ontwikkel je er iets voor het leven. Daarom geloof ik nog steeds dat we cultuureducatie niet enkel binnen, maar ook buiten het onderwijs moeten
Krax+ • Je riep ook de Prijs voor Cultuureducatie in het leven. Blijven zulke initiatieven geen one shots, zonder veel effect op de langere termijn? Schauvliege • Het zijn acties die iedereen weer helpen beseffen: ‘Dat is belangrijk, we moeten daarop inzetten.’ Ze brengen het thema nog eens onder de publieke aandacht. Zo is ook aan de Kunstendag voor Kinderen een brede communicatiecampagne gekoppeld, tot op radio en tv. En omdat we speciaal die gezinnen willen bereiken die anders niet de stap naar kunst en cultuur zetten, hebben we als mediapartners bewust Het Nieuwsblad en Radio 2 gekozen. Maar dat is natuurlijk niet de enige kant van ons beleid. Krax+ • Er is ook de conceptnota Cultuureducatie, maar daarin wordt ‘het gezin’ amper genoemd. Is dat geen contradictie? Schauvliege • Dat is omdat we de buitenschoolse context veel breder De Participatiesurvey was in 2009 een grootschalig onderzoek in opdracht van de Vlaamse overheid, naar de deelname van de Vlaamse bevolking aan kunst, cultuur, sociaal-cultureel werk en sport. De resultaten, gebaseerd op ruim 3.000 interviews met Vlamingen tussen 14 en 85 jaar, zijn gebundeld in het boek Participatie in Vlaanderen.
1
Joke Schauvliege wil betere cultuureducatie voor iedereen.
begrijpen. Het gaat ons ook om grootouders, om jeugdbewegingen… Dit is de eerste keer is dat de ministers van Cultuur en Onderwijs met de neuzen in dezelfde richting een gezamenlijke visie hebben ontwikkeld rond jongeren tot achttien jaar. Die doelgroep is heel bewust gekozen. De Participatiesurvey toont immers aan dat wie van jongs af de smaak van cultuur te pakken krijgt, veel meer betrokken blijft op latere leeftijd. Met de nota is dus echt een kader uitgebouwd voor de langere termijn. Er komt een kwaliteitsbeleid rond cultuureducatie: wat is goede cultuureducatie, hoe zet je daarop in? Er gebeurt al heel veel, maar ook erg versnipperd. De nota wil alles samenbrengen en de beschikbare expertise delen. Iedereen zit nu wat op zijn eigen eiland het warm water uit te vinden. Daar willen we van af. Krax+ • Zo heb je zopas zeven ‘expertisenetwerken voor cultuureducatie’ erkend. Wat kunnen zij voor de gemiddelde Vlaamse jongere betekenen? Schauvliege • Als het over cultuur en jongeren gaat, is de afstemming tussen vraag en aanbod een groot probleem. Als je nu als ouder of jongere een passend aanbod zoekt, vind je op internet wel een massa informatie, maar geen richting. Daarin kunnen die netwerken helpen. Ook voor professionals zullen ze een kader aanreiken. De bedoeling is om binnen die netwerken verspreide ervaringen en beproefde methoden te delen. Zo kan alle energie weer uitgaan naar de activiteiten en het contact met de >
5 I K RA X +
K R AX + I 4
“WE MOETEN ECHT MEER INZETTEN OP DIVERSITEIT”
Joke Schauvliege werkte begin dit jaar met Pascal Smet, haar collega-minister van Jeugd en Onderwijs, een conceptnota rond cultuureducatie uit. Die lijst hun gezamenlijke plannen op om jongeren tot achttien meer in contact te brengen met kunst en cultuur. Vier doelen staan centraal: betere cultuureducatie voor iedereen, meer kwaliteit bij leerkrachten en andere begeleiders, nauwere samenwerking tussen school, thuis en vrije tijd, en maximale ontwikkelingskansen voor jong artistiek talent. In die lijn lanceert Schauvliege op 18 november ook de eerste ‘Kunstendag voor Kinderen’. Dan doen cultuurhuizen over het hele land een extraatje voor jong kijk- en luistergeweld. Ruim 120 kunstenhuizen bieden families met kinderen tot twaalf jaar een waaier aan concerten, literaire activiteiten, voorstellingen en workshops. Dat wordt hollen, met al die korte beentjes.
Krax+ • Zo mikt de Kunstendag voor Kinderen expliciet op gezinnen, maar wat wil die dag meer zijn dan zoveel andere initiatieven? Schauvliege • Aandacht vragen voor kunst in gezinscontext doen we op vele vlakken, maar ik vind het belangrijk om daar één dag speciaal op te focussen, en te laten zien dat de reguliere kunsten ook voor kinderen openstaan. Ook zij kunnen onbevangen genieten van een klassiek aanbod. Ik vraag dus niet dat musea of theaters iets apart doen voor kinderen. Ze kunnen ook gewoon hun deuren openzetten op gezinsvriendelijke uren. En dat blijkt een groot succes. We hebben 193 heel gevarieerde activiteiten op 121 locaties binnengekregen.
+ cultuur +
ur +
stimuleren. Dat blijkt ook uit de Participatiesurvey1: je moet op beide fronten werken. Als minister van Cultuur wil ik vooral het buitenschoolse groeien in cultuur een kader geven.
© Lucien Oosterlinck
tu
Ministers doen meer dan kassa spelen, lintjes doorknippen en hun krabbel zetten onder decreten. Ze maken beleid, en dus de toekomst. Zo zet cultuurminister Joke Schauvliege extra in op kinderen en jongeren en hun beleving van kunst en cultuur in de vrije tijd. Maar hoe staat het daarmee? Joke Schauvliege stelt dat er al heel veel cultureel aanbod is voor jonge mensen, maar maakt zich zorgen over wie er precies mee bereikt wordt. “Er is een groep jongeren die we niet mee hebben.”
Krax+ • Hoe willen jullie die aansluiting nog meer verzekeren? Welke nieuwe beleidsacties plannen jullie? Schauvliege • Interculturaliteit is nu een vast aandachtspunt in de beheersovereenkomsten die we afsluiten. En diezelfde aandacht voor kansengroepen heb ik ook heel expliciet ingeschreven in het gewijzigde decreet Lokaal Cultuurbeleid. Vanaf 2014 zullen lokale besturen in hun meerja-
“Goeie, enthousiaste begeleiding is cruciaal.” Joke Schauvliege
Krax+ • Je noemde daarnet al de jeugdbewegingen, maar daar lijkt de weerstand tegen ‘cultuur’ soms nog veel groter. Hoe sta je daar als minister van Cultuur tegenover? Schauvliege • Hier kunnen die zeven nieuwe expertisenetwerken soelaas bieden. Jeugdbewegingen kunnen er navragen waar ze terechtkunnen, hoe ze dingen kunnen uitwerken… Ook het nieuwe decreet op het Lokaal Cultuurbeleid geeft meer kansen om over het muurtje te kijken. Zo brengen heel wat cultuurcentra heel mooi kindertheater, dat is ook een kans voor bijvoorbeeld de scouts op zondagmiddag. Dezelfde laagdrempeligheid geldt voor bibliotheken: je kan er in het weekend perfect een lezing met een auteur organiseren. Dat gebeurt nu nog te weinig. Vanuit het jeugdbeleid verwacht men dan weer veel van de ‘jeugdculturele zones’, zoals OPEK in Leuven of Fort 8 in Antwerpen. Het kennisknooppunt Demos zal een onderzoek doen naar hoe dat idee verder verspreid kan worden. Want ook daar geldt: het gebeurt allemaal naast elkaar, zonder bovenstructuur. Niemand heeft nog het overzicht. Dat proberen we nu in goede banen te leiden.
“We moeten cultuureducatie niet enkel binnen, maar ook buiten het onderwijs stimuleren.”
Krax+ • Maar als 30% van de Vlaamse jongeren in jeugdbewegingen zit, terwijl die zelden spontaan de stap naar cultuur zetten, moet je hen dan niet meer proberen te sturen? Schauvliege • In dingen verplichten geloof ik niet. Als de stelregel wordt ‘dat je maar subsidies krijgt als…’, dan krijg je activiteiten die enkel met tegenzin worden gedaan. We moeten gewoon een aantrekkelijk aanbod creëren, door vraag en aanbod beter af te stemmen. Dan zullen jeugdorganisaties zelf wel de stap zetten. Als je ziet hoeveel goesting in cultuur circus en straattheater kunnen losweken bij kinderen, dan kan dat ook perfect bij jeugdbewegingen. Er liggen genoeg kansen om de vlam aan te wakkeren, kijk naar muziekfestivals. Maar met het vingertje cultuur gaan opleggen, daar geloof ik niet in. Zelfs in het onderwijs werkt dat niet. Dat blijven eenmalige initiatieven. Ik zet liever in op spontane betrokkenheid. Krax+ • In de jongste top 5 van culturele persoonlijkheden van CJP stond Kabouter Wesley op één.
Blijkbaar vinden tieners heel andere dingen tof dan de kunsten die jij subsidieert. Hoe ga je met die verschillende verwachtingen om? Schauvliege • Verhoudingsgewijs geven de media natuurlijk veel meer aandacht aan Kabouter Wesley of aan Studio 100 dan aan pakweg het HETPALEIS. Daarom is het soort campagnes als voor de Kunstendag voor Kinderen juist zo belangrijk. Op Ketnet komt nu ook een tweede reeks van Mijn kunst is top, naar analogie met Mijn sport is top. Daarmee maak je kunst en cultuur wat hipper. De financiële drempels hopen we dan weer wat te verlagen met onze Uit-pas. Met die vrijetijdspas kunnen we ook veel meer up to date gegevens verzamelen. Wie gaat wat zien, met wie, door wie? Het is een van mijn aandachtspunten om daar veel meer over te weten te komen. Wat heeft effect, en wat niet? We hebben de laatste jaren zwaar ingezet op participatie, maar de laatste cijfers zeggen dat de participatie niet gigantisch is toegenomen. Toch denk
ik niet dat we moeten wanhopen. De Participatiesurvey leerde ook dat jongeren wel degelijk naar ‘moeilijker’ werk willen gaan kijken: Rubens, opera, ballet. Het hoeft niet altijd hip te zijn. Wat je nodig hebt, is dat ze geprikkeld worden, bijvoorbeeld door een leraar die ze eens meeneemt buiten school. Of door grootouders, daar moeten we nog veel meer op inzetten. Goeie, enthousiaste begeleiding is cruciaal. Krax+ • Wat is nu het grootste verschil met vroeger, toen je zelf jong was? Schauvliege • Er is tegenwoordig een ongelooflijk aanbod. Je kan prachtige cultuur- en circuskampen doen, die ook heel kindvriendelijk zijn. In onze tijd bleef het veel meer geforceerd. Toen moest je stilzitten en zwijgen, en kon je in de vakantie enkel met de jeugdbeweging of de mutualiteit op kamp. Nu zijn culturele activiteiten allemaal veel leuker en boeiender, en dat is fantastisch. Nu alleen nog zorgen dat iedereen er de weg naar vindt. ×
7 I K RAX +
Krax+ • Wat baart je als minister het meeste zorgen, als het over cultuur en jongeren gaat? Schauvliege • We moeten echt meer inzetten op diversiteit. Als je in Brussel op straat loopt, zie je heel andere verhoudingen dan in het theater en op allerhande jeugdactiviteiten. Ook bij de Kinder- en Jeugdjury, bijvoorbeeld, hebben die lezertjes allemaal hetzelf-
Krax+ • Tegelijk rept jullie eigen conceptnota nauwelijks over interculturaliteit. Schauvliege • Aan interculturaliteit wordt vooral gewerkt vanuit het Participatiedecreet en onder SociaalCultureel Werk. Zo ging onze eerste Vlaamse Cultuurprijs voor Amateurkunsten dit jaar naar Let’s Go Urban, een prachtig voorbeeld van hoe het wél lukt. We hebben er dus wel aandacht voor, maar veel van die initiatieven combineren verschillende domeinen: participatie, sociaal-cultureel werk, en ook cultuureducatie. Bij jongeren is het cruciaal om te zoeken naar aansluiting met hun interesses en leefwereld.
+ cultuur +
renplanning moeten aantonen hoe zij op die moeilijk te bereiken doelgroepen inzetten. Ik zie het lokale cultuurbeleid, met onder meer zijn laagdrempelige bibliotheken en cultuurcentra, als dé sleutel om mensen te bereiken. De steden en gemeenten moeten dat niet alleen doen, de steunpunten en onze eigen administratie ondersteunen hen. Ik vind dat een belangrijke stap.
© FARO – Philippe Debroe
K R AX + I 6
kinderen zelf, in plaats van naar ‘nieuwe’ modellen uitvinden. Misschien zullen jongeren daar niet zoveel van merken, maar ze krijgen een grotere garantie op kwaliteit. Een andere, bijkomende ondersteuning voor de professional is het profiel van cultuureducator dat we lieten ontwikkelen. Vaak gaat het om mensen die vanuit hun eigen expertise werken, en dat is goed, maar je zou toch willen dat ze allemaal voldoen aan bepaalde kwaliteitsvereisten. Zo’n profiel geeft houvast.
de witte profiel. En zelfs als je wel een gemengd publiek ziet, zoals bijvoorbeeld vorig jaar bij een schoolvoorstelling van Anna – een stuk van Joke Devynck bij Bronks – merk je dat veel van die kinderen moeilijk kunnen volgen. De taal is dikwijls een drempel. We moeten dus echt niet onderschatten hoeveel werk er nog op de plank ligt om die kinderen in hun vrije tijd te bereiken. Er worden al veel initiatieven genomen, maar ze lukken niet altijd. Interculturaliteit blijft een gigantische uitdaging.
+ cultuur +
Expertisenetwerken Cultuureducatie Wat? ENCE zijn regionale samenwerkingen tussen verschillende partners uit de sectoren Cultuur, Jeugd en Onderwijs. De oprichting ervan stond geformuleerd in de Conceptnota Cultuureducatie van Smet en Schauvliege. Doel? Hun voornaamste doelen zijn ‘de opbouw en uitwisseling van expertise’ en ‘de afstemming van vraag en aanbod inzake cultuureducatie’. Hoe? Elk expertisenetwerk heeft een eigen actieplan. Ze krijgen jaarlijks elk tussen 25.000 € en 40.000 € om tijdens een proefperiode van drie jaar (1 september 2012 – 31 augustus 2015) in te zetten op meer overleg en kwaliteit binnen het brede veld van cultuureducatie. Wie? Een twintigtal kandidaat-netwerken diende in 2012 een subsidieaanvraag in. Daarvan zijn zeven netwerken nu erkend: ENCE Brussel/vzw Lasso, Magda/vzw OPEK, KEN/SAMWD Lier, ENCE Zuidelijke Westhoek/CO7, HumuZ / vzw Cultuurcentrum Kortrijk, ENCE Gent-Eeklo/vzw Arteveldehogeschool en KriZoom/vzw Katholieke Hogeschool Limburg.
+ cul
+ cultuur +
ur +
WEL OF NIET PARTICIPEREN, EN DE BEWEEGRUIMTE DAARTUSSEN Iris Verhoeyen
TRACK, a contemporary city conversation liep van mei tot september 2012 in Gent. Een initiatief van S.M.A.K., het Stedelijk Museum voor Actuele Kunst. www.track.be 2 www.facebook.com/Trackoree 1
De voorbije maanden kon je binnen het TRACK-parcours rondhangen in een park met grafstenen. Snuisteren in een openluchtbibliotheek. Verrast worden door een levensgrote replica van een sociale woning, als boomhut. Kunst in de publieke ruimte dus. Maar TRACK dook nog dieper de stad in. Verschillende socioculturele en welzijnsorganisaties mochten hun steentje bijdragen. Sommige kunstenaars werkten samen met de buurtschool en -bewoners. Ongewone locaties zoals een kerk, een psychiatrisch centrum en de stadsbibliotheek stelden kunst tentoon. Er werd werk gemaakt van publieksparticipatie, zoveel is duidelijk.
Participatie in de grijze zone Een boeiende context, vond kunsteducatieve organisatie Mooss. En leerrijk genoeg om een driedaagse uitwisse-
ling op te zetten voor kunstbemiddelaars uit heel Europa. Doel van TRACKoree? Het formuleren van kansen en uitdagingen voor bemiddeling in musea. De deelnemers kregen een geprivilegieerde TRACK-rondleiding en namen het participatieve luik ervan onder de loep. Ze ontmoetten kunstenaar Bart Lodewijks, die met krijt op muren tekent. Hij nestelt zich een tijdlang in een wijk en begint meestal te tekenen op een blinde muur, zonder toestemming te vragen. Maar Lodewijks neemt zijn tijd. Om met buurtbewoners en de plaatselijke bakker te praten. En zo dringen Lodewijks’ tekeningen, op vraag van de bewoners, langzaam huizen binnen. Een sterk staaltje van kunstintegratie in een woonwijk. Bart Lodewijks • “Tussen participeren en niet-participeren bevindt zich een grote grijze zone waarin kunstenaars en publiek zich kunnen bewegen.” >
9 I K R AX +
Kunsteducatieve begeleider? Kunstbemiddelaar? Publiekswerker?… Wat is het verschil?! Eigenlijk draait alles min of meer rond hetzelfde: cultuur en de relatie tot het publiek. Waar men traditioneel sprak van de ‘educatieve dienst’, verkiezen veel kunsthuizen tegenwoordig de term ‘publieks- of kunstbemiddeling’, refererend naar de ervaring en de blik van de deelnemer/ bezoeker. ‘Educatie’ zou te sterk neigen naar een top-down aanpak.
Publieke ruimte gebruiken
© Iris Verhoeyen
K RA X + I 8
Wie? Wat?
© Iris Verhoeyen
KUNST IN DE PUBLIEKE RUIMTE
‘Breek uit die ivoren toren!’ Dat krijgen musea zo vaak te horen. Nochtans zetten cultuurhuizen wel degelijk stappen in de buitenwereld, veelal met succes! Sterker nog: jeugdorganisaties die werken rond jongeren en cultuur kunnen heel wat opsteken over publieksparticipatie van deze initiatieven. En dat gebeurde ook. In de marge van de Gentse stadstentoonstelling TRACK1 namen professionele publiekswerkers, en ook enkele cultuureducatieve jeugdorganisaties, deel aan een uitwisseling over hoe de band tussen kunst en (jong) publiek beter kan worden aangehaald. TRACKoree2 leverde een schat aan inspirerende concepten, ideeën en aanbevelingen op.
+ cultuur +
tu
+ cultuur + K R AX + I 1 0
Een brainstorm over een (nog) betere participatie en bemiddeling hielden de TRACKoree-deelnemers op de derde dag. Een mooi voorbeeld is de oude directeursvilla Voortman, waar Mark Manders’ intieme installaties een plek kregen. De wisselwerking die leek te bestaan tussen gebouw en kunst deed bij de groep de vraag rijzen of de buurtbewoners 1) het gebouw, 2) de functie ervan, en 3) het werk van Manders kenden? Huis Voortman ligt in de Gentse wijk Tolhuis, waar dubbel zoveel leefloners wonen als gemiddeld in Gent. Het statige gebouw ligt er wat vervallen bij, maar een vleugel doet dienst als ontmoetingsruimte voor mensen die wat verderop beschut wonen.
