Richtgraad 1, Niveau 1.1 en Niveau 1.2
Handleiding
Werkgroep Volwassenenonderwijs Centrum voor Taal en Migratie Katholieke Universiteit Leuven
2
INHOUDSTAFEL Dankwoord .................................................... p. 3 Inleiding: waarom deze handleiding ......................... p. 4 1. Achtergrondkader van het project Richtgraad 1, Niveau 1.1 en 1.2............p. 6 2. Doelstelling van deze handleiding...............................................................p. 8
Hoe ga ik ethisch om met toetsen .......................... p. 9 1. Inleiding .................................................................................................... p. 11 2. De impact van toetsen .............................................................................. p. 12 3. De macht van toetsen ............................................................................... p. 13 4. Basisvragen bij het ontwikkelen van toetsen ............................................ p. 16
Waarom de voorbeeldtoetstaken?..........................p. 18 1. Wat is het doel van de voorbeeldtoetstaken? ........................................... p. 20 2. Hoe ziet het voorbeeldtoetsmateriaal er uit?............................................. p. 23 2.1 De 54 voorbeeldtoetstaken voor Niveau 1.1 .............................. p. 23 2.2 De 45 voorbeeldtoetstaken voor Niveau 1.2 .............................. p. 31 3. Hoe gebruik ik de voorbeeldtoetstaken in mijn klaspraktijk? ..................... p. 40
Hoe ontwikkel ik zelf een toets?...........................p. 42 1. Vier toetsprincipes als rode draad............................................................. p. 44 2. Stappenplan voor het ontwikkelen van een toets...................................... p. 51 3. Aandachtspunten bij productieve toetsen ................................................. p. 65
Hoe neem ik op een goed manier een toets af ............p. 67 Hoe beoordeel en interpreteer ik de resultaten van een toets? ........................................................p. 70 Aanbevolen literatuur .......................................p. 75
Handleiding Richtgraad 1
3
DANKWOORD De handleiding die voor u ligt, en de bijbehorende voorbeeldtoetstaken voor Richtgraad 1, Niveau 1.1 en Niveau 1.2, zijn het resultaat van een leerrijk en intensief samenwerkingsproces. Een woord van dank aan allen die een bijdrage geleverd hebben, is hier dan ook op zijn plaats. Een bijzonder woord van dank gaat uit naar de opdrachtgevende instantie: de Vlaamse Gemeenschap, Departement Onderwijs, Afdeling Volwassenenonderwijs. Daarnaast willen we de Centra voor Basiseducatie en de Centra voor Volwassenenonderwijs waar we ons materiaal mochten uittesten bedanken voor hun constructieve feedback. We willen ook graag de tekenaars, Tina Duyvejonck en Snook en Moose (
[email protected]) bedanken voor de mooie illustraties bij ons materiaal. Tenslotte bedanken we ook de Audiovisuele Dienst van de K.U.Leuven voor de technische realisatie van het luistermateriaal bij de toetstaken, en de acteurs die hun stem leenden aan dit project.
Werkgroep Volwassenenonderwijs Centrum voor Taal en Migratie Katholieke Universiteit Leuven
Handleiding Richtgraad 1
INLEIDING: WAAROM DEZE HANDLEIDING?
Handleiding Richtgraad 1
5
1.
Achtergrondkader van het project Richtgraad 1, Niveau 1.1 en 1.2
2.
Doelstelling van deze handleiding
Handleiding Richtgraad 1
6
1. Achtergrondkader van het project Richtgraad 1, Niveau 1.1 en 1.2 Op de rondetafelconferentie Nederlands als tweede taal (NT2) in 2002 werd door het onderwijsveld het signaal gegeven dat het nodig was om lesgevers meer vertrouwd te maken met de nieuwe doelenstructuur die ontwikkeld was voor taalopleidingen (studiegebied Talen en het studiegebied Nederlands als tweede taal) door de Dienst voor Onderwijsontwikkeling (DVO). De einddoelen voor de verschillende niveaus zijn beschreven in “Volwassenenonderwijs. Opleidingsprofielen Moderne Talen. Voorbeeldmateriaal bij de Specifieke Eindtermen1”, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, juli 2001. De eindtermen situeren zich op vijf verschillende niveaus: Richtgraden2 1.1, 1.2, 2, 3 en 4. Alle taalopleidingen voor volwassenen kunnen worden gerelateerd aan één van deze niveaus. Bij de beschrijving van de eindtermen is gekozen voor één beschrijvingssysteem voor NT1 (Nederlands als eerste taal), NT2 en NVT (Nederlands als vreemde taal) vanuit de redenering dat het onderscheid daartussen niet ligt in het wat (de einddoelen) maar in het hoe (de wijze waarop een taalleerder naar deze doelen toewerkt) (DVO, 2001). Van meet af aan is beslist om de verschillende niveaus ook af te stemmen op het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader3 (CEF). Het CEF is een beschrijvingskader voor het leren, onderwijzen en toetsen van talen, ontwikkeld door de Raad van Europa en erkend door de vergadering van de lidstaten. In een belangrijk onderdeel van het CEF aangaande onderwijs en evaluatie wordt een beschrijving gegeven van zes niveaus van taalvaardigheid. Deze niveaubeschrijvingen zijn niet specifiek voor een bepaalde taal of voor een bepaald maatschappelijk domein. Ze hebben een algemeen karakter. Het CEF wordt door de makers niet als een prescriptief document beschouwd. Het is een referentiekader dat elk land of elke regio, elke taalopleiding- of exameninstelling, elke lesgever4 of cursist de mogelijkheid biedt om na te gaan welke plaats een opleiding of examen in dat kader inneemt. Het is interessant voor de cursist, school of lesgever om een taalopleiding of examen binnen het CEF te kunnen plaatsen, zonder afbreuk te doen aan de eigen identiteit en context. De niveaus die door de DVO zijn beschreven, zijn gerelateerd aan de niveaus die onderscheiden worden door het CEF. Het schema hieronder geeft een overzicht van de niveau-indelingen die door respectievelijk de Raad van Europa en de DVO worden gehanteerd.
1
Te raadplegen op Internet: http://www.ond.vlaanderen.be/dvo/ Een specifieke graad binnen het secundair onderwijs voor sociale promotie voor studiegebieden die niet in graden, overeenstemmend met die van het secundair onderwijs, ingedeeld kunnen worden (art.3,42° decreet volwassenenonderwijs) 3 Gratis te downloaden via Internet: http://www.coe.int/T/E/Cultural_Co-operation/education/Languages/Language_Policy/ 4 De woorden ‘lesgever’, ‘cursist’, ‘taalgebruiker’, ‘leerder’ of ‘toetsafnemer’ verwijzen zowel naar een mannelijke als vrouwelijke persoon. 2
Handleiding Richtgraad 1
7
EUROPEES REFERENTIEKADER
DECREET VOLWASSENENONDERWIJS
Mastery Effectiveness Vantage Threshold Waystage Breakthrough
Richtniveau 4 Richtniveau 3 Richtniveau 2 Richtniveau 1.2 Richtniveau 1.1
Het belang van de einddoelen/eindtermen ligt vooral in de objectieve basis die ze tot stand brengen voor de evaluatie van de onderwijskwaliteit, dankzij de beschrijving van standaarden waaraan leerders moeten voldoen (Adriaens, 2001). Evaluatie van de onderwijskwaliteit kan intern of extern zijn. Bij interne evaluatie gaan de centra zelf na hoe zij functioneren. Ze kunnen daarvoor gebruik maken van zelfevaluatie-instrumenten. Deze bevatten meestal een reeks kwaliteitsindicatoren die ofwel de totale werking van een centrum onder de loep nemen, ofwel eerder inzoomen op bepaalde inhouden of delen van de werking van een centrum. Resultaten van toetsing, examens en certificering van cursisten geven de centra op basis van de prestaties van de cursisten een beeld van de opbrengsten van hun werking. Door op een doelgerichte manier gebruik te maken van goed bevonden evaluatie-instrumenten zoals instap- en oriënteringstoetsen, studievaardigheidstoetsen, basisvaardigheidstoetsen en taalportfolio’s, kan de kwaliteit van leertrajecten van cursisten en de totale kwaliteit van het aanbod van een centrum verhogen. Een goede interne evaluatie stelt het centrum in staat om haar eigen werking (bij) te sturen (Blancquaert, 2001). Bij externe evaluatie komt de evaluatie uit een andere hoek. Hier is het de overheid die over de kwaliteit van het onderwijs waakt, onder meer door het verzamelen van gegevens over een centrum via een doorlichting. Blancquaert (2001) beschrijft een doorlichting als volgt: ‘Elke systematische procedure van dataverzameling en analyse in en voor de centra, en voor en door de overheid (de inspectie) met de bedoeling zich een beeld te vormen van hoe het centrum als geheel bijdraagt tot kwalitatief onderwijs. Bij de doorlichting hanteert de overheid (de inspectie volwassenenonderwijs) een uitgebreide verzameling van kwaliteitsindicatoren, waaronder ook outputindicatoren. Er wordt onder meer nagegaan in welke mate een centrum een kwaliteits- en een evaluatiebeleid voert en hoe ze de leerprestaties en leertrajecten van cursisten volgt, evalueert en optimaliseert’. Uit bovenstaande beschrijving blijkt dat bij externe evaluatie het initiatief voor evaluatie van buiten het centrum komt en dat het wordt uitgevoerd door personen van buiten het centrum. Bij interne evaluatie is het tegengestelde het geval: het initiatief en de uitvoering van evaluatie komt van binnen het centrum zelf. Het aanwenden van beide vormen van evaluatie kan belangrijke gevolgen hebben. Bijvoorbeeld: het terugkoppelen van gegevens die door externe evaluatie zijn verkregen naar de centra, kan de interne evaluatie van een centrum stimuleren en optimaliseren.
Handleiding Richtgraad 1
8
2.
Doelstelling van deze handleiding
De doelstelling van deze handleiding is tweeledig. Aan de ene kant willen we u, als docent NT2, informatie geven over het doel van de voorbeeldtoetstaken voor Richtgraad 1. Aan de andere kant willen we u een kader aanreiken op basis waarvan u zich verder kan vervolmaken in het zelf ontwikkelen van toetsen. Daarom bieden we u richtlijnen en belangrijke aandachtspunten aan met betrekking het ontwikkelen van toetsen en het beoordelen en interpreteren van toetsresultaten. Omdat toetsen een enorme impact kunnen hebben op de leerder en het onderwijs, staan we ook stil bij het ethisch omgaan met toetsen. De structuur van deze handleiding ziet er als volgt uit: In een eerste onderdeel benadrukken we het belang van ethisch toetsen. We tonen aan dat toetsen een grote impact hebben op de leerder en dat ze in onze maatschappij machtige instrumenten kunnen zijn. Daarnaast reiken we u drie basisvragen aan die u kunnen helpen bij het krijgen van meer inzicht in het ethisch omgaan met toetsen. In het tweede onderdeel geven we meer uitleg over het doel van de voorbeeldtoetstaken. De derde rubriek bestaat uit richtlijnen en principes om zelf goede toetsen te ontwikkelen. We reiken een concreet stappenplan aan en tonen hoe een valide en betrouwbare toets kan worden ontwikkeld. In een volgend onderdeel geven we informatie over het goed afnemen van een toets. De vijfde en laatste rubriek bestaat uit tips voor het beoordelen en interpreteren van toetsresultaten. We sluiten deze handleiding af met een overzicht van relevante en interessante literatuur. Deze handleiding werd ontwikkeld als begeleidend document bij de voorbeeldtoetstaken voor Richtgraad 1. Toch kan u hierin ook inspiratie en informatie vinden met betrekking tot het ontwikkelen en inzetten van toetsen in het algemeen. U kan er met andere woorden ook een beroep op doen om toetsen voor de hogere Richtgraden te ontwikkelen en gebruiken. We willen er wel op wijzen dat u een aantal aanpassingen zal moeten doorvoeren, wanneer u toetsen gebaseerd op de eindtermen voor die niveaus wil ontwikkelen. De beoordelingscriteria zullen bijvoorbeeld anders ingevuld moeten worden. Indien er in de toekomst ook voor de hogere Richtgraden voorbeeldtoetsmateriaal ontwikkeld wordt, kan deze handleiding met informatie met betrekking tot toetsontwikkeling voor de hogere niveaus uitgebreid worden. We er ook op wijzen dat we zowel in de handleiding als de voorbeeldtoetstaken bij het verwijzen naar de cursisten de voornaamwoorden ‘hij’ en ‘hem’ gebruiken. Dit doen we niet omdat we een voorkeur hebben voor mannelijke cursisten, maar wel om de vlotheid van het lezen te vergroten. Met ‘hij’ of ‘hem’ wordt dus evenzeer ‘zij’ en ‘haar’ bedoeld. Tenslotte merken we op dat indien u vragen, tips of suggesties heeft met betrekking tot het materiaal voor Richtgraad 1, u ons via volgend emailadres kan bereiken:
[email protected]
Handleiding Richtgraad 1
9
Hoe ga ik ethisch om met toetsen?
Handleiding Richtgraad 1
10
1.
Inleiding
2.
De impact van toetsen
3.
De macht van toetsen 3.1. 3.2. 3.3.
4.
Toetsen: objectieve meetlatten of subjectieve uitsluitingsmechanismen? De verborgen agenda Naar een dynamisch en open evaluatiesysteem
Basisvragen bij het ontwikkelen van toetsen 4.1. 4.2. 4.3.
Waarom neem ik een toets af? Wat wil ik toetsen? Hoe toets ik wat ik wil toetsen?
Handleiding Richtgraad 1
11
1.
Inleiding
‘Fatima is 25 en woont al twee jaar in België. Ze functioneert al goed in het Nederlands. Drie dagen per week werkt ze als vrijwilligster in een kinderdagverblijf. Momenteel is ze op zoek naar een job als verpleegster, het beroep dat ze ook in Marokko uitoefende. Op bijna alle sollicitatiebrieven die ze al geschreven heeft, krijgt ze een negatief antwoord. De werkgevers vertellen haar allemaal hetzelfde: zolang ze geen certificaat Nederlands heeft behaald, zal het moeilijk voor haar zijn om een job te vinden. Rachid, de broer van Fatima, volgt al twee jaar Nederlandse les in het Centrum voor Volwassenenonderwijs van zijn stad. Hij heeft na het afleggen van examens een certificaat voor Richtgraad 1 en 2 gehaald en volgt nu de lessen voor Richtgraad 3. Hij werkt als verzorger in een bejaardentehuis. De taalvaardigheid van zowel Fatima als Rachid is ongeveer van hetzelfde niveau. Maar omdat Rachid over een papieren bewijs van zijn taalvaardigheid (een certificaat) beschikt, was het minder moeilijk voor hem een betaalde job te vinden. Dit voorbeeld toont twee belangrijke elementen met betrekking tot de manier waarop mensen vandaag omgaan met certificaten, diploma’s en de daaraan verbonden toetsen. Aan de ene kant zien we welke impact toetsen hebben op het leven van de persoon die de toets aflegt. Het slagen op een toets en daardoor verwerven van een certificaat Nederlands opent deuren naar de arbeidsmarkt. Omdat Fatima nog geen toets Nederlands heeft afgelegd en daardoor nog niet over een certificaat beschikt, worden haar kansen op de arbeidsmarkt tot een minimum herleid. Aan de andere kant toont het voorbeeld welke machtige positie toetsen in het maatschappelijk leven kunnen innemen. Werkgevers hebben soms de neiging om de capaciteiten van een sollicitant enkel op basis van de officiële attesten die hij heeft behaald, in te schatten. Andere mogelijkheden om de kennis en vaardigheden van de sollicitant na te gaan, zoals bijvoorbeeld op basis van een sollicitatiegesprek, worden vaak niet aangewend. In dit deel van de handleiding willen we deze twee elementen verder uitdiepen. In punt twee bekijken we de effecten die toetsen kunnen hebben op de leerder. Vervolgens bekijken we in punt drie de machtspositie die toetsen vandaag in ons maatschappelijk leven kunnen bekleden. We besteden hierbij aandacht aan de wijze waarop toetsresultaten gebruikt worden om beslissingen te nemen over de toekomst van de leerder. Ten tweede wijzen we op het belang van het expliciteren van de doelstellingen van toetsen. Op die manier kunnen onethische doelen blootgelegd worden en kan geprobeerd worden misbruik van toetsen te vermijden. Tenslotte pleiten we ervoor toetsen een minder machtige rol toe te kennen en te kiezen voor een dynamisch en open evaluatiesysteem. In een vierde punt bekijken we hoe we, rekening houdend met de bemerkingen uit punt drie, zo ethisch mogelijk kunnen toetsen.
Handleiding Richtgraad 1
12
2.
