TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
NR. 1 IN DOMOTICA
TECHNISCHE HANDLEIDING (NIVEAU 3) DEEL 1 - HARDWARE BESCHRIJFT DE ‘MICROS’, 'COMPACT' en ‘PROJECT’ SYSTEMEN
HWNL46.doc 19/02/02 127 pages
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 1
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Sommige vermelde merken of producten zijn niet voor gebruik in alle landen leverbaar. Meer informatie kan u bekomen bij uw plaatselijke verdeler of landelijke invoerder.
TELETASK behoudt zich het recht voor om op gelijk welk ogenblik wijzigingen aan te brengen aan deze brochure en aan zijn producten zonder enige voorafgaande verwittiging. TELETASK kan in geen enkele vorm verantwoordelijk worden gesteld voor de werking van de niet TELETASK producten en hun toebehoren, ook al worden deze door TELETASK voorgeschreven. De rechten op alle vermelde merken zijn eigendom van hun respectievelijke eigenaars. TELETASK, MICROS, COMPACT, PROJECT, AUTOBUS, PROSOFT en TIMESOFT zijn merknamen van TELETASK BVBA.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 2
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
1 INHOUDSTABEL: 1
INHOUDSTABEL:
3
2
LIJST VAN DE FIGUREN.
8
3
DE CENTRALE EENHEDEN.
12
3.1
DE CENTRALE EENHEID ‘PROJECT’:
12
3.2
DE ‘COMPACT’ CENTRALE EENHEID:
12
3.3
DE ‘MICROS’ CENTRALE EENHEID:
13
3.4 Waar moet u de centrale eenheid plaatsen? 3.4.1 Waar plaatst u best de PROJECT centrale eenheid: 3.4.2 Waar plaatst u best de COMPACT centrale eenheid: 3.4.3 Waar plaatst u best de MICROS centrale eenheid:
13 14 14 14
3.5 Hoe moet de centrale eenheid gemonteerd worden. 3.5.1 De PROJECT centrale eenheid: 3.5.2 De COMPACT centrale eenheid. 3.5.3 De MICROS centrale eenheid.
14 14 15 15
3.6 De verbindingen naar een TDS centrale eenheid. 3.6.1 De AUTOBUS. 3.6.2 HET AFSLUITEN VAN DE AUTOBUS. 3.6.3 DE UITGANGEN VAN DE TDS CENTRALES. 3.6.4 DE UITGANGEN VAN DE PROJECT CENTRALE EENHEID: 3.6.5 DE UITGANGEN VAN DE COMPACT CENTRALE: 3.6.6 DE TDS VERBINDING MET EEN PC. 3.6.7 AARDING EN AFSCHERMING.
15 15 17 18 19 20 23 24
3.7 HOE EEN TDS CENTRALE EENHEID GEBRUIKEN. 3.7.1 HOE DE PROJECT CENTRALE EENHEID GEBRUIKEN. 3.7.2 HOE DE COMPACT CENTRALE EENHEID GEBRUIKEN. 3.7.3 HOE DE MICROS CENTRALE EENHEID GEBRUIKEN.
24 24 26 27
3.8 GEBRUIK VAN HET TDS KEYBOARD. 3.8.1 HET ‘USER SUPPORT’ MENU. 3.8.2 Het ‘TECHNICAL SUPPORT’ MENU.
31 31 32
3.9 DE KLOK TABELLEN. 3.9.1 Beschrijving van het kloksysteem. 3.9.2 De vijf verschillende klok tabellen. 3.9.3 De regime status. 3.9.4 De actie types in een klok tabel. 3.9.5 Hoe kan u een actielijn toevoegen / wijzigen / uitwissen in een klok tabel.
34 34 34 35 36 37
4
38
DE TELETASK TOETSENPANELEN.
4.1 TWEE VERSCHILLENDE DESIGNS. 4.1.1 WAAR MOET U EEN TOETSENPANEEL PLAATSEN? 4.1.2 HOE MOET U EEN TOETSENPANEEL PLAATSEN? 4.1.3 DE VERBINDINGEN NAAR DE TOETSENPANELEN.
38 40 40 44
4.2
50
HET TELETASK TEMPERATUUR BESTURINGSSYSTEEM: TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 3
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
4.2.1 4.2.2
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
WERKING VAN HET T° SENSOR SYSTEEM (VERWARMING EN/OF KOELING): 51 Het ‘regime’ status systeem. 52
5 DE HARDWARE INSTELLINGEN VAN EEN TELETASK DESIGN (TPTT) TOETSENPANEEL (REF. TDS12008). 5.1.1 5.1.2 5.1.3 5.1.4 5.1.5 5.1.6
54
HET AUTOBUS ADRES. DE BAUD RATE (snelheid van de communicatie over de AUTOBUS). HET AFSLUITEN VAN DE AUTOBUS. DE INGEBOUWDE NACHTVERLICHTING. DE INGEBOUWDE INFRAROOD ONTVANGER. DE INGEBOUWDE ZOEMER.
54 54 54 55 55 55
6 DE HARDWARE INSTELLINGEN VAN HET TPTT-LCD TOETSENPANEEL (REF. TDS12016).
55
7 DE HARDWARE INSTELLINGEN VAN HET ITALY-5 DESIGN TOETSENPANEEL (REF. TDS 12005).
56
7.1.1 7.1.2 7.1.3 7.1.4
DE AFMETINGEN VAN HET TPIT-5 paneel. 56 HOE EEN TPIT-5 TOETSENPANEEL INSTALLEREN. 56 DE JUMPERINSTELLINGEN: 56 DE DRIE EXTRA CONTACTINGANGEN OP HET TPIT-5 TOETSENPANEEL. 56
8 DE HARDWARE INSTELLINGEN VAN HET TPIT-VFD DESIGN TOETSENPANEEL (REF. TDS 12017WH OF 12017GY). 8.1.1 8.1.2 8.1.3
57
DE AFMETINGEN VAN HET TPIT-VFD toetsenpaneel. HOE EEN TPIT-VFD TOETSENPANEEL INSTALLEREN. DE JUMPERINSTELLINGEN:
57 57 58
9 DE HARDWARE INSTELLINGEN VAN HET ITALY-6 DESIGN TOETSENPANEEL (REF. TDS12006).
58
9.1.1 9.1.2 9.1.3 9.1.4
DE AFMETINGEN VAN HET TPIT-6 paneel. HOE EEN TPIT-6 TOETSENPANEEL INSTALLEREN. DE JUMPER INSTELLINGEN: DE TWEE EXTRA KNOPINGANGEN OP HET TPIT-6 TOETSENPANEEL.
58 59 59 59
10 DE DIGITALE INGANGSINTERFACE INP16D-R MET 16 INGANGEN – RAILMONTAGE (REF. TDS12116) 60 11 DE DIGITALE INGANGSINTERFACE INP08D-R MET 8 CONTACT INGANGEN - RAILMONTAGE (REF. TDS12118). 61 11.1
Het gebruik en de installatie van de digitale ingangsinterface.
61
12 DE DIGITALE INGANGSINTERFACE INP08D-IN VERSIE VOOR INBOUW MONTAGE (REF. TDS12128).
63
13 DE DIGITALE INGANGSINTERFACE (INBOUW) MET FEED-BACK (REF. TDS12127). 65 14 DE ANALOGE INGANGSINTERFACE INP08A-R VERSIE VOOR RAILMONTAGE (REF. TDS12308): 66 TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 4
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
15 DE ANALOGE INGANGSINTERFACE INP04A-IN VERSIE VOOR INBOUW (REF. TDS12304): 67 16
DE TELETASK TEMPERATUUR SENSOR (REF. TDS12250):
68
17
DE TELETASK VOCHT SENSOR (REF. TDS12060):
69
18
DE TELETASK LICHT SENSOR (REF. TDS12270):
70
19
DE TELETASK AFSTANDSBEDIENING (REF. TDS12500).
72
19.1.1 19.1.2
DE TOETSEN OP DE TELETASK AFSTANDSBEDIENING. HET VERVANGEN VAN EEN BATTERIJ VAN DE AFSTANDSBEDIENING.
72 74
20
THE ‘TELETOUCH’ TELEFOONINTERFACE (REF. TDS14000).
74
21
***** TDS14000B TE VERVOLLEDIGEN
75
21.1 HET PLAATSEN VAN DE TELETOUCH INTERFACE. 21.1.1 DE AFMETINGEN VAN DE MODULE. 21.1.2 WAAR DE TELETOUCH MODULE PLAATSEN? 21.1.3 HOE DE TELETOUCH MODULE AANSLUITEN?
75 75 76 76
21.2 DE INSTELLINGEN OP DE TELETOUCH TELEFOON MODULE. 21.2.1 DE INSTELLING VAN HET AUTOBUS ADRES. 21.2.2 DE INSTELLING VAN DE AUTOBUS BAUD RATE 21.2.3 HET AANTAL BELSIGNALEN. 21.2.4 DE GEVOELIGHEID VAN HET BINNENKOMENDE TELEFOON SIGNAAL. 21.2.5 ANDERE INSTELLINGEN. 21.2.6 HET PROGRAMMEREN VAN HET TELETOUCH PASWOORD.
76 76 76 77 77 77 77
21.3 HOE WERKEN MET DE TELETOUCH TELEFOON MODULE. 21.3.1 HET GEBRUIK VAN HET TELEFOONTOETSEL. 21.3.2 HET BEËINDIGEN VAN EEN TELETOUCH SESSIE.
79 79 79
22
80
DE TELETASK CHIPKAARTLEZER (REF. TDS12140).
22.1 De twee principeschema’s voor het aansluiten van de TELETASK chipkaartlezer: 80 22.1.1 - Het principeschema van de kaartlezer aangesloten op een TELETASK centrale eenheid. 80 22.1.2 - Het principe van de chipkaartlezer in combinatie met een binneneenheid (de stand-alone opstelling). 81 22.2 Basiswerking 22.2.1 De werking in de standaardtoepassing. 22.2.2 De werking in een toepassing in serviceflats.
81 81 82
22.3 Algemene mogelijkheden: 22.3.1 Mogelijkheden van de stand- alone versie.
82 83
22.4
84
De programmatie in PROSOFT.
22.5 De plaatsing van de chipkaartlezer: 22.5.1 De verschillende onderdelen en hun werking: 22.5.2 Technische gegevens van de leeseenheid: 22.5.3 Het gebruik van de leeseenheid: TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
84 84 84 85 pagina 5
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
22.5.4 De programmatie van chipkaarten in het geval van de aansluiting op een TDS centrale. 85 22.6
De binneneenheid:
85
22.7 De nodige componenten voor de buitenopstelling van de chipkaartlezer, met Siedle front. 87
23
DE TDS UITGANGS COMPONENTEN.
88
23.1 DE DIMMERS. 88 23.1.1 HOE WORDEN BELASTINGEN GESTUURD MET DE VERMOGENDIMMERS.88 23.2 HET GEBRUIK VAN DE DIMMERS DIM4-2K2 EN DIM12-2K2. 23.2.1 AFMETINGEN VAN DE DIM4-2K2 DIMMER. 23.2.2 AFMETINGEN VAN DE DIM12-2K2 DIMMER. 23.2.3 HET AANSLUITEN VAN DE DIMMEREENHEDEN.
92 93 94 94
23.3 DE ANALOGE ADAPTER/BOOSTER VOOR 1-10V DIMMERS (4 gebufferde uitgangen met stroomsturing).
96
23.4 DE RELAIS MODULES 97 23.4.1 HOE BELASTINGEN BESTUREN MET DE RELAISMODULES. 97 23.4.2 DE ‘OUT08R’ RELAIS MODULE MET NORMAAL OPEN CONTACTEN (ref. TDS13100). 98 23.4.3 DE ‘OUT08RCO’ RELAIS MODULE MET WISSELCONTACTEN (ref. TDS13110). 98 23.4.4 DE ‘OUT08SSR’ SOLID STATE RELAIS MODULE (ref. TDS13120). 98 23.4.5 DE RELAISMODULE OP DE AUTOBUS ‘OUT08RB’ (ref. TDS13500) 98 23.4.6 DE MOTORINTERFACE OP DE AUTOBUS ‘OUT08RM-B’ 4 kanalen (ref. TDS13524). 99 AANSLUITSCHEMA’S VOOR HET BESTUREN VAN LINKS/RECHTS MOTOREN met de standaard relaismodules OUT08RCO en OUT08SSR (TDS13110 en TDS13120). 100 23.4.7 DE ‘OUT08SSR-D’ DRIVER MODULE VOOR VERMOGEN SOLID STATE RELAIS. 103 23.4.8 DE D-TO-R MODULE. 105 23.4.9 DE MUX/DEMUX multiplexer set. 107
24 DE GALAXY DIEFSTALBEVEILIGINGS-INTERFACE (REF. TDS14020 – TDS14021). 109 24.1
De Galaxy verdeling in België / Nederland.
24.2 Het GALAXY systeem: 24.2.1 ARM / DISARM. 24.2.2 ALARM STATUS.
109 109 109 109
24.3 DE VERBINDINGEN TUSSEN AUTOBUS EN HET GALAXY BEVEILIGINGSSYSTEEM. 110 24.3.1 De dipschakelaar instellingen op de TELETASK Galaxy interface (ref. TDS14020/TDS14021). 110 24.3.2 Instellingen op INSTALLATEUR MENU op de Galaxy centrale (vanaf versie 1.25). 111 24.3.3 DIP-switch instellingen op de RS232 interface van Galaxy. 111 24.3.4 DE INSTALLATIE IN BELGIE: 111 24.3.5 DE INSTALLATIE VAN HET GALAXY SYSTEEM IN ANDERE LANDEN: 112
25
DE RC5 GENERATOR.
TELETASK België
113
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 6
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
26
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
DE BOSE AUDIO INTERFACE (REF. TDS14035).
114
26.1
Het sturen van TELETASK functies (vb. verlichting):
114
26.2
De technische gegevens van de BOSE interface.
114
27
DE ‘B&O’ AUDIO INTERFACE (REF. TDS14030).
116
27.1
Algemeen.
116
27.2
De aansluitingen van de B&O interface..
116
27.3
De ‘LIGHT’ functies op de B&O afstandsbediening.
118
27.4
De Software versie.
118
27.5
In het geval u een B&O MCL (Master Control Link) heeft.
119
28
DE AUDIOACCESS AUDIO INTERFACE (REF. TDS14010/TDS14016). 120
28.1 Basisoverwegingen bij de integratie met de TELETASK systemen. 120 28.1.1 De lay-out van de TELETASK AUTOBUS naar AudioAccess interface module:122 28.1.2 De dipswitch instellingen van de TELETASK AUTOBUS naar AUDIOACCESS interface module. 122
29
DE ‘MICROS’ SYSTEEMLIMIETEN (VANAF VERSIE 2.63):
29.1.1 29.1.2 29.1.3 29.1.4 29.1.5 29.1.6 29.1.7 29.1.8
30
DE ‘COMPACT’ SYSTEEMLIMIETEN (VANAF VERSIE 2.63):
30.1.1 30.1.2 30.1.3 30.1.4 30.1.5 30.1.6 30.1.7 30.1.8
31
- Het maximaal aantal AUTOBUS aansluitingen: - Het aantal functies en andere: - Het aantal AUTOBUS-interfaces: - De maximale lengte van het AUTOBUS net: - De afmetingen: - Het aantal uitgangen: - De timer limieten: - De netspanning:
- Het maximaal aantal AUTOBUS aansluitingen: - Het aantal functies en andere: - Het aantal AUTOBUS-interfaces: - De maximale lengte van elke AUTOBUS.: - De afmetingen: - Het aantal vermogenuitgangen: - De timer limieten: - De netaansluiting 230V:
DE ‘PROJECT’ SYSTEEM LIMIETEN (VANAF VERSIE 2.63):
31.1.1 31.1.2 31.1.3 31.1.4 31.1.5 31.1.6 31.1.7 31.1.8
- Het maximaal aantal AUTOBUS aansluitingen: - Het aantal functies en andere: - Het aantal interfaces per AUTOBUS.: - De maximale lengte van elke bus. - De afmetingen: - Het maximaal aantal uitgangen: - De timer limieten: - De netvoeding:
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
123 123 123 123 124 124 124 124 124
125 125 125 125 125 125 125 125 125
126 126 126 126 126 126 126 126 126
pagina 7
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
2 LIJST VAN DE FIGUREN. Figuur 2-1 Schema van het COMPACT / PROJECT Domotica systeem. ............................10 Figuur 2-2 Schema van het MICROS domotica systeem. ....................................................11 Figuur 3-1 De AUTOBUS verbindingen op de PROJECT - ‘repeater’ print. .........................17 Figuur 3-2 De PROJECT interface print.................................................................................19 Figuur 3-3 De COMPACT processorkaart. ...........................................................................20 Figuur 3-4 De layout van de COMPACT processor print. ......................................................21 Figuur 3-5 De Sub-D connectoren naar de OUT08x modules op de COMPACT extentieinterface kaart..................................................................................................................22 Figuur 3-6 De RS232 verbindingskabel van TDS naar PC met een 9 polioge connector. ....23 Figuur 3-7 De RS232 kabel van TDS naar PC met een 25- polige connector. ....................23 Figuur 3-8 De jumper instellingen van de COMPACT centrale. ...........................................26 Figuur 3-9 De MICROS bekabelingstopologie (1): de centrale eenheid (links- midden), de ingangen(onderaan) en de uitgangen(bovenaan)...........................................................28 Figuur 3-10 De MICROS bekabelingstopologie (2): centrale eenheid, de ingangen en de uitgangen.........................................................................................................................28 Figuur 3-11 De MICROS centrale eenheid binnenin (1). ......................................................29 Figuur 3-12 De MICROS centrale eenheid binnenin(2). .......................................................29 Figuur 3-13 De dimmer extentieprint dient in de linker-bovenhoek van de MICROS centrale te worden ingeplugd (met de groene connectoren naar links gericht)............................30 Figuur 3-14 De MICROS jumper instellingen. .......................................................................30 Figuur 3-15 De verschillende kloktabellen. ...........................................................................35 Figuur 3-16 De verschillende REGIME statussen..................................................................36 Figuur 4-1 Het TELETASK-design toetsenpaneel met acht toetsen......................................38 Figuur 4-2 Het TELETASK-design toetsenpaneel met verlicht LCD-scherm. ......................38 Figuur 4-3 De ITALY-6 design...............................................................................................39 Figuur 4-4 De ITALY-5 design................................................................................................39 Figuur 4-5 Een standaard Belgische inbouw doos (IPW M50) .............................................41 Figuur 4-6 De TICINO wanddoos (504) + frame en frontplaat (de laatste bestaat in meer dan 20 kleuren). Voor de TPIT-VFD uitvoering is het montageprincipe gelijkaardig maar moet u de 506L inbouwdoos gebruiken. ..................................................................................41 Figuur 4-7 Voor beide types wanddoos moet de onderzijde zich op ongeveer 1,35 meter bevinden van de vloer. Voor het toetsenpaneel met LCD/VFD- display moet dit 1,5 meter zijn. ..................................................................................................................................42 Figuur 4-8 De TELETASK toetsenpanelen hebben een neutraal witte kleur en worden nu ook met witte montageschroefjes geleverd............................................................................43 Figuur 4-9 Elke TELETASK interface wordt geleverd met standaard AUTOBUS connectorset. .........................................................................................................................................46 Figuur 4-10 De AUTOBUS is verbonden met de gestandaardiseerde miniatuur connector.47 Figuur 4-11 Het IR-LINK systeem toegepast op een audio systeem....................................48 Figuur 4-12 De IR zender is slechts met drie draden aan de AUTOBUS kabel aangesloten.48 Figuur 4-13 De verbindingen met de IR- LINK zender module.............................................49 Figuur 4-14 De verwarmingsinstallatie met twee zones bestaat uit twee sensoren, twee relais uitgangen en de bediening gebeurt van op het TPTT-LCD toetsenpaneel. ...................51 Figuur 5-1 De lay-out van het TELETASK TPTT8 toetsenpaneel.........................................54 Figuur 7-1 De verschillende verbindingen en instellingen op het ‘Italy-5’ toetsenpaneel. ....56 Figuur 8-1 De verschillende verbindingen en instellingen op het TPIT-VFD toetsenpaneel.57 Figuur 9-1 De verschillende verbindingen en instellingen op het ‘Italy-6’ toetsenpaneel. ....58 Figuur 10-1 De TDS12116 digitale ingangsinterface in railmontage versie..........................60 Figuur 11-1 De digitale ingangsinterface in railmontage versie. ...........................................61 Figuur 11-2 De verbindingen naar de ingangsinterface (railmontage). .................................62 Figuur 11-3 De baud rate instellingen van de digitale ingangsinterface (vet gedrukt is de standaard instelling). .......................................................................................................62 Figuur 12-1 De inbouw versie van de digitale ingangsinterface. ..........................................63 Figuur 12-2 De verbindingen op de ingebouwde versie van de INP08D zijn, op de aansluiting voor een optionele infraroodontvanger na, gelijk aan deze van de railversie.................64 Figuur 14-1 De acht kanalen analoge ingangsinterface voor rail montage. .........................66 Figuur 14-2 De baud rate instellingen van de analoge ingangsinterface..............................66 Figuur 16-1 De temperatuursensor op een muur gemonteerd. .............................................68 TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 8
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 16-2 De aansluitingen aan de temperatuursensor.....................................................68 Figuur 17-1 De vochtsensor op een muur gemonteerd. ........................................................69 Figuur 17-2 De aansluitingen van de vochtsensor................................................................69 Figuur 18-1 De lichtsensor wordt geleverd in een standaard opbouw doos.........................70 Figuur 19-1 De basisknoppen staan op dezelfde plaats als op het standaard TELETASK toetsenpaneel met 8 drukknoppen..................................................................................72 Figuur 19-2 Vervang tijdig de twee ‘AAA’ batterijen..............................................................74 Figuur 19-3 Let op de polariteit!.............................................................................................74 Figuur 21-1 Op de TELETOUCH print zijn aan de zijkant (onderaan) de AUTOBUS- en telefoonlijn aansluitingen op twee plugbare connectoren ter beschikking......................76 Figuur 21-2 De instellingen van de AUTOBUS baud rate op de TELETOUCH interface.....77 Figuur 21-3 De verbinding met een standaard tweedraads analoge telefoonlijn...................77 Figuur 23-1 De twaalf kanalen vermogendimmer met manuele noodvoorziening.................88 Figuur 23-2 De P8, P9 of P10 connector naar een 12 kanaals vermogendimmer (DIM12). 89 Figuur 23-3 De connector P11 naar een 4 kanaals dimmer (DIM4). ....................................89 Figuur 23-4 De jumpers P1 tot P6 staan per PROJECT dimmerprint op een andere rij. ....91 Figuur 23-5 De vermogendimmers worden gebruikt om de perfecte sfeer te creëren. ........92 Figuur 23-6 Een twaalfkanaals dimmer geplaatst in een professioneel verdeelbord. ..........93 Figuur 23-11 Het aansluitschema van de motorinterface TDS13524. ................................100 Figuur 23-12 Links/rechts sturing van een 230V-AC motor (rolluiken, gordijnen,...) door een omschakelcontact te combineren met een solid-state relais (max. 2A per SSR relais en max. 400VA per SSR module). Het besturen moet d.m.v de ‘MOTOR’ functie gebeuren (zie de PROSOFT handleiding). ..................................................................................101 Figuur 23-13 Links/rechts controle van een DC motor (rolluiken, gordijnen,...) door twee OUT08R-(enkelpolige) contacten te combineren. Het programmeren moet d.m.v. de ‘MOTOR’ functie gebeuren (zie PROSOFT handleiding voor meer informatie over de ‘MOTOR’ functie)...........................................................................................................102 Figuur 23-14 De OUT08SSR-D railmodule. ........................................................................103 Figuur 23-15 De D-TO-R railmodule. ..................................................................................105 Figuur 23-16 Het voeden van de D-TO-R module uit de MICROS centrale. ......................106 Figuur 23-17 Het voeden van de D-TO-R module uit de COMPACT centrale. ..................106 Figuur 23-18 Het voeden van de D-TO-R module uit de PROJECT centrale. ...................106 Figuur 23-19 Basisschema van een toegepaste MUX/DEMUX set....................................107 Figuur 23-20 Een installatie met meerdere MUX/DEMUX sets. .........................................108 Figuur 28-1 De AUDIOACCESS interface heeft slechts twee belangrijke connectoren tussen AUTOBUS en AUDIOACCESS.....................................................................................120 Figuur 28-2 Principeschema van een AUDIOACCES systeem met TELETASK koppeling.121 Figuur 28-3 De lay-out van de speciale TELETASK AUTOBUS naar AUDIOACCESS interface module............................................................................................................122 Figuur 28-4 De AUTOBUS baud rate instellingen op de AUDIOACCESS interface.. ........122 Figuur 28-5 De Audio Access baud rate instellingen op de AUDIOACCESS interface......122
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 9
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 2-1 Schema van het COMPACT / PROJECT Domotica systeem.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 10
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 2-2 Schema van het MICROS domotica systeem.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 11
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
3 DE CENTRALE EENHEDEN.
De systeemafmetingen: Opmerking: ‘TDS’ is de afkorting van ‘Teletask Domotica Systemen’. Wanneer in de tekst gesproken wordt over de ‘MICROS’, ‘COMPACT’ en ‘PROJECT’ systemen, dan bedoelt de afkorting ‘TDS’ al deze systemen. Telkens wanneer de afkorting ‘TDS’ gebruikt wordt is de uitleg geldig voor elk van de systemen. Daar deze volledig compatibel zijn met elkaar en alle volgens de ‘AUTOBUS’ standaard communiceren is dit voor de meeste van de zaken het geval. Door de band zijn het enkel de typische verschillen van de hardware van de centrale eenheden die als echt verschillend te bekijken zijn.
3.1
DE CENTRALE EENHEID ‘PROJECT’:
De PROJECT centrale eenheid meet samen met zijn onderaan ingebouwde interfaces 130 cm hoog, 55 cm breed en 14 cm diep.
3.2
DE ‘COMPACT’ CENTRALE EENHEID: TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 12
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
550 breed x 650 hoog
3.3
DE ‘MICROS’ CENTRALE EENHEID:
Technische schets: bemating
3.4
Waar moet u de centrale eenheid plaatsen?
Algemene opmerkingen:: Wanneer u gebruik maakt van vermogenrelais welke u in uw verdeelbord plaatst, zorg er dan voor dat het geluid dat deze vermogenrelais bij het schakelen maken, geen voor de bewoners storend effect geven. Om deze reden raden we aan om deze relais op een centrale plaats te houden en ze niet in verschillende delen van de (grotere) woning te verspreiden. De keuze van deze centrale plaats is dus ook om akoestische redenen van belang. Kies een ruimte die niet gelegen is naast een zitkamer of slaapkamer. Monteer indien mogelijk de vermogenkast waarin zich de relais bevinden niet op een houten, maar op een stenen muur. Een houten rugplaat kan eventueel akoestisch versterkend werken. Vermogendimmers kunnen eveneens geluid veroorzaken. Indien geplaatst op een houten wand, kan deze wand eveneens als een soort luidspreker werken en het zacht zoemend geluid van de dimmers extra versterken. Gebruik ook hier voor de montage best een stenen wand. In sommige landen is een houten achtergrond ook verboden om reden van brandveiligheid.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 13
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.4.1
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Waar plaatst u best de PROJECT centrale eenheid:
De plaatsing van de centrale eenheid gebeurt het best dicht bij de zekeringenkast, daar waar de centrale aardingsaansluiting ter beschikking is. Dit is eveneens de plaats waar de relais- en de dimmerkasten worden geplaatst. De PROJECT centrale eenheid heeft altijd een interface eenheid welke onderaan aansluit en het tweede deel van de centrale vormt. Dit is zeer belangrijk omdat de afstand tussen centrale eenheid en interfaces gelimiteerd is. Indien dit niet het geval zou zijn kunnen langere afstanden werkingsstoringen veroorzaken. In de onderstaande tekst maken we geen Foto TELETASK verdere melding van het interface deel van de PROJECT centrale, daar deze beide als één eenheid worden gezien. Het is ten stelligste aan te raden om de PROJECT centrale eenheid zo te plaatsen dat het LCD- scherm op ooghoogte komt. In dit geval is er eveneens voldoende ruimte om onder de eenheid de nodige bekabeling aan te brengen. OPMERKING!!! Het is zeer belangrijk dat ook de twee veiligheidsaardingen links- en rechtsonder de kast, met een soepele draad (geel/groen) van minimaal 4mm², rechtstreeks aan de aardingsonderbreker verbonden wordt.
3.4.2
Waar plaatst u best de COMPACT centrale eenheid:
Het is aan te raden om de centrale eenheid op een hoogte te plaatsen waardoor het display op ooghoogte komt. Op deze manier is er eveneens voldoende ruimte onder de centrale voor het aanbrengen van de nodige bekabeling. Zorg ervoor dat een goede centrale aarding ter beschikking is. OPMERKING!!! Het is zeer belangrijk dat ook de twee veiligheidsaardingen links- en rechtsonder de kast, met een soepele draad (geel/groen) van minimaal 4mm², rechtstreeks aan de aardingsonderbreker verbonden wordt.
3.4.3
Waar plaatst u best de MICROS centrale eenheid:
Het is aan te raden om de MICROS centrale eenheid op ooghoogte te plaatsen zodat het LCD- display duidelijk leesbaar is. De kabels komen allen onderaan de kast. De laagspanningskabels komen linksonder de kast naar buiten, de vermogenuitgangen komen rechts ervan naar buiten. Scheid beide signaalsoorten dus zoveel mogelijk van elkaar (we raden aan om minstens 5 cm afstand te houden over de volledige installatie). Zorg dat er een degelijke centrale aarding ter beschikking is. Veel van de inwendig in de toestellen aanwezige filters leiden hun storingen af naar de aarding (van de veiligheidsaarding). OPMERKING!!! Het is zeer belangrijk dat ook de veiligheidsaarding rechtsonder op de zijwand van de kast, met een soepele draad (geel/groen) van minimaal 4mm², rechtstreeks aan de aardingsonderbreker verbonden wordt.
