week 37 – 12 september 2012 – A1
Handleiding en opgaven niveau A1 Benodigd materiaal -
Voor alle leerlingen een exemplaar van Opgavenblad A1 (zie pagina 6)
-
Voor alle leerlingen drie exemplaren van Werkblad Stappenplan (zie pagina 7)
Aandachtspunt -
Op grond van wat u weet over de leerlingen en op basis van de stof die in de rekenmethode aan bod geweest is, bepaalt u bij stap 2 van het Stappenplan welke manieren of aanpakken u aan de orde stelt.
Opgave 1: Samen Voorkennis ophalen over het onderwerp Introduceer het onderwerp van deze les: Máxima zwemt mee voor een goed doel. Wat weten de leerlingen al van het onderwerp? Wie is Máxima? Wat betekent ‘zwemmen voor een goed doel’? Kun je een voorbeeld geven van een goed doel? Wanneer u in de klas geen Nieuwsbegrip doet, is het van belang iets meer aandacht te besteden aan het ophalen van voorkennis over het onderwerp van deze week. Laat vervolgens het Nieuwsbegripfilmpje zien, dat hoort bij dit onderwerp. Zie www.nieuwsbegrip.nl (week 37, 2012, niveau A: ‘bekijk het filmpje’). Als u geen abonnement heeft op Nieuwsbegrip kunt u overwegen een ander filmpje op te zoeken over dit onderwerp. Stel eventueel nog een aantal vragen over het Nieuwsbegripfilmpje (en leg eventueel het woord ‘cityswim’ uit): Hoeveel mensen deden er aan de cityswim mee? Hoeveel euro is er opgehaald? Waar wordt het opgehaalde geld voor gebruikt? Hoe lang heeft prinses Máxima over de zwemwedstrijd gedaan?
Stappenplan Nieuwsrekenen s(b)o Laat het Werkblad Stappenplan op het digibord zien. Vertel nog een keer wat het doel van het Stappenplan is en wat de pictogrammen betekenen. De pictogrammen staan voor de drie stappen die je moet nemen om tot een oplossing van een rekenvraag van Nieuwsrekenen te komen: Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag U laat het opgavenblad op het bord zien (zorg ervoor dat de rekenopgaven nog even bedekt zijn en dat alleen de tekst te zien is) terwijl het papieren Opgavenblad en het Werkblad Stappenplan worden uitgedeeld. Laat de leerlingen op het Werkblad Stappenplan hun naam invul-
© CED-Groep Nieuwsrekenen
1
week 37 – 12 september 2012 – A1
len en een kruisje zetten bij Samen. Ook op het Opgavenblad moeten ze hun naam zetten. Tekst en schema lezen U leest de tekst voor terwijl de leerlingen met u meelezen. Tijdens het lezen geeft u hardop denkend aan wat u te binnen schiet tijdens het lezen van de tekst: Ik zie een stukje tekst en een schema. Kijk nu met de leerlingen naar de tekst en het schema dat onder de tekst staat. Zeg nu dat u eerst met de leerlingen naar de tekst gaat kijken en daarna naar het schema. Tekst arceren Geef iedere leerling een arceerstift. Geef hardop denkend aan welke zinnen, begrippen en woorden met rekenen te maken hebben. Markeer ze op het bord. Begin met het zoeken naar getallen. Concludeer dat er geen getallen in de tekst staan. Vervolgens vraagt u zich af of er soms andere woorden zijn die met rekenen te maken hebben. U stelt dat dat zo is en benoemt en arceert het woordje veel. Het woordje veel staat nog twee keer in de tekst en ook deze arceert u. Geef ook aan dat het daarbij steeds om mensen gaat. Dus de woorden ‘mensen’ arceert u ook. De rekenbegrippen in het schema hoeven niet gearceerd te worden. Het hele schema heeft met rekenen te maken. Kijk hierna met de leerlingen naar het schema dat onder de tekst staat. Lees de kopjes boven de kolommen op en licht hardop denkend toe hoe je het schema moet lezen en welke informatie je uit het schema kunt halen. Wijs op het schema en leg uit dat het uit twee delen bestaat. In het ene deel staan de zwembrillen. Wijs op het kopje ‘zwembril’. In het andere deel van het schema staan de badmutsen. Wijs op het kopje ‘badmuts’. In het deel van de zwembril, staan drie plaatjes van zwembrillen. Ze staan onder elkaar. Wijs ze aan en lees de namen van de brillen voor. Vertel vervolgens dat ernaast staat wat de zwembrillen kosten. Wijs het woord ‘prijs’ aan en lees voor wat iedere zwembril kost. Het andere deel van het schema over de badmutsen, licht u op dezelfde manier hardop denkend toe.