DEAR ARTIST, Een vitrine rond je werk houdt het publiek fysiek en mentaal op een afstand. Denk daaraan als je je werk presenteert.
Michaël Borremans, Everything Falls, 2012
In TRACK stellen kunstenaars hun werk tentoon in een wijk die ze niet noodzakelijk (goed) kennen. Zouden bewoners kunstenaars kunnen gidsen doorheen hun wijk, en zo misschien nieuwe inzichten geven aan de kunstenaar? DEAR CITY, Zoek manieren om de opgestarte kunstparticipatie duurzaam te maken. Sta open voor de suggesties van wijkbewoners over de locaties van kunstwerken. DEAR PUBLIC, Wees niet bang: start to art! Sommige kunstwerken nodigen je uit ze aan te raken, uit te proberen, te interageren. Doe dat! Voor alle leeftijden kan dit drempelverlagend werken om kennis te maken met kunst.
Pascale Marthine Tayou, The Challenge, 2012
Krax+ • Wat vinden jullie van de constructivistische leertheorie? Nathalie van Lier (Ladda) • Ik hou wel van de voorwaarden erbij: dialoog, actieve betrokkenheid en belonende leeromgeving. Jonge kunstenaars die bij ons werk maken, kunnen dat bijvoorbeeld ook tentoonstellen. Dat heeft voor hen een heel belonend effect. Joleen Goffin (Koning Kevin) • Wij zien die beloning heel breed. Het kan bijvoorbeeld ook een bevestigende, positieve sfeer zijn. Hai-Chay Jiang (Artforum) • Of alleen al het ontdekken van iets nieuws. Nathalie • Of een uitwisseling tussen gelijkgezinden, feedback van iemand die je erkent als je gelijke. Tomas De Groote (Kamo) • Ik herken ook veel in het constructivisme. Soms verwijten musea ons dat we te weinig het perspectief van de kunstenaar overbrengen, maar ons interesseert vooral de relatie van het kind tot de kunst, en de persoonsvorming die daarbij plaatsvindt. Kinderen verzinnen hele verhalen bij kunstwerken. Wij merken toch vooral dat musea graag hun eigen informatie willen overdragen, wat enigszins tegenstrijdig is met het constructivistisch principe. Michelle Coenen (AmuseeVous) • Het opdelen in doel- of publieksprofielen is een delicate zaak. Het mag niet leiden tot een homogeen aanbod voor een
11 I K RA X +
Van Eeckhaut spoort musea aan om deze ‘constructivistische benadering’
100 ingangen tot kunst: en nu de deur openen
Het leek ons een ideale case voor participatie: aan de stad, haar geschiedenis en sociale realiteit, en aan kunst natuurlijk. De centrale vraag van toegankelijkheid kwam weer boven. Financieel dan: de toegangsprijs is 10 euro, de brochure kost 7 euro. En ja, er heerst angst voor kunst. De nieuwsgierigheid wekken tot een gebouw waar men dagelijks voorbij loopt, zijn historie en zijn huidige functie, leek een mooie ingang met lage drempel, een kans die voor het grijpen lag. Meer participatie, al vanaf de conceptfase van een expo in de openbare ruimte, kan ook op andere manieren. Omwoners zouden bijvoorbeeld suggesties kunnen doen voor plaatsen die een kunstwerk wel kunnen gebruiken. Of geef hen recht op een gratis bezoek. De TRACKoree-groep formuleerde nog meer ideeën en suggesties: voor organiserende steden, voor musea en hun curatoren, voor kunstenaars én voor het publiek. De belangrijkste aanbevelingen...
Bied het publiek de kans zich te uiten over kunst in de (hun) publieke ruimte.
Na afloop van TRACKoree kwam een aantal jeugdorganisaties samen. Ze reageerden op de theorieën die Marijke Van Eeckhaut voorstelde en bespraken de geformuleerde ideeën en aanbevelingen.
homogene groep. We mogen ook niet denken te weten wat jongeren leuk vinden. Niet iedereen wil bijvoorbeeld zelf creatief bezig zijn. Een expo organiseren is ook cultuurparticipatie. Hai-Chay • Ons uitgangspunt is dat iedereen verschillend is. We zoeken dan hoe we mensen het beste benaderen. We focussen op het proces, op het maken, en we helpen hen te voelen waar en hoe zij het best hun ei kwijt kunnen. Joleen • Wij gaan ook heel procesmatig te werk. We bieden heel veel verschillende dingen aan en laten deelnemers daarop reflecteren: wat raakt je in kunst, op welk moment leer jij het meest? Pieter Blomme (REC Radiocentrum) • Door de keuze voor een bepaalde artistieke discipline focus je toch vaak op een bepaald segment van je publiek. Als je een project rond audiokunst gaat doen, bereik je een aantal mensen niet of minder, toch? Joleen • Daar ben ik het niet mee eens. Je kan bijvoorbeeld kijken naar beeldende kunst op een heel actieve manier. Je zou in kubistische kunst perfect op zoek kunnen gaan naar beweging. Hai-Chay • Ik heb het moeilijk met de termen en opeenvolging in Parsons’ stadia van esthetische ontwikkeling. Hoe pas je dat toe op verschillende culturen en achtergronden? Honderd Chinese kalligrafieën zien er voor jullie wellicht allemaal even knap uit, terwijl ik veel duidelijker verschillen zie. In gezinnen waar emoties sterk beleefd worden, zitten kinderen misschien net heel snel in het expressieve ‘stadium’. Zelfs het regime waarin je opgroeit, heeft invloed. Ik garandeer je: vanuit > © Iris Verhoeyen
Daarna gaf Marijke Van Eeckhaut (UGent) een uiteenzetting uit haar doctoraat over bezoekersprofielen: de diversiteit in benadering van kunst door verschillende (soorten) mensen. Het denken in bezoekersprofielen vertrekt van de idee dat die interesse bij verschillende mensen juist op uiteenlopende manieren wordt gewekt of aangewakkerd. Bij jonge kinderen licht je een abstract kunstwerk beter niet toe met woorden. Er zijn voor hen veel geschiktere toegangen tot dergelijke kunst. De grootte, kleuren, vormen van een werk zullen ze spontaan ervaren, en van daaruit kunnen ze linken leggen naar hun eigen belevingswereld. Door deze vorm van beleven en associëren aan te moedigen, verrijk je hun referentiekader en construeren ze zelf nieuwe kennis. Als docent, begeleider of bemiddelaar kan je zo het leerproces bij je deelnemers of publiek versterken, mits een aantal voorwaarden: • Betrek je deelnemers op een actieve manier. • Vertrek van hun vragen, voorkennis en leefwereld om een waarachtige dialoog tot stand te brengen. • Zorg voor een uitdagende en belonende leeromgeving.
te implementeren. Het constructivisme is gestoeld op de theorieën van Jean Piaget, van David Kolb (leercyclus), van Howard Gardner (meervoudige intelligentie) en van Michael J. Parsons (esthetische ontwikkeling). Een tentoonstelling als TRACK heeft bij uitstek een uiterst gevarieerd publiek: toeristen, kunstliefhebbers, stadsbewoners, jong en oud, Belg en allochtoon… Hoe breng je die publieksparticipatie dan precies op gang? Goesting, nieuwsgierigheid, interesse wekken zijn de codewoorden. Maar hoe doe je dat concreet?
Ontmoet het publiek, liefst bij een kunstwerk. De waarde van een gesprek tussen kunstenaar/ curator en publiek is groot.
© Justin Waerts
Denken in bezoekersprofielen
“Tussen participeren en nietparticiperen bevindt zich een grote grijze zone waarin kunstenaars en publiek zich kunnen bewegen.”
Geef gratis en ter plaatse informatie over de kunstwerken.
Sprong naar de jeugd
+ cultuur +
© Iris Verhoeyen
© Lies Jacob
Bart Lodewijks:
DEAR MUSEUM,
• Constructivistische leertheorie: https://www2. kuleuven.be/tiki/tiki-index.php?page=Het%20 constructivisme • Howard Gardner, Meervoudige intelligentie: www.jouwwijze.nl/meervoudige-intelligenties, www.howardgardner.com/index.html • Michael J. Parsons, Stadia in esthetische ervaring: www.muhka.be/documenten_files/dubbelfocus_ v2.pdf • TRACKoree-deelnemers: www.mooss.org, www.amuseevous.be, www.artforumvzw.be, www.kamovzw.be, www.koningkevin.be, www. ladda.be en www.radiocentrum.be
GEEN DISCUSSIE MOGELIJK: INSPRAAK! Fiona Ang
wikkelin nt
isatieo an
+ cultuur + K R AX + I 1 2
Meer weten?
13 I K RA X +
Krax+ • Het publiek moet dus durven interageren met kunst. Tomas • Ik geloof echt in de kracht van kunst in de publieke ruimte. Het parkje met de opgehangen sociale woning laat die bewoners echt nadenken over hun eigen huis en wijk. Ze zijn ineens trots op hun buurt die een kunstwerk krijgt. Dat is
Met dank aan Ann Hoste (artistieke coördinatie TRACK), Els Wuyts (publiek en communicatie S.M.A.K. Gent) en Loes Janssen (medewerker bemiddeling Van Abbemuseum Eindhoven)
g+
Krax+ • Ook die kunstenaars krijgen aanbevelingen. Nathalie • Een goede zaak! Een kunstenaar die deelneemt aan TRACK moet ook voluit gaan voor de dialoog. Joleen • De vitrine rond het werk van Borremans straalt echt uit: ‘Kinderen, raak het niet aan!’ Terwijl wij net willen stimuleren dat kunst hen creatief kan maken door ermee te (durven) spelen.
Dit geanimeerde debat maakt duidelijk hoe divers de cultuureducatieve organisaties wel zijn. Ieder bereikt een ander publiek, op zijn eigen manier. Tomas • “Ik vergelijk het graag met de cockpit van een vliegtuig, met die tientallen knopjes. Kinderen en jongeren kunnen in hun jeugd activiteiten van verschillende organisaties volgen, die elk bij wijze van spreken andere knopjes indrukken. Sommige knopjes werken beter bij bepaalde kinderen of jongeren. En een goede combinatie van knopjes doet de vlieger opgaan. Het ene kind wordt kunstenaar, het andere een ware kunstliefhebber.” ×
+ or g
Krax+ • Zijn de aanbevelingen die TRACKoree formuleert voor musea haalbaar? Michelle • AmuseeVous organiseert soms ontmoetingen tussen kunstenaars en jongeren. Beide partijen zijn achteraf altijd zeer positief. Door samen een pintje te drinken zien jongeren in dat de kunstenaar niet bovenmenselijk is. Meer zelfs: ze zien gelijkenissen met zichzelf. En de kunstenaars lijken vlotter over hun werk te praten in een ongedwongen sfeer. Tomas • Breng kinderen in contact met de ‘juiste’ kunstenaar of curator en ze zullen zeker veel meenemen van zo’n gesprek. Hai-Chay • Kunstenaars zijn onderling toch net zo verschillend als hun publiek? Zet precies die kunstenaars in die talent hebben om te communiceren met het publiek. Leg de theorie rond bezoekersprofielen ook eens op de kunstenaars en curatoren. Dan wordt het een interessante, eerlijke wisselwerking.
+ orgaisatieontwikkeling +
© Iris Verhoeyen
een collectief, communistisch gedachtengoed ontwikkel je een totaal andere expressiegewaarwording. Ik vind dat de stadia van Parsons een beetje tekort doen aan een persoon in zijn totaliteit. Geef mij maar de leercyclus van Kolb.
de kracht van verbeelding. In feite doen wij als kunsteducatieve organisatie een beetje hetzelfde. Voor een workshop toveren wij een muffe turnzaal met enkele kleine ingrepen om tot een inspirerende, kunstzinnige plek. Michelle • Kunst in de openbare ruimte laat de leek wennen aan kunst. Doordat de kunstwerken zich in hun wereld bevinden, durven mensen er ineens een mening over te hebben. In een museum durven ze dat niet. Tomas • Voor mij hoeft er niet altijd gewenning op te treden. Een kunstwerk in de publieke ruimte kan ook bevreemdend of overweldigend zijn, met een even groot effect. Michelle • Je kan perfect naar het museum gaan om een kick te beleven. Kunst kan ook een achtbaan zijn. Vooral volwassenen kijken raar op als ik dat zeg. Hoe kan je hen opnieuw kunst laten beleven zonder dat ze het gevoel krijgen altijd met kennis bezig te moeten zijn, of te moeten leren? Veel musea en kunstencentra hebben echt nog een weg te gaan wat dat betreft. Nathalie • TRACK onderzoekt hoe barrières kunnen worden weggenomen, zodat mensen zich vrijer en normaler voelen in de omgang met kunst. Kunst die als Kunst wordt gepresenteerd in een ‘kunstig’ kader, leidt tot een beheerste houding en benadering van mensen. Mensen zijn dan ook ineens publiek.
+ orgaisatieontwikkeling +
Inspraak = participatie?
Op basis van het VN-Kinderrechtenverdrag echter vormt het recht op inspraak net slechts een onderdeel van participatierechten. Inspraak is een dimensie ervan. Volgens de 3 P’s van het verdrag hebben kinderen het recht op: • Provisie (gezonde voeding, huisvesting...), • Protectie (bescherming tegen geweld, tegen kinderarbeid...) en • Participatie (vrijheid van vereniging, van meningsuiting...). Hieronder valt ook het recht op inspraak, zoals omschreven in artikel 12§1 van het VN-Kinderrechtenverdrag: “De Staten die partij zijn, verzekeren het kind dat in staat is zijn of haar eigen mening te vormen, het recht die mening vrijelijk te uiten in alle aangelegenheden die het kind betreffen, waarbij aan de mening van het kind passend belang wordt gehecht in overeenstemming met zijn of haar leeftijd en rijpheid.” Omgezet naar de praktijk kunnen we inspraak definiëren als de geïnfor-
Inspraak is een mensenrecht Het is opvallend hoe elke tekst over inspraak zich uitput in argumenten om de lezer te overtuigen van het belang van die inspraak. Nochtans is er slechts één intrinsieke reden om kinderen en jongeren inspraak (en voeding, en bescherming tegen misbruik) te geven: anders kan je niet menswaardig leven. Het gaat om een mensenrecht. Net als het recht op voeding en het recht niet misbruikt te worden, is het recht op inspraak een specifiek mensenrecht dat opgenomen is in het VN-Kinderrechtenverdrag. Waardoor ook dit recht moet worden gerealiseerd. En het niet mogelijk is om kinderen of jongeren te laten ‘overparticiperen’ of ‘teveel inspraak’ te geven. Zodra men te maken heeft met een aangelegenheid die kinderen of jongeren betreft (wat geldt voor zo ongeveer elk aspect van jeugdwerk), is men verplicht om hun mening mee in rekening te brengen − en wel steeds meer naarmate de kinderen of jongeren in kwestie ouder en rijper zijn.
Van nep-inspraak tot zelfbeschikking Om in het jeugdwerk het recht op inspraak te realiseren, moet er aan vier opeenvolgende voorwaarden voldaan zijn. Daarbij is elke voorwaarde noodzakelijk om te kunnen overgaan op de volgende: 1 Jongeren worden geïnformeerd door de leiding. 2 Jongeren vormen en geven hun mening. 3 Jongeren worden gehoord door de leiding. 4 Jongeren oefenen invloed uit op beslissingen. Er zijn echter heel veel gevallen denkbaar waar inspraak niet van toepassing is.
impliceren alleen maar dat er ook inspraak zou bestaan die niet echt, zinvol of authentiek zou zijn.
Inspraak loont! Inspraak is een mensenrecht, en dat maakt extra argumentatie overbodig. En toch, er zijn ook opportunistische redenen pro inspraak: • Inspraak verhoogt de kans op medewerking door jongeren. Heel effectief in het jeugdwerk! • Inspraak zorgt ervoor dat de leiding beter kan inspelen op de specifieke noden en behoeften van elk individueel lid. • Inspraak maakt van kinderen en jongeren meer verantwoordelijke burgers. • …
Hoe realiseren?
Geen zelfbeschikking Zo betekent inspraak niet per definitie dat jongeren alles zelf beslissen en in eigen handen zouden nemen. Dit is een mogelijke, maar zeldzaam voorkomende invulling. Alleen als ‘de zich ontwikkelende vermogens’ van de jongeren in kwestie er zich toe lenen en er aan elk van de vier voorwaarden voor het recht op inspraak is voldaan, kan het zijn dat jongeren ‘alleenbeslissingsrecht’ hebben. Maar zelfs in dat geval blijft een passende begeleiding door de leiding nodig, zij het meer op de achtergrond of als back-up.
Geen nep-inspraak De term inspraak zou niet mogen worden gebruikt als ook maar aan één van de vier voorwaarden niet voldaan is. Leden kunnen bijvoorbeeld op onvoldoende, incorrecte of niet-aangepaste wijze informatie krijgen: enkel per brief terwijl kinderen en jongeren informatie vaak beter verwerken als die mondeling/visueel/... wordt aangereikt, vooraf al te eenzijdig geselecteerde informatie... Zelfs als de leiding daarna luistert naar de mening van de leden en hier terdege rekening mee houdt in de besluitvorming, blijft de inspraak nep. Het kan ook zijn dat jongeren goed geïnformeerd zijn, maar hun eigen mening niet konden vormen omdat hiervoor te weinig tijd was. Of dat de leiding de leden wel meningen laat spuien, maar daar verder niks meer mee doet. Of dat de leden wel gehoord worden, terwijl het resultaat eigenlijk vooraf al vastlag. Telkens luidt het verdict: nep-inspraak.
Gewoon ‘inspraak’! Hierbij past een pleidooi om geen adjectieven te koppelen aan het woord ‘inspraak’. Vergeet uitdrukkingen als ‘echte’, ‘zinvolle’, ‘authentieke’... inspraak! Dergelijke toevoegingen
Aan de vier voorwaarden kan alleen worden voldaan als de leiding principieel een open houding aanneemt. Het is voornamelijk een kwestie van ingesteldheid. Een veilige omgeving om te kunnen participeren is één, maar een aantal methodieken1 om inspraak te realiseren zijn natuurlijk handig. De groep die het niet eens kon worden over Spanje of Polen overliep de vier voorwaarden voor het recht op inspraak, en kwam zo tot een oplossing. Ieder trok om de beurt een spelkaart. Bij zwart moest die jongere argumenteren over Spanje, bij rood over Polen. Klaveren en harten betekenden een pro-argument, schoppen en ruiten een contra-argument. Zo werd elkeen gedwongen om objectiever te kijken naar de vraag, ongeacht het land van voorkeur. De informatievoorwaarde werd alvast ingelost. De drie andere voorwaarden werden daarna aangepakt.