De impact van toetsen
‘Please God may I not fail Please God may I get over sixty per cent Please God may I get a high place Please God may all those likely to beat me get killed in road accidents and may they die roaring’ Dit gedicht van McGahern (1977), geciteerd in Shohamy (2001), toont aan dat leerders toetsen vaak als iets belangrijks beschouwen en er dus veel impact van ondervinden. Het is belangrijk dat toetsafnemers zich hiervan bewust zijn en dat ze inspelen op de negatieve gevolgen die sommige leerders ervaren. Niet alleen het maken van een toets op zich heeft effect op de leerders, ook de wijze waarop iemand zijn score op een toets percipieert kan grote gevolgen hebben. Cursisten met een lage score op een toets Nederlands kunnen hun motivatie en vertrouwen in het eigen kennen en kunnen verliezen. Shohamy stelt dat toetsen en de wijze waarop ze ingezet worden een cognitief effect op de leerder hebben. Een toets beïnvloedt immers de manier waarop de lerende kijkt naar taalkennis en taalvaardigheid en de wijze waarop hij die kan verwerven. Neem bijvoorbeeld Sofia. Ze komt uit Rusland en leert hier Nederlands. Ze volgt dit jaar Richtgraad 1, Niveau 1.2. Sofia vindt het leuk om Nederlands te leren. Ze slaagt er al goed in zich in het Nederlands uit te drukken. En ze oefent haar Nederlands door het zoveel mogelijk in winkels te gebruiken, naar TV te kijken en door de krant te lezen. Ze is best wel fier op zichzelf dat ze zo snel een andere taal onder de knie heeft. Op een dag neemt haar docent Nederlands onverwachts een kleine toets af: de cursisten krijgen tien tekeningen van voorwerpen. Bij elke tekening moeten ze het woord in het Nederlands opschrijven. De woorden hebben ze de vorige les geleerd. Omdat Sofia geen tijd gehad heeft om de nieuwe woorden vooraf te leren, kan ze geen enkel woord invullen en krijgt ze voor de toets een nul. Bij het zien van haar score is Sofia ontgoocheld in zichzelf. Ze had gedacht dat ze het Nederlands toch al redelijk onder de knie had. Ze ziet haar score op de toets als een signaal dat haar Nederlands toch niet zo goed is als ze zelf dacht. Ze neemt zich voor vanaf nu minder tijd te verspillen aan de krant en de TV, maar elke keer haar les te leren en zich op het herhalen van nieuwe woorden te concentreren. Dit voorbeeld toont aan hoe (taal)toetsen en de wijze waarop ze afgenomen worden een invloed kunnen hebben op het beeld dat cursisten hebben over hun taalvaardigheid. Doordat Sofia op de toets een nul scoort, denkt ze dat haar Nederlands niet zo goed is als ze voordien dacht. Bovendien valt haar beeld over het leren van talen niet meer samen met het op een leuke en functionele manier kunnen gebruiken van Nederlands in het dagelijks leven, maar met het memoriseren van woorden.
Handleiding Richtgraad 1
13
Toetsen, de wijze waarop ze ingezet worden en toetsscores kunnen de motivatie om (talen) te leren verhogen of afremmen. Het is als toetsafnemer en beoordelaar dan ook belangrijk oog te hebben voor de eventuele negatieve effecten van toetsen op lerenden en deze zoveel mogelijk te vermijden en/of te reduceren.
3.
De macht van toetsen
3.1. Toetsen: objectieve meetlatten of subjectieve uitsluitingsmechanismen? Binnen het onderwijsveld en de maatschappij in het algemeen wordt enorm veel belang gehecht aan toetsen en toetsontwikkeling. Het adagium “meten is weten” wint steeds meer veld en de roep om meer ‘objectieve’ en gestandaardiseerde meetinstrumenten wordt steeds luider. Op het eerste gezicht is er geen probleem met het belang dat aan toetsen gehecht wordt. Het is logisch dat we zoeken naar geschikte instrumenten om te weten hoe het met de vorderingen van mensen staat, dat we diagnoses kunnen stellen of evaluaties kunnen maken, dat we mensen kunnen doorverwijzen naar vervolgopleidingen, dat cursisten zelf een beeld willen krijgen van verworven (taal)vaardigheden, enz. De vraag hierbij is echter of toetsen, in hun traditionele vorm, daartoe de meest geschikte instrumenten zijn. Is een taaltoets bijvoorbeeld het meest geschikte instrument om de taalvaardigheid van kleuters in kaart te brengen? Zijn goede procesgerichte observatie-instrumenten in dit geval niet meer aangewezen? Is het binnen het volwassenenonderwijs niet beter om ook te werken met alternatieve vormen van evaluatie zoals een taalportfolio of peer-assessment (waarbij leerders elkaar evalueren) dan met traditionele toetsen? Dat het belangrijk is te zoeken naar het meest geschikte instrument om de (taal)vaardigheid van mensen te meten, blijkt vooral als we kijken naar de gevolgen die toetsen en toetsresultaten hebben op het leven en de toekomst van de leerders. Goed scoren betekent immers kunnen starten met een opleiding, kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding, of een certificaat of diploma verwerven waardoor je kansen op de arbeidsmarkt vergroten. Goed scoren betekent succesvol zijn, waardering krijgen, deuren die opengaan. Slecht scoren daarentegen betekent niet kunnen starten met een opleiding, niet kunnen doorstromen naar een vervolgopleiding of afzakken naar wat als een ‘lagere’ opleiding wordt beschouwd, geen certificaat of diploma krijgen en daardoor aanzienlijk minder kansen hebben op de arbeidsmarkt. Slecht scoren betekent niet succesvol zijn, minder of geen waardering krijgen, deuren die gesloten blijven. Toetsen en toetsresultaten worden dus vaak gebruikt om belangrijke beslissingen te nemen over de toekomst van de leerder. Indien we op een moreel verantwoorde manier toetsen willen afnemen, moeten we ons daar bewust van zijn en er alles aan doen om toetsen op een ethische manier in te zetten.
Handleiding Richtgraad 1
14
Een eerste belangrijke en fundamentele stap daarbij is het expliciteren van de achterliggende doelstellingen van toetsen (punt 3.2). Ook kiezen voor een meer dynamisch en open evaluatiesysteem (punt 3.3) draagt hiertoe bij. Hoe u bij het zelf ontwikkelen van toetsen rekening kan houden met de ethische kant van toetsen, vindt u in punt 4 van dit hoofdstuk.
3.2.
De verborgen agenda
Zoals reeds gezegd, worden op basis van toetsresultaten vaak beslissingen over de leerder genomen die een grote impact op zijn leven hebben. Op basis van zijn score op een toets krijgt iemand bijvoorbeeld al dan niet een diploma, de job van zijn leven of toegang tot een vervolgopleiding. Het is daarom belangrijk vooraf duidelijk te expliciteren met welk doel getoetst wordt en dit doel ook voor de cursist zelf transparant te maken. Pas dan kunnen de resultaten op een goede manier geïnterpreteerd en beslissingen op een zo ethisch mogelijke manier genomen worden. Een fictief voorbeeld ter verduidelijking. Als voorbode op een opleiding kantoor, krijgen anderstaligen een intensieve cursus Nederlands. Dit voortraject bestaat uit 350 uren les. Na een maand wordt een toets afgenomen. De cursisten denken dat ze, op basis van hun score, zullen te weten komen hoe taalvaardig ze al zijn in het Nederlands. De eigenlijke bedoeling van de toets is echter het aantal cursisten te reduceren tot een kleinere groep van wie men zeker is dat ze de eindstreep kunnen behalen. De cursisten met lagere scores zullen worden aangeraden de cursus Nederlands stop te zetten. Omdat de cursisten hier niet op de hoogte zijn van de uiteindelijke bedoeling van de toets, is er sprake van een verborgen agenda. Door de cursisten vooraf in te lichten over het echte doel van de toets, kunnen ze zich beter voorbereiden op de testafname en op de beslissingen die op basis van hun toetsscore zullen genomen worden. Bovendien pleiten we er hier voor beslissingen over het stopzetten van het leertraject van de cursisten niet op basis van één toets te nemen, maar bijvoorbeeld gebruik te maken van een observatie-instrument dat de evolutie van de taalvaardigheid van de cursisten in kaart brengt. Op die manier krijgt u een realistischer beeld van de taalvaardigheid en het taalleerpotentieel van uw cursisten. De problemen die zogenaamd objectieve toetsen en verborgen agenda’s met zich meebrengen, kunnen ondervangen worden door te kiezen voor een meer dynamisch en open evaluatiesysteem. 3.3.
Naar een dynamisch en open evaluatiesysteem
Met een dynamisch evaluatiesysteem bedoelen we dat er verschillende meetinstrumenten gebruikt worden en dat er op verschillende momenten gemeten wordt. In plaats van beslissingen te nemen op basis van de scores van één toets, kiest men voor een combinatie van verschillende
Handleiding Richtgraad 1
15
meetinstrumenten en wordt de taalvaardigheid van de cursisten op verschillende ogenblikken in kaart gebracht. Toetsen kunnen hierbinnen een volwaardige, maar geen allesoverheersende functie krijgen. Ook alternatieve evaluatievormen zoals zelfevaluatie, bijvoorbeeld een taalportfolio en peerassessment, kunnen gehanteerd worden om de (taal)vaardigheden van lerenden na te gaan. Het komt er hierbij op aan te kiezen voor die instrumenten die u op de meest geschikte manier de informatie opleveren die u wil bekomen. Met een open evaluatiesysteem bedoelen we dat er ruimte is voor open communicatie tussen alle mensen die bij het toetsproces betrokken zijn. Er is met andere woorden plaats voor een dialoog tussen de toetsontwikkelaar/ toetsafnemer/docent en de cursist die getest wordt. De cursisten vernemen hun toetsresultaten en er wordt hen op een duidelijke en begrijpbare manier uitgelegd wat hun toetsscores betekenen. Binnen dit open communicatieklimaat zijn alle betrokkenen op de hoogte van de reden waarom getoetst wordt en van de beslissingen die op basis van de toetsresultaten zullen genomen worden. Ook de stem van de cursist zelf wordt tijdens het beslissingsproces gehoord: op grond van de evaluatiegegevens kan hij mee bepalen wat in zijn geval de beste optie is. Als beschikbare informatie of evaluatiegegevens bijvoorbeeld uitwijzen dat het taalvaardigheidsniveau van een cursist niet voldoende is om aan een bepaalde opleiding te beginnen, kan hij zelf twee opties voorstellen. Hij kan voor een voortraject opteren, waarin hij zijn taalvaardigheid versterkt of hij kan opteren om toch aan de opleiding te beginnen en qua Nederlands zo snel mogelijk bij te benen, ook buiten de opleiding. Door ook de cursist voorstellen te laten doen in verband met zijn leertraject, kan, in samenspraak met alle betrokkenen een beslissing genomen worden waar alle betrokkenen achter kunnen staan.
Handleiding Richtgraad 1
16
4.
Basisvragen bij het ontwikkelen van toetsen
Een goed inzicht hebben in het waarom, het wat en het hoe van toetsen, kan bijdragen tot het op een ethisch manier omgaan met toetsen. We geven bij deze basisvragen wat meer uitleg en een voorbeeld ter verduidelijking.
4.1.
Waarom neem ik een toets af?
‘Mauro is 19. Hij komt uit Senegal en woont al een jaar in België. In het Centrum voor Volwassenenonderwijs volgt hij Nederlandse les. Hij volgt de cursus Richtgraad 2. Vandaag heeft Mauro examen Nederlands. Zijn docent Nederlands vertelt: ‘Zoals elk jaar in december krijgen onze cursisten een tussentijds examen. Het is de bedoeling op die manier na te gaan of de leerstof die we gezien hebben, door de cursisten beheerst wordt. Ook Mauro neemt deel aan dit examen. We hebben al van bij het begin gezien dat zijn Nederlands minder goed is dan dat van de andere cursisten. Op basis van zijn resultaten op het tussentijds examen gaan we beslissen of we hem niet beter opnieuw de lessen van Richtgraad 1 laten volgen. Om hem niet onder druk te zetten, zijn we niet van plan hem dat te zeggen.’ Ook in dit voorbeeld is er sprake van een verborgen agenda: de toets claimt na te gaan of Mauro de geziene leerstof beheerst, maar uiteindelijk is het de bedoeling te beslissen of Mauro Richtgraad 2 kan blijven volgen. Tegen deze werkwijze kan een belangrijk ethisch bezwaar geleverd worden. Mauro wordt niet op de hoogte gesteld van het uiteindelijke doel van het examen. Hij heeft echter het recht te weten dat hij op basis van zijn resultaten al dan niet van niveau zal moeten verlagen. Omdat de resultaten van Mauro belangrijke consequenties voor hem hebben, moet hij weten welke beslissingen op basis van zijn score zullen genomen worden. Als hij weet dat er op basis van zijn toetsresultaat zo’n belangrijke beslissing zal genomen worden, zal hij zich nog beter proberen voor te bereiden op de toets. Een bijkomend probleem in dit voorbeeld is dat de beslissing over een eventuele niveauverlaging volledig afhangt van Mauro’s score op deze toets. Er is geen plaats voor andere vormen van evaluatie of voor het bekijken van de eventuele evoluties die hij doorheen het schooljaar al heeft gemaakt.
4.2.
Wat wil ik toetsen?
Stel u de volgende situatie voor: Een docent NT2 wil de taalvaardigheid van zijn cursisten nagaan. Hij stelt een examen op waarin de cursisten twee opdrachten moeten uitvoeren. In een eerste oefening moeten ze de meervoudsvorm van tien opgegeven woorden noteren. De tweede opdracht is een dictee: de docent leest een aantal woorden voor en de cursisten moeten die opschrijven. In deze oefening worden de cursisten op spelling beoordeeld.
Handleiding Richtgraad 1
17
In dit voorbeeld wordt, op basis van een spellings- en een grammaticaoefening, het taalvaardigheidsniveau van de cursisten bepaald. Dit betekent dat cursisten die bijvoorbeeld al goed Nederlands kunnen spreken, maar nog veel spellingsfouten schrijven, als onvaardig in het Nederlands zullen aanzien worden. Door het begrip taalvaardigheid te verengen tot twee linguïstische aspecten, geven de behaalde scores niet noodzakelijk een realistisch beeld van de taalvaardigheid van de cursisten. Het is daarom belangrijk datgene wat u met een toets wil meten zo goed en zo ruim mogelijk te operationaliseren zodat u een duidelijk beeld krijgt van wat een cursist wel en niet kan.
4.3.
Hoe toets ik wat ik wil toetsen?
‘Omdat ik dit jaar 45 cursisten heb op het Niveau 1.1. neem ik maar één spreektoets af en kies ik voor een klassikale afname. Ik speel de rol van een nieuwe cursist en de cursisten mogen mij vragen stellen over mijn hobby’s. Ik neem het gesprek op zodat ik achteraf de cursisten gemakkelijker punten kan geven.’ De manier waarop de cursisten hier op hun spreekvaardigheid getoetst worden is misschien wel efficiënt - op weinig tijd kunnen alle cursisten beoordeeld worden - maar daardoor wordt iets uit het oog verloren. Cursisten die minder mondig zijn, zullen minder punten krijgen voor spreken. Deze scores tonen niet noodzakelijk het echte spreekniveau van de cursisten. De durf om te spreken in een groep kan hier voor sommige cursisten een grote drempel vormen. Het is daarom beter toch individueel spreektoetsen af te nemen. Om de tijd te drukken kan bijvoorbeeld met meerdere beoordelaars gewerkt worden. Uit dit voorbeeld blijkt dat het belangrijk is de meest geschikte evaluatievorm te zoeken voor wat u wil toetsen. Idealiter is er een zo’n direct mogelijke relatie tussen wat de cursist met de taal in de toets moet doen en waarover u een uitspraak wil doen. Naast praktische overwegingen is het goed bij de keuze van de evaluatievorm er ook rekening mee te houden dat alle cursisten gelijke kansen krijgen.
Handleiding Richtgraad 1
18
WAAROM DE VOORBEELDTOETSTAKEN?
Handleiding Richtgraad 1
19
1.
Het doel van de voorbeeldtoetstaken?
1.1. Toetsmateriaal als voorbeeld en inspiratiebron 1.2. Het communicatieve en functionele karakter beeldtoetstaken
2.
van
de
voor-
Hoe ziet het voorbeeldtoetsmateriaal er uit?
2.1. De 54 voorbeeldtoetstaken voor Niveau 1.1 2.1.1 Het takenpakket 2.1.2 Handleiding voor de toetsafnemer 2.1.3 Toetsblad voor de cursist 2.1.4 De grids 2.2. De 45 voorbeeldtoetstaken voor Niveau 1.2 2.2.1 Het takenpakket 2.2.2 Richtlijnen voor de docent 2.2.3 Toetsblad voor de cursist 2.2.4 De grids
3.
Hoe gebruik ik de voorbeeldtoetstaken in mijn klaspraktijk?
