Handleiding niveau 3 BBL jaar 2 Semester 3, Somatiek 2012-2013
Deel A: Project ‘Lichaamstaal’
Deel B: AVO-onderwijs
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
1
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
2
Projecthandleiding Semester 3 Somatiek
Deel A ‘Lichaamstaal’
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
3
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
4
INHOUDSOPGAVE: Deel A lichaamstaal: 1 Informatie over het project 2 Casus 1,2 en 3 3
Opdrachten en Algemene eisen Opdrachten: - Schoolopdracht 1 - Schoolopdracht 2 - Schoolopdracht 3 - BPV-opdracht 1 - BPV-opdracht 2
4
Ondersteunende workshops Verpleegtechnische handelingen Verpleegkunde Ziekteleer Projectbegeleiding
5
Onderwijsplanning, toetsen en beoordelen Periode 6 Periode 7
Deel B AVO-onderwijs - Nederlands - Engels, volgt. - Rekenen, volgt. BIJLAGEN 1) Vaardighedenlijst 2) Kerntaken en werkprocessen en competenties. 3) Algemene criteria voor het voeren van een gesprek 4) Beoordelingsformulier: adviesgesprek 5) Beoordelingsformulier: slecht-nieuwsgesprek 6) Beoordelingsformulier anamnese/intake gesprek 7) Opdrachten Verpleegtechnische vaardigheden 8) Medisch rekenen
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
5
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
6
Hoofdstuk 1: informatie over het project Project ‘Lichaamstaal’ Inleiding
In het derde semester van de opleiding staat het verzorgen van de somatische zieke centraal. Hieronder vallen: de chronische zieke zorgvrager, de geriatrische zorgvragerer, de revalidant en de kraamvrouw met haar pasgeborene. De casussen uit dit project hebben betrekking op de chronische zieke, de geriatrische zorgvrager en een revalidant. De kraamvrouw met haar pasgeborene hebben een eigen casus die nog aan dit project word toegevoegd. Alle kerntaken, werkprocessen en competenties waaraan je werkt in het eerste semester, zijn weergegeven in bijlage 2. In dit project worden dus 3 casussen gebruikt.
Casus
Opdracht en het resultaat
Casus1 gaat over mevrouw Eijckholt, casus 2 gaat over haar man, meneer Eijckholt, en casus 3 gaat over mevrouw Bos.
Het project bestaat uit 5 opdrachten.
Hulp en begeleiding: Projectstappen Elke week is er 1 uur gereserveerd voor projectbegeleiding. De docent geeft deskundige ondersteuning bij het maken van de opdrachten uit het project. Ondersteunende bijeenkomsten
Je volgt workshops die ondersteunend zijn voor het werken aan de projectopdrachten. Je gebruikt de verschillende boeken van “Traject” 304-1, 304-2, 308, 309.
Literatuur Toetsen en beoordelen: Groepsproduct
1. Een verslag over terminale zorg bij een zorgvrager met een bepaalde geloofsovertuiging. 2. a. Zorg rondom 2 chronische ziekten beschrijven. b. Een presentatie over zorg rondom een chronisch zieke zorgvrager aan je klasgenoten.
Individuele beoordeling
3. Opdracht gesprekstechnieken.(school en/of BPV) 4. Schrijven van een zorg,-leefplan voor een nieuwe bewoner (BPV) 5. Reflectieverslagen vaardigheden (BPV).
Er wordt theoretisch getoetst: zie toetsplan van betreffende workshops
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
7
Punten toekenning en registratie
1. De theorietoetsen worden met een cijfer beoordeeld.( zie toetsplan) 2. De opdrachten worden met ‘voldaan/ niet voldaan’ beoordeeld. 1. Herkansing van de theorietoetsen vinden in de herkansingsweek
Herkansing regeling
plaats in week 5 van de volgende periode 2. Herkansing van de verschillende onderdelen vindt plaats in de afrondingsweken
Organisatie ( roosters) Docentenaanwezigheid
-
docenten zijn volgens rooster beschikbaar Gedurende het project word je volgens rooster door projectcoach begeleid
Deelnemersaanwezigheid
100% aanwezigheid is verplicht.
Klachten
Met klachten kun je terecht bij; 1 de betreffende docent van de workshop 2. de projectcoach/loopbaanbegeleider 3. de coördinator van BBL niveau 3.
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
8
Hoofdstuk 2.
Project Somatiek omvat meerdere groepen zorgvragers. De problematiek ligt met nadruk op de somatische zorgvrager, met invloed vanuit lichamelijk, psychisch en sociaal gebied. Ruim een kwart van de mensen heeft een of meerdere chronische ziekten. In totaal telt Nederland daarmee ongeveer 4,5 miljoen chronisch zieken. Chronische ziekten wordt omschreven als een irreversibele aandoeningen zonder uitzicht op volledig herstel en met een relatief lange ziekteduur. Een chronische ziekte onderscheidt zich verder door een langdurig beroep op de zorg. Mensen met een chronische ziekte gebruiken veel en langdurig zorg: ze bezoeken regelmatig de huisarts of medisch specialist, ze gebruiken veel geneesmiddelen en maken geregeld gebruik van bijvoorbeeld paramedische zorg, thuiszorg of hulpmiddelen. De zorg voor mensen met een chronische ziekte vraagt dus om een systematische aanpak en een goede organisatie van de zorg. Wanneer is een oudere een geriatrische zorgvrager? Niet iedere oudere is een geriatrische zorgvrager. Ook bij gezonde ouderen treden lichamelijke, psychische en sociale veranderingen op. Ouder worden verloopt bij iedereen anders en is niet altijd negatief. Positief zijn bijvoorbeeld ervaring en wijsheid. Revalideren doen we allemaal na een ziekte, de een wat langer dan de ander. Juist daarom hebben de ( vooral oudere) zorgvragers die revalideren extra ondersteuning nodig van de verzorgende. Zodat de zorgvrager na dit proces, als het mogelijk is, op het niveau zit van voor de ziekte.
Casus 1 Meneer en mevrouw Eijckholt wonen zelfstandig. Zij wonen al 65 jaar in hetzelfde huis. Meneer Eijckholt is 89 jaar en zijn vrouw is 4 jaar jonger. Zij hebben 5 kinderen. Mevrouw Eijckholt heeft DM type 1. 16 jaar geleden heeft zij een hartinfarct doorgemaakt en in het ziekenhuis gelegen. Sindsdien gebruikt ze bloedverdunnende medicijnen (accounemarol), en wordt ze 1 maal per maand geprikt door de trombosedienst voor controle. Zij krijgt 2 maal daags insuline, en controleert ook 2x daags haar bloedsuiker. Ze heeft dit altijd zelf gedaan, tot ze 80 werd en haar gezichtsvermogen erg achteruit ging.
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
9
Sinds 5 jaar komt de verzorgende, Willy, een verzorgende van de thuiszorg, 2 maal per dag om insuline te spuiten en de bloedsuiker te controleren. Sinds een half jaar heeft mevrouw last van een wondje op haar rechter grote teen, wat maar niet wil genezen. De grote teen is nu flink ontstoken en ziet er niet goed uit. Het is nu een gecombineerde gele en zwarte wond. Dagelijks gaat mevrouw met haar voet in een biotex badje en wordt de grote teen verzorgd met eusol, daarna word het goed ingezwachteld. Willy komt dus dagelijks bij meneer en mevrouw Eijckholt over de vloer. Zij helpt beiden met de lichamelijke ver zorging, controleert de bloedsuiker, spuit insuline, en verzorgt de teen van mevrouw Eijckholt. .
Casus 2 Meneer Eijckholt is 91 jaar en zorg behoeftig. Vorig jaar is zijn vrouw overleden, sindsdien is hij psychisch en lichamelijk achteruit gegaan. De zelfzorg tekorten van meneer Eickholt zijn zo ver opgelopen dat hij 24 uurs zorg nodig heeft. Met behulp van de 5 kinderen, de thuiszorg (verzorgende Willt) en de buurtzorg worden schema’s gemaakt. Iedereen merkt dat deze situatie niet lang houdbaar is. Daarom gaat de familie al op zoek naar een plek in een verpleeghuis. Ondertussen merkt Willy dat de heer Eijkholt zich tijdens de verzorging regelmatig zeer verdrietig toont en korte huilbuien heeft, die hij zichzelf eigenlijk niet wil toestaan. Hij geeft ook regelmatig aan “dat het voor hem allemaal niet meer hoeft”. Omdat de kinderen dit ook zien laten ze het plan om hem in een verpleeghuis op te nemen, varen. Zij nemen contact op met Stichting de Einder. De huisarts had aangegeven niet mee te willen werken aan actieve euthanasie, en na gesprekken met de counselor van de stichting, komt de heer in overleg met zijn kinderen tot de conclusie dat bewust stoppen met eten en drinken voor hem de gewenste manier is om te sterven. De familie neemt rechtstreeks contact op met Willy om de situatie uit te leggen en te vragen of ze bereid is zorg te verlenen tijdens dit proces. De verzorgende begonnen met een goede voorbereiding. De informatie van Stichting de Einder hielp daar geweldig bij. Hierin stond precies beschreven op welke eventuele problemen ze zich moesten voorbereiden. Het doel van de verzorgenden was om alle oncomfortabele zaken te voorkomen, zoals monddroogte, schimmel of zweren in de mond, doorliggen, onrust, angst, pijn en benauwdheid. Een goed contact met de huisarts was wel nodig.
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
10
Op vrijdag stopte meneer Eijckholt met eten en drinken. De eerste drie dagen waren het moeilijkst. Om bijvoorbeeld verleidingen uit de buurt te houden, werd er in het bijzijn van meneer niet meer gegeten en gedronken. De eerste dagen was meneer Eijckholt nog mobiel en maakte een wandelingetje in de tuin ter afleiding. Na drie dagen verdwenen de verwarrende momenten rond eten en drinken en werd zijn situatie rustiger. Op de vijfde dag werd meneer onrustig. Er werd besloten hem niet meer naar beneden te laten gaan. Tevens kreeg hij een lage dosering Nozinan tijdens de momenten van onrust. Hier werd hij rustiger van. Dit straalt ook uit naar de familie. De vader ligt nu rustig in bed,de sfeer is goed, er wordt ondanks het verdriet ook veel gelachen. Vanaf de negende dag reageert meneer een stuk minder en op de elfde dag overlijd meneer Eijckholt. De huisarts was zeer begaan en betrokken. Door de medicijnen die op het nachtkastje klaarstonden in geval van angst, pijn, onrust of benauwdheid, voelden Willy en de andere verzorgenden zich gesteund. Ze hebben er zeer spaarzaam gebruik van gemaakt, omdat het proces van sterven zo vredig verliep. In de casus komt meneer Eijckholt te overlijden. Er zijn drie stervensscenario’s die algemeen bekend zijn: palliatieve zorg, terminale sedatie en euthanasie/hulp bij zelfdoding. Er bestaat echter nog een uitweg: zelfeuthanasie. De psychiater ( voor ouderen) en auteur van het boek “Uitweg” Boudewijn Chabot deed onderzoek ( in 2007) naar zelfeuthanasie in Nederland. Hij beschrijft zelfeuthanasie als volgt: mensen die in samenspraak met familie of vrienden sterven door te stoppen met eten en drinken, of sterven door een zelf verzamelde overdosis medicijnen te slikken. Bewust en weloverwogen. Dit komt vaker voor dan euthanasie waarbij een arts aanwezig is. Zelfeuthanasie door te stoppen met eten en drinken kwam 2800 keer voor. Het innemen van een dodelijke combinatie aan medicijnen kwam 1600 keer voor. Terwijl euthanasie waarbij een arts aanwezig was 3500 keer voorkwam. Zelfeuthanasie komt volgens onderzoek het meest voor bij ouderen, omdat ze “klaar zijn” met het leven.
