Theater aan het Vrijthof & philharmonie zuidnederland presenteren
RICHARD
Componistendag
16 januari 2016 Theater aan het Vrijthof 1
Programma > 3 Richard Strauss > 5 Programmatoelichtingen > 11 Liedteksten > 17 Biografieën uitvoerders > 24
Programma
13.30 – 14.00 uur
18.00 – 19.00 uur
Theater aan het Vrijthof Papyruszaal
Inleiding door Emanuel Overbeeke
Christopher Maltman (bariton) Roger Vignoles (piano)
14.30 – 15.15 uur philharmonie zuidnederland Hartmut Haenchen (dirigent)
Dinervouchers Aan de UITbalie in het Theater aan het Vrijthof zijn dinervouchers verkrijgbaar à € 6,50 per stuk (zolang de voorraad strekt).
• Uit Salomé opus 54: Dans van de zeven sluiers • Tod und Verklärung opus 24
Per gerecht, één dinervoucher: • aardappelsalade met zure bieslookroom, spek en ham geserveerd met gevarieerde bladsla en brood * • stokbrood belegd met beenham en eiersalade, tomaat en verse slasoorten • varkensrugfilet geserveerd met wijnzuurkool en een rode wijn-tijmsaus • uiensoep geserveerd met Duitse worstreepjes en een gegratineerde kaas- toast *
15.45 – 16.30 uur
• Uit Acht Gedichte aus ‘Letzte Blätter’ opus 10 Nichts nr 2 Die Nacht nr 3 Die Georgine nr 4 Geduld nr 5 Allerseelen nr 7 • Fünf Lieder opus 15 Madrigal Winternacht Lob des Leidens Aus den Liedern der Trauer Heimkehr
Oxalys • Uit Capriccio opus 85: Strijksextet • Metamorphosen (versie voor strijkseptet, bew. Leopold) • Till Eulenspiegel - Einmal anders! opus 28 (bew. Hasenörhrl)
* Van deze gerechten is ook een vegetarische variant beschikbaar
www.theateraanhetvrijthof.nl www.philharmonieuzuidnederland.nl
17.00 – 17.30 uur Rosanne Philippens (viool) Paolo Giacometti (piano)
Teksten Emanuel Overbeeke
• Vioolsonate in Es opus 18 Coördinatie en redactie Theater aan het Vrijthof (Hugo Haeghens); philharmonie zuidnederland (Martijn Versteeg en Fanny van Rooij)
• Diverse liederen – selectie 1 Des Dichters Abendgang opus 47 nr 2 Das Lied des Steinklopfers opus 49 nr 4 Am Ufer opus 41 nr 3 Lied an meinen Sohn opus 39 nr 5 •
Diverse liederen – selectie 2 Befreit opus 39 nr 4 Gefunden opus 56 nr 1 Zueignung opus 10 nr 1
19.00 – 20.30 uur Dinerpauze (Dinervouchers zijn op voorhand te koop bij de UITbalie à €6,50)
Grafisch ontwerp Zuiderlicht
20.30 – 21.30 uur
Drukwerk Andi Druk
philharmonie zuidnederland Hartmut Haenchen (dirigent) Ann Petersen (sopraan) * * Wegens familieomstandigheden
2
wordt Susan Gritton vervangen
door Ann Petersen
• Vier letzte Lieder • Uit Der Rosenkavalier: Suite
Richard Strauss Richard Strauss (1864-1949): geraffineerd en onbekommerd in leven en werk • Richard Strauss is een lastig geval.
Het probleem is niet dat hij en zijn muziek zo moeilijk te beschrijven zou den zijn. Als mens was hij in veel situaties een open boek en zijn muziek is minder ondoordringbaar dan ze mis schien op het eerste gehoor lijkt. Het probleem is meer dat hij vele kanten had die zich voor buitenstaanders soms moeilijk met elkaar laten rijmen. Strauss zag die verscheidenheid absoluut niet als een probleem. Hij leek vrij onbekom merd in het leven te staan, kon snel en zonder al te veel gewetenswroeging overstappen van het een op het ander en slaagde erin, in welke situatie hij zich ook bevond en wat hij ook schreef, altijd herkenbaar te zijn.
