Niveau 1: Elementair 1. ATTITUDES
Niveau 2: Basis
Niveau 3: Gevorderd
Niveau 4: Extra
alle (zie werkdocument; ze zijn vaak een noodzakelijke voorwaarde om tot vaardigheden te kunnen komen + niveau 1: houding van, bewustzijn van, willen, ... => wordt meer en meer in zelfstandig effectief handelen omgezet naarmate meer kennis, meer uitgebreide/ diepgaande vaardigheden
2. OPERATIONELE VAARDIGHEDEN 2.1 m.b.t. hardware/ apparatuur/ programmatuur
basisterminologie begrijpen
beperkt basisterminologie gebruiken
correct functioneel ICT-terminologie basisterminologie gebruiken toepassen
computer en programmatuur taakbeheer opstarten bij hulpprogramma's correct opstarten en afsluiten; problemen met de computer (systeemherstel, …) 'helpfunctie' gebruiken toetsen op het toetsenbord gebruiken: letters, de tweede en derde functie van een toets, (andere) toetsen die steeds in combinatie gebruikt worden, enter, spatie, verbetertoetsen (delete, backspace), navigeertoetsen (pijltjes), cijfertoetsen (numeriek klavier)
toetsen op toetsenbord gebruiken: escape, ctrl / alt, geluid aan/af/luider/stiller, fntoets, F5, alle F-toetsen
en
gebruiken basissysteemonderhoud (temporary files, …)
toetsen op het toetsenbord gebruiken: rechtermuisknop op toetsenbord, tabs, navigeertoetsen (Home, End, Pg Up, Pg Down)
aanwijzer (muis) gebruiken scanner gebruiken voor het internet (manipuleren, linkeren omzetten tot digitale info, via hoofdtelefoon/ rechtermuisknop) USB aansluiten (bv. ook aansluiten fototoestel) een bestand afprinten printknop gebruiken
hanteren
aansluiten, beamer aansluiten microfoon
- afdrukstand instellen van een andere instellingen pagina pagina, afdrukvoorbeeld overwegen, printereigenschappen bekijken instellen eigenschappen van de monitor aanpassen (bv. in functie van projecteren)
aangeven met welk systeem aangeven dat er verschillende transfer maken gewerkt wordt systemen bestaan verschillende systemen 2.2 m.b.t. software/ programmatuur/ toepassingen
intructies op het scherm instructies op opvolgen (bv. bij installeren van interpreteren een programma: bewuste installatie) opslaan/ opvragen van bestanden op het intern geheugen (vaste schijf) + opslaan/ opvragen van bestanden op externe gegevensdragers (vb. externe stick)
het
tussen
scherm audio- en videosoftware gebruiken tekenprogramma gebruiken, (volgens soort bestand of bewerken van digitale foto's en beschikbaarheid op computer) videomateriaal
kunnen opslaan van bestanden op externe gegevensdragers (vb. CD, DVD, externe harde schijf, …)
opslaan/ opvragen van bestanden gebruik maken van alternatieve, volgens ecologische, veilige en eigentijdse opslagmogelijkheden zinvolle manier (bv. stick is een (vb. cloud computing) transport- en geen opslagmiddel , efficiënt omgaan met opslagcapaciteit,…)
nood aan anti - viruspolicy inzien correct handelen wanneer een de computer up-to-date houden vermijden van praktijken die een virus de computer heeft m.b.t. een anti-virusprogramma; risico voor virussen vormen geïnfecteerd telkens de nieuwste versie (preventief werken) gebruiken hyperlinks openen
hyperlinks zelf invoegen (bv. in een hyperlinks efficiënt gebruiken (bv. presentatie) in een nieuw venster)
mappen/ bestanden openen / mappenstructuur maken mappen / bestanden uitpakken / aanmaken / herbenoemen / (bewuste organisatie met comprimeren verplaatsen / kopiëren, bestand correcte naamgeving) opslaan in een bepaalde map
mappen/ bestanden naar prullenbak overzetten / bestanden definitief verwijderen (prullenbak legen)
aangeven wanneer iets programma's teruggevonden kan worden of verwijderen definitief 'weg' is + bestanden uit prullenbak halen
(definitief)
diverse type bestanden van afhankelijk van het soort aangeven over welk soort bestand extensie aan een document elkaar onderscheiden (vb. Word, bestand, dit openen en aan de het gaat en functioneel gebruiken toewijzen / extensies wijzigen Excel, film, audio, …) slag gaan (converteren) snelkoppeling herkennen
2.2.1 schrijfprogramma
snelkoppeling maken
navigeren op de computer (vb. iets ongedaan maken, bestand terugvinden, naar een onderliggende map gaan,...)
