week 27 – 2 juli 2014 – A2
Thema: Ramadan Handleiding en opgaven niveau A2 Een uitgebreide uitgeschreven aanpak vindt u in de Instapmodules: www.nieuwsbegrip.nl Download & prints Instapmodules Nieuwsrekenen. materiaal Benodigd materiaal -
Voor alle leerlingen een exemplaar van Opgavenblad A2 (zie pagina 4)
-
Voor alle leerlingen een exemplaar van het Stappenplan (zie pagina 5) en een kladblaadje
Opgave 1: Samen Introduceer het onderwerp van deze les: Ramadan. Vraag de leerlingen wat ze van de ramadan weten en of ze er mee te maken hebben, bijvoorbeeld thuis of in de familie. De leerlingen die de ramadan van thuis kennen, vertellen wat het is en wat er thuis aan de ramadan gedaan wordt. Zijn er geen leerlingen die de ramadan van thuis kennen dan probeert u te achterhalen wat ze er van weten. Van belang is in ieder geval dat het vasten aan de orde komt, dat het plaatsvindt van zonsopgang tot zonsondergang en dat het vasten een maand duurt. En ook dat de ramadan belangrijk is binnen de islam. Voor de rekenopgave is het zinvol dat de leerlingen weten dat er een islamitische kalender bestaat. Volgens de islamitische kalender is het nu 1435. Het islamitische jaar is een paar dagen korter dan ons gewone jaar en ook de maanden hebben andere namen. De negende maand is de maand ramadan. Er bestaat ook een joodse kalender en een Chinese kalender. Volgens de joodse kalender leven we nu in het jaar 5774 en volgens de Chinese kalender in het jaar 4711. In het dagelijks leven gebruikt bijna iedereen in de wereld de kalender die wij kennen. Het Nieuwsbegripfilmpje bij dit onderwerp geeft goede aanvullende informatie. Zie www.nieuwsbegrip.nl (week 27, 2014, Jeugdjournaal). Stappenplan Nieuwsrekenen s(b)o Laat het Werkblad Stappenplan op het digibord zien. Vertel nog een keer wat het doel van het Stappenplan is en wat de verschillende stappen betekenen. De vier stappen moet je moet nemen om tot een oplossing van een rekenvraag van Nieuwsrekenen te komen: Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Stap 4: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag U laat het opgavenblad op het bord zien (zorg ervoor dat de rekenopgaven nog even bedekt zijn en dat alleen de tekst te zien is), terwijl het papieren Opgavenblad, het Stappenplan en de kladblaadjes worden uitgedeeld.
© CED-Groep Nieuwsrekenen
1
week 27 – 2 juli 2014 – A2
Tekst lezen U leest de tekst voor terwijl de leerlingen met u meelezen. Tijdens het lezen geeft u hardop denkend aan wat u te binnen schiet. Na het lezen van de titel geeft u aan dat u daar nu meer van weet door het gesprekje vooraf over de islamitische jaartelling. U wijst ook op de afbeelding van de kalender, naast de tekst van de opgave. Na de zin Een islamitisch jaar duurt 354 dagen spreekt u uw verbazing erover uit dat het aantal dagen verschilt met onze kalender. Na de zin Tijdens de negende … vasten de moslims merkt u op dat de ramadan van de moslims dus genoemd is naar de maand ramadan van de islamitische kalender. Bronnen: http://nl.wikipedia.org, www.beleven.org. Tekst arceren U geeft aan dat u in de tekst de getallen en de woorden die met rekenen te maken hebben, arceert. U begint met de getallen en de hoeveelheden die er in staan en ook de woorden die erbij horen: het jaar 1435, het jaar 2014, 354 dagen, 29 of 30 dagen, 31 dagen, 12 maanden, 7 dagen, de negende maand, 29 juni. U vertelt dat er wel andere rekenwoorden in de tekst staan: Dit jaar, elk jaar, een andere datum. Arceer deze woorden en geef aan wat deze woorden met rekenen te maken hebben en waarom u ze dus arceert. De leerlingen arceren deze woorden ook voor zichzelf. Nadat u de tekst op deze manier besproken heeft, kijkt u samen nog even naar het Stappenplan bij Stap 1. U concludeert dat u nu het verhaaltje begrepen heeft. Nu bekijkt u eerst samen de rekenvraag (zie hierna). De eerste rekenvraag Op het bord laat u opgave 1 zien en u leest deze voor: Het aantal dagen in een islamitisch jaar is anders dan in een westers jaar. Hoeveel dagen scheelt het? ‘Ze willen dus weten hoeveel dagen een islamitisch jaar langer of korter is dan een gewoon jaar.’ U kijkt samen weer even naar Stap 1 van het Stappenplan en concludeert: ‘Ik snap nu ook de rekenvraag en ik kan door naar Stap 2.’ Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Wijs op Stap 2: ‘Ik ga nu bedenken hoe ik deze rekenvraag kan oplossen.’ U zegt dat daar verschillende manieren voor zijn en dat u de volgende manier kiest. ‘In het verhaaltje staat dat een islamitisch jaar duren 354 dagen duurt. Dat schrijf ik alvast op (zie afbeelding). Ik weet dat een jaar op onze kalender 365 dagen is. Ook dat schrijf ik op. Om het verschil te weten kan ik de twee getallen van elkaar aftrekken
© CED-Groep Nieuwsrekenen
2
week 27 – 2 juli 2014 – A2
(365 – 354), maar dat vind ik lastig. Aanvullen van 354 tot 365 vind ik handiger. Ik doe er eerst 6 bij 354, dan kom ik uit bij 360; en dan nog 5, nu kom ik bij 365. En dan nog 6 en 5 optellen. Nu is het oplossen van de rekensom niet zo moeilijk meer.’ Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Wijs op Stap 3: ‘Het beantwoorden van de rekenvraag is nu niet zo moeilijk meer: 6 + 5 = 11.’ Schrijf nu het antwoord op het bord. Doe dat in de context van het verhaal. Het antwoord is: een islamitisch jaar duurt 11 dagen korter. Stap 4: Ik controleer of mijn antwoord kan kloppen Kijk nu samen met de leerlingen nog even naar Stap 4 van het Stappenplan. U gaat nu controleren of uw antwoord goed kan zijn. Lees de eerste rekenvraag nog eens voor en herhaal die in eigen woorden. Kijk vervolgens kritisch naar het antwoord dat u geformuleerd hebt bij Stap 3. Zou dit antwoord kunnen kloppen? Is het antwoord niet opvallend groot of juist heel klein? Concludeer dat het er goed uitziet en dat uw antwoord dus kan kloppen. Daarna schrijven de leerlingen het antwoord bij opgave 1 op hun Opgavenblad.
Opgave 2: Proberen In tweetallen gaan de leerlingen aan de slag met opgave 2. Ze gebruiken hierbij weer het Stappenplan. U houdt de tweetallen in de gaten, u loopt rond en geeft zo nu en dan hulp. Bij Stap 1 lezen ze samen nog eens het verhaaltje door en ook de nieuwe rekenvraag. Begrijpen ze wat er gevraagd wordt? Bij Stap 2 lossen ze ieder voor zich de nieuwe rekenvraag op. Ze noteren hun berekening en maken eventueel een tekening. Hierna vergelijken ze hun aanpak. Antwoord opgave 2: op 18 juni 2015.
Opgave 3: Zelf De leerlingen gaan zelfstandig (individueel of in tweetallen) aan de gang met opgave 3, ook weer met behulp van het Stappenplan. Terwijl de leerlingen aan het werk zijn, loopt u rond. Zo nodig geeft u de leerlingen aanwijzingen. Antwoord opgave 3: het geboortejaar is 1435 min de leeftijd van de leerling. (Als een leerling aan het begin van het jaar jarig is, zou er eigenlijk nog een jaar extra moeten worden afgetrokken.)
© CED-Groep Nieuwsrekenen
3
week 27 – 2 juli 2014 – A2
OPGAVENBLAD A2
NAAM: __________
De islamitische kalender Moslims hebben een andere jaartelling. Volgens de islamitische kalender zijn we nu in het jaar 1435, terwijl we volgens de westerse kalender in het jaar 2014 leven. Een islamitisch jaar duurt 354 dagen. Dat komt doordat de maanden 29 of 30 dagen duren. Er zijn geen maanden met 31 dagen. Een islamitisch jaar heeft wel gewoon 12 maanden en een week 7 dagen. Tijdens de negende maand van de islamitische kalender, de maand ramadan, vasten de moslims. Dit jaar is de ramadan op 29 juni van de westerse kalender begonnen. De ramadan begint elk jaar op een andere datum van de westerse kalender.
Het aantal dagen in een islamitisch jaar is anders dan in een westers jaar. Hoeveel dagen scheelt het? _______________________________________________________________________________
Op welke datum (van de westerse kalender) begint de ramadan in 2015? _______________________________________________________________________________
In welk jaar van de islamitische kalender ben jij geboren? _______________________________________________________________________________
© CED-Groep Nieuwsrekenen
4
week 27 – 2 juli 2014 – A2
© CED-Groep Nieuwsrekenen
5