Richard Strauss speelt een kaartspel © Henriette Hoffmann, München
4
5
toonde zich tegenover de dirigent Hans von Bülow enthousiast over Mahlers vol tooiing van Webers opera Die drei Pintos, maar toen Von Bülow de voltooiing bekritiseerde, draaide Strauss meteen bij. Strauss kende sindsdien zijn waarde als componist en maakte daar tegen anderen geen geheim van. Tegen Paul Hindemith zou hij hebben gezegd: ‘Waarom com poneert u toch zulke muziek? U heeft toch talent?’ In de kunst gedroeg hij zich het liefst als een aristocraat die neerkeek op proletariërs en proleten.
• Die houding had hij al zeer jong en zou hem zijn gehele leven vergezellen. In zeer moeilijke situaties vond hij het een uitstekende methode om zich staande te houden. Hij besefte al vroeg dat principes het een mens zeer lastig kunnen maken en velen omschreven zijn gedrag als opportunistisch. Niettemin was hij een man van principes, althans op sommige terreinen. Hij hechtte aan de kwaliteit van de kunst, dus ook zijn kunst. Geen zee ging hem daarvoor te hoog. Zijn notie van vakmanschap was ongekend en werd alom geprezen, zelfs door componisten die eigenlijk niets van hem moesten hebben.
• Zijn maatschappelijke opstelling ontlokte veel kritiek, met name zijn besluit om tussen 1933 en 1945 in Duits land te blijven, al was hij geen nazi. Hij vond evenals de dirigent Wilhelm Furtwängler dat hij in 1933 in Duitsland moest blijven om de kunst te behoeden voor verder verval. Opportunisme (hij schreef de openingshymne voor de Olympische Spelen in Berlijn) en reso luut een eigen koers volgen (getuige onder meer een opera uit 1935 op een libretto van een jood) gingen hand in hand. Hij was wereldvreemd genoeg om te denken dat hij zo beroemd was dat hij zijn joodse schoondochter kon behoeden voor vervolging (dat lukte). Kort daarop, toen de Amerikaanse bevrijders begin 1945 zijn huis probeer den toe te eigenen, kon hij hen weg houden met de slogan: ‘Ik ben Richard Strauss, de componist van Der Rosen kavalier.’
• Kritiek van anderen op zijn kunnen deed hem veel. En als die kritiek van een superieur of beroemd iemand kwam, dan stelde hij zich prompt deemoedig op. Hij
• Juist in een tijd van crisis wilde Strauss zijn standaard hoog houden. Tragiek was wel ernstig, maar niet om de eigen wereld bij te laten instorten,
• De muziek van Strauss was vaak een combinatie van klassieke wortels met een redelijke dosis avant-garde.
zeker als hij die instorting op een afstand kon houden. De première van Mahlers Zesde Symfonie in Essen in 1906 dreigde op het laatste moment niet door te gaan omdat de burgemeester onver wacht was overleden. In die situatie een nieuw, zeer tragisch stuk spelen, vond Mahler, die zelf de première zou dirige ren, ongepast. Daarop zei Strauss laco niek: ‘Dan dirigeer je toch eerst een stemmig stukje en daarna je symfonie.’ Dat gebeurde. Voor de symfonie diri geerde Strauss de Maurerische Trauer musik van Mozart, een van de weinige componisten in wie hij zijn meerdere wilde erkennen. Tegen de dirigent George Szell verklaarde hij dat jonge componisten het meeste kunnen leren van de composities van Mozart, Wagner en Bizet, de laatste vanwege zijn tegelijk sobere en effectieve instrumentatie. • Veel van zijn kennis had Strauss opgedaan in de praktijk. Zijn vader gold als de grootste hoornist van zijn tijd en speelde in diverse Duitse orkesten. Twee uitspraken van de zoon over de vader zeggen ook veel over de zoon. De eerste: ‘In een orkest kun je een roddel nooit geheim houden.’ Strauss hield van rod dels en zag er graag dramatische moge lijkheden in. Conflicten hield hij bij voorkeur op een afstand, maar nadat zijn vrouw eerst een al te intieme band vermoedde tussen hem en een bewonde raarster en hij daarna een echtscheiding had weten te voorkomen, diende deze anekdote als basis voor een opera (Intermezzo). De tweede: ‘Zorg dat in een orkest de hoorns altijd zacht spelen en nog liever onhoorbaar.’ De relatie tussen Strauss en zijn ouders leek meer
ingegeven door respect dan door liefde. Altijd moest er een minimum zijn aan onverwerkte conflicten, want die kon hij omzetten in kunst, welke dan ook. Strauss hoefde niet naar een conservato rium, want de muziek werd hem met de paplepel ingegoten. Diverse instru mentale composities schreef hij op de middelbare school, tussen en soms tijdens de lessen. Eenmaal van school af werd hij snel dirigent, op 21-jarige leeftijd. In Meiningen kreeg hij een baan als dirigent van een symfonieorkest. Hij kende het klassiek-romantische Duitse repertoire als zijn broekzak, als musicus en als componist. Vanaf 1894 was hij Hofkapellmeister in München, later ook in Frankfurt en vanaf 1898 aan de Berliner Hofoper. In die hoedanigheid dirigeerde hij ook vele opera’s (van Mozarts Idomeneo maakte hij een arran gement in de hoop het werk daarmee bekender te maken).