navigeren op de computer via Boleaanse operatoren gebruiken; de zoekfunctie of verkenner, geavanceerd zoeken verschillende documenten/ bestanden/ programma's tegelijkertijd op de computer openen en hiertussen navigeren
typen van gewone tekst
tekst opmaken 'Lettertype')
(de
functies aangeven nemen
van snelkoppeling en zelf beslissingen
groep
spellingsen spellings - en grammaticacontrole aanpassen van programma aan grammaticacontrole gebruiken instellen eigen voorkeuren (bv. autocorrectie instellen) alinea opmaken (interlinie / kop en uitlijning, opsommingen en paginanummering nummeringen, randen en aanpassen arceringen)
voettekst/ alinea opmaken (werken met tabs), invoegen, werken met secties, velden, stijlen/ opmaakprofielen, noten/ inhoudstafel toevoegen
tekst / afbeelding selecteren, afbeelding uit ander programma afbeelding comprimeren tekst / afbeelding knippen, invoegen plakken, kopiëren, verwijderen
sjabloon invullen / tekst in eenvoudige (tabellen invullen) rastervorm invoegen
tabel
(raster) zelf een sjabloon opmaken, tabel bewerken en ontwerpen
aanpassen van marges (invoegen, verwijderen, …), bestand zo plaatsen dat je het ofwel in landschap - of portretview ziet of zodat je de kop- en voetnoten al dan niet ziet, bibliografie opmaken
schermafdruk maken
2.2.2 presentatie- (bestaande) middelen presentatiedocumenten opstarten en afspelen
2.2.3 rekenblad
nieuwe dia's toevoegen programma zo zetten dat je makkelijk nieuwe dia's kan invoegen
functioneel werken met weergavemodus aanpassen, presentatiemiddelen (slides grafieken / organogrammen / … creëren (bv. opmaakstijl of thema toevoegen, overgangen instellen,… kiezen, foto's toevoegen, animatie toevoegen,…) ordenen, navigeren, …)
een rekenblad openen en cellen een werkmap met verschillende (verder) invullen werkbladen maken, rijen/ kolommen maken, invoegen, kopiëren en plakken, verwijderen, opmaken,…
celeigenschappen veranderen, range selecteren, grafiek/ tabel absolute en relatieve celverwijzing, opmaken op basis van een aantal formules in rekenblad zetten en cellen gebruiken
2.3 m.b.t. internet opstarten van internetbrowser + bewust gebruik intypen URL adres verschillende invoervelden
maken van verbinding maken met het internet problemen met (verbinding met) soorten indien geen automatische internet oplossen verbinding
navigeren op internet (bv. naar meest geschikte vorige webpagina of 'home' navigatiestructuur gebruiken, gaan) zoekmachine gebruiken (ook afbeeldingen, video's,… zoeken)
documenten downloaden en upladen (in een leeromgeving) (bv. ook: eerst opslaan alvorens te bewerken)
3. FORMELE VAARDIGHEDEN
efficiënt zoeken op internet (vb. geavanceerd zoeken zoeken naar zin of synoniem, …) , het zoekproces bijsturen in functie van de bekomen resultaten
opslaan van documenten, gebruik maken van afbeeldingen, video's, internetformulieren websites,... en invoegen in een programma
diverse zelf webpagina's opmaken
3.1 niet gedesoriënteerd raken op je pc (zie rij 19):
navigeren op de computer (vb. iets ongedaan maken, bestand terugvinden, naar een onderliggende map gaan,...)