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
11
Casus 3 Mevrouw Bos is 56 jaar oud en verblijft sinds kort in het verpleeghuis. Zij is opgenomen ter revalidatie. Voor de opname heeft zij vier weken in het algemeen ziekenhuis gelegen. Haar man had haar thuis bewusteloos aangetroffen, waarna zij met de ambulance naar het ziekenhuis is gebracht. Dezelfde dag werd zij weer wakker. Zij was rechtszijdig verlamd en kon moeizaam spreken. Na onderzoek werd een CVA ( een ongeluk in de bloedvaten van de hersenen) geconstateerd. Tijdens de ziekenhuisperiode was de familie diep geschokt door het gebeuren. Zowel haar man, hun enige zoon en zijzelf hadden nooit verwacht dat hun zoiets kon overkomen. Mevrouw Bos was altijd een zorgzame vrouw geweest voor haar gezin en hield van gezelligheid. In het gezin bestond een hechte band. Naast de werkzaamheden voor haar gezin was zij actief in de plaatselijke bibliotheek. Mevrouw Bos verblijft nu een week in het verpleeghuis. Het is de bedoeling dat zij intensief gerevalideerd gaat worden zodat terugkeer naar huis mogelijk wordt. In het ziekenhuis was men al gestart met revalideren. Ze zit al veel op, beweegt zich voort in een rolstoel en kan haar bovenlichaam zelf aan de wastafel wassen. Zij heeft in haar rechterarm weer enige grijpfunctie. In verband met urine-incontinentie heeft zij een verblijfkatheter. Zij heeft niet veel contact met haar drie kamergenoten. Zij heeft inzicht in haar ziekte, maar kan heel moeilijk accepteren dat haar dit is overkomen. Ze is snel geïrriteerd als iets niet lukt. Een gesprek met haar voeren is mogelijk. Wel heeft ze veel moeite om de juiste woorden te vinden en is hierdoor vaak in de put. Zij ziet weinig toekomstperspectief. Zij hadden zoveel plannen voor over twee jaar, als haar man zou stoppen met werken. Alle plannen vallen in duigen. “Ik kan geen vrouw meer zijn voor mijn man”. Haar man en zoon hebben ook nog veel moeite met het invalide zijn van hun vrouw en moeder. Zij doen wel hun best om haar zo goed mogelijk op te vangen. Zij komen dagelijks op bezoek.
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
12
Hoofdstuk 3 Opdrachten
Algemene eisen die gesteld worden bij inlevering en uitwerking van de opdrachten: de opdrachten worden ingeleverd in een snelhechter (niet in plastic hoesjes), tenzij anders vermeld in de opdracht getypt in lettertype Verdane 10 of Arial 12, zwart correct Nederlands een voorkant met linksonder: - naam, e-mail en groep - datum en periode - naam project en naam opdracht - naam opdrachtgever/docent een inhoudsopgave de opdracht (zoals die uitgereikt is door de docent) een inleiding een nawoord paginanummering bronvermelding Let op: Wanneer NIET voldaan is aan bovenstaande algemene eisen, hoeft de docent de opdracht NIET in ontvangst te nemen cq na te kijken. Presentatie Presentaties worden op de volgende onderdelen beoordeeld.
Houding Contact met leerlingen Stemgeluid Lesvorm De inhoud was duidelijk Er is in begrijpelijke taal verteld. De inhoud komt overeen met de werkelijkheid. De presentatie duurt tussen de 5 en 10 minuten. Er is gelegenheid om vragen te stellen. Er is een stencil of ander materiaal om de les nog eens na te lezen
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
13
Opdrachten Schoolopdracht 1.
Uitwerking van de zorg rondom twee zorgvragers met een chronisch ziektebeeld. Mevrouw Eijckholt, uit casus 1, is diabeet en heeft een hartinfarct doorgemaakt. Dat betekent dat zij een chronische ziekte heeft. Een chronische ziekte is een ziekte die niet meer overgaat. Als verzorgende zal je regelmatig de zorg rondom een chronische zorgvrager moeten coördineren. Om goed zicht te krijgen in de mogelijkheden en beperkingen van een zorgvrager met een chronisch ziektebeeld ga je je hierin verdiepen. Je gaat de zorg beschrijven rondom 2 chronisch zieke zorgvragers, waarvan je 1 chronische ziekte, met een klasgenoot, gaat presenteren in de klas. Wat ga je doen:
Je zoekt twee zorgvragers die een chronische ziekten hebben.(Maak het jezelf gemakkelijk en probeer twee zorgvragers van je afdeling te gebruiken. Als dit niet kan, dan kun je de zorgvrager uit de casus gebruiken). Je geeft een omschrijving van de oorzaken, de bijbehorende verschijnselen en de mogelijke behandeling van deze twee chronische ziekten Beschrijf welke zorg deze zorgvragers nu nodig hebben. Beschrijf welke voorlichting je ze moet geven als de ziekte verergerd.(Welke zorg ze dus in de toekomst nodig hebben). Is de zorgvrager aangesloten bij een patiëntenvereniging? Zo ja, wat betekent de patiëntenvereniging voor deze zorgvrager. Zo nee, laat de zorgvrager dan kennis maken met de patiëntenvereniging, geef voorlichting over wat de patiëntenvereniging kan betekenen voor de zorgvrager.
Zo creëer je een volledig beeld van een zorgvrager met een chronische ziekte, zodat je als verzorgende beter kunt inspelen op de zorgbehoefte en wensen van de zorgvrager.
Bespreek met de vakdocent welke zorgvragers je gaat beschrijven. Indien er op je afdeling geen enkele zorgvrager is met een chronisch ziektebeeld, dan kun je de zorgvrager uit de casus gebruiken. Criteria: Wat moet duidelijk in het verslag naar voren komen? In het verslag is een duidelijk relatie met het chronische ziektebeeld te zien. De zorgvrager heeft, door de chronische ziekte, ten minste 1 verpleegtechnische handeling.
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
14
Je laat zien hoe je veranderingen of aanpassingen in de zorgverlening overbrengt naar andere disciplines. Je laat zien wat voor activiteiten je kunt ondernemen zodat de zorgvrager zolang mogelijk zijn/haar zelfstandigheid kan behouden. Je laat zien hoe je de familie erbij betrekt en voorlichting geeft over deze activiteiten.
Nadien schrijf je een individueel reflectieverslag over de totstandkoming van dit verslag. Schoolopdracht 1 wordt bij de projectbegeleider ingeleverd in de toetsweek van periode 6 Schoolopdracht 1 wordt beoordeeld door de docent Verpleegkunde Schoolopdracht 2. Groepsopdracht. Wanneer is een oudere een geriatrische zorgvrager? Niet iedere oudere is een geriatrische zorgvrager. Ook bij gezonde ouderen treden lichamelijke, psychische en sociale veranderingen op. Ouder worden verloopt bij iedereen anders en is niet altijd negatief. Positief zijn bijvoorbeeld ervaring en wijsheid. Meneer Eijckholt, uit de casus, heeft geen chronisch ziektebeeld maar is wel oud en heeft daarom de hulp van de thuiszorg nodig. Deze opdracht bestaat uit twee delen. Deel 1: Het beantwoorden van de volgende vragen. 1) Wat zijn veel voorkomende beperkingen en handicaps van de geriatrische zorgvrager, op zowel lichamelijk, psychisch en sociaal functioneren? 2) Is er sprake van een geriatrische zorgvrager als je denkt aan meneer Eickholt? Motiveer je antwoord met 3 argumenten. 3) Wat zijn veel voorkomende zorgproblemen, wat betreft: - Persoonlijke verzorging - Voeding en vocht - Uitscheiding - Mobiliteit - Vitale functies - Slaap-rust patroon - Medicijngebruik - Psycho/sociaal functioneren 4) Wat zijn de acties bij de meest voorkomende zorgproblemen? 5) De verzorgende komt dagelijks bij meneer Eickholt thuis. Welke zelfzorgtekorten heeft meneer Eickholt en waaruit bestaat de zorg die zij hem geeft? Beschrijf 4 doelen en bijbehorende acties. 6) Met welke wetgeving heb je te maken, als een geriatrische zorgvrager niet meer goed duidelijk kan maken wat hij/zij wil? 7) Welke wetgeving is van toepassing bij meneer Eickholt? Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
15
Meneer Eickholt gaat zijn laatste levensfase in. Willy, de verzorgende, gaat hem daarin begeleiden. 8) 9) 10) 11) 12) 13)
Wat is de Nederlandse cultuur rondom sterven? Welke geloofsovertuigingen kom je in Nederland allemaal tegen. Kun je uit de casus halen welk geloof meneer Eickholt heeft? Welke geloofsovertuiging heb je zelf? Heeft de instelling waar jij stage loopt een bepaalde geloofsovertuiging? Kun je uit de casus halen of meneer Eickholt wensen heeft met betrekking op zijn overlijden? 14) Interview een collega die een bijzondere ervaring heeft opgedaan rondom rituelen bij een geloofsovertuiging Deel 2: Beschrijf in een verslag de terminale zorg bij een zorgvrager met een andere culturele of religieuze achtergrond dan jezelf. Dit presenteer je aan je klasgenoten. Meneer Eijckholt komt te overlijden. Dat zullen jullie in de zorg ook tegenkomen. De dood is een onderdeel van jullie opleiding. Stervensbegeleiding en familie begeleiden van een terminale zorgvrager komt regelmatig voor. Wij leven tegenwoordig in een multiculturele samenleving en hierdoor krijg je te maken met verschillende geloofsovertuigingen. Daarom is het belangrijk om op de hoogte te zijn van verschillende rituelen rondom sterven en rouwen. Jullie gaan met een groepje van 3 uitzoeken wat rituelen zijn rondom het sterven en rouwen bij andere geloofsovertuigingen. In overleg met de projectcoach zoeken jullie een geloof uit waar jullie je in gaan verdiepen, zodat iedereen een ander geloof uitwerkt. Criteria: Beschrijving van het geloof dat jullie hebben uitgekozen; 1) De motivatie waarom jullie voor dit geloof hebben gekozen; 2) Noem 5 algemene gebruiken van het geloof wat je uitgekozen hebt; 3) Noem 5 specifieke gebruiken tijdens het stervensproces voor de stervende en voor de familie; 4) Noem 5 specifieke gebruiken voor de overledene tijdens of vlak na het overlijden; 5) Noem 5 specifieke gebruiken voor de familie tijdens en vlak na het overlijden; 6) Beschrijf de begrafenisrituelen; Jullie maken een korte samenvatting van het verslag, met de belangrijkste Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
16
hoofdpunten, om aan je medestudenten mee te geven op 1 A4-tje. Nadien schrijf je een individueel reflectieverslag over de samenwerking tijdens het maken van het verslag Schoolopdracht 2 wordt bij de projectbegeleider ingeleverd in de toetsweek van periode 6 Schoolopdracht 2 wordt beoordeeld door de docent Verpleegkunde