Richard Strauss op de trappen bij Hotel de Paris, 1936 © Archief Societe des Bains de Mer
• Strauss was een formidabel dirigent die moeiteloos een strakke puls ver enigde met een mooie vloeiende bewe ging. Op filmbeelden lijkt hij enkel een nuchtere maatslaander die het dirigeren lijdzaam moest ondergaan totdat hij ver der kon met zijn geliefde kaartspel, maar de intensiteit in zijn vertolkingen is ongekend. Hij legde een enorme nadruk op frasering en ritmische precisie en daarbinnen aan klank als middel om de spanning op te voeren. Daarmee was hij enerzijds zeer zakelijk en anderzijds enorm gedreven. Hij bracht in praktijk wat hij zelf schreef over Wagner: ‘De man die de emoties van Tristan und Isolde kon opwekken, kon dat alleen met een hart van staal.’
Richard Strauss, Pauline en Franz © Dr. Franz en Alice Strauss
6
7
• Op zijn sterfbed zei Strauss tegen zijn schoondochter: ʻDoodgaan is zoals ik het heb uitgebeeld in Tod und Verklärung.ʼ
• Drama in opera vond hij geweldig. Het toneelstuk Salomé van Oscar Wilde koos hij voor een opera omdat het een schandaal veroorzaakt had. Dat beloofde immers veel goeds voor de receptie van de opera – en zo geschiedde. Voor de ongelovige Strauss was de bijbel primair een collectie van pikante verhalen. Iemand op het operatoneel zien sterven was volgens hem ‘het mooiste dat er is’. Een andere manier om de spanning in de kunst gaande te houden was juist de zeer berekenende afwisseling van momenten met meer en minder span ning. Bij iemand met zoveel vakman schap en gevoel voor theater kan het geen toeval zijn dat allerlei composities heel enerverend beginnen, daarna enigszins inzakken, zozeer zelfs dat de luisteraar geneigd is af te haken, totdat, meestal vlak voor het einde, de spanning en de schoonheid een ongekend niveau krijgen. Een voorbeeld hiervan is de opera Der Rosenkavalier. Deze begint met een vrijscène, vervolgt met een meer dan drie uur durend drama waarin we vooral keurige, standsgebonden schoon heid en petite histoire te zien krijgen en eindigt met een trio van uitzonderlijke verhevenheid gevolgd door een grap. Dat trio is qua opbouw een gigantische vergroting van een duet uit Die Zau berflöte. Bij Mozart zingen twee gelief den een duet ‘van de straat’ (Papageno en Pamina), bij Strauss drie dames uit de high society. Die transformatie is exemplarisch voor Strauss’ muziek. De klassieke vorm krijgt noblesse, vaak met een coquette knipoog waarin decadentie en oprechte adeldom, om niet te zeggen kunst en kitsch, onafscheidelijk zijn.