Handleiding Richtgraad 1
20
1. 1.1
Het doel van de voorbeeldtoetstaken? Toetsmateriaal als voorbeeld en inspiratiebron
Naast de vraag om lesgevers meer vertrouwd te maken met de nieuwe doelenstructuur die ontwikkeld was voor taalopleidingen, was het NT2onderwijsveld ook vragende partij voor meer informatie en voorbeelden van good practice op het vlak van toetsing en evaluatie van de taalvaardigheid van cursisten. Een reactie op deze vraag kwam er in februari 2003 toen het Departement Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap aan het Centrum voor Taal en Migratie (Katholieke Universiteit Leuven) de opdracht gaf om voorbeeldtoetstaken voor Richtgraad 1, Niveau 1.1 en Niveau 1.2 te ontwikkelen. De voorbeeldtoetstaken zijn losse toetstaken die enerzijds als inspiratiebron moeten dienen voor lesgevers die in eigen klasgroepen willen evalueren binnen de nieuwe doelenstructuur die door de DVO is beschreven. De toetstaken zijn gebaseerd op de eindtermen en de contexten die door de DVO zijn geformuleerd. De belangrijkste reden voor de ontwikkeling van voorbeeldtoetstaken in tegenstelling tot kant- en klare gestandaardiseerde toetsen, is dat het inspirerende en vormende karakter van het toetstakenpakket moet primeren. Lesgevers kunnen uit het materiaal putten om eigen toetsen te maken. Anderzijds worden aan de hand van de toetstaken ook de principes en eisen van goede (taal)vaardigheidstoetsen in een bijbehorende handleiding verduidelijkt. Op die manier draagt het voorbeeldmateriaal bij tot de professionalisering van lesgevers op het vlak van evaluatie en toetsing. De voorbeeldtoetstaken beogen ook lesgevers te stimuleren om hun lespraktijk te oriënteren op de specifieke eindtermen. De toetstaken zijn namelijk een concretisering van de meer abstract geformuleerde eindtermen die aangeven wat een cursist moet kunnen aan het einde van Richtgraad 1, Niveau 1.1 en1.2.
De voorbeeldtoetstaken zijn volledig gebaseerd op de eindtermen die door de DVO geformuleerd zijn voor Richtgraad 1, Niveau 1.1. en Niveau 1.2. In de publicatie van de DVO (2001) wordt dit niveau als volgt omschreven: ‘Het absolute minimum. De taalgebruiker kan in een anderstalige samenleving met zeer beperkt talige middelen communiceren om tegemoet te komen aan concrete behoeften uit zijn onmiddellijke omgeving.’ Op basis van een pilotstudie waarbij een aantal voorbeeldtoetstaken zijn uitgetest, hebben we kunnen vaststellen dat de moeilijkheidsgraad van de taken goed aansluit bij Richtgraad 1, Niveau 1.1. Ook bij het uittesten van een aantal toetsen voor Niveau 1.2 bleek dit het geval te zijn. Het voorbeeldmateriaal kan worden ingezet bij de evaluatie van gealfabetiseerde anderstalige volwassenen aan het einde van het basisniveau (Richtgraad 1, Niveau 1.1 of Niveau 1.2) op de wijzen die op de vorige bladzijde beschreven zijn.
Handleiding Richtgraad 1
21
Bij de ontwikkeling van het pakket is bijzondere aandacht geschonken aan de bruikbaarheid voor zowel laag- als hooggeschoolde taalleerders. Uit de pilotstudie is gebleken dat er geen significante verschillen waren in de resultaten van hoog- en laaggeschoolden. Het materiaal is ontwikkeld om gebruikt te worden in zowel Centra voor Basiseducatie (CBE) als in Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO). Dat is belangrijk omdat beide doelgroepen op het einde van een basiscursus (na ongeveer 120 uur voor CVO en 180 tot 240 uur voor CBE) hetzelfde taalniveau moeten beheersen. Uit de pilot bleek tenslotte ook dat er geen significant verschil was tussen de prestaties van mannelijke en vrouwelijke cursisten.
1.2.
Het communicatieve en functionele karakter van de toetstaken
De eindtermen voor Richtgraad 1, Niveau 1.1 en 1.2 zijn gebaseerd op de principes van communicatief-functioneel taalonderwijs en taaltoetsing. Hierbij gaat men er vanuit dat taal geen doel op zich is, maar een middel om te communiceren en te functioneren. Een functionele taaltoets gaat na of, en in welke mate, een cursist in staat is om talige boodschappen in communicatieve contexten te begrijpen en/of te produceren. Omwille van het functionele en communicatieve karakter van de eindtermen leggen we bij het scoren van de taalproducties van de cursisten op het Niveau 1.1 en 1.2 vooral de nadruk op het adequaat kunnen overbrengen en begrijpen van de inhoud van de boodschap. De vorm waarin de cursist zijn boodschap giet is, althans op dit niveau, van ondergeschikt belang. De functionele en communicatieve doelen van de DVO kunnen op verschillende manieren getoetst worden, maar hoe meer de toetsen aansluiten bij concrete taalsituaties, hoe gemakkelijker het is om conclusies te trekken over het bereikte niveau van functionele taalvaardigheid (Cucchiarini & Jaspaert, 1996). In het vakjargon wordt dit direct toetsten genoemd: in de toets moet de cursist doen wat men wil meten. Ook de voorbeeldtoetstaken in dit pakket zijn voorbeelden van directe toetsen. Indien de eindterm bijvoorbeeld stelt dat een cursist in staat moet zijn een klacht te formuleren, dan moet de cursist dit in de toets ook effectief doen. Het is natuurlijk ook mogelijk de eindtermen van de DVO indirect te toetsen door bijvoorbeeld de kennis of deelvaardigheden te meten waarvan men aanneemt dat ze goede indicatoren zijn van wat de cursisten volgens het einddoel moeten kennen en kunnen. Maar daar wringt vaak het schoentje. Men moet namelijk kunnen aantonen dat het beschikken over een bepaalde kennis en/of deelvaardigheid een goede indicator is voor wat het einddoel voorschrijft. Stel bijvoorbeeld dat de eindterm voorschrijft dat de cursist mondeling een afspraak moet kunnen maken bij de tandarts. U kan ervoor kiezen om schriftelijk na te gaan of de cursist hiertoe in staat is door hem bijvoorbeeld te laten opschrijven wat hij aan de tandarts zal zeggen. De vraag is natuurlijk of een cursist die goed scoort op deze toets wel in staat is om mondeling met de tandarts een afspraak te maken. Is het schriftelijk kunnen
Handleiding Richtgraad 1
22
noteren van een gesprek wel een goede indicator voor het effectief mondeling kunnen overbrengen van wat je wil zeggen? Deze toetstaak kan natuurlijk wel iets zeggen over de mate waarin een cursist het schrijven in het Nederlands onder de knie heeft, maar het toont minder aan in hoeverre hij in staat is zijn kennis in te zetten in een concrete mondelinge taalcontext.
Handleiding Richtgraad 1
23
2.
Hoe ziet het voorbeeldtoetsmateriaal er uit?
Het materiaal voor Niveau 1.1 en 1.2 verschilt op een aantal punten. Op basis van interne en externe feedback die we ontvingen op de voorbeeldtoetstaken voor het Niveau 1.1 hebben we de structuur van de voorbeeldtoetstaken voor Niveau 1.2 enigszins aangepast. Op die manier willen we het materiaal voor u nog gebruiksvriendelijker maken. In punt 2.1 en 2.2 lichten we het takenpakket voor de twee niveaus verder toe. 2.1.
De 54 voorbeeldtoetstaken voor Niveau 1.1 2.1.1. Het takenpakket Het takenpakket bestaat uit 54 voorbeeldtoetstaken met handleiding voor de toetsafnemer en kopieerbladen voor de cursist. Deze worden zowel electronisch (op CD-rom) als op papier aangeleverd. Voor elke eindterm van elke vaardigheid zijn 3 voorbeeldtoetstaken ontwikkeld: 18 spreektaken, 9 schrijftaken, 12 leestaken en 15 luistertaken. De luisterfragmenten voor de luistertaken worden mee aangeleverd, zowel op audio-CD als op cassette. De CD bevat 35 tracks. Elk luisterfragment staat op een aparte track. Het nummer van de track staat bij de uitgeschreven luistertekst. Bovendien staan het nummer van de toetstaak en de bijhorende tracks op de CD-hoes vermeld. De uitgeschreven luistertekst is louter voor de ondersteuning van de lesgever in het pakket opgenomen. Alle toetstaken zijn opgenomen in een overzichtsgrid per vaardigheid. De elektronische versie van deze grid biedt het voordeel dat er links zijn gecreëerd met de verschillende toetstaakdocumenten. De toetsafnemer kan zelf aangeven welke combinatie van eindterm en context hij wil bekijken. Door op de titel van een toetstaak te klikken, wordt automatisch het juiste toetstaakdocument geopend. 2.1.2 Handleiding voor de toetsafnemer Alle toetstaken hebben een gelijklopende structuur: situering van de toetstaak, introductie, instructie voor de toetsafnemer, beoordelingsmodel en toetsblad cursist (dit laatste onderdeel wordt in 2.1.3 ‘Toetsblad voor de cursist’ besproken). Situering van de toetstaak Aan het begin van elke toetstaak vindt u een grijze balk waarin enkele algemene gegevens over de toetstaak staan, namelijk: welke vaardigheid wordt getoetst, welke specifieke eindterm wordt er getoetst, in welke context wordt de taak gesitueerd en wat is het verwerkingsniveau waarop de taak moet worden uitgevoerd. Vaardigheid In het pakket zijn eerst de zogenaamde ‘productieve’ vaardigheden spreken en schrijven opgenomen, vervolgens de ‘receptieve’ vaardigheden, lezen en luisteren.
Handleiding Richtgraad 1
24
Specifieke eindterm Voor de afbakening van de doelen hebben we een beroep gedaan op de eindtermen die door de Dienst voor Onderwijsontwikkeling worden geformuleerd in: “Volwassenenonderwijs. Opleidingsprofielen Moderne Talen. Voorbeeldmateriaal bij de Specifieke Eindtermen.”, Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, juli 2001. Respectievelijk worden er voor de vaardigheden spreken, schrijven, lezen en luisteren 6, 3, 4 en 5 eindtermen gedefinieerd. Contexten De Dienst voor Onderwijsontwikkeling onderscheidt 12 relevante contexten voor Richtgraad 1, Niveau 1.1. Een context wordt gedefinieerd als: ‘situatie(s) waarin men taal gebruikt’. 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12.
Contacten met officiële instanties Leefomstandigheden Afspraken en regelingen (logies en maaltijden) Consumptie Openbaar en privé-vervoer Voorlichtingsdiensten Vrije tijd Nutsvoorzieningen Ruimtelijke oriëntering Onthaal Gezondheidsvoorzieningen Klimaat
Verwerkingsniveau en publiek Het is vanzelfsprekend dat niet elke taak dezelfde moeilijkheidsgraad heeft. De moeilijkheidsgraad van een taak wordt door verschillende factoren beïnvloed. Hier bespreken we het verwerkingsniveau en het publiek waartoe de cursist zich moet richten. Wat de verwerkingsniveaus betreft situeren de activiteiten voor de verschillende vaardigheden voor Richtgraad 1, Niveau 1.1 zich op het beschrijvende en het structurerende niveau. Beschrijvend Op het beschrijvende niveau zal de taalleerder het taalaanbod moeten begrijpen zoals het hem wordt aangeboden. Hij moet er geen nieuwe structuur in aanbrengen. Een formulier invullen in een postkantoor is een opdracht op beschrijvend niveau. Structurerend De taalleerder zal de informatie niet alleen moeten achterhalen, maar hij zal de informatie bovendien nog moeten transformeren. In de aangeboden informatie moet hij een eigen ordening aanbrengen; bijvoorbeeld de chronologie herschikken of hoofdzaken van bijzaken
Handleiding Richtgraad 1
25
onderscheiden. Een sollicitatiegesprek voeren is een opdracht op structurerend niveau. Voor meer informatie over de verschillende verwerkingsniveaus zie: VON-werkgroep, 1996, p.116. Het publiek tot wie de cursist zich in de voorbeeldtoetstaken moet richten is of een bekende; of een onbekende taalgebruiker. In het laatste geval is de taak moeilijker. In sommige taken is het publiek de cursist zelf. Introductie In het kopje ‘introductie’ worden enkele ideeën geformuleerd over hoe de lesgever het onderwerp van de taak kan aanbrengen. In dat introducerend gesprek moet de lesgever de cursist meer vertrouwd maken met het onderwerp. Instructie voor de lesgever In dit onderdeel wordt beschreven op welke manier de lesgever te werk moet gaan bij het afnemen van de toets. Het is de bedoeling dat de lesgever zich zo goed mogelijk aan de instructies houdt. De instructie voor de cursist staat op het toetsblad. Deze instructie wordt luidop voorgelezen door de lesgever. Beoordelingsmodel In alle beoordelingsmodellen ligt de nadruk op inhoud, de cursist moet in staat zijn om adequaat te communiceren. Het grootste gewicht in de score wordt toegekend aan de inhoudelijke items; minder gewicht gaat naar de pure vormcorrectheid. Voor elk goed antwoord wordt een score 1 gegeven, voor een fout antwoord score 0. Wanneer het communicatief gezien relevant is, bijvoorbeeld bij spreektaken en open schrijftaken, geven we ook een vormscore. Op dit niveau zijn de vormelijke eisen die kunnen worden gesteld nog zeer laag. Voor vorm wordt dan ook een meer globaal criterium gehanteerd. De vormscore krijgt ook weinig gewicht in de totale score op een toetstaak. We hanteren de volgende verdeling: 1 (korte gestructureerde zinnen, de uitingen mogen nog fouten bevatten, de fouten hebben geen systematisch karakter) – 0.5 (woordgroepen met systematisch fout taalgebruik, veel fouten) – 0 (uitingen van één woord of herhaling van de instructie)
Handleiding Richtgraad 1
26
2.1.3. Toetsblad voor de cursist Achteraan elke toetstaak zitten één of meerdere kopieerbladen voor de cursist. Deze worden als toetsbladen gebruikt. De instructies voor de cursist staan bovenaan het toetsblad. Die worden steeds luidop voorgelezen door de toetsafnemer. Bij elke taak is een bepaalde werkvorm uitgewerkt: bijvoorbeeld, is een taak mondeling of schriftelijk, worden er multiple choice vragen gegeven, moeten de cursisten vraagjes oplossen bij een tekst, staan die vraagjes samen met de tekst op 1 blad, moeten ze iets schrijven aan de hand van een tekening of ander ondersteunend materiaal
Handleiding Richtgraad 1
27
2.1.4
De grids: De volgende grid toont de verdeling van de toetstaken voor de vaardigheid SPREKEN:
EINDTERM
CONTEXT
TOETSTAAK
Op beschrijvend niveau: 1. De cursist kan een instructie geven aan een bekende taalgebruiker.
2. De cursist kan een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop reageren. 3. De cursist kan zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner. 4. De cursist kan een afspraak maken en afzeggen.
5. De cursist kan een probleem of klacht formuleren.
Leefomstandigheden
1. Alles krijgt een plaats
Ruimtelijke oriëntering
2. Neem de eerste straat rechts
Gezondheidsvoorzieningen
3. Mijn zoon is ziek
Onthaal
4. Ik ben iets kwijt
Gezondheidsvoorzieningen
5. Ik heb een dokter nodig
Openbaar en privé-vervoer
6. Taxi!
Vrije tijd
7. Wat vond je van de film?
Onthaal
8. Dat is lang geleden!
Afspraken en regelingen
9. Hard gewerkt vandaag
Contacten met officiële instanties
10. De afspraak gaat niet door
Afspraken en regelingen
11. Naar de tandarts
Nutsvoorzieningen
12. Kan het op een andere dag?
Contacten met officiële instanties
13. Mijn fiets is weg
Consumptie
14. Ik heb geen geld bij me
Leefomstandigheden
15. Luidruchtige buren
Openbaar en privé-vervoer
16.Reizen met de trein
Voorlichtingsdiensten
17. Kan u aub een uitzondering maken?
onthaal
18. Wanneer is de winkel open?
Op structurerend niveau: 6. De cursist kan informatie vragen en geven.
Handleiding Richtgraad 1
28
De volgende grid toont de verdeling van de toetstaken voor de vaardigheid SCHRIJVEN: EINDTERM
CONTEXT
TOETSTAAK
Vrije tijd
19. Familie in het buitenland
Contacten met officiële instanties
20. Recht op een geboortepremie
Afspraken en regelingen
21. Een sollicitatieformulier
Gezondheidsvoorzieningen
22. Word snel beter
Vrije tijd
23. Zon, zee, strand
Consumptie
24. Geïnteresseerd?
Voorlichtingsdiensten
25. Niks vergeten?
Afspraken en regelingen
26. Een dochter!
Vrije tijd
27. Op kamp met de scouts
Op beschrijvend niveau: 1. De cursist kan een formulier en een document met betrekking tot personalia invullen.
2. De cursist kan een korte informatieve tekst zoals een berichtje schrijven. Op structurerend niveau: 3. De cursist kan uit mondelinge en schriftelijke informatie eenvoudige, concrete gegevens noteren.
Handleiding Richtgraad 1
29
De volgende grid toont de verdeling van de toetstaken voor de vaardigheid LEZEN: EINDTERM
CONTEXT
TOETSTAAK
Voorlichtingsdiensten
28. Het staat in de krant
Onthaal
29. Een nieuwe leerling
Contacten met officiële instanties
30. De school van mijn kind
Vrije tijd
31. Welke film draaien ze vanavond?
Openbaar en privé-vervoer
32. Goedkope kaartjes
Gezondheidsvoorzieningen
33. Waar vind ik een dokter?
Consumptie
34.Smakelijk!
