1 Handleiding en opgaven niveau A1 Thema: de mosasaurus Benodigd materiaal - Voor alle leerlingen een exemplaar van Opgavenblad A1 (zie pagina 6) - Vo...
Thema: de mosasaurus Handleiding en opgaven niveau A1 Benodigd materiaal -
Voor alle leerlingen een exemplaar van Opgavenblad A1 (zie pagina 6)
-
Voor alle leerlingen drie exemplaren van Werkblad Stappenplan (zie pagina 7)
Aandachtspunt -
Op grond van wat u weet over de leerlingen en op basis van de stof die in de rekenmethode aan bod geweest is, bepaalt u bij stap 2 van het Stappenplan welke manieren of aanpakken u aan de orde stelt.
Opgave 1: Samen Voorkennis ophalen over het onderwerp Introduceer het onderwerp van deze les: de mosasaurus. Wat weten de leerlingen al van het onderwerp? Wie weet hoe een mosasaurus er uit ziet? Leven er nog mosasaurussen? Wat gebeurt er met het skelet van de mosasaurus die gevonden is? Wanneer u in de klas geen Nieuwsbegrip doet, is het van belang iets meer aandacht te besteden aan het ophalen van voorkennis over het onderwerp van deze week. Laat eventueel het Nieuwsbegripfilmpje zien, dat hoort bij dit onderwerp. (Zie www.nieuwsbegrip.nl: recent materiaal: week 39, 2012 niveau A1, digibordfilmpje). Als u geen abonnement heeft op Nieuwsbegrip kunt u overwegen een ander filmpje op te zoeken over dit onderwerp. Stel nog een aantal vragen over het Nieuwsbegripfilmpje, indien van toepassing: •
Welke naam heeft de mosasaurus gekregen: Waarom? (Carlo, genoemd naar de vinder)
•
Waarom wordt de mosasaurus ook maashagedis genoemd? (Hij is gevonden in de buurt van de rivier de Maas en bij Maastricht)
•
Welke dieren woonden hier heel lang geleden? (mammoet, haai, dinosaurus)
•
Hebben in Nederland ook dinosaurussen gewoond? Welke bijvoorbeeld (Ja, bijvoorbeeld de eendensnaveldino.)
Stappenplan Nieuwsrekenen s(b)o Laat het Werkblad Stappenplan op het digibord zien. Vertel nog een keer wat het doel van het Stappenplan is en wat de pictogrammen betekenen. De pictogrammen staan voor de drie stappen die je moet nemen om tot een oplossing van een rekenvraag van Nieuwsrekenen te komen: Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag
Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag U laat het opgavenblad op het bord zien (zorg ervoor dat de rekenopgaven nog even bedekt zijn en dat alleen de tekst te zien is) terwijl het papieren Opgavenblad en het Werkblad Stappenplan worden uitgedeeld. Laat de leerlingen op het Werkblad Stappenplan hun naam invullen en een kruisje zetten bij Samen. Ook op het Opgavenblad moeten ze hun naam zetten. Tekst en schema lezen U leest de tekst voor terwijl de leerlingen met u meelezen. Tijdens het lezen van het stukje tekst geeft u hardop denkend weer wat u te binnen schiet: ‘Er staat dat de mosasaurus leefde in de tijd van de dinosaurussen, dat is wel meer dan miljoenen jaren geleden. Er staat dat er nu geen dinosaurussen meer zijn, ze zijn dus uitgestorven. Ook in de dierentuin zijn ze niet te zien.’ Geef aan dat op het plaatje vijf dinosaurussen te zien zijn. Bij projectie op het digibord zie je dat ze verschillend van kleur zijn. Ze zijn ook verschillende van grootte en vorm. Schenk ook aandacht aan de mens op het plaatje en de grootte van de mens in verhouding tot de dinosaurussen. ‘Er staat ook iets over het schema. Dat is het overzicht met de getallen dat er onder staat.’ U leest de kopjes voor van het schema. Vertel dat de nummers ook staan op de dinosaurussen op het plaatje. Lees de namen van de dinosaurussen in het schema een keer voor. De leerlingen hoeven de namen niet goed te kunnen uitspreken. Maak verder hardopdenkend duidelijk hoe je het schema moet lezen en welke informatie in het schema te vinden. Tekst arceren Geef iedere leerling een markeerstift. Geef hardop denkend aan welke zinnen, begrippen en woorden met rekenen te maken hebben. Markeer ze op het bord. Begin met de getallen en arceer ze: 13 en 5, want dat zijn duidelijke rekenbegrippen. De leerlingen doen hetzelfde op hun eigen Opgavenblad. Leg dan uit dat u nog eens goed naar deze getallen gaat kijken om te snappen wat het voor getallen zijn. ‘Achter 13 staat meter lang. Dat gaat dus over lengte.’ Dus u arceert ook de woordjes meter en lang. De leerlingen doen dat ook. ‘Achter 5 staat het woordje soorten. In de zin daarvoor heb ik gelezen dat het over soorten dinosaurussen gaat. Die 5 betekent dat het 5 soorten dinosaurussen zijn. Ik arceer ook het woordje soorten.’ Vervolgens vraagt u zich hardop af of er nog andere woorden zijn die met rekenen te maken hebben: de tijd, veel, lang. U
arceert deze woorden ook en legt ook steeds uit waarom u dat woord arceert (inclusief het woord dat er eventueel bij hoort). Zie de afbeelding hiervoor. Nadat u de tekst besproken heeft, vertelt u hardop denkend dat u nu het verhaaltje en het schema begrepen heeft. U kunt nu een kruisje zetten op het Werkblad Stappenplan bij ‘het verhaaltje’ en ‘het schema’. De leerlingen doen dat ook. Na het bespreken van de tekst, kunnen de leerlingen misschien zelf een paar rekenvragen bedenken. Deze hoeven niet uitgerekend te worden. Eventueel schrijft u een paar leuke vragen op het bord. De eerste rekenvraag Op het bord laat u opgave 1 zien en u leest deze voor: Hoe groot is het verschil in lengte tussen de grootste en de kleinste dinosaurus? ‘Ze willen dus weten hoeveel de grootste dinosaurus langer is dan de kleinste.’ We snappen nu de rekenvraag en zetten dus een kruisje op het Werkblad Stappenplan bij ‘de rekenvraag’. Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Wijs op het pictogram: ‘We gaan nu bedenken hoe je erachter komt hoeveel de grootste dinosaurus langer is dan de kleinste.’ Leg uit dat er vaak meer manieren zijn om tot een oplossing te komen. U vertelt dat u eerst gaat proberen om in de tekst te kijken of u daar al iets over het antwoord kan vinden. Geef aan dat in de tekst niet staat hoe lang de twee dinosaurussen zijn. U kijkt daarom in het schema. Bekijk de lengtes van de dinosaurussen. Geef aan dat je snel kunt zien dat dinosaurus 1 de kleinste is en dat dinosaurus 5 de grootste is. Noem de twee lengtes die in het schema staan en noteert ze op het digibord op Werkblad Stappenplan bij stap 2. De leerlingen tekenen of noteren hun eigen oplossingsmanier op het Werkblad Stappenplan bij stap 2. Vervolgens noteert u hardopdenkend de volgende berekening (zie afbeelding) op hetzelfde Werkblad. U kunt ervoor kiezen maar een aanpak uit te werken. U kunt ook beide aanpakken laten zien. Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Wijs op het derde pictogram. Het beantwoorden van de rekenvraag is nu eigenlijk niet zo moeilijk meer: 50 + 2 = 52 (of 55 – 3 = 52). Schrijf nu het antwoord op het bord op het Opgavenblad. Doe dat in de context van het verhaal: het verschil is 52 meter. Vertel de leerlingen dat het antwoord op een Nieuwsrekenopgave nooit alleen een getal kan zijn. Daarna schrijven de leerlingen het antwoord bij opgave 1 op het Opgavenblad.