Richard Strauss, 1904 © Gessford New York
8
9
• Die verhouding tussen vorm en inhoud toonde hij in leven en werk. In zijn vroegste werken (tot circa 1888) is hij een classicist die Mendelssohn al te modern vindt maar voorzichtige moder niteiten niet schuwt. Tussen 1888 en 1909 (toen hij onder meer Salomé en Tod und Verklärung schreef ) nemen de avantgardismen zeer grote vormen aan, maar blijft hij in de kern de classicist. Hij is geen man voor de atonaliteit zoals Schönberg die ontwikkelde; hem vond Strauss rijp voor een inrichting, aldus Mahlers vrouw Alma, die trouwens een volleerd roddelaarster was. Daarna (te beginnen met Der Rosenkavalier en eindigend met de Vier letzte Lieder) is hij iets halverwege traditie en moderni teit, in één woord: zichzelf. Altijd wist hij wat hij wilde. Niet altijd was hij bescheiden.
Der Rosenkavalier
14.30 – 15.15 uur philharmonie zuidnederland o.l.v. Hartmut Haenchen • Uit Salomé opus 54 (1905): Dans van de zeven sluiers • Tod und Verklärung opus 24 (1888/89) Largo Allegro molto agitato Meno mosso Moderato
Richard Strauss, 1895 © Dr. Franz en Alice Strauss 10
11
• Richard Strauss was een man met vele gezichten en velen hebben zich afgevraagd wat in zijn muziek de constanten zijn. Een daarvan is de com binatie van klassieke wortels met een redelijke dosis avant-garde. De mix ver schilde per compositie, maar is steeds herkenbaar, vooral dankzij de instrumen tatie, een eigen harmonische taal en een ijzeren gevoel voor frasering. • De opera Salomé (1905) is gebaseerd op het gelijknamige toneelstuk van Oscar Wilde. Het veroorzaakte een schandaal omdat Salomé met een dans waarin ze in etappes haar sluiers afwerpt, haar stiefvader zover probeert te brengen dat hij de profeet Johannes onthoofdt zodat zij zich kan verlustigen aan zijn kop, waarna haar stiefvader de opdracht geeft haar te doden. Dat schandaal wilde Strauss ook met zijn opera uit 1905 (en het lukte). In Wenen kwamen enkele moraalridders in actie, daarna volgden vele uitvoeringen en Strauss vertelde later schaamteloos dat hij van de royal ty’s een villa had kunnen laten bouwen. De dans ontleent zijn geladenheid aan de permanente spanning tussen enerzijds een zeer strak keurslijf in frase en vorm en anderzijds een grillige en virtuoze behandeling van melodie en instrumen tatie. Strauss zou het als een compliment hebben opgevat als zijn muziek doorging voor uitgekookt. • Strauss’ opera’s worden vaak gezien als uitvergrote en vocale symfonische gedichten. Tod und Verklärung (1888/89) is daar een mooi voorbeeld van. Strauss vond dat hij als componist pas goed aan het werk kon met een verhaal. In dit
geval is dat de strijd tegen en tenslotte de serene acceptatie van de dood. Het is net als de dans uit Salomé in wezen klassieke muziek die enorm uitvergroot en gedramatiseerd werd met een heftig heid die destijds ongehoord was. Het materiaal moet Strauss zeer dierbaar geweest zijn want hij verwerkte het vlak voor zijn dood in Im Abendrot uit zijn Vier letzte Lieder. Op zijn sterfbed ver klaarde hij tegen zijn schoondochter: ‘Doodgaan is zoals ik het heb uitgebeeld in Tod und Verklärung.’