Voorlichtingsdiensten
35. Wat doen bij brand?
Afspraken en regelingen
36. Pas jij op het huis?
Afspraken en regelingen
37.Een uitnodiging van de VDAB
Voorlichtingsdiensten
38. Een job voor u?
Vrije tijd
39. Feest in mijn dorp.
Op beschrijvend niveau: 1. De cursist kan informatie herkennen in teksten zoals belangrijke formulieren, documenten, alledaagse papieren.
2. De cursist kan relevante gegevens selecteren uit informatieve teksten.
3. De cursist kan alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen. Op structurerend niveau: 4. De cursist kan de informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten zoals een uitnodiging, een voorstel en een oproep.
Handleiding Richtgraad 1
30
De volgende grid toont de verdeling van de toetstaken voor de vaardigheid LUISTEREN: EINDTERM
CONTEXT
TOETSTAAK
Klimaat
40. Mooi weer vandaag?
Onthaal
41.You've got voicemail!
Openbaar- en privévervoer
42.De trein is altijd een beetje reizen
Leefomstandigheden
43. Een vriend uit de nood helpen
Vrije tijd
44. Aan de finish
Gezondheidsvoorzieningen
45. Bezoek!
Contacten met officiële instanties
46. Politie op straat
Consumptie
47. Spaghetti, tafel vier!
Onthaal
48. Hier klopt iets niet
Ruimtelijke oriëntering
49. Hoe moet ik lopen?
Voorlichtingdiensten
50. Goede raad
Gezondheidsvoorzieningen
51. Lentekriebels
Vrije tijd
52. Kom je naar het feest?
Onthaal
53. De dokter werkt niet op woensdag
Afspraken en regelingen
54. Dat past ook voor mij.
Op beschrijvend niveau: 1. De cursist kan het globale onderwerp bepalen in informatieve teksten zoals een mededeling, een gesprek en een advies. 2. De cursist kan het globale onderwerp bepalen in een beleving. (d.i. de wensen, noden en gevoelens) van een spreker. 3. De cursist kan het globale onderwerp bepalen in een klacht.
4. De cursist kan alle gegevens in een eenvoudige instructie begrijpen.
Op structurerend niveau: 5. De cursist kan de informatie op een overzichtelijke en persoonlijke wijze ordenen in een uitnodiging en een afspraak.
Handleiding Richtgraad 1
31
2.2.
De 45 voorbeeldtoetstaken voor Niveau 1.2 2.2.1. Het takenpakket Het materiaal voor Niveau 1.2 bestaat uit 45 voorbeeldtoetstaken. Naast de papieren versie vindt u ze ook electronisch, op Cd-rom, terug. Voor elke eindterm werden drie voorbeeldtoetstaken ontwikkeld: zo komen we, omdat er vijftien eindtermen zijn, tot de volgende verdeling: 15 spreektaken, 12 schrijftaken, 9 luistertaken en 9 leestaken. Voor de luistertaken worden de luisterfragmenten mee aangeleverd, zowel op audio-CD als op cassette. De CD bevat 22 tracks. Elk luisterfragment staat op een aparte track. Het nummer van de track staat bij de uitgeschreven luistertekst. Bovendien staat het nummer van de toetstaak en de bijhorende tracks op de CD-hoes vermeld. De uitgeschreven luistertekst is louter ter ondersteuning van de lesgever in het pakket opgenomen. Alle toetstaken zijn per vaardigheid opgenomen in een overzichtsgrid. De elektronische versie van dit grid biedt het voordeel dat u via een link onmiddellijk over kan gaan naar het gewenste toetstaakdocument. Door op de titel van de gewenste toetstaak te klikken, wordt automatisch het bijhorende document geopend. De voorbeeldtoetstaken bestaan telkens uit twee delen: de richtlijnen voor de docent en het toetsblad voor de cursisten. In het pakket worden beide onderdelen per toetstaak geleverd. In de praktijk is het de bedoeling dat u voor uw cursisten kopies maakt van het toetsblad en u de richtlijnen gebruikt bij het afnemen en beoordelen van de toetstaken. We overlopen nu de verschillende rubrieken van het deel ‘Richtlijnen voor de docent’. Daarna overlopen we de structuur van het toetsblad van de cursisten. 2.2.2 Richtlijnen voor de docent Alle toetstaken zijn opgebouwd volgens een gelijklopende structuur. De verschillende rubriekjes worden in chronologische volgorde aangeboden. De algemene structuur is als volgt: de situering van de toetstaak, het materiaal dat u nodig hebt om de toetstaak af te nemen, instructies over het afnemen van de toetstaak, ondersteunende didactische principes, instructies met betrekking tot het beoordelen en interpreteren van de toetsresultaten en het toetsblad voor de cursisten. Situering van de toetstaak Aan het begin van elke toetstaak vindt u een grijze balk waarin enkele algemene gegevens over de toetstaak staan: welke vaardigheid getoetst wordt, welke specifieke eindterm getoetst wordt, in welke context de taak gesitueerd is, op welk verwerkingsniveau de cursist de toets moet uitvoeren en ten opzichte van welk publiek hij dit moet doen. We geven over elk van deze topics kort wat meer uitleg
Handleiding Richtgraad 1
32
Vaardigheid Elke toetstaak heeft betrekking op één van de vier vaardigheden: lezen, luisteren, schrijven en spreken. In het pakket zijn ook een aantal geïntegreerde toetstaken opgenomen. Dit zijn toetstaken waarbij twee of meerdere vaardigheden getoetst worden. De reden hiervoor is dat in bepaalde eindtermen en taalsituaties vaardigheden moeten gecombineerd worden. Bij de eindterm schrijven ‘De cursist kan voor zichzelf aantekeningen maken ter voorbereiding van een gesprek’ is het functioneler en realistischer een toetstaak op te zetten waarin de cursist eerst moet noteren wat hij tijdens het gesprek zal zeggen, en dat daarna het gesprek effectief gevoerd wordt. In het pakket zijn alle toetstaken volgens vaardigheid geordend. Op de geïntegreerde toetstaken wordt vermeld met welke toetsta(a)k(en) ze samen kunnen afgenomen worden. Specifieke eindterm In dit punt vindt u de omschrijving van de specifieke eindterm zoals ze door de DVO wordt geformuleerd. Voor de eindtermen die uit meerdere delen bestaan wordt in het vet aangeduid op welk deel de toets betrekking heeft. Contexten De contexten die de DVO voor Richtgraad 1, Niveau 1.2 vooropstelt, zijn dezelfde als deze voor Niveau 1.1. Voor een overzicht verwijzen we naar pagina 24 van deze handleiding. Verwerkingsniveau en publiek Ook het niveau waarop de cursisten de toetsen voor Niveau 1.2 moet verwerken en het publiek tot wie hij zich moet richten, blijft hetzelfde als bij Niveau 1.1. We verwijzen daarom voor meer informatie hierover naar pagina 24 en 25 van deze handleiding.
Materiaal nodig voor de toetstaak In dit rubriekje wordt opgesomd welk materiaal u nodig hebt om de toetstaak af te nemen.
Instructies over het afnemen van de toetstaak Het introductiegesprek Onder dit rubriekje worden een aantal ideeën geformuleerd over hoe u het thema van de toetstaak bij de cursisten kan aanbrengen. De bedoeling van dit gesprek is de cursisten warm te maken voor en vertrouwd te maken met het onderwerp en culturele drempels zoveel mogelijk weg te werken. Mondelinge instructies voor de cursisten In dit onderdeel wordt aangegeven welke instructies u aan de cursisten moet geven. Omdat deze instructies mondeling zijn, worden ze cursief Handleiding Richtgraad 1
33
weergegeven. Op het toetsblad van de cursisten worden dezelfde instructies opgenomen, zodat de cursisten ernaar kunnen teruggrijpen tijdens het maken van de toets. Ondersteunende didactische principes Aandachtspunten bij het afnemen van de toetstaak In dit deel krijgt u een aantal tips mee over de wijze waarop u de toets het best afneemt. Voor de spreektaken worden bijvoorbeeld een aantal suggesties van mogelijke hulpvragen gegeven. Het afstemmen van de toetstaak op de kenmerken van uw cursistengroep Hier vindt u tips om creatief om te springen met de toetstaak en ze eventueel geschikter te maken voor uw cursistengroep door het thema aan te passen.
Instructies m.b.t. toetsresultaten
het
beoordelen
en
interpreteren
van
de
Het beoordelingsmodel Het beoordelingsmodel voor de receptieve vaardigheden ziet er anders uit dan dat van de productieve vaardigheden. Voor de receptieve vaardigheden, luisteren en lezen, werd een beoordelingssleutel ontwikkeld. Hierbij wordt enkel op de inhoud gescoord. Per item wordt het juiste antwoord gegeven en de score die hieraan wordt toegekend. Voor de productieve vaardigheden, schrijven en spreken, is het beoordelingsmodel uitgebreider. Er wordt eerst nagegaan of de productie van de cursist in relatie staat tot de opdracht. Indien niet, hoeft u niet verder te scoren en krijgt de cursist voor de toets een totaalscore van nul. Neem bijvoorbeeld de spreektoets ‘Wat vind jij van België?, deel 2’ (Toetstaak nummer 43) waarin de cursisten moeten vertellen wat ze van België vinden. Een cursist die tijdens het gesprek alleen zijn mening over zijn vaderland geeft, voldoet niet aan de preconditie en krijgt een nul. Er wordt hier niet alleen op de inhoud maar ook op de vorm gescoord. Bij het beoordelen geven we een groter gewicht aan de inhoud van de taalproductie. Vanuit een functioneel-communicatieve visie op taal en taaltoetsing en het gegeven dat de vormelijke eisen die aan de cursisten van Niveau 1.1 en 1.2 gesteld worden laag zijn, leggen we de klemtoon vooral op het duidelijk kunnen overbrengen van de inhoud. In welke vorm die boodschap wordt gegoten, is van minder groot belang.
Handleiding Richtgraad 1
34
Voor de beoordeling van de inhoud geven we telkens aan waaraan het antwoord van de cursist minimaal moet voldoen om de maximumscore voor dat item te behalen. Bij de spreektaken wordt ook een score gegeven aan de spreekdurf van de cursisten. Bij de schrijftaken die opgebouwd zijn rond de eindtermen waarbij de cursisten voor zichzelf een boodschap moeten noteren, ziet het beoordelingsmodel er iets anders uit. Voor de vorm zijn er niet drie maar twee scorecategorieën. Omdat je wanneer je voor jezelf dingen noteert vooral gebruik maakt van steekwoorden en niet van volledige zinnen, kijken we hier bij het geven van een score naar het aantal fouten en de mate waarin die het begrijpen van de boodschap belemmeren. De beoordelingsmodellen zijn voor uw gemak op een apart blad opgenomen. Zo kan u deze scorewijzer naast het toetsblad van de cursist leggen en sneller en efficiënter verbeteren. De scoretabel Bij elke toetstaak is ook een scoretabel voorzien waarin u de punten van alle cursisten kan aanbrengen. Indien u de evolutie van elke cursist wil nagaan over een aantal toetsen heen, kan u kiezen voor een scoretabel per cursist. Suggesties hiervoor vindt u in deze handleiding op pagina 73 en 74 (tip 3) van deze handleiding.
2.2.3. Het toetsblad voor de cursist Achteraan elke toetstaak vindt u het toetsblad dat u kan kopiëren voor uw cursisten. Bovenaan het toetsblad werden de instructies voor de cursisten opgenomen. Soms zijn deze een klein beetje verschillend van de instructies die u mondeling aan de cursisten geeft. Bij toetstaak nr ??? ‘Een eigen huis’ bijvoorbeeld, moeten de cursisten een schriftelijke beschrijving geven van hun huis. In de mondelinge instructies worden een aantal voorbeelden gegeven van waarover ze het kunnen hebben. Op het toetsblad worden deze echter niet meer herhaald om te vermijden dat de cursisten enkel de voorbeelden kopiëren. Bij elke taak is een bepaalde werkvorm uitgewerkt: soms wordt gewerkt met open vragen, in andere gevallen moeten de cursisten zelf een kort tekstje schrijven of multiple choice vragen oplossen, enz. Voor de leestoetstaken staan de leestekst en de vragen op een apart blad. Op die manier kunnen de cursisten de tekst naast zich leggen bij het oplossen van de vragen. Voor de lay-out van het toetsblad werd gestreefd naar een zo realistisch mogelijke weergave van de situaties of documenten die op de toets
Handleiding Richtgraad 1
35
betrekking hebben. In de toetstaken waarin de cursist voor zichzelf een boodschap moet noteren, noteert hij zijn aantekeningen op een afbeelding van een kladblad.
Handleiding Richtgraad 1
36
2.2.4 De grids De volgende grid toont de verdeling van de toetstaken voor de vaardigheid LEZEN: EINDTERM Op beschrijvend niveau: 1.De cursist relevante gegevens selecteren uit: - informatieve teksten zoals een folder, een catalogus en een bericht; - narratieve teksten zoals een verslag. 2. De cursist kan alle gegevens begrijpen in: - informatieve teksten zoals etiketten en een zakelijke brief; - prescriptieve teksten zoals een instructie en een gebruiksaanwijziging. Op structurerend niveau:
CONTEXT
TOETSTAAK
Vrije tijd
1. Groetjes uit Brazilië!!!
Vrije tijd
2. Een weekendje weg...
Klimaat
3. Weerbericht
Ruimtelijke oriëntering
4. Examen Nederlands
Consumptie
5. Hou het vers
Gezondheidsvoorzieningen
6. Bye bye griep!!!
3. De cursist kan de informatie Leefomstandigheden overzichtelijk ordenen in: - informatieve teksten zoals een Consumptie persoonlijke brief - persuasieve teksten zoals een uitnodiging, een voorstel en een Leefomstandigheden oproep.
Handleiding Richtgraad 1
7. Schoolreis 8. Sorteren 9. Straatfeest
37
De volgende grid toont de verdeling van de toetstaken voor de vaardigheid LUISTEREN: EINDTERM
CONTEXT
TOETSTAAK
Vrije tijd
10. Zappen
Vrije tijd
11. ‘Nichten en neven’
Leefomstandigheden
12. Luister naar de radio
Vrije tijd
13. Buurtontbijt
Openbaar en privé-vervoer
14. File!!!
Nutsvoorzieningen
15. Pas op voor het water!
Op beschrijvend niveau 1.De cursist kan het globale onderwerp bepalen en de gedachtengang volgen in: - informatieve teksten zoals fragmenten van een radio- en tv-programma - narratieve teksten zoals fragmenten van een tv-feuilleton. 2. De cursist kan relevante gegevens selecteren uit: - informatieve teksten zoals een gesprek, een telefoongesprek, een weerbericht en verkeersinformatie; - persuasieve teksten zoals een reclameboodschap. Op structurerend niveau:
3. De cursist kan de informatie Voorlichtingsdiensten overzichtelijk ordenen in: - informatieve teksten zoals een Voorlichtingsdiensten aankondiging, een klacht en een waarschuwing - prescriptieve teksten zoals een Openbaar en privé-vervoer instructie
Handleiding Richtgraad 1
16. Wateroverlast 17. Met de kinderen op stap 18. Treinen bij vertrek
38
De volgende grid toont de verdeling van de toetstaken voor de vaardigheid SCHRIJVEN: EINDTERM
CONTEXT
TOETSTAAK
Op beschrijvend niveau: 1. De cursist kan informatie vragen en Leefomstandigheden geven in informatieve teksten zoals een Leefomstandigheden persoonlijk briefje, een mededeling, een bedankingsbriefje, een formulier, een Afspraken en Regelingen memo en een ziektemelding. Voorlichtingsdiensten 2. De cursist kan een beschrijving Openbaar en privé-vervoer geven. Openbaar en privé-vervoer Contacten met officiële instanties 3. De cursist kan een boodschap voor Leefomstandigheden zichzelf noteren. Ruimtelijke oriëntering
19. Mijn zus gaat trouwen 20. Dank u wel! 21. Lunch 22. Oost west thuis best 23. Zoekertje 24. Ongevallenverzekering 25. Nederlandse les 26. Brandblusapparaat 27. Het geheime land
Op structurerend niveau: Leefomstandigheden 3. De cursist kan voor zichzelf aantekeningen maken ter voorbereiding Consumptie van een gesprek. Vrije tijd
Handleiding Richtgraad 1
28. Ik ben... en ik hou van... 29. Wat vind jij van België? Deel 1 30. Lillaland
39
De volgende grid toont de verdeling van de toetstaken voor de vaardigheid SCHRIJVEN EINDTERM
CONTEXT
TOETSTAAK
Op beschrijvend niveau: Leefomstandigheden 1. De cursist kan een instructie geven Ruimtelijke oriëntering aan een onbekende taalgebruiker. Vrije tijd 2.De cursist kan een uitnodiging, een voorstel en een oproep verwoorden en erop reageren aan een onbekende taalgebruiker. 3. De cursist kan zijn beleving (d.i. zijn wensen, noden en gevoelens) verwoorden en vragen naar de beleving van zijn gesprekspartner (= een onbekende taalgebruiker).
