VAKBLAD OVER KWALITEITSBORGING BIJ PRODUCTEN, HANDHAVING EN REGELGEVING
THEMA’S: • Milieu • Buitenruimte en balkons
Nr. 5 • Jaargang 1 • Mei 2015 www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl
Een mooiere buitenwereld begint bij Falco De publieke ruimte is van ons allemaal. We willen ons er prettig
voelen.
Samenhang,
vormgeving,
uitstraling
en
veiligheid zijn daarom belangrijke elementen in de openbare ruimte.
Falco,
leidende
producent
van
straatmeubilair,
gebruikt die elementen dan ook als leidraad voor haar complete assortiment. Een assortiment dat varieert van fietsparkeersystemen
tot
overkappingen,
van
verkeers-
voorzieningen tot parkmeubilair en nog veel meer.
FALCOTAINER
Ideaal 2.0; verbeterd en
FalcoJona; modern vorm-
FalcoGamma; deze overkapping
Falco B.V
modern uitgevoerd, gebruiks-
gegeven afvalbak met een
kenmerkt zich door de centrale
Falco Straatmeubilair
vriendelijk fietsenrek en door
inhoud van 50, 70 of 100 liter.
draagkolom die boven uitloopt
Falco Fietsparkeren en Straatmeubilair
de rond gebogen wielklemmen
De FalcoJona is te poedercoaten
in twee draagarmen. In enkel-
Falco Fietsparkeren en Straatmeubilair
ook stabiel.
in elke gewenste RAL kleur.
of dubbelzijdige uitvoering.
@FalcoTweets FalcoBV
MEER WETEN? BEL (0546) 55 44 44 OF BEZOEK ONZE WEBSITE WWW.FALCO.NL OM ONS VOLLEDIGE ASSORTIMENT TE BEKIJKEN
Inhoud
14
23
Milieu 6 Groene groei in de bouw
Buitenruimte en balkons 23 Nieuwe eigenaar wil overal balkons 26 Een tweede huid bespaart veel 27 Amsterdamse speelheuvel is een centraal punt 28 Entree met een smoel 30 Productnieuws 33 Octrooi
10 Nationale Milieudatabase op koers 12 Milieunieuws
En verder 5 Column 14 Private sancties 17 Zo moeten we handhaving dus onderbouwen... 19 EPC 0,4: haalbare zaak of beperking van keuzes? 34 Vraag en antwoord 36 Bouwrecht 38 Nieuws 40 NEN Nieuws 45 Verenigingsnieuws VBWTN
VAKBLAD OVER KWALITEITSBORGING BIJ PRODUCTEN, HANDHAVING EN REGELGEVING
Col ofon HOOFDREDACTIE Ing. Frank de Groot Katja van Roosmalen REDACTIE Wico Ankersmit (directeur Vereniging BWT Nederland) Mr.drs. Hans Damen (Rho adviseurs voor leefruimte) Drs. Bart Dunsbergen (Ministerie BZK, Wonen en Bouwen) Ir. Hajé van Egmond (Instituut voor Bouwkwaliteit) Ir. Annet van der Horn (NEN Bouw) Ing. Gert-Jan van Leeuwen (Instituut voor Bouwkwaliteit) Drs. ing. Harry Nieman (Instituut voor Bouwkwaliteit) Dr. ir. C.C.A.M. (Caspar) van den Thillart (adviseur CE-markering en industrieel bouwen) Alle bijdragen worden op persoonlijke titel geschreven. UITGEVER Marcel Jille (
[email protected])
Voorpagina Leden van de Vereniging BWT Nederland dienen met betrekking tot wijzigingen/opzegging lidmaatschap contact op te nemen met de ledenadministratie van de Vereniging BWT Nederland tel. 0318-438340.
VORMGEVING De Opmaakredactie, Wehl ABONNEMENTEN BIM Media Klantenservice, Postbus 16262, 2500 BG Den Haag, tel (070) 304 67 77;
[email protected] Abonnementen: € 203,- (excl. btw), losse nummers € 27,50 (excl. btw) Verschijnt 10 maal per jaar. Een abonnement geldt steeds voor een jaar en kan op elk gewenst tijdstip ingaan. Het abonnement wordt automatisch met een jaar verlengd, tenzij uiterlijk twee maanden voor het verstrijken van het abonnementsjaar schriftelijk wordt opgezegd bij BIM Media Klantenservice. Vanwege de aard van de uitgave, gaat BIM Media uit van een zakelijke overeenkomst; deze overeenkomst valt onder het algemene verbintenissenrecht.
• Milieu • Buitenruimte en balkons
De sierlijke balkons verlevendigen het robuuste gebouw.
ADVERTENTIE-ACQUISITIE Rob Koppenol (
[email protected]), 070- 399 00 00
Ineke Hans ontwierp
www.omgevingindepraktijk.nl | www.nbd-online.nl
franse balkons en
Wij verwerken uw gegevens voor de uitvoering van de (abonnements) overeenkomst en om u van informatie te voorzien over BIM Media bv en andere zorgvuldig geselecteerde bedrijven. Als u geen prijs stelt op deze informatie, kunt u dit schriftelijk melden bij BIM Media Klantenservice, postbus 16262, 2500 BG Den Haag. Voor informatie over onze leveringsvoorwaarden kunt u terecht op www.bimmedia.nl/leveringsvoorwaarden. ISSN: 1382-4937
EINDREDACTIE Ingrid de Zwart-Schaap (
[email protected])
Hof van Sevenhuijsen THEMA’S:
© BIM Media 2015 Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. De bij toepassing van art. 16b en 17 Auteurswet wettelijk verschuldigde vergoedingen wegens fotokopiëren, dienen te worden voldaan aan de Stichting Reprorecht, Postbus 3051, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 10. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken op grond van art. 16 Auteurswet dient men zich te wenden tot de Stichting PRO, Postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, telefoon (023) 799 78 09. Voor het overnemen van een gedeelte van deze uitgave ten behoeve van commerciële doeleinden dient men zich te wenden tot de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, kan voor de aanwezigheid van eventuele (druk)fouten en onvolledigheden niet worden ingestaan en aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever deswege geen aansprakelijkheid voor de gevolgen van eventueel voorkomende fouten en onvolledigheden. Aangeleverde artikelen kunnen worden hergebruikt voor elektronische doeleinden.
de balkonhekken, toegangshekken. Nr. 5 • Jaargang 1 • Mei 2015 www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl
Adverteerdersindex Falco BV 2 NEN42 Nysingh advocaten-notarissen 4 Solarlux Nederland BV 48
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 3
Om iets van de grond te krijgen moet je alle kikkers in de kruiwagen houden.
Gebiedsontwikkeling. Nysingh weet er meer van. Bouwen, bestemmingsplannen of grondverwerving. Flora en fauna of projectontwikkeling. Als u zich met gebiedsontwikkeling bezighoudt, wordt u regelmatig geconfronteerd met juridische vraagstukken. Onze gespecialiseerde juristen hebben de ervaring om uw project niet ingewikkelder te maken dan het is. Wij brengen partijen niet alleen samen, maar zorgen er ook voor dat er geen kikkers uit de kruiwagen
Kijk op www.nysingh.nl
springen. De betrokken organisaties moeten elkaar juist versterken. Zij zijn voor een geslaagd project immers afhankelijk van elkaar. De vastgoedspecialisten van Nysingh kennen de regels én kennen de praktijk. Voor een deskundig en praktisch advies. Over onroerendgoedtransacties, erfpacht en exploitaties. Over ruimtelijke ordening en bestemmingsplannen. Over financieringen en kostenverhaal.
Column
Emotionele waarde: een groot goed De hypotheekmarkt is in elkaar gedonderd; en niet eens doordat de hypotheeknemers de lasten niet meer kunnen dragen. De onderliggende vastgoedwaarde bleek cruciaal. Op woningen zonder waarde, vergelijkbaar met peperkoekhuisjes, oftewel luchtkastelen, zijn hypotheken gevestigd. Nu de mensen de lasten niet meer kunnen dragen, blijken de onderpanden waardeloos te zijn.
D
e waarde van een gebouw bestaat voor mij uit drie delen: de emotionele waarde, de gebruikswaarde en de technische waarde. Hierbij is de emotionele waarde verbonden aan het casco en de gevels, waarbij het dak als vijfde gevel wordt gezien. De gebruikswaarde hangt samen met het inbouwpakket en de daarvoor bestemde inwendige ruimte. De technische waarde heeft betrekking op de bouwtechniek en het vermogen van het gebouw om techniek te faciliteren. Momenteel wordt de investering met name bepaald door het programma van eisen met betrekking tot het gebruik en de bijbehorende technische specificaties. Emotie wordt als het noodzakelijke kunstje van de architect gezien; terwijl juist hiermee het begin van het verschil wordt gemaakt. De uitvoering is natuurlijk de volgende stap. Ook vakmanschap en bouwtechniek zijn onlosmakelijk verbonden aan emotionele kwaliteit.
vijftig jaar niet wordt gehaald, zadelen wij onze kinderen op met een natte Nederlandse droom! Het rendement wordt niet alleen door geld bepaald, maar met name door kwaliteit gedurende de levensfase. En dat duurt bij monumenten het langst! De reden waarom onze corporaties er redelijk voor staan, is alleen te danken aan het feit dat zij afgeschreven vastgoed met marktwaarde in portefeuille hebben. Zeg maar gerust met emotionele waarde. Momenteel wordt er veel te gemakkelijk gesloopt en veel te weinig kwalitatief hoogwaardig en duurzaam vastgoed teruggebouwd.
Monumenten De emotionele waarde is de enige waarde die in de loop van de tijd kan stijgen! Dit in tegenstelling tot de gebruiks- en technische waarde; die dalen enkel en kunnen zelfs negatief worden. Denk daarbij bijvoorbeeld aan monumenten, gebouwen waarvan wij als samenleving met elkaar hebben afgesproken ze nooit meer te slopen: deze gebouwen kennen voor hun casco en gevels geen afschrijving. Zouden de onderpanden van de Amerikaanse hypotheeknemers louter uit monumenten bestaan, dan was de huidige crisis er nooit gekomen.
Joop Petit Community Innovator
Daarom mijn devies: investeer in emotionele waarde van gebouwen, laat het vakmanschap zegevieren en draag daarmee bij aan de sociale cohesie van onze maatschappij. Nu en in de toekomst.
Woningcorporaties In Nederland hebben vooral de woningcorporaties een belangrijke opgave. Indien de afschrijvingstermijn van | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 5
Groene Groei in de bouw In maart 2013 is in de kabinetsbrief ‘Groene Groei’ aangekondigd met welke pijlers en in welke domeinen Groene Groei in Nederland verder gestimuleerd wordt. Het doel van het beleid voor Groene Groei is het concurrentievermogen van Nederland te versterken en tegelijkertijd de belasting van het milieu en het verbruik van fossiele energie en schaarse grondstoffen terug te dringen. Voor de bouwsector is de focus daarbij gericht op beperking van CO2-emissies (energiebesparing) en uitputting van grondstoffen.
Tekst Ir. P.J. van Luijk
V
oor de bouwsector is een aantal in de kabinetsbrief ‘Groene Groei’1 genoemde beleidsdomeinen relevant: ‘Biobased Economy: naar substitutie van fossiele door groene grondstoffen’ (biomassa) en ‘Van afval naar grondstof’ (VANG). Ook in Europees verband speelt een gelijksoortige discussie. In Mededeling van de Commissie ‘Hulpbronnen-efficiëntie in de bouwsector2’ van 1 juli 2014 zijn twee hoofdsporen genoemd: 1. Naar een gemeenschappelijke aanpak voor de beoordeling van de milieuprestatie van gebouwen en producten. 2. Naar een beter functioneren van een markt voor de gerecyclede materialen. Nu, twee jaar na de aankondiging van het Groene Groei-beleid, zijn die onderwerpen nog steeds actueel en worden ze ook geschaard onder het begrip de ‘Circulaire Economie in de Bouw’. Het streven is om bouwmaterialen zo lang mogelijk in kringloop te houden en zo weinig mogelijk materiaal te verspillen tijdens productie en de bouw. Materialen die aan het eind van hun levensduur zijn, worden zoveel mogelijk teruggebracht in de natuur (biologische materialen) of voor andere nuttige doeleinden (zoals nieuwe grondstof of energieopwekking) gebruikt. In dit artikel is een aantal onderwerpen aangestipt die een rol kunnen spelen in de ontwikkeling naar minder en milieuvriendelijker grondstofgebruik. Nog belangrijker dan 6 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Milieu
het inhoudelijk verder uitontwikkelen van de beleidssporen uit de kabinetsbrief Groene Groei is echter de zorg dat deze sporen elkaar niet in de wielen rijden. Ze moeten elkaar bij voorkeur versterken. Het is wenselijk dat er een lichte regievoering is om onder één paraplu te blijven.
Eén taal of Babylonische spraak verwarring? Om een gemeenschappelijke aanpak en de effecten op het milieu te kunnen reguleren, is het noodzakelijk dat alle partijen hierbij in één taal spreken. De oplossing daarvoor is een voorgeschreven methode om de milieu effecten van gebouwen en GWW-bouwwerken in beeld te brengen. En daarnaast dat de milieurelevante specificaties (van componenten, materialen en dergelijke) langs een gelijke weg zijn bepaald. Inzicht in – op die methoden gebaseerde technische specificaties van – materialen en bouwwerken is nodig om gebouwprestaties te kunnen optimaliseren, eenduidig te kunnen benchmarken, enzovoort. Op basis van dat inzicht kunnen voor ieder bouwwerk de juiste materialen worden geselecteerd en kan er (desgewenst) gestuurd worden op beperking van milieugevolgen zoals grondstoffenuitputting en CO2-uitstoot. Voor het bepalen van die milieueffecten moet de gehele levenscyclus, van grondstoffenwinning, productie, transport, tot en met afdanking, recycling, et cetera, in beschouwing worden genomen. Hiervoor is in Nederland de zogenaamde ‘Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken’ gepubliceerd3. De basis hiervoor wordt gevormd door NEN 8006. In zowel private als publieke regels wordt naar deze methode verwezen. Zo zijn in MAT1 van BREEAM-NL, submodule Materialen van GPRGebouw en Duurzaam Inkopen van nieuwe kantoorgebouwen voor de milieuprestatie van gebouwen op basis van die methode classificaties of grenswaarden opgenomen. En in Bouwbesluit 2012 is in het hoofdstuk Milieu een voorschrift opgenomen voor de milieuprestatie van woningen. Hier is voorgeschreven dat ‘een te bouwen bouwwerk zodanig
is dat de belasting van het milieu door de in het bouwwerk toe te passen materialen wordt beperkt’. Dat moet gekwantificeerd worden volgens de Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en GWW-werken.
Levensduur en levenscyclus Over twee relaties wordt in de bouwwereld al jaren gedebatteerd: levensduur en duurzaamheid (in de betekenis van milieuverantwoord) én levensduur en de gebruiks- en technische kwaliteitskenmerken van woningen en andere gebouwen. Eigenlijk is men het er alleen over eens dat ‘levensduur’ een majeure factor is in de bepaling van de milieuprestatie van gebouwen en bouwwerken. Om een eenheid in denken aan te houden, zijn zogenoemde defaultwaarden opgenomen voor de in rekening te brengen levensduur bij het berekenen van een milieuprestatie van een bouwwerk. Deze defaultwaarden zijn opgenomen in de ‘Bepalingsmethode Milieuprestatie Gebouwen en
GWW-werken’. Een andere eigen levensduur aanhouden mag, mits die wordt onderbouwd en gedocumenteerd. Op www.milieudatabase.nl is een richtsnoer ‘specifieke gebouwlevensduur’ gepubliceerd4. Het doel is de in beschouwing te nemen parameters voor de specifieke levensduur enigszins te harmoniseren. Natuurlijk gaan niet alle materialen en installaties de hele levensduur van een bouwwerk mee. Gedurende de levensduur worden materialen één of meerdere keren vervangen. De trend is om bouwdelen en installaties met een relatief korte levensduur (circa tien tot vijftien jaar) zonder hak- en breekwerk te vervangen door nieuwe exemplaren. Oftewel: bouwen met tijd. Hierdoor vermindert het kapitaalverlies door hak- en breekwerk en worden schone materiaalstromen verkregen die herbruikbaar en recyclebaar zijn. Naast het eenvoudig vervangbaar maken van kortcyclische componenten verhoogt het een-
Spreken in één taal of Babylonische spraakverwarring? Bron: www.softskills.nl/empathie/. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 7
→
Bron: Presentatie Ditmar Henkel op Ecobouw 2013.
voudig aanpasbaar maken van een gebouw voor verschillende functies de toekomstwaarde en levensduur van een bouwwerk. Tegenwoordig krijgen die fenomenen vooral aandacht onder de termen ‘adaptief vermogen en circulaire gebouwen’.
Milieueffecten van bijna energie neutrale gebouwen Het Europees beleid richt zich erop dat nieuwe gebouwen na 2020 geen of heel weinig energie gebruiken, waarbij het gebruik van primaire energie voor technische bouwsystemen nagenoeg op nul ligt. Om dat te bereiken worden evenwel materialen en installaties toegevoegd. Die extra toevoeging aan het bouwwerk kan echter een contraproductief effect hebben op het totaal aan emissies en uitputting van grondstoffen. Wanneer de milieueffecten van energiegebruik voor verwarming en koeling van ruimten ook in gelijke termen uitgedrukt kunnen worden als die van de milieuprestatie van gebouwen, kan over de sommatie van die twee worden geoptimaliseerd. Momenteel loopt er binnen het project TKI-Energo het onderzoek KIEM5 (Kwaliteit door Integrale evaluatie van Energie- en Milieuprestaties van gebouwen). Eind dit jaar worden de resultaten daarvan verwacht. Transitie en verkenning van vernieu wende initiatieven Bij de uitvoering van duurzame initiatieven lopen bedrijven, medeoverheden en groepen burgers soms tegen barrières aan. Om die barrières weg te nemen is de Green Dealaanpak ontwikkeld. Met deze aanpak geeft het kabinet ruimte aan vernieuwende initiatieven 8 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
uit de samenleving om de transitie naar een duurzame economie te versnellen. Green Deals inspireren bij voorkeur ook anderen en maken de weg vrij voor volgende duurzame initiatieven. Zo zorgen Green Deals samen voor brede navolging en impact. Lopende Green Deals op het gebied van de bouw zijn onder andere: Green Deal Biobased Bouwen, Green Deal Circulaire Gebouwen, Green Deal Verduurzaming Betonketen, Green Deal Duurzaam GWW en Green Deal Cirkelstad. Een afgeronde Green Deal is de Green Deal Milieuprestatie berekening van Gebouwen. Twee van deze Green Deals hebben een directe relatie met het spreken van één taal en levensduur: Biobased Bouwen en Circulaire Gebouwen. Green Deal Biobased Bouwen Green Deal Biobased Bouwen richt zich op het bevorderen van het gebruik van biobased bouwmaterialen en bouwconcepten. Een
Bron: Joan Prummel.
belangrijk aandachtspunt in de Green Deal is het vormgeven van een gelijk speelveld door het meten van milieuprestatie van biobased en overige producten langs dezelfde meetlat. De eerder genoemde bepalingsmethode is daarbij de standaard. Een aantal voordelen van biobased bouwmaterialen komt in de standaard niet tot uitdrukking. Zo veroorzaken biobased bouwmaterialen geen of nauwelijks uitputting van grondstoffen, maar is de bijdrage daarvan als gevolg van de vastgestelde weging van de milieueffecten in de milieuprestatie (1-puntsscore) gering. Ook is de milieucategorie ‘landschapaantasting’ niet in de normstelling opgenomen. Het zou van grote betekenis zijn als er aanvullend op de bepalingsmethode ook een landelijke zienswijze komt hoe ‘landschapaantasting’ onder de aandacht kan worden gebracht. Immers, voor de delving van minerale grondstoffen zijn vaak grote landschapsaantastende mijnen nodig, terwijl voor sommige biobased bouwmaterialen landschapverrijkende gewassen geteeld worden. Green Deal Circulaire Gebouwen Bij het circulair bouwen worden grondstoffen langer en hoogwaardige(r) in de keten gehouden. Hierdoor treden er minder schadelijke milieueffecten op en kan er sprake zijn van economisch waardebehoud en zelfs van waardecreatie. Recycling en hergebruik zijn belangrijke facetten waarvoor al bij het ontwerp op moet worden voorgesorteerd. De vraag komt dan aan de orde met welke essenties dan rekening moet worden gehouden. Het rapport ‘Gebouwen met Toekomstwaarde – het bepalen van toekomstwaarde van gebouwen vanuit het perspectief van adaptief vermogen, financieel rendement en duurzaamheid’6 geeft hiervoor in de basis een handvat, maar moet nog verder worden geoperationaliseerd. Ook hebben de demonstratieprojecten van het IFD-programma
Milieu
Bron: http://www.platformduurzamehuisvesting.nl.
hiervoor een schat aan kennis en informatie over industrieel, flexibel en demontabel bouwen opgeleverd. Maar het denken hierover heeft een nieuwe impuls nodig. Die impuls wordt mogelijk gegeven met de Green Deal Circulaire Gebouwen. Met deze Green Deal willen betrokken partijen een brede consensus bereiken over het bepalen van de voor circulariteit relevante gebouwkenmerken. Denk aan materiaalgebruik en kansen voor levensduurverlenging, het meetbaar maken van dergelijke prestatiekenmerken en het op gebouwniveau vast kunnen leggen en bijhouden van deze kenmerken, zodat hiermee bij herontwikkeling of afdanking rekening kan worden gehouden. Een zeer actueel vraagstuk in dat verband is hoe de milieu- of prestatieverklaringen van tweedehands bouwproducten die op de markt komen, kunnen worden vergeleken met dergelijke verklaringen van ‘virgin’ materialen en producten. Moet een tweedehands CV-ketel die op de markt wordt aangeboden voldoen aan de Richtlijn ecodesign? En wie is verantwoordelijk voor die verklaring? Idem dito bij een tweedehands baksteen die wordt aangeboden. Deze discussie staat nog in de kinderschoenen.