15.45 – 16.30 uur
17.00 – 17.30 uur
Oxalys
Rosanne Philippens (viool), Paolo Giacometti (piano)
• Uit Capriccio opus 85 (1940-41): Strijksextet • Metamorphosen in c (1945), versie voor strijkseptet, bew. Leopold • Till Eulenspiegel – Einmal anders! opus 28 (1894-95), bew. Hasenöhrl
• De kamermuziek neemt in het oeu vre van Strauss een bescheiden plaats in. De ene compositie is duidelijker per soonlijker dan de ander en bij de een had hij duidelijk grotere ambities dan bij de ander. Maar wat hij ook compo neerde, Strauss was in al zijn composities een perfectionist, meer dienstbaar aan zijn vak dan aan zijn musici. Hij kende de praktijk van het muziekleven door en door en wist precies wat hij van zijn ver tolkers kon vragen - en vroeg daarom vaak net iets meer, zodat hij de grenzen van de uitvoerbaarheid kon verleggen. • Wie het strijksextet uit Capriccio (1940-41) hoort zonder te weten wat het is, denkt dat het een langzaam deel is uit een reflectief, laatromantisch kamermu ziekwerk van bijvoorbeeld Zemlinsky en Pfitzner. Het is echter de ouverture tot een opera en een werk van een oude man (Strauss was bijna 80) waarin de eeuwige vraag centraal staat: ‘Wat heeft het pri maat, de muziek of de dichtkunst.’ De vraag wordt uiteraard niet ondubbelzin nig beantwoord en de muziek lijkt ver weg te staan van de gestileerde geraffi neerde wildheid die zo kenmerkend is voor bijvoorbeeld zijn Vioolsonate, maar schijn bedriegt. Strauss was vakman genoeg om te weten hoe hij de strijd tussen ondergrond en façade ook een serene en melancholieke vorm kon geven. De muziek lijkt gelijkmatig voort te kabbelen van begin tot einde, maar Strauss wist precies wanneer hij welke accenten moet aanbrengen om de muziek niet te laten vervlakken.
• Till Eulenspiegel – Einmal anders! (1894-95) is de bewerking van het sym fonisch gedicht Till Eulenspiegel tot kwintet en komt door de maximale transparantie vooral de grilligheid en aanwezigheid van humor ten goede. Tijl Uilenspiegel blijft een man die kortstondig stout mag zijn, wiens opstandigheid ongevaarlijk is omdat ze door de bedreigde klassen leuk wordt gevonden en aan het slot schijnbaar dood gaat, maar de dans echter weet te ontvluchten zodat hij elders nieuw kat tenkwaad kan uithalen. Tijl is herken baar door een pregnant muzikaal thema dat bij de introductie meerdere keren te horen is, zodat de luisteraar hem makke lijk herkent. Vanwege Tijls schalksheid kan het natuurlijk niet bij één thema blijven, vandaar dat Strauss voor hem een tweede thema introduceerde het ‘schelmenmotief ’. In dit arrangement blijft de hoofdpersoon coquette en klas siek, oftewel rebel en ingezetene in één. Strauss laat in dit werk zien hoe de ver nieuwingen van Wagner volledig geïnte greerd kunnen worden in een in wezen klassiek idioom.
12
• Vioolsonate in Es opus 18 (1887) Allegro, ma non troppo Improvisation: Andante cantabile Finale: Andante – Allegro
• In zijn kamermuziek verkent Strauss graag de uitersten, maar hij blijft in wezen bij de kern van de Duits-klassieke traditie van Mozart en Beethoven, twee componisten die hij vereerde boven wie ook. Net als deze twee had hij een feil loze neus voor de frasering, voor de volg orde van de onderdelen, de sonatevorm en voor de dramatische betekenis van harmonische wendingen. Die neus had hij al toen hij als amper twintigjarige in 1887 zijn Vioolsonate schreef. Strauss houdt ervan de klassieke vormen bijna helemaal te laten overwoekeren met onverwachte accenten, ornamenten die meer de aandacht trekken dan melo dieën, de harmonie die alle kanten op gaat en de voortdurend wisselende verhouding tussen piano en viool. In de snelle passages voelt men de lust tot mooie uitweidingen die de cadans kunnen verstoren, in de langzame is van een serene rust tussen twee dramatische pieken weinig te bespeuren. Het gevecht tussen klassieke ondergrond en coquette façade woedt in elke maat.