31. Babysit 32. Brand!!! 33. Lachen!!!
Voorlichtingsdiensten
34. Op televisie
Vrije tijd
35. Op uitstap
Gezondheidsvoorzieningen
36. ‘Geef bloed, red een leven’
Consumptie
37. Trouwfeest
Vrije tijd
38. A la carte
Openbaar en privé-vervoer
39. Ongeval
Contacten met officiële instanties
40. Antigifcentrum
4. De cursist kan een probleem en een Nutsvoorzieningen klacht formuleren. Contacten met officiële instanties Op structurerend niveau: 5. De cursist kan informatie vragen en Consumptie geven in informatieve teksten zoals een Gezondheidsvoorzieningen mededeling, een mening, een vraaggesprek, een telefoongesprek en Vrije tijd een afspraak..
Handleiding Richtgraad 1
41. Een nieuw huis 42. Hallo, met de politie? 43. Wat vind jij van België? Deel 2 44. Naar de tandarts 45. Mijn vaderland
40
3. Hoe gebruik ik de voorbeeldtoetstaken in mijn klaspraktijk? Zoals gezegd dienen de voorbeeldtoetstaken als voorbeeld om aan te tonen hoe u kan nagaan in welke mate uw cursisten de eindtermen van de DVO beheersen. Het is niet de bedoeling dat deze toetstaken als een volwaardig examen worden afgenomen. Het aantal toetsitems per toetstaak is te beperkt om op basis daarvan een valide en betrouwbare uitspraak te kunnen doen over de taalvaardigheid van een cursist. U kan natuurlijk wel een aantal toetstaken uitbreiden en deze gezamenlijk als examen afnemen om na te gaan of uw cursisten bepaalde eindtermen behaald hebben of niet. Wij geven u graag nog een aantal tips mee bij het aanpassen van de voorbeeldtoetstaken in functie van uw eigen klaspraktijk.
Wat het thema van de toetstaak betreft, kan u natuurlijk eindeloos variëren. We willen er wel op wijzen dat het belangrijk is een thema te kiezen dat voor de cursisten vertrouwd is, zodat voor het maken van de toets geen specifieke voorkennis vereist is. U kan de moeilijkheidsgraad van een toets beïnvloeden door de volgende vier parameters aan te passen: - het verwerkingsniveau: een toets op beschrijvend niveau is gemakkelijker dan een toets op structurerend niveau. - het publiek tot wie de cursist zich moet richten: zichzelf, bekende of onbekende taalgebruiker. Voor jezelf iets opschrijven is gemakkelijker dan een briefje schrijven naar iemand die je niet kent. - de tekstsoorten en -clusters: het kan hier bijvoorbeeld gaan om een kort briefje, een uitgebreide brief of het noteren van een aantal steekwoorden, het geven van een instructie,... . Een overzicht van de tekstsoorten en tekstclusters die u voor Richtgraad 1 kan gebruiken vindt u in de DVO-map op p. 21. - de tekstkenmerken: het gaat hier onder andere over de manier waarop de tekst geformuleerd is (eenvoudig of complex), hoe lang de tekst is, of er visuele ondersteuning gegeven wordt of niet, enz. Een overzicht van de tekstkenmerken die door de DVO zijn vastgelegd vindt u in de map ‘Opleidingsprofielen Moderne Talen. Voorbeeldmateriaal bij de specifieke eindtermen’. Voor Niveau 1.1 vindt u de tekstkenmerken terug op p. 53, voor Niveau 1.2 op p. 67. Door de parameters van de voorbeeldtoetstaken te veranderen, kan u de toetsen gemakkelijker of moeilijker maken. We geven ter verduidelijking een voorbeeld. Toetstaak 7 ‘Schoolreis’ (voor Niveau 1.2) is in het voorbeeldpakket uitgewerkt als een toetstaak op het structurerend niveau. Indien u de toetstaak gemakkelijker wil maken en het verwerkingsniveau wil veranderen naar het beschrijvend niveau, kan u als volgt te werk gaan. U laat de informatie over het eerste, tweede en derde leerjaar vallen. U stelt de vragen in dezelfde volgorde als ze in de tekst aan bod komen en u Handleiding Richtgraad 1
41
zorgt ervoor dat de cursisten geen verbanden moeten leggen tussen delen van de tekst om de vragen op te lossen. Het begrijpen van de tekst kan u gemakkelijker maken door een aantal tekeningen toe te voegen die weergeven waarover de tekst gaat. In dit geval kan u bijvoorbeeld een tekening van een trein en van een strand opnemen.
Als u aanpassingen aanbrengt aan de voorbeeldtoetstaken is het belangrijk na te gaan of uw toets nog voldoende betrouwbaar en valide is. Richtlijnen en suggesties met betrekking tot het betrouwbaar en valide toetsen vindt u van pagina 44 tot en met 49 van deze handleiding.
Naast het aanpassen van de voorbeeldtoetstaken voor Richtgraad 1 aan uw klaspraktijk, is ons materiaal ook bedoeld als voorbeeld van good practice. De voorbeeldtoetstaken bevatten impliciet heel wat informatie met betrekking tot het ontwikkelen en inzetten van toetsen in uw klas. Daarom kan u het materiaal ook gebruiken als inspiratiebron om zelf toetsen te ontwikkelen en gebruiken. Op die manier kan u zich verder professionaliseren in de principes die aan de grondslag van goed toetsen liggen en deze omzetten in uw eigen toetspraktijk. Daarom vindt u in het volgende onderdeel richtlijnen en aandachtspunten met betrekking tot het ontwikkelen van een goede toets.
Handleiding Richtgraad 1
42
HOE ONTWIKKEL IK ZELF EEN GOEDE TOETS?
Handleiding Richtgraad 1
43
1. Vier toetsprincipes als rode draad 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Hoe zorg ik ervoor dat mijn toets valide is? Hoe zorg ik ervoor dat mijn toets betrouwbaar is? Hoe zet ik mijn toets efficiënt in? Hoe hou ik rekening met de impact van mijn toets op de leerder en het onderwijs? De perfecte toets: een illusie
2. Stappenplan voor het ontwikkelen van een toets 3. Aandachtspunten bij productieve toetsen
Handleiding Richtgraad 1
44
1. Vier toetsprincipes als rode draad Bij het ontwikkelen van een toets is het belangrijk rekening te houden met de volgende toetsprincipes: validiteit, betrouwbaarheid, efficiëntie en impact. Opdat de resultaten van een cursist op een toets een zo reëel mogelijk beeld zouden geven van zijn (taal)vaardigheid, is het noodzakelijk dat de toets zo valide en betrouwbaar mogelijk is en dat ze efficiënt wordt ingezet. Bovendien moet ook rekening gehouden worden met de impact die de toets heeft op de leerder en het onderwijs. Omdat deze toetsprincipes in elke stap van de ontwikkeling van een toets belangrijk zijn, nemen we deze principes in een aparte paragraaf op. Het is wel de bedoeling dat, indien u gebruikt maakt van het stappenplan in punt twee, u bij elke stap ook aandacht besteedt aan het verhogen van de validiteit, betrouwbaarheid en efficiëntie van de toets die u ontwikkelt en dat u rekening houdt met de impact van uw toets. In dit onderdeel bekijken we de vier toetsprincipes van naderbij. We leggen telkens uit wat onder elk principe verstaan wordt. Daarna reiken we, aan de hand van voorbeelden, tips en suggesties aan om de validiteit, betrouwbaarheid en efficiëntie van uw toets te verhogen.
1.1
Hoe zorg ik ervoor dat mijn toets valide is?
Met validiteit wordt bedoeld dat u met de toets meet wat u wil meten. In het geval van de toetstaken voor Richtgraad 1.1. en 1.2. meet u waar een cursist staat in verhouding tot de eindtermen. We geven u een aantal tips mee met betrekking tot hoe u de validiteit van een toets kan verhogen. Ter verduidelijking geven we telkens een aantal voorbeelden. Tip 1: Expliciteer wat u met uw toets wil meten. Als voorbeeld geven we een schrijftoets. Deze komt niet uit het takenpakket voor Richtgraad 1. Schrijfvaardigheid: over de tijd Vul zelf de juiste tijd aan: 1. In de zomer ……………………………………………………………………………………….. 2. Elke morgen……………………………………………………………………………………….. 3. Gisteren……………………………………………………………………………………………. 4. Volgend jaar……………………………………………………………………………………….. Score:
/10
Handleiding Richtgraad 1
45
Om na te gaan of deze toets valide is, moeten we nagaan of deze toets meet wat ze wil meten. Op deze vraag kunnen we hier echter geen antwoord geven, omdat het onduidelijk is wat de bedoeling van deze toets is. Het is onduidelijk wat de cursisten hier moeten doen. Daarom kunnen we in dit geval geen uitspraak over de validiteit doen. Een eerste stap in het ontwikkelen van een valide toets is dan ook het expliciteren van wat u met de toets wil meten. Want pas wanneer u weet wat u wil meten, kan u nagaan of u het met de toets ook meet. In stap 1 van het stappenplan, op p. 51 van deze handleiding, komt dit item uitgebreid aan bod.
Tip 2: Zorg ervoor dat uw toets meet wat u wil meten. Meet geen andere dingen. Ter verduidelijking geven we twee voorbeelden, die opnieuw niet in het pakket voor Richtgraad 1 werden opgenomen. Voorbeeld 1 Een docent NT2 laat zijn cursisten een liedje op cassette beluisteren. De cursisten krijgen de tekst van het liedje waarin verschillende woorden zijn weggelaten. Ze moeten in de ‘gaten’ de juiste woorden invullen. De resultaten van deze toets zullen niet noodzakelijk een realistisch beeld geven van de luistervaardigheid van de cursisten. We zijn er immers niet zeker van of de cursisten de woorden kunnen invullen omdat ze de tekst begrepen hebben, of omdat ze zich de woorden herinneren. Omdat het gevaar bestaat dat deze toets eerder het geheugen van de cursisten test, heeft men voor de validiteit van de toets niet veel garanties. Voorbeeld 2 Toets spreken: naar de bakker Doelstelling: de cursist kan zijn noden en wensen duidelijk maken aan iemand die hij niet kent. Opdracht: de cursist gaat naar de bakker om een groot bruin, gesneden brood te kopen. Hij weet dat hij in deze opdracht Nederlands moet spreken en dat de structuur van het gesprek er als volgt uitziet: hij moet zelf de bakker aanspreken, zijn bestelling doen, vragen hoeveel hij moet betalen en het gesprek gepast afsluiten. Hij weet ook dat hij volledige zinnen moet spreken en dat hij zich niet mag beperken tot aanwijzen of gebarentaal. Rollenpatroon: de docent speelt de rol van de bakker, de cursist van de klant Beoordelingssleutel: de cursist voldoet aan de vier criteria die in de opdracht geformuleerd zijn.
De validiteit van deze toets kan beter worden gegarandeerd dan de test in voorbeeld 1. Het is duidelijk dat de opdracht meet wat in de doelstelling staat: indien de cursist erin slaagt een groot bruin, gesneden brood te bestellen - op de wijze die de opdracht voorschrijft - is hij in staat zijn noden en wensen duidelijk te maken aan iemand die hij niet kent. Omdat de cursist weet waarop hij gescoord zal worden, kan nagegaan worden of hij voldoende spreekvaardig is.
Handleiding Richtgraad 1
46
Tip 3: Maak ook aan de cursisten duidelijk op wat ze beoordeeld zullen worden Het is belangrijk dat ook de cursisten weten op wat ze getoetst zullen worden. Als je bijvoorbeeld wil meten of cursisten de informatie in een weerbericht op de radio begrijpen (luisteren) en ze hun antwoord moeten neerschrijven, is het belangrijk dat ze weten dat het om een luisteroefening en niet om een schrijfoefening gaat. Misschien hebben ze schrik om fouten te schrijven en concentreren ze zich daar teveel op, waardoor het luisteren in het gedrang komt. 1.2
Hoe zorg ik ervoor dat mijn toets betrouwbaar is?
Met betrouwbaarheid wordt bedoeld dat er op een objectieve manier gescoord wordt en de scores van de cursisten niet afhangen van toeval of externe factoren. Aan de hand van een aantal voorbeelden geven we tips met betrekking tot hoe u de betrouwbaarheid van uw toets kan verhogen. Tip 1: Zorg voor items/vragen die onderling onafhankelijk zijn Toets lezen: poezen te koop!!! Doelstelling: de cursist kan de informatie in een krantenbericht begrijpen. Instructie: Je leest in de krant de advertenties. Er staan vijf berichten in over een poes die je kan kopen. Lees de berichten op je blad. Er staan ook vijf foto’s van poezen op je blad. Deze foto’s hebben een nummer. Schrijf bij elk bericht welke foto de juiste poes toont.
In deze toets zijn de items onderling afhankelijk: wanneer een cursist een bericht bij een verkeerde foto plaatst zal hij dit automatisch ook voor een ander bericht doen. Om betrouwbaar te toetsen of een cursist voldoende taalvaardig is, moet hij de kans krijgen elke vraag goed te beantwoorden, los van het feit of hij de andere vragen juist of fout heeft beantwoord. U kan de items van deze toets onderling onafhankelijk te maken door per bericht drie of meer foto’s van poezen te geven. Indien een cursist bij het eerste bericht de verkeerde foto aangeeft, heeft dit geen invloed op zijn score op de overige items. Of u kan zorgen voor een groter aantal foto’s van poezen dan er berichten zijn. In dit geval vertelt u de cursisten dat het mogelijk is dat foto’s op meerdere berichten betrekking hebben. In het voorbeeldpakket zijn ook een aantal toetstaken opgenomen waarbij de afhankelijkheid van de items niet helemaal vermeden werd. Om te kunnen variëren in werkvormen hebben we ervoor gekozen deze toetstaken toch in het pakket op te nemen en de gevolgen van de itemafhankelijkheid voor de scores van de cursisten tot een minimum te herleiden.
Handleiding Richtgraad 1
47
In Toetstaak 49 (voor Niveau 1.1) ‘Hoe moet ik lopen?’ is het mogelijk dat wanneer een cursist éénmaal een fout maakt in de volgorde hij voor de rest van de items een nul scoort. Om dit te ondervangen letten we bij het scoren enkel nog op de volgorde waarin de cursist de tekeningen plaatst en niet meer op het juiste nummer dat bij een tekening moet staan. Een cursist die een fout gemaakt heeft en vanaf dat moment dus enkel nog foute nummers bij de tekeningen zal plaatsen, krijgt toch nog de maximumscore per item als hij de juiste volgorde van de tekeningen kiest.
Tip 2: Neem spreektoetsen op cassette op Een docent NT2 vertelt: ‘Als ik spreektoetsen afneem, neem ik de gesprekken altijd op. Op die manier moet ik pas achteraf punten geven aan de cursisten en kan ik mijn volle aandacht bij het gesprek houden. Het is ook gemakkelijker om alle cursisten op eenzelfde manier te beoordelen als je hen pas achteraf punten heeft.’
In deze beschrijving pleit de docent ervoor om bij het afnemen van spreektoetsen het gesprek op te nemen. Het is inderdaad gemakkelijker de cursist te beoordelen op zijn spreekvaardigheid als u achteraf nog eens rustig het gesprek kan beluisteren. Een gesprek verloopt immers vaak zo snel dat het soms moeilijk is achteraf nog na te gaan of een cursist een bepaald item aangehaald heeft of niet. Door nogmaals naar het gesprek te luisteren kan u dit op een objectieve manier nagaan en moet u geen gebruik maken van uw geheugen of intuïtie om de cursist te beoordelen. Bovendien is het op deze manier gemakkelijker alle cursisten op dezelfde manier te beoordelen en toevallige factoren zoals bijvoorbeeld vermoeidheid van de docent uit te schakelen. Tip 3: Vergroot de betrouwbaarheid van je toets door met zijn tweeën te beoordelen We laten hier opnieuw de docent NT2 aan het woord: ‘Bij de eindtoetsen werk ik altijd samen met mijn collega van de parallelklas. Zij luistert naar alle gesprekken van mijn cursisten en geeft hen een score. Ik doe hetzelfde met haar cursisten. Als we samen ongeveer tot dezelfde scores komen, weten we dat we redelijk objectief gescoord hebben. Als onze beoordeling sterk uiteenloopt, zoeken we samen naar de reden hiervoor.’
Niet alleen bij spreektoetsen, ook bij luister-, lees- en schrijftoetsen kan u de betrouwbaarheid nagaan door een andere docent de taalproductie van uw cursisten te laten beoordelen. Indien de twee beoordelingen niet ver uit elkaar lopen, mag u stellen dat uw toets betrouwbaar is. De scores van uw cursisten zijn dan immers geen toevallige scores: een andere docent komt tot ongeveer dezelfde beoordeling. Indien uw beoordeling sterk afwijkt van die van de andere docent, kan u samen nagaan waar het schoentje wringt. Op basis daarvan kan u uw beoordelingsmodel eventueel aanpassen.