3.5 3.5.1
Hoe moet de centrale eenheid gemonteerd worden. De PROJECT centrale eenheid:
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 14
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
De PROJECT eenheid weegt ongeveer 30 kg en moet stevig worden vastgemaakt op een vlakke wand. Doormiddel van vier intern te plaatsen schroeven moet de kast aan de wand worden vastgemaakt. Om dit te kunnen doen moet het PROJECT frontpaneel (de plaat met het toetsenbord) worden losgemaakt. Hiervoor maakt u de vier schroeven van het frontpaneel los. Hou bij het losschroeven het frontpaneel stevig vast. Wanneer de vier schroeven zijn weggenomen kan u voorzichtig het front wegnemen. Het frontpaneel hangt vast aan de behuizing met een aardingsdraad en een platte bandkabel. Maak beiden voorzichtig los aan de processorkaart welke zich op de bodem van de kast bevindt. Nu kan u de openingen in de kast aftekenen op de wand. Gebruik enkel de bovenste twee gaten van de bovenste kast en de onderste twee van de onderste kast. Enkel bij zachtere wanden kan u middenin nog twee extra bevestigingsgaten kiezen. ZORG ER VOOR DAT DE PRINTKAARTEN BIJ HET PLAATSEN NIET WORDEN GESCHONDEN. VERMIJD METALEN DEELTJES! Deze kunnen zware schade aanbrengen aan de electronica wanneer bij het opstarten mogelijke kortsluitingen zouden ontstaan. Bij het plaatsen kan u de electronische kaarten het best beschermen met een aangekleefde plasticfolie. Wanneer de kast is opgehangen kan u de frontplaat terug plaatsen nadat u de aardings- en de platte kabel verbinding terug heeft gemaakt. 3.5.2
De COMPACT centrale eenheid.
Doormiddel van vier schroeven kan u de centrale eenheid aan een muur bevestigen. ZORG ER VOOR DAT DE PRINTKAARTEN BIJ HET PLAATSEN NIET WORDEN GESCHONDEN. VERMIJD METALEN DEELTJES! Deze kunnen zware schade aanbrengen aan de electronica wanneer bij het opstarten mogelijke kortsluitingen zouden ontstaan. Bij het plaatsen kan u de electronische kaarten het best beschermen met een aangekleefde plasticfolie. 3.5.3
De MICROS centrale eenheid.
Gebruik vier schroeven met beschermingsring om de behuizing op de muur vast te schroeven. De opening linksonder is geschikt voor alle laagspanningsverbindingen: De Autobus, de 30 interne ingangen, de RS232 verbinding en de twee sensoringangen. De 24 enkelpolige contactuitgangen en de twee 230V ingangen worden aangesloten met kabel die via de uitbreekopeningen naar buiten gebracht wordt. De openingen kunnen worden voorzien van kabelwartels en/of een eronder gemonteerde draadgoot..
3.6
De verbindingen naar een TDS centrale eenheid.
Dank zij het gebruik van de AUTOBUS samen met de externe uitgangsmodules is de bekabeling erg eenvoudig. De mogelijke kabels zijn: - Net aansluiting (230V) via het meegeleverde netsnoer. - De AUTOBUS kabel (de MICROS centrale heeft één busaansluiting, de COMPACT heeft twee busaansluitingen en de PROJECT centrale heeft vier busaansluitingen). - De RS232 kabel van/naar de PC ( programmering en/of on-line communicatie). - De analoge uitgangskabels naar de dimmers. - De kabels naar de externe uitgangsmodules OUT08x. Voor de MICROS centrale kunnen er enkele extra kabeltypes bijkomen: De draden voor de 30 rechtstreekse (contact-) ingangen De twee rechtstreekse 230VAC ingangen De twee analoge sensoringangen. De draden van de 24 relais-uitgangen (230V/10A enkelpolige contacten) 3.6.1 De AUTOBUS. BELANGRIJK! De AUTOBUS kabel is een 4KV geïsoleerde soepele kabel met folieafscherming. Deze kabel geeft u de garantie op een feillose werking van het geheel en zorgt er ook TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 15
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
meteen voor dat aan de nodige CE (EMC en laagspanningsrichtlijn) is voldaan. TELETASK staat dan ook enkel in voor de goede werking van het geheel indien effectief deze TDS90006 (of de versie in flexibele buis TDS90007) is gebruikt. De AUTOBUS is een RS485- achtige bi- directionele gebalanceerde bus. Alle acties hebben een hoog betrouwbare bi- directionele procesafwikkeling. Indien een drukknop ingedrukt wordt (een contact gesloten wordt), zal de betreffende interface de opdracht (inclusief fout detecterende- en verwerkende- corrigerende informatie) over de AUTOBUS naar de centrale eenheid zenden. De centrale eenheid beantwoord deze aanvraag met een bevestiging aan de interface. Indien dit niet het geval is (bijvoorbeeld in het geval van een busconflict) zal de interface automatisch de opdracht herhalen. Indien meer dan één interface op hetzelfde ogenblik probeerde de AUTOBUS te gebruiken, zorgt het protocol dank zij zijn ingebouwde intelligentie er voor dat een nieuwe poging ondernomen wordt. Deze tweede informatietrein is dusdanig in de tijd verschoven dat de betreffende interfaces geen opeenvolgende busconflicten kunnen veroorzaken. Dit betekent ook dat een gebruiker terzelfdertijd zo veel mogelijk opdrachten mag verzenden als hij maar wil (er zullen slechts enkele millisekonden extra vertraging optreden). Dank zij de omschreven TELETASK AUTOBUS protocollen en het inbouwen van de automatische foutdetectie is een foute communicatie zo goed als uitgesloten. Dank zij dit systeem bereikt TELETASK een uitzonderlijk hoog betrouwbaarheidsniveau, zelfs bij hoge transmissiesnelheden. Geen probleem dus wanneer u veiligheidsfuncties zoals deuropeners, garagepoorten, maar ook verwarming, airconditioning e.d. via AUTOBUS wil besturen. Wees er u bewust van dat kwaliteit niet enkel bepaald wordt door het product, maar ook door de plaatsing ervan. De AUTOBUS moet steeds met de nodige zorg worden gelegd. De kabel moet mechanisch beschermd worden zodat hij gedurende het bouwproces niet kan geschonden worden. De goede werking van het domotica systeem is afhankelijk van de in de kabel aanwezige voeding en de twee communicatiedraden wit/blauw ( plus de groene IR- link draad). Indien er na het leggen van de AUTOBUS kabel nog eventuele zware werken kunnen plaats grijpen, dan is het zeker raadzaam om de kabel meer dan volgens de normale voorschriften te beschermen tegen beschadiging. Het inmetselen van de grondleidingen waarin de kabel zich bevindt is dan een vereiste. Het AUTOBUS netwerk moet worden aangesloten aan elke interface. In het geval van de PROJECT centrale zijn er vier aansluitingen aan maximum vier binnenkomende AUTOBUS kabels. In het geval van een COMPACT centrale zijn er twee mogelijke AUTOBUS netwerken aansluitbaar en in het gavel van MICROS is er één aansluiting. Elke aansluiting bestaat uit 4 draden en bezit een: +12V aansluiting 0V (massa) aansluiting 'A' data draad 'B' data draad
(dikke rode draad) (dikke zwarte draad) (dunne blauwe draad) (dunne witte draad))
Opmerking 1: De IR- verbindingsdraad (dunne groene) kan niet worden aangesloten aan de centrale eenheid. Deze draad verbindt enkel de IR- ontvangers (van de toetsenpanelen) met de betreffende IR- transmitter en heeft geen verbinding met de centrale eenheid. Opmerking 2: De AUTOBUS kabel moet steeds in een busvorm gelegd worden. Dit betekent dat een bus start aan de centrale eenheid en verder om beurt de verschillende aanwezige AUTOBUS interfaces (vb. toetsenpanelen) bezoekt. Ter preventie van mogelijke problemen met de AUTOBUS bekabeling is het goed om de AUTOBUS aan de laatste interface terug naar de centrale eenheid te leggen. Daar wordt hij echter niet met de centrale verbonden (isoleren met een euroklem zodat zich geen kortsluitingen kunnen voordoen). U mag wel de +12V en de 0V draad parallel verbinden op de vertrekkende AUTOBUS (naar de éérste interface). Aan de kant van de centrale eenheid dus. Op deze manier wordt de 12 Volt voeding naar de aangesloten interfaces beter. Bovendien is er bij kabelbreuk een mogelijkheid om de sectie, welke van de bus is afgesloten, toch terug van een busaansluiting te voorzien door de lus te sluiten ter hoogte van de centrale eenheid.. TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 16
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.6.2
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
HET AFSLUITEN VAN DE AUTOBUS.
De AUTOBUS is een bi- directionele hoge snelheidsbus (tot 1Mb) met een typische impedantie. Om eventuele reflecties op de bus tot een minimum te herleiden is het nodig dat deze afgesloten wordt met de juiste weerstand. Om deze reden heeft elke interface een ingebouwde afsluitweerstand. De afsluitweerstand is normaal niet aangesloten. Via het voorziene ‘brugje’ (= ‘jumper’) kan u de weerstand op de bus aansluiten. Dit moet enkel gebeuren op de interface welke als laatste op de bus is aangesloten. Indien de communicatie niet perfect verloopt, moet u ook de weerstand aan de centrale inschakelen (dit is het brugje dat zich vlak naast de AUTOBUS aansluiting van de centrale eenheid bevindt; zie tekening van de betreffende centrale verder in deze handleiding). 3.6.2.1
De AUTOBUS connecties op het PROJECT systeem:
De AUTOBUS aansluitingen in de PROJECT centrale eenheid , worden gedaan op de ‘REPEATER’ print (zie tekening hieronder). Deze print zorgt voor de verbinding tussen de AUTOBUS stroomvoorziening en de processorprint aan de ene kant en aan de andere kant zorgt ze voor de verbinding tussen vier AUTOBUS netwerken en de RS232 aansluitingen tot een PC. Trek het betreffende schroefconnectorblok los om het aansluiten van de vier AUTOBUS draden gemakkelijker te maken. Vergeet niet dat de afscherming van de AUTOBUS kabel aan de aarding (van de PROJECT centrale) moet verbonden worden. Deze afscherming moet u bovendien aan elke verbinding met een interface verder doorverbinden naar de volgende, tot op het einde van de buskabel. Op het einde moet u deze gewoon isoleren. Verbind de afscherming dus enkel aan de kant van de centrale eenheid!
Figuur 3-1 De AUTOBUS verbindingen op de PROJECT - ‘repeater’ print.
3.6.2.2
De AUTOBUS verbindingen op de COMPACT centrale.
De COMPACT centrale beschikt over twee AUTOBUS aansluitingen. Deze bevinden zich op de print in de bodem van de kast aan de rechterzijde van de basisprint (onder de bandkabel). Trek de schroefconnectorblok los om het aansluiten van de vier AUTOBUS draden gemakkelijker te maken. Vergeet niet dat de afscherming van de AUTOBUS kabel aan de aarding (rechtsonder in de COMPACT centrale) moet verbonden worden. Deze afscherming moet u bovendien aan elke verbinding met een interface verder doorverbinden naar de volgende, tot op het einde van de buskabel. Op het einde moet u deze gewoon isoleren. Verbind de afscherming dus enkel aan de kant van de centrale eenheid! Opm: de aansluitingen van de AUTOBUS zijn aangegeven op de print (onder de steekconnector).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 17
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.6.2.3
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
De AUTOBUS verbinding in de MICROS centrale.
De AUTOBUS moet worden verbonden op de plugbare connector bovenaan in het midden van de basisprint van de MICROS centrale (zie het aansluitschema binnen in de deur van de centrale. Trek het schroefconnectorblok los om het aansluiten van de vier AUTOBUS draden gemakkelijker te maken. Vergeet niet dat de afscherming van de AUTOBUS kabel aan de aarding (net boven het connectorblok) moet verbonden worden. Deze afscherming moet u bovendien aan elke verbinding met een interface verder doorverbinden naar de volgende, tot op het einde van de buskabel. Op het einde moet u deze gewoon isoleren. Verbind de afscherming dus enkel maar de kant van de centrale eenheid! Opm: de aansluitingen van de AUTOBUS zijn aangegeven op schema dat binnen op de deur van de MICROS is aangebracht. 3.6.3
DE UITGANGEN VAN DE TDS CENTRALES.
Er zijn twee types basisuitgangen: De digitale uitgangen, welke relaiscontacten zijn en de analoge uitgangen welke een signaal van 0 tot 10 Volt geven en geschikt zijn voor het aansturen van dimmers.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 18
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.6.4
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
DE UITGANGEN VAN DE PROJECT CENTRALE EENHEID:
Figuur 3-2 De PROJECT interface print. De DIGITALE uitgangen van de PROJECT centrale: De interface eenheid beschikt standaard over één en optioneel over een tweede- of derderelais uitgangsprint. Elk heeft zes Sub-D connectoren welke naar een relaisprint (vb. OUT08R) kunnen worden aangesloten. Een speciale afgeschermde en CE gekeurde verbindingskabel is leverbaar door TELETASK. Er zijn standaardlengtes leverbaar van 0,5 - 3 - 5 en 10 meter. Wanneer een langere kabel nodig zou zijn is het mogelijk om een multiplexer en een demultiplexer set van TELETASK te gebruiken. Deze set maakt het mogelijk om de digitale uitgangssignalen te transporteren over een afstand tot 50 meter. Dit zou moeten volstaan voor de meeste toepassingen in private woningen. De interconnectie tussen de multiplexer en de demultiplexer moet gebeuren d.m.v. een afgeschermde kabel met 3 aders (AUTOBUS kabel is bruikbaar). Zo is het mogelijk om tot 16 digitale uitgangssignalen te transporteren per MUX/DEMUX set. Zie verder de ‘MUX/DEMUX’ hoofding voor meer info. De ANALOGE uitgangen van de PROJECT centrale: De analoge uitgangssignalen (0 tot 10V) zijn voorzien op de schroefaansluitingen op de analoge uitgangsprint. In de PROJECT centrale eenheid kunnen er zich in de interfacekast (onderste deel van de ¨PROJECT centrale) tot drie analoge uitgangskaarten bevinden. De wijze van aansluiten kan u verder in deze brochure vinden.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 19
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.6.5 3.6.5.1
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
DE UITGANGEN VAN DE COMPACT CENTRALE: De lay-out van de COMPACT processorprint (kastdeur):
Figuur 3-3 De COMPACT processorkaart.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 20
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.6.5.2
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
De lay-out van grote COMPACT interfaceprint (bodem van de kast):
Figuur 3-4 De layout van de COMPACT processor print.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 21
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.6.5.3
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
De kleine COMPACT extensie- interfaceprint: platte kabel naar het COMPACT frontpaneel
1
Connector digital outputs 65 to 72
1
Connector digital outputs 57 to 64
1
Connector digital outputs 49 to 56
Figuur 3-5 De Sub-D connectoren naar de OUT08x modules op de COMPACT extentieinterface kaart.
De aansluitingen naar de COMPACT interface print zijn beperkt en eenvoudig te realiseren: - 2 AUTOBUS aansluitingen (4- draads aansluitingen op de rechter zijde van de hoofdinterface print). - Analoge uitgangen (bovenaan de hoofdinterface print) met de veertig (12+12+12+4) 0-10V analoge uitgangen naar de dimmers. - De relais uitgangen op de hoofd- en extensie- interface met de OUTO8x uitgangsmodules (bijvoorbeeld OUTO8R module) d.m.v. een standaard TELETASK OUT08x kabel (0,5 - 3 - 5 of 10 meter). - RS232 interface met een IBM compatibele PC. Door de standaard TELETASK kabels naar de relais uitgangen te gebruiken, worden alle vereiste aardingen en afschermingen automatisch gemaakt.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 22
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.6.6
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
DE TDS VERBINDING MET EEN PC.
De verbinding tussen een TELETASK centrale en een PC gebeurt via de in de centrale zowel als op elke PC voorziene RS232 interface. De nodige kabel kan u bestellen bij TELETASK. U kan de kabel ook zelf maken volgens onderstaand schema. De kabel is gelijk voor de verschillende TDS systemen (MICROS, COMPACT en PROJECT). Opmerking: Om een betrouwbare communicatie mogelijk te maken tussen de PC en de TDS centrale is het nodig dat beide systemen geaard zijn. Het is echter gevaarlijk om de aardingen tussen beide systemen te verbinden via de communicatiekabel. Verbind de eventuele kabelafscherming dus slechts aan één kant van de kabel. 3.6.6.1
De kabel voor een PC met een 9- polige mannelijke SUB-D connector (in de meeste gevallen is dit zo):
Opmerking: De Teletask bestelcode is TDS 90113. TLS
cable
9 pole female
cable
9 pole male
9 pole female 3
3
2
2
5
5
PC 9 pole male
1 4 6 7 8
Figuur 3-6 De RS232 verbindingskabel van TDS naar PC met een 9 polioge connector. 3.6.6.2
Kabel voor een PC met 25 polige manneijke SUB-D connector (niet leverbaar door Teletask):
TLS
cable
9 pole female
cable
9 pole male
PC
25 pole female 25 pole male 3
2
2
3
5
7 6 8 20 4 5
Figuur 3-7 De RS232 kabel van TDS naar PC met een 25- polige connector.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 23
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.6.7
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
AARDING EN AFSCHERMING.
Om interferentieproblemen veroorzaakt door electromagnetische koppeling en impuls genererende belastingen te voorkomen, moet u zorgvuldig alle afschermingen verbinden met de centrale aarding in de centrale eenheid. De behuizing van de centrale, de kastdeur en andere aardingspunten zijn verbonden met een centrale aarding naar de netaansluiting. OPMERKING!!! Het is bovendien zeer belangrijk dat ook de veiligheidsaarding(en) onderaan de kast, met een soepele draad (geel/groen) van minimaal 4mm², rechtstreeks aan de aardingsonderbreker verbonden wordt. Bij de MICROS centrale is de veiligheidsaarding aansluitbaar rechtsonder aan de buitenzijkant van de behuizing. Voor de COMPACT en PROJECT centrales is deze aansluiting links- en rechtsonder rechtstreeks met de aardingsonderbreker te maken. Laat om betrouwbaarheidsredenen nooit kabeloverschotten in de centrale eenheid. Zorg ervoor dat eventuele resterende kabelstukken (opgerolde stukken van bijvoorbeeld OUT08x kabels) buiten de kast worden gehouden. Externe contacten van vermogenrelais welke inductieve- of capacitieve belastingen schakelen (ventilatoren, rolluikmotoren, transformatoren, ballasten, gecompenseerde TLverlichting met electronische ballast, deurbellen,…) kunnen pieken genereren. In dit geval en in het kader van de CE- keur zouden deze contacten moeten voorzien worden van een speciaal hiervoor geschikte ontstoorkring.
3.7
HOE EEN TDS CENTRALE EENHEID GEBRUIKEN.
3.7.1 3.7.1.1
HOE DE PROJECT CENTRALE EENHEID GEBRUIKEN. HET PROJECT FRONT PANEEL.
Het toetsenbord van het frontpaneel wordt gebruikt voor het programmeren van sommige van de softwareparameters van de centrale eenheid. Voor meer informatie over programmeren d.m.v. het toetsenbord, zie deel ‘gebruik van het CPU toetsenbord’. 3.7.1.2
DE DIPSCHAKELAARS OP DE PROCESSORPRINT VAN DE PROJECT CENTRALE EENHEID.
Een DIP- schakelaarblok met 8 instelschakelaars staat op de hoofd processorprint. Deze print zit achter de PROJECT frontpaneelprint. Deze DIP- schakelaars zijn geschikt om enkele basisinstellingen mogelijk te maken. Met J1 en J2 kan u de AUTOBUS baud rate instellen. Deze staat van uit de fabriek standaard op 9600 bps ingesteld en moet gelijk staan met de snelheid op alle AUTOBUS interfaces. Met J3 en J4 kan u de baud rate instellen voor de communicatie tussen de TDS centrale en de PC. Deze staat standaard op 19200 bps ingesteld en moet bij het doorzenden van programmatietabellen vanuit PROSOFT (zie ‘niveau 3 -deel 2’) dan ook als snelheid worden gebruikt. De DIP- schakelaars J5, J6 en J7 worden op dit ogenblik niet gebruikt. Met J8 kan het interne RAM geheugen worden gewist. Dit kan nodig zijn na het vervangen van de geheugenchip. De vet gedrukte instellingen zijn de standaard fabrieksinstellingen. We raden aan om deze niet te wijzigen. ‘UIT’ = OPEN; ‘AAN’ = GESLOTEN
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 24
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
Baud rate 1200 2400 4800 9600 19200
AAN UIT 3.7.1.3
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
AUTOBUS Jumper 1 UIT AAN UIT AAN -
PC Jumper 2 UIT UIT AAN AAN -
Jumper 3 UIT AAN UIT AAN
Jumper 4 UIT UIT AAN AAN
Jumper 5 -
Jumper 6 -
Jumper 7 -
Jumper 8 NORMAAL INITIATIE
HET RESETTEN VAN DE PROJECT CENTRALE EENHEID.
Telkens na het herinstellen van één of meerdere dipschakelaars moet de centrale worden gereset door de netspanning te onderbreken. Wacht steeds minstens een vijftal seconden voor u de spanning terug aanschakelt. Het resetten is ook mogelijk via het toetsenbord van de centrale (technical menu; menu ‘codes’).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 25
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.7.2
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
HOE DE COMPACT CENTRALE EENHEID GEBRUIKEN.
3.7.2.1
HET COMPACT FRONT PANEEL
Het toetsenbord op het frontpaneel wordt gebruikt voor het programmeren van sommige softwareparameters van de centrale eenheid. Voor meer informatie over het programmeren d.m.v. het toetsenbord, zie het deel ‘gebruik van het CPU toetsenbord’. 3.7.2.2
DE DIPSCHAKELAAR INSTELLINGEN OP DE COMPACT PROCESSORPRINT.
Er is een dipschakelaarblok met 8 toetsen op de COMPACT processorprint. Deze print is achter het COMPACT CPU frontpaneel geplaatst. Opmerking: J1 staat aan de rechterzijde van het blok, J8 aan de linkerzijde. Deze dipschakelaars zijn geschikt om systeeminstellingen te maken. D.m.v. J1 en J2 wordt de gebruikte baud rate voor het AUTOBUS netwerk geselecteerd. Deze instelling moet dezelfde zijn als de baud rate van alle op de AUTOBUS verbonden interfaces. D.m.v. J3 en J4 wordt de baud rate voor de communicatie tussen de COMPACT CPU en een aangesloten Personal Computer geselecteerd. De dipschakelaars J5 en J7 worden op de COMPACT print op dit moment nog niet gebruikt. Met J6 kan je de klok- tabellen van de centrale eenheid wissen en initialiseren. Met J8 kan je de andere interne RAM geheugeninformatie wissen initialiseren voor een éérste installatie of na het vervangen van een geheugenchip (herstelling of installatie van een eprom met een nieuwe softwareversie). Opmerking: J1 staat uiterst rechts, J8 is de uiterst linkse dipschakelaar. De vet gedrukte instellingen zijn de standaard fabrieksinstellingen, zoals deze dus in normale omstandigheden moeten staan. Opmerking: Na het herinstellen van één of meerdere jumpers, moet de centrale worden gereset door de spanning van de centrale weg te nemen (vb. netsnoer uittrekken) en deze na een korte wachtpauze van ongeveer vijf seconden terug te verbinden.
Baud rate 1200 2400 4800 9600 (default) 19200
AAN UIT
AUTOBUS Jumper 1 UIT AAN UIT AAN -
Jumper 5 -
PC Jumper 2 UIT UIT AAN AAN -
Jumper 3 UIT AAN UIT AAN
Jumper 4 UIT UIT AAN AAN
Jumper 6 NORMAAL INITIALISEER KLOKTABELLEN
Jumper 7 -
Jumper 8 NORMAAL INITIALISEER RAM (uitgez. Kloktabellen)
Figuur 3-8 De jumper instellingen van de COMPACT centrale.
3.7.2.3
HET RESETTEN VAN DE COMPACT CENTRALE EENHEID.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 26
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Indien vereist, kan de centrale eenheid gelijk wanneer gereset worden. Om dit te doen is het vereist de netaansluiting uit te schakelen. Wacht gedurende ongeveer 5 seconden en schakel de spanning terug aan.
3.7.3
HOE DE MICROS CENTRALE EENHEID GEBRUIKEN.
Principieel bestaat een TDS systeem uit ingangen, een centrale eenheid en uitgangen. De ingangen zijn voornamelijk drukknoppen en andere spanningsvrije contacten. Het centrale deel is de TDS CPU ( MICROS in dit geval). De uitgangen bestaan uit relais en dimmers (of de stuursignalen voor dimmers). Een MICROS installatie heeft ingangen welke direct op de centrale zijn bekabeld. Aan de intern in de kast aanwezige ingangen kan u rechtstreeks tot 30 spanningsvrije contacten aansluiten. Er zijn twee extra ingangen voor 230V signalen (bijvoorbeeld de uitgangen van bewegingsmelders welke meestal buitenshuis gebruikt worden). Intern in de MICROS centrale zijn eveneens twee ingangen voorzien voor het rechtstreeks aansluiten van twee temperatuursensoren. Extra ingangen kunnen worden aangesloten via de in de MICROS aanwezige AUTOBUS aansluiting. Dit is de 5- aderige bus welke het mogelijk maakt om de MICROS centrale op eenvoudige manier te verbinden met de speciale TELETASK toetsenpanelen met ingebouwde ontvanger voor afstandsbediening. Evenzo is het met digitale ingangsinterfaces, interfaces voor sensoren T°, L en H, telefoon interfaces, audio- en beveiligingsinterfaces, enz… Betreffende de uitgangen vindt u in de MICROS centrale 24 vermogenrelais met normaal open contact (24 x 250V/10A). Bovendien zijn twee Sub-D connectoren aanwezig voor het optioneel aansluiten van twee TELETASK OUT08x modules (OUT08R, OUT08RCO, OUT08SSR of OUT08SSR-D) als uitbreiding op het aantal schakelende uitgangen. Door het gebruik van de speciaal hiervoor geschikte TELETASK kabels kan snel een verbinding worden gemaakt tussen de centrale eenheid en de betreffende uitgangsmodule. De kabels zijn leverbaar in lengtes van 0,5 - 3 - 5 en 10 meter.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 27
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.7.3.1
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
DE HARDWARE OPBOUW VAN HET MICROS SYSTEEM.
lighting
wall sockets
contacts
...curtains...
MICROS central unit 230V AC AUTOBUS local inputs
push buttons
contacts
touch panels
...
IN OUT push buttons
Figuur 3-9 De MICROS bekabelingstopologie (1): de centrale eenheid (links- midden), de ingangen(onderaan) en de uitgangen(bovenaan).
3.7.3.2
DE VERSCHILLENDE BEKABELINGSTOPOLOGIEEN VAN HET MICROS SYSTEEM.
OUTPUT STAR STRUCTURE
TO LOCAL INPUTS
AUTOBUS BUS STRUCTURE
OUTPUT
Figuur 3-10 De MICROS bekabelingstopologie (2): centrale eenheid, de ingangen en de uitgangen.
3.7.3.3
De MICROS centrale eenheid binnenin.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 28
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 3-11 De MICROS centrale eenheid binnenin (1).
dimmer outputs (16)
LOCAL INPUTS (30+2)
INSIDE MICROS LOCAL SENSOR INPUTS(2) AUTOBUS
PC
LOCAL SENSOR INPUTS(2)
TO EXTERNAL RELAY MODULES (2x8)
LOCAL OUTPUTS (24xR)
MAINS
Figuur 3-12 De MICROS centrale eenheid binnenin(2). De twee interne ingangen voor 230V (ingang nr. 31 en 32) zijn softwarematig volledig gelijkwaardig aan de andere dertig interne ingangen ( nr 1 tot 30). Hardwarematig zijn ze echter volledig afwijkend. Wanneer op de ingangen 31 of 32 230V wordt geplaatst, dan komt dit overeen met het sluiten van een spanningsvrij contact op de ingangen 1 tot 30.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 29
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
De twee 230VAC ingangen zijn speciaal geschikt om de actieve spanningsuitgang van een bewegingsmelder (meestal voor buitenopstelling) rechtstreeks op aan te sluiten. U kan dus twee dergelijke bewegingsmelders aansluiten zonder daarvoor een hulprelais te moeten gebruiken.
3.7.3.4
DE OPTIONELE DIMMER EXTENTIEPRINT VOOR DE MICROS CENTRALE.
De stuuruitgangen 0 tot 10V voor dimmers zijn ter beschikking op de optioneel in te pluggen dimmer- extentieprint. Deze print kan eenvoudig op de voorziene afstandsbussen worden geplugd. De meegeleverde aardingsdraad plugd eenvoudig op de langszij aanwezige ‘fast-on’ klem. De eveneens meegeleverde meeraderige draadverbinding zorgt voor de verbinding tussen de MICROS processor print en de extensie print. Let er op dat u pin 1 van beide printen met elkaar verbindt (zie markeringen op de print; pin 1 is de anders gekleurde draad in de verbindingsset).
Figuur 3-13 De dimmer extentieprint dient in de linker-bovenhoek van de MICROS centrale te worden ingeplugd (met de groene connectoren naar links gericht).
De juiste aansluitingen van de dimmeruitgangen (1 tot 16) kan u vinden op het schema dat in de MICROS centrale zelf aan de binnenzijde van de duur is aangebracht.
3.7.3.5
De DIP- schakelaar instellingen op de MICROS eenheid.
Met deze dipschakelaars kunnen enerzijds de baud rate van de AUTOBUS en anderzijds de baud rate van de communicatie met de PC ingesteld.
Baud rate 1200 2400 4800 9600 19200
AUTOBUS Jumper 1 UIT AAN UIT AAN -
PC Jumper 2 UIT UIT AAN AAN -
Jumper 3 UIT AAN UIT AAN
Jumper 4 UIT UIT AAN AAN
De vet gedrukte instellingen zijn de fabrieksinstellingen (normaal altijd zo laten staan). Figuur 3-14 De MICROS jumper instellingen.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 30
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.8
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
GEBRUIK VAN HET TDS KEYBOARD.
De toetsenbordfuncties op de PROJECT, COMPACT en MICROS centrales zijn voor alle centrales gelijk. Het toetsenbord geeft toegang tot twee hoofdmenu’s, elk met een vast, vanuit de fabriek geïnstalleerd, paswoord: • •
De Gebruikersmodus ‘user support’(Paswoord: '12345') De Technische Modus ‘technical support’ (Paswoord: '09876')
Om de ‘user support’ op te starten: Druk op de ‘F’ -Toets Druk dan op Ent Geef het GEBRUIKERS paswoord in en druk op Ent U kan nu kiezen tussen het klokmenu, het manueel sturen van de uitgangen, de ‘store’ mode en de instelling van de TELETOUCH toegangscode (druk ‘F’ tot het gewenste menu en daarna de ‘ENT’ toets om in het betreffende menu te gaan).. Om de ‘technical support’ op te starten: Druk op de F-toets tweemaal Druk dan Ent Geef het TECHNISCHE paswoord in en druk op Ent. U kan nu de volgende menu’s oproepen: parallel dimmer test sequentiële uitgangstest actieve toetsenpanelen test codes menu verschepingsmode (druk ‘F’ tot het gewenste menu en daarna ‘ENT’)
3.8.1 3.8.1.1
HET ‘USER SUPPORT’ MENU. Het Kloktabel menu ‘clock tables’.
Voor een volledige beschrijving van de kloktabellen refereren we naar de betreffende hoofding hieronder.