Kindbeeld met inspraakrecht Hoewel het jeugdwerk inspraak (en participatie) doorgaans ter harte neemt, is het een begrip waarvan iedereen, van lokale basisgroep tot nationale koepel, doordrongen zou moeten zijn. Het gaat over het kindbeeld dat het jeugdwerk voor ogen heeft − dat van kinderen en jongeren met rechten. En dus over de wijze waarop we omgaan met deze kinderen en jongeren − fundamenteel participatief, vanuit de overtuiging dat ook jonge mensen kunnen putten uit hun eigen verhaal om bij te dragen aan alles wat met jeugdwerk te maken heeft, van activiteiten tot beleid. Want is jeugdwerk dat geen inspraak ademt wel jeugdwerk? × Fiona Ang is coördinator bij vormen vzw, expertisecentrum mensenrechten- en kinderrechteneducatie Vlaanderen, www.vormen.org
Met dank aan de jins en jin-leiding van Scouts en Gidsen Vlaanderen die op Herfstontmoeting 2012 deelnamen aan de workshop begeleid door vormen vzw!
1
Methodieken voor inspraak • Ieder krijgt een aantal dominostenen. Elke steen is een spreekbeurt, en je mag pas spreken als je je steen kan aanleggen. Je moet ook verdergaan op wat daarvoor is gezegd. Zo wijk je niet af van de kern van de discussie. • Gebruik een zandloper. Bij een discussie krijgt je één minuut spreektijd. Ook als je niks wil inbrengen, tikt de tijd weg en blijft het stil. Zo wordt duidelijker dat je door te zwijgen ook invloed hebt, dat je eventueel je verantwoordelijkheid ontloopt, of het oneerlijk kan zijn om je mening achter te houden. Of het wordt bespreekbaar waarom het stil blijft: is er onvoldoende veiligheid? Is deze persoon al te vaak de mond gesnoerd of uitgelachen? • De leden staan in een fietsband. Iedereen luistert naar een stelling of optie. Akkoord is links, niet akkoord is rechts. Ieder probeert naar de kant van zijn eigen keuze te stappen. De groep voelt fysiek wat de meningen zijn. Er kan worden gediscussieerd, en misschien veranderen er mensen van gedachte, zodat ze ook fysiek een andere kant opgaan. Het recht van de sterkste kan hierdoor letterlijk en figuurlijk ter discussie komen. • Start een inspraaktraject op. Betrek van bij het begin een vast groepje van diverse deelnemers. Stel een vaste, ervaren facilitator/procesbegeleider aan. Samen bepalen jullie de krijtlijnen van het proces: verwachte resultaten, tijdlijn, verwachte bijdrage...
15 I K RA X +
K R AX + I 1 4
Er heerst soms verwarring rond de termen ‘inspraak’ en ‘participatie’. Voor sommigen slaat inspraak op het bestaan van geformaliseerde structuren die beleidsactoren adviseren (leerlingenraad op school, jeugdraad in een gemeente). Van participatie is dan pas sprake als deze structuren ook daadwerkelijk de besluitvorming beïnvloeden. Participatie als mogelijk gevolg van inspraak dus.
meerde en gewilde betrokkenheid van kinderen en jongeren bij zaken die hen (rechtstreeks of onrechtstreeks) aanbelangen via het uiten van hun mening, met steeds meer invloed op de besluitvorming naarmate men ouder en rijper is. Wat nodig is opdat kinderen en jongeren kunnen participeren.
+ orgaisatieontwikkeling +
“Onze groep is zwaar verdeeld over het buitenlands kamp. Acht leden willen naar Spanje, zeven verkiezen Polen. Democratisch gezien moet het dus Spanje worden, juist?” Inspraak is voor het jeugdwerk geen vage onbekende. Maar wordt het recht op inspraak wel gerealiseerd als beslissingen louter volgen op een stemprocedure? Of betekent inspraak dat de leiding de leden maar ‘laat doen’? En zorgt ‘teveel’ inspraak niet voor problemen?
isatieo an
+ orgaisatieontwikkeling +
+ or g
K R AX + I 1 6
Han Van Noten, Hilde Langeraert
De vijfde World Appreciative Inquiry Conference vond in april 2012 plaats in Gent. www.2012waic.com
Tien feiten over Appreciative Inquiry
Kansen voor het jeugdwerk
1 AI is een zienswijze en een keuze, een beetje een filosofie zelfs, maar ook een methode en een verandermodel om praktisch mee aan de slag te gaan. 2 Vertrekpunt is een onvoorwaardelijk waarderende kijk. AI verlegt het perspectief van probleemanalyse naar de oplossing zelf; van wat niet werkt en moet, naar wat wél kan. 3 AI onderzoekt waar een organisatie haar adem vandaan haalt en wat de mensen drijft die zich erin engageren. De focus ligt op mogelijkheden en op verantwoordelijkheid nemen. 4 AI-processen leveren creativiteit op, betrokkenheid en initiatief, nodig om veranderingen succesvol te realiseren. Essentieel zijn ‘generatieve’ verbindingen, interacties waar energie en potentieel ontstaan. 5 Alle geledingen van de organisatie zijn betrokken in het proces. Want alle bijdragen boetseren gemeenschappelijke ambities. 6 Inzicht in de context waarbinnen een succes behaald wordt, bereik je best door het hele verhaal concreet en persoonlijk over te brengen. Dialoog en uitwisseling versterken wederzijds respect en waardering. 7 De constructieve verbindingen die zo tussen mensen gelegd worden, versterken ook het enthousiasme en de motivatie, waardoor die op zich verandering genereren. 8 Positief taalgebruik is onontbeerlijk. 9 Een sterke beginvraag is de eerste grote stap. Van daaruit start de zoektocht naar motiverende factoren. 10 Een AI-proces verloopt in een viertal fases: - Zoektocht naar de elementen die in het verleden bijdroegen tot successen, - Oplijsting van factoren die onmisbaar (zullen) zijn om die sterktes in de toekomst te behouden en uit te bouwen, met een ideaalbeeld als resultaat, - Innoverend stappenplan om dat ideaalbeeld zo goed mogelijk te benaderen, - Inspirerende acties om de verschillende mijlpalen te realiseren.
Jeugdorganisaties Formaat, Chirojeugd Vlaanderen, KrisKras en Arktos maakten enkele jaren geleden al kennis met AI. Hun prille ervaringen vertonen parallellen: allemaal probeerden ze de methode uit, lieten toch even bezinken en evalueerden dan. Ondertussen implementeren ze de methode vol overtuiging. Experte Griet Bouwen (Evenwicht vzw en Stebo vzw) schuift mee aan tafel. De start van een inspirerende babbel over de kansen die AI biedt voor de jeugdsector.
Eerste ervaring met AI Appreciative Inquiry kan op veel manieren een organisatie ‘besmetten’. Soms voorzichtig, dan weer als een spontane duik in het onbekende. Maar de ervaring van die ‘eerste keer’ blijft altijd hangen. Ze bepaalt ook sterk de verdere toepassing van AI binnen een organisatie. Erik Vanwoensel (Arktos) • Zo’n drie à vier jaar geleden had onze coördinator ‘het licht gezien’. We deden met ons hele team een AI-sessie, maar die viel nogal tegen. Vooral de realiteitszin leek ons wat zoek. Na afloop hebben we er niet veel meer mee gedaan. Later, tijdens een externe coaching, hebben we AI terug opgepikt. Ergens merkten we dat Arktos al doordrongen was van AI, zonder dat we het zelf wisten. Nele Decoodt (KrisKras) • Bij ons was die eerste keer niet zo’n duidelijk moment. En ook wij bleken soms al met AI bezig te zijn zonder het zo te benoemen. De droomsessies die we deden, vonden wij echter niet altijd realistisch genoeg. We raakten pas echt overtuigd dankzij een begeleiding door Kessels & Smit. Elkaar herkennen en erkennen in onze sterktes werd toen als insteek voor de interne organisatieverandering genomen. Karolien Frederickx (Chiro) • Onze directeur Hans Bouwen was zo’n beetje de pionier. Op een vormingsdag van het kaderoverleg deed hij voor het eerst de 4D-oefening. Aanvankelijk was er weerstand: we vonden het wollig en vaag. Hans is zijn verhaal daarna anders beginnen verpakken, en dat sloeg wel aan. Griet Bouwen (Stebo) • Enkele jaren geleden begon het competentiedenken aan een opmars. Ikzelf kreeg er vooral koude rillingen van. We gaan de mensen toch niet nog meer instrumentaliseren? Ik was in die periode ook heel veel bezig met de essentie van m’n leven. En als je veel over je persoon- >
17 I K RA X +
VERANDERINGSPROCESSEN IN GOEDE BANEN
+ orgaisatieontwikkeling +
APPRECIATIVE INQUIRYMETHODE IN HET JEUGDWERK
Appreciative Inquiry (AI) of Waarderend Onderzoek kan je kort samenvatten als een positieve kijk op veranderingsprocessen in organisaties en op waarderend leidinggeven. De benadering wint wereldwijd aan populariteit. Ook in Vlaanderen krijgt AI steeds meer bijval, niet op zijn minst in het jeugdwerk. Enkele organisaties getuigen dat de waarderende methode voor hen echt werkt. Maar hoe begin je daar nu aan? Krax+ vroeg deze AI-adepten naar hun ervaringen, aandachtspunten en tips.
© Chris Bennett – AI practitioner – BJ Seminars International
g+
wikkelin nt
De AI-benadering blijkt de eigenschappen van een virus te hebben. Wie ermee in aanraking komt, blijft erdoor gebeten. Je begint het op één aspect van je organisatie toe te passen, en al snel zet AI zich overal door. Maar is de methode wel binnen elk proces of domein uitvoerbaar? Nele • Wij hebben beslist om ons beleidsplan 2014-2017 met de AI-insteek op te vatten. Die krachtgerichte aanpak heeft het grote voordeel dat je de bruggen bouwt terwijl je er zelf nog op loopt. Dat werkt heel motiverend. In de toekomst gaan we AI integreren in onze hele horizontale structuur: personeelsbeleid, begeleiding van vrijwilligers, beleidsvorming… We willen AI echt in alles laten doorsijpelen en als houvast gebruiken. Niet meer enkel volgens ons buikgevoel, zoals in het verleden. Tom • Wij vonden het ook belangrijk om AI op een integrale manier te gebruiken en te vertalen naar de verschillende facetten van onze organisatie. We veranderden zelfs heel concrete dingen, zoals de aanpak van onze evaluatiegesprekken. Karolien • Wij pasten AI ondertussen al heel vaak toe: tijdens een denkdag met de vrijwilligers, op teamdagen, bij functioneringsgesprekken… Griet • Voor mij is AI overal toepasbaar. Het gaat over de manier waarop we naar de mensen en de wereld kijken. Met ons
+ orgaisatieontwikkeling +
Hoe toepassen? AI mag dan misschien wel makkelijk toepasbaar zijn op allerlei processen en in diverse contexten, maar hoe zorg je ervoor dat de methode ook het gewenste resultaat oplevert? Hebben jullie tips voor organisaties die ermee aan de slag willen? Erik • Je moet AI niet altijd groots zien. Begin gewoon met kleine waardevolle stappen in de relationele contacten van alledag. Voor mij ligt de kracht van AI in die interpersoonlijke relaties. Griet • Het gaat niet alleen om AI als methodiek. Het gaat om hoe we dingen kunnen veranderen met AI als katalysator. Tijdens de voorbije World Appreciative Conference kwamen we tot de vaststelling dat het generatieve karakter van AI belangrijk is. Wat zetten we in beweging? AI is meer dan een positiviteitsbeweging. Erik • Ik denk soms dat AI pas begint te werken als je het niet meer over AI hebt. Karolien • Je moet inderdaad de juiste taal vinden. Bij ons heeft dat voor een omslag gezorgd. Hans mocht het niet meer over ‘vonken’ en zo hebben, want dan werkte het niet. Tom • Practice what you preach, en ga je inzichten niet expliciet uitleggen. Je mag je teamdag niet openen met: ‘We gaan het vandaag eens anders aanpakken.’ Stel vooral de juiste vragen. Denk vooraf goed na over welke vraag iets in beweging zet. Nele • Zulke waarderende vragen stellen is niet altijd makkelijk, maar je kunt je er wel in oefenen. Erik • Alleen moet je oppassen dat het nog oprecht overkomt. Griet • Het moet ook gewoon ‘pakken’. Als coach of trainer moet je geloven in de methode. AI moet aansluiten bij je eigen mens- en wereldbeeld.
Voorbeeldcase: beleidsplanning Menig jeugdwerkorganisatie vreest het moment waarop het beleidsnotaproces aanbreekt. Het hele proces draait om
evaluatie, verandering, vernieuwing... Is het beleidsplanningsproces dan de ideale case om de AI-benadering op los te laten? Tom • Vroeger was onze beleidsdag een soort survival of the fittest. Alleen de grote sprekers en de vergaderbeesten hielden het vol, de rest werd op zo’n dag echt lam geslagen. Laatst hielden we met dertig mensen een droomdag, en die was echt geslaagd. Het visualiseren van onze dromen werkte heel verbeeldend en motiverend. Karolien • Het belang van een krachtig beeld hebben wij ondervonden tijdens onze droom-denkdag met de vrijwilligers. Als je de verbinding in beeld brengt, kan iedereen met eigen ogen zien dat je dikwijls vanuit dezelfde bezieling en waarden in je organisatie staat. Erik • Met Arktos koppelden we de AI-benadering ook aan ons nieuwe beleidsplan. We vonden het belangrijk om AI naast het talentgerichte luik te plaatsen. Nele • Een SWOT-analyse zoals we die vroeger gebruikten, vertraagt de boel. Wij vonden het nu heel inspirerend om vanuit onze sterktes te vertrekken. Tom • We hebben toch ook aan gegevensverzameling gedaan (bevragingen bij ledenorganisaties, diepte-interviews…), maar dan met AI als insteek. Bijvoorbeeld met een vraag als: ‘Je krijgt 10.000 euro voor je jeugdhuis, wat doe je daar mee?’ Het grote voordeel van AI is dat de verandering direct begint. Het zet mensen onmiddellijk in beweging. Griet • Een beleidsnotaproces mag absoluut geen steriele activiteit zijn. Nele • We hebben het gevoel dat we nu met veel meer goesting aan de nieuwe beleidsnota werken. We vinden het leuk om samen na te denken over waar we naartoe moeten. Vroeger schreven we de beleidsnota vooral ‘omdat het moest’.
Met beide voeten in de samenleving Het generatieve karakter van AI werd al aangehaald. AI kan een katalysator zijn om dingen te veranderen in de samenleving. Welke rol kunnen jeugdwerkorganisaties spelen? Eric • Wij zijn daar straf mee bezig. Welke opdracht hebben wij naar de kinderen en jongeren waarmee we werken? Wijken we als professioneel team niet af van het AI-denken als we met de jongeren werken? Doen we werkelijk wat we in onze missie lezen? Elke begeleider is natuurlijk ook een product van de huidige samenleving, en het is noodzakelijk om af en toe die spiegel voor te houden. Griet • Voor Vuur werkt vertrokken we niet vanuit de organisatie, maar hebben we de mensen waarvoor we werken in hun sterkte gezet. Het is inderdaad belangrijk om reflectief in je werk te staan. Nele • Wij stellen vast dat we soms te weinig reflectief en inhoudelijk bezig zijn met de reisbegeleiders. We bieden hen allerhande technische informatie aan, maar we geven niet altijd de visie weer. Het zou straf zijn mocht je de vrijwilligers nog sterker kunnen inspireren over de maatschappelijke rol van je organisatie. Karolien • Wij zijn op dit moment aan het zoeken naar een juiste taal om die vrijwilligers inhoudelijk te inspireren. Van zodra je kaders uitwerkt (bijvoorbeeld voor coaching, ontwik-
kelen van competenties) ben je voor die vrijwilligers te veel aan het instrumentaliseren en professionaliseren. Als je het ‘leren’ of de ‘maatschappelijke rol’ expliciet benoemt, bereik je soms een averechts effect. Griet • We mogen inderdaad niet te veel focussen op de kaders. Van zodra we systemen hebben, nemen we ze for granted. Daarom moeten we de kracht van het in vraag stellen en van reflectie in de samenleving houden. Erik • Als organisatie word je wel gedwongen om met kaders en systemen te werken. In sectoren als onderwijs en arbeid, waar wij veel mee te maken hebben, wordt veel met resultaatsverbintenissen gewerkt. Er is wel een kentering merkbaar. Samen met de KUL werkten we een project over soft outcome uit. Misschien legt de overheid ook wel een rol voor het jeugdwerk weg om in zo’n tendensen een voorloper te zijn. Ik geloof daar ook wel in: jeugdwerk dat breed in de samenleving verankerd zit. Tom • En de diversiteit van de sector maakt ons juist sterk. We moeten niet op zoek gaan naar ‘de’ identiteit van het jeugdwerk. Elke organisatie mag een andere visie op haar maatschappelijke rol hebben. Als je maar genoeg nadenkt over de vraag: ‘Waarom doen we wat we doen?’ Griet • De vraag moet vooral zijn: ‘Wat heeft de samenleving nodig? Waarmee helpen wij de samenleving vooruit?’ Toon hoeveel en welke gezichten het jeugdwerk heeft, en ga na waar jullie gemeenschappelijke inspiratie zit en wat jullie samen kunnen doen. De grond is er rijp voor! ×
De oorsprong van AI David Cooperrider, algemeen beschouwd als (een van) de creatieve geesten achter en grondleggers van Appreciative Inquiry, zette AI al midden de jaren 80 op de kaart. Hij deed toen onderzoek in een ziekenhuis in Cleveland en experimenteerde met een action research-aanpak. Een deel van het onderzoek zocht naar wat er allemaal fout liep, naar problemen en oorzaken ervan. Een ander deel onderzocht de factoren die bijdroegen aan de effectiviteit en het succes. Dit tweede luik leverde merkelijk betere resultaten op. Cooperrider en zijn promotor, dr. Srivastava, verklaarden dit door een samenloop van positieve effecten door de focus op succes, een nieuw inzicht in organisatieonderzoek en -verandering.
Inspirerende bronnen • • • •
www.appreciative-inquiry.nl www.ailerendnetwerk.be www.dewerf.org Bouwen, G., Leiden naar talent en bezieling, Lannoo Campus, 2010, 176 p. • Bouwen, G., Meeus, M., Vuur werkt. Met talent toekomst maken. Lannoo Campus, 2011. • Coopperrider, D., Witney, D., Stavros, J. & fry, R., Appreciative Inquiry Handbook, Brunswick Crown Custo Publishers, 2005, 430 p. • Masselink, R., van den Nieuwenhof, R., de Jong, J., van Iren, A, Waarderend Organiseren, Appreciative Inquiry: co-creatie van duurzame verandering, Gelling Publishing, 2008, 276 p.
1 9 I K R AX +
K R AX + I 1 8
Waar en wanneer toepassen?
samenwerkingsverband De Werf willen we, geïnspireerd door het principe van Business as an Agent of World Benefit, het bedrijfsleven inspireren omtrent hun maatschappelijke verantwoordelijkheid.