Verinnerlijking in overeenkomsten Bij de alinea over de Green Deal Circulaire Gebouwen kwam aan de orde hoe al bij het ontwerp kan worden voorgesorteerd op gebouwprestatie ten aanzien van onderhoud, herontwikkeling en afdanking. Dat reikt verder dan alleen de initiële kwaliteit. In dat licht is het de zogenoemde KopStaart-aanpak ‘Voor een gezonde kwaliteitsslag in de energiezuinige nieuwbouw van woningen’ [juni 2010] een instrument om in het achterhoofd te houden. Parallel aan dat instrument zou de sector een pendant kunnen ontwikkelen in een KopStaart-aanpak ‘Voor een evenwichtige kwaliteitsslag naar weinig milieubelastende nieuwbouwwoningen’. De KopStaart-aanpak beschrijft een aantal aandachtspunten, verdeeld over vijf fasen van het bouwproces. De essentie is, dat de opdrachtgever verantwoordelijkheid neemt voor de kwaliteit van zijn eindproduct. Aan de kop, door kwaliteit op te nemen in het programma van eisen. Onderweg, door op gezette tijden de kwaliteit van het werk te controleren. En bij de staart, door met gecertificeerde controles te toetsen of de gevraagde kwaliteit ook werkelijk is gerealiseerd. Hiermee kan tevens worden voorgesorteerd op de werkwijze onder de voorziene Wet kwaliteitsborging bouw7.
Met de wet wordt beoogd dat het bouwbedrijfsleven zelf waarborgen inbouwt om bij gereedmelding aan te tonen dat aan overeengekomen en wettelijke kwaliteitseisen is voldaan.
Conclusie Het geheel overziend mag worden geconstateerd dat de kabinetsbrief ‘Groene Groei’ een katalysator is geweest voor nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van het optimaliseren van ‘groene’ gebouwen. De essentie daarbij blijft dat alle partijen de groenschakeringen allemaal op een gelijke wijze onderscheiden. 1 Http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2013/03/28/kamerbrief-groenegroei-voor-een-sterke-duurzame-economie.html. 2 Http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2014/09/09/kamerbrief-over-heteu-voorstel-mededeling-hulpbronnen-efficientie-in-debouwsector.html. 3 Https://www.milieudatabase.nl/imgcms/20141125_ SBK_Bepalingsmethode_versie_2_0_definitief.pdf. 4 Https://www.milieudatabase.nl/imgcms/Rapport____ Richtsnoer_Specifieke_gebouwlevensduur___.pdf. 5 Http://www.tki-energo.nl/kiem/. 6 Http://www.adaptiefvermogen.nl/docs/20140630_eindrapport_bepalingsmethode.pdf. 7 Http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bouwregelgeving/toekomst-bouwregelgeving.
↘ Informatie over de auteur
Ir. P.J. van Luijk is werkzaam bij het ministerie van BZK. Dit artikel is op persoonlijke titel geschreven. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 9
←
Nationale Milieudatabase op koers Eind vorig jaar is overeenstemming bereikt over een duurzame financiering van de Nationale Milieudatabase (NMD); de beheerskosten worden voor 50% gedragen door het bedrijfsleven en voor 50% door de overheid. Het jaarplan voor 2015 is op deze basis gefinancierd. Daarnaast zijn er nog vele extra verbeteringen mogelijk, zoals een upgrade van de website. Voor deze extra wensen wordt additionele financiering gezocht. In dit artikel een weergave van de stand van zaken van de NMD en de ontwikkeling van grenswaarden voor de milieuprestatie. Tekst Drs. ing. Harry Nieman en ing. Michiel van der Meulen
K
ortgeleden is de SBRCURnet-brochure ‘Bepalingsmethode Milieuprestatie’ opnieuw uitgebracht. Deze brochure is geactualiseerd aan de nieuwe versie van de bepalingsmethode (versie 2.0). De bepalingsmethode was aangepast, onder andere aan de Europese norm NEN-EN 15804. Binnenkort verschijnt een nieuwe release met geactualiseerde milieudata (Release 1.7). Er is een Green Deal in ontwikkeling voor bedrijven die bedrijfsdata (categorie 1 data) willen aanleveren. Ook aan de volledige aansluiting van GWW-data op de NMD wordt gewerkt. Binnenkort wordt gestart met het ontwikkelen van een op maat gesneden digitale invoerapplicatie. De bedoeling is dat de GWW-sector eind 2015 volledig is geïntegreerd in de NMD.
Ontwikkelingen Er wordt door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hard gewerkt aan het nieuwe stelsel van kwaliteitsborging. Door de verantwoordelijkheid neer te leggen waar deze hoort, namelijk bij de bouwer/aannemer, zal deze nauwgezet gaan controleren of de milieuprestatieberekening is geïmplementeerd in het projectontwerp. Tijdens de uitvoering zal gecontroleerd worden of de gekozen materialen ook daadwerkelijk worden verwerkt. Het belang voor de toeleverende industrie om met de juiste data in de NMD te staan wordt daardoor dus veel groter. Verder zal de communicatie rondom de NMD geïntensiveerd gaan worden. 10 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Grenswaarden In private regelgeving, zoals certificering van duurzaam vastgoed volgens BREEAM-NL of GPR-Gebouw en Duurzaam inkopen van nieuwe kantoorgebouwen, worden sinds enige jaren (grens) waarden aan de milieuprestatie van gebouwen gesteld. Momenteel vindt er een discussie plaats of er na een periode van twee jaar gewenning aan een voorschrift voor het aanleveren van een milieuprestatieberekening zonder dat daar grenswaarden aan zijn verbonden, nu ook grenswaarden moeten worden opgenomen in het bestaande voorschrift in Bouwbesluit 2012. Naar het thans blijkt, zijn de meeste partijen in de bouw momenteel voorstander voor invoering van een landelijke prestatie-eis (vastgelegd als grenswaarde) op basis van
een uniforme bepalingsmethode en geborgde milieudata. Zij zien dit als een statement wat er van de materialisatie van een duurzaam gebouw ten minste mag worden verwacht. Wel willen zij waken voor onverwachte marktverstoringen en pleiten daarom voor een waarde waaraan het grootste deel van de recent gebouwde woningen/gebouwen kan voldoen. Het vastleggen van de gewenste publieke grenswaarde veroorzaakt op die manier geen extra administratieve lasten (de berekening is zowel privaat als publiek al vereist) en geen extra kosten voor de bouw, want met de gangbare bouwmethoden kan aan de grenswaarde worden voldaan.
Statement Dit statement kan worden gezien als ondersteuning van de uitvoering van de kabinetsbrief ‘Groene Groei: voor een sterke, duurzame economie’ waarin wordt uitgelegd hoe het klimaat- en grondstoffenbeleid wordt vormgegeven. In bijgaande figuur (afkomstig uit een recent afgerond onderzoek van W/E adviseurs) is uitgewerkt aan welke prestatie-eis men zou kunnen denken. Als de gangbare bouwmethoden niet verstoord mogen worden, dan moet het resultaat van de berekening minstens in klasse D uitkomen of op een waarde hoger dan 1,06 per m2 BVO (n.b. de figuur is uitgewerkt voor woningen; andere gebouwfuncties kunnen op dezelfde wijze uitgewerkt worden). Opdrachtgevers, die daarvoor willen investe-
Milieu
ren, kunnen echter hun ontwerpers en bouwers opleggen een betere milieuprestatie te leveren, namelijk klasse C of B. De klassenindeling geeft de consument inzicht in de duurzame kwaliteit van het product dat hij koopt én prikkelt de markt om beter te presteren. Een gebouw met een betere milieuprestatie is immers later beter verhuur- of verkoopbaar.
Contractvorming Een alternatief voor het stellen van landelijke grenswaarden is de bouw de gelegenheid te geven om hun verantwoordelijkheid te nemen en (publiek) te borgen dat er een waarde van de milieuprestatie in contractstukken is opgenomen. Het onderscheidend vermogen en benchmarking zullen dan moeten leiden tot een maatschappelijk gewenste ondergrens. Een decentralisatie van het stellen van grenswaarden naar de gemeenten, lijkt voor de partijen in de bouw een niet begaanbare weg. De bouw is dan weer terug bij af. Dat is helemaal het geval als gemeenten afwijkende bepalingsmethoden gaat hanteren van de bepalingsmethode milieuprestatie gebouwen en GWWwerken, inclusief de nationale milieudatabase. Men is dan namelijk weer op het niveau van de discussie van jaren geleden over de gemeentelijke (SEV) ‘lijstjes’. Verwacht mag worden dat de rijksoverheid bovenstaande overwegingen in haar besluitvorming zal meenemen. De figuur is zoals gemeld uitgewerkt voor woningen; voor de andere gebouwfuncties zullen deze nog uitgewerkt worden. De doelstelling is dat
alle twaalf gebouwfuncties uit het Bouwbesluit een realistische grenswaarde krijgen waaraan zonder extra financiële inspanningen wordt voldaan. Het bepalen en controleren van de milieuprestatie van gebouwen en infrastructuur is onmisbaar om aan de beleidsdoelstellingen van de overheid te voldoen.
Tot slot Het stellen van grenswaarden is voorlopig het slotakkoord van het streven naar duurzaam ontworpen en gebouwde woningen, utilitaire gebouwen en infrastructuur. Het volgende doel is het wettelijk borgen van deze regelgeving in de dagelijkse ontwerp- en uitvoeringspraktijk met behulp van het nieuwe stelsel. Vanzelfsprekend geeft de classificatie de juiste prikkels om meer te doen dan deze minimumkwaliteit. Het uiteindelijke doel is helder en onverbiddelijk; we zullen de kringloop moeten sluiten om deze aarde tot in lengte van jaren leefbaar te houden. ← Een enorme uitdaging!
Organisatie NMD De beleidscommissie van de NMD, de zogenaamde MBG-commissie, is op verzoek van de stakeholders uitgebreid met een aantal partijen, namelijk architecten, Dutch Green Building Council, Pro-Rail en de houtindustrie. De houtindustrie heeft een sterke binding met biobased bouwen, zodat ook deze ontwikkeling is aangehaakt. De inbreng vanuit de toelevering is nu compleet. In de MBG hebben nu vertegenwoordigers vanuit de steenachtige producten (daartoe wordt ook beton gerekend), metaal en hout zitting. Hiermee is invulling gegeven aan de aanbevelingen uit het onderzoek naar het functioneren van de NMD uit 2013. Het beheer van de Nationale Milieu database wordt in 2015 uitgevoerd door het Instituut voor Bouwkwaliteit, onder dagelijkse leiding van Michiel van der Meulen. www.nationalemilieudatabase.nl.
↘ Informatie over de auteur
Drs. ing. Harry Nieman en ing. Michiel van der Meulen zijn respectievelijk Manager en Projectleider van de Nationale Milieudatabase. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 11
MilieuNieuws
Innovatieprijs voor biocomposiet buitengevelelement Samen met de overige 12 Europese projectpartners uit het BioBuildproject, heeft SHR (Stichting Hout Research) van 3 tot 5 maart 2015, nieuw ontworpen demoproducten van bio-composiet geëxposeerd op de ECOBUILD in London. Daarbij won het ‘External wall panel’, de innovatieprijs in de categorie ‘Construction’. De prijs werd 10 maart uitgereikt op het prestigieuze ‘JEC composieten show & conferenties’ in Parijs. JEC Europe is ’s werelds grootste event op het gebied van composieten. Het winnende zogenoemde ‘External wall panel’ bestaat uit een 4 meter hoog self supporting verticaal gevelelement (zie foto). Het paneel is een sandwich constructie met buitenlamellen van bio-polyesterhars versterkt met vlasvezelweefselcomposiet. De kern is gevuld met een natuurlijk isolatiemateriaal. Het ontwerp van het paneel illustreert de ontwerpvrijheid die mogelijk is bij het werken met composieten. In totaal zijn vier demonstratie producten ontwikkeld als
eindresultaat van een onderzoeksproject met Europese partners (www. Biobuildprojects.eu) naar toepassing van bio-composiet materialen in bouwtoepassingen. Het doel van het project was om te komen tot biocomposiet materialen waardoor de energie-inhoud (embodied energy) in bouwcomponenten sterk wordt verlaagd ten opzichte van de bestaande materialen, zonder toename van de kosten. Biocomposieten zijn duurzame, laag energetische constructiematerialen die bij uitstek gebruikt kunnen worden om staal, aluminium, steen en beton te vervangen bij nieuwbouw en renovatie.
Demonstratieproducten De drie andere demonstratieproducten op ECOBUILD waren: • External cladding kit. Een exterieur gevelbekledingsysteem zonder dragende functie. Deze panelen zijn gemaakt van natuurlijk polyfurfuryl alcoholhars versterkt met vlasvezels. • Internal partition kit. Zelfdragende, verticale structuurelementen voor flexibele binnenwandsystemen, bedoeld om grote ruimten visueel en akoestisch te scheiden. De panelen zijn gemaakt met buitenlamellen van jute-polyfurfuryl alcoholcomposiet en een vulling van geëxpandeerde kurk. • Suspended ceiling kit. Dit product bestaat uit lamellen die een structureel plafondsysteem vormen waarmee een architectonisch plafondoppervlak en akoestische demping kunnen worden gecreëerd. Het materiaal is opgebouwd uit bio-polyester met jute weefsel.
Duurzame plafond- en wandpanelen Alle plafond- en wandpanelen van Ecophon zijn volledig duurzaam. Derde-generatie glaswol van minstens 70% hergebruikte flessen en nieuw 100% plantaardig bindmiddel maken de Ecophon-producten duurzaam ‘van begin tot eind’. Het bedrijf heeft mede daardoor een van laagste CO2-footprints in de branche. De toegepaste glaswol is duurzaam en de akoestische prestaties zijn zelfs nóg beter dan bij oudere typen glaswol. De glaswol is ‘fossielvrij’: dat bespaart 24.000 vaten ruwe olie per jaar die anders als grondstof voor het bindmiddel hadden gediend. Dit is ook goed voor het binnenklimaat omdat er nu geen formaldehyde aan de panelen hoeft te worden toegevoegd. Daarnaast worden veilige verf op waterbasis en geen overbodige antimicrobiële chemicaliën gebruikt. Van een glazen fles maakt Ecophon anderhalf paneel. Aan het eind van hun lange levensduur kunnen de panelen gerecycled worden. Daarnaast recyclet het bedrijf al het productie- en metaalafval. Alle verpakkingen zijn voor 100% van hergebruikt materiaal. De energie die voor productie nodig is, is nu al 70% groen en het streven is 100%. Door het geringe gewicht van de producten, heeft Ecophon een van de laagste CO2-transportemissies per vierkante meter paneel. ‘Het is belangrijk dat onze producten als geheel voldoen aan de eisen
12 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
en regelgeving. Pas dan zijn het échte oplossingen. Dus besloten we om elk Ecophon-product duurzaam te maken in plaats van de lancering van één groene productlijn. Daarbij leggen we de lat voor onszelf flink hoog. We scoren nu al in de hoogste klasse als het gaat om eisen voor formaldehyde, voor de Franse VOC (vluchtige stoffen) én voor de Californische Emissie Richtlijnen ,’ aldus Joeri Decae, Business Unit Manager Nederland van Ecophon. Het bedrijf laat haar duurzame inspanningen onafhankelijk controleren met EPD’s (Environmental Product Declarations) op basis van EN 15804 en ISO 14025. De EPD toont voor de totale levenscyclus van een product wat het milieueffect is als het gaat om de productie, het transport, de installatie, het gebruik én het verwijderen.
www.ecophon.com/nl
MilieuNieuws
Tapijttegel met kleinste CO2-voetafdruk ter wereld De tapijttegels uit de nieuwe collectie Microsfera van Interface hebben de laagste CO2-uitstoot in de tapijt industrie. Microsfera zorgt met een uitstoot van slechts 3 kg CO2 per m2 bij het productieproces, voor een nieuw laagterecord in de tapijtsector. Dit is inclusief het gebruik en verwerking van alle grondstoffen. Ter vergelijking: een traditionele tapijttegel zorgt voor een uitstoot van 12 kg CO2 per m2 en een kamerbreedtapijt voor 63 kg CO2 per m2.
lage VOC-emissies van minder dan 100 μg/m³. Ter vergelijking: internationale richtlijnen gaan uit van 250 μg/m³. Microsfera is beschikbaar als Skinny Planks (25 cm x 100 cm) en combineert schoonheid met functionaliteit waarmee subtiele, lineaire en flexibele ontwerpen kunnen worden gemaakt. Het kleurenpalet bestaat uit een reeks uitgebalanceerde kleuren: industriële grijstinten, op denim geïnspireerde blauwtinten en verschillende kopertinten die kunnen worden gecombineerd om opvallende effecten en overgangen te creëren.
Microsfera pakt de twee componenten aan die bij de productie van een tapijttegel zorgen voor de meeste CO2-uitstoot: het garen en de latex pre-coating. Om de hoeveelheid garen te verminderen heeft Interface haar Microtuft™-technologie gecombineerd met een revolutionair fusion-proces. Met Microtuft™ kan de hoeveelheid garen in tapijttegels tot 50% worden verminderd. Voor de nieuwe collectie is Interface nog een stap verder gegaan door het gebruik van polypropyleen garen. Dit type garen wordt normaal gesproken toegepast in tapijten voor de consumentensector, maar door speciale technieken is dit garen nu ook geschikt gemaakt voor hoogwaardige tapijttegels met intensief gebruik in de projectmarkt. De latex pre-coating is geëlimineerd door het garen via een innovatief modulair fusion-proces rechtstreeks te bevestigen aan de rug van de tapijttegel. De nieuwe collectie heeft niet alleen de kleinste CO2-voetafdruk ter wereld, maar draagt ook bij aan een goede luchtkwaliteit door zeer
www.interface.com/microsfera
Publicatie duurzame biomassa Biomassa is de komende decennia onmisbaar als grondstof voor materialen, energie én brandstoffen. Dat concludeert de Commissie Duurzaamheidsvraagstukken Biomassa (Commissie Corbey) in een publicatie waarin haar belangrijkste inzichten over biomassagebruik zijn gebundeld. Noodzakelijke voorwaarde is dat alle biomassa duurzaam wordt geproduceerd, ongeacht de toepassing. De commissie pleit voor nationaal, Europees en internationaal biomassabeleid dat duurzaamheid als voorwaarde stelt, beschikbaarheid vergroot en efficiënt gebruik van land en biomassa aanmoedigt. De toepassing van biomassa zal geleidelijk steeds verder verschuiven van een bron voor brandstoffen en energie naar een schone biobased grondstof voor materialen en chemische producten. Dan zal energie (elektriciteit of warmte) grotendeels worden opgewekt uit reststromen die niet elders bruikbaar zijn. Voorlopig is bio-energie echter onmisbaar, naast zonne- en windenergie, om de doelstellingen voor broeikasgasreductie en hernieuwbare energie te halen.