3.8.1.2
Stel de uitgangen in de gewenste stand via het ‘Set Outputs’ menu.
Met het ‘set outputs’ menu kan u in het ‘user support’ menu elke relais- en dimmeruitgang manueel in de door u gewenste stand (AAN, UIT of x%) brengen. U dient éérst te kiezen of u één of meerdere dimmers- of relais wil gaan sturen. Dit doet u door in het ‘set outputs’ menu een ‘1’ of ‘2’ in te drukken. In het dimmer menu zal u het gewenste doelniveau van de betreffende dimmer(s) moeten ingeven. Dit is een getal van ’0’ tot ‘100’ %. Druk Enter en geef dan het nummer in van de te sturen dimmer uitgang. Indien u meerdere dimmer uitgangen terzelfdertijd naar het gevraagde niveau wil sturen, kan u een bereik (van - tot) ingeven met een koppelteken (‘-‘) als scheidingsteken. Dit zou bijvoorbeeld ‘1-16’ kunnen zijn indien u de dimmer uitgangen ‘1’ tot 16’ naar het hiervoor ingegeven niveau wil laten gaan. Van zodra u de Enter toets indrukt zullen alle uitgangen zich aanpassen, elk volgens zijn individuele stijgtijd. In het geval u voor ‘relay’ (= relais) gekozen heeft, kan u één of meerdere relais naar de gewenste stand (AAN of UIT) brengen. Dit gebeurt op gelijkaardige wijze voor de TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 31
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
dimmers. In het geval van een relais kan u echter enkel de stand AAN of UIT kiezen door een ‘1’ of ‘0’ in te geven voor de doelstand. Van zodra u na het ingeven van het relais nummer - of van het relais nummer- bereik de Enter toets indrukt, worden alle relais onmiddellijk naar de gevraagde AAN- of UIT stand gezet. Opmerking: Om stroompieken zoveel mogelijk te beperken, houd de centrale eenheid echter rekening met de in PROSOFT ingegeven ‘relais- vertragingstijd’ welke telkens verloopt tussen het aansturen van relais. Een menu kan u steeds verlaten door de ‘C’ (Clear) toets in te drukken. 3.8.1.3
De ‘Store’ - of ‘memoriseer’- mode.
Op sommige ogenblikken kan het gewenst zijn om de voorgeprogrammeerde lokale sferen te kunnen aanpassen volgens de wensen van het ogenblik. Een lokale sfeer ‘TV kijken’ kan bijvoorbeeld door het wisselen van de seizoenen en de bijbehorende wijzigende lichtomstandigheden, tot de behoefte leiden om de vast ingestelde waarden (van voornamelijk dimmers) te kunnen aanpassen. Wanneer u op het niveau van de centrale eenheid in de ‘store’ mode gaat, kan u volledig vrij alle lokale sferen aanpassen en vastzetten als nieuwe toekomstige lokale sfeer door ‘zeer lang’ te drukken op de betreffende toets. Wijzig dus vooraf met de lokaal aanwezige toets- of toetsen de individueel aan te passen uitgangen. U kan dit ook doen van op het toetsenbord van de centrale eenheid (zie hierboven ‘set outputs’ menu). Van zodra de betreffende uitgangen (lichtpunten) de gewenste waarde hebben, moet u ‘zeer lang’ op de lokale sfeer toets (in dit geval ‘tv kijken’) drukken en u beschikt over een nieuw geprogrammeerde lokale sfeer. ‘Extra lang’ betekend in dit geval langer dan vier sekonden. Indien u dit doet van op een toets van een toetsenpaneel is dit het geval van zodra de ingebouwde verklikker stopt met knipperen. Vanaf dan kan u de nieuwe lokale sfeer steeds terug oproepen door de voorziene toets kort (of lang indien zo geprogrammeerd) in te drukken. Zelfs na een spanningsuitval zal het systeem nog steeds uw laatst geprogrammeerde stand bevatten. U kan elke lokale sfeer een ongelimiteerd aantal keren herprogrammeren. Om de ‘STORE’ mode te verlaten drukt u op het toetsenbord van de centrale eenheid op de ‘F’ toets.
3.8.1.4
Het Teletouch code menu.
Veranderen van het TELETOUCH PASWOORD: Om het paswoord van de TELETOUCH module te kunnen wijzigen moet u: in het ‘user support’ menu gaan naar het ‘Teletouch code’ menu. geef het huidige paswoord in en druk Enter. geef het nieuwe paswoord in en druk Enter. geef ter confirmatie nogmaals het nieuwe paswoord in en druk Enter.
3.8.2
Het ‘TECHNICAL SUPPORT’ MENU.
Dit menu is geschikt om bij het opstarten van elke nieuwe- of gewijzigde installatie als éérste te doorlopen. Op deze manier worden de nodige basiscomponenten en hun basismogelijkheden getest. Wanneer u in een testroutine bent en u wil deze verlaten, dan kan dat steeds door het indrukken van de ‘C’ toets. Wanneer u een bepaalde test niet wil uitvoeren dan drukt u op de ‘F’ toets om een test over te slaan (‘skippen’). Wanneer u een bepaalde test wel wil uitvoeren dan drukt u bij het verschijnen op het display de Enter toets.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 32
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.8.2.1
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
De Diagnostische functionaliteiten.
Er zijn 4 testroutines: Er zijn twee routines om de dimmer- en relaisuitgangen te testen: 1. Parallel Dimmer Test: Alle dimmer uitgangen worden hierin op hetzelfde ogenblik van 0 tot 100% gestuurd en terug van 100% naar 0%. Dit is op een langzaam ritme zodat de installateur de woning kan doorlopen en nagaan of elke uitgang (lichtpunt) op de gewenste manier werkt. Telkens wanneer het 0 - of 100% niveau is bereikt, geeft de centrale eenheid een korte bieptoon. Met deze test is het de bedoeling om eveneens een vollast test te doen van de dimmer uitgangen. Dit gebeurt dus bij de 100% stand, waarin alle dimmer uitgangen volledig AAN staan. Om de testroutine te verlaten moet u de ‘C’ toets drukken. 2. Sequentiële uitgangstest ‘sequential Output Test’: Deze testroutine zet één voor één alle relais en dimmers AAN/UIT. Van zodra het laatste relais getest is, begint de cyclus terug van vooraf aan. Op het LCD- display van de centrale kan u volgen welke uitgangen op dat ogenblik in teststuring zijn. Om het menu te verlaten drukt u op de ‘C’ toets. Er zijn twee AUTOBUS test routines. 3. Active Touch panel Test: De centrale eenheid (MICROS/PROJECT/COMPACT) zal telkens u de Enter toets drukt, tonen welke het interfaceadres is waarop zij antwoord kreeg en waarmee zij een goede communicatie kon mee tot stand brengen. De test probeert éérst adres ’1’ uit, daarna ‘2’, enz… Op het display van de centrale eenheid komt niet alleen het adres van de gevonden interface maar ook het aantal pogingen die zij moest ondernemen om een goed antwoord te kunnen ontvangen van deze interface. Dit getal moet altijd ‘01’ zijn. Indien dit niet het geval zou zijn, moet u de bekabeling van de AUTOBUS nazien. Telkens wanneer u na het displayen van een gevonden interface op de Enter toets drukt, gaat de centrale eenheid op zoek naar een volgende AUTOBUS interface. Om het menu te verlaten moet u op de ‘C’ toets drukken. 4. Touch panel message test: De centrale eenheid gaat in deze test als het ware omgekeerd te werk en laat het initiatief als het ware over aan de AUTOBUS interfaces zelf. Van zodra een interface een opdracht op de AUTOBUS plaatst, zal het adres en de betreffende toets (indien van toepassing) op het display van de centrale eenheid tonen. Op deze manier kan u heel gemakkelijk nagaan welk adres is ingesteld op een bepaald toetsenpaneel. Bij vergetelheid zorgt deze routine er voor dat u niet alle panelen moet open schroeven om na te gaan welk adres u instelde op een AUTOBUS interface. 3.8.2.2
HET ‘SHIPMENT MODE’ MENU.
Deze mode is enkel nodig wanneer u de volledige inhoud van het geheugen van de centrale wenst te wissen. Dit is de mode welke wordt gebruikt in de fabriek net vóór het sluiten van de verpakking. In deze mode wordt ook de interne klok stil gelegd. Na het binnengaan van de ‘shipment’ (=verschepings-) mode wordt elke processoractiviteit gestopt en moet u éérst de spanning voor minstens 5 seconden verwijderen voor u de centrale terug kan in werking zetten. Daar het geheugen volledig gewist is, moet u éérst via de PC terug de centrale programmeren (via PROSOFT). Eventuele instellingen van de kloktabellen welke enkel via het klavier van de centrale kunnen worden ingegeven dienen eveneens opnieuw te worden ingegeven. Let dus op vóór u de shipment mode kiest: bent u wel zeker dat u alle gegevens wil wissen?
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 33
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
3.9
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
DE KLOK TABELLEN.
In het menu van de klok tabellen (‘CLOCK TABLES’) kan u de datum en de tijd instellen. U kan er eveneens klok- acties ingeven, wijzigen of wissen. De kloktabellen zijn te bereiken via het ‘USER SUPPORT’ menu van de centrale eenheid. Dit kloksysteem is volledig gelijkaardig voor de MICROS, COMPACT en PROJECT systemen. 3.9.1
Beschrijving van het kloksysteem.
Het TDS kloksysteem bestaat uit vijf verschillende kloktabellen. In elk van deze tabellen kunnen zich al dan niet (klok-) acties bevinden. Klokacties zijn opdrachten die het systeem op een bepaald tijdstip moet uitvoeren. Voorbeeld van een klokactie: Schakel de tuinverlichting elke weekenddag aan om 20 uur ‘s avonds. 3.9.2
De vijf verschillende klok tabellen.
Er zijn twee verschillende kloktabel- groepen (zie ook de tabel hieronder): 1. Er zijn drie regime klok tabellen (‘regime clock tables’:) 1. De werkdag klok tabel (working day clock table) 2. De weekend klok tabel (weekend clock table) 3. De aanwezigheidssimulatie klok tabel (presence simulation clock table) 2. Er zijn twee alleenstaande klok tabellen. (‘standalone clock tables’) : 4. De continu klok tabel (continuous clock tabel) 5. De maatwerk klok tabel (custom clock table) Het volledige kloktabellen systeem is gebaseerd op het feit dat de kloktabellen geactiveerd of gedésactiveerd kunnen worden. De inhoud van een actieve kloktabel wordt door het systeem verwerkt. De inhoud van een niet actieve kloktabel wordt niet door het systeem verwerkt of bekeken. Van de drie regime kloktabellen is er maximaal één van de drie actief. Nooit is er meer dan één regime kloktabel terzelfdertijd actief. Met het regime commando ‘no action’ (geen actie) worden alle van de drie regime tabellen gedésactiveerd (zie ook PROSOFT handleiding). Indien één van de drie regime kloktabellen wordt geselecteerd, zijn de twee andere automatisch gedésactiveerd. Betreffende de alleenstaande (= standalone) klok tabellen: De ‘CONTINUOUS’ (= continue) klok tabel is steeds actief. Elke zich in deze tabel bevindende actie wordt steeds verwerkt en kan niet worden gedésactiveerd. Indien een bepaalde actie welke zich in de continuklok tabel bevindt moet worden gedésactiveerd kan dit alleen gebeuren door deze actie uit de tabel te verwijderen.(gebruik hiervoor het toetsenbord van de centrale eenheid, in het menu ‘user support, ‘clock tables’, ‘delete a clock line’ menu). De maatwerk (‘CUSTOM’) klok tabel kan vrij door de eindgebruiker worden in- of uit geschakeld. Dit kan gebeuren via een hiervoor geprogrammeerde drukknop, sfeer, enz… (te worden voorzien in uw PROSOFT programmatie). Opmerking: Wanneer u het verwarmingssysteem bestuurt met het regime systeem en de ‘no regime action’ (geen regime acties) opdracht wordt gegeven (via bijv. een druktoets), zullen alle momentele temperatuurinstellingen gelijk blijven tot ze eventueel manueel worden gewijzigd of van na de éérste actie van klok tabel na dat een regime klok tabel terug is geactiveerd. Indien er ook andere acties in deze kloktabellen worden opgenomen (besturen van de gordijnen e.d.), zullen deze zich op dezelfde manier als de temperatuursacties gedragen. Het systeem (de centrale eenheid) maakt geen verschil tussen de verschillende actietypes in een TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 34
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
kloktabel. Op het ogenblik van het désactiveren van een kloktabel worden er dus geen acties ondernomen. DE VIJF VERSCHILLENDE KLOK TABELLEN (VERDEELD IN TWEE GROEPEN). ELKE TABEL KAN ÉÉN OF MEERDERE ACTIES BEVATTEN WELKE DOOR DE EINDGEBRUIKER ZIJN INGEGEVEN OP HET TOETSENBORD VAN DE CENTRALE EENHEID.
WERKDAGENklok tabel
REGIME KLOK TABELLEN WEEKENDAANWEZIGHEIDSdagen klok tabel SIMULATIE klok tabel
Bestuurd door het regime systeem (= geen of maximaal één van de drie regime klok tabellen kunnen op hetzelfde ogenblik actief zijn. actie 1 actie 2 …
ALLEENSTAANDE KLOK TABELLEN CONTINU- klok MAATWERK tabel (‘custom’)- klok tabel
Idem
idem
Altijd actief (kan niet worden uitgezet)
Vrij bestuurbaar door de klant (door een ‘custom clock table AAN/UIT’ toets of zelfs van uit een sfeer of andere kloktabel.
actie 1 actie 2 …
actie 1 actie 2 …
actie 1 actie 2 …
actie 1 actie 2 …
Figuur 3-15 De verschillende kloktabellen. Voorbeeld van een actie: In de werkdagen klok tabel zou er een actie kunnen staan welke elke werkdag om 21 uur de tuinlichten doet branden. Het aantal acties in elke klok tabel kan nul of meer zijn. Het maximum aantal acties die voor alle kloktabellen samen kunnen worden ingegeven: Voor de MICROS centrale eenheid is dit 50, voor de COMPACT en PROJECT centrales is dit honderd acties. 3.9.3
De regime status.
De centrale eenheid is steeds in een bepaalde regime status. De verschillende regime statussen worden bestuurd door bepaalde toetsen (geprogrammeerd door PROSOFT) of kunnen worden ingegeven via de menu’s ‘program’ mode - ‘regime’ van het TPTT-LCD toetsenpaneel. De verschillende regime statussen zijn: AUTO regime status WERKDAG regime status WEEKEND- DAG regime status GEEN (‘NO’) REGIME ACTIE regime status AANWEZIGHEIDS- (PRESENCE SIMULATION) SIMULATIE regime status
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 35
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
De onderstaande tabel toont welke regime klok tabel actief is in de verschillende regime statussen. ‘A’ staat voor Werkdag klok tabel ‘B’ staat voor Weekend dag klok tabel ‘C’ staat voor Aanwezigheidssimulatie (‘presence simulation’) klok tabel ‘-‘ staat voor geen enkele regime klok tabel is actief) REGIME STATUS
Maandag
Dinsdag
Woensdag
Donder- Vrijdag dag
Zaterdag
Zondag
AUTO (het systeem schakelt automatisch tussen werkdag en weekend om 00 uur ‘s nachts. WERKDAG (de werkdag klok tabel is actief)
A
A
A
A
A
B
B
A
A
A
A
A
A
A
WEEKEND (de weekend dag klok tabel is actief)
B
B
B
B
B
B
B
AANWEZIGHEIDS- SIMULATIE (de aanwezigheidssimulatie klok tabel is actief). GEEN REGIME ACTIE (geen van de bovenstaande regime klok tabellen is actief)
C
C
C
C
C
C
C
_
_
_
_
_
_
_
Figuur 3-16 De verschillende REGIME statussen. 3.9.4
De actie types in een klok tabel.
Er zijn een set acties welke in een klok tabel kunnen worden gebruikt. Via het toetsenbord op de centrale eenheid kan u in het nodige menu gaan: ‘user support’ - ‘clock tables’ menu waar u een klok tabel- lijn kan toevoegen (‘add’), wijzigen (‘edit’) of uitwissen (‘delete’). In zo een lijn kan u opnemen welk type actie moet worden ondernomen door het systeem. Deze actie zal dan ook worden gekoppeld aan een zekere tijd, datum en/of een aantal keer, afhankelijk van het actie type. Voorbeeld: (hier is de actie ‘toetsenpaneel biepen): Biep vanaf volgende maandag 5 keer op het toetsenpaneel in de keuken en herhaal dit elke werkdag. ACTIETYPES WELKE BESCHIKBAAR ZIJN VOOR EEN KLOK TABEL: Opm: Omdat alle menu’s op de centrale eenheid in de Engelse taal zijn, gebruiken we hier de aldaar terug te vinden benamingen i.p.v. de vertaalde. ACTIE OP HET DISPLAY VAN DE CENTRALE NO FUNCTION SET RELAY SET DIMMER LOCAL MOOD TIMED LOCAL MOOD GENERAL MOOD TEMPERATURE - FROST TEMPERATURE NIGHT TEMPERATURE DAY TP BEEP (touch panel beep) TP KEY (touch panel key) TELETASK België
-
OMSCHRIJVING VAN DE ACTIE geen actie zet een relais AAN of UIT Zet een dimmer op een waarde van 0 tot 100% roept een lokale sfeer op roept een getijde lokale sfeer op roept een generale sfeer op zet een T°-zone op vriesbeveiliging zet een T°-zone op de NACHT temperatuur zet een T°-zone op de DAG temperatuur doet een toetsenpaneel x aantal maal biepen Simuleert een toetsindruk op een toetsenpaneel
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 36
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
In de CONTINU (‘CONTINUOUS’) en de maatwerk (‘CUSTOM’) klok tabel kan u bovendien een actie- frekwentie ingeven. Hieronder geven we ter verduidelijking de mogelijkheden met hun omschrijving in het Nederlands: ONCE EVERY (x) MINUTE(s) EVERY (x) HOUR(s) EVERY (x) DAG(s) EVERY (x) WEEK(s) EVERY (x) MONTH(s) EVERY WORKDAG EVERY WEEKEND DAG
één maal elke x minuten elke x uren elke x dagen elke x weken elke x maanden enkel op werkdagen enkel op weekend dagen
Opmerkingen: ‘x’ kan 1 zijn (dit is in de meeste gevallen zo). Deze frekwentie instellingen zijn niet ter beschikking in de regime klok tabellen.
3.9.5
Hoe kan u een actielijn toevoegen / wijzigen / uitwissen in een klok tabel.
De verschillende klok tabel- acties kunnen worden ingegeven via het toetsenbord op het frontpaneel van de centrale eenheid. U vindt deze mogelijkheden in het ‘user support’ menu (paswoord ‘12345’), in het submenu ‘CLOCK TABLES’ (= klok tabellen). Opmerking: Indien u meer informatie wenst over het ‘USER SUPPORT’ menu, kan u deze vinden in het hoofdstuk ‘gebruik van het TDS toetsenbord’.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 37
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
4 DE TELETASK TOETSENPANELEN. Voor de verschillende toetsenpaneel- designs zijn alle ter beschikking zijnde basisfunctionaliteiten gelijk. Met uitzondering van enkele typische specificaties (design, LCD- scherm en externe ingangen) verschillen ze enkel in het aantal ter beschikking zijnde druktoetsen.
4.1
TWEE VERSCHILLENDE DESIGNS.
Er zijn in basis twee verschillende toetsenpaneel designs. Vooreerst is er de exclusieve TELETASK design en als tweede is er de ‘ITALY’ design. Deze laatste bestaat in twee varianten (‘LIVING’ en ‘LIVING INTERNATIONAL’ design; deze laatste is ook bruikbaar als ‘LIGHT’ versie, beiden uit het Ticino gamma). Beiden zijn geschikt om te worden ingebouwd in een TICINO LIVING 504 (toetsenpaneel TPIT-VFD in 506L ) wanddoos. Alle designs hebben ingebouwde zoemer, infrarood ontvanger en drukknoppen met ingebouwde verklikker voor terugmelding. Foto TELETASK
De ‘TELETASK DESIGN’ is beschikbaar in twee versies. Er is een versie met acht toetsen en eveneens een versie met vijf toetsen met een LCD- scherm. Het compacte LCD-scherm heeft 2 lijnen van elk 16 karakters en een achtergrondverlichting. Beide versies hebben dezelfde buitenafmetingen (zie ook de afbeeldingen hieronder). De frontplaat meet 138mm hoog en 79 mm breed.
Figuur 4-1 Het TELETASK-design toetsenpaneel met acht toetsen.
Figuur 4-2 Het TELETASK-design toetsenpaneel met verlicht LCD-scherm.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 38
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
De ITALY-6 (‘LIVING’) design versie heeft zes toetsen
Figuur 4-3 De ITALY-6 design. Opmerking: Daar er bij TELETASK maximaal met 8 toetsen kan gewerkt worden en er slechts 6 toetsen aanwezig zijn op de ITALY-6 versie, is er achteraan op het toetsenpaneel een extra connector (CON2) voorzien voor twee extra aan te sluiten externe normaal- open contacten (drukknoppen). Zie hiervoor ook naar de onderstaande hardware beschrijving van het paneel. De (recentere) ITALY-5 design heeft 5 toetsen en is zowel bruikbaar met de LIVING INTERNATIONAL als met de LIGHT serie frontplaten van TICINO.
Figuur 4-4 De ITALY-5 design.
Opmerking: Daar er maximaal met 8 toetsen kan gewerkt worden en er slechts 6 toetsen aanwezig zijn op de ITALY-5 versie, is er achteraan op het toetsenpaneel een extra connector (CON2) voorzien voor drie extra aan te sluiten externe normaal open contacten (drukknoppen). Zie hiervoor ook naar de onderstaande hardware beschrijving van het paneel. In de TICINO uitvoering heeft TELETASK een nieuw toetsenpaneel met VFD-display uitgebracht. Het heeft dezelfde werkingseigenschappen als het TELETASK TPTT-LCD toetsenpaneel, maar is speciaal geschikt voor gebruik in overeenstemming met de andere TICINO toetsenpanelen (TPIT5) van TELETASK. Bovendien is het VFD display relatief groot en kan het van op verschillende meters afstand worden gelezen. In het geval van gebruik van boodschappen en/of alarmen kan dit een voordeel zijn ten opzichte van het eerder met het oog op discretie ontworpen TPTT-LCD toetsenpaneel (met kleiner LCD display).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 39
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
4.1.1
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
WAAR MOET U EEN TOETSENPANEEL PLAATSEN?
De toetsenpanelen zijn enkel geschikt voor binnenhuis gebruik. Voor vochtige omgevingen en voor buitengebruik moet u speciaal hiervoor geschikte drukknoppen gebruiken (bijv. volgens klasse IP65 of hoger) in combinatie met een digitale inbouw interface van TELETASK (‘INP08D-IN’) welke binnen in een niet vochtige ruimte geplaatst moet worden. Alle toetsenpanelen zijn geschikt voor inbouw. Normaal moet een toetsenpaneel worden ingebouwd in een muur of paneel. Voor deze reden moet u een aangepaste wanddoos gebruiken (zie ook hieronder). 4.1.2
HOE MOET U EEN TOETSENPANEEL PLAATSEN?
De TELETASK toetsenpanelen moeten in (goedkope) standaard Belgische inbouwdozen worden gemonteerd. Daar de TELETASK- design toetsenpanelen van het type ‘dubbele hoogte’ zijn, moet u twee aan elkaar plugbare inbouwdozen gebruiken zonder middenschot. Bestelcode voor de betreffende wanddozen (standaard leverbaar door uw groothandel of voor Nederland leverbaar onder TELETASK ordernummer): Merk: IPW Type: M50 TDS90000 (TELETASK order code) Merk: HELIA Type: 87
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 40
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
120 mm
50 mm 58 mm Figuur 4-5 Een standaard Belgische inbouw doos (IPW M50) Wanneer u de ITALY-5 of ITALY-6 design toetsenpanelen gebruikt moet u een TICINO inbouw doos gebruiken: (Merk: TICINO Type:LIVING 504). In het geval van het TPIT-VFD toetsenpaneel met VFD display moet u de grotere 506L inbouwdoos (en bijhorende frame- en frontplaten) gebruiken. In dit geval moet u eveneens de nodige extra TICINO onderdelen bestellen bij uw plaatselijke TICINO verdeler (zie schets hieronder).
Figuur 4-6 De TICINO wanddoos (504) + frame en frontplaat (de laatste bestaat in meer dan 20 kleuren). Voor de TPIT-VFD uitvoering is het montageprincipe gelijkaardig maar moet u de 506L inbouwdoos gebruiken.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 41
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
De montagehoogte van de toetsenpanelen hangt af van de plaatselijke gewoontes. Ondanks dit raden we echter ten stelligste aan om deze zo te plaatsen dat de gebruiker op comfortabele wijze de eventuele gravures op de druktoetsen kan lezen. Op een hoogte van 1,35 meter (onderkant van de inbouw- wanddoos), zou elke gemiddelde volwassene perfect gebruik kunnen maken van alle aanwezige functionaliteiten (druktoetsen, led- aanduiding, gravures, afstandsbediening). Indien het nodig is dat (kleine) kinderen of anders validen de toetsen moeten kunnen bedienen, kan het eventueel nodig zijn de panelen iets lager te plaatsen.
1,35 m (1 ,5m for LCD/ VFDdisplay ver sion)
Figuur 4-7 Voor beide types wanddoos moet de onderzijde zich op ongeveer 1,35 meter bevinden van de vloer. Voor het toetsenpaneel met LCD/VFD- display moet dit 1,5 meter zijn.
Voor de LCD/VFD- versie raden we voor een goede leesbaarheid stellig aan om de onderrand van de inbouwdoos op ongeveer 1,5 meter te plaatsen. Indien het paneel naast een bed geplaatst moet worden, of geschikt moet zijn voor gebruik door rolstoelpatiënten kan een andere hoogte aangewezen zijn. De maximale afwijkingshoek die de wanddozen mogen hebben wijkt af tussen de twee designs. Elke inbouw doos moet zeker binnen de betreffende schuintegraad worden ingebouwd. Let bovendien eveneens op de inbouwdiepte (inclusief eventueel later nog aan te brengen afwerkingslagen en/of -platen)!
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 42
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 4-8 De TELETASK toetsenpanelen hebben een neutraal witte kleur en worden nu ook met witte montageschroefjes geleverd.. Foto TELETASK
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 43
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
4.1.3 4.1.3.1
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
DE VERBINDINGEN NAAR DE TOETSENPANELEN. DE AUTOBUS BEKABELING.
Elke interface is (mee in de verpakking) voorzien van een 5-polige gestandaardiseerde AUTOBUS connector. De 12V DC voeding wordt aan het toestenpaneel toegeleverd via de twee extra dikke draden van de AUTOBUS kabel. De AUTOBUS communicatie verloopt door de dun rode (A) en dunwitte (B) draad. Het IR-link signaal loopt via de dun-groene draad. Opmerking: De toetsenpanelen worden gevoed door de 12V (Volt) voeding van de AUTOBUS. De electronica van het toetsenpaneel heeft minimaal 9V nodig om een goede werking te kunnen waarborgen. De installateur moet dus steeds rekening houden met de maximale bruikbare kabellengte tussen de centrale eenheid en het laatste toetsenpaneel of de laatste AUTOBUS- interface. Indien nodig moet een extra 12V DC voeding worden bijgeplaatst. Voor het AUTOBUS communicatie netwerk is er een beperking van om en bij de 1000 meter (met de huidige baud rates). Hou de buskabel lengte in de praktijk maximaal op 150 meter. Indien u grotere afstanden heeft te overbruggen raden we aan om een tweede AUTOBUS kabel te laten vertrekken van de centrale eenheid. Om u ervan te vergewissen of uw kabel niet te lang wordt, zodat de verst verwijderde interface toch nog minimaal 9V zou krijgen kan u de door TELETASK voorziene rekentabel (‘spread sheet’) voor PC bij uw plaatselijke verdeler aanvragen. Hieronder geven we eveneens de nodige gegevens om zelf de maximale afstand (via de wet van Ohm) te kunnen berekenen. 4.1.3.2
De maximum kabel lengte, een rekenvoorbeeld:
Opm: De onderstaande berekeningen zijn gebaseerd op gegevens van onderdelen zoals deze in productie zijn genomen vanaf 1/1/1999 (blauwe AUTOBUS-kabel). De diameter van de 12 Volt voorziening in de AUTOBUS kabel is 1 mm2. De weerstand voor één meter AUTOBUS kabel is dus 2 x 0,0175 ohm * 1 = 0,035 ohm/meter. Voor we in staat zijn om de eventuele verliesspanningen te kunnen berekenen, moeten we over de stroomgegevens beschikken van de aangesloten interfaces (toetsenpanelen, ingangsmodules, …). Een toetsenpaneel (en dit is representatief voor de meeste van de Teletask interfaces), verbruikt: • • • • • •
Geen LED’s geactiveerd: 1 LED geactiveerd 2 LED's geactiveerd 4 LED's geactiveerd 6 LED's geactiveerd 8 LED's geactiveerd
25 mA 34 mA 43 mA 61 mA 78 mA 95mA
Voorbeeld 1: Indien we een AUTOBUS netwerk van 100 meter lang hebben, waarop tien toetsenpanelen met zes continu brandende led’s zijn aangesloten (in de praktijk is dit heel veel; meestal zullen er dus minder led’s branden), dan hebben we een totaal stroomverbruik van maximaal: 10 x 0,78A = 0,78A. De spanning die ter beschikking is ter hoogte van het laatste toetsenpaneel bedraagt (in de veronderstelling dat er bijvoorbeeld gemiddeld 6 led’s zouden branden en er dus 78mA per paneel zou lopen): 12V - (0,78A x 100 meter x 0,035 ohm) = 9,27 Volt. Daar de spanning boven de 9 Volt blijft, is deze opstelling dus geen probleem. In de praktijk zullen we niet alleen zien dat de toetsenpanelen zich verdeeld over de kabel bevinden (dus niet allemaal op het einde van de kabel, waardoor de verliesspanning voor het laatste paneel TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 44
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
veel lager is), maar dat slechts een beperkter aantal dan zes led’s terzelfdertijd geactiveerd zijn. Voorbeeld 2: Indien we een hercalculatie zouden maken met een ‘voorbeeld uit de praktijk’, zullen we kunnen vaststellen dat de meeste netwerken, per kabel, tot 25 toetsenpanelen zullen kunnen voeden (dit is eveneens het maximaal toegelaten aantal; voor de MICROS centrale is dit minder). Hieronder veronderstellen we dat 25 toetsenpanelen zijn aangesloten op één AUTOBUS kabel. Het éérste toetsenpaneel bevindt zich op 10 meter van de centrale eenheid. Alle andere bevinden zich in ons voorbeeld telkens op 5 meter van elkaar. Anders gezegd bevinden zich tussen elk toetsenpaneel stukken kabel van telkens 5 meter. Het gemiddelde stroomverbruik per toetsenpaneel stellen we (rechts boven) in deze rekentabel in op 50mA (= 0,05Amp). De kabelweerstand is (linksboven) zoals reeds vermeld standaard in te stellen op 0,035 ohm per meter AUTOBUS kabel (bij kamertemperatuur). Na het ingeven van alle waarden zal u het door de PC berekende resultaat rechtsonder in de rekentabel kunnen zien. Cable res./m:
0,035 Current per TP( A):
TP nr:
Cable to this TP(m):
0,05
Supply current at this TP:
Voltage at this TP:
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24
10 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5 5
0,05 0,10 0,15 0,20 0,25 0,30 0,35 0,40 0,45 0,50 0,55 0,60 0,65 0,70 0,75 0,80 0,85 0,90 0,95 1,00 1,05 1,10 1,15 1,20
12 11,98 11,97 11,94 11,90 11,86 11,81 11,75 11,68 11,60 11,51 11,41 11,31 11,20 11,07 10,94 10,80 10,65 10,50 10,33 10,15 9,97 9,78 9,58 9,37
25
5
1,25
9,15
Total netw.length:
130,00 The total avarage supply current is in collomn C (beside last TP).