+ orgaisatieontwikkeling +
© Chirojeugd Vlaanderen
“Je moet AI niet altijd groots zien. Begin gewoon met kleine waardevolle stappen in de relationele contacten van alledag.”
lijke bezieling nadenkt, dan maak je makkelijker verbinding met je krachten en talenten. Professor arbeids- en organisatiepsychologie René Bouwen heeft me toen AI aangeraden als een soort tegengas voor het competentiedenken. Zo is de bal aan het rollen gegaan en heb ik de boeken Leiden naar talent en bezieling en Vuur werkt geschreven. Tom Willox (Formaat) • In 2007 volgde ik een opleiding bij de Interactie-Academie, een centrum dat vooral communicatietheorie en systeemdenken als uitgangspunt neemt. We hebben daar drie dagen vanuit AI gewerkt. Ik vond het interessant om te zien hoe je de complexiteit van relaties kunt doorgronden aan de hand van AI.
SAMEN EEN RUIMTE DELEN Joke Laukens
+ rui
+ ruimte +
m
Situatie in Vlaanderen Vlaanderen is een slechte leerling in efficiënt ruimtegebruik. We kampen met een gebrekkige ruimtelijke ordening. Er is veel lintbebouwing en verkavelingen liggen als confetti uitgestrooid over het platteland. Het fijnmazige wegennet versnippert de natuur- en landbouwgebieden… Nederland heeft met dezelfde bevolkingsdichtheid dubbel zoveel open ruimte. In onze directe leefomgeving is het al niet beter gesteld. Een gewone gezinswoning is gemiddeld 40% groter dan in het buitenland. Bedrijfsparkings staan buiten de werkuren leeg, net als sporthallen, speelplaatsen en feestzalen van scholen. Her en der zijn er nog leegstaande kantoorgebouwen of braakliggende terreinen.
Gemeenschappelijk ruimtegebruik lijkt steeds meer beleidsmakers op lokaal, provinciaal en Vlaams niveau te overtuigen. In het Groenboek van het nieuwe Beleidsplan Ruimte is een van de sleutelkwesties ‘Meer doen met minder ruimte’. Jeugdverenigingen worden verzocht om hun jeugdlokalen, die ze toch ‘maar een half dagje per week’ gebruiken, in tussentijd open te stellen voor andere gebruikers. De sport- en jeugdsector vraagt aan scholen om hun speelplaatsen, feestzalen en sporthallen ‘s avonds en in het weekend toegankelijk te maken voor de buurt. Kerken zijn gedroomde settings voor concerten of tentoonstellingen. Bedrijven moeten na de werkuren toelaten dat buurtbewoners hun parkings gebruiken. En van landbouwers verwachten we dat hun kleine landweggetjes weer openstaan voor voetgangers en fietsers.
Ruimte delen is niet altijd evident. Als de feestzaal van de school op maandagochtend nog stinkt naar bier, als pas gezaaide akkers worden betreden, als jongeren moeten voetballen tussen de zitbanken van keuvelende oudjes, als twee jeugdverenigingen op zondag een te klein grasveldje moeten delen… dan slinkt het draagvlak voor meer gemeenschappelijk ruimtegebruik snel. De goesting verdwijnt en de onverdraagzaamheid tussen de gebruikers neemt toe. Toch is gemeenschappelijk ruimtegebruik best mogelijk! Wie ervoor kiest, moet evenwel haalbare en realistische doelstellingen hebben. Een aantal minimumvoorwaarden is noodzakelijk. En denk ook aan voldoende flankerende en compenserende maatregelen.
Hoe pak je het aan? Ruimte delen kan je op diverse manieren. We nemen twee strategieën onder de loep en evalueren hun nut binnen de jeugdsector.
Mengen waar het kan Een gekend principe in de Ruimtelijke Planning is ‘Functiemenging waar het kan, functiescheiding waar het moet’. Stedenbouwkundigen zijn altijd al bewust bezig met het scheiden of mengen van functies. Past een fabriek in een woonwijk? Hoort een vakantiepark naast een natuurgebied? Past een feestzaal in de dorpskern? Door functies te mengen, kunnen zaken gemeenschappelijk worden benut: parking, wegen en nutsvoorzieningen. Ook verplaatsingen blijven beperkt: jongeren bereiken de nabijgelegen fuifzaal te voet of per fiets, werkende mensen hoeven niet dagelijks te pendelen. Maar er kunnen ook problemen ontstaan: geluidsoverlast, verkeersdrukte enzovoort. Dit principe geldt net zo goed in de wereld van kinderen, jongeren en jeugdverenigingen. In een zaal waar op zaterdagavond wordt gefuifd, kunnen op zondagochtend geen kindjes spelen. En als de kinderen van de naschoolse opvang op woensdagnamiddag de speelplaats gebruiken, kunnen de buurtjongens daar niet komen voetballen. Sommige functies zijn
gewoon niet combineerbaar. Maar heel vaak kan het wél. Het jeugdatelier en de chiro kunnen perfect op dezelfde terreinen zitten en samen sanitair en buitenspeelruimte delen, als hun werking op een andere moment doorgaat. De scoutsgroep kan zijn eigen lokalen toegewezen krijgen in een schoolgebouw, maar de speelplaats en het sanitair gebruiken op zondag, en de wafelenbak laten doorgaan in de feestzaal. Functies die elkaar niet storen kunnen mekaar zelfs versterken. Als ze op een andere moment plaatsvinden, zijn ze dus perfect te mengen. Afhankelijk van de benodigde oppervlakte voor een activiteit en de omvang van eventuele overlast moet je dus functiescheiding of functiemenging overwegen. Mengen draagt sowieso bij tot een efficiënter ruimtegebruik. Maar als functies elkaar storen, is scheiding aangewezen.
Hoofdgebruiker en medegebruiker Een tweede strategie is ‘recreatief medegebruik’ en het principe van de hoofd- en nevenfuncties. In de Ruimtelijke Planning worden deze concepten vaak toegepast in functie van landbouw, natuur en toerisme. Een voorbeeld: op een ruimtelijk uitvoeringsplan1 wordt een heel gebied als landbouwgebied ingekleurd. Dit wil zeggen dat landbouw de hoofdfunctie voor het gebied is. Hier wordt landbouw maximaal mogelijk gemaakt. Echter: zolang de landbouw niet verstoord wordt, kan het gebied ook worden gebruikt voor recreatie. Denk maar aan fiets- en wandelpaden, een boerderijtje als B&B, een weide waarop jeugdbewegingen ‘s zomers kamperen… Zolang deze ‘nevenfuncties’ (recreatie) de ‘hoofdfunctie’ (landbouw) niet belemmeren of schaden, kunnen ze gerust mee gebruikmaken van de beschikbare ruimte. Een interessante strategie voor het jeugdwerk! Ter illustratie: de jeugdlokalen en terreinen van een KLJ-werking worden elk weekend intensief gebruikt, maar liggen er tijdens schoolvakanties verlaten bij. De plaatselijke speelpleinwerking kan in > 1 Een bestemmingskaart waarop bepaald wordt welke functie op welke gronden mag worden ingevuld.
21 I K R AX +
K R AX + I 2 0
Steeds groter draagvlak
Realistische kijk
+ ruimte +
SLIM EN EFFICIËNT
te +
Vlaanderen is gebaat met een efficiënter ruimtegebruik. De beschikbare ruimte is schaars en de financiële middelen zijn beperkt. En toch hebben heel veel mensen behoefte aan een plek om te doen wat ze graag doen. Samen één of meerdere ruimten delen met enkele groepen of organisaties komt daar slim aan tegemoet!
Voorwaarden en compensatie Om functies te kunnen mengen, is het noodzakelijk om de minimumvoorwaarden van de verschillende gebruikers te kennen. Als door een doorgedreven functiemenging en intensiever ruimtegebruik een aantal van die voorwaarden niet kan worden ingelost, dringen compenserende maatregelen zich op. Alleen zo kan samengebruik slagen. We nemen het voorbeeld van een school die zich wil omvormen tot een Brede School2. Jeugdverenigingen stellen als voorwaarde dat ze een eigen nest willen dat ze vrij mogen inrichten en waar ze op elk moment in kunnen. Het schoolbestuur eist dan weer propere klaslokaaltjes en wil een deel van haar gebouwen kunnen afsluiten. Voor de opvoedingsondersteuners moet hun laagdrempelige dienst een deur aan de straatkant hebben. Het is duidelijk dat elke partner zijn eigen voorwaarden stelt. Kan de school die niet inlossen, dan moet er worden gedacht aan compenserende maatregelen. Investeringen zijn nodig: een toegangs- en sleutelsysteem, een deur in de voorgevel…
Delen loont De voordelen van gemeenschappelijk ruimtegebruik zijn talrijk: samengebruik is duurzamer, zuiniger qua ruimte en kostprijs, het vergroot de sociale controle en biedt kansen tot netwerking en samenwerking. Als je ervoor zorgt dat het voor alle partijen een win-winsituatie oplevert, loont samengebruik voor iedereen. ×
Lees ook het volgende artikel met concrete voorbeelden uit de praktijk.
Interessante bronnen • Onderzoek Century21, november 2011 • Vlaanderen in de knoop. Een uitweg uit de ruimtelijke wanorde, Erik Grietens, 2009 • Jeugdbewegingen in Vlaanderen. Een onderzoek bij groepen, leiding en leden, Universiteit Gent, vakgroep Sociologie en vakgroep Sociale Agogiek • Groenboek. Vlaanderen in 2050: mensenmaat in een metropool? Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed, 2012 • Abbring, S., D.J.M. van der Voordt en C. Gerritse (2003), Realistische kijk op brede scholen voorkomt teleurstellingen. In: Schoolbestuur (23) nr. 5, mei 2003, 38-41
5 X GEMEENSCHAPPELIJK RUIMTEGEBRUIK MET JONGEREN Joke Laukens
23 I K R AX +
K R AX + I 2 2
2 In een Brede School vinden, naast de concrete onderwijstaak, ook heel wat andere functies een plek: huistaakbegeleiding, jeugdbeweging, kinderopvang, opvoedingsondersteuning…
te +
+ rui
+ ruimte +
die periodes gebruik maken van de site, met uitzondering van een paar lokaaltjes die exclusief van de KLJ blijven. De KLJ-groep is hier duidelijk de hoofdgebruiker. De speelpleinwerking is medegebruiker, zij schaadt of belemmert de KLJ-werking niet.
m
+ ruimte +
In een zaal waar op zaterdagavond wordt gefuifd, kunnen op zondagochtend geen kindjes spelen.
Elke jeugdvereniging heeft een eigen stek nodig om maximaal te kunnen groeien en bloeien. Zonder een eigen jeugdlokaal dreigen het enthousiasme en de motivatie van de jonge vrijwilligers ondermijnd te worden. Dit kan nefast zijn voor het voortbestaan van de jeugdvereniging.1 Maar ook niet-georganiseerde jongeren, buurtof schoolkinderen bijvoorbeeld, hebben nood aan een plek om zich uit te leven. Kunnen zij samen ruimte delen? Vijf cases uit de praktijk.
Eigen nest en/of samengebruik? Jeugdverenigingen dromen van lokalen die ze exclusief en op elk moment kunnen gebruiken. Het inrichten, onderhouden en beheren van eigen jeugdlokalen is een uitstekend pedagogisch werkmiddel om verantwoordelijkheid te leren opnemen en om creativiteit los te weken. Een eigen lokaal maakt het mogelijk om er een eigen nest in te creëren waar kinderen en jongeren zich thuis voelen tussen leeftijdsgenoten. Maar dit principe van het ‘eigen nest’ staat niet haaks op de polyvalentie van ruimte. Integendeel. Jongeren van binnen het jeugdwerk en jongeren van erbuiten kunnen zeker ook samen ruimte in gebruik nemen. Een lokaal van een jeugdbeweging kan worden verhuurd als jeugdverblijf of in de vakantie ter beschikking worden gesteld van het speelplein. Een jeugdhuis kan haar ontmoetingsruimte dan weer verhuren als fuifzaal. Een jeugdvereniging deelt haar buiten(speel)ruimte met een kinderdagverblijf. En een school stelt haar speelplaats, sanitair en sporthal open voor een jeugdvereniging.
nodig. Zo kunnen conflicten worden vermeden. Neem een aantal belangrijke punten in acht en samengebruik loont voor alle partijen (zie artikel op pagina 20).
Drie exclusieve ruimten Bij voorkeur is een jeugdvereniging hoofdgebruiker van (een deel van) de jeugdlokalen en zijn deze aangepast aan de noden van de jeugdvereniging qua grootte, toegankelijkheid, gebruik van materialen... Onafhankelijk van het ledenaantal van de jeugdvereniging of het soort jeugdwerk, heeft elke jeugdvereniging nood aan drie ruimten die ze permanent in exclusief gebruik ter beschikking heeft: een opslagruimte, een ruimte waar leiding/ bestuur kan samenkomen en een ruimte voor activiteiten. Dit is het minimum. En het is een meerwaarde om voor elke leeftijdsgroep een aparte binnenruimte te voorzien.
Voorwaarden voor geslaagd samengebruik De verschillende gebruikers moeten gelijkwaardige partners zijn, die samen duidelijke afspraken maken en samen beheerstaken opnemen. De verschillende gebruikers moeten complementair zijn qua: • doelgroep (kinderen-tieners, meisjes-jongens, allochtoonautochtoon…), • soort aanbod (jeugdhuis-jeugdbeweging, school-jeugdwerk, speelplein-jeugdbeweging), • gebruiksmoment (weekend-week, zaterdag-zondag, avond-overdag). Respect voor de verschillende ‘nestgeur’ en eigenheid van de gebruikers is noodzakelijk. Jeugdbe-
Vier werkingen, één terrein 4 VASTE GEBRUIKERS
Type
Doelgroep
wegingen hebben nood aan een plek waar ze rommel, spel- of knutselmateriaal laten liggen. In sommige ruimten van scholen of kinderopvanginitiatieven zijn hygiëne en orde erg belangrijk. Men kan best enkel de ruimten openstellen die tegen een stootje kunnen. De meest geschikte ruimten voor jeugdverenigingen om te delen zijn sanitair, keuken, grotere polyvalente ruimten en buitenspeelruimte. De architectuur moet ook geschikt en aangepast zijn voor gemeenschappelijk gebruik. Bouwmaterialen moeten robuust, duurzaam en gemakkelijk te onderhouden zijn. Regelgeving, aansprakelijkheid, toezicht, vandalisme, verzekering, sleutel- en toegangsbeheer… kunnen gedeeld ruimtegebruik in de weg staan. Om het delen van ruimte mogelijk en aanvaardbaar te maken, moeten juridische of praktische bezwaren weggewerkt worden en stimulerende en compenserende maatregelen getroffen worden.
Jongens Chiro
Meisjes Chiro
KLJ
Plus 13
jeugdbeweging
jeugdbeweging
jeugdbeweging
plusserswerking
jongens 6-18 j + leiding
meisjes 6-18 j + leiding
jongens en meisjes 6-18 j
jongens en meisjes 13-18 j
Moment van gebruik
zondagmiddag
zondagmiddag
zaterdag of zondag afwisselend
meestal vrijdag- of zaterdagavond
Exclusief gebruik
3 eigen ruimten
3 eigen ruimten
3 eigen ruimten
3 eigen ruimten
Samengebruik
Sanitair, keuken, een grotere zaal en de buitenruimte.
Gelijkwaardige partners
Er is een raad met vertegenwoordigers van elke jeugdvereniging + de conciërge. Deze raad beslist alles in verband met de gebouwen.
Afspraken
De conciërge woont op het domein en houdt alles wat in de gaten. De conciërge maakt regelmatig de zaal en keuken schoon. Als je de keuken niet proper hebt achtergelaten, kan de raad beslissen dat je er een jaar lang geen gebruik van mag maken.
Voordelen
Goed contact tussen de jeugdverenigingen en met de conciërge.
Nadelen
Er wordt soms niet of slecht opgeruimd. Materiaal wordt beschadigd of verdwijnt.
Sportnetwerk Gent-Noord + buurtorganisaties
Bedrijf Milliken
Type
sportschuur voor de buurt
parking
Doelgroep
buurtbewoners en -organisaties, jongeren, scholen
werknemers
Moment van gebruik
weekend
weekdagen
Exclusief gebruik
Cafetaria, materiaalkooi en twee ruimten die dienen als fietsruimte en fitnessruimte
geen
Samengebruik
De grote zaal, de eigenlijke sportschuur.
Afspraken
Geen schriftelijke overeenkomst, wel afspraken en tweemaandelijkse vergadering. Vrijwilliger verantwoordelijk voor de ruimte en het ter beschikking gestelde materieel. Milliken zetelt in de Raad van Bestuur van de Buurtdienst Gent Noord.
Voordelen
Kosten van herstelling, energie en verzekeringen worden gedragen door Milliken. Er is een conciërge van het bedrijf. Beide partners zijn blij met de prima samenwerking. De lokale gemeenschap waardeert de goede samenwerking met de buurt. Sociale integratie van Milliken met de buurt.
Nadelen
Groot materiaal moet op zondagavond weg. Sporten op weekavonden is niet mogelijk. Geen sportvloer mogelijk. Soms laten auto’s olievlekken achter.
Gezellig, maar soms te
druk
4 VASTE GEBRUIKERS
Doelgroep
jeugdbeweging jongeren met een handicap
Scouts en Gidsen OLV
met de Glimlach
jeugdbeweging jongeren 6-18 j + leiding
Moment van gebruik
zondag
zaterdagmiddag
Exclusief gebruik
2 lokalen
4 lokalen + materiaallo
Samengebruik Gelijkwaardige partners Afspraken Voordelen
Nadelen
kaal
ken. De koer en de wc-blok Een oude kapel. Stuurgroep waarin alle
groepsleiding van elke
Jin de Rots
VKSJ
jeugdbeweging
jeugdbeweging
jongeren 17-18 j
jongeren 6-18 j + leiding
zaterdagmiddag
zaterdagmiddag
1 lokaal
3 lokalen
gebouwen. n te maken omtrent de
groep zit om afsprake
en te zetten. kuisen en het vuilnis buit Beurtrol om de wc’s te noodzakelijk. zijn tels sleu over n Duidelijke afsprake houden van de lokalen. rgroep omtrent proper Campagne vanuit de stuu . pen k over vier groe Beurtrol verdeelt het wer pen. rouwen tussen de groe Grote solidariteit en vert n. worden samen gedrage Kosten voor het gebouw één locatie. op te ruim ig wein te Teveel groepen en Bouwvallige lokalen. drie groepen tegelijk. heel druk worden met ten. Op zaterdag kan het snel gemeenschappelijke ruim de van en laten daar ook aak onm scho is de komen ze vaak op de koer Het grootste probleem tudenten. In de zomer kots voor ng inga de De hoofdingang is ook vuil achter.
25 I K R AX +
Bedrijfsparking en fitnessruimte in één
Indoor bedrijfsparking als sportschuur 2 VASTE GEBRUIKERS
Type
Om meer gedeeld ruimtegebruik in functie van kinderen, jongeren en jeugdverenigingen te bekomen, zijn haalbare en realistische doelstellingen
K R AX + I 2 4
De jeugdvereniging: • is hoofdgebruiker en beheerder van de lokalen, • heeft op eender welke moment toegang tot de lokalen, • is niet afhankelijk van conciërge, sleuteldrager, openingsuren, • maakt als enige gebruik van het lokaal, tenzij ze zelf kiest het te verhuren of open te stellen, • kan allerlei materiaal een tijdje laten liggen en moet alleen opruimen voor zichzelf.