Schoolopdracht 3. Als verzorgende kom je in je werk veel met mensen in aanraking. Soms zijn dit steeds dezelfde mensen, bijvoorbeeld de zorgvragers op de afdeling of de collega’s waar je mee werkt. Maar het komt ook voor dat de contacten steeds wisselen, zoals in de thuiszorg, op een revalidatie afdeling of het ziekenhuis. Mensen hebben behoefte aan contact met de ander. Een van de manieren om contact te maken is een gesprek voeren. Een gesprek kan over koetjes en kalfjes gaan of over zakelijke onderwerpen. En soms gaat een gesprek over moeilijk bespreekbare, emotionele onderwerpen. Veel mensen vinden het moeilijk om een gesprek te beginnen. Door de vragen die jij als zorgverlener stelt kun je een gesprek op gang brengen. Jouw manier van vragenstellen heeft invloed op hoe een gesprek verloopt en ervaren wordt. Ook het afronden van een gesprek is niet altijd gemakkelijk. De opdracht: Bij deze opdracht ga je praktisch aan de slag met het houden van een gesprek. Daarvoor heb je de reader bestudeerd en heb je in overleg bepaald welk soort gesprek je gaat voeren. De bedoeling is dat je het gesprek houdt met een zorgvrager in jouw zorginstelling. Kies daarna in overleg met de afdeling een zorgvrager die geschikt is om dit gesprek te voeren. Bereid de vragen voor. Bespreek met de zorgvrager of diens wettelijke vertegenwoordiger wat er met de resultaten van het gesprek gedaan wordt. Alle informatie die jij naar buiten brengt is niet terug te voeren op de zorginstelling, de zorgvrager en zijn familie. Om te oefenen ga je een gesprek voorbereiden, aan de hand van onderstaande punten, bij mevrouw Bos (casus 3). Deze opdracht bestaat uit 3 onderdelen: A) Gesprek voorbereiden 1. formuleer wat je te weten wilt komen of waar je onderwerp precies over gaat: advies geven, begeleiden bij, informatie geven over of slecht nieuws brengen. 2. schrijf elke vraag op. 3. verzamel zo nodig extra informatie uit bijvoorbeeld het zorgdossier, je boek of internet zodat je goed voorbereid het gesprek kunt houden. 4. bepaal bij wie je het gesprek gaat voeren: wanneer, welke datum, welk tijdstip en hoelang het gesprek duurt Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
17
5. bepaal wie nog meer bij dit gesprek aanwezig zijn 6. indien nodig ga je in overleg met de eerste verantwoordelijke verzorgende/verpleegkundige/familie over de inhoud van het gesprek 7. zorg als voorbereiding op het gesprek voor een rustige en opgeruimde ruimte. Dit kan ook in de kamer van de zorgvrager zijn. B) Gesprek voeren 1. begin met een inleiding 2. geef het doel van het gesprek duidelijk aan 3. vraag toestemming om indien nodig aantekeningen te maken tijdens het gesprek 4. houd rekening met privacy 5. stel je vragen 6. laat merken dat je luistert. Kijk de zorgvrager regelmatig aan 7. zie voor verdere beoordelingscriteria: de beoordelingslijsten in de reader C) Gesprek afronden: 1. bedank de zorgvrager voor het gesprek 2. zie bijgevoegde beoordelingslijst voor verdere beoordelingscriteria 3. schrijf een reflectieverslag over het gevoerde gesprek en laat dit door je werkbegeleider/ vakdocent beoordelen en ondertekenen. 4. lever reflectieverslag en de ingevulde beoordelingslijst in op school In de bijlage vind je beoordelingscriteria van verschillende gesprekken. Schoolopdracht 3 wordt ingeleverd in de toetsweek van periode 7 Schoolopdracht 3 wordt beoordeeld door de docent Verpleegkunde BPV-Opdracht 1. Schrijven van een zorg, -leefplan In de schoolopdracht heb je het chronische ziektebeeld van een door jou uitgekozen zorgvrager uitgewerkt en gepresenteerd. Voor deze opdracht maak je voor een zorgvrager als onderdeel van zijn zorgdossier een zorg, - leefplan. De zorg die gegeven wordt aan chronische zieken zou moeten aansluiten bij de behoeften en wensen van de zorgvrager rekening houdend met zijn situatie. Dit wordt belevingsgerichte zorg genoemd. Lees de opdracht eerst goed door voor je verder gaat met de zorgvrager van de schoolopdracht. Onderstaande opdracht moet uitvoerbaar zijn bij de zorgvrager die je hebt gekozen. Deze zorgvrager heb je niet eerder gekozen en gebruikt voor andere opdrachten binnen de opleiding. De keuze van de zorgvrager doe je in overleg met je werkbegeleider. Je neemt de zorgvrager of diens naaste familie een interview af voor onderstaand stappenplan. Uitgangspunt bij het stappenplan is de belevingsgerichte zorg. Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
18
Bij alle afzonderlijke stappen vermeld je gebruikte informatiebronnen. Je raadpleegt naast de informatie die je op school krijgt minimaal nog 2 andere bronnen. De verwerking van de bronnen wordt in eigen woorden weergegeven. 1. Voer een anamnesegesprek met jouw zorgvrager. Het anamnesegesprek is het startpunt van de hele zorgverlening. Beschrijf uitgebreid hoe de belevingsgerichte zorg bij jouw zorgvrager eruit ziet, doe dit in je eigen woorden. Je gaat dus niet uit van een bestaand vragenformulier. In je anamnese laat je zien dat je uitgangspunt het welzijn van de zorgvrager is. Door middel van dit vraaggesprek ga je informatie verzamelen over de volgende domeinen: Domein 1: Woon- en leefomstandigheden; thuisvoelen en veiligheid - leefsfeer/ leefstijl/ levensverhaal - aangename woonomgeving ( binnen en buiten) - veiligheid / bewegingsvrijheid - dagritme - mobiliteit - huishoudelijke activiteiten - huisdieren en planten Domein 2: participatie; contact en interesse - houdt u van gezelschap of bent u liever alleen? - wat vindt u leuk en/ of belangrijk om te doen? - Beroep - cultuur/ religie/ levensovertuiging - dagbesteding/ hobby’s - belangrijke personen in het leven/ vriendschappen/ sociale contact. Domein 3: mentaal welbevinden en autonomie; identiteit en zeggenschap - zelfstandigheid/ eigen keuzes/ regie - hulp krijgen/ persoonlijkheid ( stemming, humor, humeur, gevoeligheden) - vervelende ervaringen/ positieve ervaringen - respect/ omgangsvormen/ privacy - geschiedenis/ levensverhaal - sociaal/ maatschappelijk aspect Domein 4: lichamelijk welbevinden en gezondheid. - verzorgende aandachtspunten - gezichtsvermogen/ gehoor/ voelen. - medische aandachtspunten/ medicijnen - gezondheidsbevorderende aandachtspunten - eten en drinken/ maaltijden/ uiterlijk/gewicht/ rust/ bewegen - regels vanuit het geloof. (min. 1 A4-tje) 2. Bespreek met de chronische zieke hoe hij zijn situatie ervaart en hoe hij hiermee omgaat. Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
19
In deze stap probeer jij een beeld te krijgen welke consequenties de aandoening heeft voor het leven van de zorgvrager. Je geeft een beschrijving van hoe de zorgvrager met zijn problemen en emoties omgaat. (min. 1 A4-tje) 3. Wat zijn de gezondheid, bestaands- en relationele problemen van de zorgvrager. Maak met de zorgvrager een inventarisatie van deze problemen. Ga dan na wat de meest overheersende problemen zijn die aangepakt moeten worden. Als er meerdere problemen zijn, is het belangrijk om samen te bekijken in welke volgorde de problemen aangepakt moeten worden en waarom. (min. 1 A4-tje) 4. Op welke manieren gaat jouw zorgvrager om met zijn problemen, hoe werkt hij/ zij daar aan (coping). Beschrijf hoe de zorgvrager probeert zijn situatie te veranderen zodat hij minder last krijgt van zijn problemen (=probleemgerichte coping). Doe hetzelfde met de emotiegerichte coping. Dit betekent dat de zorgvrager gericht omgaat met de emoties die gepaard gaan met de ziekte zonder dat aan de ziekte zelf iets gedaan wordt. ( min. 1 A4-tje) 5. Ga na wat de rol van de mantelzorger is. Mantelzorg en vrijwilligers zijn voor chronisch zieken heel belangrijk. Beschrijf in eigen woorden wat mantelzorg betekent voor jouw zorgvrager. Verwerk in de beschrijving minimaal de volgende punten: draagkracht/draaglast/belasting, primaire verzorger, voor- en nadelen van mantelzorg, aandachtspunten waar je als professional rekening mee moet houden wanneer je te maken krijgt met mantelzorg. (min. 1 A4-tje) 6. Zoek uit met welke wetgeving een chronisch zieke te maken kan krijgen en wat dit betekent voor het welzijn van de door jou geïnterviewde zorgvrager Denk hierbij onder andere aan de volgende wetten: AWBZ, PGB, WGBO, WIA, WMO. Geef bij de uitleg duidelijk aan wat de relatie is met jouw zorgvrager. (min. 1 A4-tje) 7. Maak een eigen zorgplan/verpleegplan van jouw chronisch zieke zorgvrager. Door een zorgplan/verpleegplan krijg je eenduidige afspraken. Voor deze opdracht maak je gebruik van de informatie die je in voorgaande opdrachten verzameld hebt. Beschrijf 3 verschillende zorgproblemen (een gezondheidsprobleem, een bestaansprobleem en een relationeel probleem) vlg PES methode. Welke zorgdoelen ( volgens de RUMBA methode) worden gesteld bij de aanpak van de problemen. Welke acties worden ondernomen (wie/wat/wanneer/waar/waarom); denk ook aan andere disciplines. Uitvoering van de gemaakte afspraken: oa. wat zijn de specifieke observatiepunten bij deze zorgvrager. Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
20
Hoe, wanneer en met wie vindt de evaluatie plaats? Beoordeel samen met de zorgvrager of de gestelde doelen bereikt zijn (min. 2 A4-tjes)
8. Evaluatie van de opdracht Bij deze opdracht ben je bezig geweest met de belevingsgerichte benadering van de zorgvrager in de hulpverlening. Hoe heb je deze aanpak ervaren vergeleken met het maken van een zorgplan volgens de patronen van Gordon/SAMPC. Wat is je leerrendement? Hoe kan je deze methodiek toepassen in de praktijk. (min. 1/ 2 A4-tje) 9. en verder: Het geheel wordt op de computer uitgewerkt en ingeleverd in een ‘mapje’. Naast de voorkant en de inhoudsopgave bestaat het geheel minimaal uit 10 A4 blaadjes. Je beschrijft volledig de gebruikte bronnen: bv internetsite: www.trouw.nl/deverdieping/overigeartikelen/article592000.ece Je schrijft het geheel zoveel mogelijk in eigen woorden. BPV-opdracht 1 wordt ingeleverd bij de projectbegeleider in de toetsweek van periode 7 BPV-opdracht 1 wordt beoordeeld door de docent Verpleegkunde BPV-opdracht 2. Uitvoeren en laten beoordelen van verpleegtechnische vaardigheden Gedurende dit semester ( 20 weken), ben je bezig met verpleegtechnische vaardigheden. Je krijgt hier theoretische ondersteuning in en kunt dan gaan oefenen in de praktijk. Voor het vullen van het portfolio van CE-3 “Ondersteunen bij verpleegtechnische vaardigheden” moet je beschikken over bewijzen dat je bekwaam bent in verschillende vaardigheden. Om je alvast aan het werk te zetten willen wij dat je gedurende dit project al aan de slag gaat om bewijzen te verzamelen voor je portfolio. Dit gebeurd middels reflectieverslagen. In het reflectieverslag laat je zien dat: je weet van wie de opdracht komt en of de procedure volgens de wet BIG gevolgd wordt. Je weet waarom deze vaardigheid uigevoerd moet worden. Je weet dus de ziektegeschiedenis van deze zorgvrager Je het protocol van de instelling kent.