Het laatste toetsenpaneel beschikt dus nog over (zie rechtsonder de tabel) 9,15 Volt. Dit zou moeten voldoende zijn. In de praktijk raden we minimum 9 Volt aan. Wanneer het netwerk (na een spanningsonderbreking) opstart kan de stroom kortstondig hoger zijn dan de veronderstelde gemiddelde stroom. Deze zou in heel uitzonderlijke gevallen tot problemen kunnen leiden. Op de voorgestelde minimum 9V is echter nog ruim reserve genomen. De spanning mag in de praktijk nog tot ongeveer 6V dalen zonder probleem.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 45
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Bij lange kabels kan u eventueel het uiteinde van de bus teruglussen naar de centrale eenheid en daar de + en - 12V draden terug aan het begin van het netwerk (aan de centrale eenheid) parallel aansluiten. Op deze manier verhogen als het ware de secties van de voedingsdraden en worden problemen voorkomen. Opmerking: 1. De bovenstaande rekentabel is bij uw TELETASK verdeler ter beschikking in het formaat voor Microsoft Excel. U hoeft hierin enkel de kabellengtes tussen de centrale eenheid en de toetsenpanelen in te geven en er wordt automatisch een eindspanning voor u berekend. 2. Indien interfaces met zwaardere belasting gaat gebruiken, doet u er goed aan om deze vooraan in de bus op te nemen (indien dit mogelijk is) of er voor te zorgen dat uw AUTOBUS niet te lang is (in het geval van COPMPACT en PROJECT de meerdere busaansluitingen benutten). Dit is zeker van belang indien u bijvoorbeeld één of meerdere SERVUS interfaces zou aansluiten. Gezien de SERVUS een aanzienlijk grotere stroom verbruikt (voornamelijk voor zijn achtergrondverlichting, dus slechts tijdelijk), zal u voldoende kort kabel moeten hebben (maximaal ongeveer 40 meter in het geval van één SERVUS op de AUTOBUS). Leg dus best een AUTOBUS- kabel appart voor elk SERVUS paneel. 4.1.3.3
DE VERBINDING VAN DE AUTOBUS (kabel) AAN DE INTERFACES.
In de verpakking van de betreffende interface bevindt zich de standaard AUTOBUS connector set. Deze bestaat uit de gestandaardiseerde 5-polige AUTOBUS miniatuurconnector en een 6 polige Euroconnector. Tussen beiden zijn vijf verbindingen gemaakt. Op de vrije klem op de 6-polige Euroconnector dient de afscherming van de AUTOBUS kabel te worden doorverbonden. Op de laatste op de bus aangesloten interface stopt deze afscherming en mag ze zeker niet met aarding worden verbonden. Dit gebeurt enkel aan het begin van de kabel in de centrale eenheid.
Figuur 4-9 Elke TELETASK interface wordt geleverd met standaard AUTOBUS connectorset. Op de plaats waar de AUTOBUS- kabel aan een interface (vb. toetsenpaneel) verbonden wordt, hebben we volgende verbindingen: de binnenkomende AUTOBUS kabel wordt via de zespolige euroconnector gewoon parallel doorverbonden naar de terug vertrekkende AUTOBUS kabel. via de AUTOBUS connectorset worden automatisch de nodige verbindingen gemaakt met de betreffende interface. Dit via de gestandaardiseerde miniatuur connector die op de tegenconnector moet geklikt worden. Zie de figuur hieronder voor de juiste verbindingen. Vergeet niet de afscherming van de AUTOBUS kabel door te verbinden via zesde klem van de euroconnector. Deze afscherming is enkel ter hoogte van de centrale eenheid met de aarding te verbinden.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 46
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 4-10 De AUTOBUS is verbonden met de gestandaardiseerde miniatuur connector.
4.1.3.4
Het ‘IR LINK’ INFRAROOD NETWORK NAAR VREEMDE APPLICATIES.
De infrarood signalen die door de ontvanger van de toetsenpanelen worden ontvangen kunnen niet alleen worden gebruikt voor de bediening van het TELETASK systeem, maar ook voor andere doeleinden. Normaal worden de herkenbare signalen (komende van de TELETASK afstandsbediening) omgezet en op de AUTOBUS gezet om door het systeem te worden gebruikt. Indien het signaal niet afkomstig is van een aan TELETASK vreemde bron, dan worden deze signalen zonder verder bewerking op de IR- link draad van de AUTOBUS gezet. Deze signalen kunnen bijvoorbeeld afkomstig zijn van een afstandsbediening van een audio- of video systeem of misschien wel van de afstandsbediening van een airconditioning systeem. Het is via het TELETASK IR- link systeem dat deze vreemde infrarood signalen zonder extra apparatuur naar andere ruimtes in de woning kunnen worden getransporteerd. Het IR- link systeem vormt als het ware een extra netwerk. Mits gebruik van een IR- link zender kunnen de in de woning opgevangen signalen terug worden uitgezonden in hun oorspronkelijke vorm. Indien een dergelijke transmitter in de woonkamer van op het plafond gericht is naar de audioketen, kan u van uit elke plaats in de woning (waar u over een toetsenpaneel of ingangsmodule met IR- ontvanger beschikt) de audio keten in de woonkamer besturen. Indien u bijvoorbeeld extra luidsprekers heeft in de keuken, hoeft u niet meer naar de zitkamer te hollen om de radio zachter te zetten wanneer de telefoon rinkelt. U kan dit met uw systeemafhankelijke afstandsbediening doen van uit gelijk welke ruimte.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 47
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 4-11 Het IR-LINK systeem toegepast op een audio systeem. Opmerking: Het is absoluut nodig om vóór de installatie de combinatie met de te besturen apparatuur uit te testen. Voor meer informatie kan u terecht bij uw lokale verdeler. TELETASK heeft testen gedaan met verschillende merken (Philips, Grundig, Akai, Aiwa, B&O 1000 serie) 4.1.3.5
DE IR- LINK ZENDER (‘transmitter’).
Figuur 4-12 De IR zender is slechts met drie draden aan de AUTOBUS kabel aangesloten.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 48
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 4-13 De verbindingen met de IR- LINK zender module.
De code ‘jumper’ staat normaal ingesteld voor 36kHz gemoduleerde afstandsbedieningen (bijna alle merken). Indien gewenst kan deze op de afwijkende modulatiefrekwentie B&O worden geplaatst. Het uitgezonden vermogen kan worden verhoogd door maximaal 2 led’s in serie te plaatsen in de plaats van de standaard aanwezige led. Sluit in dit geval de naast de led voorziene jumper (standaard staat deze open).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 49
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
4.2
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
HET TELETASK TEMPERATUUR BESTURINGSSYSTEEM:
Geschikt voor verwarming zowel als voor koeling, als voor beide systemen terzelfdertijd geeft deze TELETAS oplossing een hoge toegevoegde waarde en een uniek voorbeeld van integratie met de woning. De drie TDS systemen MICROS, COMPACT en PROJECT beschikken elk over de nodige functionaliteiten om een uitgebreide verwarmingsinstallatie en/of koelinstallatie (air- co) te besturen. Hieronder gaan we dieper in op de nodige onderdelen en het opzetten van een verwarmings- en/of airconditioning systeem. In de installatie zullen één of meerdere temperatuursensoren één of meerdere uitgangscircuits sturen. Het laatste betreft de nodige relais uitgangen voor het aansturen van de aangesloten koel- en/of verwarmingscircuits. Een relaisuitgang van het domoticasysteem kan de sturing doen van een circulatiepomp, een ventilator, een verwarmingsweerstand, een magneetventiel… In het geval van koeling zal de relais uitgang van het domotica systeem een ingang van het koelsysteem sturen (zie ook de figuur hieronder). Wanneer het TDS systeem de temperatuur van de zone waarin de TDS sensor zich bevindt wil verhogen, zal het ‘heat’ (=verwarmings-) relaiscontact van de betreffende zone worden gesloten. Terzelfdertijd zal het systeem dit meedelen door op de betreffende bedieningstoets ‘temperatuur verhogen’ de verklikker- led te laten oplichten. Wanneer de temperatuur van de betreffende zone lager moet worden gebracht, zal het contact van het betreffende koel- relais worden gesloten en gaat de verklikker op de toets ‘temperatuur verlagen’ oplichten. De metingen van de betreffende zone gebeuren zowel voor het koelen als voor het warmen door één en dezelfde temperatuursensor. In elke apart te besturen zone dient zich een temperatuursensor te bevinden. Elke sensor heeft dan telkens zijn overeenstemmende relais uitgang. Eventueel een bijkomende relais uitgang indien de betreffende ruimte ook kan gekoeld worden. De instelpunten voor zowel de verwarming als de koeling kunnen worden ingesteld op de hiertoe speciaal ontworpen TELETASK toetsenpanelen met ingebouwde LCD of VFD- display (telkens 2 lijnen met 16 karakters). Enerzijds is er het TPTT-LCD toetsenpaneel in TELETASK-design en anderzijds (laatst bijgekomen) het TPIT-VFD toetsenpaneel met groter (blauw) VFD- display. De twee onderscheiden zich in hun principiële design, maar ik in het feit dat het LCD_display een eerder compacte vorm heeft en anderzijds het VFD-display een groter en ook duidelijker leesbaar display heeft. De LCD-versie heeft dan ook een eerder discreet karakter, terwijl de VFD-versie van op verschillende meters afstand leesbaar is en het dus ook meer geschikt is voor het gebruik door oudere personen. Opmerking: De hysteresis temperatuur tussen verwarmings- en koelcurve (voor de automatische ‘cool/heat’ werking) is instelbaar via PROSOFT. Eveneens zijn compensatieinstellingen en drempels instelbaar via dezelfde software. Zie hiervoor de beschrijving van de software in de PROSOFT handleiding (handleiding niveau 3 - deel 2).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 50
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
4.2.1
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
WERKING VAN HET T° SENSOR SYSTEEM (VERWARMING EN/OF KOELING):
Figuur 4-14 De verwarmingsinstallatie met twee zones bestaat uit twee sensoren, twee relais uitgangen en de bediening gebeurt van op het TPTT-LCD toetsenpaneel. De speciale instellingen zoals temperatuurcompensatie, koel/warm differentie, vriesbeveiliging, nachttemperatuur, dagtemperatuur, enz…worden in basis door de installateur gedaan via de PROSOFT programmatie op PC. Voor meer details hierover kan u best de betreffende omschrijving raadplegen in DEEL 2 van deze NIVEAU-3 handleiding. De gebruiker kan de ‘menu’ toets op het LCD/VFD- toetsenpaneel gebruiken om tussen de verschillende verwarmings- en/of koelzones te bladeren. Elke korte toetsdruk op deze ‘menu’ toets zorgt er voor dat op het display de gegevens van een volgende zone worden getoond. Op de éérste lijn van het display komt de zone naam (vb. ‘gelijkvloers’ of ‘keuken’). Opmerking: De zonenamen zijn in te geven via PROSOFT. Op de tweede lijn van het LCD/VFD- display ziet u links de gewenste temperatuur. Aan de rechter zijde ziet u de momenteel in deze zone gemeten temperatuur. Om de gewenste temperatuur aan te kunnen passen moet u éérst de zone opzoeken (de ‘menu’ toets enkel keren kort indrukken tot de betreffende zonenaam op het display komt). Daarna kan u door kort te drukken op de ‘+’ (= OP) of ‘-‘ (= NEER) telkens de temperatuur 0,5 °C naar boven of beneden instellen. Per toetsdruk wordt de gewenste temperatuur dus met 0,5 °C aangepast. De led- verklikkers in de OP en NEER toetsen tonen u ook of de uitgang van de betreffende zone is geactiveerd. De verklikker in de OP- toets gaat branden indien het verwarmingsrelais van de zone op het display aan is of de verklikker in de NEER- toets gaat branden indien het koelrelais aan is. Op deze manier kan u heel eenvoudig zien of de betreffende zone aan het warmen, koelen of geen van beiden is. De achtergrondverlichting van het LCD- display wordt gestuurd door het systeem. Wanneer een drukknop ingedrukt is, wordt deze onmiddellijk aangezet. De achtergrondverlichting wordt automatisch terug uitgezet wanneer er gedurende minstens 30 seconden geen acties meer zijn geweest. De achtergrondverlichting wordt ook telkens aangezet wanneer een nieuwe gemeten temperatuurwaarde van de betreffende zone wordt waargenomen. Wanneer het LCD- display na 30 seconden in ruststand komt, kunnen twee soorten informatie op het display getoond worden: - Wanneer in PROSOFT het veld ‘temperatuurzone’ niet is ingevuld, dan zullen op het display de datum, het uur en de minuten worden getoond. - Wanneer u liever steeds de temperatuurgegevens van een bepaalde zone op het display heeft staan (vb. de zone waarin zich het toetsenpaneel bevindt of bijvoorbeeld de zone TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 51
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
‘kinderkamer’) dan moet u in PROSOFT in het veld ‘temperatuurzone’ de betreffende zone aanduiden. Onafhankelijk van de zone waarop u het display achter liet, zal het display na maximaal 30 seconden terug gaan naar de al dan niet aangeduide zone. 4.2.2
Het ‘regime’ status systeem.
Opmerking: Om het regime systeem volledig te kunnen begrijpen moet u éérst de beschrijving van het klok systeem van hierboven doornemen. In elke temperatuurzone kan de gewenste temperatuur ingesteld worden. Plaats éérst de gegevens van de gewenste zone op het LCD/VFD-display door kort op de ‘menu’ toets te drukken. Telkens u op de ‘menu’ toets drukt komt een andere zone op het display. Linksonder staat de ingestelde temperatuur en rechtsonder de gemeten temperatuur. In de rechter boven hoek van het LCD/VFD- display ziet u een symbool dat de actieve regime status weergeeft: - ‘A’ betekent dat de ‘automatic’ (automatisch van week- naar weekend klok tabel) regimestatus actief is. - ‘W’ betekent dat de ‘work-day’ (klok tabel) regimestatus actief is. - ‘V’ betekent dat de ‘weekend’ (klok tabel) regimestatus actief is. - ‘S’ betekent dat de ‘presence simulation’ (aanwezigheidssimulatie klok tabel) regimestatus actief is. - ‘ ‘ (geen karakter ) betekent dat er geen enkele regime klok tabel actief is.. Eventueel is een bijkomend symbool gedisplayed. Wanneer de op het display getoonde zone exact op de ‘dag’- temperatuur staat, is er het symbool van een klein zonnetje ( ) naast het karakter van de regime status. Wanneer de op het display aangeduide zone exact op de ‘nacht’ temperatuur staat, staat er naast het regime karakter een maantje ( ). Het TDS systeem beschikt over een ‘regime systeem’ welke het mogelijk maakt om gedurende de dag verschillende temperatuursinstelling te hebben. Wanneer het systeem zich in ‘automatische’ regime status bevindt, zal het TDS systeem automatisch over gaan van werkdag naar weekend instelling. Dit betekent niet dat dit systeem zelf rechtstreeks de temperatuur(en) zal aanpassen, maar dat dit systeem automatisch een andere kloktabel kiest. In deze kloktabel bevinden zich de door de eindgebruiker ingegeven tijden waar de betreffende temperaturen (dag/nacht) worden opgeroepen. Gedurende werkdagen zal het systeem aldus het ‘werkdag’ regime aanzetten. Gedurende weekend dagen zal het systeem op het ‘weekend’ regime staan. Met andere woorden, het systeem zal de acties uit de ene of uit de andere klok tabel uitvoeren. De eindgebruiker heeft de mogelijkheid om de temperatuurinstellingen en de bijbehorende tijdstippen van overschakelen in te stellen via het klavier van het toetsenbord op de centrale eenheid. Hij kan hiervoor een bepaalde klok tabel kiezen en actielijnen toevoegen, aanpassen of uitwissen. Voorbeeld: Op werkdagen moet de verwarming op ‘dag’ staan van 7:00 tot 8:15 en van 17:00 tot 22:00. Hiertoe moet u in de tabel ‘work-day’ een kloklijn (=actie) invoegen welke om 7:00 uur de temperatuur van de gewenste zone op ‘dag’ zet. In dezelfde kloktabel moet u ook een kloklijn toevoegen welke om 8:15 de tempeatuur terug op ‘nacht’ plaatst enz. Indien u met meerdere temperatuurzones werkt is het handiger om in PROSOFT een niet toggelbaar gezette locale sfeer aan te maken waarin zich alle T° instellingen van alle nodige zones bevinden. In de kloktabel roept u dan gewoon om 7:00 deze locale sfeer op en meteen zijn alle temperaturen in alle zones aangepast in één kloklijn. Zo maakt u ook een locale sfeer voor alle zones in ‘nacht’ en roept u deze op om 8:15, enz... U kan bovendien steeds van op het LCD/VFD- toetsenpaneel een bepaald regime opdringen. Dit kan bijvoorbeeld gewenst zijn wanneer u een dagje verlof heeft. Tijdens de week gaat het systeem normaal op het weekdag regime werken, maar u wenst in dit geval voor vandaag over te gaan naar het weekend regime. Hiervoor drukt u ‘lang’ op de menu toets tot u in de programmatie mode komt. U kiest dan verder met de ‘op’ of ‘neer’ toetsen voor het ‘regime
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 52
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
set’ submenu. U kan dan het ‘weekend’ regime kiezen en het menu terug verlaten door op ‘quit’ te gaan staan en de ‘menu’ toets kort in te drukken tot u terug het hoofdmenu krijgt. U heeft dus het regime op ‘weekend’ geplaatst. Pas wanneer u het regime terug op ‘automatisch’ plaatst (op het einde van uw verlof) zal alles weer zoals voorheen verlopen. In de ‘programmatie mode’ kan u ook kiezen voor het ‘time’ menu. In dit menu kan u alle kloktijden wijzigen. Indien de verwarming op werkdagen bijvoorbeeld om 08:00 ‘s morgens op dag temperatuur wordt gezet, zou u deze tijd kunnen wijzigen (‘edit’) naar 08:15’. Het vraagt slechts enkele seconden om dit te doen. U moet echter wel de print-out van PROSOFT bij de hand hebben. Indien u bijvoorbeeld een tijd zou willen wijzigen waarop u de lokale sfeer ‘eten’ laat oproepen, dan moet u het PROSOFT- nr. kennen van de lokale sfeer om deze te kunnen kiezen op het LCD/VFD- display van het toetsenpaneel.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 53
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
5 DE HARDWARE INSTELLINGEN VAN EEN TELETASK DESIGN (TPTT) TOETSENPANEEL (ref. TDS12008). Jumper JP1 & JP2 JP3 JP4 JP5 JP6
3 4 P J P J t VDB A u 2 O1 N IR + G
ROT1
ROT2
Functie Baud rate Bus- afsluitweerstand Nacht verlichting Infrarood ontvanger Zoemer
De JP3- JP6 functies zijn actief wanneer de jumper aanwezig is. 5.1.1
HET AUTOBUS ADRES.
Elk toetsenpaneel heeft zijn eigen uniek AUTOBUS- adres. Op deze manier kan de centrale eenheid een onderscheid maken tussen alle interfaces. Het adres is een getal van 01 tot en met 99 en wordt ingesteld op de twee daartoe voorziene draaischakelaars ROT 1 en ROT2 welke bovenaanrechts op de print staan. De tientallen worden ingesteld op ROT1 (links) en de eenheden op ROT2 (rechts).
6 5 1 2 P J P J P J P J
Figuur 5-1 De lay-out van het TELETASK TPTT8 toetsenpaneel. 5.1.1.1
BELANGRIJKE OPMERKING BETREFFENDE DE AUTOBUS ADRESSERING:
Het adres 00 is niet toegestaan! In het geval van een PROJECT centrale moet het adres van 01 tot 99 zijn. In het geval van een COMPACT centrale moet het adres van 01 tot maximaal 40 zijn. In het geval u een MICROS centrale gebruikt, moet het adres van 11 tot 20 zijn. 5.1.2
DE BAUD RATE (snelheid van de communicatie over de AUTOBUS).
Met Jumper 1 en 2 (JP1 & JP2 op de tekening) kan u eventueel een andere baud rate instellen (normaal nooit wijzigen). ‘IN’ = jumper geplaatst; ‘OPEN’ = jumper niet geplaatst. Baud rate 1200 2400 4800 9600
5.1.3
Jumper 1 OPEN OPEN IN IN
Jumper 2 OPEN IN OPEN IN
Normaal is de baud rate van de AUTOBUS steeds 9600 bps en moeten beide jumpers dus geplaatst zijn.
HET AFSLUITEN VAN DE AUTOBUS.
Als het toetsenpaneel fysiek de laatste module op de AUTOBUS kabel is, is het vereist om de AUTOBUS correct af te sluiten door een jumper te plaatsen (JP3 op de tekening). Op deze eenvoudige manier is het netwerk correct afgesloten.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 54
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
5.1.4
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
DE INGEBOUWDE NACHTVERLICHTING.
Wanneer de gebruiker het toetsenpaneel in het donker wil zien, dan kan jumper 4 geplaatst worden (dit is de standaard fabrieksinstelling). Als jumper 4 geplaatst is zullen de (niet geactiveerde) LED’s in de knoppen van het toetsenpaneel zeer zachtjes verlicht zijn. 5.1.5
DE INGEBOUWDE INFRAROOD ONTVANGER.
In elk toetsenpaneel is er standaard een infraroodontvanger aanwezig welke aan- en uitgeschakeld kan worden met jumper 5 (JP5 op de tekening). Als jumper 5 open is, dan is de infrarood ontvanger uitgeschakeld. Standaard is J5 vanuit de fabriek geplaatst. 5.1.6
DE INGEBOUWDE ZOEMER.
Achter elk front van een toetsenpaneel is een zoemer ingebouwd. Als een toetsenpaneel bijvoorbeeld een correct infrarood signaal ontvangt, dan zal het kort zoemen. Dit kan misschien ongewenst zijn in een slaapkamer waar u uw slapende partner niet wil wekken door het gebruik van de afstandsbediening. De zoemer kan daarom uitgeschakeld worden door jumper 6 te verwijderen (JP6 op de tekening). Standaard is de zoemer optie ingeschakeld (JP6 is aanwezig). Opmerking: Met de klokfuncties is het mogelijk de zoemer te activeren op een voorgeprogrammeerde tijd (voor meer informatie zie de uitleg bij de klokfuncties). Indien u de zoemer-jumper open plaatst zal deze functie uiteraard niet meer werken.
6 DE HARDWARE INSTELLINGEN VAN HET TPTT-LCD TOETSENPANEEL (ref. TDS12016).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 55
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
7 DE HARDWARE INSTELLINGEN VAN HET ITALY-5 DESIGN TOETSENPANEEL (ref. TDS 12005).
Figuur 7-1 De verschillende verbindingen en instellingen op het ‘Italy-5’ toetsenpaneel. Het ‘ITALY-5’ toetsenpaneel heeft 5 druktoetsen, een ingebouwde infrarood ontvanger, een zoemer en nachtverlichting zoals ook het geval bij de TELETASK design. Er is echter eveneens een connector om drie externe (normaal open) contacten aan te sluiten. In het donker zijn de knoppen zacht verlicht. 7.1.1
DE AFMETINGEN VAN HET TPIT-5 paneel.
Dit toetsenpaneel is speciaal ontworpen om te passen in het TICINO ‘LIVING INTERNATIONAL’ en ‘LIGHT’ frame (type 4704). De afmetingen (met een TICINO voorpaneel) zijn: Inbouw doos type 504E 130x71x48 mm frame (TICINO) type 4704 141x61mm 7.1.2
HOE EEN TPIT-5 TOETSENPANEEL INSTALLEREN.
Dit toetsenpaneel is later gemakkelijk te monteren in het TICINO- living frame door de twee schroefjes op de rug van het TDS12005 paneel los te schroeven en het Ticino frame tussen de twee bekomen delen te plaatsen. Maak de twee schroefjes terug vast en plaats het geheel in de muurdoos. Schroef het geheel vast met de twee schroeven welke door Ticino worden meegeleverd en klik het gekozen (meer dan 20 kleuren mogelijk) Ticino frontplaatje op het geheel. Vergeet niet om voor het vastschroeven van het Ticino frame de AUTOBUS- en de optionele ingangen- connector in het TELETASK toetsenpaneel in te klikken. 7.1.3
DE JUMPERINSTELLINGEN:
De jumper welke naast de AUTOBUS connector staat moet enkel worden over de twee pinnen geplaatst indien u de AUTOBUS hier wil afsluiten. Wanneer de jumper geplaatst is is een zogenaamde afsluitweerstand op de bus geplaatst. De overige jumpers (twee naast elkaar) zijn normaal gesloten(over de twee pinnen geplaatst). Indien u echter de ingebouwde zoemer of de infraroodontvanger zou willen desactiveren kan u de betreffende jumpers verwijderen. 7.1.4
DE DRIE EXTRA CONTACTINGANGEN OP HET TPIT-5 TOETSENPANEEL.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 56
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Dit TPIT-5 toetsenpaneel heeft drie extra ingangen. Deze twee ingangen kunnen gebruikt worden voor het aansluiten van externe contacten of standaard drukknoppen. De verbindingen van de ingang naar een contact mag maximaal 50 meter zijn. Deze drie extra ingangen werden speciaal ingebouwd voor toepassingen waar bijvoorbeeld een TPIT-5 toetsenpaneel is gemonteerd in een kamer waar een gang is aan de andere kant van de muur. In dit geval is het mogelijk één of meer standaard drukknoppen te gebruiken in de hall om de lichten en de centrale eenheid te bedienen zonder dat er een tweede (duurder) toetsenpaneel vereist is. De drukknopcontacten moeten spanningsvrij zijn en kunnen aangelsoten worden op de 4polige connector.
8 DE HARDWARE INSTELLINGEN VAN HET TPIT-VFD DESIGN TOETSENPANEEL (ref. TDS 12017WH of 12017GY). Figuur 8-1 De verschillende verbindingen en instellingen op het TPIT-VFD toetsenpaneel. Het TPIT-VFD toetsenpaneel heeft 5 druktoetsen, een ingebouwde infrarood ontvanger, een zoemer en nachtverlichting zoals ook het geval bij de TELETASK design. Het LCD display is in dit geval een VFD display (grotere, blauw oplichtende karakters). In het donker zijn de knoppen zacht verlicht. 8.1.1
DE AFMETINGEN VAN HET TPIT-VFD toetsenpaneel.
Dit toetsenpaneel is speciaal ontworpen om te passen in het TICINO ‘LIVING INTERNATIONAL’ frame type L4707. Inbouw doos frame front: vb. witte kleur
type:506L type:L4707 type:L4807BA 8.1.2
HOE EEN TPIT-VFD TOETSENPANEEL INSTALLEREN.
Dit toetsenpaneel is gemakkelijk te monteren in het TICINO-frame door de schroefjes op de rug van het TDS12017 paneel los te schroeven en het Ticino frame tussen de twee bekomen delen te plaatsen. Maak de schroefjes terug vast en plaats het geheel in de muurdoos. Schroef het geheel vast met de twee schroeven welke door Ticino worden meegeleverd en klik de gekozen (meer dan 20 kleuren mogelijk) Ticino frontplaat op het geheel. TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 57
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
8.1.3
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
DE JUMPERINSTELLINGEN:
De jumper welke naast de AUTOBUS connector staat moet enkel worden over de twee pinnen geplaatst indien u de AUTOBUS hier wil afsluiten. Wanneer de jumper geplaatst is is een zogenaamde afsluitweerstand op de bus geplaatst.
9 DE HARDWARE INSTELLINGEN VAN HET ITALY-6 DESIGN TOETSENPANEEL (ref. TDS12006).
Figuur 9-1 De verschillende verbindingen en instellingen op het ‘Italy-6’ toetsenpaneel.
Het ‘ITALY-6’ toetsenpaneel heeft 6 druktoetsen, een ingebouwde infrarood ontvanger, een zoemer en nachtverlichting zoals ook het geval bij de TELETASK design. Er is echter eveneens een connector om twee externe (normaal open) contacten aan te sluiten. 9.1.1
DE AFMETINGEN VAN HET TPIT-6 paneel. TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 58
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Dit toetsenpaneel is speciaal ontworpen om te passen in het ‘TICINO LIVING’ frame (type 4704). De afmetingen (met een TICINO-living voorpaneel) zijn: Inbouw doos frame (TICINO) voorpaneel (TICINO)
type 504E type 4704 type 4714
130x71x48 mm 141x61mm 141x79 mm
Opgelet: De laatste twee items kunnen moeilijk of niet meer leverbaar zijn bij uw TICINO leverancier. Daarom raden we vanaf nu aan om voor nieuwe installaties het ITALY-5 (zie hiervoor in deze handleiding) toetsenpaneel van TELETASK te kiezen met het bijpassende TICINO frame en voorpaneel. Bij TELETASK blijven echter de ITALY-6 toetsenpanelen zowel als hun onderdelen nog verschillende jaren leverbaar! 9.1.2
HOE EEN TPIT-6 TOETSENPANEEL INSTALLEREN.
Dit toetsenpaneel is later gemakkelijk te monteren in het TICINO- living frame (type 4704) door de twee delen samen te klikken. Na de Autobus connector CON1 (4 draden) aangesloten te hebben en de jumpers te hebben ingesteld kan je het frame met het toetsenpaneel monteren in de wanddoos (type 504E). Nu kan het voorpaneel (type 4714) geplaatst worden.
9.1.3
DE JUMPER INSTELLINGEN:
Jumper JP1 & JP2 JP3 JP4 JP5 JP6
9.1.4
Functie Baud rate Afsluitweerstand Nachtverlichting Infrarood ontvanger Zoemer
DE TWEE EXTRA KNOPINGANGEN OP HET TPIT-6 TOETSENPANEEL.