© CED-Groep Nieuwsrekenen
2
week 37 – 12 september 2012 – A1
Nadat u de tekst besproken heeft, vertelt u hardop denkend dat u nu het verhaaltje en het schema begrepen heeft. U kunt nu een kruisje zetten op het Werkblad Stappenplan bij ‘het verhaaltje’ en ‘het schema’. De leerlingen doen dat ook. Na het bespreken van de tekst, kunnen de leerlingen misschien zelf een paar rekenvragen bedenken. Deze hoeven niet uitgerekend te worden. Eventueel schrijft u een paar leuke vragen op het bord.
De eerste rekenvraag Op het bord laat u opgave 1 zien en u leest deze voor: Je wilt de zwembril Junior blauw en de badmuts Pirana kopen. Heb je dan genoeg aan 20 euro? Ze willen dus weten of 20 euro genoeg is om de zwembril èn de badmuts te kopen. We snappen nu de rekenvraag en zetten dus een kruisje op het Werkblad Stappenplan bij ‘de rekenvraag’. Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Wijs op het pictogram: we gaan nu bedenken hoe je erachter komt of je genoeg hebt aan 20 euro om de zwembril en de badmuts te kopen. Leg uit dat er vaak meer manieren zijn om tot een oplossing te komen. U vertelt dat u het eerst gaat proberen (bijvoorbeeld een getallenlijn maken of een som op het bord schrijven). Leg uit: Ik kijk eerst in het schema. Ik kijk hoeveel de zwembril junior blauw kost. Deze kost 11 euro en 50 cent. U noteert dit op het bord. Hierna legt u uit dat u weer naar het schema gaat kijken om te kijken hoeveel de badmuts pirana kost. Deze kost 6 euro en 50 cent. Dit noteert u ook op het bord. U vraagt zich nu hardop af wat een handige manier is om dit bij elkaar op te tellen. U telt eerst de euro’s bij elkaar op. En daarna de 50 cent. U trekt vervolgens de conclusie: De twee dingen bij elkaar kosten 18 euro. U noteert de aanpak op het Werkblad Stappenplan bij stap 2. De leerlingen tekenen of noteren hun eigen oplossingsmanier op het Werkblad Stappenplan bij stap 2.
Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Wijs op het derde pictogram. Het beantwoorden van de rekenvraag is nu eigenlijk niet zo moeilijk meer. De zwembril en badmuts kosten samen 18 euro. Ik heb 20 euro en dat is meer dan 18. Schrijf nu het antwoord op het bord op het Opgavenblad. Doe dat in de context van het verhaal. Ja daar heb ik genoeg aan. Eventueel vertelt u nog dat u zelfs nog 2 euro over houdt. Vertel de leerlingen dat het antwoord op een Nieuwsrekenopgave nooit alleen een getal kan zijn. Daarna schrijven de leerlingen het antwoord bij opgave 1 op het Opgavenblad.
© CED-Groep Nieuwsrekenen
3
week 37 – 12 september 2012 – A1
Opgave 2: Proberen Stap 1: Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag De leerlingen pakken hun Opgavenblad en u deelt een nieuw Werkblad Stappenplan uit. Laat de leerlingen hun naam invullen en een kruisje zetten bij Proberen. Vraag de leerlingen wat ze moeten doen bij Stap 1. Laat de leerlingen samen de tekst nog eens lezen. Ze kruisen bij stap 1 aan dat ze het verhaaltje hebben begrepen. Vervolgens doen ze hetzelfde met de rekenvraag, dus opgave 2. Vraag aan de tweetallen hoe het gegaan is. Wat was gemakkelijk, wat was moeilijk? Waar hadden ze nog hulp bij nodig? Hebben ze de nieuwe rekenvraag goed begrepen? Stap 2: Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos Attendeer de leerlingen op stap 2. Wijs hen erop dat er verschillende manieren zijn om de rekenvraag aan te pakken. Laat de leerlingen volgens de werkvorm denken-delen-uitwisselen in tweetallen bedenken hoe zij de rekenvraag zouden oplossen. Ze bedenken dan eerst individueel een aanpak (denken). Ze noteren of tekenen hun aanpak bij Stap 2 op het Werkblad Stappenplan. Ze vertellen hun aanpak vervolgens aan elkaar. En eventueel passen ze hun eigen aanpak aan (delen). Inventariseer welke aanpakken de tweetallen gevonden hebben (uitwisselen). Benadruk dat er verschillende manieren kunnen zijn en dat deze allemaal goed kunnen zijn. Maar soms is de ene manier handiger of sneller dan de andere manier. Vraag tot slot hoe het ging: wat was makkelijk, wat was moeilijk? Waar hadden ze nog hulp bij nodig? Stap 3: Ik beantwoord de rekenvraag Kijk met de leerlingen naar stap 3. Laat de tweetallen hun antwoord opschrijven bij stap 3 van het Werkblad Stappenplan. Bespreek de antwoorden en let erop dat de antwoorden vertaald zijn naar de context. 1 euro en 50 cent korting. Het antwoord kan nooit alleen een getal zijn. Hierna schrijven de leerlingen het antwoord op het Opgavenblad bij opgave 2. Vraag tot slot hoe het ging: wat was makkelijk, wat was moeilijk? Waar hadden de leerlingen nog hulp bij nodig? Breng daarbij ook in wat u zelf heeft gezien en opgemerkt tijdens het rondlopen langs de tweetallen.