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
21
je de theorie over de vaardigheid beheerst. (je maakt de opdracht over de vaardigheid die je van de vakdocent krijgt en levert deze bij het reflectieverslag in). je op de hoogte bent van de complicaties je ook kunt handelen als een complicatie zich voor doet. je bijzonderheden kunt verwerken in het zorgplan. je de zorgvrager kunt voorbereiden/ voorlichten op de vaardigheid. je weet welke materialen je moet/kan gebruiken. je bekwaam bent om de vaardigheid uit te voeren. je (als dit van toepassing is), de zorgvrager instructies kunt geven om de vaardigheid zelfstandig uit te voeren. Je kunt aangeven wat specifiek was bij deze zorgvrager
Aan het eind van dit semester heb je; a. Minimaal 5 reflectieverslagen van verpleegtechnische handelingen verzameld, waarin bovengenoemde punten duidelijk naar voren komen. b. Deze reflectieverslagen schrijf je volgens de methode van STARR. c. Verslagen zijn voorzien van feedback en een handtekening van je stageafdeling. d. Deze reflectieverslagen bewaar je in je portfolio. De reflectieverslagen heb je nodig als je CE- verpleegtechnische vaardigheden wilt behalen. De vaardigheden die je kunt behalen zijn toegevoegd in bijlage 1. ( Als er geen of te weinig vaardigheden voorkomen op je BPV-instelling, dan volgt er overleg met de vakdocent over de inleverdatum). BPV-opdracht 2 wordt beoordeeld door de docent VTV
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
22
Hoofdstuk 4: ondersteunende workshops. Verpleegtechnische handelingen Inhoud: De verzorgende-IG houdt zich bij het uitvoeren van de verpleegtechnische handelingen aan voorgeschreven (werk) procedures, volgt veiligheidsregels en voorschriften op en kent de wettelijke richtlijnen. De verzorgende-IG kiest voor het uitvoeren van de verpleegtechnische handelingen de juiste materialen en middelen. De verzorgende-IG is in staat snel en accuraat te rekenen. De verzorgende-IG registreert haar bevindingen van de monitoring, onderscheidt daarbij de hoofd- van de bijzaken en rapporteert nauwkeurig en volledig de uitgevoerde behandelingen. De verzorgende-IG neemt snel signalen op over de gezondheidssituatie van de zorgvrager en weet deze juist te interpreteren. Onderwerpen die aan bod komen: - De wet BIG - Subcutaan injecteren - Intramusculair injecteren. - medicijnen toedienen via de luchtwegen; - verzorgen van rode, gele en zwarte wonden; - zwachteltechnieken toepassen; - verzamelen van monsters ten behoeve van diagnostiek (steriel en niet-steriel materiaal); - een suprapubische katheter verzorgen; - blaaskatheter en maagsonde observeren en controleren; - blaasspoeling uitvoeren; - lichaamstemperatuur regelen door middel van koude- of warmtebehandeling. - Een maagsonde inbrengen K; - Katheteriseren van de blaas bij vrouwen K; - Katheteriseren van de blaas bij mannen K; - Toedienen van sondevoeding en voedingspomp bedienen K; Literatuur en andere hulpmiddelen: * Boek, Traject 304-1 en 304-2. Resultaten: * bekwaam<-> bevoegd dmv reflectieverslagen. * Schriftelijke toets. Tijdsinvestering: * tijdens 18 schoolweken: 3 uur per week
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
23
Verpleegkunde: Inhoud: De verzorgende-IG maakt gebruik van haar kennis over stoornissen, beperkingen, functioneringsproblemen en ziektebeelden van de verschillende categorieën en kijkt van daaruit naar de mogelijkheden van de zorgvrager. De verzorgende-IG motiveert en stimuleert de zorgvrager om handelingen en activiteiten zoveel mogelijk zelf uit te voeren. De verzorgende-IG vraagt in het kader van de afstemming van de zorgverlening de mening van alle betrokkenen en overlegt tijdig en regelmatig met hen. De vezorgende-IG leidt het anamnesegesprek met de zorgvrager aan de hand van een standaard vragenlijst in goede banen en formuleert scherp en kernachtig en op een ongecompliceerde manier haar bevindingen. De verzorgende-IG luistert aandachtig als betrokkenen tijdens de mondelinge evaluatie zaken naar voren brengen en neemt voldoende tijd om na te denken over wat anderen te zeggen hebben. De verzorgende-IG schakelt indien wenselijk andere zorgverleners in; zij overlegt regelmatig met hen, informeert alle betrokkenen volledig en meldt tijdig belangrijke zaken, zodat er een professionele samenwerking bestaat rondom het sterfteproces van de zorgvrager. Onderwerpen: - Wat zijn de kenmerken van een chronisch zieke zorgvrager. - Belevingsgerichte zorg - Coping - Zorg rondom DM - Zorg rondom CVA - Zorg rondom Parkinson - Zorg rondom MS - Pijn - Wetgeving - Normale veroudering - Seksualiteit - Seksuele intimidatie - Ouderenmishandeling
gesprekstechnieken a. gesloten en open vragen stellen b. actief en passief luisteren c. over ruis dat in een gesprek kan ontstaan verschillende soorten gesprekken: a. Informatief b. Helpend/counseling/ begeleiding c. Advies d. Slecht nieuws e. Terminale zorg f. Palliatieve zorg g. Versterven h. Euthanasie i. Familie begeleiden
Literatuur: * Boek, traject chronisch zieken 308. Boek, traject geriatrische zieken 309. Boek, traject 204 Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
24
* Reader gesprekstechnieken. ( krijg je van de vakdocent). * Boek,traject basiszorg 302-2 Resultaat: * opdrachten uit dit project * presentatie van zorg rondom een ziektebeeld. Tijdsinvestering: * tijdens verpleegkundelessen gedurende 18 schoolweken 2 uur per week.
Ziekteleer: De verzorgende-IG maakt gebruik van haar kennis over stoornissen, beperkingen, functioneringsproblemen en ziektebeelden van de verschillende categorieën en kijkt van daaruit naar de mogelijkheden van de zorgvrager, zodat ze verantwoorde doelen kan stellen in het zorgplan. De verzorgende-IG in de verpleeg-en verzorgingshuizen maakt gebruik van specifieke kennis van stoornissen, beperkingen, functioneringsproblemen en ziektebeelden bij oudere cliënten/ zorgvragers met beperkte zelfzorg, chronische zieken, lichamelijk gehandicapten en revaliderende, zodat ze passende zorg en ondersteuning biedt. Inhoud: Loopt parallel met inhoud van verpleegkundelessen. Onderwerpen die aan bod komen: - Hartritmestoornissen - Angina pectoris - Trombose/ longembolie - DM - Parkinson - CVA - TBC - Meningitis - Hepatitis - Hyper/ hypothereoidie - Luizen/ wormen - Hersenletsel - Leukemie - Hodgkin - Anemie - RA - MS - Artrose - Oncologie - COPD/ Astma - Normaalwaarden bloed en urine etc. Literatuur:Boek, traject 308 Resultaat:schriftelijke toets Tijdsinvestering: * 1 uur per week gedurende 18 weken
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
25
Projectbegeleiding: Bij projectbegeleiding staat het werken aan dit project centraal. Inhoud: afhankelijk van project in te vullen door projectbegeleider bewaakt de voortgang van het project projectbegeleiding gebeurt planmatig/ methodisch (samen)werken aan projectopdrachten
Tijdsinvestering: * 1 uur per week gedurende 18 weken.
5: onderwijsplanning, toetsen en beoordelen
Periode 6 lesweek
Inhoud/activiteit/actie
1.1
Les volgens rooster
1.2
Les volgens rooster
1.3
Les volgens rooster
1.4
Les volgens rooster
1.5 1.6
Les volgens rooster Herkansingsweek Les volgens rooster
1.7
Les volgens rooster
1.8
Les volgens rooster
1.9
Les volgens rooster
1.10
Toets Pathologie 1 Toets VTV 1
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
26
Periode 7 Lesweek Inhoud/activiteit/actie 2.1 Les volgens rooster 2.2
Les volgens rooster
2.3
Les volgens rooster
2.4
Les volgens rooster
2.5 2.6
Les volgens rooster Herkansingsweek Les volgens rooster
2.7
Les volgens rooster
2.8 2.9 2.10
Kraamweek Kraamweek Toets Pathologie 2 Toets VTV 2 Excursie naar anatomisch laboratorium
Leerjaar 2 projecthandleiding semester 3 somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum
27
DEEL B Lintonderwijs Nederlands Tijdens het eerste project worden drie modules behandeld. We beginnen met module 7, Vakliteratuur II. Deze module gaat over het lezen en opzoeken van teksten in vaktijdschriften en het maken van verschillende soorten samenvattingen. Daarna wordt module 8 behandeld. Deze module is gericht op het vergaderen en notuleren. Hoe wordt een vergadering voorbereid? Wat zijn de verschillende rollen tijdens een vergadering? Hoe schrijf je goede notulen? De derde module, Taalverzorging II, is het vervolg op de module Taalverzorging I uit het eerste jaar. Bij Taalverzorging II bespreken we verschillende lastige taalkwesties en zijn we bezig met helder en correct formuleren. Module 7: Vakliteratuur 2
Je gaat op zoek naar artikelen over zorgrelateerde onderwerpen en maakt verschillende samenvattingen
Inleveren van schriftelijke uitwerking van de opdracht
Woordenschrift
Verzamel relevante vaktaal en schooltaal in je woordenschrift
Inleveren van het woordenschrift
Module 8: Spreekvaardigheid 3 Presenteren
Je leert een presentatie voor te bereiden, uit te voeren en te beoordelen
Inleveren van schriftelijke uitwerking van de opdracht en het uitvoeren/beoordelen van een presenatie
Module 9: Taalverzorging 2
In deze lessen worden verschillende lastige taalkwesties behandeld
schriftelijke toets
-
Rekenen: p.m. Engels: p.m.
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
28
Bijlage 1.