Richard Strauss thuis in Garmisch © Franz und Alice Strauss
13
18.00 – 19.00 uur Christopher Maltman (bariton) Roger Vignoles (piano)
• Uit: Acht Gedichte aus ‘Letzte Blätter’ opus 10 (1885) Nichts nr 2 Die Nacht nr 3 Die Georgine nr 4 Geduld nr 5 Allerseelen nr 7
• Fünf Lieder opus 15 (1884-86) Madrigal Winternacht Lob des Leidens Aus den Liedern Der Trauer Heimkehr
• Diverse liederen – selectie 1 Des Dichters Abendgang opus 47 nr 2 (1900) Das Lied des Steinklopfers opus 49 nr 4 (1901) Am Ufer opus 41 nr 3 (1899) Lied an Meinem Sohn opus 39 nr 5 (1898)
• Diverse liederen – selectie 2 Befreit opus 39 nr 4 (1898) Gefunden opus 56 nr 1 (1903) Zueignung opus 10 nr 1(1885)
Zie pagina 18 tot en met 22 voor de liedteksten
• Het lied is een van de muzikale genres die in de negentiende eeuw een grote bloei doormaakte. Door de combi natie van muziek en poëzie was het lied immers een ideale vertegenwoordiger van het romantische gedachtegoed. Liedcomponisten probeerden niet alleen tekst te verklanken, maar trachtten ook de betekenis van op zichzelf staande woorden uit de verf te laten komen.
baar zijn en het ritme van de muziek volgt het ritme van de tekst. Strauss begint zijn liederen vaak niet op de centrale toonsoort, de dissonanten zijn dikwijls even onvoorbereid als de oplos sing ervan en de vormen zijn overwe gend traditioneel van karakter. Menig maal koos hij teksten met een duidelijke structuur die ook vaak de vorm werd van het lied.
• Bij Richard Strauss denken velen het eerst aan zijn opera’s en symfonische gedichten en niet aan zijn liederen. Maar ook veel van zijn 150 stukken in dit genre waren zeer populair. In de meeste van Strauss’ pianoliederen is de piano vooral ondersteunend en staat zelden op de voorgrond. Weliswaar orkestreerde hij diverse liederen (en gaf hij zijn zegen aan enkele orkestraties van anderen), maar de verhouding tussen stem en instrumenten veranderde daarbij niet. Als liederencomponist staat Strauss in de traditie van Mozart. Het drama ligt grotendeels in de tekst en de stem. De pianopartij geeft weliswaar een extra lading aan de betekenis, maar fungeert zelden als tegenstem. Bij die dienende taak past ook dat de pianopartij vaak relatief eenvoudig is, zeker vergeleken bij Brahms en Wolf wier liederen eerder duo’s zijn voor twee gelijken.
• Strauss brak in 1885 met de Acht Gedichte aus ‘Letzte Blätter’ opus 10 op teksten van Herman von Gilm zu Rose negg door als liedcomponist. Het eerste lied hieruit – Zueignung – is in wezen een simpel strofisch lied, maar de toon is uiterst verheven en de pianopartij doet op climaxen erg denken aan pianower ken van Brahms. De Fünf Lieder opus 15 lijken direct veel complexer van opbouw; met name de pianopartij heeft een har monische rijkdom die vooruitwijst naar de latere symfonische gedichten, maar de melodie is behalve prominent ook uiterst klassiek van opzet.
• Reeds in zijn vroege liederen herkent men Strauss’ liefde voor dramatiek. Hij verlangt veel van de stem, maar zelden teveel. Dat laatste veranderde pas toen hij opera’s ging schrijven. De dramatiek en intensiteit zit met name in de melo dielijn, veel minder in de harmonie en het ritme. De tekst moet goed verstaan 14
• Opmerkelijk is dat Strauss zelden koos voor dichters met grote namen. Hij zocht meer naar bescheidener werk van uit de overtuiging dat de beste poëzie niet noodzakelijk een muzikaal supple ment behoefde. Strauss was minder geïnteresseerd in de muzikaliteit van een tekst, wel geïnspireerd door de inhoud. Als hij daarin iets herkende, was het lied vaak snel geschreven. De meeste van zijn liederen zijn korte zettingen waarvan de emotionele hoogspanning vloekt met de nuchtere, schijnbaar onaangedane man die hij in de omgang leek. Strauss zag hier geen conflict: alles heeft immers zijn 15
plek. Strauss schreef vrijwel zijn gehele leven liederen: het eerste als zesjarige, het laatste een jaar voor zijn dood (hij werd 85). Die bijna permanente fascina tie geeft aan dat zijn liedoeuvre hem dierbaarder was dan het ons nu is.