Duurzame biomassa efficiënt benutten In de publicatie bespreekt de Commissie Corbey de voor- en nadelen van biomassa, de risico’s
en oplossingen om de negatieve gevolgen te voorkomen. Milieu- en sociale risico’s als ontbossing en landonteigening zijn voor een groot deel beheersbaar door brede duurzaamheidseisen te hanteren bij de productie van biomassa. Deze duurzame biomassa moet vervolgens efficiënt worden benut met behulp van bioraffinage en cascadering. Dat betekent dat biomassa ingezet moet worden daar waar de toegevoegde waarde en de broeikasgasreductie het hoogst zijn. De Commissie Corbey bepleit voorrang voor voedselvoorziening, medicijnen en biochemicaliën boven biobrandstoffen en bio-energie. In potentie is er mondiaal voldoende duurzame biomassa beschikbaar. Maar die biomassa ligt niet voor het oprapen: er zijn grote (beleids)inspanningen en investeringen nodig om duurzame biomassa beschikbaar te maken. Daarom is geleidelijke verhoging nodig van het aandeel duurzame biomassa in voedsel, materialen, energie en brandstof om de businesscase voor duurzame landbouw van biomassa mogelijk te maken. De Commissie Corbey bracht de afgelopen jaren regelmatig adviezen uit over duurzaamheid van biomassa. In het voorjaar van 2015 zal de Commissie een uitgebreider Visiedocument Duurzame Bio-economie 2030 aanbieden aan het kabinet.
www.corbey.nl/nieuws | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 13
Bestuursrechtelijke handhaving bij (private) kwaliteitsborging, deel 5
Private sancties
In de vorige aflevering van deze reeks stond centraal wanneer in het stelsel van kwaliteitsborging welke bestuursrechtelijke sancties aan de orde kunnen zijn. Dit vijfde artikel gaat in op de ‘sancties’, die de kwaliteitsborger zelf kan toepassen. Het woord sancties staat tussen aanhalingstekens omdat de kwaliteitsborger geen bestuursrechtelijke bevoegdheden krijgt. Als hij niet voor elkaar krijgt dat een bouwwerk – waarvan hij de kwaliteit moet borgen – ten minste voldoet aan de bouwtechnische voorschriften uit het Bouwbesluit, dan kan hij ‘doorschakelen’ naar bestuursrechtelijke handhaving door het bevoegd gezag. Tekst Ing. Gert-Jan van Leeuwen met medewerking van ir. Hajé van Egmond en mr. Hans Barendregt
P
rivate sancties vallen formeel niet onder de titel van deze reeks, maar het zijn ook geen privaatrechtelijke sancties1. Het gaat om de maatregelen die de kwaliteitsborger kan en moet treffen om bij gereed melding zijn handtekening te kunnen zetten onder de kwaliteitsverklaring aan de opdrachtgever. In essentie gaat het om bouwkundig vakmanschap en communicatieve vaardigheid om ontwerper, bouwer en opdrachtgever ertoe te brengen onverhoopte strijdigheid met de voorschriften op te heffen. Lukt dat niet, dan houdt – met betrekking tot die strijdigheid – de private kwaliteitsborging op te functioneren. Of de genoemde ‘doorschakeling’ dan onontkoombaar is hangt, af van de situatie.
Kwaliteitsborging ≥ voldoen aan Bouwbesluit Strikt genomen draait het om de vraag of het gebruikgerede bouwwerk voldoet aan de eisen in hoofdstuk 2 t/m 6 van Bouwbesluit 2012. Zo lang dat bouwwerk niet is opgeleverd, is die vraag niet met zekerheid te beantwoorden. Het bouwwerk kan al op tekening of gedurende de uitvoering voorspelbaar in strijd met deze minimum eis zijn, waardoor het ‘niet aannemelijk’ is (Wabo artikel 2.10 lid 1 sub a), dat het gebouwde eindresultaat toch aan deze eis zal voldoen. Wat kan de kwaliteitsborger doen als zich zo’n scenario aftekent? Het ten minste voldoen aan het Bouwbesluit is een wezenskenmerk van het nieuwe stelsel. De instrumenten en de wijze waarop deze worden toegepast moeten erin voorzien dat bouwwerken bij gereed melden inderdaad aan deze eis voldoen. Minister Blok heeft dit opge14 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Handhaving nomen in de voorgestelde wettelijke definitie van wat een instrument2 is. Advies nr. 8 van de kwartiermakers, opgesteld ten behoeve van de toelatingscriteria, verwoordt dit als volgt: ‘2.1 Het instrument geeft zo concreet mogelijk aan op welke wijze het voorziet in het hoofddoel, dat elk door middel van dit instrument te borgen bouwwerk – passend binnen de verleende vergunning – ten minste voldoet aan de Bouwbesluiteisen.’ Via zijn handtekening bij gereed melding verklaart de kwaliteitsborger aan de opdrachtgever (en via de opdrachtgever/vergunninghouder vervolgens aan het bevoegd gezag) onder meer, dat ‘…er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat het bouwen van een bouwwerk voldoet aan …’, zoals art. 7aa van de concept Wkb het noemt. Het werk van de kwaliteitsborger kan – al naar gelang de gevolgklasse van het betreffende bouwwerk en de voorschriften – vanuit het door hem of haar toegepaste instrument verschillen. Als deze werkzaamheden er niet toe leiden, dat het gebruiksgerede bouwwerk aan de eisen voldoet, is een sanctie noodzakelijk. Als de verklaring niet kan worden verstrekt, mag het bouwwerk niet in gebruik worden genomen.
Enkele mogelijke vormen van kwaliteitsborging: A. Opleveringscontrole. B. Controle door architect of bouwer. C. Gerichte controle op bepaalde kritische aspecten (voorbeeld: bij een standaard bouwwerk, dat als zodanig voldoet aan het Bouwbesluit, zijn de locatie-specifieke aanpassingen en de feitelijke uitvoering cruciaal voor de vraag of het bouwwerk akkoord is). D. Integrale beoordeling van het bouwplan en integraal toezicht op de uitvoering. E. Systeemtoezicht. Bij B, de controle door de bouwer of de architect zelf, is sprake van een dubbelrol waarbij een in de rol van kwaliteitsborger geconstateerd manco moet worden geadresseerd aan de andere rol: de architect of bouwer moet het manco zelf oplossen. Voor de traceerbaarheid dient een en ander te worden vastgelegd, bijvoorbeeld in een logboek: ‘manco …… geconstateerd d.d. …… en verholpen door …… d.d. ……’. Aan sancties komt men in dit voorbeeld niet toe, behalve wanneer bijvoorbeeld de bouwer het geconstateerde gebrek niet opheft. In de onder C, D en E genoemde situaties moet de kwaliteitsborger zijn bevindingen zo snel mogelijk kenbaar maken aan de opdrachtge-
ver en aan de partij die ‘in de fout gaat’; in de planfase de architect, constructeur of adviseur en in de uitvoeringsfase de bouwer. Als deze partij adequaat reageert door het manco op te heffen is geen sanctie nodig. Gebeurt dat niet dan moet de kwaliteitsborger zwaarder geschut in stelling brengen. Hij heeft niet veel middelen om op te schalen, maar is ook niet machteloos: 1. Deskundige onderbouwing van het geconstateerde manco en de negatieve gevolgen daarvan voor de bouwkwaliteit overbrengen aan de betrokken bouwpartij en de opdrachtgever. 2. De consequenties duidelijk maken: ‘Als dit manco niet wordt opgelost kan ik na oplevering de kwaliteitsverklaring niet afgeven en mag het bouwwerk niet in gebruik genomen worden.’ 3. De gevolgen voor de voortgang duidelijk maken, als het knelpunt zodanig is, dat: a. het niet verantwoord is te starten met de uitvoering van het bouwwerk (dit is vergelijkbaar met een bouwaanvraag in het huidige stelsel, waarop vanwege Wabo art, 2.10, lid 1, sub a geen vergunning kan worden verleend); b. het niet verantwoord is verder te bouwen omdat volstrekt evident is, dat de geconstateerde strijdigheid daardoor wordt verergerd; c. het verschil van inzicht tussen opdrachtgever, bouwer en kwaliteitsborger ertoe leidt, dat de laatste zijn werkzaamheden niet kan of mag voortzetten, waardoor feitelijk geen sprake meer is van bouwen
onder kwaliteitsborging: ‘De omstandigheden a, b of c zijn zodanig, dat ik deze moet melden aan het bevoegd gezag. Dat zal constateren, dat op dit onderdeel (vooralsnog) geen sprake is van een passende wijze van toegelaten kwaliteitsborging en om die reden de start of voortzetting van de bouw niet toestaan.’ 4. Als desondanks wordt doorgegaan het manco te negeren en onopgelost te laten, moet de kwaliteitsborger zijn constatering bij ingebruikname kenbaar maken aan het bevoegd gezag met de onder 3 bedoelde mogelijke gevolgen. 5. Bij onmiddellijke gevaarzetting moet de kwaliteitsborger mogelijk de stappen 2 en 3 overslaan of versneld zetten. Een melding aan het bevoegd gezag is hier direct aan de orde.
Vakmanschap Hier worden stappen beschreven, die een beroep doen op de kennis en kunde van de kwaliteitsborger om in voorkomende gevallen de betrokken bouwpartijen en de opdrachtgever te overtuigen. Het vereiste vakmanschap vertoont overeenkomsten met dat van professionele bouwopzichters, directievoerders en gemeentelijk toezichthouders. Ook in die functies is het noodzakelijk om vakinhoudelijk duidelijk te maken of een bepaald gebrek onacceptabel is en verholpen moet worden. Dat voortraject noemen we doorgaans geen handhaving, maar het is van groot belang dat deze inspanning wordt geleverd. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 15
→
Bestuursrechtelijke handhaving als vangnet Als sluitstuk kan de kwaliteitsborger terugvallen op het bevoegd gezag. De onderbouwing van een bestuursrechtelijke sanctie is echter niet gelegen in het wel of niet voldoen aan het Bouwbesluit, maar in het bouwen zonder gebruik te maken van een toegelaten instrument. De onder 4 bedoelde melding aan het bevoegd gezag betekent immers, dat de kwaliteitsborger zijn werkzaamheden niet volgens de regels kan voortzetten zo lang het door hem geconstateerde manco niet naar behoren is opgelost. In de discussie over de stelselwijziging is aangevoerd, dat het onwaarschijnlijk zou zijn dat een kwaliteitsborger zichzelf door te ‘klikken’ aan het bevoegd gezag van zijn broodwinning zou beroven. Om dat tegen te gaan is het noodzakelijk dat de bij deze verandering betrokken partijen van meet af aan zo consequent mogelijk te werk gaan: • Instrumenten moeten hierover klip en klaar zijn en de kwaliteitsborger in bescherming nemen tegen oneigenlijke pressie van bouwers en opdrachtgevers. • Kwaliteitsborgers moeten niet aarzelen de noodzakelijke stappen ook daadwerkelijk te zetten en zich zeker niet laten dwingen de gewenste verklaring bij gereed melding op te stellen en te ondertekenen, als de kwaliteit van het bouwwerk die stap niet rechtvaardigt. • Instrumentbeheerders moeten er in hun toezichthoudende rol goed op letten of kwaliteitsborgers zich gedragen zoals het instrument voorschrijft en hen indien nodig in bescherming nemen tegen oneigenlijke pressie en wangedrag. • Het bevoegd gezag moet de melding van
de kwaliteitsborger serieus nemen zonder diens inhoudelijke voorwerk opnieuw te doen. Als de kwaliteitsborger een gebrek constateert dat ernstig genoeg is om zijn taakuitvoering op te schorten, voldoet het bouwwerk niet langer aan de wettelijke stelseleisen. Dit geldt zeker wanneer reeds voor de start van de bouw zo’n signaal wordt afgegeven, wanneer het gaat om acuut gevaar of wanneer de verklaring bij gereed melding niet of zonder handtekening wordt geleverd. • Bezwaarcommissies en bestuursrechters moeten beseffen, dat bij private kwaliteitsborging de stillegging door het bevoegd gezag op andere gronden plaatsvindt dan wanneer de gemeente zelf ziet op de naleving van het Bouwbesluit. Als kwaliteitsborging uitsluitend plaatsvindt via een opleveringscontrole (bij kleine en standaard bouwwerken), is stilleggen van het werk geen sanctiemogelijkheid meer; het werk is immers voltooid. Hetzelfde geldt bij andere vormen van kwaliteitsborging voor manco’s die bij de oplevering worden geconstateerd. Het hangt af van de ernst van zo’n manco welke consequenties daaraan moeten worden verbonden in termen van herstelperiode en al dan niet opschorten van de ingebruikname.
Kwaliteitsborging en proportionaliteit Als sprake is van acuut risico voor veiligheid of gezondheid, moet de ingebruikname worden opgeschort tot het risico is weggenomen. In andere gevallen is de vraag relevant of ingebruikname het noodzakelijke herstel belemmert. Als dat zo is, kan in goed overleg tussen kwaliteitsborger, opdrachtgever en
Serie artikelen in Bouwkwaliteit in de praktijk In voorgaande artikelen van deze serie (Bouwregels in de praktijk 2014, nummers 5 en 6) is uiteengezet op welke wijze de bestuursrechtelijke handhaving zal veranderen door invoering van private kwaliteitsborging in de plaats van gemeentelijke toetsing en toezicht. Het derde artikel (Bouwkwaliteit in de praktijk 2015, nummer 1/2) ging over de gevolgen daarvan voor de respons op een verzoek tot handhaving. In het vierde artikel (Bouwkwaliteit in de praktijk 2015, nummer 3) kwamen de bestuurlijke sancties zelf aan bod. Het in de Wet kwaliteitsborging voor het bouwen
16 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
voorgeschreven instrumentarium kent momenten waarop moet worden ‘doorgeschakeld’ naar het bevoegd gezag, dat dan weer het spoor van de bestuursrechtelijke handhaving volgt. Hoe dat in zijn werk gaat komt in dit deel aan de orde. In het zesde artikel, waarmee deze reeks wordt afgesloten, staan de sancties van instrumentbeheerders en Toelatingsorganisatie centraal. Deze zijn gericht op de kwaliteitsborgers en de instrumenten, maar naarmate deze serieus worden genomen en effectief toegepast, zijn deze indirect ook van invloed op de bouwkwaliteit.
bouwer de ingebruikname worden opgeschort. Als het gaat om strijdigheid met het Bouwbesluit, die goed kan worden opgelost terwijl het bouwwerk al in gebruik is, moeten daarover wel termijnafspraken worden gemaakt en nageleefd. Dat is nodig omdat het bouwwerk moet voldoen aan de voorschriften, maar ook om praktische redenen. De verklaring van de kwaliteitsborger bij gereed melding van het bouwwerk is formeel het einde van zijn bemoeienis. Het is ongewenst – en juridisch onjuist – als in die verklaring tal van ‘hangpunten’ zouden staan. De respons van bouwer en opdrachtgever op geconstateerde gebreken kan zodanig zijn dat de kwaliteitsborger zijn verklaring niet naar eer en geweten kan ondertekenen en verstrekken. Het uitblijven van die verklaring maakt de gereed melding onvolledig en daardoor ongeldig. Dat is op zich voldoende reden voor het bevoegd gezag om ingebruikname van het bouwwerk op te schorten, zoals dit in het vorige artikel van deze reeks is toegelicht. Het zou echter de duidelijkheid ten goede komen als de kwaliteitsborger het bevoegd gezag niet onnodig laat wachten, maar actief laat weten als de van hem verwachte verklaring niet wordt verstrekt, zeker daar waar sprake is van een bouwwerk dat al in gebruik is. Aldus gaat geen onnodige tijd verloren en kan het bevoegd gezag meteen mededelen dat – hangende de oplossing van het kennelijke probleem – de ingebruikname van het bouwwerk moet worden opgeschort of beëindigd. In extreme gevallen is het denkbaar, dat herstel niet goed mogelijk is zonder het bouwwerk geheel of gedeeltelijk te slopen. Het is lastig om daarover algemeen geldende uitspraken te doen, maar het is onwaarschijnlijk dat zo’n extreem geval zich voordoet bij een bouwwerk, dat nog wel voldoet aan het niveau bestaande bouw. Mocht dat het geval blijken, dan betekent dit dat de wanprestatie qua kwaliteitsborging wel heel evident is en zware sancties jegens de daarbij betrokkenen ook jaren na dato onontkoombaar zijn. 1
In het privaatrecht gaat het initiatief voor het opleggen van een sanctie uit van de benadeelde. Het is niet goed voorstelbaar dat de kwaliteitsborger zich in deze context als benadeelde positioneert. 2 Een instrument voor kwaliteitsborging is in de termen van de consultatieversie van de wet, artikel 7aa: een ‘beoordelingsmethodiek die gericht is op het bouwen van een bouwwerk en die tot doel heeft vast te stellen of er een gerechtvaardigd vertrouwen bestaat dat het bouwen van een bouwwerk voldoet aan de voorschriften die zijn gesteld …(etc. ).’
↘ Informatie over de auteur
Gert-Jan van Leeuwen is kwartiermaker voor de Toelatingsorganisatie, die in het kader van de komende Wet kwaliteitsborging voor het bouwen wordt ingesteld om instrumenten voor kwaliteitsborging toe te laten en toe te zien op de toepassing daarvan. Hij schreef dit artikel met medewerking van ir. Hajé van Egmond, medekwartiermaker en Mr. Hans Barendregt, werkzaam bij de Dienst Stadsontwikkeling van de Gemeente Rotterdam.
←
Handhaving
Zó moeten we handhaving dus onderbouwen… Op 18 maart 2015 heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State het hoger beroep gewezen met betrekking tot de funderingszaak in de gemeente Zaanstad.1 Over de uitspraak in eerste aanleg had al een annotatie in Bouwregels in de praktijk gestaan2; die uitspraak riep de vraag op hoe het bevoegd gezag dient te motiveren dat niet aan de voorschriften van Bouwbesluit 2012 wordt voldaan. Tevens riep de uitspraak in eerste aanleg de vraag op welke rol het gelijkwaardigheidsbeginsel in handhavingszaken speelde. In deze principiële uitspraak beantwoordt de Afdeling alleen de eerste vraag. Tekst mr. ing. J.C. Huijzer en ir. H.C.M. van Egmond
H
et betrof hier een handhavingszaak tegen de eigenaar van een woning. De gemeente had bestuursdwang toegepast omdat de fundering volgens de gemeente niet meer voldeed aan artikel 2.6 van Bouwbesluit 2012. Er was hierbij door de gemeente geen berekening gemaakt volgens de door Bouwbesluit 2012 aangestuurde NEN 8700, maar er was voor gekozen om een alternatieve bepalingsmethode toe te passen. De overtreding was door middel van metingen vastgesteld, aan de hand van een op de ‘F3O-richtlijn’ gebaseerde gemeentelijke beleidsrichtlijn.3 De rechtbank had geoordeeld dat Bouwbesluit 2012 geen ruimte biedt om anders dan aan de hand van de door Bouwbesluit 2012 aangestuurde NEN-normen vast te stellen of een bouwwerk voldoet aan de voorschriften van Bouwbesluit 2012.4 Nu dat niet had plaatsgevonden, was het handhavingsbesluit volgens de rechtbank niet voldoende gemotiveerd.
Alternatieve bepalingsmethode Tegen deze uitspraak had de gemeente hoger beroep ingesteld, omdat zij van oordeel was dat een alternatieve bepalingsmethode wél was toegestaan. Handhaven zou anders wel een érg moeilijke en dure bezigheid worden. Het is bovendien niet ongebruikelijk om alternatieve bepalingsmethoden te hanteren.
Immers, voor een brandscheiding met gaten en kieren is geen beproeving volgens de standaard brandkromme in een laboratorium nodig om tot het oordeel te komen dat er onvoldoende WBDBO volgens de NEN 6068 aanwezig is. Een dak of gevel met een gat hoeft niet besproeid te worden conform de NEN 2778 om te constateren dat het dak of de gevel niet waterdicht is. Waarom zou dit dan niet toegestaan zijn voor een gebouw dat structureel enorme zakking vertoont en dit door langdurige metingen is vastgesteld? De Afdeling deelde deze opvatting en vernietigde wat dit betreft de uitspraak van de rechtbank: ‘Uit het systeem van de artikelen 2.6, 2.7 en 2.8 van het Bouwbesluit, in onderlinge samenhang bezien, volgt dat wanneer overeenkomstig artikel 2.8 aan de hand van NEN 8700 wordt vastgesteld dat – in dit geval – de fundering van een woning niet bezwijkt in de zin van artikel 2.7, daarmee vaststaat dat wordt voldaan aan de in artikel 2.6, eerste lid, neergelegde norm dat een bestaand bouwwerk gedurende de restlevensduur voldoende bestand is tegen de daarop werkende krachten. Het systeem van de artikelen 2.6, 2.7 en 2.8 van het Bouwbesluit sluit op zichzelf echter, anders dan waarvan de rechtbank is uitgegaan, niet uit dat in het geval toepassing van de artikelen 2.7 en 2.8 praktisch niet uitvoerbaar is, aan de hand van
een andere bepalingsmethode wordt bepaald of een bestaand bouwwerk voldoet aan artikel 2.6, eerste lid. Uit die andere bepalingsmethode moet dan wel onmiskenbaar volgen dat niet aan artikel 2.6, eerste lid, is voldaan.’