Verpleegtechnische vaardigheden niveau 3. Hieronder een overzicht van de verpleegtechnische handelingen. De onder A en B genoemde handelingen moeten door elke verzorgende-IG kunnen worden uitgevoerd. De verzorgende-IG dient, in aanvulling op de handelingen in A en B, daarnaast ook vier van de in C beschreven handelingen met K ( keuze) aan te leren, afgestemd op de branchespecifieke setting. A. Voorbehouden handelingen die een verzorgende-IG moet kunnen uitvoeren zijn: - Subcutaan injecteren - Intramusculair injecteren. B. Overige verpleegtechnische handelingen die een verzorgende-IG moet kunnen uitvoeren zijn: - medicijnen checken, registreren en distribueren; - medicijnen toedienen: oraal, rectaal, vaginaal, via de huid, via de luchtwegen en via de slijmvliezen; - verzorgen van rode en gele wonden; - zwachteltechnieken toepassen; - verzamelen van monsters ten behoeve van diagnostiek (steriel en nietsteriel materiaal); - eerste hulp verlenen bij: verwondingen, vergiftigingen, verstikking, verslikken, en bij ademstilstand en circulatiestilstand; - een suprapubische katheter verzorgen; - blaaskatheter en maagsonde observeren en controleren; - blaasspoeling uitvoeren; - lichaamstemperatuur regelen door middel van koude- of warmtebehandeling. C. Verpleegtechnische handelingen met K (keuze), waarvan de eerste drie voorbehouden handelingen zijn, zijn: - Een maagsonde inbrengen K; - Katheteriseren van de blaas bij vrouwen K; - Katheteriseren van de blaas bij mannen K; - Verzorgen van zwarte wonden K; - Zuurstof toedienen K; - Toedienen van sondevoeding en voedingspomp bedienen K; - Verzorgen van een stoma K; - Tracheacanule en tracheastoma verzorgen K; - Maag en darmspoeling uitvoeren K; - Vagina en stoma irrigeren K; - Mond- en keelholte uitzuigen K; - Partusassistentie verlenen K ( deze handeling is in de kraamzorg verplicht).
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
29
Bijlage 2 kerntaken, werkprocessen en competenties Je bent met de volgende kerntaken en werkprocessen van het beroep bezig: Kerntaak 1: bieden van zorg en ondersteuning op basis van een zorgplan Werkproces 1.1: stelt het zorgplan op. Werkproces 1.3: Biedt palliatief-terminale zorg 1.5: Voert verpleegtechnische handelingen uit 1.6: Monitort de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied 1.7: Geeft voorlichting, advies en instructie aan de zorgvrager 1.8: Hanteert crisissituaties en onvoorziene situaties Kerntaak 2: begeleiden van zorgvragers op basis van het zorgplan Werkproces 2.1: begeleidt een zorgvrager bij de zelfredzaamheid Kerntaak 3: uitvoeren van organisatie-en professiegebonden taken Werkproces 3.3: Stemt de zorgverlening af 3.4: Evalueert de zorgverlening Je bent met de volgende kerntaken en werkprocessen van Leren Loopbaan en burgerschap bezig: Kerntaak 4: Functioneert als werknemer in een arbeidsorganisatie Werkproces 4.1: Gedraagt zich als werknemer bij het uitvoeren van het werk 4.2: Maakt gebruik van werknemersrechten 4.3: Stelt zich collegiaal op Kerntaak 5: Functioneert als economische burger Werkproces 5.1: Oriënteert zich op de consumentenmarkt en houd rekening met eigen wensen en mogelijkheden 5.2: Onderneemt acties om producten en diensten aan te schaffen Competenties: A: Beslissen en activiteiten initiëren. B: aansturen. C: begeleiden D: Aandacht en begrip tonen E: samenwerken en overleggen. F: ethisch en integer handelen G: relaties bouwen en netwerken. H: overtuigen en beïnvloeden I: presenteren. J: formuleren en rapporteren. K: vakdeskundigheid toepassen.
L: materialen en middelen inzetten. M: analyseren. N: onderzoeken. O: creëren en innoveren. P: leren Q: plannen en organiseren R: op de behoefte en verwachtingen van de klant richten. S: kwaliteit leveren. T: instructies en procedures opvolgen. U: omgaan met verandering en aanpassen. V: met druk en tegenslag omgaan. W: gedrevenheid en ambitie tonen. X: ondernemend en commercieel handelen. Y: bedrijfsmatig handelen.
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
30
Bijlage 3. algemene criteria voor het voeren van een gesprek Beoordelingscriteria gesprek (2F) Niveau 3 De student kan de beurt nemen wanneer dat van hem/haar wordt verwacht De student kan gesprekken voeren met een duidelijk doel (informeren, instrueren, overtuigen, amuseren) De student kan zonder veel moeite inspelen op vragen van de gesprekspartner zonder de draad van het gesprek kwijt te raken De student past zijn taal aan aan de situatie en de gesprekspartner (formeel/informeel) De student kan doorvragen als dingen niet duidelijk zijn of als hij/zij meer over het onderwerp wil weten De student maakt oogcontact met de gesprekspartner De student neemt een actieve lichaamshouding aan De student heeft een redelijke woordenschat binnen zijn/haar vakgebied en de meest algemene onderwerpen De student kan, wanneer zijn/haar gesprekspartner dingen niet begrijpt, afwisselen in de manier van formuleren en zaken herhalen en samenvatten De student kan grammaticaal incorrecte zinnen zelf corrigeren
Voldaan
Niet voldaan
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
31
Bijlage 4. Beoordelingsformulier adviesgesprek Groep : NAAM : DATUM: Handeling Voorbereiding:
Waardering Voldaan
Niet voldaan
Nvt
Bereidt de zorgvrager voor Maakt kennis met de zorgvrager Geeft het doel van het gesprek aan Maakt duidelijk waarvoor de gegevens gebruikt worden Uitvoering: Stelt vragen Krijgt probleem helder Geeft duidelijk gericht advies Is actief. Stapt niet in valkuilen ( bv. als ik u was) Observeert en communiceert met de zorgvrager Neemt actieve luisterhouding aan Reageert invoelend Brengt rust in het gesprek Spreekt duidelijk verstaanbaar Past taalgebruik aan aan de zorgvrager en maakt niet te lange zinnen Stelt concrete vragen Stelt een vraag per keer Brengt de zorgvrager terug naar het onderwerp en let op non-verbale reacties; reageert hier zo nodig op Afronding: Vat het gesprek samen en herhaalt afspraken Vraagt hoe de zorgvrager het gesprek ervaren heeft en biedt mogelijkheid tot vragen stellen Bedankt de zorgvrager voor de medewerking
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
32
Bijlage 5. Beoordelingsformulier slecht-nieuwsgesprek Groep: NAAM : DATUM: Handeling Voorbereiding:
Waardering Voldaan
Nietvoldaan
Nvt
Bereidt de zorgvrager voor Maakt kennis met de zorgvrager Geeft het doel van het gesprek aan Maakt duidelijk waarvoor de gegevens gebruikt worden Uitvoering: Brengt het slechte nieuws kort en duidelijk over Geeft ruimte om gevoelens/ emoties te uiten Gaat in op reacties ( bv agressie/ ontkenning) Is empathisch, ondersteunend, troostend. Zoekt samen met zorgvrager naar oplossingen Stapt niet in valkuilen ( bv verzachten, uitstellen) Observeert en communiceert met de zorgvrager Neemt actieve luisterhouding aan Reageert invoelend Brengt rust in het gesprek Spreekt duidelijk verstaanbaar Past taalgebruik aan aan de zorgvrager en maakt niet te lange zinnen Stelt concrete vragen Stelt een vraag per keer Brengt de zorgvrager terug naar het onderwerp en let op non-verbale reacties; reageert hier zo nodig op Afronding: Vat het gesprek samen en herhaalt afspraken Bedankt de zorgvrager voor de medewerking
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
33
Bijlage 6. Beoordelingsformulier anamnesegesprek/intakegesprek Groep: NAAM : DATUM: Handeling Voorbereiding:
Waardering Voldaan
Niet voldaan
Nvt
Bereidt de zorgvrager voor Maakt kennis met de zorgvrager Geeft het doel van het gesprek aan Maakt duidelijk waarvoor de gegevens gebruikt worden Uitvoering: Verzamelt gegevens aan de hand van een anamneseformulier/ maakt aantekeningen tijdens het gesprek Vraagt door als zaken niet duidelijk zijn Geeft regelmatig samenvattingen Observeert en communiceert met de zorgvrager Neemt actieve luisterhouding aan Reageert invoelend Brengt rust in het gesprek Spreekt duidelijk verstaanbaar Past taalgebruik aan aan de zorgvrager en maakt niet te lange zinnen Stelt concrete vragen Stelt een vraag per keer Brengt de zorgvrager terug naar het onderwerp en let op non-verbale reacties; reageert hier zo nodig op Afronding: Vat het gesprek samen en herhaalt afspraken Vraagt hoe de zorgvrager het gesprek ervaren heeft en biedt mogelijkheid tot vragen stellen Bedankt de zorgvrager voor de medewerking
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
34
Bijlage 6 OPDRACHTEN VERPLEEGTECHNISCHE VAARDIGHEDEN NIVEAU 3 INLEIDING
Deze bijlage bevat alle opdrachten die horen bij de lessen verpleegtechnische vaardigheden. Je krijgt les in verpleegtechnische handelingen tijdens je project somatiek. Er zijn 13 onderwerpen die behandeld worden in de lessen verpleegkunde. Deze opdrachten helpen je met het leren van de theoretische kennis rondom de vaardigheden. Je kunt de opdrachten inleveren als de theorie over dat onderwerp behandeld is. De docent verpleegkunde kijkt ze dan na. Voor elk ingeleverd onderwerp krijg je 0,2 punten. Dat betekend dat je het cijfer van de schriftelijke toets (die voldoende moet zijn) omhoog kan brengen.
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
35
Kerntaak 1 : Bieden van zorg en ondersteuning op basis van het zorgplan. WP 1.1 : Stelt het zorgplan op. WP 1.5 : Voert verpleegtechnische handelingen uit. WP 1.6 : Monitort de gezondheidstoestand op somatisch en psychosociaal gebied. WP1.7 : Geeft voorlichting, advies en instructie. Kerntaak 2 : Begeleiden van de zorgvrager(s) op basis van het zorgplan. WP2.1: Begeleidt een zorgvrager bij de zelfredzaamheid. Kerntaak 3 : Uitvoeren van organisatie- en professiegebonden taken. WP 3.3 : Stemt de zorgverlening af. WP 3.4 : Evalueert de zorgverlening Competenties : A - Beslissen en activiteiten initiëren, B- Aansturen C- begeleiden D- Aandacht en begrip tonen. E- samenwerken en overleggen. H- overtuigen en beïnvloeden I- presenteren J -Formuleren en rapporteren, K- Vakdeskundigheid toepassen, L - Materialen en middelen inzetten, M - analyseren N - onderzoeken. Q - plannen en organiseren T - Instructies en procedures opvolgen. U - Omgaan met verandering en aanpassen. W- met druk en tegenslag omgaan. 1) WET BIG Inleiding: Voordat je een verpleegtechnische handeling bij een zorgvrager gaat verrichten zul je kennis moeten hebben van de wet die jou en de zorgvrager beschermt. Opdracht: A.Beantwoord de onderstaande vragen. B.Sommige vragen kun je meenemen naar de praktijk, andere zoek je op in je boek of internet (zet het antwoord dan wel in eigen woorden) 1)
2) 3) 4)
Verklaar de begrippen a)WGBO b)WUG c)BIG d)Verlengdearm constructie. Wat zijn voorbehouden handelingen? Kijk op internet of je mijn registratienummer kunt vinden. En misschien van wat collega’s Maarten, Brit, Peter, Nardy………(Mieke Snoek 17-031963) Wat betekent bevoegd zijn.