Handleiding Richtgraad 1
48
Tip 4: Voorzie aan het begin van de toets een voorgesprek Zoals u zelf al ondervonden heeft, bestaan er grote verschillen tussen cursisten wat betreft hun culturele en schoolse achtergrond, kennis van de wereld, vertrouwdheid met toetsen en met het gehanteerde toetsformaat. U kan aan deze verschillen tegemoet komen door voor het geven van de eigenlijke toetsinstructies een voorgesprek in te bouwen. Op die manier wordt niet alleen het inlevingsvermogen van de cursisten vergroot, ook hun motivatie om de toets te maken en tot een goed einde te brengen kan hierdoor gestimuleerd worden. Tip 5: Formuleer de instructies en vragen zo eenvoudig en duidelijk mogelijk Het is belangrijk de instructies van een toets zo eenvoudig mogelijk te formuleren. Ze geven immers aan wat de cursisten in de toets moeten doen en mogen daarom geen drempel vormen waardoor de cursisten de vragen niet kunnen oplossen. Indien dit wel het geval is, leveren de sores op de toets geen betrouwbare informatie over de taalvaardigheid van de cursisten. Naast eenvoudig geformuleerd moeten de instructies ook ondubbelzinnig zijn zodat de cursisten duidelijk weten wat ze moeten doen en op welke manier. Het is hierbij wel belangrijk dat in de instructies geen oplossingen prijsgegeven worden. Ook de vragen in de toets zelf moeten eenvoudig en duidelijk zijn, zodat de cursisten ze zonder problemen begrijpen. Tip 6: Zorg voor voldoende vragen/opdrachten Het is belangrijk dat elke cursist voldoende kansen krijgt om zijn taalvaardigheid aan te tonen, zonder dat zijn score negatief wordt beïnvloed door toevalligheden zoals het plots binnenkomen van een persoon tijdens de toets, geluid op de speelplaats, een verstrooid moment, een verkeerd begrepen instructie,... . Om de invloed van dergelijke toevalligheden zoveel mogelijk in te perken, moet de toets voldoende vragen en opdrachten bevatten. De vraag waarbij een kandidaat door een toevalsfactor de mist ingaat, weegt bij twintig vragen veel minder door dan bij drie vragen. Tip 7: Zorg ervoor dat voorkennis geen rol speelt Het is belangrijk dat cursisten niet moeten of kunnen terugvallen op hun kennis van de wereld om de toets op te lossen, maar dat ze verplicht worden hun taalvaardigheid aan te tonen. Cursisten mogen bijvoorbeeld niet in staat zijn de juiste vakantiebestemming te kiezen in een reisbrochure op basis van hun kennis en zonder de informatie in die brochure te begrijpen. Of omgekeerd, cursisten moeten in staat zijn taken uit te voeren als ze het taalaanbod in de taak goed begrepen hebben. Extra kennis van de wereld mag geen vereiste zijn.
Handleiding Richtgraad 1
49
1.3.
Hoe zet ik mijn toets efficiënt in?
Omdat het niet de bedoeling is dat toetsen te veel onderwijstijd in beslag nemen, is het belangrijk uw toetsen op een efficiënte manier in te zetten. Dit betekent dat u op zo kort mogelijke tijd, zoveel mogelijk informatie over de taalvaardigheid van uw cursisten verzamelt en dat de toets praktisch in gebruik is. Een toets mag bijvoorbeeld niet te lang duren, want dan verliezen de cursisten hun concentratie en kunnen ze hun taalvaardigheid onvoldoende aantonen. Bij het efficiënt inzetten van toetsen moet u er wel over waken dat de twee andere toetsprincipes, validiteit en betrouwbaarheid, niet in het gedrang komen. Als u er bijvoorbeeld voor kiest de spreekvaardigheid van uw cursisten na te gaan door hen te laten opschrijven wat ze tijdens een gesprek zouden zeggen, wordt uw toets minder valide dan wanneer u kiest voor een gesprek met uw cursisten. Of indien u, zonder pauze te nemen, een spreektoets van uw cursisten afneemt, is dit misschien wel efficiënt, (op korte tijd hebt u een zicht op de spreekvaardigheid van al uw cursisten), maar de vraag is in hoeverre u nog objectief kan beoordelen. Toevallige factoren, zoals vermoeidheid, kunnen uw beoordeling beïnvloeden. Tip : kies voor de meest efficiënte werkvorm Omdat het efficiënt inzetten van een toets de validiteit en de betrouwbaarheid van uw toets kan verminderen, is het belangrijk te kiezen voor de werkvorm die rekening houdt met deze drie toetsprincipes. Bij spreektaken waarbij u de prestaties van 45 cursisten moet beoordelen, kan u er bijvoorbeeld voor kiezen de cursisten per twee met elkaar een gesprek te laten voeren. Op die manier kan u op kortere tijd meer cursisten beoordelen, meten wat u wil meten en de objectiviteit van uw beoordeling vergroten doordat u nu enkel de functie van beoordelaar op zich neemt en niet ook die van gesprekspartner. Een voorbeeld van deze werkvorm vindt u bij toetstaak 45: ‘Mijn vaderland’ (voor Niveau 1.2) 1.4 Hoe hou ik rekening met de impact van mijn toets op de leerder en het onderwijs? Wanneer een toets ontwikkeld is, moet ook bewust met de implementatie ervan omgegaan worden. Een toets is immers pas een goede toets als hij ook op een goede manier gebruikt wordt. Dit betekent dat rekening gehouden wordt met de impact van de toets op de leerder en het onderwijs. Een spreektoets op een goede manier inzetten betekent dan dat u rekening houdt met de impact die deze toets op uw cursisten heeft. Indien een cursist telkens opnieuw heel zwak scoort op spreektoetsen, kan u ervoor opteren hem tijdens de pauze te observeren en zo een beeld te vormen van zijn taalvaardigheid. Door deze cursist niet binnen een toetssetting te beoordelen, maar in een meer natuurlijke omgeving, krijgt u misschien een realistischer beeld van zijn taalvaardigheid. Het is immers niet onmogelijk dat de cursist ten gevolge van stress zwak scoort op spreektoetsen en niet omdat hij niet vaardig is in het spreken van Nederlands. Voor meer informatie over de Handleiding Richtgraad 1
50
impact van toetsen op de lerende verwijzen we naar het onderdeel ‘Hoe ga ik ethisch om met toetsen?’ van pagina 9 tot en met 17 van deze handleiding. Naast de impact op de leerder, kunnen toetsen ook een impact op het onderwijs hebben. Indien tijdens de lessen de cursisten teveel voorbereid worden op datgene wat ze in de testen moeten doen, nemen toetsen veel van de onderwijstijd in beslag.
1.5
De perfecte toets: een illusie
We willen er nog even op wijzen dat het onmogelijk is een perfecte toets te ontwikkelen. Net omdat de vier toetsprincipes zich in een spanningsveld ten opzichte van elkaar bevinden, is het onmogelijk een toets te ontwikkelen die tegelijkertijd perfect valide, betrouwbaar en efficiënt is en waarvan de impact op de lerende en het onderwijs positief is. Er moet natuurlijk wel naar gestreefd worden de toetsprincipes zoveel mogelijk te realiseren, maar men moet er zich van bewust blijven dat perfectie in dit geval onmogelijk is.
Handleiding Richtgraad 1
51
2.
Stappenplan voor het ontwikkelen van een toets
In dit deel bieden we een stappenplan aan dat u kan gebruiken bij het ontwikkelen van een toets. Ter verduidelijking passen we elke stap toe op de ontwikkeling van een concrete toets. Doorheen de verschillende stappen werken we ook een voorbeeld uit. Dit is geen volwaardige toets (er zijn bijvoorbeeld te weinig items), maar net als de toetstaken in het pakket, een voorbeeldtoetstaak.
Stap 1: Bepaal waarom en wat u wil meten 1.1
Waarom wil u een toets afnemen?
Voor u van start gaat met het bedenken van een toets, is het essentieel eerst stil te staan bij de vraag waarom u wil toetsen. U bepaalt met andere woorden de functie van uw toets. Gaat het om een toets die dient als een tussentijdse evaluatie? Of is het de bedoeling op basis van de toetsresultaten cursisten al dan niet te laten overgaan naar een hoger niveau? De reden waarom u een toets afneemt, heeft belangrijke consequenties voor de vorm waarin ze gegoten wordt. Zoals we in de rubriek ‘Hoe ga ik ethisch om met toetsen?’ al opmerkten is het belangrijk dat ook de cursist zelf weet waarom hij getest wordt en welke beslissingen eventueel op basis van zijn resultaten genomen zullen worden. Door vooraf te expliciteren waarom u wil toetsen, vermijdt u dat er achter uw toets een verborgen agenda schuilt en ze niet wordt ingezet waarvoor ze uiteindelijk bedoeld is, namelijk het testen van de (taal)vaardigheid van uw cursisten. Toepassing De bedoeling van de voorbeeldtoetstaken is na te gaan hoe een cursist zich verhoudt ten opzichte van de eindtermen. 1.2
Wat wil u met de toets meten?
Als u weet waarom u wil toetsen, kan u bepalen wat u met de toets wil meten: wat is de inhoud of de doelstelling van uw toets? Het is belangrijk hierbij rekening te houden met de doelgroep voor wie de toets bestemd is. In welke situaties moeten zij Nederlands gebruiken? Moeten zij zich in het dagelijks leven vooral mondeling kunnen uitdrukken? Over welke schrijfvaardigheden moeten zij beschikken? Vanaf welk niveau moet een anderstalige een bericht in de krant feilloos kunnen lezen en begrijpen? Deze en andere vragen doen u stilstaan bij wat een cursist op een bepaald moment in zijn verwerving van de Nederlandse taal zou moeten kunnen. Bij het ontwikkelen van een goede toets is het goed hier aandacht aan te besteden. De toets is immers geen doel op zich, maar een middel om na te gaan of een cursist een bepaald doel bereikt heeft of niet.
Handleiding Richtgraad 1
52
Tip: U kan de inhoud van uw toets bepalen door een aantal parameters te concretiseren. - het niveau waarop de cursist de informatie moet verwerken - het publiek dat bij het uitvoeren van de taak betrokken is: de cursist zelf, een bekende of onbekende taalgebruiker. - het soort tekst dat in de toetstaak gebruikt wordt. - de kenmerken van de tekst die in de toetstaak gebruikt wordt - de context waarin de toetstaak zich afspeelt. Voor meer uitleg over deze parameters verwijzen we naar pagina 40 van deze handleiding Toepassing De voorbeeldtoetstaken van Richtgraad 1, Niveau 1.1. en 1.2. zijn zoals al gezegd opgesteld door de Dienst voor Onderwijsontwikkeling. Voor elk niveau werden per vaardigheid een aantal eindtermen vooropgesteld. In elke eindtermen komen een aantal parameters in een bepaalde vorm terug. Daarnaast heeft de DVO ook de contexten die relevant zijn voor Richtgraad 1 vastgelegd. Deze kan u hanteren om inspiratie op te doen bij het bepalen van wat u met uw toets wil meten. U vindt de contexten netjes op een rij terug op pagina 24 van deze handleiding. Om de volgende stappen in het ontwikkelen van een goede toetstaak te illustreren, hebben we één eindterm uit Richtgraad 1, Niveau 1.1. gekozen. Vanuit deze eindterm concretiseren we elke stap in het stappenplan om uiteindelijk tot een adequate toets te komen. Als doelgroep voor de toets nemen we een cursistengroep van 15 mensen (10 vrouwen en 5 mannen). De leeftijd van de cursisten schommelt tussen de 25 en de 50 jaar. Sommige cursisten werken, andere zijn werkloos of huisvrouw. Meer concreet zal de vierde eindterm voor lezen in een toetstaak gegoten worden. Volgens deze eindterm moet de cursist op het einde van Richtgraad 1.1. voor lezen onder andere het volgende kunnen: ‘De cursist kan de informatie overzichtelijk ordenen in persuasieve teksten zoals een uitnodiging, een voorstel en een oproep.’ We willen hierbij nog opmerken dat het ontwikkelen van een toets in de praktijk vaak zal bestaan uit het uitwerken van een aantal toetstaken waaraan meer dan één eindterm verbonden is. Voor een volwaardig examen of toets kunnen dus meerdere doelstellingen samen in één geïntegreerde taak uitgewerkt worden.
Handleiding Richtgraad 1
53
Stap 2: Denk na over situaties waarin datgene wat u wil meten in de realiteit voorkomt. Selecteer de voor de cursisten meest relevante situatie. Zet de functionele en communicatieve handelingen die mensen in deze situatie stellen op een rijtje. Nadat u de inhoud van uw toets hebt vastgelegd, gaat u na in welke situaties van het dagelijks leven datgene wat u met uw toets wil meten, voorkomt. Indien u bijvoorbeeld wil nagaan of de cursisten voor zichzelf een boodschap kunnen noteren (inhoud of doelstelling van uw toets) gaat u na wanneer mensen dit in het echte leven doen. Het is hierbij belangrijk rekening te houden met de voorkennis en leefwereld van de cursisten. Een toets die gebaseerd is op een situatie die voor de cursisten totaal onbekend is, werkt demotiverend, omdat de cursisten er het nut niet van inzien. Bovendien kunnen cursisten door de onbekendheid met de situatie afgeschrikt worden. Deze belemmerende factoren kunnen ervoor zorgen dat de scores van de cursisten geen reële weerspiegeling zijn van hun taalvaardigheid. Bij het selecteren van een situatie voor uw toets, kan u inspiratie vinden bij de contexten die door de DVO voor Richtgraad 1 werden geselecteerd. U vindt ze in de DVOmap en in deze handleiding op pagina 24. We willen hier nog opmerken dat het natuurlijk onmogelijk is een situatie te kiezen die voor al uw cursisten even vertrouwd is. U kan hieraan tegemoet komen door uw toets ofwel af te stemmen op de situaties waarin de meeste cursisten vertrouwd zijn of door paralleltoetsen te ontwikkelen en te variëren in thema/situatie. In dit laatste geval zijn de toetsen even moeilijk, maar krijgt elke cursist de test die het meest aansluit bij zijn leefwereld. Toepassing In het geval van ons voorbeeld gaan we in deze stap na in welke situaties de cursisten te maken krijgen met een persuasieve tekst zoals een uitnodiging, een voorstel en een oproep. Hierbij kan je bijvoorbeeld denken aan de uitnodiging voor een trouwfeest, een voorstel van een collega om samen te lunchen of een oproep om te gaan stemmen. Als we het profiel van de cursisten voor wie we deze toetstaak maken bekijken, lijkt de eerste situatie (de uitnodiging voor een trouwfeest) de meest geschikte. Omdat er een aantal cursisten werkloos zijn kan het voor hen moeilijk zijn zich in een werksituatie in te leven en de toets tot een goed einde te brengen. Ook de oproep om te gaan stemmen is in dit geval minder geschikt omdat een aantal van de cursisten geen Belg is. Na het selecteren van de meest geschikte situatie, is de volgende stap het bepalen van de functionele en communicatieve handelingen die mensen in deze situatie stellen. Dé vraag luidt hierbij: wat moet je in de realiteit in deze situatie met de (Nederlandse) taal doen? Het is belangrijk dat de taalvaardigheden die een cursist nodig heeft om een toetstaak op te lossen overeenstemmen met datgene wat hij zou moeten doen indien hij in het dagdagelijks leven in diezelfde situatie zou moeten functioneren. Als vragen en opdrachten weinig tot niets te maken hebben met de taalhandelingen die iemand in een bepaalde situatie moet stellen, komen ze onnatuurlijk en Handleiding Richtgraad 1
54
irrelevant over. Bovendien zijn ze voor de cursisten minder motiverend omdat het nut van dergelijke opdrachten voor hen niet duidelijk is. Toepassing Wat ons voorbeeld betreft, moeten we dus nagaan welke taalhandelingen iemand stelt die een uitnodiging voor een trouwfeest heeft ontvangen. Dit zijn onder andere deze handelingen: - je leest de uitnodiging - je kijkt in je agenda of je de dag van het huwelijk vrij bent - indien wel, noteer je op de juiste dag dat je naar een huwelijk moet (in de lijn van ‘huwelijk/trouwfeest Marianne en Evert’) - je noteert ook het uur dat de huwelijksmis begint, het uur dat het feest begint, het adres van de kerk en van de zaal waar het feest doorgaat. - je schrijft ook op dat je voor een bepaalde datum moet verwittigen door bv. te bellen naar de bruid of bruidegom
Stap 3: Verzamel materiaal voor uw toets Na het op een rijtje zetten van de taalhandelingen die mensen in een vooropgestelde situatie stellen, is het goed op zoek te gaan naar materiaal dat relevant is voor de situatie die u hebt geselecteerd. Hiervoor hoeft u natuurlijk niet te wachten tot u stap 2 volledig doorlopen hebt: het bekijken van materiaal kan net helpen bij het beschrijven van de functionele en communicatieve handelingen die mensen in die situatie stellen. Voor het verzamelen van het toetsmateriaal geven we nog een aantal tips en suggesties mee: Tip 1: Zorg voor een zo natuurlijk mogelijk taalaanbod Gebruik in uw toetsen zo natuurlijk en motiverend mogelijk taalaanbod dat relevant is voor de doelgroep en voor de opdracht die u wil gebruiken. Laat het taalaanbod in de toets zoveel mogelijk aansluiten bij de leefwereld van de cursisten en bij de situaties waarin ze met het Nederlands geconfronteerd zullen worden. De term ‘taalaanbod’ wordt hier in heel brede zin gebruikt: het kan gaan over geschreven of mondelinge teksten, maar ook over schematische of geformaliseerde voorstellingen met woorden zoals een tekening met tekst, een treintabel, een menukaart, enz. Belangrijk hierbij is dat het aanbod voldoende talige informatie bevat, zodat cursisten niet enkel losstaande woorden of zinnen moeten begrijpen. Tip 2: Gebruik authentiek of semi-authentiek materiaal Het gebruik van authentiek of semi-authentiek materiaal kan bijdragen tot het verhogen van de motivatie van de cursisten en van de relevantie van de toets.