Uitspraken In verschillende uitspraken lijkt een ‘milder’ criterium gehanteerd te worden dan dit ‘onmiskenbaarheidscriterium’. Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 21 juli 20105, waarin de Afdeling zelfs zonder koppeling met de voorschriften van het Bouwbesluit accepteerde dat een loshangende deur in strijd was met de zorgplichtbepaling artikel 1a Woningwet. In geval van spoedeisende bestuursdwang kan er kennelijk met mindere motivering worden volstaan. Extremer is de uitspraak van 16 april 20086, waarin de Afdeling oordeelde dat het ontbreken van verf op een houten constructie leidt tot het oordeel dat niet voldaan wordt aan constructieve eisen. Het valt lastig in te zien hoe dit ‘onmiskenbaar’ zou kunnen leiden tot het oordeel dat niet aan de constructieve eisen van het Bouwbesluit, niveau bestaande bouw wordt voldaan. Hoe het ook zij, de uitspraak van 18 maart 2015 is niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. De Rechtbank Noord-Holland had in de uitspraak in eerste aanleg ter motivering van het oordeel dat de NEN-normen gehanteerd | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 17
→
Chapeau
alternatieve bepalingsmethode wordt als het ware een gemotiveerd voorschot genomen op de uitkomst van een berekening of beproeving volgens de door het Bouwbesluit 2012 aangestuurde NEN-norm. Soms is dat evident (bijvoorbeeld een gat in een brandwerende scheiding), soms is dat minder evident (het enkele feit dat een gebouw zakking vertoont betekent niet dat de fundering niet bestand is tegen de daarop werkende krachten).
Kop
Foto: Overzicht problematiek fundering bij vier panden in Zaandam.
móeten worden, verwezen naar de uitspraak van de Afdeling van 24 februari 20127, waaruit de rechtbank had afgeleid dat de door het Bouwbesluit aangestuurde bepalingsmethoden gevolgd moeten worden. Een cruciaal verschil met de onderhavige zaak was echter dat in die zaak in het geheel geen sprake was van verzakking, maar slechts van achterstallig onderhoud. Het ligt voor de hand dat van een louter slecht onderhouden gebouw zonder aanvullende motivering niet kan worden geoordeeld dat er strijdigheid is met de constructieve eisen van het Bouwbesluit. Uit de uitspraak van 24 februari 2012 kan slechts worden afgeleid dat er gedegen onderzoek uitgevoerd dient te worden, en dat er bij een gegeven bepalingsmethode niet al te gemakkelijk kan worden geconcludeerd dat er niet aan de voorschriften van het Bouwbesluit wordt voldaan. Dit wordt dus bevestigd door de uitspraak van 18 maart 2015.
Gelijkwaardigheid in handhavingszaken In het besluit op bezwaar had de gemeente artikel 1.3 van het Bouwbesluit (gelijkwaardigheid) als motivering gebruikt. De rechtbank had in eerste aanleg min of meer geoordeeld dat dit beginsel in handhavingszaken geen rol kan spelen. Het is jammer dat de Afdeling hierover geen uitspraak heeft kunnen doen. In de toelichting op Bouwbesluit 2003 en Bouwbesluit 2012 komt onvoldoende tot uiting dat gelijkwaardigheid wel degelijk een rol speelt in handhavingszaken. De rol die gelijkwaardigheid speelt bij handhavingsbesluiten is dat als 18 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
er niet aan een prestatie-eis voldaan wordt, er tóch geen handhaving kan plaatsvinden indien er sprake is van een gelijkwaardige oplossing. Nu volgens artikel 3:2 Awb bij een ambtshalve te nemen besluit de bewijslast van het bestaan van een overtreding bij het bevoegd gezag rust, volgt hieruit dat het bevoegd gezag in handhavingszaken vast moet stellen of er sprake is van gelijkwaardigheid.8 Dat is ook logisch; het systeem van het Bouwbesluit bestaat uit ófwel toepassing van de functionele eis met bijbehorende prestatie-eis, ófwel toepassing van gelijkwaardigheid. Het toepassen van een alternatieve bepalingsmethode kan in handhavingszaken evenwel niet gemotiveerd worden met een verwijzing naar het gelijkwaardigheidsbeginsel. Immers, uit de systematiek van het Bouwbesluit volgt dat éérst vastgesteld dient te worden of er wordt voldaan aan de functionele eis met bijbehorende prestatie-eis. Indien het bevoegd gezag bij het vaststellen van een overtreding van het Bouwbesluit met een beroep op het gelijkwaardigheidsbeginsel een geheel andere bepalingsmethode zou toepassen met terzijdeschuiving van de prestatie-eis, zou dit willekeur opleveren. Dit zou in strijd zijn met het rechtszekerheidsbeginsel. Dat laat onverlet dat wel op alternatieve wijze gemotiveerd kan worden dat niet aan de prestatie-eis wordt voldaan. Maar wat is dan het verschil tussen een gelijkwaardige en een alternatieve bepalingsmethode? Het grote verschil met een bepalingsmethode die onder gelijkwaardigheid moet worden geschaard is hierin gelegen: met de
Zo moeten we handhaven dus onderbouwen! Met de principiële uitspraak van 18 maart 2015 is naar het ons voorkomt in elk geval een werkbaar criterium voor toepassing van bepalingsmethoden uit Bouwbesluit 2012 in handhavingszaken gegeven. In deze zaak was volgens de bestuursrechter voldoende gemotiveerd dat voor de betreffende woning niet werd voldaan aan artikel 2.6 van Bouwbesluit 2012. Er was hier een alternatieve bepalingsmethode toegepast die uitging van eenzelfde prestatieeis als de aangewezen bepalingsmethode: NEN 8700 ziet op het ‘evenwicht’ dat minimaal aanwezig moet zijn tussen belasting op de fundering (inclusief een veiligheidsfactor) en de sterkte van de fundering. De werkwijze van Zaanstad ging van dezelfde prestatie uit: door een langduurmeting werd aangetoond dat het evenwicht dat de norm beschrijft niet aanwezig is. De woning bleef immers zakken, zelfs met toenemende snelheid. Gelijkwaardigheid kon hierbij verder niet aan de orde zijn; voor een fundering van een bewoonde woning die niet bestand is tegen de daarop werkende krachten is geen gelijkwaardige oplossing denkbaar. Zaanstad kan dus verder op de ingeslagen weg. Op basis van deze uitspraak lijkt de toepassing van de door veel gemeenten toegepaste F3O-richtlijn alléén overigens onvoldoende voor handhaving; gemeenten doen er goed aan hun handhavingsbeleid wat dit betreft er nog eens op na te zien. 1 2 3 4 5 6 7 8
ABRS 18 maart 2015, 201406158/1/A4. Zie BRIP 2014/09, p. 34, 35. F3O: Organisatie Onafhankelijk Onderzoek Funderingen. Rb. Noord-Holland, 17 juni 2014, ECLI:NL:RBNHO:2014:6691. Zaaknr. 201000823/1/H1. Zaaknr. 200705494/1. Zaaknrs. 201112746/1/T1/A1 en 201112746/2/A1. Zie ook Stb. 1991, 680, p. 170 en Kamerstukken II 2004/05, 29 392, nr. 9, p. 7.
↘ Informatie over de auteur
Jacco Huijzer is juridisch adviseur bij Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V.
[email protected]. (030) 241 34 27. www.nieman.nl. Hajé van Egmond is adviseur bij Geregeld BV.
[email protected]. (06) 24230136. www.geregeld.eu.
←
Energiezuinigheid
EPC 0,4: haalbare zaak of beperking van keuzes? Per 1 januari 2015 is de EPC-eis voor woningen verder aangescherpt, van 0,6 naar 0,4. Een verlaging van maar liefst 33%. Wat zijn hiervoor de consequenties voor nieuwbouwwoningen? Betekent deze lage EPC dat alle woningen een warmtepomp moeten hebben, een serre op het zuiden en een dak bedekt met PV-panelen? Of valt er nog wat te kiezen? In dit artikel wordt onderzocht hoe de lage EPC te bereiken is. We bekijken twee veel toegepaste woningtypen in Nederland: de eengezinswoning en het appartement. Voor deze woningtypen worden vier energieconcepten onderzocht met hun mogelijkheid om aan de EPC-eis van 0,4 te voldoen. Tekst ir. Annebeth Muntinga en ir. Robin van der Hoeven
O
m inzichtelijk te maken welke maatregelen nodig zijn om een EPC van maximaal 0,4 te halen zijn twee veel in Nederland toegepaste woningtypen onderzocht: een eengezinswoning en een eenvoudig appartement. Voor de eengezinswoning is zowel een hoekwoning als een tussenwoning beschouwd, om de invloed van een groter verliesoppervlak (zijgevel) in kaart te brengen. De woningen zijn met de voordeur op het noorden georiënteerd. Voor de invoer van de woningtypen is gebruik gemaakt van de referentiewoningen van SenterNovem (tegenwoordig Rijksdienst voor Ondernemend Nederland). Tabel 1 geeft een overzicht van de gebruikte woningtypen.
Energieconcepten De invloed van verschillende bouwkundige en installatietechnische maatregelen is in beeld gebracht door deze in vier energieconcepten te combineren. Het eerste concept is een standaard referentiesituatie, de andere drie concepten zijn een energetische verbetering hiervan om tot een EPC van maximaal 0,4 te komen. De Rc-waarden zijn opgenomen in tabel 2. Concept 1: standaard energieconcept met energiezuinige installaties Concept 1 gaat uit van een standaardwoning met reguliere energiezuinige installaties.
De Rc-waarden (warmteweerstand) van dak, gevel en beganegrondvloer zijn conform Bouwbesluit, net als de gemiddelde U-raam (warmtedoorgangscoëfficiënt). Alle ramen zijn voorzien van zonwering. Als warmteopwekkingstoestel is een energiezuinige HR-combiketel gekozen, met lage temperatuurverwarming en warmteafgifte door middel van radiatoren. Als ventilatiesysteem is een systeem met vraaggestuurde natuurlijke toevoer met mechanische afvoer geselecteerd.
Concept 2: EPC=0,4 Het tweede energieconcept heeft dezelfde bouwkundige uitgangspunten als concept 1. Installatietechnisch zijn er een paar verschillen. Ventilatie vindt volledig mechanisch plaats en er is douchewarmteterugwinning toegepast. Aanvullend zijn er PV-panelen toegepast om de vereiste EPC van 0,4 te halen. In concept 2 zijn de isolatiewaarden van de beganegrondvloer, de gevel en het dak conform Bouwbesluit, alsmede de gemiddelde U-raam. Afgezien van de energiezuinige HR-combiketel en lage temperatuur vloerverwarming wordt hier ook douchewaterwarmteterugwinning toegepast. Het ventilatiesysteem heeft mechanische toe- en afvoer. Aanvullend zijn er PV-panelen toegepast. Dit concept bevat een aantal relatief simpele maatregelen om de EPC van 0,4 te halen. De meerkosten van dit concept zijn te overzien.
Concept 3: Passief bouwen-methode In concept 3 zijn de isolatiewaarden van wanden, vloeren en gevels verhoogd om warmteverlies door de schil te minimaliseren. Als beglazing is driedubbel glas toegepast en door goede kierdichting is de infiltratie teruggebracht. Een HR-combiketel verzorgt de warmteopwekking met radiatoren als afgiftesysteem (lage temperatuur). Voor warmtapwater is aanvullend een zonneboiler toegepast. Het ventilatiesysteem heeft mechanische toeen afvoer. Er zijn geen douchewaterwarmteterugwinning of PV-panelen toegepast. Concept 3 bevat een grote bouwkundige ingreep. De lage infiltratie en hoge isolatiewaarden stellen hoge eisen aan de gevel. Installatietechnisch is dit concept relatief simpel. Concept 4: EPC=0 In het vierde concept zijn de benodigde maatregelen om te komen tot een energieneutrale woning, EPC=0, in kaart gebracht. Er zijn hoge isolatiewaarden toegepast, conform de passief bouwen-methode. Als warmteopwekker is een warmtepomp gekozen, met warmteafgifte door middel van vloerverwarming. Voor warmtapwater wordt er daarnaast gebruik gemaakt van een zonneboiler en douchewaterwarmteterugwinning. Om tot een EPC van 0 te komen zijn er verder PV-panelen toegepast. Dit concept heeft een grote invloed op het | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 19
→
Tabel 1
bouwkundig en installatietechnisch ontwerp. Door de hoge isolatiewaarde worden de gevelpakketten dikker en de PV-installatie zal een groot deel van het dakoppervlak bedekken.
Uit tabel 3 blijkt dat met alleen een standaard energiezuinig installatieconcept de EPC van 0,4 niet gehaald wordt. Er is een juiste selectie van een combinatie aan installatietechnische
maatregelen nodig zoals specifieke warmteopwekkers, douchewaterwarmteterugwinning en/of PV-panelen. Bouwen volgens het passief bouwen-
Concept 1
Concept 2
Concept 3
Concept 4
Referentie
EPC=0,4
Passief bouwen
EPC=0
Bouwkundig Rc dak (m2K/W)
6
6
8
8
Rc gevel (m2K/W)
4,5
4,5
8
8
Begane grondvloer (m2K/W)
3,5
3,5
8
8
U-raam (W/m K)
1,65
1,65
1,1
1,1
Infiltratie dm3/s/m2
0,625
0,625
0,15
0,15
Zonwering
ja
ja
ja
ja
2
Installatietechnisch Warmte-opwekker
HR-107 ketel
HR-107 ketel
HR-107 ketel
Warmtepomp
Warmte afgiftesysteem*)
radiatoren
radiatoren
radiatoren
vloerverwarming
Douchewarmteterugwinning
Nee
ja
nee
ja
Ventilatiesysteem
Natuurlijke toevoermechanische afvoer
Mechanische toe- en afvoer
Mechanische toe- en afvoer
Mechanische toe- en afvoer
Zonneboiler
Nee
Nee
Ja
ja
PV-panelen
Nee
Ja
Nee
ja
*) Op basis van lage temperatuurverwarming Tabel 2 20 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Energiezuinigheid Type
Tussenwoning
Hoekwoning
Concept 1
0,470
0,494
Appartement 0,507
Concept 2
0,387 (1 m2 PV)
0,388 (3 m2 PV)
0,398 (2 m2 PV per woning)
Concept 3
0,267 (2,5 m2 collector)
0,284 (2,5 m2 collector)
0,300 (2,5 m2 collector per woning)
Concept 4
0 (13 m2 PV +2,5 m2 collector)
0 (14 m2 PV + 2,5 m2 collector)
0 (12,2 m2 PV + 2,5 m2 collector per woning)
Tabel 3 EPC resultaten
Forfaitair of productspecifiek Een belangrijk uitgangspunt bij het maken van EPC berekeningen is het product specifiek invoeren van installaties en lineaire warmteverliezen. Forfaitaire waarden aanhouden in de berekening levert vrijwel altijd een ongunstigere EPC op. Het product specifiek invoeren van installaties vereist specialistische kennis en kost meer tijd, maar dit betaald zich uit in een EPC die meer dan 35% lager kan zijn dan die van een forfaitair uitgevoerde berekening.
concept levert een aanzienlijk lagere EPC op, mede dankzij de toevoeging van een zonneboiler. De winst van passief bouwen is groter bij een grondgebonden eengezinswoning dan bij een appartement. Een eengezinswoning heeft naar verhouding een groter verliesoppervlak dan een appartement, waardoor het verbeteren van de thermische schil een grotere invloed heeft op de EPC voor deze woningen.
mede omdat er rekening houdend met onder andere de bereikbaarheid van de panelen en aanwezigheid van overige voorzieningen op het dak, niet het gehele dakoppervlak beschikbaar is voor PV-panelen. Een EPC van 0,4 is ook voor een woontoren nog haalbaar, voor het beschouwde complex is slechts 8% van het dakoppervlak aan PV-panelen benodigd, wat betekent dat er maximaal circa 30
woonlagen gerealiseerd kunnen worden. De hoeveelheid benodigde PV-panelen per woning en daarmee de maximale hoeveelheid woonlagen is afhankelijk van de compactheid van het gebouw en de overige bouwkundige en installatietechnische uitgangspunten. Daarnaast heeft de compactheid van een gebouw invloed op de EPC.
Voor eengezinswoningen (zowel tussenwoning als hoekwoning) is het dakoppervlak dat naar het zuiden is gericht voldoende om de benodigde PV-panelen aan te brengen om tot een EPC van 0,4 te komen. Om tot een EPC van 0 te komen moet circa de helft van het dakoppervlak worden benut voor de benodigde PV-panelen en zonnecollector. Bij een appartementencomplex zijn de mogelijkheden op het dak beperkt, omdat er per woning minder dakoppervlak beschikbaar is. Bij de berekende appartementen is ongeveer 50% van het dakoppervlak aan PV-panelen en 10% aan zonnecollectoren benodigd om tot een EPC van 0 te komen. Dit betekent dat er niet meer dan circa vijf woonlagen boven elkaar gebouwd kunnen worden wil een EPC van 0 haalbaar zijn. Dit | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 21
→
Energiezuinigheid Tussen concept 4 (EPC=0) en de overige concepten zit een groot verschil wat betreft de hoeveelheid toegepaste maatregelen. Om de invloed van de individuele componenten inzichtelijk te maken is concept 4 opgesplitst in EPC-verbetering per maatregel, bij stapeling van de maatregelen. Hierbij is concept 1 (de referentiesituatie) als startpunt genomen. Uit de grafiek blijkt dat de grootste verbeteringen van de EPC worden bereikt door het verhogen van de isolatiewaarden van dak, gevel en vloer of het toepassen van PV-panelen. Mechanische toe- en afvoer ten opzichte van vraaggestuurde natuurlijke toevoer en mechanische afvoer als ventilatiesysteem heeft weinig invloed op de EPC. Vloerverwarming in plaats van radiatoren heeft bij toepassing van lage temperatuurverwarming geen noemenswaardige invloed. Een zonneboiler levert een aanzienlijke verbetering op. Douchewaterwarmteterugwinning geeft een kleine verbetering van de EPC, net als het toepassen van een warmtepomp in plaats van een topsegment HR-107 ketel. De warmtepomp levert in dit specifieke geval slechts een kleine verlaging van de EPC op, omdat de warmtevraag van de woning door de hoge isolatiewaarden relatief laag is. Wanneer wordt begonnen met het verbeteren van de installaties in plaats van de thermische schil, is de EPC-reductie van de warmtepomp groter.
Invloed oriëntatie De berekende woningen zijn allemaal met het grootste glasoppervlak op het zuiden gemodelleerd. Dit zal in realiteit niet altijd mogelijk zijn. Bijgevoegde diagram geeft de EPC per oriëntatie weer voor concept 2. Hierbij is de oriëntatie van de voordeur van de woningen aangehouden. Een woning met de voordeur op het noorden (en meeste glas in de achtergevel op het zuiden) heeft dus als oriëntatie ‘Noord’. Het diagram laat zien dat voor het appartement de oriëntatie weinig invloed heeft. Dit is te verklaren doordat een appartementencomplex als één gebouw ingevoerd wordt in de EPC. Bij een andere oriëntatie zal de ene woning verslechteren, maar de andere verbeteren. Hierdoor blijft de uiteindelijke EPC nagenoeg gelijk. Voor een galerijflat zal de oriëntatie meer invloed hebben dan voor een portiekflat. Voor woningen heeft de oriëntatie van het grootste glasvlak (in deze gevallen gesitueerd aan de achterzijde van het gebouw) een grote invloed op de EPC. Er is een duidelijke dip te zien bij een noordoriëntatie van de voordeur 22 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Wat als ik geen standaard referentiewoning heb? Rijtjeswoningen en appartementen beslaan bij elkaar 83% van de nieuwbouwwoningen. Binnen deze woningtypen zijn echter vele variaties mogelijk. Daarnaast zijn er ook andere woningtypen als vrijstaande woningen en twee-onder-een-kap woningen. Onderstaand schema geeft schetsmatig weer wat de invloed van verschillende parameters is op de EPC.
(en dus een zuidoriëntatie van de achterzijde). Dit effect is groter bij een hoekwoning door het grotere verliesoppervlak. Het loont dus zeker om, wanneer mogelijk, een eengezinswoning zo te oriënteren dat het grootste glasvlak op het zuiden is gericht. Wanneer dit niet mogelijk is, zal dit gecompenseerd moeten worden door aanvullende maatregelen toe te passen als extra PV-panelen of hogere isolatiewaarden. Daarnaast moet er rekening worden gehouden met het feit dat PV-panelen die niet zuidelijk zijn georiënteerd minder energie opleveren.
Conclusies Om tot een EPC van 0,4 te komen zijn alleen standaard energiezuinige gebouwinstallaties niet voldoende. Productspecifieke selectie van installaties en aanvullende maatregelen zoals hogere isolatiewaarden of PV-panelen zijn benodigd. Hierbij zijn echter wel meerdere concepten mogelijk. Van de besproken maatregelen heeft het verhogen van de thermische isolatiewaarden of het toepassen van PVpanelen de meeste invloed. Een zonneboiler is tevens een effectieve manier om de EPC omlaag te brengen. De eerste energiebesparing bij eengezins woningen kan al gemaakt worden bij het maken van het stedenbouwkundig plan. Een gunstige oriëntatie van de woningen kan een EPC-reductie van 0,04 geven. De volgende stap is het terugbrengen van de warmtebehoefte door een goede isolatie en kierdichting aan te brengen. Zonwering voorkomt overver-
hitting in de zomermaanden, door beperking van de koelbehoefte. Tot slot kan de resterende energievraag duurzaam worden ingevuld met energiezuinige installaties, eventueel aangevuld met PV-panelen. Met een combinatie van eerder genoemde maatregelen is een EPC van 0,4 goed haalbaar. De invloed op het bouwkundig en installatietechnisch ontwerp is te overzien.