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
36
5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20)
Wat betekend bekwaam zijn. Waarom kunnen verzorgende zich niet registreren voor de BIGwet en verpleegkundigen wel? Wat beschermt de verzorgende dan wel? Wat betekent de term “titelbescherming”? Waarom is de wet-BIG zo belangrijk? Onder welke 4 voorwaarden mag je een voorbehouden handeling uitvoeren? Beschrijf de verschillen tussen, civiel, straf en tuchtrecht. Noem de drie beroepen die zelfstandig bevoegd zijn voor het uitvoeren van voorbehouden handelingen. Mag jij als leerling een voorbehouden handelingen uit voeren? Op wat voor manier ben je dan beschermd. Wat gebeurd er als jij een zorgvrager een verkeerde injectie geeft, terwijl de opdracht duidelijk was? Zoek via internet een verpleegkundige of verzorgende, die in het nieuws is geweest door een medische fout, en beschrijf in het kort de situatie met afloop. Wat is anders, wettelijk gezien, als je een voorbehouden handeling verricht bij een verstandelijk gehandicapte zorgvrager? Wat is anders, wettelijk gezien, als je een voorbehouden handeling verricht bij een (psycho)geriatrische zorgvrager. Wat is anders, wettelijk gezien, als je een voorbehouden handeling verricht bij een pasgeborene, een kraamvrouw of een barende. Wat is anders, wettelijk gezien, als je een voorbehouden handeling verricht bij een lichamelijk gehandicapte, een chronisch zieke of een revaliderende zorgvrager
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
37
2) ONDERWERP :MEDICIJNEN TOEDIENEN VIA EEN INJECTIE Inleiding: Voordat je een zorgvrager gaat injecteren zul je kennis moeten hebben van de anatomie van de huid en het ziektebeeld van de zorgvrager. Opdracht: A) Beantwoord de volgende vragen B) Vaardigheid oefenen: • Opzuigen van een injectievloeistof uit een flesje met een rubberen dop. • Opzuigen van een injectievloeistof uit een ampul. • Klaarmaken van een injectievloeistof bij gebruik van een oplosvloeistof. • Medicijnen toedienen per subcutane injectie met spuit en naald. • Bloedsuiker controleren. • Toedienen van insuline met een voorgevulde insulinepen voor meervoudig gebruik. • Toedienen van een subcutane injectie heparine. • Medicijnen toedienen per intramusculaire injectie. • Prikaccidentenprotocol. 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23) 24) 25)
Teken de anatomie van de huid en de spierlaag en benoem de onderdelen. Waarom geven we injecties en geen tablet? Op welke plek kun je een injectie geven. Wat zijn er voor injecteertechnieken voor subcutaan en intra musculair injecteren? Wat zijn de materialen die je nodig hebt bij het injecteren? Kunnen er complicaties en/of bijwerkingen optreden als je geïnjecteerd hebt? Zo ja welke? Mag je overal op de huid injecteren of zijn er beperkingen? Wat doe je als je een foute injectie hebt gegeven? Wat doe je als je jezelf prikt? Zoek op je stage het protocol over prikaccidenten op. Hoe bereken je de juiste dosis vloeistof die je moet geven? Maak de bijgevoegde rekenopdrachten. Hoe begeleid je een zorgvrager als je gaat injecteren, dus voorbereiding. Hoe begeleid je een zorgvrager tijdens het injecteren? Hoe begeleid je een zorgvrager na het injecteren, dus de nazorg. Wanneer ben je bevoegd om een zorgvrager te injecteren? En wanneer ben je bekwaam om zelfstandig te injecteren? Wat is een “ normale” bloedsuikerwaarde. Welke vinger heeft voorkeur om te prikken en waarom. Wat betekend een hypo, en wat zijn de verschijnselen? En wat een hyper, en wat zijn de verschijnselen? Wat is de techniek bij insuline injecteren. Wat doe je anders als je injecteerd bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap uitvoert? Wat doe je anders, als je injecteerd bij een (psycho)geriatrische zorgvrager uitvoert? Wat doe je anders, als je injecteerd bij een barende, kraamvrouw of pasgeborene uitvoert? Wat doe je anders, als je injecteerd bij een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke uitvoert?
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
38
3) ONDERWERP: MAAGSONDE INBRENGEN, SONDEVOEDING GEVEN Inleiding. Voordat je een zorgvrager advies over eten of sondevoeding gaat geven, moet je je verdiepen in het spijsverteringskanaal en de soorten voeding die er zijn. Opdracht: A. Beantwoordt de vragen. B. Oefenen van vaardigheden: 1) 2) 3) 4) 5) 6)
Maagsonde inbrengen Toedienen van sondevoeding met een spuit. Toedienen van sondevoeding met een toedieningssysteem en pomp Toedienen van sondevoeding via een PEG-sonde. Verwijderen van een maagsonde. Spoelen van de maag.
1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23)
Lees hoofdstuk 3 uit je 304 boek. Maak een tekening van het spijsverteringskanaal en beschrijf alle organen en wat ze doen met de voedselbrij. Waaruit bestaat een volwaardige voeding? ( welke voedingsstoffen?) Ga na op je stageadres, of er diëten zijn die jouw Zorgvragers hebben en als ze die hebben, waarom ze dat dieet hebben. Word er ook gebruik gemaakt van bijvoedingen? Zo ja, wat is de indicatie? Noem 5 bijvoedingen die je kunt vinden op Internet. Wat is sondevoeding? Noem de indicaties waarom iemand sondevoeding moet krijgen. Er zijn twee manieren om sondevoeding te geven, via een maagsonde en via een PEG-sonde. Leg uit wat hiermee bedoeld wordt. Wat zijn de complicaties tijdens en na het inbrengen van een neus/maagsonde Wat zijn de complicaties op korte en lange termijn na het inbrengen van een PEG-sonde. Hoe gaat de verzorging van een neussonde? Hoe gaat de verzorging van een PEG-sonde? Welke materialen heb je nodig om een maagsonde in te brengen? Wanneer ben je bevoegd om de maagsonde in te brengen? En wanneer ben je bekwaam? Wat is de indicatie voor het spoelen van de maag? Bij welke vergiftigingen mag je absoluut de maag NIET spoelen? Wat is het doel van maaghevelen? Hoe werkt maaghevelen? Wat doe je anders als je bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap een maagsonde gaat inbrengen of sondevoeding gaat geven. Wat doe je anders, als je bij een (psycho)geriatrische zorgvrager een maagsonde gaat inbrengen of sondevoeding gaat geven.
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
39
24) 25)
Wat doe je anders, als je bij een barende, kraamvrouw of pasgeborene een maagsonde gaat inbrengen of sondevoeding gaat geven. Wat doe je anders, als je bij een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke een maagsonde gaat inbrengen of sondevoeding gaat geven.
4) Onderwerp : STOMAZORG EN DARMSPOELEN Inleiding: Voordat je een zorgvrager met een stoma kan verzorgen, zul je kennis moeten vergaren over het ziektebeeld. Opdracht: A. Beantwoordt de vragen. B. Oefenen van vaardigheden: 1) 2) 3) 4) 5) 6)
Verzorgen van een stoma die aangelegd is op de darm: Het verwisselen van een eendelig opvangsysteem. Verzorgen van een stoma die aangelegd is op de darm: Het verwisselen van een tweedelig opvangsysteem, inclusief basisplak of huidplaat. Verzorgen van een stoma die op de darm is aangelegd: Het verwisselen van het zakje van het tweedelig systeem, de plak wordt niet verwijderd. Irrigeren van een stoma. Toedienen van een microlax of een klyx. Toedienen van een hoogopgaand klysma.
DARMSPOELEN 1) Teken de anatomie van de dikke darm en benoem de onderdelen. 2) Wat voor processen vinden er in de dikke darm plaats. 3) Wat is de functie van de dikke darm. 4) Wat is obstipatie 5) Hoe kun je obstipatie voorkomen. 6) Beschrijf de orale medicatie tegen obstipatie. ( zowel pillen als drank). 7) Beschrijf alles over de microlax, de klyx en het hoogopgaand klysma. ( de houding, de hoeveelheid, en de werkzame stof). 8) Beschrijf de complicaties die kunnen optreden na het geven van een microlax, klyx en hoogopgaand klysma. 9) Wat is belangrijk om te vermelden in je rapportage na het geven van een microlax, klyx of hoogopgaand klysma. STOMAZORG 1) Wat is een stoma 2) Beschrijf de anatomie van de dunne en dikke darm. Niveau met Latijnse benamingen. 3) Wat is de functie van de dunne darm 4) Wat is de functie van de dikke darm 5) Beschrijf per onderdeel van de darm wat er met de ontlasting gebeurd. Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
40
6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) a. b. c. d. 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23) 24) 25) 26) 27)
Beschrijf de indicaties voor een ileostoma. Beschrijf de indicaties van een colonstoma. Zoek op internet de Harry Baconvereniging op en beschrijf wie ze zijn en wat ze doen. Beschrijf de verzorging van een stoma. Wat is het verschil tussen een enkelloops en een dubbelloops stoma. Wat is een continent stoma Beschrijf de complicaties van een ileo en colo-stoma. Beschrijf hoe de emoties kunnen zijn van een jonge zorgvrager met een stoma en een oudere zorgvrager met een stoma. Denk hierbij aan: onzekerheid schaamte verdriet boosheid Beschrijf hoe jouw beroepshouding hierbij is. Hebben zorgvragers met een stoma andere voedingsgewoontes? Licht je antwoord toe. Met welke andere disciplines heb je te maken als je een zorgvrager met een stoma verzorgd. Wat vermeld je in je rapportage als je een stoma hebt verzorgd. Wat betekend een stoma irrigeren Wat is de reden dat een zorgvrager zijn stoma gaat irrigeren. Kun je zowel een ileo als een colostoma irrigeren. Beschrijf hoe een stoma irrigeren in zijn werk gaat. Wanneer ben je bevoegd om deze handeling uit te voeren? Wanneer ben je bekwaam om deze handeling uit te voeren? Wat doe je anders als je deze handeling bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap uitvoert? Wat doe je anders, als je deze handeling bij een(psycho)geriatrische zorgvrager uitvoert? Wat doe je anders, als je deze handeling bij een barende, kraamvrouw of pasgeborene uitvoert? Wat doe je anders, als je deze handeling bij een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke uitvoert?