documenten downloaden en 3.2 niet upladen (in een leeromgeving) + gedesoriënteerd navigeren op internet raken op internet (zie rijen 28 en 29): doelbewust zoeken op een site, tussen zoekresultaten,…:
navigeren op de computer via Boleaanse operatoren gebruiken; de zoekfunctie of verkenner, geavanceerd zoeken verschillende documenten/ bestanden/ programma's tegelijkertijd op de computer openen en hiertussen navigeren
opslaan van documenten, gebruik maken van diverse zelf webpagina's opmaken + afbeeldingen, video's, internetformulieren + efficiënt geavanceerd zoeken op internet websites,... en invoegen in een zoeken op internet programma + meest geschikte navigatiestructuur gebruiken
4. INFORMATIEVAARDIGHEDEN
4.1 dimensie 'bronnen'
(zie rij 28)
gevonden informatie bewaren / gevonden informatie op internet werken met bookmarks/ beheren afdrukken om later te bewaren om later te raadplegen van 'favorieten' / werken met RSS/ raadplegen visuele startpagina's gebruiken (bv. Symbaloo) navigeren op internet (bv. naar meest geschikte vorige webpagina of 'home' navigatiestructuur gebruiken, gaan) zoekmachine gebruiken (ook afbeeldingen, video's,… zoeken)
efficiënt zoeken op internet (vb. geavanceerd zoeken zoeken naar zin of synoniem, …) , het zoekproces bijsturen in functie van de bekomen resultaten
een document kunnen opmaken eenvoudige vormelijke opbouw gevorderd lay-outmodules van een document verzorgen hanteren 4.2 dimensie 'producten' (zie rijen 20, 22 en 23)
extra lay-outtoepassingen gebruiken, bepalen welke toepassingen meest geschikt zijn om info voor te stellen, juiste bestandsformaat kiezen,...
(bestaande) presentatiedocumenten opstarten en afspelen (zie rij 25)
(zie rij 18)
nieuwe dia's toevoegen programma zo zetten dat je makkelijk nieuwe dia's kan invoegen
functioneel werken met weergavemodus aanpassen, presentatiemiddelen (slides grafieken / organogrammen / … creëren (bv. opmaakstijl of thema toevoegen, overgangen instellen,… kiezen, foto's toevoegen, animatie toevoegen,…) ordenen, navigeren, …)
diverse type bestanden van afhankelijk van het soort aangeven over welk soort bestand extensie aan een document elkaar onderscheiden (vb. Word, bestand, dit openen en aan de het gaat en functioneel gebruiken toewijzen / extensies wijzigen Excel, film, audio, …) slag gaan (converteren)
5. STRATEGISCHE VAARDIGHEDEN een communicatiemiddel bewust zijn van het feit dat er zich afvragen wat het beste beoordelen of communicatie diverse communicatiemiddelen communicatiemiddel is i.f.v. het efficiënt was en bijsturen 5.1 m.b.t. correct gebruiken zijn doel communicatie een (bv. in de instructie bewust zijn van het feit dat correct hanteren van diverse adequaat kiezen uit verschillende opgelegde) digitale toepassing diverse digitale toepassingen digitale toepassingen (zie digitale toepassingen i.f.v. het doel 5.2 m.b.t. correct hanteren mogelijk zijn i.f.v. 1 doel operationele vaardigheden; diverse informatiecompetenties, afhankelijk van verwerking toepassing) email(adres) gebruiken (ook emailadres aanmaken webmail): ontvangen / opstellen 6. COMMUNICATIE- / versturen / beantwoorden / VAARDIGHEDEN doorsturen van mail document openen / opslaan bijlage meesturen via e-mail vanuit e-mail
emails al dan niet definitief emails beheren: verwijderen mappenstructuur en labels
functioneel e-mailen: netiquette, weten wat CC / BCC betekent en gepaste emoticons, etc… dit functioneel gebruiken
bijlagen die te groot kunnen zijn en bijlagen op een andere manier ter daardoor niet verstuurd kunnen beschikking stellen dan via e-mail worden, comprimeren (en zo iemands mailbox niet overbelasten) via mailing lists instellen en gebruiken
instructies op een scherm aangeven wat malware is volgen + malware herkennen
malware verwijderen
communiceren via computer: communiceren via computer: communiceren via mail chat, fora, … skype, webex, …
malware vermijden?
computer:
kunnen werken/omgaan met enkele web 2.0 toepassingen kunnen aangeven van enkele web web 2.0 toepassingen functioneel basisonderdelen van web 1.0 noemen 2.0 toepassingen wat ze inhouden gebruiken