Huwelijksfoto Richard Strauss en Pauline de Ahna, Weimar 1894
20.30 – 21.30 uur philharmonie zuidnederland o.l.v. Hartmut Haenchen; Ann Petersen (sopraan) • Vier letzte Lieder (1948) Zie pagina 23 voor de liedteksten
• Uit Der Rosenkavalier opus 59 (1909-10): Suite
• De Vier letzte Lieder (1948) schreef Strauss vlak voor zijn dood, na de Tweede Wereldoorlog. Ook al zijn ze niet helemaal de laatste dingen die hij schreef, het zijn wel toonbeelden van ouderdomsresignatie, met teksten die in het teken staan van de acceptatie van het onvermijdelijke. Om die boodschap te benadrukken, veranderde hij de aan vankelijke volgorde in de huidige. De liederen lijken door hun weidsheid en niet-theatrale intensiteit monumenten van schoonheid en berusting, maar de liederen zijn tegelijk geraffineerd uitge rekte varianten van coquette liederen met piano uit de Duitse traditie. Strauss kende dat erfgoed door en door (zijn vrouw was een zangeres) en kneedde het totdat hij – net als in zijn opera’s en symfonische gedichten – een balans had tussen klassieke vormen en fin-de-siècleesthetiek. De liederen hebben, net als het strijksextet uit Capriccio, een serene, overwegend gelijkmatige toon, maar het effect bereikt hij dit keer met een groot orkest.
schandaal) en eindigt met een bijna olympische bespiegeling over vergan kelijkheid, gevolgd door een knipoog, zeggende dat we niet alles zeer ernstig hoeven te nemen. Strauss’ bewondering voor Mozart ging voor hem uitstekend samen met een groot gevoel voor het coquette; het spel tussen gespeelde en ‘echte’ emotie, tussen stand en karakter zat hem in het bloed.
• Der Rosenkavalier (1909-10) staat te boek als de opera waarin hij na de grote experimenten van Salomé en Elektra een stap terug deed. Ook al valt daar veel voor te zeggen, de opera is moderner dan men verwacht. In de harmonie en orkes tratie gebeuren vele opmerkelijke dingen, maar wat de opera minder avant-gardis tisch en daarmee meer populair maakte, was opnieuw zijn onbetwiste en zeer zichtbare klassieke achtergrond, de glas heldere frasering, de moeiteloze vereni ging van grillige details en een lange lijn. Het verhaal begint ondeugend (met een vrijscène, want Strauss hield van een 16
Liedteksten
• Fünf Lieder opus 15 (1884-86)
• Liedteksten bij het liedrecital Uit: Acht Gedichte aus ‘Letzte Blätter’ opus 10 (1885)
1 • Nichts nr 2
3 •
Nennen soll ich, sagt ihr, meine Königin im Liederreich! Toren, die ihr seid, ich kenne Sie am wenigsten von euch.
Die Georgine nr 4 Warum so spät erst Georgine? Das Rosenmärchen ist erzählt Und honigsatt hat sich die Biene Ihr Bett zum Schlummer ausgewählt.
Fragt mich nach der Augen Farbe, Fragt mich nach der Stimme Ton, Fragt nach Gang und Tanz und Haltung, Ach, und was weiß ich davon!
Sind nicht zu kalt dir diese Nächte? Wie lebst du diese Tage hin? Wenn ich dir jetzt den Frühling brächte, Du feuergelbe Träumerin!
Ist die Sonne nicht die Quelle Alles Lebens, alles Lichts, Und was wissen von derselben Ich, und ihr, und alle? - nichts.
Wenn ich mit Maitau dich benetzte, Begöße dich mit Juni-Licht? Doch ach, dann wärst du nicht die Letzte, Die stolze Einzige auch nicht.
Tekst: Hermann von Gilm
2 • Die Nacht nr 3 Aus dem Walde tritt die Nacht, Aus den Bäumen schleicht sie leise, Schaut sich um im weitem Kreise, Nun gib Acht. Alle Lichter dieser Welt, Alle Blumen, alle Farben Löscht sie aus und stiehlt die Garben Weg vom Feld. Alles nimmt sie, was nur hold, Nimmt das Silber weg des Stromes Nimmt vom Kupferdach des Domes Weg das Gold.