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
41
5) Onderwerp : RODE, GELE EN ZWARTE WONDEN Inleiding: Voordat je een zorgvrager met wonden kunt verzorgen, moet je kennis vergaren over wonden. Opdracht: A.Beantwoord de vragen B.Vaardigheid oefenen: Verzorgen van rode wonden. Verzorgen van gele wonden. Verzorgen van zwarte wonden. Spoelen van een wond. 1) 2) • • • • • • • • • • • • • •
Wat is een wond Beschrijf deze wonden: Schaafwond Snijwond Steekwond Schotwond Beet/ Steek Insectenbeet Contusie Fractuur Luxatie Orgaanruptuur Chemische wond Elektrische wond Stralingsletsel Thermische wond
3) 4)
Beschrijf hoe de “ normale” wondgenezing in zijn werk gaat. Noem de factoren die een wondgenezing kunnen beïnvloeden. ( zowel plaatselijke als algemene). Wat is het verschil tussen een primaire en een secundaire wondgenezing. Noem de vijf ontstekingsverschijnselen. Wanneer is een wond geïnfecteerd. Bekijk op je stage de wondbehandelings producten, welke soorten hebben ze? Wat betekend de WCS-classificatie, zoek het doel en de classificatie op het internet op. Wat is een zwarte wond Wat is een gele wond Wat is een rode wond Wat is decubitus Kijk op je stage of er een decubitusanamneseformulier is. Waar is dit formulier goed voor? Wat zijn de 4 stadia van een decubituswond Beschrijf de behandelingmethode bij elke stadia. Wat is het verschil tussen necrose en gangreen
5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17)
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
42
18) 19) • • • 20) 21) 22) 23) 24) 25) • • • • 26) 27) 28) 29) 30) 31) 32) 33) 34) 35)
Waarom krijgt een zorgvrager met decubitus extra eiwitten Wat zijn de bedreigde plaatsen om decubitus te ontwikkelen bij buikligging rugligging zijligging Hoe kun je decubitus voorkomen Wat is autolyse Wat is een wondtoilet Kijk op je stage of er decubitus voorkomt, en zo ja wat is de behandeling hiervan. Als decubitus voorkomt ga deze dan verzorgen en reflecteer je eigen handelen. Beschrijf ook hoe de zorgvrager dit heeft ervaren. Denk hierbij aan: schuldgevoel moedeloosheid angst pijnbeleving Hoe is jouw beroepshouding hierbij. Wanneer ben jij bevoegd en wanneer ben je bekwaam om een wond te verzorgen. Wat is een ander woord voor smetten, en wat is de definitie Wat is de oorzaak van smetten Wat zijn de risicogroepen voor smetten Welke maatregelen kun je nemen om smetten te voorkomen. Wat doe je anders als je bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap een wond gaat verzorgen? Wat doe je anders, als je bij een (psycho)geriatrische zorgvrager een wond gaat verzorgen? Wat doe je anders, als je bij een barende, kraamvrouw of pasgeborene een wond gaat verzorgen? Wat doe je anders, als je bij een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke een wond gaat verzorgen?
6) Onderwerp : ACT-zwachtelen Inleiding: Voordat je een zorgvrager gaat ACT-zwachtelen moet je kennis hebben van de anatomie van de bloedvaten en het ziektebeeld van de zorgvrager. Opdracht: A.Beantwoord de vragen B.Vaardigheid oefenen: 1)Zwachtelen van een lichaamsdeel. 2) Toepassen van Ambulante Compressie Therapie met korte en lange rek zwachtels.
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
43
1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23) 24) 25) 26)
Lees hoofdstuk 2 uit je boek( 304). Wat is een normaal verloop van de afvoer van de aders.( hoe stroomt ons bloed terug naar het hart.) Wat betekend Ambulante Compressie Therapie Wat is het doel van deze therapie Wat is (zijn) de indicaties om deze therapie toe te passen Als je een zorgvrager niet zwachtelt kan er een UCV ( ulcus cruris venosum) ontstaan. Wat is dit en hoe kan dat. Wat bevordert de achteruitgang van de bloedvaten. Wat is oedeem. Welke soorten oedeem ken je Wat is het verschil tussen manifest en latent oedeem Kijk op je stage of er zorgvragers zijn met oedeem. Beschrijf specifiek het ontstaan van oedeem bij deze zorgvrager. Wat gebeurd er bij veneuze afvloed stoornissen ( insufficiëntie) Wat zijn de symptomen hierbij die de zorgvrager kan hebben Wat gebeurd er bij arteriële insufficiëntie En wat zijn de symptomen die de zorgvrager hierbij heeft. Waarom is ACT-zwachtelen een foute therapie bij arteriële insufficiëntie Welke adviezen/informatie geef je een zorgvrager die behandeld wordt met ACT- zwachtelen Wat betekend polsteren Beschrijf hoe de techniek van ACT-zwachtelen is. Wat is het verschil tussen korte en lange rek zwachtels. Is deze therapie blijvend of komt de zorgvrager hier nog vanaf. Wanneer ben je bevoegd om bij een zorgvrager ACT te zwachtelen. Wanneer ben je bekwaam om bij een zorgvrager ACT te zwachtelen. Wat doe je anders als je bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap ACT-zwachtelen gaat toepassen? Wat doe je anders, als je bij een (psycho)geriatrische zorgvrager ACTzwachtelen gaat toepassen? Wat doe je anders, als je bij een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke ACT-zwachtelen gaat toepassen?
7) ONDERWERP
: katheteriseren
Inleiding: Voordat je een zorgvrager gaat katheteriseren, moet je je verdiepen in de anatomie van de blaas en het ziektebeeld van de zorgvrager. Opdracht: A.Beantwoord de vragen B.Vaardigheid oefenen: 1) 2) 3) 4)
Inbrengen van een verblijfskatheter bij een vrouw. Inbrengen van een verblijfskatheter bij een man. Eenmalig katheteriseren van een vrouw. Eenmalig katheteriseren van een man.
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
44
5) 6) 7) 8) 9) 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23) 24) 25) 26) 27) 28) 29) 30) 31) 32)
Verzorgen van een blaaskatheter bij een man en vrouw. Uitvoeren van een blaasspoeling met een gesloten systeem. Uitvoeren van een blaasspoeling met een open systeem. Verzorgen van de insteekopening van een supra-pubische katheter. Verwijderen van een blaaskatheter. OPDRACHT Lees het hoofdstuk over katheteriseren uit je 304 boek. Beschrijf de anatomie van de urinewegen van de man en de vrouw. Wat is de functie van de nieren? Verklaar de woorden kreatinine en ureum in het bloed en de urine. Wanneer komt iemand aan een dialyse apparaat. Hoeveel urine produceren wij per 24 uur? Beschrijf de woorden anuur, olyguur en polyuur. Welke soorten urine katheters zijn er. Zijn er zorgvragers met katheters op jouw stageadres? Zo ja, hoeveel en wat voor soort gebruiken ze daar. Wat is het doel van katheteriseren Wat zijn de indicatie om te katheteriseren Wat kun je doen, om katheteriseren te voorkomen Beschrijf de indicaties voor een eenmalige katheterisatie, een verblijfskatheter en een supra-pubische katheter. Welke materialen heb je nodig om te katheteriseren. Welke materialen heb je nodig voor het inbrengen van een suprapubische katheter Beschrijf de verschillen van techniek bij het inbrengen van een katheter bij de man en de vrouw. Beschrijf de complicaties tijdens en na het inbrengen van een katheter. Van zowel een verblijfs en eenmalige katheter en een suprapubische katheter. Wat vertel je een zorgvrager die gekatheteriseerd moet worden. (voorbereiding) Hoe gaat de begeleiding voor, tijdens en na de vaardigheid. Wanneer ben je bevoegd om deze handeling uit te voeren, en wanneer bekwaam? Wat is het doel van blaasspoelen? Wat zijn de complicaties tijdens en na blaasspoelen. Hoe is de begeleiding tijdens en na het blaasspoelen. Wanneer krijgt iemand een urostoma? Wat is een continent stoma? Kan dit bij een urostoma? Wat is belangrijk bij de verzorging van een urostoma? Wat doe je anders als je gaat katheteriseren of blaasspoelen bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap ? Wat doe je anders, als je gaat katheteriseren of blaasspoelen bij een (psycho)geriatrische zorgvrager? Wat doe je anders, als je gaat katheteriseren of blaasspoelen bij een barende, kraamvrouw of een pasgeborene? Wat doe je anders, als je gaat katheteriseren of blaasspoelen bij een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke?
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
45
8) Onderwerp: Monsters verzamelen voor diagnostiek Inleiding: Voordat je bij een zorgvrager monsters gaat verzamelen voor diagnostiek, zul je kennis moeten hebben van alle lichaamsvloeistoffen en het ziektebeeld van de zorgvrager. Opdracht: A.Beantwoord de vragen B.Vaardigheid oefenen: wondkweek afnemen en formulieren bekijken. 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17)
Welk lichaamsvocht kun je allemaal opsturen voor onderzoek Wat is de reden ( indicatie) dat lichaamsvocht onderzocht moet worden. Lichaamsvocht kun je op drie manieren laten onderzoeken. Welke zijn dat Kan dit bij al ons lichaamsvocht. Beschrijf bij welke wel en bij welke niet Waarom moet het ene monster steriel, en de ander niet steriel worden afgenomen Beschrijf de voorlichting die je geeft aan een Zorgvrager voor het opvangen van: urine, bloed, sputum, feces, wondvocht en liquor. Beschrijf of, en wat voor nazorg je doet na het afnemen van een monster. Wie geeft je opdracht om lichaamsvocht af te nemen en op te sturen, of mag je dit zelf doen Welke gegevens moeten op het monster staan en welke op de bijbehorende formulieren. Bekijk op jouw stageadres of daar monsters worden afgenomen en beschrijf hoe dat in zijn werk gaat. Wat vermeld je in je rapportage als je iets hebt afgenomen. Wanneer ben je bevoegd om deze handeling uit te voeren, en wanneer bekwaam? Wat doe je anders als je een monster gaat afnemen bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap ? Wat doe je anders, als je een monster gaat afnemen bij een (psycho)geriatrische zorgvrager? Wat doe je anders, als je een monster gaat afnemen bij een barende, kraamvrouw of een pasgeborene? Wat doe je anders, als je een monster gaat afnemen bij een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke?
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
46
9) ONDERWERP :MEDICIJNEN TOEDIENEN VIA DE LUCHTWEGEN Inleiding: Voordat je een zorgvrager gaat vernevelen zul je kennis moeten hebben van de anatomie van de luchtwegen en het ziektebeeld van de zorgvrager. Opdracht: A.Maak een verslag van de antwoorden op de vragen B.Vaardigheid oefenen: Inhalatie en vernevelproducten bekijken. 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23)
Teken de luchtwegen en benoem ze. Wat is de functie van de luchtwegen Beschrijf waarom wij ademhalen en hoe de ademhaling ( transport van o2 en C02 verloopt. Beschrijf ( anatomisch gezien) wat er gebeurd als wij gaan hoesten. Wat is inhalatie Wat betekend de afkorting COPD Noem indicaties om medicijnen via de luchtwegen te nemen ( inhaleren). Noem de 4 groepen medicijnen die er zijn om te inhaleren, hun werking en voorbeelden van medicijnen. Kijk of er op je stage Zorgvragers zijn die vernevelen, zo ja waarom vernevelen ze en met wat. Benoem de complicaties die kunnen optreden tijdens en na inhalatie of verneveling Welke methodes zijn er om medicijnen te inhaleren Wat is een voorzetkamer Wanneer gebruik je een voorzetkamer wat zijn de aandachtspunten waar je op let bij een Zorgvrager die inhaleert. Interview een Zorgvrager die regelmatig inhaleert en beschrijf haar/ zijn ervaringen/ angsten Beschrijf de voorlichting die je geeft als een Zorgvrager voor het eerst gaat inhaleren Wat zet je in je rapportage als een Zorgvrager heeft geïnhaleerd. Wanneer ben je bevoegd om deze handeling uit te voeren? Wanneer ben je bekwaam om deze handeling uit te voeren? Wat doe je anders als je deze handeling bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap uitvoert? Wat doe je anders, als je deze handeling bij een (psycho)geriatrische zorgvrager uitvoert? Wat doe je anders, als je deze handeling bij een barende, kraamvrouw of pasgeborene uitvoert? Wat doe je anders, als je deze handeling bij een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke uitvoert?