De volgende vijf cases getuigen van een grote wil om ruimte efficiënter te gebruiken. Maar een plek delen is niet evident. In de ene case werkt het al beter dan in de andere.
Sjim Akabe
Realiteitszin en respect
1 Jeugdbewegingen in Vlaanderen. Een onderzoek bij groepen, leiding en leden. Universiteit Gent, vakgroep Sociologie en vakgroep Sociale Agogiek, 2010
Wat betekent exclusief gebruik?
+ ruimte +
+ ruimte +
Vijf praktijkvoorbeelden
+ ruimte +
3 VASTE GEBRUIKERS Basi Bomoko
OCCASIONELE GEBRUIKERS
JNM Gent
Jeugdatelier Krejo
jeugdatelier
Type
allochtone zelforganisatie
jeugdbeweging
Doelgroep
allochtone jongeren
jongeren 7-18 j
kinderen 6-16 j
verschillende momenten in het weekend
tweewekelijks op zaterdagochtend
1 lokaaltje
1 lokaaltje
Moment van gebruik
Bylandt, Yieha, Jeugd.Ledeberg, IVV St. Vincentius, Trac, De 3 torens, Timo Clubs
allerlei
Exclusief gebruik
1 lokaaltje
Samengebruik
Drie grote zalen worden gedeeld, de groots te is ook een fuifzaal. Keuken en sanitair. Veel buitenruimte.
Gelijkwaardige partners
De vaste gebruikers zijn gelijkwaardig . Ze hebben voorrang op de occasionele gebruikers. Het JOC heeft een beheerder in loondie nst. Er is een raad met vertegenwoordigers van elke jeugdvereniging + de conciërge die beslissingen neemt in functie van gebouwen. de
Afspraken
Nadelen
te +
+ rui
m
+ ruimte +
Vaste en occasionele gebruikers
geen
KAMPVUREN EN REGELGEVING
Er is één verantwoordelijke voor de reserv aties. Goede afspraken omtrent het proper achterlaten van lokalen. De beheerder doet samen met vrijwill igers controlerondes. Meestal hebben Krejo en JNM op versch illende momenten activiteiten. Vallen die toch eens samen, dan loop je in elkaar weg. s Deuren vergeten afsluiten. Regelmatig problemen met de sleutels. Geen grote ruimte voor jezelf. JNM heeft 300 leden. Vooral in de winter , of als er 80 leden tegelijk zijn, is één lokaaltje te weinig. Daarom gaat JNM lokalen bouwen, samen met Natuurpunt. eigen Ook hier zal gedeeld gebruik zijn, maar ook eigen exclusieve ruimten. Meer dan 10 fuiven per jaar zou moeili jkheden opleveren.
SPELEN MET VUUR Katrijn Gijsel, Toon Luypaert
ng
Moeilijke afstemmi
RS
3 VASTE GEBRUIKE DER JEUGDHUIS POSKU Type Doelgroep Moment van activiteit Exclusief gebruik Samengebruik Gelijkwaardige partners Afspraken Voordelen
afkomst jongeren van Turkse
jeugdhuis buurtjongeren 14-28
jeugdbeweging buurtjongeren 6-18
j avond
bijna elke weekavond
’S
FOS DE FLAMINGO
woensdag- en vrijdag
j + leiding
zaterdag al
3 lokalen + leidersloka ok, bar ltimedialokaal, secretariaat, drankh computerlokaal, mu bar gen. Polyvalente zaal + gan Koer/speelplaats. Sanitair. ters… warmingsketel, me Onderhoudshok: ver vertegenwoordigd. , is elke vereniging overkoepelende vzw de ost, t-O Gen In het JOC
el. roken verdeelsleut van de zaal. n volgens een afgesp beheert de agenda Het JOC Gent-Oost er de drie vereniginge ond n ure fact de verdeelt Het JOC Gent-Oost zijn. ers geen plaats zou viteiten waarvoor and Extra ruimte voor acti uik). Financieel (nutsverbr s wat stroef. het JOC verlopen som urig ingevuld. maar soms De vergaderingen van r iedereen nauwke it mag plaatsvinden, nder wordt niet doo kale e en een ‘luide’ activite isch tron elek De hts om de twee wek slec er dat en rok esp Met de buren is afg aanspreken. et eigen subsidies standen rond. d: elke vereniging mo ontstaan hier misver voor zaalonderhou es sidi sub e end Geen bijkom erverhuur. sanitair en de koer. Discussie over ond oud van de zaal, het t verbruik. oonmaak en onderh leutel in verband me sch d eels ron izen (met jongeren verd r ken ove pra ies Afs uss rdag) en de jeugdhu /rekening leidt tot disc n die spelen op zate ere kind t (me Geen aparte meters ing weg t eigenheid jeugdbe ld enzovoort. Spanningen omtren te vragen. terblijft op het speelve geleend zonder het ervoor). Glas dat ach staat terug, of wordt die uitgaan de avond hte slec in t kom eleend, uitg dt wor dat al Materia t een voordeel. Weinig overleg. jeugdhuizen niet ech enhokken met twee De scouts vindt sam
Meer weten? De uitgebreide en vernieuwde ‘visienota jeugdlokalen’ van de werkgroep Jeugdlokalen1 vind je op www. jeugdlokalen.be. De site bevat ook extra voorbeeldcases en uitgebreidere fiches, met contactgegevens en kritische beschouwingen. × Een samenwerkingsverband van Chirojeugd Vlaanderen, Vlaamse Jeugdraad, KSJ-KSAVKSJ, KLJ, VGC Jeugddienst, VVJ, Scouts en Gidsen Vlaanderen en FOS Open Scouting, ondersteund door Steunpunt Jeugd.
1
Een beetje tondel1, wat droge takjes… je trekt de lucifer in gang en steekt de tondel aan. De eerste vlammen doen de takken vuur vatten, tijd om er wat groter hout op te leggen. Niet te veel, zachtjes blazen… en we zijn vertrokken! Heerlijk toch, zo’n vuurtje maken op kamp, op weekend, of gewoon met wat vrienden in de tuin. Hoe simpel het is om een vuur aan te maken, des te moeilijker is de regelgeving die er rond bestaat.
Overregulering België telt maar liefst vijf wetten die (kamp)vuren regelen. Een federale wet, een Waals decreet, een Brusselse ordonnantie en twee Vlaamse decreten. Daarnaast hebben veel gemeenten eigen bepalingen opgenomen in hun politiereglement. Dat er regels zijn rond vuur maken is absoluut niet abnormaal, maar dat er zoveel reglementering rond bestaat is dat wel. Het gevolg laat zich raden: de ene regel durft de andere al eens tegenspreken. Bovendien zijn sommige gemeentelijke bepalingen onhaalbaar tot zelfs lachwekkend. Algemeen geldt in België een verbod op vuur maken op minder dan 100 meter van bossen, heide, huizen… Deze regel, beter gekend als de ‘100-meter-regel’, dateert van Tondel is de benaming voor een licht ontvlambaar materiaal, wat dient voor het maken van vuur. Bijvoorbeeld gedroogd gras, papier, berkenschors…
1
7 oktober 1886 en staat in het Veldwetboek. Echter, in of nabij bossen en natuurreservaten maken het Bosdecreet en Natuurdecreet (Vlaanderen) en de Code Forestier (Wallonië) uitzonderingen mogelijk. Voor een kampvuur in of nabij een Vlaams bos of natuurgebied moet je dan wel een machtiging aanvragen bij het Agentschap voor Natuur en Bos (ANB), 35 dagen op voorhand. Het Vlaams Natuurdecreet (1997) regelt dan weer de vaste kampvuurkringen in natuurgebieden.
Angst voor overlast Regelgeving komt niet uit de lucht gevallen. Maar als het gaat over het stoken van een vuurtje, dan lijkt het wel of overheden een grote schrik hebben opgedaan… zonder echte aanleiding. Het ANB heeft geen weet van een heidebrand, bosbrand of natuurbrand als gevolg van een kampvuur. Jeugdbewegingen maken er namelijk een punt van om hun leden al op jonge leeftijd te leren vuur maken, op een veilige en verantwoorde manier. De leiding houdt ook altijd toezicht. Kampvuurtjes worden voornamelijk overgereguleerd door lokale overheden. Het vuur op zich is vaak niet de hoofdreden voor strenge regels, maar wel wat er zich rond dat vuurtje afspeelt. Men klaagt van overlast en hoopt die in te dijken met maatregelen zoals een einduur voor het kampvuur, een wekelijkse of maandelijkse limiet op het aantal, verbod van alcohol en muziek… Vreemd genoeg lijken deze gemeenten geen probleem te hebben met de jaarlijkse kerstboomverbranding, het oudejaarsvuurwerk en de vuurkorven op hun kerstmarkt. >
27 I K R AX +
K R AX + I 2 6
Nadelen
jeugdhuis
BAN JEUGDHUIS ACHTER
+ ruimte +
ing en rm ing en
rm +
Om te beginnen zou Vlaanderen de ‘25-meter-regel’ moeten overnemen. De huidige ‘100-meter-regel’ wordt al te vaak gebruikt als drogreden om kampvuren botweg te verbieden, op plaatsen waar hier vuurtechnisch gezien weinig argumen-
ucatie
+v o
Aanbevelingen voor Vlaamse regelgeving
ed
vo
In de meeste Europese landen gaat men op een realistische manier om met vuur maken. In Scandinavië mag je op de meeste plekken vrij een vuurtje maken; in natuurgebieden zijn er voldoende kampvuurplaatsen ingericht, vaak voorzien van een houtvoorraad. In Oostenrijk, Duitsland en Zwitserland is vrij vuur maken verboden, maar in natuurgebieden vind je genoeg kampvuurkringen. In Wallonië is sinds 2008 het Waals bosdecreet (Code Forestier) van kracht. Daarin wordt het artikel van de ‘100-meter-regel’ overgenomen, maar in een aangepaste vorm. In Wallonië mag er vuur worden gemaakt op 25 meter van bossen en wouden. Veel haalbaarder! De gemeente Waasmunster heeft samen met Natuurpunt en Regionaal Landschap Schelde-Durme een kampvuurkring ingericht vlakbij het speelbos en natuurgebied De Vaag. Deze was oorspronkelijk voorbehouden voor het jeugdwerk, maar wegens de brede interesse werd de vuurkring (voor een proefperiode) opengesteld voor iedereen. Waasmunster stelt hiermee een vrij uniek voorbeeld in Vlaanderen. In plaats van met grote verbodsbepalingen te werken en overtreders te bestraffen, paste men het reglement aan zodat iedereen er vrij een vuurtje mag stoken. Zonder iets aan te vragen of te melden. In het nabijgelegen bos mag je zelfs hout sprokkelen. Het reglement is bondig en gebruiksvriendelijk.
ucatie +
Een realistischer aanpak
ed
+
De brandweerposten (op het kampterrein) moeten voorzien zijn van de vermelding ‘Brandweermateriaal’ in letters van ten minste 8 cm hoog in rode kleur op een witte achtergrond. Aanwijzingsborden met de vermelding ‘Brandweerpost’ van dezelfde grootte en kleur als in het voorgaande bepaald, dienen op verschillende plaatsen van het terrein aangebracht te worden om de kortste weg naar deze brandweerposten aan te duiden. Uit het politiereglement van Maaseik
ten tegen zijn. Bovendien is de algemene regel dan overal in België dezelfde. De taskforce Jeugdverblijven2 buigt zich onder andere over de problematiek rond kampvuren. Tijdens deze vergaderingen zegden vertegenwoordigers van de Vlaamse regering en parlementsleden al hun steun toe om de Vlaamse en federale regelgeving rond kampvuren aan te passen, meer op maat van de jeugdsector. Tijdens een parlementaire commissie3 heeft minister van Toerisme Geert Bourgeois eveneens te kennen gegeven dat de 100-meterregel best wordt aangepast. We roepen de Vlaamse regering en vooral de minister van Natuur, Joke Schauvliege, dan ook op om hier werk van te maken.
+ vorming en educatie +
Regulitis
Absurd! - Eén kampvuur per groepering. Kampvuren voor afzonderlijke afdelingen die op hetzelfde ogenblik in Heuvelland verblijven, worden niet toegestaan. - Alcohol verboden. - Eén kampvuur per week, wie eerst aanvraagt krijgt eerst toestemming. - Verboden om na 22u lawaai te maken, te zingen of te roepen, op zodanige manier dat de nachtrust van de bewoners kan worden verstoord. Uit het kampenreglement van Heuvelland Naar aanleiding van het project ‘Spelen en ravotten in Limburgs groen’ werken Steunpunt Jeugd, het ANB, BOS+ en Kind & Samenleving samen aan een visie op spelen in bossen en natuurreservaten. Een praktisch bruikbare kijk op spelen, die door alle boswachters en andere medewerkers van het ANB zal worden gehanteerd (vanaf eind 2012). In deze visie komen ook kampvuren aan bod. Samengevat zullen in de toekomst permanente vuurkringen gemachtigd worden. Dit is vooral handig op kampplaatsen die constant in gebruik zijn door diverse groepen. Gedaan ook met het logge systeem om machtigingen aan te vragen. Wie weet trouwens 35 dagen op voorhand dat hij dan daar een vuurtje zal willen maken?! Verder raden we de Vlaamse gemeenten aan om de aanpak van Waasmunster te volgen. Door zelf kampvuurkringen in te richten, houdt een gemeente zelf in de hand waar er vuur wordt gemaakt en waar niet. Want laat ons eerlijk zijn: vrije vuurtjes zullen toch altijd worden gemaakt, en dan gebeurt het maar beter op een goed gekozen plek, waar natuur en buurtbewoners er niet teveel last van ondervinden. ×
“BIJNA IEDEREEN GAAT VOORBIJ AAN ZIJN EIGEN TALENT” Daan Bauwens
Meer weten? • Checklist voor een veilig kampvuur: www.opkamp.be • De visie op spelen in bossen en natuurreservaten wordt voorgesteld op de studiedag georganiseerd door BOS+ en Natuurpunt, op 9 november 2012 in Brussel.
K R AX + I 2 8
Kampvuren worden vaak geassocieerd met overlast
niet voor niks ‘Mensen Doen Schitteren’, een onverholen pleidooi voor het ontdekken van talent. Maar wat wordt nu juist bedoeld met ‘talent’? En kan of moet de ‘talentbenadering’ ingang vinden in het jeugdwerk, waar vandaag heel wat te doen is rond competenties?
29 I K R AX +
2 De taskforce is opgericht door de Vlaamse regering in 2007 om de problemen rond jeugdverblijven aan te pakken. De taskforce bestaat uit vertegenwoordigers van de kabinetten van de Vlaamse regering en administraties (Jeugd, Natuur en Bos, Ruimtelijke Ordening, Toerisme en Landbouw), VVP, VVSG, VVJ, CJT en (vanaf 2010) Steunpunt Jeugd. 3 Commissie Toerisme, 20 maart 2012, handeling Vlaams parlement 2011-12, nr. C170 – BIN11.
Er is veel te doen om de ‘talentbenadering’. In de bedrijfswereld is men al enkele decennia verwoed op zoek naar talent, de belangrijkste factor in een innovatieve en competitieve economie. En ook het onderwijs lijkt voor de bijl te gaan. De eerste nota over de onderwijshervorming van Pascal Smet heet
Krax+ • Hoe slaag je er dan in talent te ontdekken? Luk • Je moet ontdekken welke activiteiten ervoor zorgen dat je energie krijgt. Hoe meer van dat soort activiteiten je doet, hoe meer veerkracht en weerbaarheid je krijgt in het omgaan met alle verwachtingen die aan je gesteld worden. Omgekeerd ook: als je veel doet of moet doen waar je niet goed in bent, verlies je energie.
© Daan Bauwens
“In talent schuilt een belangrijke paradox.” Luk Dewulf
Krax+ • Kan de talentbenadering ook nuttig zijn in het jeugdwerk? Luk • Het is belangrijk om een context te vinden die aansluit bij je talent. Dat is niet alles: bij jonge mensen komt het talent pas naar boven wanneer ze in een omgeving terechtkomen die beroep doet op dat talent. Iemand die zijn of haar hele leven in een beperkt aantal contexten leeft, zal veel minder talenten ontwikkelen dan iemand die in heel diverse contexten terechtkomt. Daarin ligt de sterkte van het jeugdwerk: vanaf hun kindertijd komen meisjes en jongens in heel diverse situaties terecht. Dankzij de verschuivende eisen van die situaties beginnen ze vroeger of later te beseffen waar ze goed in zijn. Je moet omgevingen tegenkomen die je prikkelen om iets te laten zien wat je nog nooit hebt laten zien. Krax+ • Het aanbieden van diverse contexten is dus voldoende om jongeren hun talenten te leren ontdekken? Luk • Nee. Het is ook nodig dat er in die verschillende contexten oog is voor talent. Een van mijn belangrijkste stellingen is dat talent een relationeel begrip is. Zoals ik al heb gezegd, gaat het om iets dat helemaal niet speciaal is, waar je aan voorbij gaat. Het komt er dus op aan dat anderen je op een bepaald moment zeggen: “Besef je wel dat je hier goed in bent?” Dat is het moment van de bewustwording. Maar dat betekent ook dat we onszelf enkele prangende vragen moeten stellen: doen we dat wel? Hebben wij de reflex of attitude om iets dat goed is ook als zodanig te benoemen? Heeft het
jeugdwerk zo’n cultuur? Ik gebruik vaak het voorbeeld van Stephan Vanfleteren (bekende Vlaamse fotograaf, nvdr). Stephan vertelde me ooit dat hij tijdens zijn schooltijd het gevoel had dat hij middelmatig en dom was. En hij was daarenboven dyslectisch. Op een bepaald moment kreeg hij op school de opdracht om een verhaal te schrijven over de dood. De week nadat hij zijn tekst had ingediend, kwam de leraar de klas binnen. Hij vertelde aan de groep: “Ik ga één verhaal voorlezen.” En dat was Stephans verhaal. Stephan was sprakeloos van verbazing, ontroerd. Het was de eerste keer in zijn leven dat iemand tegen hem zei dat hij ergens goed in was. En dat was voor hem de eigenlijke geboorte van zijn carrière. We moeten jonge mensen gunnen dat ze de juiste personen tegenkomen, liefst nog voor hun twintigste, die dat soort dingen zien en dat soort dingen zeggen. Dat helpt om talent naar buiten te doen komen. Krax+ • Laat ons de situatie dan eens omkeren: kan een omgeving talenten breken? Luk • Jawel, als je je niet gezien voelt in je talent. Als je merkt dat je iets goed kan maar je wordt daarvoor niet gewaardeerd. Je gaat je afvragen hoe dat komt. Je wordt onzeker en daardoor ga je dingen zeggen en doen die een beetje onhandig overkomen. Je begint te vechten om jezelf te kunnen zijn. Hoe meer je dat probeert, hoe meer je buiten de groep komt te staan. En voor je het weet word je niet langer betrokken bij wat er gaande is. Dat zorgt ervoor dat mensen zich verschrikkelijk eenzaam beginnen voelen. Wie veel zelfvertrouwen heeft, vecht terug. Maar als je onzeker bent, word je heel klein, dan stop je je steeds meer weg. En zo wordt talent gebroken. In het jeugdwerk hoef je daarvoor niet enkel op het niveau van de leden te kijken, ook bij de vrijwilligers en de vaste medewerkers kan het voorkomen. Krax+ • Je zegt: “Mensen met talent hebben afgezien.” Is dat niet een beetje in tegenspraak met wat je net vertelde? Luk • In ons leven gebeuren soms dingen die helemaal niet leuk zijn. Stel: je bent de oudste zoon van een gezin waarin de vader drinkt. Of er is nooit
“Het is belangrijk dat anderen je wijzen op je talent.” Luk Dewulf
geld thuis. Mensen die in zo’n situaties opgroeien, ontwikkelen een overlevingsstrategie, en in die overlevingscontext beginnen ze talenten in zichzelf te ontdekken waarvan ze niet wisten dat ze die hadden. En het wordt nog interessanter: de talenten die ze ontwikkelen staan natuurlijk in verband met de situatie waaruit ze zijn voortgekomen. Dat zie je heel duidelijk weerspiegeld in de engagementen die deze personen later opnemen. Mensen die zichzelf door het leven hebben moeten slaan, gaan zich vaak maatschappelijk inzetten om andere kansarmen te helpen. Dat noemt men diepgeworteld engagement. Krax+ • Je bent een van de ontwikkelaars van de talentbenadering. Je neemt initiatieven om de manier waarop we mensen behandelen in organisaties, onderwijs... diepgaand en op een radicaal positieve manier te veranderen. In hoeverre komt dit engagement voort uit wat je zelf hebt meegemaakt? Luk • Gedurende mijn hele jeugd was ik een bijzonder middelmatige student. Ik haalde zeer lage punten en was zelfs niet uitgenodigd op de plechtige proclamatie op het einde van het zesde middelbaar wegens mijn dramatische resultaten. Ik ben kinesitherapie beginnen studeren en was faliekant gebuisd, ook al had ik nachten lang geblokt. Toen dacht ik: nu is het afgelopen, ik kan geen kant meer uit. Ten einde raad ben ik naar een studieadviesbureau gestapt, en daar vertelde men mij: “Meneer, u bent een ezel. Volgens de resultaten >
“Hebben wij de reflex of attitude om iets dat goed is ook als zodanig te benoemen?”