Dit TPIT-6 toetsenpaneel heeft twee extra ingangen. Deze twee ingangen kunnen gebruikt worden voor het aansluiten van externe standaard drukknoppen. De verbindingen van de ingang naar een schakelaar mogen niet langer zijn dan 30 cm !. Opmerking: Wanneer langere afstanden vereist zijn zal een INP08D input interface of een ITALY-5 toetsenpaneel moeten gebruikt worden. Deze twee extra ingangen werden speciaal ingebouwd voor toepassingen waar bijvoorbeeld een TPIT-6 toetsenpaneel is gemonteerd in een kamer waar een gang is aan de andere kant van de muur. In dit geval is het mogelijk één of meer standaard drukknoppen te gebruiken in de hall om de lichten en de centrale eenheid te bedienen zonder dat er een tweede (duurder) toetsenpaneel vereist is. De drukknopcontacten moeten spanningsvrij zijn. Let er op enkel lage frequentiecontacten te verbinden. Het is verboden contacten te verbinden welke een hogere schakelfunctie dan 0.2 Hz hebben. Anders kunnen de AUTOBUS en de CPU onnodig belast worden en vertragend werken op andere activiteiten. Een speciale connector (CON2) is voor deze ingangen voorzien op de rugzijde van het toetsenpaneel. De instellingen voor het adres, baud rate, afsluiting van de AUTOBUS lijnen, de ingebouwde nachtverlichting, infrarood ontvanger en de ingebouwde zoemer zijn vergelijkbaar met deze van het standaard TPTT toetsenpaneel (zie ook de tabel hierboven). TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 59
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
10 De digitale ingangsinterface INP16D-R met 16 ingangen – railmontage (ref. TDS12116) De TDS12116 is een AUTOBUS interface, dewelke 16 contactingangen heeft, waarop tot maximaal 16 spanningsvrije contacten kunnen worden aangesloten.
Figuur 10-1 De TDS12116 digitale ingangsinterface in railmontage versie.
Naam: INP16D-R Bestelreferentie: TDS12116 Afmetingen: 72mm B x 60mm H x 90mm D Gewicht: 0.15 kg Stroomverbruik (AUTOBUS belasting): 29mA (alle contacten open en/of gesloten) De nieuwe TDS12116 digitale ingangsinterface kan simultaan 16 contact ingangen bekijken. Eigenschappen: - 16 contact ingangen via hoge kwaliteits- schroefklemmen. - Status indicatie (heart beat led): Eén LED geeft de werking van de inwendige processor aan. Met de LED kan men de ingansstatus (contact open of gesloten), de communicatie met de AUTOBUS en de commicatie met de central eenheid controleren. - Adressering: standard AUTOBUS adressering (draaischakelaars). De TDS12116 bezet twee AUTOBUS adressen( het ingestelde en het hogere adres). - De ingangen zijn softwarematig inverteerbaar. Hierdoor kan men eenvoudiger een actie genereren bij de gewenste verandering van de status (open of dicht gaan van het contact). Deze mogelijkheid This feature is only available if you use PROSOFT version 2.7 or higher. Aansluitingen: -
AUTOBUS verbindingen: dubbele aansluiting voor het snel doorverbinden van interfaces onderling. De ingangen worden verbonden via hoog kwalitatieve schroefverbindingen (tot 1mm² draadsectie). Eén ‘common’ (gemeenschappelijke) aansluitklem per 4 contactingangen (4 commons in totaal). AUTOBUS afsluitweerstand mits plaatsen van een jumper. Aardingsverbinding (ZEER BELANGRIJK!) via fast-on 6,3 x 0.8mm om het frame van de interface te kunnen ontstoren. TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 60
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Software: PROSOFT: compatiebel met bestaande PROSOFT versies 2.xx. Software upgrade is dus niet nodig, met uitzondering van de inverterende functie. Deze mogelijkheid is ter beschikking vanaf PROSOFT versie 2.70. Toepassingen: Elke TELETASK installatie waar ingangsinterfaces centraal of decentraal in een verdeelbord (op rail) worden aangesloten.
11 DE DIGITALE INGANGSINTERFACE INP08D-R met 8 contact ingangen - railmontage (ref. TDS12118). Voor nieuwe projecten: kies best ref. TDS12116 (zie hierboven)
Figuur 11-1 De digitale ingangsinterface in railmontage versie.
11.1 Het gebruik en de installatie van de digitale ingangsinterface.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 61
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 11-2 De verbindingen naar de ingangsinterface (railmontage).
De digitale ingangsinterface geeft u de mogelijkheid om standaard drukknoppen naar keuze te gebruiken en deze op de AUTOBUS aan te sluiten. Met een INP08D module kan u tot acht drukknoppen aansluiten (INGANG 1 tot INGANG 8 op de tekening). Opmerking: De IR ontvanger aansluiting is enkel aanwezig op de INP08D- IN (inbouw-) versie. De railversie beschikt niet over deze mogelijkheid. Vooraleer de digitale ingangsmodule te installeren moeten de instellingen van de jumpers gecontroleerd zijn. Jumper 1 en 2 (JP1 & JP2 op de tekening) bepalen de baud rate van het AUTOBUS netwerk: Baud rate 1200 2400 4800 9600
Jumper 1 OPEN OPEN GEPLAATST GEPLAATST
Jumper 2 OPEN GEPLAATST OPEN GEPLAATST
Figuur 11-3 De baud rate instellingen van de digitale ingangsinterface (vet gedrukt is de standaard instelling). Normaal is de datasnelheid van het AUTOBUS netwerk 9600 bps, dus moeten beide jumpers geplaatst worden (jumper 1 en jumper 2). Deze snelheid is standaard zo ingesteld vanuit de fabriek en mag dus normaal niet worden aangepast. Als de digitale ingangsinterface fysisch de laatste module is op de AUTOBUS kabel, dan is het vereist jumper 3 te installeren (JP3 op de tekening). In dit geval zijn de lijnen van het netwerk correct afgesloten. D.m.v. de bijgeleverde connectorset kan je de ingangsmodule verbinden met de AUTOBUS. Om de draden van het AUTOBUS netwerk correct aan de module te kunnen verbinden, kan u de juiste verbindingen ook zien in het schema dat hiervoor is opgenomen bij het TELETASK toetsenpaneel. Opmerking: Gelijk welk spanningsvrij contact kan gebruikt worden als sturing voor de ‘digitale’ ingangen. Let er op enkel lage- frequentie contacten te verbinden. Het is niet toegelaten contacten te verbinden met een hogere schakelfrequentie dan 0,2 Hz . De ingangen zijn dus enkel geschikt voor alle normale spanningsvrije contacten van drukknoppen, deurcontacten, bewegingsmelders, enz… Het programmeren van de INP08D interface gebeurt op dezelfde manier dan het programmeren van een standaard toetsenpaneel met acht drukknoppen. Zie de PROSOFT handleiding voor meer informatie over de softwarematige implementatie van deze interface.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 62
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
12 DE DIGITALE INGANGSINTERFACE INP08D-IN versie voor inbouw montage (ref. TDS12128).
Figuur 12-1 De inbouw versie van de digitale ingangsinterface. Dit is dezelfde interface als de rail- versie. Deze versie kan echter niet op een rail worden gemonteerd, maar kan bijvoorbeeld wel achter een standaard drukknop (met dubbele hoogte) gemonteerd worden. De contacten van deze knoppen kunnen direct worden aangesloten aan de 8 ingangen van de module. Meestal zijn er dus nog ingangen vrij en kunnen drukknoppen die in de buurt of dezelfde ruimte staan naar deze module worden bekabeld. D.m.v. een optionele infrarood ontvanger is het mogelijk alle ingangen te beheren van op de standaard TELETASK afstandsbediening.
De optionele infrarood ontvanger moet door de installateur achter een transparant of aangepast infraroodvenster worden ingebouwd. Zonder venster zal het nodig zijn een gaatje te maken in het gekozen frontpaneel. Het is niet toegelaten de IR ontvanger te installeren op een langere afstand dan 20 cm van de INP08D module. De digitale ingangsinterface komt goed van pas wanneer de kosten moeten beperkt worden t.o.v. het werken met (iets duurdere) toetsenpanelen. We merken wel op dat er geen zoemer en geen terugmelding op aanwezig is (zie ook TDS12127 digitale ingangsinterface met feedback). Op de infrarood- ontvanger na zijn de andere standaard toetsenpaneel- functies wel ingebouwd.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 63
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 12-2 De verbindingen op de ingebouwde versie van de INP08D zijn, op de aansluiting voor een optionele infraroodontvanger na, gelijk aan deze van de railversie
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 64
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
13 DE DIGITALE INGANGSINTERFACE (inbouw) MET FEED-BACK (ref. TDS12127). Deze ingangsinterface is gelijkaardig aan de TDS12128, maar heeft voor elke ingang een uitgangsaansluiting voor een feed-back led (separaat te bestellen in de gewenste kleur rood, groen of geel). Alle instellingen en aansluitingen zijn identiek aan TDS12127 (ook als dusdanig in PROSOFT te programmeren), maar enkel de schroefaansluitingen voor in- en uitgangen zijn anders. De aansluiting van de ingangen gebeurt tussen de 0V (zwarte draad van de AUTOBUS; als gemeenschappelijke te gebruiken naar alle aan de module aangesloten ingangscontacten) en de respectievelijke ingangen cq schroefcontacten. De aansluiting van de feed-back led’s dient te gebeuren tussen de +12V (rode draad van de AUTOBUS als gemeenschappelijke te gebruiken naar de anodes van alle aangesloten led’s) en de respectievelijke uitgangs-schroefcontacten.
Gezien de ingebouwde kortsluitbeveiligingen is het absoluut nodig eom speciaal aangepaste ‘lox-current’ led’s met hoge lichtopbrengst te gebruiken als feed-back led. Anders zal het oplichten van de (standaard-) led veel te zwak zijn.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 65
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
14 DE ANALOGE INGANGSINTERFACE INP08A-R versie voor railmontage (ref. TDS12308): (zie ook de toepassingen voor verwarming en koeling in combinatie met het TELETASK LCD- toetsenpaneel)
Figuur 14-1 De acht kanalen analoge ingangsinterface voor rail montage.
De baud rate instellingen (in de fabriek ingesteld op 9600 bps). Baud rate 1200 2400 4800 9600
Jumper 1 OPEN OPEN GEPLAATST GEPLAATST
Jumper 2 OPEN GEPLAATST OPEN GEPLAATST
Figuur 14-2 De baud rate instellingen van de analoge ingangsinterface.
Normaal is de datasnelheid van het AUTOBUS netwerk 9600 bps, dus moeten beide jumpers geplaatst worden (jumper 1 en jumper 2). Deze snelheid is standaard zo ingesteld vanuit de fabriek en mag dus normaal niet worden aangepast. Als de analoge ingangsinterface fysisch de laatste module is op de AUTOBUS kabel, dan is het vereist jumper 3 te installeren (JP3 op de tekening). In dit geval zijn de lijnen van het netwerk correct afgesloten. D.m.v. de bijgeleverde connectorset kan u de ingangsmodule verbinden met de AUTOBUS. Om de draden van het AUTOBUS netwerk correct aan de module te kunnen verbinden, kan u de juiste verbindingen ook zien in het schema dat hiervoor is opgenomen bij het TELETASK toetsenpaneel.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 66
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
15 DE ANALOGE INGANGSINTERFACE INP04A-IN versie voor inbouw (ref. TDS12304):
De inbouwversie van de analoge ingangsinterface beschikt over 4 sensoringangen. Deze zijn zowel geschikt voor temperatuur-, licht-, als vochtsensoren.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 67
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
16 DE TELETASK TEMPERATUUR SENSOR (ref. TDS12250): Afmetingen: 48B x 60H x 20D Plaatsing: Voor de TELETASK temperatuur sensor gelden dezelfde plaatsingsregels als voor elke normale huisthermostaat. De sensor moet op een geïsoleerde muur geïnstalleerd worden, op ongeveer 150 tot 170 cm boven de grond. Monteer de sensor niet dichtbij een venster of een deur, achter een hoek of in een nis.
Figuur 16-1 De temperatuursensor op een muur gemonteerd.
Figuur 16-2 De aansluitingen aan de temperatuursensor. De temperatuursensor moet worden aangesloten op de ingang van een analoge ingangsinterface (of op één van de twee rechtstreekse analoge ingangen van de MICROS centrale) d.m.v. een (met folie afgeschermde) kabel met ten minste 3 draden. Eén draad bevat het 0V potentiaal, een tweede de +12V en de derde het (gedigitaliseerde) sensorsignaal. Om stroomlussen te vermijden moet de kabelafscherming aan slechts één van de uiteinden van de kabel met de aarding verbonden worden. U kan desgewenst ook gebruik maken van de standaard AUTOBUS kabel waarvan u enkel de dik- zwarte draad gebruikt voor de 0V, de dik- rode draad voor de +12V en bijvoorbeeld de dunne gele draad voor het sensorsignaal. De ideale plaatsing voor een temperatuursensor is op een hoogte van 150 cm en op een afstand van de deurlijst van 30 cm.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 68
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
17 DE TELETASK VOCHT SENSOR (ref. TDS12060): Afmetingen: 48B x 60H x 20D
Figuur 17-1 De vochtsensor op een muur gemonteerd.
Figuur 17-2 De aansluitingen van de vochtsensor. De TELETASK vochtsensor moet op dezelfde manier worden aangesloten als de TELETASK temperatuursensor. Dit is op de ingang van een analoge ingangsmodule (of op één van de twee rechtstreekse analoge ingangen van de MICROS centrale) d.m.v. een (met folie afgeschermde) kabel met ten minste 3 draden. Eén draad bevat het 0V potentiaal, een tweede de +12V en de derde het (gedigitaliseerde) sensorsignaal. Om stroomlussen te vermijden moet de kabelafscherming aan slechts één van de uiteinden van de kabel met de aarding verbonden worden. U kan desgewenst gebruik maken van de standaard AUTOBUS kabel waarvan u enkel de dik- zwarte draad gebruikt voor de 0V, de dik- rode draad voor de +12V en bijvoorbeeld de dunne gele draad voor het sensorsignaal.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 69
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
18 DE TELETASK LICHT SENSOR (ref. TDS12270): Deze polyvalente TELETASK lichtsensor kan zowel als schemerschakelaar, als zondetector, als lichtregelaar gebruikt worden. Zijn functie (meetbereik) dient éénmaal te worden ingesteld doormiddel van de ingebouwde jumpers. Alle andere instellingen zoals drempelwaarden en hysteresisinstellingen kunnen volledig softwarematig via PROSOFT worden ingegeven. Afmetingen: De lichtsensor wordt standaard geleverd in een opbouw behuizing van 73mm breed, 82mm hoog en een diepte van 50mm. De behuizing is IP44 dicht en bedoeld voor binnenhuis wandmontage maar kan mits beschermde opstelling ook voor buiten worden gebruikt (de goede werking onder de –10°C is niet gewaarborgd, maar zal tot –20°C geen schade aan het toestel veroorzaken). Indien buiten opgesteld, raden we aan om de speciale dichtingskit van Busch & Jaegher te bestellen (hogere IP-norm). Plaatsing: Meestal zal de lichtsensor buiten worden geplaatst. Dit heeft als voordeel dat binnenverlichting geen invloed heeft op de meting. Dit is ideaal voor het sturen van bijv. een basisverlichting in een inkom of gang. Anderzijds is dit een must indien de sensor gebruikt is voor het besturen van zonwering. De lichtmeting betreft meestal ook effectief het meten van het natuurlijk (bujiten-) licht. Er dient wel op gelet te worden dat in het geval van sturing van buitenverlichting op basis van dezelfde lichtsensor geen beinvloeding mag optreden van deze. Dit betekend dat de lichtsensor zo moet geplaatst worden dat de eigen buitenverlichting geen invloed heeft. Anderzijds kan u zich afvragen of verlichting van een aanpalende woning, maar ook eventuele straatverlichting een invloed mag hebben. Indien u de buitenverlichting ziedt als een veiligheidsverlichting dan mag de sensor de straatverlichting meerekenen. In het geval u uw buitenverlichting puur als sfeerverlichting ziet, dan zal de beïnvloeding van omgevingslicht minimaal moeten zijn. Meestal is de laatste situatie toch te prefereren en zal u de sensor dus moeten afschermen van omgevingslicht en zo veel mogelijk de instraling zien te beperken tot van bovenuit invallend licht. Een ander probleem hierbij is dat de sensor toch beschermd dient te zijn opgesteld voor regen en dergelijke. Dus een opstelling in een verticale koker zonder bescherming is ook uit den boze. Een compromis tussen gewone muurbevestiging en het idee van de koker zal mogelijks de beste oplossing bieden. Indien u zonweringen gaat sturen, zal er mogelijks per toegepaste zon-richting een sensor nodig zijn. De zon kan namelijk aan de ene kant van de woning sterk zijn, terwijl er aan de andere kant schaduw is. Deze meervoudige opstelling is natuurlijk enkel nodig indien de klant de meest uitgebreide sturing wil. Anderzijds heeft het wel als voordeel dat u bijvoorbeeld buitenverlichting kan sturen op basis van de lichtsensor welke zich aan de andere zijde van de woning bevindt. Zo voorkomt u ook te ingewikkelde opstellingen te moeten maken. Een goede raad is misschien ook dat u het best bijvoorbeeld twee kabels voorziet aan twee zijden van een woning. Indien uw opstelling niet de goede blijkt te zijn voor de klant zijn toepassing (deze is soms moeilijk te voorspellen) dan kan u steeds een tweede (of een derde…) sensor bijplaatsen, of de bestaande op een andere plaats monteren. Toepassingen: De sensor is voorzien om te worden toegepast in omgevingen waar men bijvoorbeeld het licht automatisch wil aansturen op voorwaarde dat een zekere luxwaarde is onderschreden (schemerschakelaar). Een andere toepassing is het besturen van de zonwering wanneer een bepaalde luxwaarde overschreden is of om een dimbare lichtkring regelbaar te besturen op basis van de in de ruimte gemeten lichtwaarde. U kan ook de gemeten lichtwaarde, zowel als de ingestelde drempelwaarde aflezen / instellen op het LCD- display van een TELETASK LCD/VFD- toetsenpaneel. Figuur 18-1 De lichtsensor wordt geleverd in een standaard opbouw doos. Aansluiting: De aansluiting van de lichtsensor is gelijk aan deze van de temperatuur- en de vochtsensor. Dit is op de ingang van een analoge ingangsmodule (of op één van de twee rechtstreekse analoge ingangen van de MICROS TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 70
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
centrale) d.m.v. een (afgeschermde) kabel met ten minste 3 draden. Eén draad is voor de 0V, één om de +12V te verbinden en één voor het (gedigitaliseerde) sensorsignaal. Om stroomlussen te vermijden moet de afscherming met de aarding aan slechts één van de uiteinden van de kabel verbonden worden. U kan gebruik maken van de standaard AUTOBUS kabel waarvan u enkel de dik- zwarte draad gebruikt voor de 0V, de dik- rode draad voor de +12V en bijvoorbeeld de dunne gele draad voor het sensorsignaal.
+12V 0V Signal
Jumper settings
De sensor kan in overeenstemming met de instelling in Schermersensor PROSOFT (PC software) worden 0-0,1-0,2 ... 1.000 Lux voorzien te worden gebruikt in drie verschillende modes. Standaard Regelsensor en voor de meeste toepassingen is 0-0,5-1,0 ... 10.000 Lux dit als schemersensor en moeten de beide jumpers dan ook in de Zonnesensor stand gezet worden zoals 0-1,0-2,0 ... 100.000 Lux hierboven aangegeven.
Voor meer gedetailleerde uitleg over verschillende werkingsvoorbeelden, zie de software handleiding en de speciale handleiding met toepassingsvoorbeelden.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 71
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
19 DE TELETASK AFSTANDSBEDIENING (ref. TDS12500).
De TELETASK afstandsbediening is eenvoudig en overzichtelijk. Ze is opgebouwd volgens een structuur welke het mogelijk maakt om zonder verdere handleiding meteen van start te gaan.
19.1.1 DE TOETSEN OP DE TELETASK AFSTANDSBEDIENING. Er zijn directe en indirecte functies. De directe functies zijn bruikbaar door de betreffende toets in te drukken. De indirecte functies zijn te gebruiken via het simultaan indrukken van één van de drie ‘shift’ toetsen en de betreffende functietoets. Opmerking: Steeds éérst de shift toets indrukken, ingedrukt houden, en daarbij de andere toets indrukken.
. 19.1.1.1 DE STANDAARD TOETSEN:
Figuur 19-1 De basisknoppen staan op dezelfde plaats als op het standaard TELETASK toetsenpaneel met 8 drukknoppen..
De knoppen van ‘1’ t.e.m. ‘8’ stemmen overeen met dezelfde knoppen op het TELETASK 8knoppen toetsenpaneel dat we als het basispaneel beschouwen. Wanneer de gebruiker op één van deze acht basistoetsen van de afstandsbediening drukt, dan heeft dit hetzelfde resultaat alsof op de betreffende toets van het toetsenpaneel zou worden gedrukt.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 72
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
19.1.1.2 De MASTER functies. Het is mogelijk om de MASTER- functies overal in het huis te gebruiken. Het betreft hier 8 speciale op te roepen functies die toegankelijk zijn door de ‘MASTER’ shift- toets samen met een toets van ‘1’ t.e.m. ‘8’ te gebruiken. De functies achter deze 8 knoppen blijven (in tegenstelling tot de gewone 8 toetsen) altijd dezelfde, onafhankelijk van het toetsenpaneel waar u op richt. We noemen de functies die door deze acht speciale toetsen kunnen worden opgeroepen de ‘MASTER functies’. Ze zijn uiterst geschikt om frekwent te gebruiken functies te beheren welke u vanuit verschillende ruimtes nodig heeft zonder dat deze specifiek aan deze ruimtes toebehoren. Voorbeelden hiervan zijn: de tuinverlichting (verschillende kringen), voordeurverlichting, functies zoals ‘alle rolluiken op’, ‘alle rolluiken neer’, hold-up alarm (alle lichten en de sirene aan), enz... Opmerking: Steeds éérst de shift toets indrukken en pas daarna de andere toets. 19.1.1.3 DE BEVEILIGINGSFUNCTIES. Door de beveiligings- shift toets samen met de ‘1’, ‘2’, ... tot ‘0’ te gebruiken zal de centrale eenheid deze nummers doorsturen naar het aangesloten beveiligingssysteem. Zo is het mogelijk om eender welke code naar het beveiligingssysteem door te sturen. Dit maakt het bijv. mogelijk om het beveiligingssysteem aan en uit te schakelen of te bedienen vanuit gelijk welke ruimte waar een TELETASK ontvanger (toetsenpaneel of digitale ingangsmodule inbouw) aanwezig is, enz... Opmerking: Deze speciale beveiligingsfuncties zijn enkel toegankelijk in combinatie met de Galaxy interface en zijn al dan niet aanwezig afhankelijk van de wetgeving in uw land.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 73
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
19.1.1.4 De AUDIO functies: De AUDIO functies ‘FM’, ‘CD’, ‘I/O’ (audio aan/uit), ‘TAPE’, ‘AUX’ en ‘VIDEO’ zijn direct toegankelijk. 19.1.2 HET VERVANGEN VAN EEN BATTERIJ VAN DE AFSTANDSBEDIENING. Na het kort indrukken van een standaardtoets van de afstandsbediening (vb. toets ‘1’) zal het betreffende toetsenpaneel een korte pieptoon laten horen (tenzij deze functie gedéactiveerd is in het toetsenpaneel). Indien u geen pieptoon kan waarnemen dan zijn de batterijen van de afstandsbediening aan vervanging toe. Om de gebruikte batterijen te verwijderen moet u het veerhaakje van het dekselplaatje met de wijsvinger licht indrukken en het deksel wegnemen. Belangrijke opmerking: Batterijen zijn schadelijk voor het milieu. Breng daarom de gebruikte batterijen terug naar uw plaatselijk ophaal- of recyclagecentrum of stop ze in uw milieubox.
Figuur 19-2 Vervang tijdig de twee ‘AAA’ batterijen.
Let op de polariteit van de batterijen! Zoals hiernaast op de foto moet de linkse batterij met het ‘+’- teken naar beneden en de rechtse batterij met het plusteken naar boven worden ingebracht. Klik daarna het dekselplaatje terug vast in de voorziene opening.
Figuur 19-3 Let op de polariteit!
BELANGRIJKE OPMERKING!!!: Na het vervangen van de batterijen moet u in het geval dat u gebruik maakt van een B&O audio installatie de volgende toetsencombinatie indrukken (om de afstandsbediening op een hogere zendfrekwentie te laten werken): Hou de ‘Esc’ -toets links-boven ingedrukt en druk kort op de toets net boven ‘tv’ met het pijltje naar boven. Om de zendfrekwentie te verlagen drukt u op ‘esc’ en het pijltje net onder de ‘tv’-toets.
20 TH E ‘T ELETOUCH’ TELEFOONINTERFACE (ref. TDS14000). TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 74
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
TDS14000 is enkel nog omwille van serviceredenen in de handleiding opgenomen. Deze versie is niet meer leverbaar.
21 ***** TDS14000B te vervolledigen De TELETOUCH telefoon-interface is één van de veel gebruikte standaard TELETASK modules. Deze module maakt het mogelijk om via een telefoontoestel van op afstand tot 8 functies te activeren. In dit geval is het mogelijk om een functie x te activeren, gebruik makend van de toetsen ‘1’ t.e.m. ‘8’ van een telefoontoestel. Dit kan zowel van op een intern als van op een extern telefoontoestel zijn. Wanneer de TELETOUCH eenheid verbonden is met een interne telefoonlijn, dan is elk van de acht functies onmiddellijk bereikbaar van op elk in de woning aanwezig telefoontoestel. Wanneer het systeem met een externe telefoonlijn verbonden is, kunt u functies activeren van uit elk ander huis, hotelkamer, restaurant, enz... of van een mobiel telefoontoestel (auto, schip, tuin,...) mits het ingeven van een paswoord. Korte omschrijving van de werking: Veronderstel dat een TELETOUCH eenheid in uw woning verbonden is met een gewone externe telefoonlijn. Vorm bijvoorbeeld op het telefoontoestel van uw GSM het telefoonnummer van de lijn waarop de TELETOUCH module is aangesloten. Als de TELETOUCH module de lijn opent (de module neemt als het ware de hoorn op), brengt u uw geheime toegangscode in (enkel nodig indien een opneemvertraging is ingegeven met de draaischakelaar ‘ROT3’). Opmerking: Deze code kan u wijzigen op het klavier van de TELETASK centrale (zie omschrijving van de mogelijkheden van het klavier). Na het indrukken van de toegangscode schakelt het telefoontoetsenbord om tot een standaard toetsenpaneel met acht toetsen. Druk de betreffende toets in om de stand van een functie te weten. De status LED op een toetsenpaneel is vervangen door een spraakgenerator. De stem geeft onmiddellijk de stand van de daaronder geprogrammeerde functie. Door deze toets nogmaals in te drukken, is hij voor het TDS systeem deze keer pas echt ingedrukt. De opdracht wordt uitgevoerd en de spraakgenerator meldt u de nieuwe status van de functie terug. Na 30 seconden inactiviteit sluit de TELETOUCH module de lijn af. Wanneer u dit zelf wil doen, druk dan op de “*” toets van het telefoontoetsenbord.
21.1 HET PLAATSEN VAN DE TELETOUCH INTERFACE. 21.1.1 DE AFMETINGEN VAN DE MODULE. 180 mm L X 110 mm B X 90 mm D. TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 75
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
21.1.2 WAAR DE TELETOUCH MODULE PLAATSEN? De module kan op een standaard symmetrische of een mini- rail worden geplugd. Het is aangeraden deze naast de telefooncentrale te plaatsen en/of dichtbij de TELETASK centrale eenheid (een AUTOBUS aansluiting en een tweedraads telefoonaansluiting zijn nodig). 21.1.3 HOE DE TELETOUCH MODULE AANSLUITEN? Nadat de module op een rail is aangesloten, zijn er twee aansluitingen te doen. Ten eerste hebben we de verbinding met de AUTOBUS (een standaard AUTOBUS connectorset is bijgevoegd). Ten tweede is er de aansluiting op een tweedraads telefoonlijn (zie de connector pin-out hieronder).
21.2 DE INSTELLINGEN OP DE TELETOUCH TELEFOON MODULE.
Figuur 21-1 Op de TELETOUCH print zijn aan de zijkant (onderaan) de AUTOBUS- en telefoonlijn aansluitingen op twee plugbare connectoren ter beschikking. 21.2.1 DE INSTELLING VAN HET AUTOBUS ADRES. Stel het AUTOBUS adres in zoals u het heeft voorzien in PROSOFT. Gebruik hiervoor de twee naast elkaar staande draaischakelaars ROT1 (tientallen) en ROT 2 (eenheden). Voorbeeld: Wanneer u de PROSOFT interface het adres 12 hebt gegeven, dan moet u met een kleine schroevendraaier ROT 1 op ‘1’ plaatsen en ROT2 op ‘2’. Opmerking: - Het adres 00 is niet toegelaten! Bij gebruik van de PROJECT centrale eenheid, moet het adres 1 tot 99 zijn. Bij gebruik van de COMPACT centrale eenheid, moet het adres 1 tot 40 zijn. Bij gebruik van de MICROS centrale eenheid, moet het adres 10 tot 19 zijn. U mag terzelvdertijd verschillende TELETOUCH interfaces op de AUTOBUS plaatsen. Elke interface moet wel op een aparte telefoonlijn staan en moet zijn eigen AUTOBUS adres hebben. 21.2.2 DE INSTELLING VAN DE AUTOBUS BAUD RATE
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 76
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Van uit de fabriek staat de baud rate op 9600 bps. Deze instelling mag normaal niet worden veranderd. Baud rate 1200 2400 4800 9600
JP2 OFF OFF ON ON
JP3 OFF ON OFF ON
Figuur 21-2 De instellingen van de AUTOBUS baud rate op de TELETOUCH interface. 21.2.3 HET AANTAL BELSIGNALEN. Met de ‘ROT3’ draaischakelaar, wordt het aantal belsignalen (0 tot 18; in stappen van 2) ingesteld. Dit is het aantal belsignalen voor dat de module de lijn opent (de hoorn op neemt). Enkel wanneer de opneemvertraging op ‘0’ staat, moet de gebruiker geen toegangscode ingeven nadat de TELETOUCH interface de lijn heeft opgenomen. Wanneer u de TELETOUCH interface op een buitenlijn heeft aangesloten, moet u ‘ROT3’ minstens op ‘1’ (2 belsignalen wachten om op te nemen) plaatsen. Zoniet kan iedereen inbellen en zonder toeganscode de bediening doen van de daar ingestelde functies! 21.2.4 DE GEVOELIGHEID VAN HET BINNENKOMENDE TELEFOON SIGNAAL.