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
47
10) Onderwerp: TEMPERATUURREGULATIE Inleiding: Voordat je een zorgvrager warmte of koude gaat toe dienen zul je kennis moeten hebben van de anatomie van de huid en het ziektebeeld van de zorgvrager. Opdracht: A. Beantwoord de volgende vragen. B. Vaardigheid oefenen: • Een Zorgvrager koude toedienen • Een Zorgvrager warmte toedienen. • Verlenen van zorg aan een Zorgvrager die zich heeft verbrand • Verlenen van zorg aan een Zorgvrager die onderkoeld is geraakt. 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22) 23) 24) 25) 26) 27) 28) 29)
Wij ( de mens) behoren tot de warmbloedige, wat betekend dat? Wat is een “normale”temperatuur voor * een volwassene * een oudere * een baby/ kind Welk orgaan speelt een belangrijke rol bij de temperatuurregulatie Wanneer spreek je van koorts Wanneer spreek je van verhoging Wanneer spreek je van hypothermie Wanneer spreek je van hyperthermie Waar zit ons temperatuurregulatiecentrum Beschrijf de fases die een zorgvrager doorloopt die koorts krijgt. Wat is een koude rilling Beschrijf de fases die een zorgvrager doorloopt die een “koude rilling”heeft. Hoe houden wij warmte vast Hoe geven wij warmte af Wat voor extra verzorging geef je een zorgvrager die koorts heeft. Welke, vitale functies veranderen er als een zorgvrager koorts heeft, en hoe veranderen ze. Wat is het gevaar van hyperthermie Wat is het gevaar van hypothermie. Waar moet je op letten bij het toedienen van warmte en koude. Welke warmtebronnen ken je Welke koude bronnen ken je Wat zijn de risico groepen bij het toedienen van warmte en koude. Bij welke zorgvragers mag je NOOIT warmte of koude toedienen, en waarom niet. Wat is een eerste graads verbranding, een tweede graads verbranding en een derde graadsverbranding. Wat betekent de “regel van negen” bij brandwonden. Maak een tekening van het lichaam met een beschrijving van de regel van negen. Wat is de eerste hulp bij brandwonden Welke fasen doorloopt een zorgvrager met brandwonden Wat is de behandeling van brandwonden Wat zijn de complicatie van brandwonden.
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
48
30) 31) 32) 33) 34) 35) 37) 38) 39) 40) 41) 42) 43) 44) 45) 46)
11)
Welke mensen vormen een gevaar voor onderkoeling, en hoe komt dat. Beschrijf de verzorging van mensen met hypothermie Hoe snel mag het lichaam opwarmen Wat is het gevaar bij een te snelle opwarming. Noem enkele manieren om iemand op te warmen Noem de drie beschadigingen die optreden bij bevriezing Wat is de eerste hulp bij bevriezing Wat is de verzorging bij bevriezing Wat is belangrijk om in je rapportage te vermelden als je warmte of koude hebt toegediend Ga naar de site van het brandwondencentrum en zoek op wat zij aan preventie doen. Wanneer ben je bevoegd om deze handeling uit te voeren? Wanneer ben je bekwaam om deze handeling uit te voeren? Wat doe je anders als je warmte of koude toedient bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap? Wat doe je anders, als je warmte of koude toedient bij een (psycho)geriatrische zorgvrager? Wat doe je anders, als je warmte of koude toedient bij een barende, kraamvrouw of pasgeborene? Wat doe je anders, als je warmte of koude toedient bij een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke? Onderwerp: ZUURSTOF TOEDIENEN
Inleiding: Voordat je een zorgvrager zuurstof gaat toe dienen zul je kennis moeten hebben van de anatomie van de luchtwegen en het ziektebeeld van de zorgvrager. Opdracht: A. Beantwoord de volgende vragen. B. Vaardigheid oefenen: -Toedienen van zuurstof met behulp van een zuurstofcilinder -Toedienen van zuurstof met behulp van een concentrator -Toedienen van zuurstof via een masker, neusbril of katheter. 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10)
Teken de luchtwegen en benoem alle onderdelen, Niveau 4 met de Latijnse benaming. Wat is de functie van de luchtwegen Beschrijf waarom wij gaan ademhalen en hoe de ademhaling verder verloopt. Hoe noem je het symptoom als er te weinig O2 in het bloed zit Hoe noem je het als een Zorgvrager te weinig zuurstof in de luchtwegen heeft Beschrijf hoe de opname, transport en verbruik van zuurstof gaat in het lichaam Wanneer schrijft een arts extra zuurstof voor. Welke manieren zijn er om zuurstof toe te dienen. ( zuurstofbronnen). Welke materialen heb je naast de zuurstofbronnen nog meer nodig. Wat gebeurd er bij een overdosis aan zuurstof.
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
49
11) Hoe ademt een Zorgvrager met longemfyseem, is dat het zelfde als bij zorgvragers zonder emfyseem. 12) Wat gebeurd er als een Zorgvrager met longemfyseem te veel zuurstof toegediend krijgt. 13) Wat is het doel van een bevochtiger bij zuurstof toedienen. 14) Wat heb je nodig om te weten hoeveel zuurstof er in een zuurstoffles zit. 15) Welke toedieningssystemen kennen we. 16) Wat zijn de regels om veilig met zuurstof om te gaan. 17) Waarom is een zuurstoffles zo gevaarlijk en een concentrator niet. 18) Wat zijn de specifieke begeleidingsaspecten bij een Zorgvrager die zuurstof krijgt. 19) Kijk op je stageadres wat daar de manier van zuurstof toedienen is, en beschrijf dit. 20) Probeer een Zorgvrager te intervieuwen die zuurstof toegediend krijgt of dit heeft gehad. Beschrijf dan de ervaringen van deze zorgvrager. 21) Welke punten zijn belangrijk om te noteren in je rapportage als je een zorgvrager met zuurstof verzorgd. 22) Wanneer ben je bevoegd om deze handeling uit te voeren, 23) Wanneer ben je bekwaam om deze handeling uit te voeren. 24) Wat doe je anders als je zuurstof toedient bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap? 25) Wat doe je anders, als je zuurstof toedient bij een (psycho)geriatrische zorgvrager? 26) Wat doe je anders, als je zuurstof toedient bij een barende, kraamvrouw of pasgeborene? 27) Wat doe je anders, als je zuurstof toedient bij een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke?
12) Onderwerp: VERZORGEN TRACHEASTOMA, LARYNGECTOMIE Inleiding: Voordat je bij een zorgvrager een tracheastoma gaat verzorgen, zul je kennis moeten hebben van de anatomie van de luchtwegen en het ziektebeeld van de zorgvrager. OPDRACHT: A.Beantwoord de volgende vragen. B.Vaardigheid oefenen: -Verzorgen van een tracheastoma en een tracheacanule bij een blijvend stoma. -Uitzuigen bij een zorgvrager met een tracheastoma. 1) 2) 3) 4) 5)
teken de luchtwegen vanaf de mond en benoem de diverse onderdelen. Wat is de functie van de neus Wat is de functie van de mond Wat is een tracheastoma Wat zijn de indicaties om een tracheastoma te krijgen
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
50
6) 7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15) 16) 17) 18) 19) 20) 21) 22)
Wat is een laryngectomie Wat zijn de indicaties voor een laryngectomie. Wat is het wezenlijke verschil tussen een tracheastoma en een laryngectomie. Wat is een tracheacanule Als de stembanden zijn verwijderd kan men niet meer praten. Welke methodes zijn er om wel te communiceren Wat zijn de complicaties van een stemprothese. Kan iemand met een tracheastoma of laryngectomie gewoon eten en drinken Beschrijf de verzorging van een tracheastoma Wat is een complicatie die je tijdens de verzorging tegen kan komen. Ga naar de site van de stembandlozen ( gelaryngectomeerden) en beschrijf wat ze doen. Waarom is het slijm van een zorgvrager met een tracheastoma of laryngectomie taaier dan normaal. Wanneer ben je bevoegd om een tracheastoma te verzorgen Wanneer ben je bekwaam om een tracheastoma te verzorgen Wat doe je anders als je bij een zorgvrager met een verstandelijke handicap een tracheastoma gaat verzorgen? Wat doe je anders, als je bij een (psycho)geriatrische zorgvrager een tracheastoma gaat verzorgen? Wat doe je anders, als je bij een barende, kraamvrouw of pasgeborene een tracheastoma gaat verzorgen? Wat doe je anders, als je bij een lichamelijk gehandicapte, een revaliderende of een chronisch zieke een tracheastoma gaat verzorgen?
13) Onderwerp: MOND- EN KEELTHOLTE UITZUIGEN Inleiding. Voordat je bij een zorgvrager de mond en keelholte kan uitzuigen, moet je je verdiepen in de anatomie van de luchtwegen, en kennis hebben van het ziektebeeld van de zorgvrager. Opdracht: A. Beantwoordt de volgende vragen. B. Oefenen van vaardigheden: - Het uitzuigen van de neus -mond en keelholte bij een zorgvrager. Vragen: 1) Beschrijf de anatomie van de bovenste luchtwegen. 2) Welke 3 acties kun je ondernemen voordat het nodig is om iemand uit te zuigen. 3) Wat is het doel van oppervlakkig uitzuigen? 4) Wat is de beste houding voor een zorgvrager die uitgezogen word. 5) Wat voor materialen heb je nodig om iemand uit te zuigen. 6) Beschrijf de techniek van uitzuigen. Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
51
7) 8) 9) 10) 11) 12) 13) 14) 15)
Wat zijn de observaties die je uitvoert tijdens het uitzuigen. Wat is de nazorg van een zorgvrager die je net hebt uitgezogen. Wat zijn de complicaties die kunnen optreden, als je bezig bent met uitzuigen. Wanneer ben je bevoegd om iemand uit te zuigen? Wanneer ben je bekwaam om iemand uit te zuigen? Wat doe je anders als je een zorgvrager met een verstandelijke handicap moet uitzuigen? Wat doe je anders, als je een (psycho)geriatrische zorgvrager gaat uitzuigen? Wat doe je anders, als je een barende, kraamvrouw of pasgeborene gaat uitzuigen? Wat doe je anders, als je een lichamelijk gehandicapte, een revalidant of een chronisch zieke gaat uitzuigen?
Leerjaar 2 projecthandleiding somatiek BBL niveau 3 MBO-college Hilversum 2012-2013
52