↘ Informatie over de auteur
Ir. Annebeth Muntinga en ir. Robin van der Hoeven zijn beide werkzaam bij ABT BV. www.abt.eu.
←
Buitenruimte en balkons
Nieuwe eigenaar wil overal balkons Het opfrissen van naoorlogse wijken is niet iets van de laatste jaren. In Eindhoven werden bijvoorbeeld al in 1998 de eerste tekeningen gemaakt voor de realisatie van een appartementengebouw en winkelcentrum aan het Gerretsonplein. Maarten Castelijns van van aken architecten nam in 2010 de rol van projectarchitect over van zijn collega Hans Widdershoven. Hij zag hoe in 2014, na een faillissement van de ontwikkelaar en een nieuwe indeling ten behoeve van de woningbouwvereniging, de eerste bewoners en winkeliers hun intrek namen.
Tekst Katja van Roosmalen Beeld Lab77
→
Locatie Opdrachtgever Architect Vloeroppervlak Oplevering
Gerretsonplein Eindhoven Stichting Woonbedrijf SWS van aken architecten 17.500 m² 2014
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 23
O
p de plek waar het nieuwe woonwinkelcomplex verrees, stond een verouderd winkelcentrum. Voor de buurt was het van belang dat de wijk weer een levendig hart kreeg. Het ruim 17.500 m² metende complex zal daaraan bijdragen. Het gebouw bestaat uit vier delen. In de plint is 2.500 m² winkelruimte gecreëerd. In de vier verdiepingen daarboven bevinden zich 50 appartementen en een daktuin. De ongeveer 50 meter hoge toren bevat vijftien woonlagen met 60 appartementen. De kelder is ingericht als parkeergarage met ongeveer 100 parkeerplaatsen. Voor de bezoekers van het winkelcentrum is parkeergelegenheid gecreëerd op het maaiveld.
Oorspronkelijk plan ‘Het appartementencomplex huist zowel jonge stellen als oudere bewoners. Daarnaast zijn er 31 woningen toegewezen aan de GGZ. In deze appartementen wonen extramurale patiënten onder begeleiding’, ver-
telt projectarchitect Maarten Castelijns. ‘Dit was echter niet de eerste opzet. In het oorspronkelijke plan hielden we rekening met 50plussers. Ruime appartementen van 100 m2 stonden op de tekening, sommige hadden eigen balkons, de woonkamers kregen glazen puien die over de hele breedte openden, en de binnentuin was mooi aangekleed.’ Tot zover het verleden, want de projectontwikkelaar ging failliet toen de tweede laag werd gebouwd. De plannen gingen eerst de koelkast in om vervolgens aangepast te worden.
Nieuwe plannen Wie rondloopt in het nieuwe complex kan nauwelijks bevroeden dat de plannen tijdens de werkzaamheden zijn aangepast. ‘Doordat de appartementen 15 m2 kleiner werden en er balkons zijn toegevoegd moest er geïmproviseerd worden’, legt Castelijns uit. ‘Een deel van het appartement werd balkon, maar daardoor veranderde de thermische schil en het had ook effect op de waterhuishouding. De vloer hebben we ingepakt met extra isolatiemateriaal ter voorkoming van koudebruggen en de vloeren – die al gestort waren – zijn voorzien van extra afvoeren en goten.’ Door de wijziging in de plannen heeft het project ruim een jaar vertraging opgelopen. Vraag aan Castelijns is of dat door de nieuwe werkwijze – BIM – te voorkomen was? ‘Dit project stamt van voor het BIM-tijdperk, maar ik denk van wel. Vooral de uitwerking had minder tijd gekost omdat het model ook veel parameters aanpast.’ Slang Het ontwerp aan van Widdershoven is geïnspireerd op een slang die reageert op zijn omgeving. De kop van het reptiel, de zestien bouwlagen tellende toren, maakt een gebaar richting de binnenstad en sluit aan bij de grootschalige bebouwing aan de drukke verkeersader van Eindhoven-Noord. De staart van de slang accentueert het nieuwe wijkcentrum. Hier zijn de winkels en de entrees van de woningen gesitueerd. De laagbouw voegt zich naar de achterliggende buurt die bestaat uit lagere appartementengebouwen en grondgebonden woningen. De buik van de slang is opgetrokken uit donkergrijs metselwerk. De rest van de gevels wordt gevormd door uitstekende betonnen luifels op elke verdieping. De horizontale gevellijnen benadrukken de bewegingen van de slang. Buitenruimte Ondanks het kleinere vloeroppervlak ogen de appartementen aan de buitenzijde nog steeds ruim. De gemeenschappelijke buitenruimte ziet er verzorgd uit. Alleen zijn alle appartementen nu voorzien van een balkon en kregen de balkons een strippenhekwerk in plaats van glazen balustrades. Castelijns: ‘Het faillissement van de opdrachtgever kwam toen de parkeerkelder en de eerste twee etages al waren gebouwd. Wordt het bouwproces op zo’n moment gestaakt en krijg je een nieuwe opdrachtgever met nieuwe wensen, dan moet je creatief zijn.’ De woningbouwvereniging stelde geen onredelijke voorwaarden, maar de verhuurbaarheid op lange termijn weegt voor hen wel zwaar bij de
24 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Buitenruimte en balkons
afwegingen die zij maakt. ‘Alle appartementen zijn verkleind tot 85 m2. Er is ook geen diversiteit meer in de omvang. In het originele ontwerp waren de appartementen op de 9e tot 16e groter, nu beschikken ze – net als de rest – over twee slaapkamers en een woonkamer. Daarnaast kreeg ieder appartement een balkon.’ In plaats van de glazen balkons die eerst waren voorzien werden het balkons met spijlen hekken. ‘De kostprijs was hiervoor de overweging. Al is het verschil tussen glas en een strippenhekwerk niet eens zo groot, als een project zoveel meters balustrades kent als hier dan tikt dat toch wel door. Daarnaast werden de balkonhekken wit, waardoor ze meer in het oog springen dan het donkergrijs dat wij wilden, maar hier was de welstandscommissie debet aan.’
Binnentuin Het ontwerp van de binnentuin versoberde. ‘Met name de aankleding’, legt Castelijns uit. ‘Toch verdient de woningbouwvereniging hier ook een pluim voor. Wij merken vaak dat gebouweigenaren terughoudend zijn als het gaat om gebruiksdaken. Liever kiezen zij voor een groendak dat niet betreden mag worden. Dat komt omdat zij opzien tegen het beheer en onderhoud.’ Daar staat tegenover dat een gebruiksdak de levendigheid vergroot. Het nadeel van een gebruiksdak ten opzichte van een groendak is echter dat er geen waterbuffering is. ‘Maar daarin onderscheidt het zich niet van een traditioneel dak. Bij de inrichting moet je er echter wel rekening mee houden dat de afwatering door de afwerking heen loopt naar de afvoer.’ Het gebruiksdak op het Gerretsonplein is een succesverhaal. ‘Natuurlijk leefde ook hier de vrees dat niemand zich verantwoordelijk zou voelen voor de gemeenschappelijke buitenruimte. Maar dat is juist heel anders (positief) uitgepakt. Met name de mensen die hier begeleid wonen voelen zich erg verantwoordelijk voor de leefomgeving en houden de tuin netjes.’ | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 25
Productnieuws uitgelicht Buitenruimte en balkons
e n e r g i ebes pa ring m et sol a rl u x
Een tweede huid bespaart veel
‘Een tweede huid bespaart veel energie en is de oplossing voor de gevel van de toekomst.’ Dat is de mening van André Jansen van Solarlux. Zijn bedrijf monitorde afgelopen jaren de energieprestaties van de serres met zonnepanelen die zij leverde in Ulft en de balkonbeglazing van de Piazzaflat in Gorinchem. Tekst Katja van Roosmalen
‘We zijn druk bezig met zonnepanelen in serres en veranda’s te integreren zodat wij een totaalconcept kunnen leveren voor de steeds strenger wordende EPC-norm’, zegt André Jansen, accountmanager bij Solarlux. De zogenaamde ´return of investment´ speelt een steeds grotere rol bij de beslissing van de opdrachtgevers. ‘Mede daarom volg ik het energiegebruik van de Piazzaflat – waar wij balkonbeglazing als tweede huid hebben aangebracht – al vier jaar. Aan de hand van dit project kunnen wij aantonen dat het energieverbruik door balkonbeglazing toe te passen drastisch is afgenomen. Bij de renovatie van dit appartementencomplex vormt het balkon een extra isolatiebuffer.
Piazzaflat De Piazzaflat in Gorinchem kreeg een tweede glazen gevel als balkon. ‘We creëerden met een modulair balkonbeglazingssysteem een flexibele tussenruimte die bewoners in staat stelt een aangenaam klimaat te realiseren doordat de verschuifbare beglazing naar behoefte kan openen of sluiten. Daarnaast zijn de kopgevels en platte daken geïsoleerd en is er een nieuwe CV-installatie geplaatst. Hierdoor bedroeg de energiebesparing over de afgelopen jaren gemiddeld zeker 30 procent. Naast de energiebesparing zijn de kosten voor onderhoud van de achterliggende gevels flink gedaald en is het wooncomfort van de bewoners gestegen.’
26 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Piazzaflat Gebruikte materialen Verbruikscijfers 2009 Verbruikscijfers 2014
SL Modulair balkonsysteem 86.000 m³ gas (voor renovatie) 53.000 m³ gas (na renovatie)
Woningen Ulft Gebruikte materialen Serre SL Ambition met onderbouw vouwwand SL45 Opbrengst energieconcept 3.000 kWh per jaar Gemiddeld gebruik gezin 3.500 kWh per jaar
Ulft De 39 woningen van woningcorporatie Wonion in Ulft zijn gebouwd volgens het passiefhuisprincipe en hebben uitsluitend een elektraaansluiting. ‘Wij leverden de serres met PV-panelen. De serre treedt behalve als extra binnenruimte op als warmtebuffer in de winter. De warmte die de serre in de winter produceert, wordt via een gebalanceerd ventilatiesysteem toegelaten in de woning. Mede daardoor bedragen de energiekosten nog geen honderd euro per maand’, aldus Jansen.
Hij geeft aan dat het succes van dit concept mede afhangt van de gebruikers. ‘Om goede resultaten te bereiken moeten ook bewoners leren omgaan met deze nieuwe technieken. Om dat te stimuleren heeft Wonion – de betrokken woningbouwvereniging – prijzen uitgekeerd aan de tien beste gebruikers.’
Productnieuws uitgelicht Buitenruimte en balkons
i j r e k a s p eelto estel l en
Amsterdamse speelheuvel is een centraal punt Het mag een opvallende verschijning worden genoemd: de speelheuvels die in Amsterdam op schoolplein De Wielewaal verrezen. Ontwerpster Sasja Scherjon creëerde de plek voor klauterende en klimmende kinderen en IJreka zorgde voor de speelbeleving.
EPS is dat het relatief eenvoudig in een vorm gebeeldhouwd kan worden. Daarnaast is het licht. Het EPDM zorgt voor een dempende ondergrond. Het is speciaal gekleurd en op de heuvel gestukadoord. Door de combinatie met natuurlijke materialen – de FSCcloeziana palen – ontstaat een opvallend beeld.’
Tekst Katja van Roosmalen Beeld Hetnieuweschoolplein.nl
‘De Wielewaal is een mooi voorbeeld van hoe je met standaard elementen een bijzondere omgeving kunt creëren. Had je de glijbanen, duikelstangen en trampoline op een “gewone” ondergrond met rubber matten gezet, dan zou de beleving heel anders zijn. Wat hier gedaan is, is de speelomgeving centraal stellen. Door het combineren van standaard producten en eerder opgedane kennis konden we er één bijzonder object van maken’, vertelt bedrijfsleider Bas Slijkhuis van IJreka. De heuvel is vervaardigd uit EPS (piepschuim) en bekleed met EPDM. ‘Het voordeel van
Focus Doordat de toenemende focus op de leefbaarheid van steden en dorpen én transformatie is er veel vraag naar aantrekkelijke buitenruimten, maar ook het gebruik van daken is een issue dat speelt. ‘Op dit moment creëren wij een speelplaats op een dak. Dat zijn speciale projecten omdat je niet te diep kunt verankeren, en ook hier bieden wij oplossingen voor. Wat ik echter veel belangrijker vind is dat er niet alleen wordt gekeken naar ‘spelen’, maar dat woningbouwcorporaties en projectontwikkelaars ook de beleving op waarde schatten. Hierbij verkoopt de gemeente zijn huid vaak te goedkoop door onvoldoende doelstellingen te formuleren richting deze partijen. Een prettige ontmoetingsplek waar kinderen spelen komt
de leefbaarheid van wijken en de aantrekkelijkheid van woningen ten goede.’
Aansprakelijkheid Er wordt nog wel eens gevraagd hoe het zit met de aansprakelijkheid rondom speeltoestellen. ‘Terwijl het eigenlijk relatief eenvoudig is: de eigenaar van de grond is aansprakelijk voor de veiligheid en daarmee het onderhoud. Bij een daktuin kan dat de VvE zijn, bij een gemeentetuin de gemeente. Die aansprakelijkheid is op het ogenblik een hot issue. Want wie is er bijvoorbeeld aansprakelijk als een particulier de trampoline in de gemeentetuin zet? De gemeente Almere staat sinds kort toe dat particulieren speeltoestellen neerzetten op gemeentegrond. Deze casus zal mede bepalen hoe we hier in de toekomst mee omgaan.’
Eisen aan speeltoestellen ‘Kinderen mogen niet blootgesteld worden aan gevaren die ze niet herkennen’. Dat is volgens Slijkhuis de meest essentiële regel uit NEN-EN 1176. Hij wijst erop dat daarnaast in Nederland de WAS (Warenbesluit Attractie en speeltoestellen) leidend is. Alle toestellen in de openbare ruimte moeten aan het WAS voldoen. Alle nieuwe speeltoestellen – gebouwd na 26 maart 1997 – moeten voorzien zijn van een certificaat van goedkeuring.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 27
Entree met een smoel Woningcorporatie Ymere vroeg aan ontwerpster Ineke Hans om de balkons voor een appartementencomplex in Haarlem te maken. Het resultaat is bijna on-Nederlands. Stalen balkons met grote bladeren – refererend aan de decoratieve smeedijzeren balkons, maar ontstaan met hedendaagse lasertechniek – sieren Hof van Sevenhuijsen. Beeld Ossip van Duijvenbode Tekst Katja van Roosmalen
Hof van Sevenhuijsen is begin 2015 opgeleverd. De sierlijke balkons verlevendigen het robuuste strakke gebouw. Ineke Hans, van de gelijknamige studio in Arnhem, ontwierp de balkonhekken, franse balkons en toegangshekken. ‘Ymere heeft een lovenswaardige historie waarbij ze kunstenaars betrekken bij nieuwe projecten. Voor ons was dit de eerste keer dat we met de woningbouwcorporatie samenwerkten.’ Een aantal zaken was kenmerkend voor het project in Haarlem. ‘Het gebouw staat aan een drukke doorgaande weg, het is strak vormgegeven. De voorkant is hoogbouw, terwijl aan de achterzijde het bouwvolume lager is.’ Voor Hans was het van belang dat de privacy van de bewoners gewaarborgd is. ‘Door
28 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
aan de buitenzijde volume toe te voegen, kijken voorbijgangers niet op het balkon. De bladeren hangen als het ware over en belemmeren de inkijk.’ Daarnaast zegt zij: ‘Hof van Sevenhuijsen vormt de entree naar Haarlem, dan mag een gebouw ook een gebaar maken en een sterke uitstraling hebben.’ De balkons zijn gemaakt van staal dat gegalvaniseerd is en een epoxybehandeling onderging. Hans: ‘Het was een interessant productieproces. Vierkante kokers vormen de basis. Uit deze kokers zijn met de laser inhammen gesneden en vervolgens zijn de kokers in de vorm gevouwen. Door op deze wijze te werken konden we de hoeveelheid laswerk tot zeventig procent reduceren.’
In beeld
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 29
Productnieuws Buitenruimte en balkons Fietsoverkapping benut ruimte optimaal
Buitenshuis genieten met terrasverwarmers De warmteopbrengst van de MAGNUM Arena terrasstraler is hoog. Van de donker infrarood warmtegolven bereikt 90% de bodem en personen binnen het stralings bereik. De terrasstralers hebben geen verliezen door verbranding van bijvoorbeeld propaangas, hierdoor ontstaat een maximaal rendement. Het effect is vrijwel onmiddellijk merkbaar. www.magnumheating.nl
De FalcoRail is een fietsoverkapping waarmee de ruimte optimaal benut wordt. De fietsoverkapping is ontworpen zonder tussenstaanders (kolommen). Dit betekent een optimale benutting van de ruimte en meer plaats voor het fietsparkeren. De overkapping is voorzien van polycarbonaat dakplaten. Polycarbonaat is een hoogwaardig en slagvast materiaal dat 250 keer sterker is dan glas. De stalen onderdelen van de constructie zijn thermisch verzinkt en kunnen optioneel gepoedercoat worden. Deze transparante overkapping is verkrijgbaar in een enkel- en dubbelzijdige variant, met vaklengtes van 200, 300, 400 en 500 cm. www.falco.nl
Ongelast hekwerk Heras introducteert Grence Heracles als opvolger van de Atlas-lijn. Grence is het resultaat van de gecombineerde productiemethoden. Deze innovatie maakt lassen overbodig en zorgt voor een fraaiere afwerking. De methode vereist minder zink, is minder arbeidsintensief en reduceert intern transport. Door het gehele productieproces kan de CO2-uitstoot tot 70% verminderen ten opzichte van conventionele oplossingen. Heracles is een hoogwaardig spijlenhekwerk voor met name bedrijfsgebouwen en parkeerterreinen. Heracles is te herkennen aan de puntenkam. Grence Heracles komt vooralsnog alleen als vakwerkelement op de markt. De componenten variëren in hoogte van 1 tot 2 meter. www.heras.com
Onderhoudsvriendelijke tegel past in elke tuin Keramische tuin- en terrastegels zijn de nieuwste innovatie binnen de sierbestratingsbranche. De keramische tegels van het Italiaanse Tagina®, die Trivium Ceramics importeert, passen bij de vraag vanuit de huidige markt. De tegels zien er natuurlijk uit door de grote hoeveelheid kleur-, nuance- en structuurverschillen. In één kleur zitten soms 16 tot 24 verschillende nuances en kleurstructuren. De tegels zijn onderhoudsvriendelijk, vorstbestendig en kleur- en krasvast. Daarnaast hebben ze een minimale wateropname (<0,2%), zeer grote maximale puntbelasting en zijn ze mos-, alg-, zout- en zuurbestendig. www.triviumceramics.com
Buitenmuurverven zorgen voor schone gevels Door de ontwikkeling van nano-technologie beschermen Caparol buitenmuurverven de gevels langdurig. Caparol buitenmuurverven zijn geschikt op diverse ondergronden. Ze bieden een hoog onderhoudsrendement op de langere termijn. De nano-kwarts matrix-technologie heeft een uniek effect: vuildeeltjes hechten minder snel aan de verf. Bovendien zorgt een slimme combinatie van nano-technologie en fotokatalyse ervoor dat de buitenmuurverven een zelfreinigend effect hebben. www.caperol.nl 30 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
De redactie van dit blad aanvaardt geen verantwoordelijkheid voor de juistheid van de op deze pagina’s aangegeven eigenschappen van de besproken producten.