Handleiding Richtgraad 1
55
Vaak kan u materiaal gebruiken in zijn oorspronkelijke, dus authentieke vorm: u kan bijvoorbeeld een omroepbericht in een station, een radioprogramma, een tekst uit een brochure,... overnemen in zijn bestaande vorm. Soms is het nodig om het materiaal te bewerken door bijvoorbeeld een erg lange tekst in te korten. In dit geval gaat het dus om semi-authentiek materiaal. Om te vermijden dat cursisten een toets kunnen oplossen op basis van wat ze zich uit de les herinneren en om hun motivatie te prikkelen, is het beter om in de toets een tekst te gebruiken die nog niet in de les aan bod gekomen is. Indien u bijvoorbeeld in de les een tekst gelezen hebt rond het thema sorteren, en u wil rond ditzelfde thema een toets afnemen, is het af te raden dezelfde tekst voor de test te gebruiken. Cursisten kunnen immers op basis van hun geheugen komen tot goede antwoorden. In dit geval komt opnieuw de validiteit van uw toets in het gedrang: u test niet zozeer de leesvaardigheid maar eerder het geheugen van uw cursisten. Tip 3: Pas de moeilijkheidsgraad van uw toets aan als hij voor een tussentijdse evaluatie bedoeld is Het is belangrijk dat de moeilijkheidsgraad van de toetstaak aansluit bij wat de cursisten op dat moment verondersteld worden aan te kunnen. Tijdens een evaluatiemoment geconfronteerd worden met een opdracht die te moeilijk is, is erg demotiverend. Criteria die kunnen helpen bij het bepalen van de moeilijkheidsgraad van een tekst zijn onder andere de lengte, het woordgebruik, de zinsconstructies, de structuur en het tempo (bij luisterteksten). Ook de parameters: publiek, verwerkingsniveau, enz. kunnen aangepast worden zodat de toets gemakkelijker of moeilijker wordt. Meer informatie met betrekking tot aan welke kenmerken het materiaal op het einde van Niveau 1.1 en 1.2 moet voldoen, vindt u in de DVOmap op pagina 67,70,72 en75). Voor het ontwikkelen van materiaal van tussentijdse toetsen, kan u, zoals al gesteld, de paramaters van de eindtermen enigszins aanpassen zodat de toets minder moeilijk wordt. Informatie en inspiratie hiervoor vindt u in deze handleiding op pagina 40. Ter verduidelijking geven we nog een voorbeeld over hoe u een toets voor uw cursisten moeilijker kan maken. In het pakket vindt u bij de eindterm lezen een toets waarbij de cursisten informatie in een uitnodiging moeten begrijpen. (Niveau 1.2, toetstaak 9). De tekst is geschreven door een buurtbewoner van de cursist. U kan deze toetstaak moeilijker maken door de tekst te vervangen door een uitnodiging voor het personeelsfeest van het werk van de cursist. De tekst is dan geschreven door de directeur en de gebruikte taal van formelere aard en daarom moeilijker.
Handleiding Richtgraad 1
56
Toepassing Wat ons voorbeeld betreft, kan u best vertrekken vanuit een bestaande uitnodiging voor een trouwfeest (met daarbij dus ook een apart kaartje voor de receptie en/of het avondfeest). Natuurlijk moeten woorden of zinnen die te moeilijk zijn aangepast worden aan het niveau van uw cursisten. De tekst in het voorbeeld kan er dan als volgt uit zien:
Ali en Marta Maertens-Lejeun Zandstraat 45 9000 Gent
Paulo en Maria Dubois-Choua Winterstraat 36 9000 Gent
nodigen u van harte uit op de huwelijksmis van Marianne Maertens en Evert Dubois Op zaterdag 15 april Om 14u30 In de Heilig Hart Kerk van Gent (Kerkplein 15)
U en uw partner worden van harte uitgenodigd op ons avondfeest. U wordt om 21 uur verwacht in zaal ‘De tortelduifjes’ Graag een seintje vóór 7 april. Telefoon Marianne: 09/78.65.32 of Evert: 0489/12.36.49 Feestadres: De tortelduifjes, Marktstraat 63, 9000 Gent
Handleiding Richtgraad 1
57
Stap 4: Stel de instructies en de vragen op. Bij het opstellen van de instructies en de vragen spelen de toetsprincipes validiteit en betrouwbaarheid een cruciale rol. Van pagina 44 tot 51 van deze handleiding vindt u een overzicht van hoe u bij het opstellen van de instructies en vragen rekening kan houden met de validiteit en de betrouwbaarheid van uw toets. Bovendien is het belangrijk rekening te houden met het feit dat u de cursisten enkel kan beoordelen op de dingen die u effectief gevraagd hebt. Als u bijvoorbeeld de cursisten een tekstje wil laten schrijven over wat ze in hun vrije tijd doen en u vermeldt niet dat ze volledige zinnen moeten schrijven, dan kan u cursisten die steekwoorden opschrijven geen lagere score geven. Toepassing De instructie en vragen in ons voorbeeld zien er als volgt uit: ‘Je vrienden Marianne en Evert gaan trouwen. Je hebt een uitnodiging en een kaartje voor het avondfeest gekregen. Lees de uitnodiging en het kaartje. Vul daarna volgende dingen in je agenda: - op de dag van het huwelijk: ‘trouwfeest Marianne en Evert’ - het uur van de mis - het uur van het avondfeest - het adres van de feestzaal - het telefoonnummer dat je moet bellen om te zeggen dat je komt Je krijgt voor deze taak 20 minuten. Veel succes!!!’ Opmerking In deze toetstaak moeten de cursisten via een schriftelijke output aantonen dat ze de informatie in een huwelijksuitnodiging begrepen hebben. Wanneer cursisten de info daadwerkelijk begrepen hebben, kunnen ze de gegevens letterlijk overnemen. Juist daarom vormt schrijven hier geen belemmering voor het toetsen van de leesvaardigheid van de cursisten.
Handleiding Richtgraad 1
58
Stap 5: Zorg voor een beoordelingssleutel/beoordelingsmodel Om achteraf objectief te kunnen beoordelen, is het handig na het opstellen van de vragen en de instructies te zorgen voor een beoordelingssleutel of beoordelingsmodel. Hierin kan u een overzicht geven van de antwoorden die als juist worden aangerekend. Het is belangrijk vooraf zo strikt mogelijk aan te geven wat u als goed en wat als fout zal beoordelen. Zeker bij productieve taken is het goed vooraf een minimumvereiste van een goed antwoord vast te leggen. Op die manier kan u sneller en efficiënter verbeteren. Dit komt natuurlijk ook de objectiviteit van het scoren ten goede. Voor de wijze waarop u toetsresultaten het best kan beoordelen en interpreteren, verwijzen we naar het desbetreffende onderdeel van deze handleiding (van pagina 70 tot 75). Toepassing De beoordelingssleutel in ons voorbeeld ziet er als volgt uit: Inhoud Vraag 1:
Vraag 2:
de cursist noteert ‘huwelijk Marianne en Evert’ op de juiste dag in zijn agenda Minimumvereiste: ‘Marianne en Evert trouwen’ (indien de cursist op de verkeerde dag noteert, krijgt hij score nul voor dit item)
1
de cursist noteert het juiste uur van de mis Minimumvereiste: 14 uur (‘h’ of ‘u’ wordt hier ook goed gerekend. ‘14’ niet)
1
de cursist noteert het juiste uur van het avondfeest Minimumvereiste: 21 uur (‘h’ of ‘u’ wordt hier ook goed gerekend. ‘21’ niet)
1
Vraag 4:
de cursist noteert het juiste adres van de feestzaal Minimumvereiste: ‘Zwalmstraat 16’
1
Vraag 5:
de cursist noteert het juiste telefoonnummer Minimumvereiste: 02/89.76.45
1
Vraag 3:
Vorm Het aantal fouten dat de cursist schrijft is aanvaardbaar. De fouten zijn
1
niet hinderlijk in het begrijpen van wat de cursist bedoelt. De ‘tekst’ is eenvoudig gestructureerd: de cursist springt niet van de hak op de tak. of
OF: De cursist schrijft (heel) veel fouten en/of de fouten die hij maakt belemmeren het begrijpen van wat hij bedoelt. De tekst is niet logische opgebouwd: de cursist springt van de hak op de tak en het is moeilijk de
0
logica te volgen. 5
Totaal
Handleiding Richtgraad 1
59
Bij productieve vaardigheden ziet het beoordelingsmodel er iets anders uit dan bij receptieve vaardigheden. Het is hierbij vooral van belang vooraf goed af te bakenen wat u als een goed en wat als een fout antwoord zal beoordelen. We geven een voorbeeld. In het takenpakket voor Niveau 1.2 vindt u bij schrijven de toetstaak ‘Oost west thuis best’ (nummer 22). In deze taak moeten de cursisten een beschrijving geven van hun woning. Ze moeten drie dingen over hun huis schrijven. In de instructies wordt vermeld dat ze volledige zinnen moeten schrijven.
Handleiding Richtgraad 1
60
Het beoordelingsmodel van deze toetstaak ziet er als volgt uit: Toetsitems
Score
Preconditie De cursist geeft een beschrijving die in relatie staat tot de opdracht. De tekst moet minimaal uit twee zinnen bestaan. Inhoud Item 1.
De cursist geeft een eerste beschrijving van zijn huis, of een deel
1
van zijn huis. (Beschrijvingen m.b.t. het aantal personen dat in het huis van de cursist woont, worden ook als goed aangerekend.) Item 2.
De cursist geeft een tweede beschrijving van zijn huis, of een deel van zijn huis.
Item 3.
De cursist geeft een derde beschrijving van zijn huis, of een deel van zijn huis.
1
1
Vorm De cursist maakt eenvoudige korte zinnen, minimaal een onderwerp en persoonsvorm. De zinnen mogen op dit niveau nog af en toe fouten bevatten zoals: spellingsfouten, fouten tegen de woordvolgorde,... . De fouten die
1
gemaakt worden, hebben geen systematisch karakter; er worden niet steeds dezelfde fouten gemaakt EN de boodschap die de cursist met de tekst wil overbrengen, blijft ten alle tijde en voor iedereen duidelijk begrijpbaar. OF: De cursist formuleert zinnen, maar maakt systematisch dezelfde fouten, bijvoorbeeld tegen de woordvolgorde, vervoeging,.... OF/EN de cursist maakt
of 0,5
veel fouten, maar de boodschap is nog steeds duidelijk begrijpbaar. OF: De cursist formuleert onvolledige zinnen of beperkt zich tot enkele losse woorden. Hij herhaalt enkel de instructie of kan helemaal geen antwoord geven. De boodschap is hier en daar onduidelijk/niet begrijpbaar. Totaal
of 0
4
Handleiding Richtgraad 1
61
De beoordeling begint met het nagaan of de cursist aan de preconditie voldaan heeft. Indien een cursist bijvoorbeeld over zijn hobby’s schrijft, wordt zijn prestatie niet verder beoordeeld, omdat hij niet aan de preconditie voldoet. Daarna wordt de tekst van de cursist beoordeeld op de inhoud en de vorm. Wat de inhoud betreft, worden alle beschrijvingen goedgekeurd die over het huis of een deel van het huis van de cursist handelen. ‘Ik heb een grote slaapkamer’ maar ook ‘Ik heb lederen zetels’ worden dus als goede antwoorden beschouwd. Hoe de cursist deze beschrijvingen noteert, heeft geen enkel belang op zijn score op de inhoud. Zolang duidelijk blijft dat hij een beschrijving geeft over zijn huis, krijgt hij zijn punten. De beoordeling van de vorm verloopt volgens drie categorieën. Cursisten die weinig fouten schrijven en volledige zinnen maken, krijgen de totaalscore. Cursisten die systematisch dezelfde fouten schrijven krijgen een half punt, op voorwaarde dat de boodschap, ondanks deze fouten, nog altijd begrijpbaar blijft. Cursisten die losse woorden schrijven of helemaal geen antwoord geven, krijgen score nul.
Handleiding Richtgraad 1
62
Stap 6: Stel het toetsblad voor de cursisten op Na het opstellen van de vragen en het beoordelingsmodel is de laatste stap het opmaken van het toetsblad voor de cursisten. Hierbij is het belangrijk de instructie, die u mondeling hebt overgebracht, ook op het toetsblad te noteren. Op die manier kunnen de cursisten ook tijdens het maken van de toets teruggrijpen naar de instructie als ze plots niet meer weten wat ze moeten doen. Naast de instructie moeten natuurlijk ook de vragen op het blad opgenomen worden en in het geval van een leestaak ook de leestekst. Bij dit laatste is het aangewezen de leestekst en de vragen op een apart blad aan te brengen. Op die manier kan de cursist gemakkelijker werken doordat hij de vragen naast de leestekst kan leggen. Op de volgende pagina’s ziet u hoe het toetsblad van de cursisten er kan uitzien.
Handleiding Richtgraad 1
63
Naam: Datum:
Toets Je vrienden Marianne en Evert gaan trouwen. Je hebt een uitnodiging en een kaartje voor het avondfeest gekregen. Lees de uitnodiging en het kaartje. Vul daarna volgende dingen in je agenda: - op de dag van het huwelijk: ‘trouwfeest Marianne en Evert’ - het uur van de mis - het uur van het avondfeest - het adres van de feestzaal - het telefoonnummer dat je moet bellen om te zeggen dat je komt Je krijgt voor deze taak 20 minuten. Veel succes!!!’ Ali en Marta Maertens-Lejeune Zandstraat 45 9000 Gent
Paulo en Maria Dubois-Choua Winterstraat 36 9000 Gent
nodigen u van harte uit op de huwelijksmis van Marianne Maertens en Evert Dubois Op zaterdag 15 april Om 14u30 In de Heilig Hart Kerk van Gent (Kerkplein 15)
U en uw partner worden van harte uitgenodigd op ons avondfeest. U wordt om 21 uur verwacht in zaal ‘De tortelduifjes’ Graag een seintje vóór 7 april. Telefoon Marianne: 09/78.65.32 of Evert: 0489/12.36.49 Feestadres: De tortelduifjes, Marktstraat 63, 9000 Gent
Handleiding Richtgraad 1
64
Je agenda 3 april
4april
5april
6april
7april
8april
9april
10april
11april
12april
13april
14april
15april
16april
Handleiding Richtgraad 1
65
3.
Aandachtspunten bij productieve toetsen
Omdat het ontwikkelen van toetsen voor de productieve vaardigheden spreken en schrijven een aantal specifieke aandachtspunten vraagt, zetten we hier vijf tips op een rijtje. Tip 1: Zorg ervoor dat de opdracht zo authentiek mogelijk is Laat de cursisten iets zeggen of schrijven wat ze ook in hun dagelijks leven in het Nederlands moeten kunnen zeggen of schrijven. Voorbeelden hiervan zijn: een brief beantwoorden van een vriend in het buitenland, persoonlijke gegevens invullen op een formulier, een telefonische afspraak maken bij de dokter, hulp vragen aan een vriend om te helpen verhuizen,... . Wat de spreektaken betreft, moet vermeden worden dat cursisten zich kunnen uitdrukken via gebarentaal of met losse woorden. Op die manier wordt het immers moeilijk na te gaan of iemand in staat is Nederlands te schrijven of te spreken. Tip 2: Zorg voor oefeningen die voldoende taal genereren Op die manier kan u een betrouwbaar oordeel vellen over de prestaties van de cursisten. Het is met andere woorden aangewezen geen opdrachten te geven waarbij de cursisten zich voor het antwoord tot één woord kunnen beperken. Invuloefeningen zijn bijvoorbeeld minder geschikt om te meten of iemand in staat is Nederlands te schrijven. Wat spreken betreft, is het belangrijk dat de cursist zelf zoveel mogelijk aan het woord is. Bij een dialoog neemt u als docent dan ook best de rol op van de persoon die het minst moet spreken. Indien u bijvoorbeeld een dialoog wil simuleren tussen een dokter en zijn patiënt, is het beter dat de cursist de rol van patiënt op zich neemt, omdat deze, in de meeste gevallen, het meest aan bod moet komen. Een bijkomende reden is natuurlijk dat het voor de cursist motiverender en herkenbaarder is zich in de rol van patiënt in te leven. Tip 3: Zorg voor oefeningen die de kandidaat niet té veel vrijheid laten Zo geeft u zichzelf houvast voor de beoordeling (zie ook tip 4 en 5). Deel de te leveren prestatie op in scoorbare onderdelen. Voorbeeld 1: in de brief naar zijn vriend moet de cursist ingaan op enkele vragen van zijn vriend. Voorbeeld 2: de cursisten moeten een routebeschrijving geven van een route die je kan controleren. Het is dus niet de bedoeling dat ze zomaar wat mogen vertellen. Tip 4: Leg op voorhand vast welke aspecten u gaat scoren Bepaal met andere woorden vooraf waarop u zal letten tijdens de beoordeling van de spreek- of schrijfvaardigheid van de cursist. Zo bent u bewust bezig met wat u toetst en kan u alle cursisten op een gelijke manier behandelen. Voor welke aspecten u kiest, is niet zo belangrijk, zolang ze overeenstemmen
Handleiding Richtgraad 1
66
met uw doelen of met de vaardigheid die u wil evalueren tijdens het leerproces. Stel ook de cursisten zelf op de hoogte van de dimensies waarop ze gescoord zullen worden. Indien u bijvoorbeeld een score nul wil toekennen aan een cursist die slechts één zin schrijft, is het belangrijk dat de cursisten weten dat ze minimaal twee zinnen moeten schrijven. Of als u bij het toetsen van de spreekvaardigheid van uw cursisten onder andere wil scoren op de vloeiendheid, is het aangewezen dat de cursisten dit weten.