31 I K R AX +
K R AX + I 3 0
Krax+ • Wat houdt de talentbenadering precies in? Luk • We leven in een maatschappij waarin voortdurend eisen aan ons worden gesteld. We worden beoordeeld, en daarbij wordt vooral geconcentreerd op wat we niet goed kunnen. Er wordt vooral gekeken naar onze tekorten en naar wat verbeterd moet worden. De talentbenadering hanteert het andere perspectief: hoe kun je hier en nu doen waar jij goed in bent? In deze benadering gaat het dus om de twee: hoe kunnen we voldoen
Krax+ • De bedrijfswereld heeft nog steeds de mond vol van competenties. Is het talentdenken een alternatief daarvoor? Luk • Niet helemaal. Een competentie beschrijft welk gedrag je in een bepaalde context moet kunnen vertonen, wat er van je verwacht wordt. Bijvoorbeeld: we verwachten van werknemers dat ze op een heldere manier een verhaal kunnen neerschrijven in een document. Een ‘competentie’ gaat dus over de formulering van een bepaald soort gedrag rond een functie. Het is met andere woorden gedrag dat je van iedereen verwacht, zonder onderscheid. Competenties kunnen wel of niet aansluiten bij talent. Het is niet omdat je in staat bent om iets uit te voeren dat het daarom ook een talent is. We moeten ons opnieuw dezelfde twee vragen stellen. Ten eerste: gaat het vanzelf? Ten tweede: geeft het mij voldoening? Als het antwoord is: “Ik doe het omdat ik het kan en het van me verwacht wordt, maar ik doe het niet graag”, dan gaat het om een competentie, zeker niet om een talent. Werknemers kunnen weliswaar goed scoren op tien competenties, maar dan nog moet een nieuwe vraag worden gesteld: welke
van die competenties zijn ook talenten? Pas als we dat weten, kunnen we de functie van de werknemer optimaal invullen.
© Daan Bauwens
+ vorming en educatie +
Krax+ • Wat is talent? Luk Dewulf • Iedereen wordt geboren met talent. Met talent bedoelen we: activiteiten die voor jezelf moeiteloos verlopen en die je energie en voldoening geven wanneer je ze uitvoert. Daarin schuilt een belangrijke paradox. Het gaat namelijk om dingen die voor jezelf helemaal niet spectaculair zijn. Heel eenvoudige activiteiten die vanzelf gaan. Net daarom denken de meeste mensen dat het niet over talent gaat. Ze zijn zich niet bewust van hun eigen talent.
aan de eisen die ons gesteld worden en hoe kunnen we dat maximaal doen aansluiten bij het talent dat we hebben? Maar nogmaals, dat talent is niet eenvoudig te vinden. De meeste mensen zoeken het niet in evidente zaken, terwijl het net daar is dat je het talent aantreft. Bijna iedereen kijkt om zich heen en ziet niets anders dan verblindende persoonlijkheden die alles kunnen, terwijl ze niet stilstaan bij hun eigen talent. Ze gaan eraan voorbij omdat het voor hen zo doodnormaal is.
+ vorming en educatie +
We spraken met Luk Dewulf, pedagoog en adviseur bij The Learning Company, een internationaal netwerk van experts dat de positieve boodschap van de talentbenadering over de hele wereld uitdraagt.
ing en
ed
ucatie
studenten Orthopedagogie Katho-Ipsoc
Krax+ • Werkt Kazou dan helemaal niet talentgericht? Anne • Talent of competentie… wij staan daar niet zo expliciet bij stil. Het is maar hoe je het benoemt. In de competentievisie van Kazou is er trouwens ook plaats voor de talenten van vrijwilligers. Iemand die uitblinkt in het schrijven van verhalen, spreken we bijvoorbeeld aan om het thema van een vakantie uit te werken. Een handige Harry komt van pas bij de opbouw en afbraak van vakantie-evenementen. Jongeren die echt een talent bezitten, zullen met plezier zo’n activiteit op zich nemen, want het vraagt van hen geen extra inspanning. Dat is de energie waarover Luk het heeft. Krax+ • Je sterktes ontdekken is niet altijd evident. Hoe pakt Kazou dat aan? Anne • Wij hebben daarvoor een specifieke methodiek. Onze vrijwilligers gaan met elkaar in dialoog om elkaars sterke punten en groeipunten te benoemen. Het vertrekpunt daarbij is een functiespecifiek competentieprofiel. Een vrijwilliger start met het overlopen van de competenties en vult deze aan met concrete voorbeelden van hoe hij/zij aan deze competentie heeft gewerkt. Bijvoorbeeld: bij de competentie ‘een activiteit voorbereiden’ kan iemand aangeven dat hij nog wat moet werken aan de concrete uitwerking van zijn spel, zodat de uitvoering vlotter kan verlopen. Daarna kleurt een vrijwilliger, aan de hand van het competentieprofiel, de competentieroos in. Een competentie waar je voor jezelf al denkt sterk in te zijn, kleur je (bijna) volledig in. Die waarin je nog moet groeien, geef je weinig kleur. We hebben hierbij ook expliciet gekozen om geen schaalverdeling weer te geven: een ‘5’ kan voor jou betekenen dat je nog maar halfweg bent, terwijl iemand anders een ‘5’ als zeer goed ervaart. Als laatste voorbereidende stap kruist een vrijwilliger drie tot vijf competenties aan waarover hij/zij verder in gesprek wil gaan. De ingekleurde roos vormt de basis voor het coachinggesprek. Door dialoog en reflectie worden onze vrijwilligers zich meer bewust van hun sterktes, wat hun talenten ook mogen zijn.
+ vorming en educatie +
roosmethodiek.pdf
10/1/12
2:04:15 PM
Meer info? Anne Pillen stond mee aan de wieg van competentietool Oscar. www.oscaronline.be
33 I K R AX +
K R AX + I 3 2
ERVARINGSLEREN VERTAALD NAAR EEN PRAKTISCH PARCOURS rm
Anne Pillen • Binnen Kazou hebben we bewust gekozen voor het competentiegericht werken. Wij geloven dat elke vrijwilliger kan groeien in een functie als hij of zij daarin gecoacht wordt met oog voor zijn of haar competenties. Voor de praktische uitvoering van onze visie hebben we competentieprofielen opgemaakt. Maar deze zijn zeker niet zo opgesteld dat jongeren die de lat niet halen meteen uit de boot vallen. Onze vrijwilligers werken tijdens hun engagement aan hun competenties, en iedereen kan steeds verder groeien.
LEREN DOOR DOEN
+v o
Kazou is een landelijk erkende jeugdorganisatie en de jeugddienst van de Christelijke Mutualiteit. Voor de coaching van haar medewerkers, meer bepaald de vrijwilligers die de organisatie mee dragen, werkt Kazou competentiegericht. Anne Pillen legt uit hoe zij dat rijmt met de talentbenadering en hoe je de sterktes in medewerkers concreet naar boven haalt.
+ vorming en educatie +
“TALENT OF COMPETENTIE… WHAT’S IN A NAME?”
+
van onze testen kan u eender welke universitaire richting aan. U moet het enkel willen.” Ik heb me ingeschreven voor pedagogie en was zonder problemen geslaagd voor het eerste jaar. Wat was er gebeurd? Gans mijn jeugd werd ik afgeschilderd als een zwakke student. Men had me eigenlijk aangeleerd dat ik niet slim was. En dat beeld werd altijd opnieuw bevestigd, zowel door mezelf als door de leerkrachten. Ik schreef erg graag verhandelingen maar kreeg altijd maar middelmatige scores. Waarom? Omdat ik niet gezien werd als een goede student. En ook omdat ik zelf niet genoeg moeite deed. Ik zou toch maar slechte punten krijgen en bovendien voelde niemand zich geroepen om me te coachen. Dat negatieve zelfbeeld werd weggevaagd door de raad van het studieadviesbureau. En nu schrijf ik boeken over de talentbenadering. Ja, dat zegt heel veel over mijn persoonlijk engagement, en dat engagement is inderdaad ontstaan in een moeilijke periode. ×
Ervaringsgericht leren is gebaseerd op de veronderstelling dat kennis begint bij de persoonlijke relatie tot het onderwerp, en dat eigen reacties, observaties en inzichten belangrijker zijn dan de mening van derden. Het voordeel van ervaringsgericht leren is het verschaffen van een gevoel ‘eigenaar’ te zijn van het geleerde. Het ultieme resultaat is dat de deelnemers de verantwoordelijkheid voor hun eigen leren en gedrag aanvaarden. De methodiek van ervaringsleren bestaat erin om via uitdagende activiteiten, meestal in een natuurlijk kader, de deelnemende personen nieuwe vaardigheden trachten bij te brengen. Je kan maar van ervaringsleren spreken als je ook met de deelnemers over hun ervaringen reflecteert. Het reflecteren creëert een bewustzijn waardoor de deelnemer een mogelijke transfer kan maken naar alledaagse situaties.
Deze manier van leren slaat aan bij jongeren. Een groep studenten verdiepte zich in de materie om – in opdracht van Groep INTRO vzw – een praktijkinstrument voor maatschappelijk kwetsbare jongeren te ontwikkelen. Kevin • “We hebben ons laten leiden door de theorie van pedagoog Kurt Hahn. Hij stelt dat de maatschappij jongeren, maatschappelijk kwetsbare jongeren bij uitstek, te weinig op een natuurlijke wijze uitdaagt, en net daarom ontwikkelde hij het ervaringsleren.”
FASE 2 Waarnemen en overdenken (reflectie)
FASE 4 Actief experimenteren
FASE 3 Abstracte begripsvorming
Het belang van reflectie wilden de studenten zelf ondervinden. Maartje • “Tijdens bezoeken aan verschillende organisaties die een avonturenparcours bezitten, hebben we zelf enkele groepsactiviteiten uitgevoerd. Achteraf reflecteerden we er samen over. Daardoor ontdekten we dat ieder individu de activiteit telkens op zijn eigen manier beleeft. De meerwaarde van die reflectie werd ons heel duidelijk. Je leert jezelf kennen, enerzijds door de persoonlijke ervaring die je hebt opgedaan en anderzijds doordat de groepsleden aangeven hoe zij jou hebben ervaren tijdens de opdracht. Door onze eigen reflectie beseften we plots heel scherp dat bewustwording een noodzakelijke stap is in een leerproces en dus ook in de kans op gedragsverandering. De begeleider heeft hier zeker een belangrijke rol in gespeeld.”
Nadat de jongere een ervaring heeft opgedaan, kan hij via reflectie komen tot bewustwording. Dit houdt in dat hij gaat beseffen (voelen en weten tegelijk), erkennen (inzien) en herkennen (het eigen aandeel opnemen). Céline • “De confrontatie met de eigen grenzen en beperkingen, en met de eigen referentiekaders, veroorzaakt mogelijk angst, spanning en weerstand, maar ook het verlangen om uit dit vastzitten weg te raken. Nu komt het erop aan zelf verantwoordelijkheid te nemen: kiest de jongere voor oud, gekend gedrag of voor nieuwe alternatieven? Wanneer je voor dit laatste kiest, kan je de passende inzichten implementeren in je gedrag. Je kan gaan experimenteren met dit nieuwe gedrag, daar opnieuw bij stilstaan en hopelijk de transfer maken naar het dagelijkse leven.”
Slim uitdagen
Bij ervaringsleren wacht men het toeval niet af. Specifieke situaties worden bewust gecreëerd. Na het opdoen van de ervaring volgt de stap naar reflectie. Maar de deelnemers komen zelf niet tot die stap. De begeleider heeft hierin een belangrijke taak. Hij moet de jongeren sturen en hen aanzetten om na te denken over hun gedrag. De rol van de begeleider is groot. Joyce • “Om de begeleider te ondersteunen bij het aanzetten tot reflectie schreven wij dertien reflectiemethoden uit.”
“Bij ervaringsleren wacht men het toeval niet af. Specifieke situaties worden bewust gecreëerd.”
De studenten testen een laagteparcours uit
Referenties
De verschillende stappen van het ervaringsleren
Breng de jongeren in hun groeizone om te leren
Ervaringsleren is een actieve en creatieve vorm van leren die zich niet hoeft te beperken tot leersituaties voor maatschappelijk kwetsbare jongeren. De bruikbaarheid van de werkvorm is veel groter. Het pakket dat de studenten ontwikkelden bundelt interessante theorie, een reeks praktisch uitgewerkte activiteiten én een variatie aan reflectiemethoden waarmee een begeleider meteen aan de slag kan. De activiteiten kan je aanpassen op maat van de groep. Dat maakt het instrument toegankelijk voor bijna alle doelgroepen en bruikbaar in het klassieke onderwijs, binnen de bijzondere jeugdbijstand en in het jeugdwerk. >
Rol van de begeleider
De leercirkel van Kolb
Je kan pas resultaat boeken met ervaringsleren als je de jongere op een gepaste manier uitdaagt. “De jongere kan zich in drie zones bevinden”, licht Stefanie toe. “In een normale situatie bevindt de jongere zich in de comfortzone. Daar voelt hij zich veilig. Het is de taak van de begeleider om de jongere uit die veilige zone te halen en in zijn groeizone te brengen. Door hem of haar te stimuleren, door activiteiten op te zetten die uitdagen. Is de activiteit te uitdagend, dan kan de jongere in de paniekzone terechtkomen. Dat heeft een omgekeerd effect. Als begeleider moet je de zones dus goed bewaken.”
Flexibel pakket
De reflectiemethodiek Feel-me-man
• Groep INTRO. (z.d.). Cyclus van het ervaringsleren [intern document]. Oost-Vlaanderen: Groep INTRO. • Nadler, R. en Luckner, J. (1997). Processing the experience. Strategies to enhance and generalize learning. Dubuque, Iowa: KENDALL/HUNT. • Ruikes, T.J.M. (1994). Ervaren en leren. Theorie en praktijk van ervaringsleren voor jeugdhulpverlening, jeugdbescherming en jeugdwerk. Utrecht: SWP. • Vermeylen, K. (2008). Reflectiemethodieken. België: OUTWARD BOUND. • Vzw De Werf. (z.d.). Inleidingsmodule ervaringsgericht leren [intern document]. Oost-Vlaanderen: VZW DE WERF.
3 5 I K R AX +
K R AX + I 3 4
Effectief bij jongeren
FASE 1 Concreet ervaren
Reflecteren, een onmisbare stap
© Outward Bound, expert in ervaringsgerichte outdoor training
+ vorming en educatie +
Wat is ervaringsgericht leren?
Verdere inspiratie bood de leercirkel van Kolb. De gekende leerpsycholoog David Kolb gaat ervan uit dat mensen bij effectief leren vier fasen doorlopen. Het leren kan bij om het even welke fase starten; belangrijk is echter dat alle vier de fasen doorlopen worden en dat het een continue cyclus is.
+ vorming en educatie +
Kort gezegd is ervaringsleren ‘leren door doen’. Het is een proces waarbij men door rechtstreekse ervaring kennis, vaardigheden en attitudes verwerft. Deze vorm van leren werpt zijn vruchten af bij maatschappelijk kwetsbare jongeren, zo weet men bij Groep INTRO. Een groep studenten ontwikkelde voor hen een uitdagingenparcours, een praktisch instrument om ervaringsgericht te leren.
+ vorming en educatie +
AVONTUURLIJK LAAGTEPARCOURS Groep INTRO vzw is een organisatie voor vorming, onderwijs, opleiding, trajectbegeleiding, job coaching, werkervaring en sociale economie. De organisatie stelt zich als doel mensen die moeilijk hun weg vinden in de samenleving te ondersteunen bij het verwerven en versterken van hun competenties. De organisatie vroeg een groep derdejaarsstudenten Bachelor in de Orthopedagogie van Katho-Ipsoc om een instrument te ontwikkelen dat ervaringsleren naar de praktijk vertaalt.
DOELGROEP Jongeren uit het deeltijds onderwijs die de nodige competenties en/of vaardigheden missen om de stap naar de arbeidsmarkt te zetten en die daardoor een kwetsbare positie bekleden in de maatschappij.
LEERDOEL
VOORBEELDEN Activiteit
Uitdaging
Leerdoel
Hak op de tak
Een team moet met behulp van twee ongelijke planken de overkant bereiken, zonder de grond te raken.
Samenwerken, intens communiceren, luisteren en constructief je mening uiten.
Groepsleden moeten blinddoekt opdrachten uitvoeren.
Vertrouwen krijgen en vertrouwen geven.
Vaardigheden ontwikkelen om zich op de arbeidsmarkt te kunnen begeven.