Opgave 2: Proberen Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag De leerlingen pakken hun Opgavenblad en u deelt een nieuw Werkblad Stappenplan uit. Laat de leerlingen hun naam invullen en een kruisje zetten bij Proberen. Vraag de leerlingen wat ze moeten doen bij Stap 1. Laat de leerlingen samen de tekst nog eens lezen. Ze kruisen bij stap 1 aan dat ze het verhaaltje hebben begrepen. Vervolgens doen ze hetzelfde met de rekenvraag, dus opgave 2. Vraag aan de tweetallen hoe het gegaan is. Hebben ze de nieuwe rekenvraag goed begrepen? Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Attendeer de leerlingen op stap 2. Wijs hen erop dat er verschillende manieren zijn om de rekenvraag aan te pakken. Laat de leerlingen volgens de werkvorm denken-delen-uitwisselen in tweetallen bedenken hoe zij de rekenvraag zouden oplossen. Ze bedenken dan eerst individueel een aanpak (denken). Ze noteren of tekenen hun aanpak bij Stap 2 op het Werkblad Stappenplan. Ze vertellen hun aanpak vervolgens aan elkaar. En eventueel passen ze hun eigen aanpak aan (delen). Inventariseer welke aanpakken de tweetallen gevonden hebben (uitwisselen). Benadruk dat er verschillende manieren kunnen zijn en dat deze allemaal goed kunnen zijn. Maar soms is de ene manier handiger of sneller dan de andere manier. Vraag tot slot hoe het ging: wat was makkelijk, wat was moeilijk? Waar hadden ze nog hulp bij nodig? Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Kijk met de leerlingen naar stap 3. Laat de tweetallen hun antwoord opschrijven bij stap 3 van het Werkblad Stappenplan. Bespreek de antwoorden en let erop dat de antwoorden vertaald zijn naar de context: 4 keer zo lang. Hierna schrijven de leerlingen het antwoord op het Opgavenblad bij opgave 2. Vraag tot slot hoe het ging: wat was makkelijk, wat was moeilijk? Waar hadden de leerlingen nog hulp bij nodig? Breng daarbij ook in wat u zelf heeft gezien en opgemerkt tijdens het rondlopen langs de tweetallen.
Opgave 3: Zelf Aandachtspunt Om opgave 3 te kunnen doen, moeten de leerlingen in de kalender kijken. Deze staat onder opgave 3 op het Opgavenblad. Ze moeten hier bekend mee zijn. U gaat er in de nabespreking van de opgave nog even op in. De leerlingen pakken hun Opgavenblad en krijgen een nieuw Werkblad Stappenplan. Laat de leerlingen hun naam invullen en een kruisje zetten bij Zelf. De leerlingen werken zelfstandig (individueel of in tweetallen) aan de nieuwe rekenvraag, opgave 3 bij het thema ‘de mosasaurus’. Loop samen met de leerlingen nog even de stappen van Stappenplan door aan de hand van het Werkblad Stappenplan. Vervolgens gaan de leerlingen aan de slag met opgave 3. Terwijl de leerlingen aan het werk zijn loopt u rond. Ter afronding van de les inventariseert u de aanpakken en antwoorden van de leerlingen en bespreekt die nog even kort. Let erop dat de antwoorden vertaald zijn naar de context: het scheelt 31 meter. Het antwoord is nooit alleen een getal. Evalueer ook de manier van (samen)werken en het zelfstandig werken met het Werkblad Stappenplan: - Hoe vond je het om op deze manier (samen) te rekenen? - Wat vond je makkelijk gaan? - Wat vond je moeilijk? - Waar heb je nog hulp bij nodig? - Wat heb je geleerd vandaag? - Wat hebben we geleerd voor de volgende les?
De dinosaurussen Mosasaurus Carlo was 13 meter lang. De mosasaurus leefde in de tijd van de dinosaurussen. Er zijn nu geen dinosaurussen meer. Er zijn veel verschillende soorten dinosaurussen. Op het plaatje hieronder zie je 5 soorten. Je ziet ook een mens. In het schema zie je hoe lang de dinosaurussen zijn. Bron: http://nl.wikipedia.org
5 4
1 2 3 4 5
3
naam dinosaurus Triceratops Stegosaurus Spinosaurus Lambeosaurus Amphicoelias
2
1
lengte in meters 8 9 14 15 60
Hoe groot is het verschil in lengte tussen de grootste en de kleinste dinosaurus? _______________________________________________________________________________
De mens wordt ongeveer 2 meter lang. Hoeveel keer zo lang is dinosaurus nummer 1? _______________________________________________________________________________
Als dinosaurus 3 en 4 achter elkaar lopen zijn ze nog niet zo lang als dinosaurus nummer 5. Hoeveel meter scheelt het? ______________________________________________________________________________