Standaard:
Positie 6 1-2 1-2 2-3 2-3
Positie 7 1-2 2-3 1-2 2-3
Min -24 -27 -30 /
Typ / / / -32
Max. +6 +3 0 /
Units dBm dBm dBm dBm
21.2.5 ANDERE INSTELLINGEN. JP1:
1-2 = fabrieksinstelling (WD timer AAN) 2-3 = WD UIT JP1 moet altijd op 2-3 staan.
JP4:
Niet gebruikt
Lijn connector: Een standaard 4-polige RJ connector is voorzien voor de verbinding van de module met de telefoonlijn. niet verbonden line A line B Niet verbonden Figuur 21-3 De verbinding met een standaard tweedraads analoge telefoonlijn.
21.2.6 HET PROGRAMMEREN VAN HET TELETOUCH PASWOORD. Het paswoord voor een binnenkomende telefoonoproep wordt via het toetsenbord op de TELETASK centrale eenheid in het gebruikersmenu (‘user set- up’ menu) geprogrammeerd. Opmerking: De TELETOUCH module ontvangt haar commando’s van een telefoontoestel d.m.v. gestandaardiseerde DTMF tonen. D.w.z. dat het niet mogelijk is een commando naar een TELETOUCH module te sturen via een ‘PULS’ telefoontoestel. In dit geval is er een oplossing door een draagbare DTMF generator te gebruiken. Meer inlichtingen bij uw verdeler. TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 77
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
TELETASK België
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 78
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
21.3 HOE WERKEN MET DE TELETOUCH TELEFOON MODULE. DE START VAN EEN SESSIE. De TELETOUCH wordt geactiveerd door een telefoonoproep. Tenzij het aantal belsignalen op nul is gezet; dan moet het paswoord worden ingegeven. Opm: Van zodra een belsignaal binnenkomt vraagt de TELETOUCH module de centrale eenheid om een eventueel paswoord. Wanneer de centrale eenheid het eventuele paswoord terugstuurt, dan antwoordt de TELETOUCH de oproep na het ingestelde aantal belsignalen. Het TELETOUCH paswoord heeft een maximale lengte van 6 cijfers welke moeten ingegeven worden via de druktoetsen 0 tot 9 op het klavier van het telefoontoestel. De code moet eindigen op een "#". Wanneer een "*" wordt ingedrukt, dan wordt de verbinding met de module verbroken. Dit is ook het geval na drie verkeerde pogingen of wanneer gedurende dertig seconden geen toets wordt aangeraakt. Als het aantal belsignalen op nul is gezet, of wanneer het juiste paswoord werd ingegeven, wordt de sessie gestart d.m.v. de gesproken woorden: "TELETOUCH SERVICE". 21.3.1 HET GEBRUIK VAN HET TELEFOONTOETSEL. Wanneer een toets van 1 tot 8 word ingedrukt, dan wordt de stand van de desbetreffende functie met de spraakgenerator weergegeven zonder dat er al een uitvoerende actie wordt ondernomen. Pas wanneer de gebruiker dezelfde toets een tweede maal indrukt zal het TDS systeem dit als een opdracht zien en de onderliggende functie uitvoeren. Zo is er voor toets ‘3’ na de éérste toetsindruk op het telefoontoestel bijvoorbeeld een gesproken terugmelding: "FUNCTIE DRIE - AAN". Als dezelfde toets opnieuw wordt ingedrukt, wordt de opdracht (als de onderliggende functie bijvoorbeeld een ‘schakel’- functie is) doorgegeven aan de TDS die de opdracht uitvoert (zet de betreffende kring UIT), en de module antwoord de gebruiker met "FUNCTIE DRIE - UIT". Zolang dezelfde toets wordt ingedrukt, wordt het onderliggende commando terug doorgegeven aan de TDS. Als een andere toets wordt ingedrukt, wordt terug de status van de onderliggende functie doorgegeven, enz… 21.3.2 HET BEËINDIGEN VAN EEN TELETOUCH SESSIE. De oproep wordt beëindigd door op " * " te drukken of als er gedurende 30 seconden geen toets wordt aangeraakt. TELETOUCH geeft éérst nog de gesproken mededeling: "TELETOUCH SLUIT AF".
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 79
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
22 DE TELETASK CHIPKAARTLEZER (ref. TDS12140). De uitbreiding van het TELETASK domotica gamma met de nodige componenten voor de toegangscontrole past in het kader van de behoefte aan meer veiligheid en comfort in de woonomgeving van vandaag en morgen. De chipkaartlezer is geschikt voor ‘protected’ contact-chipkaarten en opgebouwd voor de inbouw in wanden. De keuze van het chipkaarttype is vooral gebaseerd op de gunstige prijs van zowel de leeseenheid als van de kaart zelf. Bovendien is het veiligheidsniveau uiterst hoog en het systeem aldus toepasbaar van standaard- tot luxe woningbouw. Het is de bedoeling om in een toegangscontrole te voorzien voor de niet commerciële woningbouw. Voor de 'stand- alone' versie betreft het de bediening van deuropeners. Voor de AUTOBUS- versie is uiteraard zowel de sturing van deuropeners als de integratie met andere domotica functies mogelijk. Bijvoorbeeld het sturen van een deuropener samen met de verlichting, verwarming, muziek, enz... Gezien het potentieel in de sector van de woningen voor ouderen, zijn enkele specifieke mogelijkheden voorzien voor de problematiek in deze omgeving. De toegevoegde waarde vinden we hier niet alleen in de integratie met standaard elektrische functies van de woning maar ook met het sociaal alarm en met de medische dienstverlening. Deze, voor de sector van de domotica, totaal nieuwe mogelijkheden, bevestigen eens te meer de exclusieve en krachtige mogelijkheden van het TELETASK gamma. De TELETASK chipkaartlezer bestaat voor aansluiting op een domotica centrale maar kan ook stand-alone worden gebruikt in combinatie met een speciaal hiervoor geschikte binneneenheid. De stand-alone opstelling is nodig voor bijvoorbeeld plaatsing aan de algemene toegangsdeur (‘buitendeur’) van een groep serviceflats. Daar waar dus dezelfde chipkaarten moeten kunnen worden gebruikt als deze voor de lezers aan de individuele (‘binnen’-) deuren (welke wel op een TELETASK domoticacentrale zijn aangesloten). De TELETASK chipkaartlezer heeft de mogelijkheid om via een eenvoudige verbinding op de AUTOBUS al dan niet toegang te verlenen tot een woning of serviceflat. In een woning waar geen TELETASK domotica aanwezig is, moet de stand- alone versie worden toegepast.
22.1 De twee principeschema’s voor het aansluiten van de TELETASK chipkaartlezer: 22.1.1 - Het principeschema van de kaartlezer aangesloten op een TELETASK centrale eenheid. In een normale TELETASK domotica installatie heeft de chipkaartlezer enkel een aansluiting met de TELETASK AUTOBUS nodig.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 80
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
22.1.2 - Het principe van de chipkaartlezer in combinatie met een binneneenheid (de standalone opstelling).
In stand- alone opstelling kan het systeem tot vier leeseenheden en evenveel deurcontacten beheren.
22.2 Basiswerking 22.2.1 De werking in de standaardtoepassing. Normaal is het voorzien dat één, of enkele, chipkaartlezers op de AUTOBUS worden aangesloten en dat deze de toegang zullen verlenen tot een woning. Het is mogelijk om de verschillende kaarten zo te programmeren dat ze ofwel enkel toegang geven op één plaats (op één chipkaartlezer) als op meerdere. Het is ook om de kaarten zo te programmeren dat ze toegang geven op alle aan de woning aangesloten chipkaartlezers. Het is bovendien mogelijk om per kaart andere functies uit te voeren. Zo is het mogelijk dat de kaart van de ouders andere functionaliteiten hebben dan deze van de kinderen. Wanneer een ouder zijn kaart in de lezer inbrengt, zal bijvoorbeeld de deur openen en de algemene verwarming aangaan. Wanneer de kinderen thuiskomen en hun kaart aan een lezer aanbieden, dan zal bijvoorbeeld de deuropener bediend worden, maar zal de verwarming in de betreffende studeerkamer worden aangezet. Een andere toepassing kan zijn dat er onderscheidt bestaat met de kaart van een tuinman en de kaart van de werkvrouw. De tuinman kan enkel toegang krijgen op zaterdagen en enkel voor de bediening van de garage, terwijl de werkvrouw enkel toegang krijgt bij de achterdeur en dit op donderdagen tussen 7:00 en 17:00 uur. Heel wat mogelijkheden dus. Er kunnen steeds kaarten worden bijgeprogrammeerd, maar er kunnen ook kaarten uit het systeem worden gewist. In een toepassing bij een arts, zou bij het aankomen van de arts of van een personeelslid, meteen ook de praktijkruimtes kunnen worden ‘geopend’. De toegangsdeur wordt ontgrendeld om patienten automatisch toegang te verlenen tot de wachtzaal, terwijl ook de inkomlichten bij schemer gaan branden, e.d…
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 81
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
22.2.2 De werking in een toepassing in serviceflats. De combinatie stand- alone en AUTOBUS- versie is speciaal interessant in een serviceflatomgeving in combinatie met het gebruik van een extra toegangskaart voor extern verplegend personeel. De verpleger beschikt over een chipkaart met toegangsfaciliteit voor een bepaalde flat. Van zodra de chipkaart aan de flatdeur (lezer aangesloten op AUTOBUS) is ingebracht zal het domotica systeem bijvoorbeeld onmiddellijk de (individuele-) deuropener van de flat bedienen. Indien zo ingegeven in PROSOFT kan de verpleger om privacy redenen een bepaalde instelbare tijd moeten wachten vooraleer de deur door het TDS systeem zal worden opengemaakt. Anderzijds kan de bewoner indien gewenst in zijn flat een ‘privacy’- toets indrukken waarbij de verpleger gedurende een (extra) instelbare tijd geen toegang kan krijgen tot de flat. Hij kan bijvoorbeeld geen toegang krijgen gedurende de twee uur na het indrukken van de privacytoets. Aan de hoofdingang van de flats kan de stand- alone versie van de TELETASK chipkaartlezer geplaatst zijn. Daar kan elke bewoner eveneens met zijn kaart binnen. Idem voor de verpleger, maar niet voor bijvoorbeeld de hulpdiensten welke over een speciale toegangspas beschikken met beperkte toegang. Deze kunnen met hun chipkaart enkel toegang krijgen wanneer er een alarmstatus aanwezig is in één of meerdere flats (bijvoorbeeld van zodra er minstens één sociaal alarm geactiveerd is, of in geval van brandalarm). Dergelijke functionaliteit kan ook worden gebruikt uit een andere veiligheidsoverweging. Bijvoorbeeld kan de ‘huisbakker’ of postbode enkel binnen gedurende bepaalde uren (twee verschillende contactingangen op de stand- alone versie zorgen voor deze mogelijkheden). Dit ‘service’- concept is ontwikkeld om te worden toegepast in projecten waar de bewoners veel aandacht wensen te besteden aan de persoonlijke veiligheid en daar waar er extra dienstverlening ter beschikking is. Ook in dit kader is het voorzien dat de verpleger via zijn GSM toegang tot de flat kan vragen aan zijn dienstenbalie. Dit is mogelijk via de in de flat aanwezige sociale alarmering (deze moet enkel over een uitgangscontact beschikken voor de sturing naar de domotica centrale welke de deuropener al-dan-niet zal bedienen). Wanneer een verpleger zijn chipkaart inplugt in de individuele chipkaartlezer (aan een individuele binnendeur) worden datum en tijd op zijn kaart geplaatst. Op de kaart zijn automatisch de laatste 40 toegangen opgeslagen. Op deze manier is door zijn werkgever of door de zorgenverzekeraar een controle mogelijk van de activiteiten van de verpleger (of andere dienstverleners). TELETASK voorziet hiervoor in een tafelmodel chipkaartlezer voor directe verbinding met een PC met bijhorende software voor het programmeren en het uitlezen van de data uit de chipkaart. Opm.: De TDS centrale in de woning moet hiervoor over een instelbare klok beschikken (vb. een standaard MICROS centrale voorzien van klavier en LCD- display).
22.3 Algemene mogelijkheden: De chipkaarten zijn van het ‘protected’ type, waardoor ze zo goed als onmogelijk te misbruiken zijn door derden. Het gebruikte communicatieprotocol is gebaseerd op het ISO7816-3 model. Elke kaart heeft bovendien een unieke beveiligde code waardoor ze zich onderscheidt van elke andere TDS- kaart. Wanneer een bepaalde TDS kaart toegang moet krijgen tot een woning, moet het systeem in een speciale programmeermode worden gebracht. Wanneer de chipkaart wordt aangeboden, zal haar unieke code geregistreerd worden. Vanaf dat ogenblik is de chipkaart bruikbaar en zal ze toegelaten worden. Het door de kaart te activeren functietype is bepaald in PROSOFT. Net zoals bij een standaard TELETASK- toetsenpaneel, kan je in PROSOFT aan de chipkaartlezer elke TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 82
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
gewenste functie (vb. 'timed' of 'lokale sfeer') toekennen. Er zijn 8 functies (fictieve toetsen) welke de lezer kan activeren. Elke kaart kan door het systeem worden erkend als één van deze 8 functies. Indien u bijvoorbeeld twee chipkaartlezers aangesloten heeft, kan u 16 functies activeren. Om te zien hoeveel chipkaartlezers u maximaal kan aansluiten aan uw centrale eenheid, moet u de systeemlimieten van de centrale raadplegen (normaal is dit het maximaal aantal businterfaces dat op de betreffende centrale kan aangesloten worden). Een kaart kan slechts één functie activeren, maar dit kan bijvoorbeeld een sfeer zijn, waardoor er in de praktijk geen beperkingen zijn. Toepassingsvoorbeeld: U heeft een chipkaart welke geprogrammeerd is voor de activatie van functienummer 1 (fictieve toets 1). Indien in PROSOFT onder functie 1 de deuropener (relais nr. x) voor 5 seconden wordt bekrachtigd, zal bij het aanbieden van de kaart de deuropener gedurende 5 seconden worden bekrachtigd net alsof het een drukknop van een toetsenpaneel is die ingedrukt wordt. U kan evengoed een lokale sfeer programmeren onder functienr. 1 (fictieve toets nr. 1). Op deze manier kan u bijvoorbeeld de deuropener bedienen maar ook het inkomlicht bedienen… en u kan de zoemertjes op de toetsenpanelen in de woning activeren, enz… Wanneer de tuinman over een kaart beschikt met functienummer 2, kan hij bijvoorbeeld hiermee enkel de garagepoort openen en niet de voordeur. In een serviceflat kan je de melkventer een kaart geven waardoor hij alleen van de buitendeur in de algemene ingang binnen kan, maar niet in de individuele flats. Dit bekom je door enkel de kaart te initialiseren op de chipkaartlezer van de buitendeur (binneneenheid), en niet op een individuele binnendeur (AUTOBUS versie met een aangesloten centrale eenheid). Eén kaart kan, na ze meervoudig aan te bieden aan meerdere leeseenheden (in programmatiemode), ook toegang verlenen aan meerdere flats. Dit kan interessant zijn voor gebruik door een conciërge of dergelijke (chipkaart in de functie van 'loper'). Opm.: om te voorkomen dat een instelling met vele gebouwen (welke allemaal van TDS toegangscontrole zijn voorzien), met al zijn ‘loper’-kaarten naar alle gebouwen moet om deze te programmeren, zijn zogenaamde loperpakketten ter beschikking. In het geval van zo een pakket is het enkel nodig om één van deze kaarten in de leeseenheid te initialiseren (in de speciale programmatiemode). Voorbeeld: Een immobiliënkantoor wil aan zijn 20 techniekers elk een kaart geven warmee ze in alle blokken de hoofddeur kunnen openen: Men koopt een loperpakket van 20 kaarten (naast de gewone kaarten welke voor de bewoners zijn). De verantwoordelijke programmeert op elk van de chipkaartlezers van de woningen slechts één van de 20 loperkaarten. Alle andere kaarten van dat loperpakket krijgen automatisch ook toegang tot dat gebouw. Indien de klanten het willen kan de toegang per gebouw aan specifieke eisen voldoen. In de standaardflats kan men slechts binnen overdag, maar in sportzalen kan men dag- en nacht binnen met het loperpakket. Deze extra voorwaarden zijn te programmeren op de betreffende domotica centrales of in het geval van stand- alone opstelling, in combinatie met één of twee aan te sluiten elektronische klokken. Een chipkaart kan men ook wissen uit het systeem door ze in de speciale ‘wismode’ aan te bieden aan de lezer. Deze zal de kaart automatisch uit zijn geheugen verwijderen. Men kan ook het volledige geheugen van de lezer uitwissen, waardoor elke kaart terug moet worden geinitialiseerd voor gebruik. 22.3.1 Mogelijkheden van de stand- alone versie. De stand- alone versie van de TDS chipkaartlezer bestaat uit twee delen. Enerzijds is er de leeseenheid zelf en anderzijds is er de binnenpost welke op een DIN rail kan worden geklikt. Op deze manier voorkomen we dat een potentieel inbreker de buiteneenheid openmaakt en de deur opent via het maken van een eenvoudig contact tussen twee draden. De binneneenheid heeft een AUTOBUS- aansluiting naar de lezer (geen TDS centrale nodig) en een voedingsaansluiting 12VDC. Voor de sturing van maximaal vier deuropeners zijn er vier contactuitgangen (normaal open contact, 250V 2A). Voor de verbinding met de buitenwereld beschikt de binnenmodule bovendien over twee contactingangen (beperkte toegang 1 en 2). Men kan de chipkaarten zo programmeren dat ze bijvoorbeeld enkel toegang krijgen wanneer ingang 1 gesloten is, of wanneer ingang 2 gesloten is (bijv. een contact van een electronische klok om de toegang enkel mogelijk te maken gedurende bepaalde uren van de dag of TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 83
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
bepaalde dagen van de week, of enkel wanneer de verwarmingsketel op alarm staat, of enkel wanneer het alarmsysteem in alarm staat, enz…).
22.4 De programmatie in PROSOFT. Voor de programmatie in PROSOFT verwijzen we naar de software handleiding. Er is eveneens in een applicatievoorbeeld voorzien waarbij de volledige gang van zaken voor de programmatie in PROSOFT en op de TELETASK centrale is opgenomen.
22.5 De plaatsing van de chipkaartlezer: De chipkaartlezer kan in een muur worden gemonteerd doormiddel van een diepe inbouwdoos (van minstens 6 cm diep!!) voorzien van een AUTOBUS- aansluiting. De chipkaartlezer kan zowel binnen als buiten (in overdekte omgeving) worden geplaatst. Let er op dat er voor buiten een bescherming tegen regen e.d. moet voorzien zijn. Van zodra de lezer overdekt is geplaatst, is er geen probleem. De werking is verzekerd voor omgevingstemperaturen van min (-) 10°C tot + 45°C. Indien de leeseenheid niet beschermd kan opgesteld worden, kan u het speciaal hiervoor geschikte frame gebruiken. Het frame kan samen met een aangepaste inbouwdoos (diep model) en front van Siedle perfect worden samengebouwd met de TELETASK chipkaartlezer (waarvan het standaard front dan niet gebruikt wordt). Het is de beste applicatie voor plaatsing op een niet beschermde muur. Let wel dat voor een goede betrouwbaarheid toch steeds een zekere bescherming (overdekking) aan te raden is. In veel gevallen zal bij het gebruik van het Siedle materiaal, de TELETASK kaartlezer samen met bijvoorbeeld een Siedle beldrukknop en/of Siedle (video-)parlofoon apparaten worden geplaatst. Ook om esthetische redenen kan dergelijke combinatie aan te raden zijn.
22.5.1 De verschillende onderdelen en hun werking: - Chipkaart leeseenheid (geleverd met 1 chipkaart), orderreferentie TDS12140. - Binneneenheid (ref. TDS12145) voor koppeling aan de (outdoor-) chipkaartlezer (in geval er geen TELETASK domotica installatie aanwezig is). - Bijkomende chipkaarten TELETASK, leverbaar per 5 stuks. - Bijkomende chipkaarten TELETASK, ‘loperpakket’ van 20 stuks. - Idem, loperpakket van 100 stuks. - Tafelmodel chipkaartlezer voor het lezen van de dag/uur/minuten- gegevens welke opgeslagen zijn op de chipkaart welke ingeplugd is in een leeseenheid welke verbonden is met een TDS domotica centrale. Het tafelmodel wordt samen geleverd met een eenvoudige PC- software (Win 95/98/WinNT/Win2000). Opgepast: het pakket van deze PC-lezer met software kan een iets langere levertermijn hebben. - Een standaard voeding 12VDC/200mA.(bij voorkeur railmontage).
22.5.2 Technische gegevens van de leeseenheid: Opm.: De chipkaartlezer is voor beide applicaties (aangesloten op een TELETASK centrale of gebruikt in stand- alone met een binneneenheid) hetzelfde type (slechts één lezer te stockeren). - Voedingsspanning: 12VDC (via AUTOBUS of via externe voeding in het geval van standalone opstelling) - Stroomverbruik: ongeveer 10mA (20mA met kaart) TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 84
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
- Omgevingstemperatuur: -10°C tot +45°C - Levensduur chipkaartlezercontacten: 500.000 cyclussen. - Geheugen: het systeem kan tot 50 individuele chipkaarten en/of loperpakketten opslaan in zijn niet-vluchtig geheugen (vb. 43 gewone kaarten en 7 loperkaarten). Dit is dus maximaal 50 loperpakketten van elk 100 kaarten. Dit maakt dat maximaal 5000 chipkaarten kunnen toegang krijgen op één installatie (zowel normaal op een TELETASK centrale als in standalone). - Afmetingen(mm): 83x83x63 (BxHxD) - Inbouwdiepte: 60mm 22.5.3 Het gebruik van de leeseenheid: Bij het inbrengen van goede chipkaart, zal de groene led continu branden. Indien bij het lezen, de kaart defect of niet leesbaar blijkt te zijn, zal onmiddellijk de rode led continu branden en zal de zoemer intermitterend zoemen. Indien na communicatie met de centrale of binneneenheid de kaart toegang krijgt, zal de lezer kort zoemen en zal de groene led knipperen. Indien deze (goede) TELETASK kaart echter toch geen toegang heeft, zal de rode led knipperen en zal ook een intermitterend zoemen weerklinken. Bij het aansluiten van de spanning, gaan bij wijze van test, de twee led’s en de ingebouwde zoemer kort aan.
22.5.4 De programmatie van chipkaarten in het geval van de aansluiting op een TDS centrale. Breng de centrale eenheid in ‘user support’ menu. Ga naar ‘card program mode’ en kies ‘program’ of ‘erase’ (indien u één of meerdere kaarten uit het geheugen wil verwijderen). - Program: Indien u nieuwe chipkaarten wil inprogrammeren: U heeft ‘program’ gekozen en selecteerd 1.All of 2.Single. Indien u de kaart(en) welke u nadien in de chipkaartlezer ter programmatie zal inbrengen , op alle chipkaartlezers toegang wil geven, druk dan 1 (All’). Indien de kaart slechts op één of enkele lezers mag toegang krijgen, drukt u op 2 (‘Single’). - Erase: Indien u chipkaarten uit het geheugen wil wissen: U heeft ‘erase’ gekozen. U kan een individuele kaart wissen (elke kaart die u nadien aan de chipkaartlezer gaat aanbieden in de ‘erase-‘ mode. Anderzijds kan u met ‘All’ meteen alle kaarten welke ooit zijn geregistreerd geweest, uitwissen. Let op, u zal hierna dus alle kaarten opnieuw moeten aanbieden om ze opnieuw toegang te kunnen verlenen. Wanneer u in ‘single’ erase mode gaat, zal een loperkaart welke u wist, ook meteen alle andere kaarten van hetzelfde pakket uit zijn geheugen wissen en krijgen deze dus geen toegang meer.
22.6 De binneneenheid: Opm.: Deze is enkel nodig in het geval van de stand- alone opstelling met de binneneenheid (geen TELETASK centrale gekoppeld). De binneneenheid beschikt over twee spanningsvrije contactingangen 1 en 2. Deze contactingangen zijn speciaal geschikt om kaarten een beperkte toegang te geven. Hiermee bedoelen we dat u kaarten kan programmeren om toegang te krijgen zoals normaal, maar enkel op voorwaarde dat de betreffende contactingang gesIoten is. Contactingang nr. 1 van de binneneenheid is geschikt voor het herkennen van de alarmstatus '1' zodat de eigenaar van een chipkaart van het alarmtype 1 (vb. brandweer), enkel bij een gesloten contact van deze ingang toegang kan krijgen tot de woning. De tweede contactingang werkt volledig gelijkaardig maar geeft aldus toegang tot kaarten welke speciaal tot de alarmingang ‘2’ beperkt zijn (vb. huisarts, postbode of bakker). Opm.: max. 100m kabelafstand is toegelaten tussen contac en ingang. De kabel moet afgeschermd zijn. De afscherming moet aan de aarding worden verbonden, ter hoogte van de
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 85
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
binneneenheid. De AUTOBUS kabel van TELETASK is ook speciaal geschikt voor deze toepassing. De werking van een stand-alone opstelling (dus met een binneneenheid) De binneneenheid heeft vier relaiscontacten voor het bedienen van maximaal vier deuropeners. Elk relaiscontact komt overeen met één van de vier aansluitbare kaartlezers. Elke kaartlezer moet dus op het gewenste adres (= het betreffende relaiscontact) worden ingesteld. Dit gebeurt doormiddel van de draaischakelaartjes welke op de chipkaartlezer staan. U moet deze aldus instellen op het adres 01, 02, 03 of 04. De tijdsduur, gedurende dewelke de deuropener bekrachtigd wordt, is instelbaar door middel van een miniatuur draaischakelaartje dat zich op het front van de binneneenheid bevindt. Het ingestelde cijfer (1 tot 9; 0 is niet bruikbaar) resulteert in een contacttijd van het dubbele aantal seconden van de ingestelde waarde. Zo heeft bijvoorbeeld een instelling op het cijfer ‘2’ een contacttijd van 4 seconden tot gevolg. Een instelling op 4 een contacttijd van 8 seconden. Ter controle van de werking van de led’s op de binneneenheid, knipperen deze bij het aanschakelen van de voedingsspanning.
Het in- programmeren van kaarten in het geval van een stand-alone opstelling: U maakt een keuze uit de eerste twee drukknopjes op de frontplaat van de binneneenheid. U kan ‘All’ of ‘Single’ kiezen. Hiermee kiest u of de volgende aangeboden kaart geprogrammeerd zal worden om toegang te bekomen op alle aangesloten chipkaartlezers of op slechts één enkele. U drukt de toets in naar keuze zodat de betreffende led gaat branden. Dan kunt u de te programmeren kaart in de lezer aanbieden. De chipkaartlezer zal kort zoemen en de groene led zal knipperen om aan te geven dat de kaart klaar is voor gebruik. Doormiddel van de twee andere drukknopjes op het front van de binneneenheid, kan u voor de programmatie aangeven dat de kaart enkel binnenmag als contactingang1 of 2 kortgesloten zijn. Hiertoe moet u voor het programmeren van de chipkaart de drukknop van de gewenste ingang indrukken zodat de betreffende led gaat branden. De geprogrammeerde kaarten kunnen gewist worden door de twee buitenste knopjes terzelfdertijd in te drukken: alle led’s zullen aangaan. OPGELET, dit is om aan te duiden dat het volledige geheugen van de binneneenheid gewist wordt en dat alle gewenste kaarten opnieuw moeten worden geprogrammeerd om opnieuw toegang te kunnen bekomen.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 86
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
22.7 De nodige componenten voor de buitenopstelling van de chipkaartlezer, met Siedle front.
Voor de buitenopstelling heeft u de standaard TELETASK chipcard reader nodig (zoals hiervoor besproken), een speciale led-kit van TELETASK (ref. TDS12144) alsook onderstaande Siedle componenten. Deze beschermen de leeseenheid afdoende voor buitenopstelling (op een gevelmuur e.d.).
De bij de Chipcard reader van TELETASK (ref. TDS12140) + led-kit (ref. TDS12144) bij te bestellen Siedle onderdelen: 1. Voor een witte Siedle uitvoering: - Siedle kombirahmen KR611-1/1-0 W - Siedle montagerahmen MR611-1/1-0 W - Siedle karteleser-modulfront KLM611-0 W - Siedle muur inbouwdoos extra diep GU-KLM611.1.1 2. Voor een metaal-look uitvoering van Siedle: - Siedle kombirahmen KR611-1/1-0 SM - Siedle montagerahmen MR611-1/1-0 SM - Siedle karteleser-modulfront KLM611-0 SM - Siedle muur inbouwdoos extra diep GU-KLM611.1.1
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 87
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
23 DE TDS UITGANGS COMPONENTEN. Ter informatie: ‘TDS’ staat voor Teletask Domotica Systemen (dus alle verschillende TELETASK systemen).
23.1 DE DIMMERS. 23.1.1 HOE WORDEN BELASTINGEN GESTUURD MET DE VERMOGENDIMMERS.
Figuur 23-1 De twaalf kanalen vermogendimmer met manuele noodvoorziening.
23.1.1.1 DE INSTALLATIE VAN DE DIMMERS EN HET AANSLUITEN ERVAN AAN DE TDS DIMMERUITGANGEN.
Beschrijving van de dimmeruitgangen. - Elke dimmerprint voorziet het PROJECT systeem van 40 dimmeruitgangen. Standaard is er één print in de PROJECT centrale aanwezig. Optioneel kunnen tot drie printen aanwezig zijn, welke in totaal in 120 dimmeruitgangen voorzien. Elke uitgang is een 0 tot 10Volt uitgang. - In het geval van de COMPACT centrale, zijn er standaard veertig 0 tot 10V dimmeruitgangen in de centrale aanwezig. Dit aantal kan bij de COMPACT niet verder worden uitgebreid. - In het geval van de MICROS centrale zijn er standaard in de centrale geen dimmeruitgangen aanwezig. Optioneel is een dimmer ‘extentie-’ print met zestien 0 tot 10V uitgangen inplugbaar. De verbinding van de dimmerprint met de PROJECT centrale.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 88
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
De éérste, standaard meegeleverde, dimmerprint voorziet in 40 uitgangen welke genummerd zijn van 1 tot 40. Deze print is met de CPU verbonden via connector P6 met een tienpolige platte bandkabel. De voeding van de print komt via connector P7. OPMERKING: - Indien een optionele PROJECT dimmerprint moet worden bijgeplaatst zal deze tweede print verbonden worden via de connectoren P6 naar P12 op de éérste print. De voeding moet u van connector P7 op de éérste print aftakken naar de nieuwe print connector P7. - Onderbreek altijd éérst de netspanning voor u een connector verbindt of lostrekt ! Indien dit niet zo gebeurt kan er permanente schade optreden! - Voor het aansturen van dimmers volgens de industriële 0 tot 10V of 1 tot 10 Volt standaard met stroomsturing i.p.v. met spanningssturing, heeft TELETASK een speciale buffermodule ontwikkeld welke per kanaal tot 50 industriële dimmers aansturen. 23.1.1.2 De verbinding maken van de PROJECT eenheid met een DIM12 dimmer eenheid. Elke dimmerprint kan 40 dimmerkanalen uitsturen. Dit betekent dat de print bijvoorbeeld drie DIM12 (3 x 12 kanalen) plus één 4-kanaals dimmer kan aansturen. Op de dimmerprint bevinden zich drie connectoren P8, P9 en P10 met hetzelfde aantal polen als deze op een DIM12 dimmereenheid. Deze bevat een 0V verbinding en 12 contacten met 0-10V uitgangen. De vier resterende dimmeruitgangen (inclusief de 0V gemeenschappelijke), zijn ter beschikking op connector P11.