© CED-Groep Nieuwsrekenen
4
week 37 – 12 september 2012 – A1
Opgave 3: Zelf De leerlingen pakken hun Opgavenblad en krijgen een nieuw Werkblad Stappenplan. Laat de leerlingen hun naam invullen en een kruisje zetten bij Zelf. De leerlingen werken zelfstandig (individueel of in tweetallen) aan de nieuwe rekenvraag: opgave 3 bij de context Máxima zwemt mee voor een goed doel. Loop samen met de leerlingen nog even de stappen van Stappenplan door aan de hand van het Werkblad Stappenplan. Vervolgens gaan de leerlingen aan de slag met opgave 3. Terwijl de leerlingen aan het werk zijn loopt u rond. Ter afronding van de les inventariseert u de aanpakken en antwoorden van de leerlingen en bespreekt die nog even kort. Let erop dat de antwoorden vertaald zijn naar de context: 11 euro en 50 cent. Het antwoord is nooit alleen een getal. Evalueer ook de manier van (samen)werken en het zelfstandig werken met het Werkblad Stappenplan: - Hoe vond je het om op deze manier (samen) te rekenen? - Wat vond je makkelijk gaan? - Wat vond je moeilijk? - Waar heb je nog hulp bij nodig? - Wat heb je geleerd vandaag? - Wat hebben we geleerd voor de volgende les?
© CED-Groep Nieuwsrekenen
5
week 37 – 12 september 2012 – A1
OPGAVENBLAD A1
NAAM: __________
Máxima zwemt mee voor een goed doel Tijdens de zwemtocht Amsterdam City Swim hadden veel mensen een zwembril op. Dan heb je geen last van het water in je ogen. Ook hadden veel mensen een badmuts op. Prinses Máxima had een oranje. Ook droegen veel mensen speciale badkleding. Dan krijg je het niet zo koud in het koude water. In het schema zie je wat zwembrillen en badmutsen kosten. zwembril
prijs
badmuts
8 euro en 50 cent junior witan
junior blauw
prijs
7 euro en 50 cent groene giebel
11 euro en 50 cent
6 euro en 50 cent pirana
junior zwart glas
16 euro en 25 cent
5 euroen 25 cent schildpad
Je wilt de zwembril Junior blauw en de badmuts Pirana kopen. Heb je dan genoeg aan 20 euro? _______________________________________________________________________________
Je wilt de zwembril Junior zwart glas en de badmuts Schildpad kopen. Je moet bij de kassa 20 euro betalen. Hoeveel korting heb je gekregen? _______________________________________________________________________________
Je koopt de zwembril Junior wit. Je betaalt met 20 euro. Hoeveel geld krijg je terug? _______________________________________________________________________________
© CED-Groep Nieuwsrekenen
6
week 37 – 12 september 2012 – A1
WERKBLAD STAPPENPLAN
NAAM: __________ SAMEN PROBEREN ZELF
Stap 1
Ik begrijp het verhaaltje en de rekenvraag het verhaaltje het schema de rekenvraag
Stap 2
Ik bedenk hoe ik de rekenvraag oplos
Stap 3
Ik beantwoord de rekenvraag
© CED-Groep Nieuwsrekenen
7