OPDRACHT • Een plan van aanpak voor de bouw van minstens vier avontuurlijke onderdelen • Een reeks samenwerkingsactiviteiten met verschillende moeilijkheidsgraad • Een pedagogische leidraad met reflectiemethodieken op maat
Spinnenweb Zigzag Statische balk
UITWERKING Het plan van aanpak bevat alle nodige informatie om snel een laagteparcours met zeven onderdelen aan te leggen. De mogelijkheid creëren om ervaringen op te doen is de eerste stap binnen het ervaringsleren. De studenten bedachten zeven praktische uitdagingen en stelden ook een uitgebreide materiaaldoos samen, met blinddoeken, papier, axenroos, handige pocketboekjes met beknopte omschrijvingen… De begeleider heeft zo al het nodige direct bij de hand, waardoor hij zich volop kan concentreren op zijn begeleidershouding en observaties. De pedagogische leidraad met reflectiemethodieken ondersteunt de vormingswerker op het parcours zelf, maar ook tijdens de voorbereiding. Hij/zij kan vooraf kiezen voor de activiteit in een bepaald onderdeel die het best aansluit bij de mogelijkheden van de specifieke groep. Ook uit de dertien aangeboden reflectiemethodieken kan hij al een overwogen keuze maken.
Reflectiemethodiek
Aanpak
Resultaat
Om het hoogst
Bij het horen van stellingen brengen jongeren knijpers aan op verschillende lichaamsdelen en lichaamshoogten.
De jongeren geven aan hoe ze zich voelen.
Cars
Bij elke opdracht vergelijken de jongeren hun gedrag met een auto-onderdeel.
Jongeren analyseren hun gedrag.
Feel-me-man Happy-Chart
Met behulp van het kernkwadrant of van een grafiek brengt de groep de eigen ervaringen bij de activiteiten in kaart.
Jongeren ontwikkelen inzicht en taalvaardigheid.
De Cartoonmeter
Het resultaat van een opdracht wordt beoordeeld met behulp van cartoons.
De jongeren drukken hun waardering en gevoelens uit.
De reflectiemethodiek De Cartoonmeter
De studenten testen een laagteparcours uit
MEER INFO Het laagteparcours wordt in het najaar van 2012 aangelegd op het domein van Groep INTRO in Sinaai. Jongeren die binnen een Oost-Vlaamse werking van Groep INTRO een POT-, Travak- of Time Out-project volgen, zullen de eerste (maar niet de enige) gebruikers zijn. Meer info over ervaringsleren en het gebruik van de pedagogische leidraad:
[email protected]
3 7 I K R AX +
K RAX + I 36
+ vorming en educatie +
PRAKTIJKFICHE
+ wel
+ welzijn +
n +
Het thema jongerengeweld geeft vaak aanleiding tot ongerustheid en discussies. Jongeren komen daarbij in hoofdzaak als ‘probleem’ in beeld. Media en politici besteden veel aandacht aan het fenomeen vanuit de veronderstelling dat jongeren steeds gewelddadiger worden. Maar is dat eigenlijk wel zo? Zo’n veronderstelling is zelden wetenschappelijk onderbouwd, en jongeren zelf worden onvoldoende gehoord in het debat. Daarom startte het Vlaams Vredesinstituut het onderzoeksproject1 Jongeren en geweld, in samenwerking met het Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC, KULeuven). Belangrijke factor: jongeren kregen hierin uitgebreid het woord.
Een groeiend fenomeen? Er duiken regelmatig rapporten op over de omvang van geweld, door en tegen jongeren. Meestal gaat het om officiële cijfers afkomstig van de politie of de parketten. Deze geven echter geen accuraat beeld, omdat ze sterk worden beïnvloed door factoren zoals de meldingsbereidheid van slachtoffers en getuigen, of de beleidsprioriteiten van de politie. De vraag of Vlaanderen de laatste jaren vaker geweld bij jongeren optekent, is moeilijk te beantwoorden door een gebrek aan betrouwbare en vergelijkbare cijfers op lange termijn. Uit de resultaten van de JOP-monitor2, blijkt dat daderschap van geweld in de korte periode tussen 2005 en 2008 stabiel is gebleven. Ook de cijfers over slachtofferschap op langere termijn (tussen 1998 en 2008) bleven min of meer op hetzelfde niveau. Voor de vaak gehoorde stelling dat jongerengeweld steeds toeneemt, is er dus geen wetenschappelijk bewijs.
JONGEREN EN GEWELD IN VLAANDEREN
WAAR SLAAT HET OP? K R AX + I 3 8
Volgens de cijfers van de JOP-monitor is gemiddeld 4 à 6% van de jongeren het voorafgaande jaar dader geweest van fysiek geweld. Jongerengeweld is leeftijdsgebonden en er is een groot verschil tussen jongens en meisjes: bij jongens van 16 tot 21 jaar piekt het percentage plegers bijvoorbeeld tot bijna 20%. Maar de JOP-cijfers geven ook aan dat zo’n 5 à 6% van de jongeren het afgelopen jaar slachtoffer werd van fysiek geweld. Ongeveer 4 à 5% van de jongeren werd datzelfde jaar bedreigd met een wapen. Meestal was dit eenmalig. Opnieuw gaat het vooral om jongens van 16 tot 21 jaar. In vergelijking 1 De onderzoekers brachten recente gegevens samen die in Vlaanderen beschikbaar zijn over jongerengeweld. Naast een kritische kijk op dit bestaande cijfermateriaal voerden ze ook nieuwe analyses uit op cijfers van het Jeugdonderzoeksplatform (JOP) en de Veiligheidsmonitor. 2 De JOP-monitor is een enquête die in 2007 bij een representatieve steekproef van 3710 Vlaamse jongeren werd afgenomen, en schetst het meest recente beeld van de omvang van jongerengeweld in Vlaanderen.
Dader- en slachtofferprofielen Jongeren zijn vooral het slachtoffer van geweld gepleegd door andere jongeren. Het zijn voornamelijk jongens, tussen 16 en 21 jaar, die geweld plegen én slachtoffer worden van geweld. Daders en slachtoffers vinden we dus in dezelfde groep jongeren. Ze gaan frequent uit en komen samen met vrienden, en hebben zo een grotere kans om in risicovolle situaties terecht te komen. Er bestaat ook een directe relatie tussen daderschap en slachtofferschap van fysiek geweld: daders hebben zeven keer meer kans om ook slachtoffer te worden.
Pubers experimenteren Het overgrote deel van de jongeren die geweldfeiten plegen, doet dit eenmalig. Het gaat om ‘typisch’ jongerengedrag en experimenteergedrag, verbonden aan de puberteit. De groep jongeren die blijft steken in gewelddadig gedrag en een delinquente levensloop ontwikkelt, is klein.
Afkomst is geen verklarende factor Allochtone jongeren − vooral de jongens − geven vaker aan dat ze dader zijn van fysiek geweld en bedreiging op straat dan autochtone jongeren. Onderzoek toont aan dat het evenwel niet correct is om etnische afkomst als verklarende factor te beschouwen. Uit diepere analyses blijkt dat het groter aantal plegers bij allochtone jongeren samenhangt met het feit dat ze vaker les volgen in het TSO en BSO en/of een minder positieve schoolbeleving hebben en/of meer frequent spijbelen. Deze factoren zijn doorslaggevende risicofactoren voor zowel allochtone als autochtone jongeren. Met andere woorden: allochtone jongeren zijn oververtegenwoordigd in de cijfers voor daderschap van fysiek geweld omwille van deze risicofactoren, en niet omwille van hun etnische afkomst.
Hoe denken jongeren zelf over geweld? Wanneer jongeren wordt gevraagd hoe ze denken over geweld, blijken ze een genuanceerde mening te hebben. Bepaalde vormen van geweld zoals vandalisme relativeren ze, omdat dit volgens hen geen personen raakt. Maar ze beseffen zeer goed de ernst en impact van langdurig en intensief geweld, zowel fysiek als psychologisch. Geweld waarbij macht wordt misbruikt, zoals kindermishandeling, is voor hen compleet onaanvaardbaar.
Geweld en gender Fysiek geweld is volgens de jongeren vooral een zaak van jongens, terwijl verbaal geweld eerder met meisjes in verband wordt gebracht. Jongeren verklaren dit verschil doordat jongens volgens hen hun gevoelens doorgaans minder goed kunnen verwoorden en ze die daarom vaker via >
39 I K R AX +
Wies Degraeve, Nils Duquet, Miet Neyens
Fysiek geweld in cijfers
met de rest van de bevolking zijn jongeren tussen 15 en 24 jaar vaker het slachtoffer van fysiek geweld. Deze bevindingen gaan in tegen het maatschappelijk dominante beeld waarbij jongeren vooral worden gezien als potentiële daders, eerder dan dat ze risico lopen om slachtoffer te worden van geweld.
+ welzijn +
zij
+ welzijn +
Conflicthantering
Wanneer jonge adolescenten slachtoffer worden van geweld, hebben ze het gevoel dat ze zich vooral niet mogen ‘laten doen’.
fysiek geweld uiten. Meisjes geven aan vooral bang te zijn om slachtoffer te worden. Hun onveiligheidsgevoelens worden niet enkel gevoed door eigen ervaringen, maar ook door verhalen die ze van elkaar, van ongeruste ouders en in de media horen.
Wanneer geweld gerechtvaardigd is Jongeren beoordelen het gebruik van geweld over het algemeen als vrij negatief. Toch is het volgens de meeste jongeren in bepaalde situaties wel gerechtvaardigd. Vooral wanneer het gaat over zichzelf verdedigen of over familieleden beschermen.
Wanneer jonge adolescenten slachtoffer worden van geweld, hebben ze het gevoel dat ze zich vooral niet mogen
Vynckier, G. (2012), Ervaring, beleving en coping van mid-adolescente slachtoffers van vermogens- en geweldsdelicten, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers, Reeks Het groene gras (in druk).
3
Appel aan jongerenbegeleiders In Vlaanderen brengen heel veel jongeren hun vrije tijd door in jeugd- of sportverenigingen. Net als op school of in andere contexten kunnen ook daar woordenwisselingen onder jongeren escaleren tot fysiek geweld.5 Een echt zicht op de omvang, aard en beleving van geweld in het jeugdwerk in Vlaanderen is momenteel niet beschikbaar. Toch wordt ook het daderschap van het meeste geweld in de vrije tijd van jongeren gepercipieerd als een uitlaatklep bij jongeren die hun frustraties niet op een andere wijze kunnen ventileren.
Meer lezen? Het onderzoek van het Vredesinstituut is gebundeld in het boek Jongeren en geweld: dader- en slachtofferschap gemeten en beleefd, uitgegeven bij Acco. De onderzoeksresultaten zijn ook beschikbaar op www.vlaamsvredesinstituut.eu. Het Vlaams Vredesinstituut is een onafhankelijk instituut voor vredesonderzoek bij het Vlaams Parlement. Meer informatie vind je op www.vlaamsvredesinstituut.eu of volg het Vredesinstituut op Twitter via @Vredesinstituut of op Facebook via www. facebook.com/vlaamsvredesinstituut.
UNESCO (1994), Declaration of the 44th session of the International Conference on Education, Geneva, General Conference; UNESCO (1995), Integrated Framework of Action on Education for Peace, Human Rights and Democracy, Paris, 28th session.
4
5 Kinderrechtencommissariaat (2011), Geweld, gemeld en geteld: Aanbevelingen in de aanpak van geweld tegen kinderen en jongeren, Brussel: Kinderrechtencommissariaat, http://www.kinderrechten. be/IUSR/documents/volwassenen/Dossier_geweld_gemeld_geteld/DOSSIER%20 geweld%20DEF.pdf
Vynckier, G. (2012), Ervaring, beleving en coping van mid-adolescente slachtoffers van vermogens- en geweldsdelicten, Den Haag: Boom Lemma Uitgevers, Reeks Het groene gras (in druk).
6
41 I K R AX +
K R AX + I 4 0
Omgaan met geweld
‘laten doen’. Jongeren hanteren verschillende cognitieve en gedragsmatige strategieën om met hun slachtofferschap om te gaan. Verschillende slachtoffers van geweld fantaseren nadien over mogelijke wraakacties op de daders, en in sommige gevallen worden deze acties ook effectief uitgevoerd. De slachtoffers worden dus zelf daders van geweld.3 Ook als jongeren zich onrechtvaardig behandeld voelen of als ze verbaal beledigd worden, zouden (vooral de jongste) jongeren soms reageren met geweld. Woordenwisselingen kunnen zo relatief makkelijk escaleren tot fysiek geweld.
Conflicten oplossen zonder geweld is niet altijd even gemakkelijk. Het weerbaar maken van jongeren en het vreedzaam leren omgaan met conflicten vergt een specifieke vorm van ‘vredesopvoeding’. Daarbij staan het interpersoonlijk gedrag, de communicatieve vaardigheden, eigenwaarde en zelfontplooiing van de jongere centraal. Dit is zowel in acute crisissituaties als in de gehele ontwikkeling van elke jongere individueel en collectief van belang. Het gaat om een vorm van opvoeding die bij voorkeur breed gedragen wordt, bijvoorbeeld door een hele school of organisatie, en die niet beperkt is tot een eenmalig projectmoment. De school is een voor de hand liggende plaats om met jongeren rond conflicthantering te werken. In de vakoverschrijdende eindtermen zijn daarvoor aanknopingspunten te vinden. Onder meer UNESCO wijst ook op het belang van de informele (buitenschoolse) opvoedingscontext en heeft opgeroepen om ook dit milieu te betrekken bij vredesopvoeding.4 Vooral voor jonge slachtoffers van geweld is het van groot belang dat er laagdrempelige initiatieven bestaan waar zij (anoniem) kunnen praten over hun ervaringen en waar zij geweldfeiten kunnen aangeven.
In het brede jeugdwerk is er dan ook ruimte om te werken aan conflicthantering en geweld bij jongeren. In Vlaanderen bestaat een rijk en gevarieerd jeugdwerklandschap, waar diverse groepen jongeren aan bod komen. Naast de jongeren zelf zijn ook de begeleiders en jeugdwerkers goed geplaatst om (potentieel) gewelddadige conflicten te vermijden en te remediëren, omdat zij hun groep doorgaans goed kennen. Het is duidelijk dat de leiding en begeleiders in het jeugdwerk, omwille van hun frequente en ontspannen omgang met de jongeren, een belangrijke rol kunnen spelen bij het ondersteunen van zij die te maken krijgen met geweld: door te luisteren, steun te bieden en advies te geven. 6 Zo geven vrijwilligers en speelpleinwerkers, die vaak ook zelf jongeren zijn, aan dat ze nood hebben aan meer tools om met conflict, geweld en het stellen van grenzen om te gaan. Een uitgebreid zicht op de specifieke nood, op de vraag en op het aanbod van vormingsprojecten gericht op conflicthantering binnen het jeugdwerk, is een belangrijke stap om die leemte verder te vullen. ×
+ welzijn +
Toch verkiest slechts een kleine minderheid van de jongeren geweld om een ruzie te beslechten in plaats van het uit te praten.
+ wel
+ welzijn +
n +
“Ik ben gelukkiger dan drie jaar geleden”, zegt Silke. “Mijn ouders waren toen aan het scheiden en mijn vader was ziek. Dat werd teveel. Alles is rustig nu, geen problemen.” Gemiddeld geven jongeren zichzelf een 7,66/10 op de geluksbarometer. Dit cijfer stond in het onderzoeksrapport Hip Hip Happy van In Petto Jeugddienst, enkele jaren geleden. Maar wat betekent geluk precies voor de huidige generatie? Krax+ sprak met een panel openhartige tieners.
Psychotherapeut Wilfried Van Craen • “Jongeren weten niet goed wat ze waard zijn. Ze hebben nog weinig ervaring kunnen opbouwen. En juist die ervaring zegt: dit heb jij gerealiseerd, dit ben jij waard. Het enige wat jongeren hebben is hun sociaal netwerk, studieresultaten, misschien een sport of hobby waar ze goed in zijn. Verder hebben ze weinig terreinen van zelfrealisatie, terwijl volwassenen die meestal wel hebben via hun werk. Dus wat ze waard zijn, laten jongeren helaas heel erg afhangen van wat anderen van hen denken.”
Iedereen wil erkenning
Privacy en een eigen plek
Silke (16 jaar, TSO) • “Het is voor mij belangrijk dat ik het gevoel krijg dat ouders en volwassenen naar mij luisteren. Het gevoel dat ik steun krijg. Zodat het niet aanvoelt alsof ik tegen muren zit te praten. Mijn ouders kunnen dat gelukkig goed en appreciëren mijn mening.”
GELUK ANNO 2012: WAAR ZIJN JONGEREN NAAR OP ZOEK? Dominique Verschuren
Hoe gaat dat precies in zijn werk, praten met ouders? Elke (16 jaar, ASO) • “Ze zeggen: ‘Als er iets is, moet je het altijd zeggen. We luisteren wel als er problemen zijn.’ Dat is makkelijk gezegd, natuurlijk, maar ik heb het geluk dat mijn ouders effectief mee helpen naar een oplossing te zoeken. Toch zal ik eerst nadenken voordat ik met een probleem bij mijn ouders aanklop. Ik zeg ook eerder iets tegen mijn mama. Wij praten redelijk rustig, zij luistert naar mij en dan bekijken hoe we een probleem kunnen aanpakken. Ik heb het gevoel dat ik gehoor krijg.” Het maakt niet uit hoe oud je bent: erkenning wil iedereen. Er is wel een groot verschil tussen volwassenen en jongeren.
Zoeken naar aansluiting Elke • “Begin dit jaar werd ik een beetje uitgesloten. Ik begrijp nog altijd niet hoe dat kwam. In mijn klas zitten veel mensen met een andere denkwijze. Die zijn bezig met drank, drugs en sigaretten. Zelf heb ik daar liever niets mee te maken.” Omgang in een groep valt jongeren niet altijd mee. Ze toetsen hun eigen referentiekader af aan de gangbare normen in de groep. Afwijzing ligt op de loer en kan hard inslaan. Toch zijn er doorzetters die niet snel van hun stuk te brengen zijn. Dimitri is een
“Je moet je concentreren op de eigen weg die je moet gaan.” Jeugdadviseur1, iemand bij wie leeftijdgenoten terechtkunnen met praktische vragen of emotionele problemen. Dimitri • “Ik zou me niet distantiëren van zo’n groep, maar juist contact zoeken. Om te zien hoe anderen over sommige dingen denken. Ik denk dat meer en meer jongeren uitgesloten worden. Dat heeft te maken met de sociale structuur, en met de invloed van de media. Degenen met een maatje meer horen er niet bij. Dan zie je op school groepen ontstaan. Als je niet in dat plaatje past, is het niet altijd even gemakkelijk.” Elke • “Pesten komt wel voor, maar vaak zie je het niet. Je merkt er wel wat van op het schoolplein, maar je weet amper wat er zich afspeelt in het hoofd van de slachtoffers. De meesten praten daar heel moeilijk over.” Ook als je wel geaccepteerd wordt door een groep betekent dat nog niet onmiddellijk dat je geluk een boost krijgt. In hun zoektocht naar aansluiting voelen jongeren perfect aan wanneer ze ergens niet thuishoren. Silke • “Eenzaamheid bij jongeren komt wel veel voor, denk ik. Je kunt nog wel bij een groep gaan staan, maar als je er niet echt bij betrokken wordt, sta je eigenlijk alleen.” > 1 Jeugdadviseurs is een project van In Petto waarbij jongeren hun leeftijdgenoten vrijblijvend ondersteunen. Vaak verwijzen ze hun peers door naar een Jongeren Advies Centrum (JAC). www.jeugdadviseurs.be
4 3 I K R AX +
K R AX + I 4 2
Erkenning, een luisterend oor. Jongeren vragen er zelden om. Integendeel. Vaak willen ze er niets van weten. Maar in die ontkenning schuilt de hunkering. Dimitri (16 jaar, ASO) • “Mijn vader luistert niet: zijn wil is wet. Dat is wel lastig. Op school begint het wel te beteren. In de lagere klassen nemen ze je niet serieus, maar nu merk ik dat, naarmate je ouder wordt, leraren je meer als volwassen beginnen te beschouwen en ze je mening willen horen.”