Vorstprotectielint voorkomt bevroren waterleidingen Bevroren en gesprongen waterleidingen kunnen op eenvoudige wijze worden voorkomen door een bi-metalen lint. Het MAGNUM Ideal vorstvrij lint wordt stekkerklaar geleverd met automatische thermostaat, en is langs de waterleiding te installeren. Het lint wordt ingeschakeld bij een temperatuur lager dan +5°C en schakelt automatisch uit indien de temperatuur van de leiding hoger wordt dan +13°C. www.magnumheating.nl
Energieleverende veranda´s De energieleverende veranda van Solarlux is opgebouwd uit een glazen dakelement van het type SDL Atrium en ongeïsoleerde vouwwanden SL 35 of SL45. De twee componenten kenmerken zich door grote glazen vlakken en slanke profielen die het uitzicht van de binnen- naar de buitenruimte niet belemmeren, maar juist een hoge transparantie waarborgen. De veranda is onderdeel van een doordacht en duurzaam concept voor de verlaging van de energiebehoefte. De ruimte vormt een extra schil om de woning die als warmtebuffer fungeert. Door het vele daglicht vormt de zon een natuurlijke warmtebron. www.solarlux.nl
Waterdicht schakelmateriaal Berker W.1 is een nieuwe serie waterdicht schakelmateriaal van Berker by Hager. De serie is fraai vormgegeven en er is nagedacht over speciale, verlichte afdekramen. De W.1-serie is beschikbaar in twee kleuren: wit en grijs. De verlichte afdekramen die de contouren van het schakelmateriaal verlichten zijn optioneel. Naast de mooie vormgeving is aandacht geschonken aan de functionaliteit en kwaliteit van het schakelmateriaal. De beschermingsgraad voor stof- en waterdichtheid IP55 zorgt ervoor dat het materiaal bestand is tegen weer en wind in elk jaargetijde, maar ook tegen waterstralen vanuit elke hoek. www.hager.nl
N D nieuwsB brieven Op de hoo gte
blijven va productnie n al het uws kan o ok via de nieuwsbri themaeven van NBD-onlin thema’s va e. De n komend e maand: 9 juni Verwarmin 2015 g en venti latie 18 juni 20 15 Gevels
Glasvezelversterkt beton voor de buitenruimte DinamiC Garden is een serie duurzame elementen van glasvezelversterkt beton voor de buitenruimte. De vele toepassingsmogelijkheden en het natuurlijke karakter maken de elementen tot een mooie aanvulling in tuinconcepten. Het oppervlak van de elementen is glad of heeft een lichte structuur. Diverse grijstinten en aardetinten zijn leverbaar. De platen zijn volledig doorgekleurd, daardoor zijn zij uiterst kleurvast. In overleg zijn andere kleuren en structuren mogelijk, zodat de tuin afgestemd kan worden op de gevel of omgeving. dwww.dinamicgarden.nl
Achter gaas en grendel De fiets- en gasboxen Troax Caelum zijn ontwikkeld als modulair paneelsysteem. De gaaspanelen zijn verkrijgbaar als vrijstaande oplossingen of met muurmontage, met of zonder dak én met of zonder scheidingswand. De materialen zijn thermisch verzinkt. www.troax.com
Stijlvol opgeruimd De afvalbak Practicum is robuust, duurzaam, en praktijkgericht. De bak is vandalismebestendig, duurzaam en heeft een arbo-vriendelijk systeem voor het ledigen. Het schuine tweetraps dakje voorkomt ophoping van afval. De bakken kunnen voorzien worden van een eigen signing, bijvoorbeeld het gemeentewapen. De afvalbak is in hoge mate bestand tegen vandalisme en wordt uitgevoerd met een degelijk ophangsysteem voor de vuilniszakken. De Practicum is gemakkelijk te plaatsen en te reinigen. www.erdi.nl | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 31
Productnieuws Buitenruimte en balkons Bestand tegen weersinvloeden De elektrische installatie buiten vereist extra veiligheid. De BJC IP44 Iris Waterproof reeks combineert elegantie en bescherming. De serie beschermt tegen het binnendringen van deeltjes tot een diameter van 1 mm. De serie is leverbaar in wit en beige. www.bjcschakelmateriaal.nl
Kop van Lombok Vernieuwd balkonvenster Het CABRIO® balkonvenster van VELUX is vernieuwd. Het nieuwe ontwerp heeft betere isolatiewaarden, is standaard wit afgelakt en verkrijgbaar in twee verschillende maten. Het balkonvenster bestaat uit een uitzettuimelvenster aan de bovenzijde en een uitzetbaar balkonelement aan de onderzijde. Het balkonelement kan eenvoudig worden ingeklapt, waardoor het CABRIO® balkonvenster dicht compleet integreert met het dak en eruitziet als een normaal dakraam. www.velux.nl
Architectenbureau Marlies Rohmer ontwerpt het nieuwe woon- en winkelcomplex ‘Kop van Lombok’ in Utrecht. Het gebouw vormt de schakel tussen het stadsdeel Lombok en het bloeiende winkelgebied rondom het station. Het ontwerp is dat van een robuust gebouw. De grote constructie is rondom een centraal binnenplein gebouwd dat door een spel van tegels en ALUCOBOND®-aluminium composietpanelen wordt opgevrolijkt. In een vooruitstekende vlakkere strook staan in de vorm van een binnenstraat nog meer woningen waarvan sommige ook een balkon hebben. www.alucobond.nl
Van kantoor naar appartement Dankzij overcapaciteit in de draagkracht van de constructie kunnen de toekomstige appartementen van de Thorbecketoren in Den Haag allemaal een balkon krijgen. De transformatie, naar een ontwerp van Rijnboutt in opdracht van eigenaar Urban Interest, gaat uit van de bestaande gebouwstructuur. Bij de renovatie vervangt de aannemer, Akor Bouw uit Rijssen, de huidige gevel in zijn geheel. Om aan te sluiten bij het oorspronkelijke ontwerp, worden gelijksoortige materialen toegepast. Details en kozijnen worden uitgevoerd in gepoedercoat aluminium, de borstweringen in gestraald beton. De borstweringen kunnen worden vervangen, omdat ze geen onderdeel zijn van de hoofddraagconstructie. www.rijnboutt.nl
Antislip oplossing voor hardhouten ondergrond Dipaq introduceert een duurzame 3-componenten antislip vloercoating op basis van in water gedispergeerde Polyurethaan. Permagrip® is ontwikkeld om diverse soorten hardhout (Bangkirai, Billinga, Azobé) duurzaam antislip te maken. De slijtvaste PermaGrip® antislip coating wordt vooral toegepast voor het antislip maken van houten galerijen, loopdekken, vlonders, bordessen en trappen. Dipaq heeft een eigen applicatieteam dat desgewenst het aanbrengen van de PermaGrip® coating uitvoert. www.dipaq.nl 32 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Buitenruimte en balkons
Een kunstgrasmat kan elektriciteit opwekken ↘ Octrooi Tekst Joost Melten Beeld Avalon
Het zal nog wel even duren, maar met kunstgras op daken en terreinen kun je in principe elektriciteit opwekken uit zonnewarmte.
J
e kunt kunstgras op veel plaatsen tegenkomen. Het ligt niet alleen op sportvelden, maar bijvoorbeeld ook in tuinen van bedrijven, instellingen en particulieren. En je ziet het op rotondes, onder speeltoestellen, langs wegen, op balkons en op dakterrassen. Een onderhoudsarm en tegen intensief gebruik bestendig alternatief, bedoeld voor plaatsen waar natuurlijk gras om de een of andere reden niet voldoet. Het is ieder geval voor veel mensen aantrekkelijker dan het toepassen van asfalt op een rotonde, vlonders op het dakterras en gewassen grindtegels in de tuin. ‘Een kunstgrasmat kan behoorlijk warm worden onder invloed van zonnestralen’, schrijven Marco Pleijsier en Martijn Veldhuijsen van kunstgrasproducent Avalon in hun octrooiaanvraag. ‘Door het uit de kunstgrasmat weg geleiden van warmte kan de temperatuur verlaagd worden en bovendien de warmte worden omgezet in bruikbare elektrische energie.’
Werking Het idee is verder tamelijk eenvoudig en wordt in de octrooitekst niet tot in de details uitgewerkt: vang de zonnewarmte op met de grasmat en voer hem af naar een apparaat dat warmte kan omzetten in elektrische energie. Het doet een beetje denken aan de ideeën om geasfalteerde oppervlakken te gebruiken als energiecollector. Bijvoorbeeld door de in een weg opgevangen warmte elders te gebruiken. Of door zonnepanelen te integreren in de weg of het fietspad, om zo elektrische stroom op te wekken. En met het opwekken van stroom via moerasplanten. Toch is de vinding van Avalon anders en bovendien relatief goedkoop uit te breiden tot heel grote oppervlakken. De bedenkers kwamen uit op meerdere mogelijkheden. In het dragerdoek van de kunstgrasmat kan een rooster komen van een materiaal dat de warmte goed geleidt, bijvoorbeeld een metaal. Tussen de kunstgrasvezels kunnen opstaande ‘warmtegeleidende elementen’ komen, uiterlijk moeilijk te onderscheiden van de grasvezels. Als alternatief kunnen deze elementen in de grasvezels zelf zitten. Voor de omzetting van de warmte zou een Stirlingmotor gebruikt kunnen worden, gekoppeld aan een generator voor de opwekking van elektriciteit. Of een ook
In de toekomst zou de in een kunstgrasmat opgevangen zonnewarmte via het dragerdoek afgevoerd kunnen worden en daarna omgezet in elektrische energie.
wel in ruimtesondes gebruikte Seebeckgenerator, die warmte direct kan omzetten in stroom. Over de uiteindelijke opbrengst per m2 valt nog niet veel te zeggen.
Verdere ontwikkeling De heren gaan niet overhaast te werk bij de verdere ontwikkeling van hun ‘kunstgras-energiecentrale’/‘turfpowerplant’. Pleijsier: ‘Voor we hiermee op de markt kunnen komen, moet het allemaal goed uitgewerkt zijn. We hebben er vanuit verschillende invalshoeken naar gekeken, onder andere met enkele ingenieurs. En toen het haalbaar bleek en waard om in te investeren, hebben we octrooi aangevraagd, ook buiten Nederland. We zijn nu zover dat we de wereld ons idee kunnen laten zien: een product dat een meerwaarde kan hebben voor de samenleving. En dan komt de volgende stap. Het produceren van kunstgras kunnen we zelf, maar verder komt hier technologie bij kijken die je niet zomaar eventjes bij de winkel om de hoek kunt kopen. Er zal uitvoerig met partijen samengewerkt moeten worden. We staan overal voor open.’ octrooinummer: NL2011281 houder: Avalon, Aalten uitvinders: M. Pleijsier, M. Veldhuijsen | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 33
Oppervlakte nevenfunctie in brandcompartiment industriefunctie Om u een idee te geven van de vragen die bij de Helpdesk Bouwbesluit binnenkomen, wordt in elke uitgave van Bouwkwaliteit in de praktijk een telefonisch gestelde vraag en antwoord opgenomen. Vraag en antwoord zijn uiteraard geanonimiseerd.
↘ Vraag en antwoord Tekst Helpdesk Bouwbesluit
OMSCHRIJVING Oppervlakte nevenfunctie in brandcompartiment industriefunctie bij bestaande bouw. VRAAG Een nevenfunctie van een industriefunctie mag in een brandcompartiment van een industriefunctie > 1.000 m² liggen. Bij nieuwbouw is in artikel 2.83, lid 8, van Bouwbesluit 2012 de oppervlakte van zo’n nevenfunctie beperkt tot maximaal 100 m². Bij bestaande bouw mag een nevenfunctie ook in een brandcompartiment van een industriefunctie > 2.000 m² liggen, zoals aangegeven in artikel 2.89, lid 8, van Bouwbesluit 2012. Maar wat is de maximale oppervlakte van de nevenfunctie die bij bestaande bouw in dit brandcompartiment mag liggen?
antwoord Bij de eisen voor bestaande bouw wordt geen oppervlakte-beperking gegeven voor de nevenfunctie die in het brandcompartiment van de industriefunctie mag liggen. De reden dat voor bestaande bouw geen maximale oppervlakte wordt gegeven, is gelegen in het feit dat in het verleden voor verschillende situaties verschillende vergunningen zijn afgegeven zonder dat er een wettelijk minimum was. Om nu te voorkomen dat een eenmaal vergunde situatie opeens illegaal wordt, is er voor bestaande bouw geen maximale waarde opgenomen. In principe is dat overigens geen probleem omdat het vergunde niveau van de oorspronkelijke bouw of van een latere bebouwing bepalend is. Aangezien er voor verbouwen in relatie met brandcompartimentering te allen tijde sprake was (en is) van een vergunningplicht, is de wetgever uitgegaan van de aanwezigheid van een vergunde situatie. Het antwoord op de vraag welke oppervlakte is toegestaan, is dus de oppervlakte die is vergund tijdens de bouw of bij een latere verbouwing.
34 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Hierbij geldt uiteraard wel dat het totale brandcompartiment (industriefunctie + nevenfunctie(s)) een gebruiksoppervlakte van maximaal 3.000 m² mag hebben, conform artikel 2.89 lid 1, tenzij het gelijkwaardigheidsartikel is toegepast.
Aanvullende opmerking(en) - In de toelichting van artikel 2.83 lid 8, die ook van toepassing is op artikel 2.89 lid 8, is aangegeven dat onder een nevenfunctie in dit geval bijvoorbeeld moet worden verstaan een kleine kantine of kantoorruimte die ten dienste staat van die industriefunctie. Het betreft in elk geval gebruiksfuncties die in oppervlakte ondergeschikt moeten zijn aan de hoofdgebruiksfunctie. - Als er sprake is van meerdere nevenfuncties, dan betreft de oppervlaktebeperking de totale gebruiksoppervlakte van de nevenfuncties samen.
Toelichting brandcompartiment van een industriefunctie, nieuwbouw artikel 2.83, lid 8, Bouwbesluit 2012 Bij een brandcompartiment van een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 1.000 m² is het eerste lid niet van toepassing op een of meer in dat brandcompartiment gelegen nevenfuncties met een totale gebruiksoppervlakte van ten hoogste 100 m². (Dit artikellid is aangestuurd voor de volgende gebruiksfuncties: - Bijeenkomstfunctie; - Kantoorfunctie; - Onderwijsfunctie; - Winkelfunctie; -
Overige gebruiksfunctie.)
Vraag en antwoord
brandcompartiment van een industriefunctie, bestaande bouw artikel 2.89, lid 1 en 8, Bouwbesluit 2012 1. Een brandcompartiment heeft een gebruiksoppervlakte die niet groter is dan de in tabel 2.87 aangegeven waarde. (Deze waarde is 3.000 m² voor een industriefunctie.) 8. Bij een brandcompartiment van een industriefunctie met een gebruiksoppervlakte van meer dan 2.000 m² is het eerste lid niet van toepassing op een of meer in dat brandcompartiment gelegen nevenfuncties. (Dit artikellid is aangestuurd voor de volgende gebruiksfuncties: - Bijeenkomstfunctie; - Kantoorfunctie; - Winkelfunctie; -
Overige gebruiksfunctie.)
gelijkwaardigheidsartikel artikel 1.3, lid 1, Bouwbesluit 2012 Aan een in hoofdstuk 2 t/m 7 gesteld voorschrift behoeft niet te worden voldaan indien het bouwwerk of het gebruik daarvan anders dan door toepassing van het desbetreffende voorschrift ten minste dezelfde mate van veiligheid, bescherming van de gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en bescherming van het milieu biedt als is beoogd met de in die hoofdstukken gestelde voorschriften.
Indien mogelijk ontvangt u telefonisch direct een inhoudelijke reactie op uw vraag. Voor een uitgewerkte (schriftelijke) vastlegging zullen prijsafspraken worden gemaakt. Bel: (085) 489 88 89 Mail:
[email protected] Praktische hulp bij het nieuwe Bouwbesluit. Gratis voor u als abonnee! De technische voorschriften waaraan gebouwen moeten voldoen, zijn op 1 april 2012 veranderd met het nieuwe Bouwbesluit. Met al uw vragen hierover kunt u bij ons terecht. Speciaal voor u als abonnee is er professioneel advies door een uitgebreid team van experts beschikbaar gesteld. Deze experts zijn werkzaam bij de Nieman Groep en Geregeld BV. U kunt eenvoudig uw vraag stellen via (085) 489 88 89 of helpdeskbouwbesluit@ bimmedia.nl. Met een van de experts neemt u door wat uw vraag is.
www.omgevingindepraktijk.nl Alle gepubliceerde vragen en antwoorden zijn te vinden op de website van Omgeving in de praktijk (www.omgevingindepraktijk.nl) en kunnen door de abonnementhouders van Omgeving in de praktijk worden geraadpleegd. Zie voor de voorwaarden www.cobouw.nl/ helpdeskbouwbesluit/ voorwaarden. Daar kunt u ook zien voor welke abonnementen van BIM Media deze service gratis is. Deze Vraag en antwoord is geschreven door Marjolein Berghuis (Nieman Groep), met medewerking van Hajé van Egmond (Geregeld BV). | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 35
Gevolgen nieuwe Arbitragewet voor arbitraal beding ↘ Bouwrecht Tekst Mr. K.D.C. (Kim) Schemkes
Het gebruik van algemene voorwaarden in het handelsverkeer is voor de meeste ondernemers vaak een vanzelfsprekend gegeven. Het is – vooral in de bouw – heel gebruikelijk dat men in deze algemene voorwaarden een arbitraal beding opneemt. Op basis hiervan is niet de overheidsrechter, maar een arbiter – de Raad van Arbitrage voor de Bouw – bevoegd van een eventueel geschil tussen partijen kennis te nemen. Het arbitragerecht is in ons land ingebed in ons rechtssysteem en een goed alternatief voor de gang naar de gewone rechter, zeker in de bouwpraktijk.
D
e Arbitragewet die deze vorm van rechtspraak waarborgde, was al 28 jaar oud en modernisering van deze wet kon geen kwaad, ook vanuit Europees perspectief. Om deze reden, is op 1 januari 2015 de nieuwe Arbitragewet in werking getreden. Hiermee is een aantal wijzigingen in Boek 3, 6 en 10 van het Burgerlijk Wetboek en het Vierde Boek van Burgerlijke Rechtsvordering doorgevoerd. Met name de wijziging
36 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
van artikel 6:236 van het Burgerlijk Wetboek heeft verstrekkende gevolgen voor het arbitraal beding in consumentenovereenkomsten.
verhoudt met de Europese richtlijn 93/13/ EEG inzake oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. In artikel 3 van voornoemde richtlijn is bepaald dat een beding in een consumentenovereenkomst, waarover niet afzonderlijk is onderhandeld (zoals bij algemene voorwaarden gebruikelijk is), als oneerlijk wordt beschouwd als het beding het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voorvloeiende rechten en verplichtingen van de partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De bijlage bij de Richtlijn bevat een indicatieve lijst van bedingen die als oneerlijk kunnen worden aangemerkt. Eén van deze bedingen is het beding dat tot doel heeft de consument te verplichten zich uitsluitend tot een niet onder een wettelijke regeling resulterend scheidsgerecht te wenden. Het arbitraal beding kan – onder omstandigheden – als een dergelijk beding worden gezien. De discussie die vervolgens ontstond was of het beding onder het Nederlandse recht als onredelijk bezwarend dus als vernietigbaar diende te worden beschouwd.
Arbitragebeding op zwarte lijst artikel 6:236 BW Onder de oude Arbitragewet is in de rechtspraak en de literatuur uitvoerig gediscussieerd over de vraag hoe het arbitraal beding zich in consumentenovereenkomsten
In Nederland heeft de Hoge Raad in haar arrest van 21 september 2012 bepaald dat de vraag of een arbitraal beding in consumentenovereenkomst gezien kan worden als onredelijk bezwarend, moet worden beantwoord aan de hand van de omstandigheden van het geval.
Bouwrecht
Bepalend zijn de wijze van totstandkoming van de algemene voorwaarden en de aard en overige inhoud van de overeenkomst. Hiermee werd nog geen eenduidig antwoord gegeven op de vraag die veel ondernemers bezig hield, namelijk: kan men zonder al te veel risico een arbitraal beding overeenkomen met een consument? Met de komst van de nieuwe Arbitragewet is deze vraag definitief beantwoord. Het arbitraal beding in consumentenovereenkomsten is namelijk op de zwarte lijst van artikel 6:236 BW geplaatst en is dus onredelijk bezwarend.
Gevolgen voor arbitraal geding In het oude artikel 6:236 sub n BW was opgenomen dat een beding dat voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan de overheidsrechter of een of meer arbiters onredelijk bezwarend was. De woorden ‘of een of meer arbiters’ zijn in het nieuwe artikel 6:236 sub n BW geschrapt, waardoor een beding dat voorziet in de beslechting van een geschil door een ander dan de overheidsrechter vernietigbaar is. Houdt dit nu in dat u nooit een arbitraal beding met consumenten overeen kunt komen zonder het gevaar te lopen dat dit beding vernietigd wordt? Nee, gelukkig niet. U kunt de vernietigbaarheid voorkomen door (1) de consument een termijn van ten minste één maand te gunnen om te kiezen voor de overheidsrechter of door (2) een aparte arbitrageovereenkomst met de consument te sluiten. De wetswijziging beoogt de positie van de consument te versterken door hem voortaan weloverwogen te laten kiezen voor geschilbeslechting door middel van arbitrage. Opvallend is dat men tevens beoogt het vertrouwen in het arbitragerecht te vergroten. Het plaatsen van het arbitraal beding op de zwarte lijst lijkt echter op het tegenovergestelde, men zou het kunnen opvatten als een wantrouwen richting het arbitraal beding. Wat hiervan ook zij, de
wetswijziging is in ieder geval wel in overeenstemming met de besproken richtlijn en Europese rechtspraak op dat punt.