Figuur 23-2 De P8, P9 of P10 connector naar een 12 kanaals vermogendimmer (DIM12).
Figuur 23-3 De connector P11 naar een 4 kanaals dimmer (DIM4).
VOOR HET TDS PROJECT SYSTEEM: Het ‘D101’ dimmerkanaal (zie de dimmerlijst hieronder) moet worden met ‘OUT1’ op connector P8, ‘D113’ met ‘OUT1’ op P9 (uitgang nr. 13) en D125 op ‘OUT1’ op P10. Wanneer er meer dan 40 dimmerkanalen nodig zijn kunnen die geleverd worden door een gelijkaardige tweede dimmerprint te plaatsen. ‘D141’ moet dan worden verbonden met ‘OUT1’ van P8 op de tweede dimmerprint. Eveneens zo wanneer er meer dan 80 (maximaal 120) dimmeruitgangen nodig zijn. Met de derde print worden dimmeruitgang 81 tot 120 ter beschikking gesteld.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 89
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Dimmer print
Connector
Uitgang
1
P8
OUT 1 OUT 2 ... OUT 12 OUT 1 ... OUT 12 OUT 1 ... OUT 12 OUT 1 ... OUT 4 OUT 1 ... OUT 4 OUT 1 ... OUT 4
P9
P10
P11
2
P8 ... P11 P8 ... P11
3
Opmerking:
Dimmer kanaal D1 D2 ... D12 D13 ... D24 D25 ... D36 D37 ... D40 D41 ... D80 D81 ... D120
Zoals hierboven vermeld staat, zijn er op de print 40 uitgangen en zijn er 12 kanalen per vermogendimmer DIM12. In het geval van drie twaalfkanaals vermogendimmers zijn er 4 uitgangen over op de éérste print. Als er bijvoorbeeld 54 dimmerkanalen nodig zijn, dan kunnen de aansluitingen er als volgt uitzien: DIM12 Dimmerkast 1 DIM12 Dimmerkast 2 DIM12 Dimmerkast 3 DIM12 Dimmerkast 4 DIM12 Dimmerkast 5
Dimmerkanaal 1 to 12 Dimmerkanaal 13 to 24 Dimmerkanaal 25 to 36 Dimmerkanaal 41 to 48 Dimmerkanaal 37 to 40 en 49 to 54
23.1.1.3 Het instellen van de PROJECT dimmerprinten. Op elke dimmerprint moeten er verschillende jumpers worden geïnstalleerd. Voor de éérste geïnstalleerde dimmerprint moeten de twee bovenste pinnen van de connectoren P1 tot P5 overbrugd worden door een jumper (kanaal 1 tot 40). Op de ‘tweede’ dimmerprint waar de kanalen 41 tot 80 beschikbaar zijn, moeten de middelste pinnen van de jumpers overbrugd worden. Op de ‘derde’ dimmerprint, voor kanaal 81 tot 120 moeten de onderste pinnen overbrugd worden. Let er dus op dat altijd de jumpers van dezelfde rij op de print overbrugd zijn.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 90
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 23-4 De jumpers P1 tot P6 staan per PROJECT dimmerprint op een andere rij.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 91
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
23.2 HET GEBRUIK VAN DE DIMMERS DIM4-2K2 EN DIM12-2K2.
Foto TELETASK
Figuur 23-5 De vermogendimmers worden gebruikt om de perfecte sfeer te creëren.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 92
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 23-6 Een twaalfkanaals dimmer geplaatst in een professioneel verdeelbord. foto TELETASK.
23.2.1 AFMETINGEN VAN DE DIM4-2K2 DIMMER.
44
DIM4-
90
18
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 93
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
23.2.2 AFMETINGEN VAN DE DIM12-2K2 DIMMER.
54
DIM12-
10
48
23.2.3 HET AANSLUITEN VAN DE DIMMEREENHEDEN. Beide DIMMER systemen zijn geschikt voor wandmontage. D.m.v. 4 schroeven kunnen ze aan de muur of op een ander vlak oppervlak worden gemonteerd. Kies steeds voor een degelijke wand welke zowel qua elektrische veiligheid als qua brandveiligheid voldoet aan de plaatselijke veiligheidsnormen. De DIMxx-2K2 beschikt over 3 aansluitingen. A. De signaal ingangen 0 tot 10 Volt (komen van de TDS centrale eenheid) B. De generale energietoevoer (VAC). C. De 4/12 uitgangen naar de belastingen (lampen, transformatoren...) A. De signaal ingangen: Dit zijn de 0 tot 10V signalen komende van de analoge uitgangsprint van de betreffende TDS centrale eenheid. Samen met het 0V signaal (GND) worden de dimmersignalen doorgestuurd van de TDS uitgangen naar de DIMxx-2k2 dimmereenheid. Dit d.m.v. een 5/13-aderige kabel. B. De generale energietoevoer De ingang aan de rechter onderhoek van de DIMx-2K2 eenheid, is de algemene energieingang. D.m.v. de inwendige 7-polige schroefaansluitingen boven de externe ingang kan de energie de dimmers bevoorraden. De linkse schroefterminal (geel-groen gekleurd) is de Aarding. Zorg ervoor dat er een goede (lage weerstands-) aarding is. De blauwe schroefterminals zijn voor de Nulleideraansluitingen, terwijl de bruine schroefterminals moeten aangesloten worden op de fases (R,S en T indien ter beschikking). Hieronder ziet u de mogelijke aansluitingen voor de verschillende energie- aansluitingen. 1. Indien u een net heeft met een 1 x 230V voorziening. TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 94
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
2. Indien u een net heeft met een 3 x 230V voorziening (enkel voor TDS13212):
3. Indien u een net heeft met een 3 x 400 + N voorziening (enkel voor TDS13212)
C. De (4/12) uitgangen naar de belastingen (dimbare lichtpunten). Elk van de 4/12 uitgangskanalen is aansluitbaar aan de schroefklemmen van de ingebouwde automatische zekeringen. De kabel naar de belastingen kan door de kabelwartels verbonden worden met resistieve of inductieve belastingen van maximaal 2200VA.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 95
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
23.3 DE ANALOGE ADAPTER/BOOSTER VOOR 1-10V DIMMERS (4 gebufferde uitgangen met stroomsturing). Sommige (niet- Teletask) dimmers hebben een ingang met lage impedantie. Dit zijn meestal dimmers welke volgens de industriële 1 tot 10V sturing werken. Gezien de dimmeruitgangen van de Teletask centrales enkel geschikt zijn voor spanningsgestuurde 0-10V dimmers (met een hogere ingangsimpedantie; meestal rond de 10Kohm) moeten bij het gebruik van dergelijke dimmers extra maatregelen worden getroffen. De TDS13414 analoge adapter/booster heeft vier 0-10V ingangen (komende van de TDS centrale) en vier 1-10V uitgangen met lage impedantie. Op deze manier is het mogelijk om bijvoorbeeld een 20-tal electronische balasten per adapterkanaal aan te sturen. Deze toepassing is dus speciaal voor gebruik in bureelomgevingen waar dergelijke dimmers (in grote aantallen) toegepast worden. We dienen op te merken dat bij het gebruik van electronische balasten een schakelfrekwentie gebruikt is welke infrarood afstandsbediening negatief kan beïnvloeden. Het effect is meestal een (tijdelijk) beperktere rijkwijdte van de afstandsbediening.
Aansluiting van de adaptermodule:
TDS13414 Adapter/Booster
TO LOADS
FROM TDS DIMMER OUTPUTS
TELETASK België
-
+12V 0V
In 1 In 2 In 3 In 4 0 Volt
Out 1 Out 2 Out 3 Out 4 0 Volt
LED
PE
EXTRA POWER SUPPLY 50VA
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 96
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
23.4 DE RELAIS MODULES
23.4.1 HOE BELASTINGEN BESTUREN MET DE RELAISMODULES. D.m.v. een compacte relaismodule met 8 signaalrelais kan u direct 8 (lichte) belastingen sturen. U kan dit rechtstreeks doen of voor grotere vermogens via een vermogenrelais. De relaismodule die we de OUT08R module noemen is via een Sub-D connector met aangepaste kabel direct verbonden met een gelijke connector in de betreffende TDS centrale eenheid (PROJECT, COMPACT of MICROS). Elk signaalrelais heeft een spanningsvrij normaal open contact. De contacten zijn ter beschikking op schroefaansluitingen. De OUT08R module moet in het verdeelbord op een rail geplaatst worden. Daar is het eenvoudig om de contactuitgangen van de module eventueel aan vermogenrelais aan te sluiten. Deze vermogenrelais zijn afhankelijk van de toepassing vrij te kiezen door de installateur. Er is ook een versie verkrijgbaar met een omschakelcontact. Dit is de OUT08RCO railmodule en is heel nuttig voor de richtingsbesturing van rolluik- en gordijnmotoren. In combinatie met de OUT08SSR (solid state relais) module welke de motor AAN/UIT stuurt, is ze speciaal geschikt om in PROSOFT via de ‘MOTOR’ functie te worden geprogrammeerd. Voor meer info betreffende het aansluiten van een rolluik- of gordijnmotor kan u hieronder terecht in het speciale hoofdstuk voor de besturing van motoren. Wanneer de installateur een krachtiger dan de OUT08SSR ‘solid state’ (triac) module wil gebruiken, dan is een speciale OUT08SSR-D module leverbaar. Deze module levert de nodige uitgangssignalen om 8 standaard SSR relais te besturen. Meestal kunnen 10, 20 of 40 Ampère (240VAC) modules gebruikt worden. De uitgang van de OUT08SSR-D is een open collector 12VDC driver met een 220 ohm weerstand in serie, inclusief een LED indicator. Voor alle details over deze uitgangsmodule kan u hieronder in de OUT08SSR-D hoofding terecht. In de meeste toepassingen is het echter aangeraden om gebruik te maken van de relaisinterfaces met AUTOBUS aansluiting. Enerzijds heeft u de 8-voudige 16A/250V relaisinterface (TDS13500) met speciale nokjes voor manuele bediening. Anderzijds is er de motorinterface (TDS13524) dewelke speciaal geschikt is voor het eenvoudig aansturen van vier AC motoren zoals deze worden toegepast in rolluiken gordijnen en zonweringen. Voor meer gedetailleerde info kan u hieronder terecht. Opmerking: Alle TDS relais modules zijn geschikt voor railmontage in de algemene- of in een bijkomende elektriciteitskast (‘verdeelbord’).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 97
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
23.4.2 DE ‘OUT08R’ RELAIS MODULE MET NORMAAL OPEN CONTACTEN (ref. TDS13100). Deze module beschikt over acht signaalrelais met elk een contact 250V/2A, speciaal geschikt als signaalrelais voor het sturen van kleine belastingen of bijvoorbeeld voor het sturen van een vermogenrelais 16A/250V. Afmetingen: 136 breed x 78 hoog x 44 diep Figuur 23-7 De OUT08R railmodule.
23.4.3 DE ‘OUT08RCO’ RELAIS MODULE MET WISSELCONTACTEN (ref. TDS13110). Deze module beschikt over acht signaalrelais met telkens een wisselcontact van 250V/2A. Speciaal interessant voor het aansturen van rolluikmotoren, zonweringsmotoren en gordijnmotoren in combinatie met de OUT08SSR (ref. TDS13120) module. Zie hiervoor verder in de tekst voor een specifiek toepassingsschema. Afmetingen: 192 breed x 78 hoog x 44 diep
.
Figuur 23-8 De OUT08RCO railmodule
23.4.4 DE ‘OUT08SSR’ SOLID STATE RELAIS MODULE (ref. TDS13120). Deze module beschikt over acht solid state relais (triac uitgang) welke de aangesloten 250V belasting kan inschakelen bij de nuldoorgang van de spanning en kan uitschakelen bij de nuldoorgang van de stroom. Deze module is speciaal interessant voor het aansturen van rolluikmotoren, zonweringsmotoren en gordijnmotoren in combinatie met de OUT08RCO (ref. TDS13100) module. Zie hiervoor verder in de tekst voor een specifiek toepassingsschema.
Figuur 23-9 De OUT08SSR railmodule.
De maximale belasting van deze module is 400VA continu (voor alle acht de uitgangen samen). De modules kunnen elk individueel 8A schakelen maar zijn om thermische redenen beperkt in hun continu geschakeld vermogen. In het geval van rolluikmotoren îs dit geen probleem, gezien de kortstondige werking vande betreffende motoren. Afmetingen: 136 breed x 78 hoog x 50 diep
23.4.5 DE RELAISMODULE OP DE AUTOBUS ‘OUT08RB’ (ref. TDS13500)
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 98
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Deze relaismodule is de meest intelligente en het hoogst van schakelvermogen welke in het TELETASK gamma is ogenomen. Bovendien is de ze relaismodule aansluitbaar op de AUTOBUS, waardoor ze om het even waar in de woning kan worden toegepast. Ook in het geval van meerdere verdeelborden is deze module ideaal geschikt omwille van haar décentrale toepasbaarheid. De module is ook speciaal geschikt voor applicaties waar de gebruiker een manuele mogelijkheid wil hebben voor het aansturen van de aangesloten kringen. Via de manuele nok welke bovenaan bij elk relais is voorzien, is een handbediening (bij afwezigheid van spanning op de domoticacentrale) mogelijk. De contacten zijn van het type 16A/250 (20A resistief, 16A AC1), waardoor deze rechtsreeks kan gebruikt worden voor het (enkelpolig) schakelen van stopcontacten welke afgezekerd zijn met 16A automaten.
De aansluiting is identiek aan de andere TELETASK AUTOBUSinterfaces. De AUTOBUSminiatuurconnector is eveneens meegeleverd. De module heeft een standaard AUTOBUS adresinstelling en beschikt over twee 16A aansluitcontacten met schroefbevestiging. Omwille van ontstoring en algemene CE-reglementering is een aardingsaansluiting voorzien de metalen kap van veiligheidsaarding te kunnen voorzien. Deze verbinding is absoluut noodzakelijk en verplicht te worden gemaakt! Dit kan bij voorkeur een rechtsreekse verbinding met de aardingsaansluiting zijn of een verbinding met de(geaarde) afscherming van de AUTOBUS kabel.
23.4.6 DE MOTORINTERFACE OP DE AUTOBUS ‘OUT08RM-B’ 4 kanalen (ref. TDS13524).
Om 230V-AC motoren met omkeermogelijkheid makkelijk te sturen en te schakelen ontwikkelde TELETASK de motorinterface. De gebruiker kan met één toets of drukknop een rolluik, gordijn, zonwering en gelijkaardige besturen.
Figuur 23-10 De motorinterface TDS13524.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 99
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Werking: Door kort op deze toets te drukken, zal bijvoorbeeld het rolluik sluiten. Drukt u tijdens het sluiten nogmaals kort op deze toets, dan zal het rolluik op een tussenpositie stoppen. Drukt u nogmaals dan zal het rolluik terug openen. Beschikt u over een lamellensysteem dan zorgt het TELETASK systeem ervoor dat u de lamellen kleine stappen in de juiste positie brengt. Hiervoor houdt u de toets lang ingedrukt. Technisch: De motorinterface kan tot vier 230V-AC motoren met een maximale belasting van 350W sturen. Elke motoruitgang is voorzien van de nodige rechtstreekse aansluitingen voor dit type motoren. Er is geen extra hulprelais meer nodig door de integratie van de vermogenrelais en de richtingsrelais. Het maximaal vermogen van alle motoren samen, zorgt ervoor dat u de interface met een automaat van maximaal 6A moet afzekeren. De interface op de AUTOBUS aangesloten en is hierdoor décentraal toepasbaar Controle en aarding: Dankzij een verklikker is de werking van elke motor gemakkelijk te controleren vanuit het verdeelbord. Elke motoruitgang is door een interne thermische beveiliging tegen oververhitting beschermd. Bovendien is er een aardingsaansluiting aanwezig die de metalen kap van een veiligheidsaarding voorziet. Deze verbinding is noodzakelijk en moet worden verbonden met de afscherming van de AUTOBUS (=centrale aarding).
Aansluitschema:
Figuur 23-11 Het aansluitschema van de motorinterface TDS13524.
AANSLUITSCHEMA’S VOOR HET BESTUREN VAN LINKS/RECHTS MOTOREN met de standaard relaismodules OUT08RCO en OUT08SSR (TDS13110 en TDS13120).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 100
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
23.4.6.1 230V-AC motoren. Opm: gelieve voor AC motoren bij voorkeur de speciaal hiervoor geschikte motorinterface OUT08RM-B (ref. TDS13524) te gebruiken (motorinterface met vier motoruitgangen). Zie hierboven voor meer info. Wanneer een links/rechts lopende motor moet bestuurd worden (zoals vermeld in PROSOFT voor de ‘MOTOR’ functie), gebruik makend van twee relais (OUT08RCO en OUT08SSR), dan kan de motor automatisch beschermd worden tegen oververhitting door blokkeren. Werking van de schakeling in combinatie met de ‘MOTOR’ functie: Na op de daarvoor geprogrammeerde knop te drukken start het systeem de motor functie. Na een vooraf ingestelde tijd wordt de motor (via een seriecontact van de SSR module) uitgeschakeld. Zo kan de motor niet oververhitten als hij eventueel vastloopt. Verder is het steeds mogelijk om tussenin de motor te laten stoppen om bijvoorbeeld de rolluiken middenin te laten staan. Wanneer u nogmaals drukt keert de RCO-uitgang om en zal de motor in de omgekeerde zin draaien. Met één drukknop kan de motor dus in elke gewenste positie worden gestart en gestopt en is deze meteen ook volledig tegen overbelasting beveiligd. Een zeer interessante oplossing die bovendien nog prijsgunstig is ook!
Figuur 23-12 Links/rechts sturing van een 230V-AC motor (rolluiken, gordijnen,...) door een omschakelcontact te combineren met een solid-state relais (max. 2A per SSR relais en max. 400VA per SSR module). Het besturen moet d.m.v de ‘MOTOR’ functie gebeuren (zie de PROSOFT handleiding).
23.4.6.2 12 en 24V-DC motoren. Als u over een 12- of 24V-DC motor beschikt, moet u een speciale combinatie van een Teletask uitgang en een extra (extern) relais gebruiken met twee omschakelcontacten (zie tekening hieronder). Zo is de motorfunctie in staat de polariteit van de gelijkspanning om te keren, samen met de timerbescherming van het ‘power’ relais.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 101
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 23-13 Links/rechts controle van een DC motor (rolluiken, gordijnen,...) door twee OUT08R-(enkelpolige) contacten te combineren. Het programmeren moet d.m.v. de ‘MOTOR’ functie gebeuren (zie PROSOFT handleiding voor meer informatie over de ‘MOTOR’ functie).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 102
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
23.4.7 DE ‘OUT08SSR-D’ DRIVER MODULE VOOR VERMOGEN SOLID STATE RELAIS.
Afmetingen: 136 breed x 78 hoog x 44 diep
Figuur 23-14 De OUT08SSR-D railmodule.
Deze sruurmodule (= ‘driver’) is geschikt om directe aansturing te doen van praktisch alle op de markt zijnde vermogen solid state relais. De module beschikt over een open collector uitgang welke in serie beveiligd is door een weerstand van 220 ohm. Hierdoor is de collector uitgang kortsluitvast en is de nodige stroombeveiliging aanwezig voor de ingangsbeveiliging van het aangesloten solid state relais. Een solid state relais wordt onder andere gebruikt om te voorkomen dat zich electromagnetisch geïnduceerde sturingen voordoen bij het aansturen van inductieve lasten. Bij het aansturen van dergelijke belastingen zal bij het onderbreken van een gewoon electromechanisch contact een vonk veroorzaken ten gevolge van de tegen- e.m.k van de belasting. Bij het gebruik van een solid state relais dat voorzien is van een nuldoorgangsdetectie zal de belasting worden ingeschakeld bij de nuldoorgang van de spanning, terwijl het uitschakelen zal gebeuren bij de nuldoorgang van de stroom. Hierdoor kunnen zich geen storingen voordoen op het net t.g.v. vonken. TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 103
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Bovendien genereert een SSR-relais geen geluid bij het schakelen. Indien u dus om bepaalde redenen vermogenrelais zou moeten plaatsen in een slaap- of zitkameromgeving waar het geluid van vermogenrelais te storend zou zijn, kan u beter kiezen voor deze (iets duurdere) solid state oplossing. Let op: Hoog vermogen solid state relais hebben een vrij grote koelvin nodig om de intern opgewekte warmteverliezen te kunnen afzetten. Vergeet dus niet om de koelvin en de nodige ruimte te voorzien. Voor meer inlichtingen kan u terecht bij uw plaatselijke TELETASK verdeler. De meeste electro- groothandels hebben vermogen solid state relais standaard in hun gamma.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 104
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
23.4.8 DE D-TO-R MODULE.
Figuur 23-15 De D-TO-R railmodule.
Het doel van deze module is om dimmeruitgangen om te vormen in relais-uitgangen. Het is soms het geval dat een centrale eenheid nog dimmeruitgangen over heeft terwijl de relais-uitgangen allen volzet zijn. Wanneer u nog bijkomende behoefte heeft aan relais-uitgangen zou u normaal moeten overschakelen naar een zwaardere centrale of geschakelde lichtpunten moeten omzetten naar duurdere gedimde uitgangen. Deze module zorgt dus voor een economische oplossing van dit probleem. Wegens enkele beperkingen moet de module wel eerder worden gezien als een soort noodoplossing met budgettaire voordelen.
De connectoren aan de bovenzijde van de module (zie foto hierboven) zijn de twee Sub-D connectoren waar u twee relaismodules uit het standaard TELETASK gamma kan aan verbinden. Vergeet niet dat u per relaismodule eveneens een afgeschermde TELETASK kabel nodig heeft om de verbinding tussen beiden te kunnen realiseren.
De twee onderste connectoren links op de foto zijn geschikt om te worden verbonden met (12 + 4 = 16) analoge uitgangen van een TDS centrale eenheid. De uiterst rechtse (2- polige) connector moet worden verbonden met de (interne) 12V voeding van de centrale eenheid. Verbind deze niet met de 12V van de AUTOBUS (met uitzondering van de MICROS centrale). Hieronder staat voor elke TDS centrale beschreven waar u de 12V moet afnemen.
23.4.8.1 De verbinding van de D-TO-R module met de MICROS centrale.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 105
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Wanneer u een MICROS centrale gebruikt moet de 12V voor de D-TO-R module worden afgetakt van de AUTOBUS connector (alleen in het geval van een MICRO centrale; voor de andere centrales zie hieronder).
Figuur 23-16 Het voeden van de D-TO-R module uit de MICROS centrale.
23.4.8.2 De verbinding van de D-TO-R module met de COMPACT centrale. Wanneer u een COMPACT centrale gebruikt moet u de 12V voeding voor de D-TO-R module aftakken van de middenste voedingsconnector op de interface print in de bodem van de behuizing. LET OP voor de polarisatie van de + en -!!! De 0V naar de D-TO-R module moet verbonden worden met de ‘GND12’ schroefklem (links indien bekeken zoals op de foto van hiernaast). De +12V naar de D-TO-R module moet verbonden worden met de ‘+12V’ schroefklem aan de rechterkant van de connector (zie linkse foto). Figuur 23-17 Het voeden van de D-TO-R module uit de COMPACT centrale.
23.4.8.3 De verbinding van de D-TO-R module met de PROJECT centrale. Wanneer u een PROJECT centrale gebruikt moet de 12 V voeding voor de D-TO-R module worden afgetakt van de voedingsconnector in de hoek rechtsonder van de analoge uitgangskaart (zie foto hiernaast). Let op dat u de juiste polariteit gebruikt ! De 0V naar de DTO-R module moet verbonden worden met de ‘AGND’ schroefklem. De +12V naar de D-TOR module moet worden verbonden met de ‘+12V’ schroefklem op dezelfde connector (zie foto hierboven).
Figuur 23-18 Het voeden van de D-TO-R module uit de PROJECT centrale.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 106
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
23.4.9 DE MUX/DEMUX multiplexer set. Wanneer we een ruime woning hebben waar meerdere verdeelborden geplaatst worden, zou het interessant zijn om niet alle gestuurde vermogenkabels naar één centraal punt te moeten brengen. Via de hier besproken set kunnen telkens twee OUT08R modules in de décentrale verdeelborden worden geplaatst en via een eenvoudige en goedkope bekabeling met de centrale verbonden worden (zie ook de onderstaande schetsen). De set wordt meestal gebruikt in woningen waar het PROJECT systeem is toegepast maar is perfect geschikt voor toepassingen in combinatie met een COMPACT of zelfs met een MICROS centrale. Opmerking: Eventueel kan u ook gebruik maken van de intelligente relaismodule welke rechtstreeks op de AUTOBUS kan worden geplaatst. Deze laatste is iets duurder dan de hier besproken set, maar heeft als voordeel dat hij gebruik maakt van de bestaande AUTOBUS waardoor deze intelligente module ook gemakkelijk nadien (ook al was het niet zo voorzien) kan worden bijgeplaatst. De relaismodule op de AUTOBUS is leverbaar vanaf 1998. Als de afstand tussen de centrale eenheid en de relais uitgangen 10 meter of meer is, dan is het gebruik van een multiplexer- demultiplexer set zeker aan te raden. D.m.v. deze set is het mogelijk om 16 digitale uitgangssignalen (bijvoorbeeld naar twee OUT08R modules) te transporteren over drie draadjes. Dit kan tot over een afstand van 50 meter. Dit is ruim voldoende om relaismodules te kunnen plaatsen in dé- centrale verdeelborden die zich bijvoorbeeld op de verschillende verdiepingen van een woning bevinden. De multiplexer module moet in het verdeelbord (dichtst bij de centrale eenheid) geplaatst worden. De aansluiting van de multiplexer module met de centrale eenheid komt tot stand d.m.v. twee standaard digitale uitgangskabels (3, 5 of 10 meter) omdat er twee relais uitgangsmodules aangesloten kunnen worden. De verbinding tussen de multiplexer en de demultiplexer moet gebeuren d.m.v. een afgeschermde kabel met drie draden. In het décentrale verdeelbord worden de demultiplexer en één of twee relaismodules OUT08x geplaatst en aangesloten met elkaar met twee korte kabels (zie hieronder). De digitale uitgangen op de connectoren A en B van de MUX module (zie figuur hieronder) stemmen respectievelijk overeen met de digitale uitgangen op de aansluitingen A en B of de demultiplexer module.
Figuur 23-19 Basisschema van een toegepaste MUX/DEMUX set.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 107
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
III 3-draads verbinding tussen de MUX- en DEMUX modules. De maximale afstand tussen beide bedraagt 50 meter.. III
Opmerking: De installatie van de set verandert niets aan de PROSOFT programmatie.
Figuur 23-20 Een installatie met meerdere MUX/DEMUX sets.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 108
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
24 DE GALAXY DIEFSTALBEVEILIGINGS-INTERFACE (ref. TDS14020 – TDS14021). Ga eerst na bij uw Galaxy leverancier of de door u gebruikte GALAXY centrale geschikt is voor de combinatie met de TELETASK – GALAXY interface. De volgende centrales komen hiervoor in aanmerking: 60/128/500/504/512.