Tip 5: Omschrijf vooraf per aspect wat je als een goed antwoord zal beschouwen en wat niet (eventueel aan de hand van voorbeelden). Zo ligt voor alle cursisten, min of meer, vast wat een bepaalde score waard is, en is deze niet afhankelijk van toevallige factoren zoals bijvoorbeeld uw humeur op het moment van de toetsafname. Elk mogelijk criterium kan hier in aanmerking komen als goed of fout antwoord, zolang het overeenstemt met het beoogde niveau van de cursisten. Voorbeeld 1: in een briefje naar zijn vriend moet de cursist iets zeggen over zijn werk, zijn familie en het weer. Voorbeeld 2: bij het maken van een afspraak met een vriend om naar de film te gaan, moet de cursist zeker volgende vragen stellen: op welke dag ze naar de film gaan, om hoe laat ze gaan, waar ze afspreken en welke film de vriend wil zien. Ook in het pakket voor Richtgraad 1 hebben we zoveel mogelijk geprobeerd in de beoordelingsmodellen richtlijnen te geven voor wat een goed en wat een fout antwoord is. Bijvoorbeeld bij toetstaak 29 (Wat vind jij van België? Deel 1) voor Niveau 1.2 wordt in het beoordelingsmodel gezegd dat het antwoord van de cursist een evaluatieve component moet bevatten. Indien dit niet zo, is krijgt de cursist een nul voor dat item. Door dit vooraf in het beoordelingsmodel op te nemen kunnen de toetsen objectiever verbeterd worden.
Handleiding Richtgraad 1
67
HOE NEEM IK OP EEN GOEDE MANIER EEN TOETS AF?
Handleiding Richtgraad 1
68
Doorheen deze handleiding geven we regelmatig tips over hoe u een toets op een goede manier kan afnemen. Voor de duidelijkheid zetten we hier de belangrijkste nog eens op een rijtje. Tip 1: Zorg voor een introductiegesprek Om verschillen tussen cursisten op het vlak van culturele en schoolse achtergrond, kennis van de wereld, vertrouwdheid met toetsen en met het gehanteerde toetsformaat weg te werken, is het belangrijk het inlevingsvermogen van de cursisten te stimuleren met een kort voorgesprek. In dergelijk gesprek kan u ook concepten verduidelijken die voor de cursisten nog onbekend zijn, maar die ze moeten kennen om de toets op te lossen. Bovendien verhoogt u met een voorgesprek de motivatie van de cursisten om de toets zo goed mogelijk te maken. Op die manier voorkomt u dat cursisten bevoor- of benadeeld zijn om goed te scoren op de toets. Tip 2: Zorg voor een voorbeelditem of opwarmertje Om na te gaan of de cursisten de procedure en de instructies van de toets begrepen hebben, is het goed eerst samen met hen een voorbeelditem te maken. Op die manier vermijdt u dat cursisten slecht op een toets scoren omdat ze de instructies niet goed begrepen hebben. Bij productieve vaardigheden raden we aan de cursist als opwarmertje kort iets te laten zeggen of schrijven. De bedoeling hiervan is de cursist op zijn gemak te stellen zodat hij op een rustige manier de toets kan maken. Dit item wordt niet gescoord. Tip 3: Neem de toets af in een lokaal waar het rustig is Om de cursisten niet te storen tijdens het maken van de toets is het belangrijk dat ze in een lokaal kunnen werken waar het rustig is. Tip 4: Geef alle cursisten dezelfde instructies Het is van groot belang dat u bij alle cursisten hetzelfde zegt, niet meer of niet minder. Zo krijgt elke cursist dezelfde hoeveelheid informatie en begint niemand bevoor- of benadeeld aan de toets. Tip 5: Herhaal de instructie indien er cursisten zijn die de opdracht niet begrepen hebben Als er cursisten zijn die na het uitleggen van de opdracht, niet weten wat van hen verwacht wordt, is het goed de instructies nogmaals te herhalen. Het is wel belangrijk dat dit opnieuw klassikaal gebeurt, zodat alle cursisten met dezelfde hoeveelheid informatie aan de toets kunnen beginnen.
Handleiding Richtgraad 1
69
Tip 6: Probeer de cursisten niet te helpen bij het maken van de toets Vaak gebeurt het dat cursisten, terwijl u surveilleert, u om hulp vragen bij het maken van de toets. Het is belangrijk dat u dat niet doet. De score van de cursist zou immers geen realistisch beeld geven van de taalvaardigheid van de cursist.
Handleiding Richtgraad 1
70
Hoe beoordeel en interpreteer ik de resultaten van een toets?
Handleiding Richtgraad 1
71
In deze rubriek geven we tips bij het beoordelen en interpreteren van de resultaten van een toets. We geven telkens één of meerdere voorbeelden ter verduidelijking. Tip 1: Test uw beoordelingsmodel of - sleutel uit in de praktijk Zoals we ook in het stappenplan al hebben aangegeven (zie p. 51 tot 64 in deze handleiding) is het belangrijk voor elke toets een goede scoresleutel of scorewijzer te ontwikkelen. Hiermee bedoelen we dat voordat een toets wordt afgenomen bij elke vraag en opdracht heel duidelijk en ondubbelzinnig wordt vastgelegd wat als een goed antwoord aanzien wordt, hoeveel punten dat oplevert en wat als fout antwoord wordt beschouwd. Op die manier is het gemakkelijker om objectief en consequent scores toe te kennen aan de prestaties van de cursisten. Omdat het echter niet zo gemakkelijk is vooraf in te schatten welke antwoorden de cursisten zullen geven, is het goed uw toets bij een aantal cursisten uit te testen, niet met de bedoeling hun taalvaardigheid op zich te toetsen, maar wel om uw beoordelingsmodel en de adequaatheid ervan na te gaan. Op die manier kan u uw beoordelingsmodel of -sleutel bijsturen en optimaliseren zonder dat dit directe consequenties voor de cursisten heeft. We geven een voorbeeld. Voor een schrijftoets moeten de cursisten een sollicitatieformulier invullen. Ze solliciteren voor een job als verkoper in een kledingszaak. Ze moeten onder andere een beschrijving geven van zichzelf. Stel u voor dat uw beoordelingsmodel er als volgt uitziet:
De cursist schrijft iets over een eerste uiterlijk kenmerk
1
De cursist schrijft iets over een tweede uiterlijk kenmerk
1
De cursist schrijft iets over een derde uiterlijk kenmerk
1
Een cursist schrijft het volgende: 1. mij kleur haar is zovw 2. mij ogen kleur zoowv 3. ik ben 1.4 meter Bij het bekijken van het antwoord van deze cursist wordt duidelijk dat het beoordelingsmodel te algemeen geformuleerd is om consequent te kunnen beoordelen. Om deze cursist punten te geven, moet u constant afwegen wat u wel en niet zal goedkeuren. Wat doet u in dit geval bijvoorbeeld met spellingsfouten? Of met woorden die onduidelijk zijn zoals ‘zovw’? Ook al kan u zelf wel vermoeden dat de cursist ‘zwart’ bedoeld, toch is het belangrijk af te wegen of dergelijk antwoord door de beugel kan of niet. Door vooraf goed af te bakenen wat wel en wat niet als goed antwoord aanvaard wordt, kan u de prestaties van alle cursisten op dezelfde manier beoordelen.
Handleiding Richtgraad 1
72
Het kan bovendien ook helpen om in het beoordelingsmodel per vraag of opdracht een voorbeeld op te nemen van een goed en een fout antwoord.
Een aangepaste versie van het beoordelingsmodel kan er dan als volgt uitzien: Inhoud 1. de cursist schrijft iets over een eerste uiterlijk kenmerk 2. de cursist schrijft iets over een tweede uiterlijk kenmerk 3. de cursist schrijft iets over een derde uiterlijk kenmerk Vorm De cursist schrijft weinig tot geen fouten. Hij maakt gebruik van zinnen: minimum een persoonsvorm en een onderwerp. De boodschap is te allen tijde en voor iedereen duidelijk of De cursist schrijft regelmatig fouten, maar de boodschap blijft nog altijd duidelijk. Hij maakt gebruik van zinnen of De cursist schrijf enkel losse woorden en/of doordat de cursist zoveel fouten schrijft is het niet meer duidelijk wat hij bedoelt. Totaal
1 1 1
1
0,5
0 4
Op basis van dit beoordelingsmodel krijgt de cursist de volgende score - inhoud: 3: het is duidelijk over welke aspecten van zijn uiterlijk de cursist schrijft - vorm: 0,5: de cursist schrijft redelijk veel fouten, we weten wel nog wat hij bedoelt en hij gebruikt zinnen.
Handleiding Richtgraad 1
73
Tip 2:
Probeer uw voorkennis m.b.t. het niveau van taalvaardigheid van de cursist in uw beoordeling niet mee te laten spelen
Bij het beoordelen van prestaties spelen vaak, bewust of onbewust, ook subjectieve factoren een rol. Het beeld dat een docent van de taalvaardigheid van een cursist heeft, kan de beoordeling van zijn prestatie kleuren. Op die manier bestaat de kans dat een cursist over- of ondergewaardeerd wordt voor zijn prestatie. Een voorbeeld In een spreektoets moet een cursist vertellen over wat hij in zijn vrije tijd doet. Tijdens zijn betoog gebruikt hij slechts sporadisch een werkwoord. U, als docent, weet dat deze cursist het heel moeilijk heeft met vervoegingen en dat hij uit angst om fouten te maken, het werkwoord vaak gewoon weglaat. U bent er gewoon aan geraakt dat de cursist vaak geen werkwoord gebruikt en u bent in staat te begrijpen wat hij bedoelt. In dit geval bestaat het gevaar dat u deze cursist minder streng beoordeelt op vorm: omdat u weet dat de cursist het moeilijk heeft met het vervoegen van de werkwoorden, bent u sneller tevreden dan bij andere cursisten. Bewust of onbewust legt u de lat voor deze cursist lager dan voor andere cursisten. Om objectiever te oordelen over de prestaties van uw cursisten, kan het goed zijn samen met een andere docent de toets af te nemen en te beoordelen. Op die manier wordt de invloed van uw voorkennis zichtbaar gemaakt en weggewerkt.
Tip 3:
Stel een scoretabel op die overeenstemt met het doel van het toetsen
Om de resultaten van een toets goed te interpreteren, kan het nuttig zijn de scores in een scoretabel op te nemen. De vorm waarin deze scoretabel gegoten wordt, hangt af van de doelstelling van de toets. Indien u bijvoorbeeld de evolutie van de spreekvaardigheid van uw cursisten wil kennen, is het aangewezen per cursist een scoretabel op te stellen waarin de scores van alle spreektoetsen kunnen genoteerd worden. Schematisch kan zo’n scoretabel er als volgt uitzien:
SPREEKVAARDIGHEID Naam: Klas: Toets 1 Toets 2 Toets 3
Inhoud: Item 1
Inhoud Item 2
Inhoud: Item 3
Vorm
Handleiding Richtgraad 1
Spreekdurf Totaal
74
Als u eerder wil nagaan of uw cursisten een bepaalde eindterm verworven hebben om op basis daarvan te weten wat in uw onderwijs nog aan bod moet komen, kan u beter kiezen voor één scoretabel waarin de prestaties van alle cursisten worden opgenomen. Dergelijke scoretabel kan er bijvoorbeeld als volgt uitzien: Toets spreken: maak een afspraak bij de tandarts Naam cursist Inhoud Inhoud Vorm Spreekdurf Item 1 Item 2
TOTAAL
Tip 4:
Gebruik de scores van de cursisten om uw onderwijs te evalueren en te optimaliseren
De resultaten van cursisten op een toets vertellen niet alleen iets over de (taal)vaardigheden van de cursisten zelf maar ook over het onderwijs dat ze genoten hebben. Het gegeven dat al uw cursisten telkens weer opnieuw slecht scoren op leestoetsen kan op twee manieren geïnterpreteerd worden: ofwel gaat u er vanuit dat al uw cursisten slecht zijn in lezen. Ofwel kijkt u verder en stelt u zich ook de vraag of u binnen uw onderwijspraktijk voldoende tijd en ruimte besteed hebt aan het vergroten van de leesvaardigheid van uw cursisten. Wat de reden van de slechte scores ook is, toetsresultaten kunnen een halte toeroepen aan de dagdagelijkse klaspraktijk, deze in vraag stellen en waar nodig bijsturen. Toetsen hebben met andere woorden niet alleen impact op de lerende, maar op alle personen die in het toetsproces betrokken zijn,de docent en zijn onderwijsstijl incluis.
Handleiding Richtgraad 1
AANBEVOLEN LITERATUUR
Handleiding Richtgraad 1
76
Adriaens, L. (2001), Over eindtermen en specifieke eindtermen in Vlaanderen; Geschreven t.b.v. het Taalunieseminar ‘Eindtermen en Toetsing’, november 2001, Antwerpen. In: Dossier NT2 voor volwassenen in Nederland en Vlaanderen. Den Haag: Nederlandse Taaluniehttp://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties/dossier_nt2/ Blancquaert, A. (2001), Toetsing van eindtermen en specifieke eindtermen in Vlaanderen; Geschreven t.b.v. het Taalunieseminar ‘Eindtermen en Toetsing’, november 2001, Antwerpen. In: Dossier NT2 voor volwassenen in Nederland en Vlaanderen. Den Haag: Nederlandse Taalunie http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties/dossier_nt2/ Bogaerts, L. & A. Kerkhoff (2001), Toetsing en eindtermen (inleiding); Geschreven t.b.v. het Taalunieseminar ‘Eindtermen en Toetsing’, november 2001, Antwerpen. In: Dossier NT2 voor volwassenen in Nederland en Vlaanderen. Den Haag: Nederlandse Taalunie http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties/dossier_nt2/ Certificaat Nederlands als Vreemde Taal (2004), Stappenplan toetsing. Beschikbaar op http://www.cnavt.org, klikken op toetsenbank. Cucchiarini, C. & K. Jaspaert (1996). Tien voor taal? Toetsen van taalvaardigheid. In: VONwerkgroep NT2 (red.), Taakgericht onderwijs: een onmogelijke taak? in de reeks Taalcahiers. Deurne: Uitgeverij Plantyn, pp 195-226. Depauw, V. en P. Vangeneugden (2000), Taakgericht toetsen? Taalvaardigheid meten via zinvolle taken. In: VON-werkgroep NT2 (red.) Taalvaardigheidsonderwijs, pp 51-61. Dienst Voor Onderwijsontwikkeling (2001), Volwassenenonderwijs. Opleidingsprofielen Moderne Talen. Voorbeeldmateriaal bij de Specifieke Eindtermen. http://www.onderwijsvlaanderen.be/dvo Raad van Europa (2001), Common European Framework of Reference for Languages. Learning, Teaching, Assessment. Cambridge: Cambridge University Press, 260 p. http://www.coe.int/T/E/Cultural_Cooperation/education/Languages/Language_Policy/ Shohamy, E., (2001), The Power of Tests. A Critical Perspective on the Uses of Language Tests. Language in Social Life Series. UK: Longman, 208 p. Van Avermaet, P. (2001), Toetsingsinstrumenten (en toetspraktijk) m.b.t. taal in Vlaanderen; Geschreven t.b.v. het Taalunieseminar ‘Eindtermen en Toetsing’, november 2001, Antwerpen. In: Dossier NT2 voor volwassenen in Nederland en Vlaanderen. Den Haag: Nederlandse Taalunie (http://taalunieversum.org/onderwijs/publicaties/dossier_nt2/ Van Avermaet, P. (2003). Ethiek in (taal)toetsing? In: Koole, T., J. Nortier & B. Tahitu (Red.), Artikelen van de vierde sociolinguïstische conferentie. Delft: Eburon, pp 455-467. Van Petegem, P. & J. Vanhoof (2002), Een alternatieve kijk op evaluatie. Mechelen: Wolters Plantyn, 134 p. Van Petegem, P. & J. Vanhoof (2002), Evaluatie op de testbank: een handboek voor het ontwikkelen van alternatieve evaluatievormen. Mechelen: Wolters Plantyn, 334 p.
Handleiding Richtgraad 1