Overgangsrecht Ingevolge het overgangsrecht is het arbitraal beding in algemene voorwaarden die dateren van op of ná 1 januari 2015 vernietigbaar. Het arbitraal beding in algemene voorwaarden die dateren van vóór 1 januari 2015 is vernietigbaar vanaf 1 januari 2016. Indien u een arbitraal beding heeft opgenomen in uw algemene voorwaarden, is het dus raadzaam dit aan te passen aan de wetswijziging. Indien u dit niet doet, kunt u geconfronteerd worden met een vernietiging van het arbitraal beding. Voor bestaande algemene voorwaarden (daterend van vóór 1 januari 2015) geldt het bovenstaande vanaf 1 januari 2016. Wijziging rolreglement Raad van Arbitrage De inwerkingtreding van de nieuwe Arbitragewet heeft tot een aanpassing geleid van het rolreglement van de Raad van Arbitrage voor de Bouw zelf. Als u een procedure aanhangig maakt bij de Raad van Arbitrage voor de Bouw, uw wederpartij consument is én u in uw overeenkomst gebruik maakt van nieuwe algemene voorwaarden (zijnde voorwaarden die dateren van 1 januari of later), dan zal door de Raad (of uzelf) aan de consument bij aangetekende brief een termijn van een maand worden gegund om zich uit te laten of zij de beslechting van het geschil door arbitrage aanvaardt. Het voorgaande geldt niet als u de consument al eerder bij aangetekende brief ten minste een termijn van ten minste een maand heeft geboden om zich daarover uit te laten. Wat te doen? Ik kan mij indenken dat u uw algemene voorwaarden nog niet aan de wijzigingen heeft aangepast en dat u, op grond van het
Artikel Raad van Arbitrage Voor meer informatie over de Raad van Arbitrage voor de Bouw verwijst de redactie van dit blad u naar het artikel ‘Raad van Arbitrage heeft kennis van de bouw’ in Bouwkwaliteit in de Praktijk nummer 3, maart 2015.
overgangsrecht denkt dat dit toch nog zeker tot 2016 kan wachten. Toch raad ik u aan dit op korte termijn te doen en hier niet mee te wachten. Immers, niets is vervelender dan – in het geval van een conflictsituatie – geconfronteerd te worden met een vernietiging van het arbitraal beding, daar de gang naar de arbiter zeker in bouwzaken wenselijk voor u als ondernemer kan zijn. U heeft immers niet voor niets gekozen voor een arbitraal beding in uw algemene voorwaarden in plaats van voor de bevoegdheid van de gewone, burgerlijke rechter.
←
↘ Informatie over de auteur
Mr. K.D.C. (Kim) Schemkes is advocaat bij Bierman Advocaten, Sectie Bouw en Vastgoed | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 37
→
Brandveilig Bouwen Nederland lanceert gedragscode Brandveilig Bouwen Nederland (BBN) heeft aan Bert Veurink van het Verbond van Verzekeraars de BBN-gedragscode uitgereikt. Met deze door alle leden van BBN ondertekende gedragscode leveren BBN en haar leden een verdere bijdrage aan brandveilige gebouwen.
•
vermeld aan de opdrachtgever en/of afnemer (waarschuwingsplicht). Indien gewenst kan in samenwerking met een geaccrediteerde instelling een verklaring worden verzorgd omtrent de te verwachten brandveilige prestatie/gedrag van het betreffende product bij brand. Wij informeren onze afnemers op adequate wijze over het toepassingsgebied van onze brandveilige producten. Wij brengen adviezen uit en stellen onze kennis beschikbaar aan stakeholders, Wij voorzien onze brandveilige producten van adequate montageinstructies en indien nodig, vanuit brandwerendheid oogpunt, van onderhoudsvoorschriften. Wij verzorgen, waar dit ten behoeve van brandveiligheid noodzakelijk of gewenst is, trainingen voor installerende personen/bedrijven.
Bij de in ontvangstname van de gedragscode zei Bert Veurink: ‘Dit is een goede impuls die gebouweigenaren en verzekeraars helpt bij vermindering van brandrisico’s. Zeker als daarbij gebruik wordt gemaakt van het boekje essentiële controlepunten.’ BBN-voorzitter Joric Witlox is trots op het feit dat alle BBN-leden laten zien dat zij zich actief inzetten voor verbetering van brandveiligheid. Dit deden zij door ondertekening van de gedragscode. ‘Het toont dat de leden actief werken aan verbetering van brandveiligheid en dat zij hiervoor verantwoordelijkheid nemen.’
•
BBN-gedragscode De door alle leden van BBN te onderschrijven gedragscode luidt als volgt: Elk lid van BBN verklaart door ondertekening van deze gedragscode het volgende: • Indien wij als lid van BBN brandveilige producten en diensten leveren, dan beloven wij alleen brandveilige producten en diensten te leveren die minimaal voldoen aan de gestelde eisen vanuit het Bouwbesluit voor de gestelde toepassing. Dit houdt in dat brandveilige producten en diensten worden geleverd overeenkomstig de geldende wettelijke (geharmoniseerde) normen. • De brandveilige prestatie van de producten en diensten kan worden aangetoond door middel van een certificaat of assessment van een geaccrediteerde instelling. • In geval waar het niet mogelijk is om de brandveilige producten en diensten te voorzien van een certificaat of een assessment van een geaccrediteerde instelling, dan wordt dit vooraf expliciet schriftelijk
Naast dat de BBN-leden instaan voor hun producten zoals in de gedragscode omschreven, maakt BBN de kennis van haar leden over de producten in relatie tot brandveiligheid beschikbaar via de uitgave ‘De Essentiële Bouwkundige Controlepunten’. Deze beoogt een bijdrage te leveren aan brandveiliger gebouwen door hierover kennis te verspreiden aan al de betrokkenen. Dat wordt gedaan door duidelijk te maken welke punten in ieder geval van belang zijn als het gaat om bouwkundige brandveiligheid. De beschikbare kennis voor bouwkundige brandveiligheid wordt hiermee zoveel mogelijk toegankelijk gemaakt, zodat iedere betrokkene zijn verantwoordelijkheid kan waarmaken. De uitgave wordt jaarlijks herzien en gemaakt samen met Brandweer Nederland en Vereniging Bouw en Woningtoezicht Nederland.
38 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
• •
•
Via www.bbn.nu is het boekje gratis als PDF te downloaden. Tevens is het boekje kosteloos aan te vragen bij het secretariaat van BBN via
[email protected].
Nieuws
Tegendraads tegen spiegeldraadglas
Minister Kamp wil meer gebruik restwarmte
Vele jaren is spiegeldraadglas gezien als een volwaardig veiligheidsglas – zowel voor brandwerende toepassingen, vlakvulling in een deur of daktoepassingen. In vele gebouwen die enkele decennia oud zijn, ziet u wel eens een ruit met een draad erdoor. In eerste instantie ziet draadglas er stevig en weerbaar uit, maar schijn bedriegt: dit type beglazing is niet bestand en daarom niet veilig tegen de hedendaagse invloeden van geweld of tegen de uitbraak van brand.
Veel meer huizen en bedrijven moeten straks worden verwarmd door restwarmte uit de industrie en warm water uit de grond en niet meer door gas. Daarvoor moeten nieuwe netwerken worden aangelegd, wat grote investeringen vergt. Dat heeft minister Henk Kamp van Economische Zaken donderdag 2 april j.l. aangekondigd in een brief aan de Tweede Kamer. Het kabinet zal wetten en regels veranderen om de verdere ontwikkeling van de duurzamere warmtelevering te stimuleren, als alternatief voor aardgas.
Vetrotech Saint-Gobain roept de gebouweigenaar, schooldirecteur en facilitair manager op kritisch te kijken naar de aanwezigheid van draadglas. Deze beglazing is volgens het bedrijf gevaarlijk. In geval van brand springt het glas stuk en zal de ruimte binnen minuten vol staan met rook. Dat is alarmerend, want rook is doodsoorzaak nummer 1 bij brand. Daarnaast kunnen de draden en de grote glasscherven verwondingen en bloedingen veroorzaken.
Nu wordt voor een deel al warmte gebruikt die vrijkomt bij bijvoorbeeld afvalverbranding en elektriciteitscentrales of die uit de bodem wordt gehaald (aardwarmte). Maar dat kan volgens Kamp op veel grotere schaal gebeuren, waarmee energie kan worden bespaard en de CO2-uitstoot afneemt. Volgens Kamp is het een goed moment om over te gaan stappen van gas op rest- en aardwarmte, omdat in veel steden het gasnet moet worden gerenoveerd of vervangen. ‘Ook bereiden we ons hiermee voor op een vermindering van de gaswinning en het in de toekomst anders inzetten van de Nederlandse gasvoorraden’, zegt de minister. De gasvoorraad neemt af en de gaskraan wordt steeds verder dichtgedraaid, ook vanwege de aardbevingen die zich door gaswinning voordoen in Groningen. De overheid zal de komende tijd meer warmteprojecten ondersteunen. Het kabinet trok pas al 3,6 miljoen euro uit voor een proefboring in het Westland, waar op grote diepte warmte uit de aarde wordt gehaald. Die warmte zou voor tachtig procent in de vraag naar warmte in het Westland kunnen voorzien. Bron: ANP
Spiegeldraadglas Spiegeldraadglas is een basisglas, van meestal 7 millimeter, dat net een beetje extra versteviging vindt in de draden. Het glas zelf is echter geen veiligheidsglas, waardoor dit glas net zo gevoelig voor braak of brand is als een gewone ruit, zonder veiligheidstoepassingen. Vroeger werd draadglas nog als veiligheidsglas toegepast. In lijn hiermee zijn al vele ongelukken bekend in met name scholen en ziekenhuizen of andere publieke gebouwen. Vanaf 2006 staat spiegeldraadglas niet meer aangemerkt als veiligheidsglas en is de glashandel overgegaan naar de toepassing van gelaagd glas. Dat is glas dat bestaat uit verschillende lagen van glas en PVB (polyvinyl butyral), of zelfs – in geval van sommige brandwerende varianten – is voorzien van een brandwerende interlayer. Meer weten? Kijk op www.vetrotech.nl.
Hergebruik restwarmte AVI Duiven voor stadsverwarming in Duiven en Arnhem. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 39
↘ NEN nieuws
Deze pagina’s komen tot stand
NEN
Tel. (015) 2 690 391
onder verantwoordelijkheid
Vlinderweg 6
www.nen.nl
van NEN.
2623 AX Delft
[email protected]
Herziening basis voor Energieprestatie warmtebalans De energieprestatie is te berekenen met NEN 7120 ‘Energieprestatie voor gebouwen’ (EPG). De grondslag hiervoor wordt echter gewijzigd: er komen gewijzigde en aanvullende Europese normen. De binnentemperatuur en luchtvochtigheid wil je binnen bepaalde waarden houden. Afhankelijk van het gebouw en het verwarmings/ koelingssysteem is hier meer of minder energie voor nodig. Het normontwerp NEN-EN-ISO 52017-1 bevat voorstellen voor de berekening. Met NEN-EN-ISO 52017-1 kan de binnentemperatuur van een gebouw of zone worden berekend. Ook kan berekend worden hoeveel energie nodig is voor verwarming en koeling om die temperatuur te bereiken, op basis van ontwerpgegevens van het systeem. Dit is belangrijk aangezien alle gebouwen straks bijna-energieneutraal (BENG) moeten zijn.
Aandachtspunten NEN-EN-ISO 52017-1 bevat een generieke methode voor de uurlijkse berekening. Verschillende aspecten worden meegenomen:
luchtsnelheid van de verwarmings-/koelingssystemen, luchtvochtigheid, zonnewarmte, oppervlakte van de schil en inhoud van de zone, hoeveelheid isolatie etc. De norm maakt deel uit van een grotere serie normen. Op al deze normen kunt u commentaar indienen, maar de deadlines kunnen verschillen.
Commentaar Belanghebbenden konden tot 29 april j.l. commentaar indienen op het voorstel. Dit commentaar wordt in de normcommissie 35107425 ‘Europese en mondiale normalisatie klimaatbeheersing’ besproken en in de Europese Technische Commissie ingebracht voor verwerking. Als de commentaren uit heel Europa zijn verwerkt, gecontroleerd en akkoord bevonden, wordt de norm in 2016 gepubliceerd. Meer informatie Voor inhoudelijke informatie over deze norm(en) of over het normalisatieproces: ir. Annet van der Horn, consultant Bouw & Installatie, (015) 2 690 286 of
[email protected].
Nieuwe NEN 1010 op vakbeurs Elektrotechniek 2015 De vakbeurs Elektrotechniek 2015 wordt komend najaar ‘totaal anders dan in voorgaande jaren’, aldus de Jaarbeurs en exposantenorganisatie Fedet. En NEN presenteert als partner van Elektrotechniek 2015 een compleet nieuwe versie van de norm die meer dan ooit centraal staat in de elektrotechniek: NEN 1010. Op de beursvloer worden vier complete projecten geïnstalleerd met de meest innovatieve systemen, technologieën en producten. Hiermee wordt de focus verlegd van de producten naar de toepassing en mogelijkheden ervan, in de NEN 1010-installatie als geheel.
Vier projecten De vier projecten op Elektrotechniek 2015 bestaan uit een kantoor, een woning, een fabriek, en een innovatief ‘smart grid’ met duurzame energie. 1 De woning bestaat uit een woonkamer, een hotelkamer en een zorgkamer. De nadruk daarin ligt op domotica, verlichting en zonnepanelen. 2 In de fabriek zijn vooral industriële softwaretoepassingen te vinden, slimme besturingskasten en -panelen, schakel- en 40 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
verdeelinrichtingen en energiebesparende technieken. 3 In het kantoorpand worden vooral gebouwautomatisering, ledverlichting, BIM, stekerbare installatiecomponenten, beheersystemen en toegangscontrole gedemonstreerd. 4 De infrastructuur ten slotte bestaat uit een woonwijk op schaal, met duurzame energie die wordt gedistribueerd over smart grids. Beursmanager Cas Wegman wil met deze nieuwe opzet elektrotechnische adviseurs en installateurs een beeld bieden van wat de branche als geheel te bieden heeft.
Nieuwe NEN 1010 De nieuwe laagspanningsnorm NEN 1010 die NEN tijdens Elektrotechniek 2015 presenteert, staat bij deze innovatieve elektrotechniek meer dan ooit centraal. Samen met alle andere normen waarnaar in de nieuwe NEN 1010 wordt verwezen. Want zonder normen geen innovatie. Lees meer hierover in het artikel ‘NEN 1010 van belang voor steeds meer stakeholders’ in nummer 2 van het vaktijdschrift Mag1010 van NEN. Elektrotechniek 2015 De beurs ‘Elektrotechniek 2015’ wordt gehouden van 29 september t/m 2 oktober in de Jaarbeurs in Utrecht. Voor meer info: www.elektrotechniek-online.nl.
nieuws
Veelgestelde vragen over projectmanagement (ISO 21500) Werkt u regelmatig in projecten? U kunt dan uw voordeel doen met ISO 21500. ISO 21500 beschrijft helder en overzichtelijk de basisprincipes en definities van projectmanagement. Maarten Peelen, consultant Kennis Informatie Diensten, legt uit waarom deze norm zo belangrijk is en welke concrete voordelen u kunt boeken als u deze norm toepast.
Waarom een norm voor projectmanagement? De bedragen en de belangen die met projecten zijn gemoeid zijn groot, en de communicatie binnen een project kan soms complex zijn, zeker wanneer het zich over verschillende landen uitstrekt. Voldoende redenen dus voor een wereldwijde richtlijn voor het optimaal samenwerken binnen een project. Met ISO 21500 wordt er één wereldwijde norm en taalgebruik geïntroduceerd voor projectmanagement. Eén taal voor de opdrachtgever, de projectorganisatie, externe leveranciers of onderaannemers, eindgebruikers en de interne organisatie, zodat in ieder geval de communicatie wordt geoptimaliseerd. Maar er zijn toch al zoveel modellen en methoden? Juist vanwege die brede doelgroep, mensen die in veel gevallen al hun eigen methodieken voor projectmanagement gebruiken, werd er bij het ontwikkelen van ISO 21500 gezocht naar de kern van projectmanagement; de kernconcepten die voor iedereen belangrijk zijn. En zo ontstond een richtlijn die als drager dient voor alle methoden, modellen en best practices van projectmanagement. Dus ISO 21500 is geen methodiek? ISO 21500 is nog een norm zonder certificering, en geen projectmanagementmethode zoals PRINCE2. De norm moet leiden tot meer transparantie, openheid en betrokkenheid van iedereen die iets met een project te maken heeft. Zo beschrijft de norm de processen en onderwerpen die nodig zijn voor het goed begeleiden van een project, en de basisvoorwaarden waaraan een project moet voldoen. De norm is er dus voor de afdeling projectmanagement? Ja, maar zeker niet uitsluitend. Projecten hebben gevolgen voor de reguliere processen, de kasstroom, de marktpositie, de beschikbare capaciteit et cetera. Projecten raken dus de hele organisatie. En omdat ISO 21500 een bundeling is van best practices, vormt het een handige leidraad om de administratieve organisatie (AO) en de interne controle (IC) van een project te beschrijven. Door AO en IC in te richten met ISO 21500, verkrijgt de organisatie niet alleen een zekere volledigheid, maar ook flexibiliteit. Het controleren van toegepaste projectmanagementmethoden en de borging van de kwaliteit wordt zelfs mogelijk met ISO 21500.
Duidelijke procesgrenzen, het toewijzen van verantwoordelijkheden en expliciete gedragsregels zorgen voor een betere afstemming tussen de opdrachtgevende- en de projectorganisatie. En waar de verschillende organisaties er hun eigen methodes op na houden, kunnen ze dankzij de norm toch goed met elkaar communiceren.
Kan deze norm ook voorgeschreven worden? Ja, dat is het mooie aan de norm. Organisaties kunnen gerust hun eigen methodes toepassen, maar opdrachtgevers hoeven alleen maar van de opdrachtnemers te verlangen dat zij de termen, definities, concepten en processen uit ISO 21500 hanteren. En dit is een internationale norm, dat betekent dat het ook over landsgrenzen heen redelijk eenvoudig is om ISO 21500 voor te schrijven. Andersom kunnen opdrachtnemers zich ook profileren als een professionele projectmanagementorganisatie, wanneer ze hun projecten uitvoeren volgens ISO 21500. Meer informatie Wilt u meer weten over ISO 21500 of het normalisatieproces dan kunt u contact opnemen met Maarten Peelen (
[email protected]) of (015) 2 690 378.
Wat zijn de concrete voordelen van ISO 21500? Dankzij de uniforme taal en de structuur die ISO 21500 biedt, zijn er veel voordelen te boeken. Zo wordt het beheer van alle projecten consistent en de projectorganisatie meer stabiel, en neemt de overzichtelijkheid van projecten toe, dankzij de uniforme procesvoering. Door de hulp bij het meten en sturen van projecten worden ze meer voorspelbaar. | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 41
Stelt u zich eens voor ... U bent aan het werk en u heeft een norm nodig. Gelukkig heeft u
Van de norm die u zoekt is een nieuwe versie verschenen. Dat
al uw normen in één druk op de knop voor u, want ze zijn online
wist u al via de handige attenderingsmail. Uiteraad staat de
beschikbaar. Dat maakt het zo eenvoudig, want uw collega’s
nieuwe norm al klaar om als pdf te downloaden. U heeft de garantie
kunnen er ook altijd bij. Bovendien zijn alle normen gemakkelijk
van een collectie met altijd actuele normen. Zo bent u eenvoudig
te printen. Met de goede zoekfunctie en normsamenvattingen
up-to-date. (Alle oudere normversies zijn natuurlijk ook nog in
vindt u direct de juiste norm, wat u een hoop tijd bespaart.
te zien.) Wat een gemak!
... het gemak van NEN Connect Bouw Kijk op www.nen.nl/nenconnectbouw Normalisatie: de wereld op één lijn.
nieuws
Schrijf mee aan de Eurocodes voor veilige bouwconstructies Het zesjarig werkprogramma voor het ontwikkelen van een volgende generatie van Europese normen voor bouw- en geotechnische ontwerpen is onlangs gelanceerd. Dit werkprogramma wordt ondersteund door de Europese Commissie. De nieuwe normen worden naar verwachting gepubliceerd in 2020. Nieuwe technologieën en marktbehoeften worden erin verwerkt, met een uitbreiding van de scope van de bestaande Structurele Eurocodes (EN 1990 –EN 1999) als resultaat. Er worden projectteams aangesteld die het schrijven van de concepten op zich nemen. De projectteams zijn verantwoording verschuldigd aan de CEN Technische Commissie die verantwoordelijk is voor deze normen, CEN/TC 250 genaamd. Een openbare oproep voor experts (Call for Tender) is hiervoor uitgegaan. Experts kunnen een voorstel indienen om deel te nemen aan één of meer projectteams, die de eerste fase van het werk gaan uitvoeren. De Call for Tender wordt door NEN gecoördineerd, in nauwe samenwerking met CEN, het Europese normalisatie-instituut, en BSI, het Britse Normalisatie-instituut. BSI voert het secretariaat voor CEN/TC 250. De voorzitter van CEN/TC 250, Professor Steve Denton FREng zei naar aanleiding van de oproep voor experts op 7 april 2015: ‘De publicatie van de eerste generatie van de Structurele Eurocodes was een enorme prestatie voortvloeiend uit een meer dan 30 jaar durende gezamenlijke inspanning. De lancering van deze Call for Tender markeert een belangrijke mijlpaal in ons werk, zodat het up-to-date blijven van deze normen verzekerd blijft en deze normen wereldwijd geaccepteerd blijven. We erkennen echter de behoefte aan stabiliteit en tot aan de
publicatie van de gereviseerde normen kunnen gebruikers erop rekenen dat veranderingen in de huidige set van Eurocodes slechts in buitengewone omstandigheden zullen worden gemaakt. Verder zullen we, om de Eurocodes te kunnen evolueren, ontwerpers centraal van ons werk plaatsen, met de belangrijkste focus op het verhogen van het gebruikersgemak van deze normen.’