24.1 De Galaxy verdeling in België / Nederland. Voor meer informatie over de GALAXY beveiligingssystemen kan u terecht bij: - België: AIS, Pont-A-Migneloux 41, B - 6041 Charleroi Tel: 071/85.13.13 Fax: 071/85.31.52. - Nederland: GLASTRAK BENELUX BV, PB 1230 , 1440 BE PURMEREND tel: 0299/41.90.01 fax: 0299/41.90.50
24.2 Het GALAXY systeem: Galaxy, een op een netwerk gebaseerd beveiligingssysteem beschikt over een seriële interface welke verbonden wordt met de TELETASK - Galaxy interface. De mogelijkheden van het Galaxy systeem in relatie met de TELETASK PROJECT, COMPACT en MICROS systemen zijn als volgt: 24.2.1 ARM / DISARM. Deze functionaliteit is via de seriële interface onder de huidige wetgeving niet toegestaan. 24.2.2 ALARM STATUS. Wanneer het beveiligingssysteem in alarm gaat, is het TELETASK systeem onmiddellijk op de hoogte gebracht door de Galaxy seriële interface. Afhankelijk van de programmatie van het TELETASK systeem zal hierdoor bijvoorbeeld een generale mood ‘ALARM’ opgeroepen worden. Toepassingsvoorbeelden: - LICHT BESTURING. Een beperkt aantal detectorzones van het Galaxy systeem kunnen worden gebruikt als waren het ingangen op het TELETASK systeem. Een bewegingsmelder van het beveiligingssysteem kan aldus als een ingang worden aanzien en bijvoorbeeld een ‘timed’ functie starten. Wanneer deze timed functie een lichtkring aanstuurt, in combinatie met een conditie op een lichtsensor, dan kan u hiermee de verlichting van de betreffende ruimte sturen zonder extra componenten te gebruiken. - VERWARMINGSBESTURING/ ENERGIEBEHEER. Wanneer een ingang van het beveiligingssysteem gekoppeld is met een raamcontact, kan deze op dezelfde wijze als hierboven voor de verlichting beschreven, de verwarming uitschakelen wanneer het raam open staat. Op deze manier kan onnodig energieverbruik worden tegengegaan. - WEERGAVE VAN DE STATUS VAN DEUR- EN RAAMCONTACTEN OP EEN AANRAAKSCHERM. Het is mogelijk om de ingangen van het Galaxy systeem te koppelen aan VLAGGEN in het Teletask systeem. Op een SERVUS of ILLUS kan u deze vlaggen visualiseren als zijnde een deur- of raamcontact. Op deze manier kan de gebruiker onmiddellijk zien welk raam of welke deur er eventueel nog open is voor hij het alarmsysteem wapend. Alle programmatie is besproken in de Niveau 3- software handleiding.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 109
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
24.3 DE VERBINDINGEN TUSSEN AUTOBUS EN HET GALAXY BEVEILIGINGSSYSTEEM. De verbinding tussen het TELETASK en het GALAXY systeem gaat via de speciaal hiervoor door TELETASK ontwikkelde GALAXY interface. De interface is aan de ene zijde verbonden met de AUTOBUS (4 draden) en aan de andere zijde met de Galaxy RS232 interface. De interface wordt in de buurt van de Galaxy seriële interface geplaatst daar de lengte van het RS232 signaal beperkt is tot ongeveer 10 meter. 24.3.1 De dipschakelaar instellingen op de TELETASK Galaxy interface (ref. TDS14020/TDS14021). Stel het in PROSOFT ingegeven AUTOBUS adres in op de twee draaischakelaars ‘UNITS’= eenheden, ‘TENS’ = tientallen. Stel J1 tot J7 in (zie hieronder): - J1: Afsluitweerstand AUTOBUS - J2/J3: AUTOBUS baud rate instellingen (normaal op standaard 9600 bps laten staan): J2 OPEN OPEN GESLOTEN GESLOTEN
J3 OPEN GESLOTEN OPEN GESLOTEN
AUTOBUS Baud rate 1200 2400 4800 9600 (standaard)
- J4/J5: Het aantal aan PROSOFT toe te kennen AUTOBUS adressen dat enkel in te stellen is in het geval u de TDS14021 gebruikt. J4 J5 Aantal adressen: OPEN OPEN 4 adressen (standaard) OPEN GESLOTEN 3 adressen GESLOTEN OPEN 2 adressen GESLOTEN GESLOTEN 1 adres - J6 : niet gebruikt. - J7 : moet altijd geplaatst staan over pin2 en pin3.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 110
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
24.3.2 Instellingen op INSTALLATEUR MENU op de Galaxy centrale (vanaf versie 1.25). In het menu ‘OPTIE 56 COMMUNICATIE’, moet u de onderstaande parameters instellen: - ‘RS232 module’ : plaats ‘MODE’= ‘Direct’ selecteer ‘SIA’ plaats ‘SIA level’ =’1’ Plaats volgende triggers AAN:’02 INTRUDE’, ’10 setting’ en ’11 Reset cancel’. Het Account Nr instellen op 123456
24.3.3 DIP-switch instellingen op de RS232 interface van Galaxy. - Vóór versie TDS14020/14021 3.0: stel de baudrate in op ‘9600’ Baud Vanaf versie 3.0 baudrate ‘19200’ - 1 stopbit - 8 databits - No Parity OVERZICHT: Vóór versie 3.0 (eprom van de TDS14020/21 interface): zouden de dipswitches als volgt moeten staan: 1,2,3,4,5,7,=OFF en 6,8 =ON Vanaf versie 3.0 (in combinatie met PROSOFT V2.66 of hoger): dipswitches 1,2,3,4,5,8=OFF; 6,7 =ON) 24.3.4 DE INSTALLATIE IN BELGIE: In België moet de installatie van het Galaxy beveiligingssysteem worden gedaan door een volgens de wetgever erkend installateur. Het systeem is bovendien BVVO gekeurd onder de volgende artikelen: - Centrale eenheid en toebehoren: REC 219. - Klavier: REC 358. - Galaxy Protocol: REC 492.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 111
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
24.3.5 DE INSTALLATIE VAN HET GALAXY SYSTEEM IN ANDERE LANDEN: Indien er in uw land een GALAXY verdeler is, contacteer hem dan voor alle verdere vragen over de distributie en de installatie ervan. De koppeling met het TELETASK systeem wordt ondersteund door uw plaatselijke TELETASK verdeler. Voor het adres van de Galaxy verdeler in uw land kan u eveneens terecht bij uw verdeler.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 112
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
25 DE RC5 generator.
Deze AUTOBUS interface heeft een infrarood uitgang welke de nodige signalen kan genereren en uitzenden voor het bedienen van een standaard RC5-gestuurde audio installatie. Deze installaties zijn bijvoorbeeld de ‘grotere” systemen van Philips, Grundig e.d... Op aanvraag kan Teletask deze interface ook aanpassen zodanig dat hij de signalen van uw gewenste installatie kan uitzenden (met uitzondering van B&O; zie hiervoor naar de B&O interface). In versie 2.4 zijn de codes opgenomen van RC5 (Philips, Grundig, Luxman,…) ; JVC, ESI (Philips 900 series) en PIONEER.
De RC5 generator kan zowel transparant de door de toetsenpanelen ontvangen infrarood signalen uitzenden (idem als een IR-link transmitter van TELETASK) als zelf ‘intelligent’ codes genereren. Door deze laatste functie is het dus mogelijk om van op een gewone drukknop of doormiddel van een toets op een toetsenpaneel van TELETASK een audiocommando te genereren. Een typische toepassing is het bedienen van de audio installatie in de zitkamer van op enkele toetsen in de keuken. Wanneer u de telefoonhoorn wil opnemen hoeft u niet langer naar uw afstandsbediening te zoeken of naar de zitkamer te hollen, maar kan u het volume gemakkelijk (of automatisch) verlagen mits het drukken op een drukknop op het aanrecht in de keuken.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 113
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
26 DE BOSE AUDIO INTERFACE (ref. TDS14035). De TELETASK- BOSE interface is geschikt om te worden aangesloten op de BOSE Lifestyle 40 en -50 systemen. Mits deze TELETASK - BOSE interface is het mogelijk om vanuit de TELETASK domotica installatie van op gelijk welke drukknop (of andere opdrachtgever) de aangesloten BOSE audio- installatie te bedienen. De interface ondersteund maximaal vier audio- zones dewelke aan de BOSE installatie kunnen zijn aangesloten. Anderzijds is het ook mogelijk om van op het BOSE ‘personal music center’ (de afstandsbediening met aanraakscherm) tot vier keer acht domotica functies te besturen. Dit zijn telkens acht functies per audio zone (‘room A’, ‘B’, ‘C’ en ‘D’). Daartoe heeft u op het BOSE aanraakscherm een klavier van waarop u deze functies kan besturen. Zo’n functie zou bijvoorbeeld het schakelen van een licht kunnen zijn of het activeren van een sfeer waarin verschillende acties zijn opgenomen (vb.: meerdere lichten besturen maar ook de temperatuur in bepaalde zones instellen enz… met slechts één toets). De BOSE interface is zeer eenvoudig aan te sluiten (connector inpluggen in de BOSE installatie en de AUTOBUS verbinden). Bovendien is de programmatie van de audiofuncties eenvoudig in te geven via de universele PROSOFT methode.
26.1 Het sturen van TELETASK functies (vb. verlichting): Op het BOSE ‘personal music center’ (de afstandsbediening met aanraakscherm) kiest u eerst de gewenste audio zone (‘room A’,’B’,’C’ of ‘D’) en dan de bron ‘VIDEO2’ Opm: Het geluid wordt daardoor in de betreffende audio zone uitgeschakeld. We hopen dat BOSE in de toekomst mogelijks een softwareaanpassing zal doen om dit te vermijden, maar momenteel is deze onderbreking de enige mogelijkheid. U krijgt rechts op het scherm van het BOSE personal music center een klavier te zien (1,2,3,4,5,6,7,8,9,0) waarvan u de toetsen 1 tot 8 kan gebruiken om de door u gewenste domotica functies in onder te brengen. Dit gebeurt via PROSOFT op de gebruikelijke wijze.
26.2 De technische gegevens van de BOSE interface. Uitvoering: Railmodule Afmetingen: 152mm lang x 87mm breed x 48mm Hoog De aansluitingen: - AUTOBUS (connectieset meegeleverd door TELETASK). - BOSE seriële bus (speciale kabel 1 meter meegeleverd door TELETASK). De instellingen op de print: - AUTOBUS- adres (01-99; in te stellen, afhankelijk van de TELETASK centrale). - J1: AUTOBUS afsluitweerstand (normaal open). - J2/J3: J2 OPEN
J3 OPEN
AUTOBUS Baud rate 1200
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 114
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN OPEN GESLOTEN GESLOTEN
GESLOTEN OPEN GESLOTEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
2400 4800 9600 (standaard)
- J4/J5: J4
J5
GESLOTEN GESLOTEN OPEN OPEN
GESLOTEN OPEN GESLOTEN OPEN
Aantal bezette AUTOBUSadressen (zie softw. handl.) 2 3 4 5 (standaard)
- J7: de jumper moet in de stand 2-3 staan (fabrieksinstelling). De verschillende mogelijke bronnen en hun benaming: TT ‘TUNER’ = BOSE ‘FM’ TT ‘CD’ = BOSE ‘CD’ TT ‘AUX’ = BOSE ‘AUX’ TT ‘TAPE’ = BOSE ‘TAPE IN’ TT ‘VIDEO’ = BOSE ‘VIDEO1’ Opm: Het BOSE systeem laat toe om enkel de éérste twee bronnen, zijnde de tuner (‘FM’) en de CD- speler (‘CD’) te bedienen. De drie overige bronnen zijn niet aanstuurbaar en zijn aldus meer geschikt om bronnen zoals de TV en video op aan te sluiten (vb. om in de keuken mee te kunnen luisteren naar het nieuws op de TV in de zitkamer). Het aansluitschema:
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 115
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
27 DE ‘B&O’ AUDIO INTERFACE (ref. TDS14030). 27.1 Algemeen. De Teletask B&O audio interface is geschikt als koppeling tussen het TELETASK domotica systeem en een Bang & Olufsen installatie. Mits deze verbinding is het mogelijk om van op het Teletask domotica systeem de audio installatie te bedienen. Het betreft hier enkel de ‘passieve link’ modules (B&O eindversterkers met ir connector-ingang). Deze passieve links worden geplaatst in de subzones van de ‘master’ (de master staat bijvoorbeeld in de zitkamer met een passieve link in de keuken). De passieve link modules beschikken elk over luidspreker uitgangen, een parallelle verbinding naar de master link en een connectie-ingang voor een individueel ontvangst- oog van B&O. Dit ontvangeroog wordt geplaatst in de ruimte waar de luidsprekers zich bevinden. Op deze manier kan de gebruiker met zijn Bang & Olufsen afstandsbediening de lokale passieve module bedienen.
27.2 De aansluitingen van de B&O interface.. De Teletask B&O interface wordt parallel over de draden van het ontvanger-oog aangesloten. De Teletask interface kan op vier ontvangerogen worden aangesloten. Per Teletask interface kunnen dus vier passieve linken worden bestuurd.
De Teletask interface kan evenals het ontvangeroog codes genereren. De passieve link krijgt op deze manier commando’s binnen van de Teletask interface welke gelijk zijn aan deze (via een B&O ontvangeroog) afkomstig van een B&O afstandsbediening. Het is op deze manier dat de onderdelen van het Teletask domotica systeem codes kunnen genereren naar het B&O systeem. Zo is het bijvoorbeeld ook mogelijk om met een toets van een Teletask toetsenpaneel via de AUTOBUS een B&O code te genereren op de B&O interface. Indien een toetsenpaneel wordt geconfigureerd als zijnde aanwezig in een B&O audio zone, dan zijn de audio toetsen op de Teletask afstandsbediening meteen ook geactiveerd om bij het indrukken ervan de codes te zenden naar de betreffende B&O passieve link in dezelfde zone. Zo kan de gebruiker bijvoorbeeld op de ‘CD’ toets van de Teletask afstandsbediening drukken en de B&O interface zal het B&O ‘CD’ commando zenden naar de betreffende assieve link (van deze ruimte).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 116
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Tussen de passive link en de TDS14030 interface is telkens de verbinding met de +, - en IR- signalen te leggen. De passive link heeft steeds een 7-polige DIN-fiche aansluiting waarvan de aansluiting (aan het kabeldeel) hiernaast afgebeeld is. Aan de zijde van de TELETASK interface zijn de drie betreffende draden aan te sluiten aan de voorziene kooiklemmen (zie rechtboven).
Op de TDS14030 interface zijn bovendien vier ingangen (4-polige miniatuurconnector) voor de IR- link signalen komende van de infrarood ontvangers van vier Teletask toetsenpanelen (of de Teletask digitale ingangsinterface- inbouwversie). Op deze manier is het ook mogelijk om met de B&O afstandsbediening naar het Teletask toetsenpaneel te mikken en zo de commando’s (rechtsreeks naar de Teletask B&O interface) naar de B&O passieve link te sturen. De infrarood ontvanger in het aangesloten Teletask toetsenpaneel heeft aldus dezelfde functionaliteit van het B&O ontvangeroog. Opm: De gebruikte Teletask toetsenpanelen moeten van het speciaal voor B&O aangepaste type zijn! Indien u niet beschikt over de speciaal voor B&O voorziene toetsenpanelen kunnen deze door Teletask alsnog worden aangepast. Mits het terugzenden ter aanpassing, zal Teletask u tegen meerkost de aanpassing (ordercode TDS12130) uitvoeren.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 117
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
27.3 De ‘LIGHT’ functies op de B&O afstandsbediening. Als laatste functionaliteit onderscheiden we de detectie van de ‘LIGHT’ functies door de Teletask B&O interface. Wanneer op de B&O afstandsbediening de ‘LIGHT’- toets ingedrukt is, kan de Teletask interface detecteren wanneer daarna de toetsen ‘1’ tot ‘8’ (+ ‘go’) worden ingedrukt. In PROSOFT kan de functie van deze ‘LIGHT’ toetsen worden vastgelegd. Op deze manier kan de gebruiker met zijn B&O afstandsbediening bijvoorbeeld de verlichting, verwarming, … bedienen. De mogelijkheden zijn enkel beperkt tot de acht op de B&O afstandsbediening beschikbare toetsen. Elke toets kan dus om het even welke Teletask functie uitvoeren. Door op de B&O afstandsbediening op ‘light’ + ‘menu’ + toets ‘1’ tot ‘8’ te drukken kan u de B&O Master functies bedienen. Wanneer u wil dimmen (of een ‘lang’ functie besturen) drukt u op ‘light’ + de betreffende toets (1 tot 8) en op de ‘<<’ of ‘>>’ toets. Beiden hebben hetzelfde effect. Overzicht van de mogelijkheden: -
-
Acht functies per B&O-zone. Er zijn 4 maal 8 functies programmeerbaar per B&O interface. Dus bijvoorbeeld acht functies in de keuken, acht in de badkamer, acht in de slaapkamer en acht in het bureel). En dit telkens met ‘kort’ en ‘lang’ mogelijkheid. Dus: Per Teletask B&O interface kan u acht verschillende ‘LIGHT’ functies bedienen (‘light’ toets indrukken + betreffende toets en dan kort ‘go’ drukken om de kort functie te sturen. Indien u een dimmerfunctie op de betreffende toets heeft staan, of u wil de ‘lang’functie oproepen drukt u ‘light’ + de betreffende functietoets ‘1’ tot ‘8’ + ‘<<’. Acht B&O- MASTER functies (per B&O interface). Deze B&O MASTER-functies zijn dus apart van de gewone MASTER-functies op de standaard toetsenpanelen en ingangsmodules. Dus: U kan via de ‘menu’ toets (light’ + ‘menu’ + betreffende toets) acht ‘MASTER’ functies besturen.
Opm: Het op/neer dimmen verloopt idem zoals op een toetsenpaneel van Teletask. Bij het lang drukken gaat de dimmer automatisch (vertrekkende van de op dat ogenblik ingestelde waarde) op- en neer dimmen zolang u de (‘<<’- of ‘>>’-) toets blijft indrukken.
27.4 De Software versie. De B&O functionaliteiten zijn voorzien vanaf Prosoft versie 2.3 en later. De gebruikte Teletask centrale eenheid moet de overeenstemmende eprom bevatten.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 118
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
27.5 In het geval u een B&O MCL (Master Control Link) heeft. U kan de B&O-Interface gebruiken door deze niet rechtstreeks aan te sluiten op de MCL als vervanging van de nieuwere B&O IR-Receiver, maar intern in de MCL IR-receiver. Bij het openen van de receiver ziet u dat deze bestaat uit twee delen, het printje op het front is principieel niet meer noodzakelijk, het andere printje waar een kabel aan bevestigd is, hebben we hieronder afgebeeld. Dit wordt aangesloten aan de MCL zoals normaal, de TELETASK interface sluit u aan (solderen) aan het printje zoals aangegeven.
0V
Naar TELETASK BEO-Interface
TELETASK België
5V
IR
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 119
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
28 DE AUDIOACCESS AUDIO INTERFACE (ref. TDS14010/TDS14016). Het AUDIOACCESS audio systeem is een high-end multiroom- multisource systeem waarbij het mogelijk is om simultaan in zes audiozones, maximaal vijf verschillende, audiobronnen te beluisteren. Door het toepassen van een multi- system interface van TELETASK in combinatie met zes PX600 systemen, kan u dit bovendien uitbreiden tot maximaal 36 zones.
Figuur 28-1 De AUDIOACCESS interface heeft slechts twee belangrijke connectoren tussen AUTOBUS en AUDIOACCESS.
28.1 Basisoverwegingen bij de integratie met de TELETASK systemen. Het AUDIOACCESS PX600 systeem is veelal toegepast om achtergrondmuziek in bepaalde ruimtes te combineren met high-end audio in andere ruimtes. Het PX600 systeem bevat zes voorversterkers welke elk afzonderlijk via het TELETASK systeem kunnen worden aangestuurd. Indien u de combinatie maakt met één of meerdere high-end eindversterkers kan u in de gewenste zones tot de hoogste kwaliteit komen. Enkele eigenschappen van het PX600 systeem: - Eenvoudige installatie en programmatie - Elk (van de zes) audio zones heeft onafhankelijk toegang tot één van de vijf audio ingangen. - Mogelijkheid voor het aanleren van infraroodcodes voor quasi alle gangbare merken. Het aanmaken van macro ir- codes is ook mogelijk. De codes worden opgeslagen in nietvluchtig geheugen. - Onafhankelijke bass- en treble regelingen, alsook minimum- en maximum volume voor elke zone instelbaar. - Mogelijkheid tot indeling van de audio zones in groepen. - Externe programmeereenheid vermijdt verkeerde instellingen en aanpassingen door de eindgebruiker. - Compatible met de PX612 eindversterker. De aparte zone- eindversterkers gaan enkel in werking bij aanwezigheid van het audiosignaal, een inschakelplop wordt vermeden en alle luidsprekers zijn tegelijkertijd met 1 connector verbonden. Dit maakt service éénvoudig. Het vermogen bedraagt 20Watt bij 4 ohm en alle kanalen ‘ON’. Beveiliging tegen overstroom, kortsluiting, overtemperatuur en DC- spanning. Ook zwaardere eindversterkers kunnen worden aangesloten voor meer vermogen in specifieke of alle zones. - Perfect integreerbaar in home theaters. - Vijf stereo- audio ingangen. - Twee voorversterkeruitgangen per zone. - Onafhankelijke vaste voorversterkeruitgang per zone. - Record uitgang. Meer informatie over het audio gedeelte kan u best bekomen bij uw plaatselijke AUDIOACCES- verdeler. Zie ook het software deel in de TELETASK PROSOFT handleiding.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 120
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
Figuur 28-2 Principeschema van een AUDIOACCES systeem met TELETASK koppeling.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 121
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
28.1.1 De lay-out van de TELETASK AUTOBUS naar AudioAccess interface module:
Figuur 28-3 De lay-out van de speciale TELETASK AUTOBUS naar AUDIOACCESS interface module.
28.1.2 De dipswitch instellingen van de TELETASK AUTOBUS naar AUDIOACCESS interface module. Stel de bijbehorende adresinstellingen in met de op de module aanwezige draaischakelaars: ‘UNITS’ = eenheden en ‘TENS’= tientallen. De AUTOBUS baud rate instelling staat standaard op 9600 bps. P2 OPEN OPEN GESLOTEN GESLOTEN
P3 OPEN GESLOTEN OPEN GESLOTEN
AUTOBUS Baud rate 1200 2400 4800 9600 (standaard)
Figuur 28-4 De AUTOBUS baud rate instellingen op de AUDIOACCESS interface..
De Audio access baud rate instelling staat normaal op 9600 bps. P4 OPEN OPEN GESLOTEN GESLOTEN
P5 OPEN GESLOTEN OPEN GESLOTEN
AUDIO ACCESS Baud rate 2400 4800 9600 (standaard) 19200
Figuur 28-5 De Audio Access baud rate instellingen op de AUDIOACCESS interface.
______________________________
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 122
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
29 SYSTEEMLIMIETEN. Een overzicht van de maximale aantallen (geldig vanaf PROSOFT versie 2.7) Functie / interface
MICROS
COMPACT
PROJECT
Timed functies Transparant functies Fan functies Proces functies Motor functies Lokale sferen Timed locale sferen Generale sferen
30 25 10 20 32 100 10 20
40 25 10 30 56 130 10 20
70 25 10 40 88 160 10 20
Vlaggen Als dan anders Condities Berichten en alarmen Sensor zones Audio zones Clock acties
40 30 30 50 18 10 50
45 40 35 50 24 16 100
50 50 40 50 36 32 100
Ruimtes (Servus) Relais (interne, rechtstreekse en busrelais tesamen) Motor interfaces Dimmers Toetsenpanelen en andere interfaces (met uitzondering van uitgangsin terfaces TDS13500 en TDS13524)
50
50
50
96 8 16
120 14 40
240 22 120
20
40
99
30 DE ‘MICROS’ SYSTEEMLIMIETEN (vanaf Versie 2.7): 30.1.1 - Het maximaal aantal AUTOBUS aansluitingen: Er is één AUTOBUS aansluiting aanwezig. De AUTOBUS aansluiting bestaat uit een 2draads 12V voeding en twee draden voor de datacommunicatie. De aangesloten AUTOBUS kabel heeft ook een afscherming welke ter hoogte van de centrale eenheid met de aarding van de behuizing dient te worden verbonden 30.1.2 - Het aantal functies en andere: Zie tabel hierboven 30.1.3 - Het aantal AUTOBUS-interfaces: Er kunnen (buiten de centrale) maximaal twintig (20) AUTOBUS interfaces worden aangesloten (adres 6 tot 25) plus AUTOBUS relaismodules op de bus welk hun adres toegekend krijgen van PROSOFT (zie tabel hierboven).
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 123
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
30.1.4 - De maximale lengte van het AUTOBUS net: Zonder extra voeding kan het AUTOBUS- net een lengte hebben tot ongeveer 150 meters lang (afhankelijk van het aantal interfaces en de plaatsing ervan; zie het calculatievoorbeeld eerder in deze handleiding of vraag de rekentabel ‘VCALC.XLS’ voor PC aan bij uw verdeler). Indien gewenst kan deze lengte worden uitgebreid tot 1000 meter, wanneer bijvoorbeeld één of meerdere gedécentraliseerde voedingen worden bijgeplaatst. Opm: SERVUS: In het geval van het gebruik van SERVUS (TDS12110), is het gezien het verbruik van de achtergrondverlichting nodig om een AUTOBUS kabel te voorzien vanuit de centrale rechtstreeks en enkel voor dit toestel. In het geval van meerdere van deze interfaces TDS12110, moeten er meerdere dergelijke centrale netten worden aangebracht. Het is ook nodig om voor elke twee SERVUS interfaces een extra voeding TDS10130 te voorzien. 30.1.5 - De afmetingen: De centrale eenheid : 370H x 500B x 100D (mm) Het bijkomende verdeelbord is afhankelijk van het aantal benodigde plaatseenheden voor zekeringen, relaismodules, ingangsmodules, vermogenrelais, zekeringen, enz… 30.1.6 - Het aantal uitgangen: zie tabel hierboven 30.1.7 - De timer limieten: Fan functie: max. 7200 seconden Timed functie: max. 7200 seconden Motor functie: max. 7200 seconden Timed Local Mood func. max. 7200 seconden (tussen elk commando) Motion Detector func. max. 7200 seconden 30.1.8 - De netspanning: Standaard is de MICROS centrale eenheid voorzien van een netingang van 80 tot 240 Volt / 50 tot 400 Hz. Het nodige vermogen om de centrale eenheid en zijn interfaces aan te sturen is gemiddeld ongeveer 20Watt. Voor de 15 toetsenpanelen die aangesloten kunnen worden hebben we een extra 5 Watt nodig. Het eigen verbruik van het systeem is dus te verwaarlozen.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 124
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
31 DE ‘COMPACT’ SYSTEEMLIMIETEN (vanaf versie 2.7): 31.1.1 - Het maximaal aantal AUTOBUS aansluitingen: Er zijn twee AUTOBUS aansluitingen aanwezig op de COMPACT centrale. Elke AUTOBUS aansluiting bestaat uit een 2-draads 12V voeding en twee draden voor de datacommunicatie. De aangesloten AUTOBUS kabel heeft ook een afscherming welke ter hoogte van de centrale met de aarding van de behuizing dient te worden verbonden 31.1.2 - Het aantal functies en andere: Zie algemene tabel hierboven. 31.1.3 - Het aantal AUTOBUS-interfaces: In het totaal kunnen op de twee busaansluitingen samen maximaal 40 deelnemers worden aangesloten (centrale eenheid + 40 interfaces met adres 1 tot 40). Op een AUTOBUS aansluiting mogen maximaal 25 toetsenpanelen of andere AUTOBUS interfaces worden aangesloten. Dit betekent één verbinding met de COMPACT centrale en 24 interfaces. 31.1.4 - De maximale lengte van elke AUTOBUS.: Elk net kan zonder extra voeding een lengte hebben van ongeveer 150 meter lang (afhankelijk van het aantal interfaces en de plaatsing ervan; zie het calculatievoorbeeld eerder in deze handleiding en de leverbare rekentabel VCALC.XLS). Indien gewenst kan deze lengte worden uitgebreid tot 1000 meter, wanneer bijvoorbeeld décentrale voedingen worden bijgeplaatst. Opm SERVUS: In het geval van het gebruik van SERVUS (TDS12110), is het gezien het verbruik van de achtergrondverlichting nodig om een AUTOBUS kabel te voorzien vanuit de centrale rechtstreeks en enkel voor dit toestel. In het geval van meerdere van deze interfaces TDS12110, moeten er meerdere dergelijke centrale netten worden aangebracht. Het is ook nodig om voor elke twee SERVUS interfaces een extra voeding TDS10130 te voorzien. 31.1.5 - De afmetingen: De centrale eenheid: 650H x 550B x 140D (mm) Het bijkomende verdeelbord is afhankelijk van het aantal benodigde plaatseenheden voor zekeringen, relaismodules, ingangsmodules, vermogenrelais, zekeringen, enz… 31.1.6 - Het aantal vermogenuitgangen: Zie algemene tabel hierboven. 31.1.7 - De timer limieten: Fan functie: max. 7200 seconden Timed functie: max. 7200 seconden Motor functie: max. 7200 seconden Timed Local Mood func. max. 7200 seconden (tussen elk commando) Motion Detector func. max. 7200 seconden 31.1.8 - De netaansluiting 230V: Standaard is de COMPACT centrale eenheid voorzien van een netingang van 80 tot 240 Volt / 50 tot 400 Hz. Indien gewenst kunnen afwijkende spanningen en frekwenties op aanvraag worden geleverd. Het nodige vermogen om de centrale eenheid en zijn interfaces aan te sturen is gemiddeld ongeveer 45Watt. Voor elke 20 toetsenpanelen die aangesloten worden hebben we een extra 10 Watt nodig. Het eigen verbruik van de besturingselementen is dus te verwaarlozen.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 125
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
32 DE ‘PROJECT’ SYSTEEM LIMIETEN (vanaf versie 2.7): 32.1.1 - Het maximaal aantal AUTOBUS aansluitingen: De PROJECT centrale is voorzien van vier AUTOBUS netwerken. Elke AUTOBUS aansluiting bestaat uit een 2-draads 12V voeding en twee draden voor de datacommunicatie. Elke aangesloten AUTOBUS kabel heeft ook een afscherming welke ter hoogte van de centrale met de aarding van de behuizing dient te worden verbonden. 32.1.2 - Het aantal functies en andere: Zie algemene tabel hierboven. 32.1.3 - Het aantal interfaces per AUTOBUS.: In het totaal mogen maximaal 99 interfaces worden aangesloten voor de vier busaansluitingen samen (centrale eenheid + interfaces met adres 1 tot 99). Op elke AUTOBUS aansluiting mogen maximaal 25 toetsenpanelen of andere AUTOBUS interfaces worden aangesloten. Dit betekent één verbinding met de PROJECT centrale en 24 interfaces. 32.1.4 - De maximale lengte van elke bus. Elk net kan zonder extra voeding een lengte hebben van ongeveer 150 meter lang (afhankelijk van het aantal interfaces en de plaatsing ervan; zie het calculatievoorbeeld eerder in deze handleiding en de leverbare rekentabel VCALC.XLS). Indien gewenst kan deze lengte worden uitgebreid tot 1000 meter, wanneer bijvoorbeeld décentrale voedingen worden bijgeplaatst. Opm: SERVUS: In het geval van het gebruik van SERVUS (TDS12110), is het gezien het verbruik van de achtergrondverlichting nodig om een AUTOBUS kabel te voorzien vanuit de centrale rechtstreeks en enkel voor dit toestel. In het geval van meerdere van deze interfaces TDS12110, moeten er meerdere dergelijke centrale netten worden aangebracht. Het is ook nodig om voor elke twee SERVUS interfaces een extra voeding TDS10130 te voorzien. 32.1.5 - De afmetingen: Centrale eenheid: kast 500H x 600B x 150D (mm) Interface eenheid: kast 500H x 600B x 150D (mm) . Samen zijn de twee dus 1 meter hoog. Het bijkomende verdeelbord is afhankelijk van het aantal benodigde plaatseenheden voor zekeringen, relaismodules, ingangsmodules, vermogenrelais, zekeringen, enz… 32.1.6 - Het maximaal aantal uitgangen: Zie algemene tabel hierboven. 32.1.7 - De timer limieten: Fan functie: max. 7200 seconden Timed functie: max. 7200 seconden Motor functie: max. 7200 seconden Timed Local Mood func. max. 7200 seconden (tussen elk commando) Motion Detector func. max. 7200 seconden 32.1.8 - De netvoeding: Standaard is de PROJECT centrale eenheid voorzien van een netingang van 80 tot 240 Volt / 50 tot 400 Hz. Het nodige vermogen om de centrale eenheid en zijn interfaces aan te sturen is gemiddeld ongeveer 50Watt. Voor elke 20 toetsenpanelen die aangesloten worden hebben we een extra 10 Watt nodig. Het eigen verbruik van de besturingselementen is dus te verwaarlozen.
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 126
TELETASK DOMOTICA SYSTEMEN
HANDLEIDING NIVEAU 3 DEEL 1 - HARDWARE
TELETASK DOMOTICS - BELGIUM Website: www.teletask.be E-mail:
[email protected]
Voor meer informatie raadpleeg uw plaatselijk verdeler:
It’s not the technology, it’s the solution!
TELETASK België
-
Alle rechten zijn voorbehouden
pagina 127