Het contact tussen ouders en kinderen is een evenwichtsoefening. Aandacht van ouders kan een oppepper zijn, teveel bemoeienis leidt tot frustraties. Met als ultieme inzet de privacy. Dimitri • “Je hebt je eigen leven, en het is niet fijn als je ouders zich daarin moeien. In je eigen kamer moet je je kunnen terugtrekken, tot jezelf komen. Vorige week kwam mijn moeder binnen om mijn kamer een grote schoonmaak te geven. ‘Nee,’ zei ik, ‘dat is mijn kamer, dat is ongeveer de enige plek waarmee je je niet moeit.’ Maar toch moest ze haar goesting doordrijven.” Femke (16 jaar, TSO) • “Ik heb geen eigen kamer en dat stoort me wel. Ik slaap met drie andere zussen in twee grote bedden in één kamer. Dat is niet gezellig, vooral irritant. We hebben één computer en dus veel ruzie om op de computer te kunnen. Als mijn moeder gaat werken, moet ik thuisblijven om op de kinderen te letten. Ik ben de oudste.”
+ welzijn +
zij
+ welzijn +
Materiële welvaart
“Wat ze waard zijn, laten jongeren helaas heel erg afhangen van wat anderen van hen denken.” Psychotherapeut Wilfried Van Craen
Dimitri is Jeugdadviseur en helpt andere jongeren.
“Geld zorgt voor een deel voor geluk.” Elke
Je realiseert je amper hoe belangrijk welvaart is, als je er geen gebrek aan hebt. Een even fundamentele waarheid als het leven zelf. Toch: als je doorvraagt, beseft ons panel heel goed wat geld kan betekenen om je gelukkiger te maken. Dimitri • “Wij zaten ooit in geldnood. Geld wordt dan inderdaad wel belangrijker. Je begint meer te letten op wat je uitgeeft en materiële zaken worden minder noodzakelijk. Als we echt iets nodig hebben, dan halen we het. Maar zonder kunnen we ook. Ik voelde me niet minder vrij zonder dat geld. Mijn ouders zorgden ervoor dat we alles konden doen wat we wilden doen. We hebben sowieso niet zo heel veel luxueuze dingen gedaan vroeger, zoals zes keer per jaar naar een pretpark gaan. Wanneer het dan tegenzit, mis je dat ook minder snel.”
Op de vraag of de jongeren graag naar het buitenland willen om hun horizon te verbreden, zijn de meningen verdeeld. Silke ziet zo’n avontuur wel zitten: “Ik wil graag weten hoe mensen ergens anders leven. Hoe doen ze dat? Ik zou graag een jaartje stage doen, in Curaçao bijvoorbeeld. Een vriendin van mij werkt daar en is bezig met drugsproblematiek en drugsbestrijding.” Elke • “Over tien jaar ben ik afgestudeerd. Denk ik. Het zal zeker in de richting van economie of marketing zijn. Maar naar het buitenland wil ik niet. Ik zou mijn familie teveel missen. Mijn nicht heeft een jaar in Honduras gewoond, en ik miste haar al enorm.” Hoe dan ook, de toekomstdromen gaan uitkomen. Het zal niet gemakkelijk gaan, volgens het panel, maar als je in jezelf gelooft is alles mogelijk. Dimitri • “Als je weet wat je wil bereiken en je gaat ervoor, dan lukt het.” Zelfs de grote Europese crisis, die dagelijks de kranten en de actualiteitrubrieken opvult, slaat de jongeren niet uit hun lood. Dimitri • “Van die crisis merken we eigenlijk niet veel. Oké, je leest wel over faillissementen hier en daar, maar voor de rest: de wereld blijft draaien. Je moet je ook niet te druk maken om die crisis. Want als je dat doet, is alles onmogelijk. Je moet je concentreren op de eigen weg die je moet gaan.” ×
En de toekomst?
Meer lezen?
Dimitri • “Ik wil graag neurochirurgie studeren. Je kunt dan mensen helpen, en dat geeft voldoening.” Op de vraag wie dit gaat betalen, antwoordt hij: “De bedoeling is: mijn ouders. Voor zover dat gaat lukken. Mijn broer gaat geen hogere studies doen. Het geld dat ze voor hem uitsparen, kunnen ze aan mij spenderen.” Mocht dat niet lukken, dan heeft Dimitri een plan B: “Geschiedenis zou een goede richting zijn voor mij. Dat is totaal iets anders dan
• Onderzoeksrapporten Hip Hip Happy en Connected: www. inpetto-jeugddienst.be • Dominique Verschuren, ‘Afwijzing is als een regenbui: vervelend, maar niet traumatisch. Psychotherapeut Wilfried Van Craen vertelt over fake bij jongeren’, in: Fake Magazine, In Petto, Antwerpen, april 2010, p. 44-47.
KIEZEN VOOR JEUGDBELEID OF VOOR VRIJETIJDSBELEID
IN HET GEMEENTELIJK MEERJARENPLAN Matti Vandemaele, Lies Corneillie, Vicky Pettens
De gemeenteraadsverkiezingen zijn achter de rug. Alle lokale besturen zullen in de loop van 2013 voor het eerst een meerjarenplan opstellen, met daarin hun ambities voor de komende zes jaar. Deze nieuwe manier van werken kan lokaal voor heel wat verandering zorgen. Zelfs de bestuurlijke indeling kan worden herschikt. De impact hiervan op het jeugdbeleid is niet min! Houdt men bijvoorbeeld vast aan een autonome Jeugddienst? Of kiest men her en der voor ‘Vrijetijdsdiensten’ die het jeugd-, sport- en cultuurbeleid op één hoop gooien?
Hoe werkt het? Gemeenten werken rond beleidsdomeinen, beleidsvelden en beleidsitems. Een beleidsdomein bestaat uit meerdere beleidsvelden (bijvoorbeeld Jeugd als beleidsveld binnen
Welzijn of Vrije Tijd). De Vlaamse regering legt ook 149 verplichte beleidsvelden op, waaronder Jeugd. Gekoppeld aan deze indeling kan elke gemeente zijn administratie (re)organiseren. De plaats die wordt toegekend aan jeugdwerkbeleid, jeugdbeleid, jongerenbeleid… kan dus verschillen per gemeente. Het is niet uitgesloten dat we vanaf 2013 schepenen krijgen op het niveau van beleidsdomeinen, bijvoorbeeld een schepen van Vrije Tijd die instaat voor een deel van het jeugd(werk)beleid.
Maak een beredeneerde keuze! Lokale besturen krijgen dus binnenkort de kans om te kiezen voor Jeugdbeleid of voor Vrijetijdsbeleid. Wat is het beste? De meningen zijn verdeeld. En uiteraard bestaan er tussen deze twee uitersten nog heel wat andere pistes. Lies Corneillie en Vicky Pettens openen alvast het debat. >
4 5 I K R AX +
K R AX + I 4 4
“Eenzaamheid bij jongeren komt wel veel voor, denk ik.” Silke
Flappen liggen op tafel. Het woord ‘geluk’ staat op het midden van een blad geschreven. Een vrije associatie. Waarden die na tien minuten te lezen zijn: ‘gezondheid’, ‘ontspannen’, ‘liefde krijgen’, ‘familie’, ‘een goed gesprek’, ‘muziek’... What about money? Waar zijn de materiële waarden naartoe? Geld, luxe, statussymbolen... tellen die nog mee? Dimitri • “Als je geld hebt, ben je zogezegd gelukkig. Maar ik ken genoeg rijke mensen die toch ongelukkig zijn. Geld is vals geluk. Als je eens veel geld hebt, komen er een heleboel mensen op je af. Is dat geld op, dan zie je ze niet meer.” Elke • “Geld zorgt voor een deel voor geluk. Als je heel arm bent, ga je ook niet heel gelukkig zijn. Als je dan geld krijgt, denk je: ‘Yes! Ik kan weer wat meer.’”
neurochirurgie, maar ik ben geïnteresseerd in veel verschillende dingen.” Dimitri heeft een relatie met Femke. Al tien maanden. Ze blijven bij elkaar, daarvan zijn ze overtuigd. Femke • “Absoluut. Ik wil de verzorging in, maar ook ik heb een plan B: manicure. Dat is een pittige opleiding, heel secuur werk.”
PRO JEUGDBELEID, LIES CORNEILLIE:
Lies Corneillie is momenteel educatief medewerker bij Zuiddag en werkte eerder bij Koning Kevin en Jeugddienst Leuven. Als vrijwilliger was ze van 2008 tot 2011 jongerenvertegenwoordiger bij de Vlaamse Jeugdraad, waar ze nog steeds lid is van de Raad van Bestuur.
Kinderen en jongeren verdienen een stevig verankerd jeugdbeleid in de lokale strategische meerjarenplannen. Dat staat als een paal boven water. Maar behoud van de jeugdbeleidsvisie zoals in het huidige gemeentelijk jeugdbeleidsplan is niet voldoende: er is nood aan een brede, integrale aanpak die zich baseert op de rechten van kinderen en jongeren.
De eigenheid van jeugd Kinderen en jongeren vormen een zeer aanwezige groep in de samenleving. Niet alleen hun grote aantal, maar ook hun eigenheid verantwoordt een beleid op maat van jonge mensen en hun organisaties. Wat maakt deze doelgroep zo specifiek? Kwetsbaarheid: Kinderen en jongeren zijn fysiek en psychosociaal nog in volle ontwikkeling. Ze zijn vaak nog niet in staat om volwaardig deel te nemen aan de wereld gebouwd naar een volwassen norm. Afhankelijkheid: Kinderen en jongeren zijn afhankelijk van anderen die in hun noden moeten voorzien. Leefwereld: Jonge mensen hebben een andere kijk op de wereld, een eigen manier van zijn, met spelen en rondhangen als gekende voorbeelden. Deze drie eigenschappen brengen ons rechtstreeks bij de basisprincipes van het Kinderrechtenverdrag, de drie P’s: Protectie (zie kwetsbaarheid), Provisie (zie afhankelijkheid) en Participatie (zie leefwereld).
De uitdagingen in onze steden, voor kinderen, jongeren én toekomstige generaties, zijn duidelijk. Studies en onderzoeken zijn er genoeg, maar ik citeer hier de dromen en wensen van kinderen en jongeren zelf: “Jongeren dromen van een planeet die de schaarse rijkdommen niet verkwanselt, een samenleving waar iedereen deelt in de welvaart, waar de kloof tussen rijk en arm een pak kleiner is dan vandaag. Ze hopen op verdraagzaamheid en solidariteit. Ze rekenen erop in een veilige buurt te kunnen opgroeien, zich te verplaatsen en ontplooien.”1 Kinderen en jongeren situeren dus hun eigen
noden en behoeften, en hun wensen voor de hele maatschappij, ver buiten de grenzen van het jeugdwerk of vrijetijdsbeleid. Hun blik reikt over alle beleidsdomeinen heen. Op Vlaams niveau slaagt men er steeds beter in om een breed jeugdbeleid te voeren. Denk maar aan het Vlaams Jeugdbeleidsplan, het Vlaams Actieplan Kinderrechten, de aanspreekpunten kinderrechten in diverse administraties, een coördinerende minister van Jeugd en Kinderrechten... De lokale besturen zouden dat voorbeeld moeten volgen, in plaats van het roer om te gooien en het jeugdbeleid te reduceren tot een vrijetijdsbeleid.
Jeugdbeleid is goed voor iedereen Jeugdbeleid heeft als doel om elk kind en elke jongere alle kansen te geven om zichzelf te kunnen zijn, zichzelf te kunnen ontwikkelen, tot zijn recht te laten komen. Het omvat de opdracht om de stad of gemeente jeugdvriendelijk te maken. Het kinderrechtenverdrag en de ideeën van kinderen en jongeren zelf dienen daarbij als uitgangspunt. Laat het kind de norm zijn voor gans het beleid. Zorg ervoor dat jeugdbeleid horizontaal door alle beleidsdomeinen heen stroomt. Want een stad of gemeente op kindermaat is een plek die goed is voor iedereen.
Meerjarenplan als hefboom Het lokale jeugdbeleidsplan miste slagkracht om daadwerkelijk in te breken op andere beleidsdomeinen. Het strategisch meerjarenplan daarentegen biedt een uitgelezen kans om de integrale aanpak jeugdbeleid verder uit te werken, en op zoek te gaan naar stevige garanties en indicatoren. Een beleid dat kinderen en jongeren erkent als volwaardige burgers en ten volle werkt aan de realisatie van al hun rechten, zorgt automatisch voor een sterk uitgewerkt jeugdwerkveld en vrijetijdsaanbod. Maar een kind leeft nu eenmaal niet alleen in zijn vrije tijd. × 1 Bevraging Jong in 2020 van de Vlaamse Jeugdraad, 2011, www.jongin2020.be
Vicky Pettens is directeur Kinderopvang, Jeugd, Onderwijs en Sport in Oostende. Ze begon als administratief medewerker. Momenteel zijn personeel, planning en acties, budget, patrimonium en overleg met vier schepenen enkele van haar vele verantwoordelijkheden.
De keuze voor een autonoom jeugdbeleid dan wel voor een geïntegreerd vrijetijdsbeleid is eigenlijk eerder een theoretische, misschien zelfs louter administratieve kwestie. In de praktijk wéten de ‘gebruikers’, kinderen en ouders dus, heel dikwijls zelfs niet eens welke dienst welke activiteit organiseert.
Waarom weerstand? Misschien draait de discussie meer rond de vernieuwing. Dan wordt iedereen altijd wel een beetje onrustig. Of misschien struikelt men over budgetten. De jeugddiensten vrezen dat hun werkingsmiddelen mee worden opgeslorpt in de ‘grote pot’ en dat de ‘sterkere vrijetijdsdiensten’ (lees: meer electorale impact) met de meeste centen zullen gaan lopen. Laat ons realistisch zijn, die vrees is terecht. Maar die bestaat nu evengoed. Naast de sectorale middelen leggen steden en gemeenten immers heel veel eigen centen bij. Dit gaat dan eigenlijk vooral over bestuurkeuzes. Misschien gaat het ook over organisatiecultuur. Rijmt de heerlijke chaos van een jeugddienst eigenlijk wel met het competitieve in sport, of met toch iets meer structuur in cultuur? En zou het heel misschien ook gaan over territorium? Jeugdwerkers, diensthoofden en schepenen hebben elk hun terrein wat veroverd. Wat als alles straks één groot speelterrein wordt…?!
Opportuniteiten voor vrijetijdsbeleid Ik geloof in kruisbestuiving. Elk met zijn of haar eigen expertise kunnen we elkaar ‘voeden en bevruchten’. Ik geloof in een economisch gegeven. Een geïntegreerd vrijetijdsbeleid situeert zich ook op vlak van infrastructuur, drukwerk, software... Ik geloof in het BBC1-verhaal met één beleidsplan, met het gemakkelijk verschuiven van middelen binnen één beleidsdomein. Het zou jammer zijn om deze kans nu zelf niet te nemen. Maar ik geloof vooral in dit geïntegreerd verhaal, omdat er veel opportuniteiten liggen voor een beter, vollediger aanbod naar onze kinderen en jongeren toe.
Vollediger en afgestemd aanbod In Oostende probeerden wij de geïntegreerde aanpak alvast eens uit. Vanuit de directie Kinderopvang, Jeugd, Onderwijs en Sport hebben we samen (ook met sociale actoren) één systeem ontwikkeld om de toegang voor kansarme gezinnen te vergemakkelijken. Er kwam ook één centrale draaischijf die de nodige sociale onderzoeken doet, één keer alle papieren bewijzen verzamelt en proactief omgaat met de gezinnen. Daarnaast hebben we één geïntegreerd ‘vrijetijdsaanbod’ uitgetekend, met aansluiting van Buitenschoolse Kinderopvang voor de voor- en na-opvang van de jeugdinitiatieven, met afstemming van het volledige vrijetijdsaanbod (wegwerken van overlappingen en hiaten naar leeftijden, vakantieperiodes… toe), met een vergelijkbare prijszetting en met één vrijetijdsbrochure voor een volledig jaar. En het werkt! Straks krijgen we misschien nog één centraal vrijetijdspunt voor info, inschrijvingen, zaalverhuur enzovoort.
Goodwill en gelijkgestemde zielen Is het dan allemaal koek en ei? Zeker niet. Die verschillende organisatieculturen blijven een feit, er is soms conflicterende wetgeving die samenwerking op het werkveld bemoeilijkt of in de weg staat, er zijn andere agenda’s die misschien net geen toenadering willen… Wat helpt er dan? Een politieke bereidheid om écht in dit gezamenlijk verhaal te geloven, een overkoepelende trekker, veel respect voor de eigenheid van de ander, de nodige diplomatie, een pragmatische aanpak om niet gewurgd te raken door de letter van de wet, een structurele blueprint (organogram bijvoorbeeld), de nodige tijd om het idee te laten rijpen en de bereidheid van iedereen om dit te laten gebeuren. Maar bovenal heb je gelijkgestemde zielen nodig! Ongeacht agenda’s, structuren, wetten en plannen, kun je – hoe klein je ook start – van onderuit grote dingen laten gebeuren. Het is de passie die het verschil maakt. Of het nu een doorgedreven ‘geïntegreerd vrijetijdsbeleid’ is of een meer ‘sectorale aanpak’, wat telt is het resultaat op het werkveld. De rest is misschien gewoon… theoretisch? × 1 Beleids- en Beheerscyclus. Een totaal nieuwe manier van werken voor alle steden en gemeenten, zowel inhoudelijk (strategische beleidsplanning uitschrijven voor de organisatie in zijn geheel, de sectorale plannen worden afgeschaft) als financieel (nieuwe langetermijnaanpak).
47 I K R AX +
K R AX + I 4 6
Jonge mensen denken breed
“EEN GEÏNTEGREERD VRIJETIJDSBELEID? JA, MAAR…”
© Jan Mertens
“EEN OP RECHTEN GEBASEERD JEUGDBELEID”
PRO VRIJETIJDSBELEID, VICKY PETTENS:
V.U.: Bram Vermeiren I Arenbergstraat 1 D I 1000 Brussel
ABONNEMENTEN Krax+ verschijnt drie maal per jaar. Een abonnement op Krax+ is gratis. Wil je het magazine ontvangen, je abonnement stopzetten of je persoonsgegevens wijzigen? Surf naar www.kraxplus.be voor meer informatie. Het overnemen van artikels uit Krax+ is toegelaten mits de bron volledig wordt vermeld. Krax+ is solventvrij gedrukt op 100% gerecycleerd papier, met inkten op vegetale basis.