Meer informatie Meer informatie kunt u vinden op de websites van NEN en CEN: nen.nl/ eurocodes2020. De sluitingsdatum voor het indienen van voorstellen om aan het werk deel te nemen is 25 mei 2015.
Ontwerpen met daglichtsystemen Veel daglicht is goed voor de mens en scheelt ook in de verlichtingskosten. Daarom zijn er systemen bedacht om meer daglicht in een gebouw te krijgen, ook op moeilijk bereikbare plaatsen, met prisma’s, spiegels en lichtgeleiding. Maar hoe weet de architect nu welk effect dit echt heeft? Hiervoor wordt nu een internationale norm gemaakt. Belanghebbende partijen kunnen meewerken aan het opstellen van deze norm. De nieuwe norm ‘Building Environment Design - Daylighting design procedure for indoor visual environment’ helpt de ontwerper met een classificatie voor de effecten per systeem. Ook worden algemene eisen en prestatiecriteria opgesteld.
Voor wie? Lichtontwerpers, fabrikanten van daglicht apparaten, zoals solar tubes, zonlicht spiegels, glaslamellen en daglichtgeleidingssystemen, adviesbureaus en andere belangstellenden kunnen invloed uitoefenen op de inhoud van deze norm. Meer informatie Heeft u interesse om deel te nemen, of wilt u meer informatie over het normalisatieproces, neem dan contact op met ir. Annet van der Horn, consultant Bouw & Installatie, (015) 2 690 286 of
[email protected].
Internationaal Korea heeft het voorstel ingediend bij ISO (International Organization for Standardization). Omdat deze systemen aan een betere energieprestatie kunnen bijdragen is er vanuit Europa ook veel belangstelling.
| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 43
↘ NEN nieuws
Overzicht nieuwe/herziene normen 10 maart t/m 31 maart 2015 13.220.50
Brandwerendheid van bouwmaterialen en bouwdelen
NEN-EN 1993-1-2+C2:2011/NB:2015 nl
Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand. NEN-EN 1993-1-2+C2:2011/NB:2014 legt de keuzes vast uit de in NEN-EN 1993-1-2+C2:2011 gegeven mogelijkheden en legt de voor Nederland geldende waarden vast voor de nationaal bepaalde parameters. Eveneens zijn aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met het normblad zelf.
13.320
Alarm- en waarschuwingssystemen
NEN-EN-IEC 60839-11-1:2013/C12:2015 en
Alarm- en elektronische beveiligingssystemen - Deel 11-1: Elektronische toegangsbewakingssystemen - Systeemeisen en eisen voor de onderdelen
91.010.01
Bouwnijverheid, algemeen
NEN-ISO 16757-1:2015 en
Datastructuren voor elektronische productcatalogi voor diensten in de bouw - Deel 1: Concepten, architectuur en model
91.060.10/20
Wanden. Scheidingswanden. Gevels. Daken
NEN 7250:2014/A1:2015 Ontw. nl
Zonne-energiesystemen - Integratie in daken en gevels - Bouwkundige aspecten
NEN-EN 16153:2013+A1:2015 en
Lichtdoorlatende platte meerwandige polycarbonaat (PC) platen voor de interne en externe daken, muren en plafonds - Eisen en beproevingsmethoden
91.060.40
Schoorstenen, schachten, leidingen
NEN-EN 16497-1:2015 en
Schoorstenen - Systeemschoorstenen uit beton - Deel 1: Ongebalanceerde rookgasafvoertoepassingen
91.080.10-10
Staalconstructies
NEN 6786:2015 Ontw. nl
Voorschriften voor het ontwerpen van beweegbare bruggen (VOBB)Deze norm geeft technische bepalingen voor het ontwerpen van de mechanische uitrusting en de elektrische installatie van alle typen beweegbare bruggen voor weg- en railverkeer.
NEN-EN 1993-1-2+C2:2011/NB:2015 nl
Eurocode 3: Ontwerp en berekening van staalconstructies - Deel 1-2: Algemene regels - Ontwerp en berekening van constructies bij brand. NEN-EN 1993-1-2+C2:2011/NB:2014 legt de keuzes vast uit de in NEN-EN 1993-1-2+C2:2011 gegeven mogelijkheden en legt de voor Nederland geldende waarden vast voor de nationaal bepaalde parameters. Eveneens zijn aanvullende teksten opgenomen die niet strijdig zijn met het normblad zelf.
91.100.15
Minerale materialen en producten
NEN-EN 12057:2015 en
Natuursteenproducten - Modulaire tegels - Eisen
NEN-EN 12058:2015 en
Natuursteenproducten - Platen voor vloeren en trappen - Eisen
NEN-EN 1469:2015 en
Natuursteenproducten - Wandplaten - Eisen
91.100.60
Warmte- en geluidisolatiematerialen
NEN-EN 16012:2012+A1:2015 en
Thermische isolatie voor gebouwen - Reflecterende isolatieproducten - Bepaling van de gedeclareerde thermische eigenschappen
91.140.30
Ventilatie- en klimaatregeling
NEN-EN-ISO 15957:2015 en
Stofgehaltes voor het beproeven van luchtfilteringsystemen
91.140.40
Gasvoorziening
NEN-EN 12480:2015 en
Gasmeters - Gasmeters met roterend verdringerelement
NEN-EN 16830:2015 Ontw. en
Veiligheids- en regelinrichtingen voor branders en toestellen voor gasvormige of vloeibare brandstoffen - Controlefuncties in elektronische systemen - Temperatuur controle functie
91.140.60
Drinkwatervoorziening
NEN-EN-ISO 13844:2015 en
Plastics piping systems - Elastomeric-sealing-ring-type socket joints for use with plastic pressure pipes - Test method for leaktightness under negative pressure, angular deflection and deformation
NEN-ISO 4427-1:2007/A1:2015 en
Kunststofleidingsystemen - Polyetheen (PE) buizen en hulpstukken voor watervoorziening - Deel 1: Algemeen - Amendment 1: Smeltindex op basis van massa (MFR) voor PE 80 en PE 100
91.140.65
Warmwaterinstallaties
NEN-EN 13203-1:2015 Ontw. en
Gasgestookte huishoudelijke warmwatertoestellen - Deel 1: Prestatiebeoordeling van warmwaterlevering
91.140.70
Sanitaire installaties
NEN-EN 12764:2015 Ontw. en
Sanitaire toestellen - Specificatie voor whirlpoolbaden
44 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
Opdracht: Het vernieuwen van het BWT logo
Het BWT logo krijgt een nieuw jasje. Dit betekend dat het oude logo hier en daar wordt aangepast, maar wel zijn herkenning moet blijven behouden. Het logo straalt een stevig, krachtig gevoel uit met een helder, goed te lezen lettertype welke als modern wordt ervaren. De verschillende vormen die gebruikt zijn, zijn te herkennen in het huidige logo alleen zijn ze meer betrokken bij de bouwmarkt. De vormen bestaan nu uit verschillende bouwelementen.
↘ Verenigingsnieuws VBWTN Deze pagina’s komen tot stand onder verantwoordelijkheid van de Vereniging BWT Nederland. Kijkt u ook eens op www.bwtinfo.nl voor algemene berichtgeving over ons vakgebied en www.vereniging-bwt.nl met specifiek verenigingsnieuws.
Secretariaat VBWTN Het secretariaat is gevestigd bij de Vereniging Stadswerk Nederland.
Vereniging BWT Nederland Postbus 416 6710 BK Ede
Tel. 0318 – 43 83 40 www.bwtinfo.nl www.vereniging-bwt.nl
Hoe het allemaal begon Op donderdagmiddag 16 april 2015 hebben Walter en Henk het bestuurlijke stokje van onze vereniging overgedragen aan Margreet Schotman, Petra van Oosterbosch en Alex Konings. Dat was een gedenkwaardig moment. Vele jaren zijn we samen opgetrokken en nu scheiden de wegen. Henk gaat met pensioen en Walter is naar stadsbeheer overgestapt. We hadden twaalf jaar geleden niet kunnen voorspellen hoe de vereniging er op dit moment bij zou staan en of de vereniging überhaupt nog zou bestaan. Tekst: Walter van Beuzekom en Henk Beekhuis
E
r waren twaalf jaar geleden genoeg redenen om de vereniging op te richten. Er was een ambitieus platform grote BWT’s die graag met elkaar aan de slag waren om de kwaliteit van het BWT te verbeteren en van elkaar te leren. Door een benchmark te organiseren met PWC (ons erelid Marcel Hoogwout) kregen we dat inzicht en we zagen dat de verschillen tussen gemeenten enorm waren. In de toen al roerige wereld van het BWT misten we naast de VNG een vakinhoudelijke vereniging die voor de belangen van het vak kon opkomen en daarvoor naar het Rijk een spreekbuis kon zijn. En toen we ook nog eigenaar werden van een Toetsprotocol lag de weg open om de Vereniging BWT op te richten. VROM vond dat zo’n goed en belangrijk initiatief dat zij een royale startsubsidie ter beschikking stelde. Er was voldoende animo onder de leden om in het bestuur zitting te nemen en Gert-Jan van Leeuwen was bereid om zijn functie in Delft te verruilen voor het directeurschap. Ondersteuning kwam er al snel van Annemieke Mulder en zij is tot op de dag van vandaag trouw gebleven aan de Vereniging. Het ledental groeide sinds de oprichting gestaag en de vereniging wist zich op de kaart te zetten.
Henk Beekhuis heeft de voorzittershamer overgedragen aan Margreet Schotman.
Kwaliteit Toen we zaten te filosoferen over wat nou het leitmotiv van de afgelopen twaalf jaar is geweest was onze conclusie dat het in ons vakgebied eigenlijk altijd gaat om kwaliteit. Kwaliteit van bouwen, kwaliteit van medewerkers, kwaliteit van dienstverlening, kwaliteit van regels, ruimtelijke kwaliteit, welstands-
kwaliteit, enzovoort. Dan zou je zeggen; regel dat de kwaliteit op orde is en het doel is bereikt. Maar was het maar zo gemakkelijk. Want het bereiken van goede kwaliteit gaat hand in hand met verantwoordelijkheid geven en verantwoordelijkheid nemen. En dan wordt het al een stuk ingewikkelder. Want wie is nu waarvoor verantwoordelijk en wanneer is | Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 45
→
‘goed’, goed genoeg. Dat is bijvoorbeeld de eeuwige discussie bij welstand. Is voldoen aan redelijke eisen van welstand een 6 of vinden we dat te mager voor een positief advies? Verantwoordelijkheid en verantwoordelijkheidsverdeling is als de slinger van de klok. De overheid neemt verantwoordelijkheid als het niet goed gaat (neem de invoering van de Woningwet 1901) en legt die verantwoordelijkheid weer al dan niet gedeeltelijk terug in de maatschappij als dat verantwoord gevonden wordt. En als dat onverhoopt niet goed uitpakt dan neemt de overheid de verantwoordelijkheid weer terug. De slinger blijft bewegen. We hebben daar tal van mooie voorbeelden van gezien in het Bouwbesluit, waarbij we eerst zoveel mogelijk dichtregelden in een dik boekwerk. Hierna dachten we dat regels wel geschrapt konden worden omdat de markt zijn verantwoordelijkheid wel zou nemen. Maar die regels werden later weer geherintroduceerd, omdat de markt op de minimumeisen ging zitten waardoor er minder bruikbare gebouwen ontstonden (plafondhoogtes, buitenruimte). Soms moet je als overheid partijen ook extra stimuleren om verantwoordelijkheid te nemen voor het bereiken van fatsoenlijke kwaliteit. Dat zien we gebeuren bij private kwaliteitsborging. Want waarom zouden we als overheid het gebrek aan verantwoordelijkheid belonen met kostbaar toezicht, waardoor er ook geen prikkels zijn om het zelf beter te gaan doen. Zo hou je elkaar gevangen in een niet efficiënt en niet effectief systeem. De kunst van het loslaten is hier om het zo te doen dat het kind niet met het badwater wordt weggegooid en we nog steeds goed blijven bouwen. Dit was de afgelopen periode het voorbeeld van hoe er over een onderwerp binnen de vereniging verschillend kan worden gedacht. Het ene kamp voor streng overheidstoezicht, omdat er geen vertrouwen is in de bouwkolom en het andere kamp dat vindt dat de tijd rijp is om de verantwoordelijkheid meer daar neer te leggen waar hij hoort, nl. bij de bouwers zelf. En het mooie van onze vereniging is dat we deze discussie heel goed in eigen kring kunnen voeren en dat er ruimte is om verschillende opvattingen te hebben. Het zeer doorwrochte advies dat we uiteindelijk hebben uitgebracht is van grote waarde gebleken en heeft de politieke en ambtelijke discussie fundamenteel beïnvloed. Daarvoor is kennis 46 | www.nbd-online.nl en www.omgevingindepraktijk.nl |
van collega’s uit het land gebundeld in de werkgroep Pkb. Een heel mooi en sprekend voorbeeld van het inzetten van kennis en kunde van de leden in complexe vraagstukken.
De Toekomst Wat we ons bij ons vertrek natuurlijk ook hebben afgevraagd is hoe de toekomst er uitziet van de vereniging. Wij denken zonder aarzeling dat de vereniging toekomst heeft. Overheidstoezicht is van alle tijden en ook is het voor ons nauwelijks denkbaar dat het BWT wordt opgeheven. Daarvoor is het maatschappelijk en politieke belang van ons werk te groot. Nu de private kwaliteitsborging ook nog eens is getemporiseerd, gaat het waarschijnlijk nog jaren duren voordat private kwaliteitsborging een zodanige omvang heeft gekregen dat het toezicht hierdoor een werkelijke gezichtsverandering ondergaat. Wat ook opvallend is, is dat het ledental van de verenging ondanks de crisis mooi op peil is gebleven. Een relatief kostbaar lidmaatschap van een vereniging is immers een gemakkelijke prooi voor bezuinigende gemeenten. Dat dat niet op grote schaal gebeurd is zegt echt iets over het geloof en het vertrouwen van jullie in de vereniging. De toekomst ziet er ook zonnig uit omdat er steeds weer nieuwe ontwikkelingen zijn waar de vereniging op kan inspringen of waar de vereniging nadrukkelijk zal worden gevraagd mee te denken. De Omgevingswet, de veranderde bouwopgave (inbreiding in
plaats van Vinex), transformatie van gebouwen, kwaliteit van de bestaande voorraad, energieneutraal maken van de bestaande voorraad, vergrijzing van de bevolking versus gebruiksveiligheid van woongebouwen, et cetera. Diezelfde toekomst maakt wel dat we open moeten staan voor verandering en proactief moeten handelen. Nieuwe rollen vergen nieuwe competenties, nieuwe vormen van dienstverlening. Integraal handelen en denken onder de nieuwe Omgevingswet is voor velen echt nog geen gemeengoed. Ook het succes van het congres, de ALV, kennisdagen, het tijdschrift en de website maken dat we een mooie toekomst voor de vereniging blijven zien. Wie krijgt de zaal nog tot de nok toe gevuld? De vereniging lukt het al jaren. Verder is een goed teken dat de vereniging in twaalf jaar altijd continuïteit van bestuur heeft gekend. Altijd waren er goede gegadigden voor een plek in het bestuur. Wij hebben het altijd als een grote eer beschouwd dat we onderdeel mochten zijn van de vereniging en het DB. Een goede directeur zoals Gert-Jan en nu al weer even Wico Ankersmit helpen daarbij natuurlijk enorm. Want wij als bestuur moeten het er ook maar bij doen. Er is op 16 april 2015 een prachtig mooi nieuw Dagelijks Bestuur aangetreden dat samen met jullie aan de slag gaat om de nieuwe tijden binnen te treden. Wij wensen jullie het allerbeste en nog vele mooie activiteiten in verenigingsverband.
←
Verenigingsnieuws VBWTN
Een vereniging waar muziek in zit Tijdens het uitverkochte managementsymposium dat op 16 april werd gehouden in het Utrechts Centrum voor de kunsten, stond het onderwerp private kwaliteitsborging centraal, maar was het vooral het afscheid van Henk Beekhuis en Walter van Beuzekom dat het evenement speciaal maakte. Het inhoudelijke programma begon met een duidelijke presentatie van Alexander Pastoors van de BNA over de mogelijke toekomstige rol van de architect binnen de private kwaliteitsborging. Deze werd gevolgd door een presentatie van Syan Schaap over het project om te komen tot een integrale Nederlandse versie van de Event Savety Guide zoals die al jaren in Engeland wordt gebruikt door zowel de overheid als ook de evenementenbranche. Vervolgens was het woord aan Frans Fijen die namens de werkgroep private kwaliteitsborging een presentatie gaf over de impactanalyse die is uitgevoerd door de 18 aan de werkgroep PKB deelnemende overheidsorganisaties. Binnen deze werkgroep zijn namelijk grote en kleine gemeenten, samenwerkingsverbanden en ook Omgevingsdiensten vertegenwoordigd, waardoor door deze mix van organisaties een duidelijk beeld is ontstaan van de impact op formatie en financiën bij de invoering van fase 1 van de private kwaliteitsborging. Boodschap was dan ook om de impactanalyse zelf ook uit te voeren. De presentatie, een toelichting en het invulbestand staan inmiddels op de website van de vereniging. Als laatste was Wico Ankersmit aan de beurt met een presentatie die de titel ‘Een BWT met toekomst’ had. Wico gaf via de metafoor van de fotorolletjes giganten uit het verleden ‘Fuji’ en ‘Kodak’ een blik in de nabije toekomst, de middellange toekomst en de verre toekomst van het Bouw- en Woningtoezicht. Centrale boodschap was hierbij om met het businessplan over de aankomende wetswijzigingen heen te durven kijken, en te onderzoeken wat de maatschappelijke vraagstukken binnen de fysieke leefomgeving zijn voor de toekomst. Als hier op tijd op wordt geanticipeerd heeft BWT nog een lange en gezonde toekomst. Alle presentaties van het managementsymposium zijn uiteraard terug te vinden op www.vereniging-bwt.nl
door zonder ook maar één tegenstem een geheel nieuw Dagelijks bestuur werd benoemd. De leden spraken hun vertrouwen uit in dit nieuwe DB dat voor de komende jaren nog zeer veel en uitdagende klussen op de agenda heeft staan. Na de ALV was het tijd voor een officieel afscheid van Henk en Walter in de vorm van een muzikale verrassing. Verder werd aan Henk en Walter door het bestuur en de leden een prachtig cadeau aangeboden, dat zij direct weer mochten doorgeven aan Anke Vissermand, de vrouw van Henk, die namelijk directeur is van ‘De Hartenberg’. Dat is een grote instelling waar mensen wonen met een ernstige (meervoudige) verstandelijke beperking. Het cadeau dat direct werd doorgegeven was een lang gekoesterde wens van de Hartenberg, namelijk een snoezel springkussen voorzien van licht en geluid. Tussen de prachtige klanken door was het Evert van Kuilenburg als Last founding father in action, die nog een woord van dank sprak richting Henk en Walter. Henk werd door Evert, namens de leden en het bestuur bedankt in de vorm van een met de hand gekalligrafeerde oorkonde met benoeming tot Erevoorzitter van de vereniging. Walter ontvang vervolgens van Evert een oorkonde waarmee hij werd benoemd tot Erelid van de vereniging. De vereniging is zowel Henk als Walter enorm dankbaar voor de enorme inzet, en het vele werk dat zij hebben verricht voor de vereniging. En zijn dan ook erg blij dat op zo’n mooie wijze afscheid kon worden genomen van deze twee bijzondere mensen. Wico Ankersmit directeur Vereniging BWT Nederland
Wisseling van de wacht Na de inhoudelijke presentaties die overigens vooraf werd gegaan door een reflectie op twaalf jaar VBWTN door Henk Beekhuis en Walter van Beuzekom, was het tijd voor een grote wisseling van de wacht. Het penningmeesterschap werd eerst overgedragen van Margreet Schotman aan Alex Konings. Vervolgens werd de rol van secretaris van Walter van Beuzekom overgedragen aan Petra Van Oosterbosch waarna Henk Beekhuis de zware bestuurshamer overdroeg aan Margreet Schotman. De leden die uiteraard hun stem moesten laten horen tijdens deze wisselingen waren het geheel unaniem eens met deze drie voorgedragen kandidaten, waar| Bouwkwaliteit in de Praktijk | nr. 5 mei 2015 | 47
←