Ausgeplündert steht der Strauch: Rücke näher, Seel’ an Seele, O die Nacht, mir bangt, sie stehle Dich mir auch. Tekst: Hermann von Gilm
4 •
Ins Joch beug’ich den Nacken demuthvoll, Beug lächelnd vor dem Missgeschick dies Haupt, Dies Herz, das liebt und glaubt, Vor meiner Feindin. Wider diese Qual Bäum’ ich mich nicht mit Groll,
Tekst: Hermann von Gilm
5 • Allerseelen nr 7 Stell’ auf den Tisch die duftenden Reseden, Die letzten roten Astern trag herbei Und lass uns wieder von der Liebe reden Wie einst im Mai.
Wie, Träumerin, lock’ ich vergebens? So reich’ mir schwesterlich die Hand, Ich hab’ den Maitag dieses Lebens wie du den Frühling nicht gekannt.
1 • Madrigal
Ist morgen unersetzlicher Verlust. Geduld, sagst du und senkst die Augenlieder, Verneint ist meine Frage an das Glück, So lebe wohl, ich seh' dich nimmer wieder, So will's mein unerbittliches Geschick. Du hast geglaubt, weil and’re warten müssen, Und warten können, kann und muss ich's auch, Ich aber hab' zum Lieben und zum Küssen Nur einen Frühling, wie der Rosenstrauch.
Geduld nr 5 Geduld sagst du, und zeigst mit weissem Finger Auf meiner Zukunft festgeschloss'ne Tür; Ist die Minute, die da lebt, geringer Als jene ungebornen? Sage mir; Kannst mit der Liebe du den Lenz verschieben, Dann borg' ich dir für eine Ewigkeit, Doch mit dem Frühling endet auch das Lieben, Und keine Herzens-Schulden zahlt die Zeit.
Sophie Hasenclever)
2 •
Winternacht Mit Regen und Sturmgebrause Sei mir willkommen, Dezembermond Und führ’ mich den Weg zum traulichen Hause Wo meine geliebte Herrin wohnt! Nie hab’ich die Blüte des Maien, Den blauenden Himmel, den blitzenden Tau So fröhlich gegrüsst wie heute dein Schneien, Dein Nebelgebräu und Wolkengrau.
Es blüht und funkelt heut auf jedem Grabe, Ein Tag im Jahre ist den Toten frei; Komm an mein Herz, daß ich dich wieder habe, Wie einst im Mai. Tekst: Hermann von Gilm
3 •
Geduld, sagst du und senkst die schwarze Locke, Und stündlich fallen Blumenblätter ab, Und stündlich fordert eine Totenglocke Der Träne letztes Fahrgeld für das Grab. Sieh' nur die Tage schnell vorüberrinnen, Horch, wie sie mahnend klopfen an die Brust: Mach auf, mach auf, was wir nicht heut' gewinnen,
Tekst: Michelangelo Buonarotti (Duitse vertaling
Gib mir die Hand, dass ich sie heimlich drücke Und wenn man's sieht, mir ist es einerlei, Gib mir nur einen deiner süßen Blicke, Wie einst im Mai.
Tekst: Johann Wolfgang von Goethe
Mir bangt vielmehr, sie lindre sich einmal. Wenn deines Auges Strahl Dies Leid verwandelt hat in Lebenssaft, Welch’ Leid hat dann zu töten mich die Kraft?
Denn durch das Flockengetriebe, Schöner, als je der Lenz gelacht, Leuchtet und blüht der Frühling der Liebe Mir heimlich nun in der Winternacht. Tekst: Adolf Friedrich von Schack
Lob des Leidens O schmäht das Lebens Leiden nicht! Seht ihr die Blätter, wenn sie sterben Sich in des Herbstes goldenen Licht Nicht reichter, als im Frühling färben? Was gleicht der Blüte des Vergehens Im Hauche des Oktoberwehens? Krystallner als die klarste Flut Erglänzt des Augens tränenquelle, Tief dunkler flammt die Abendglut, Als hoch am Tag die Sonnenhelle,
18
19
• Diverse liederen – selectie 1
4 •
5 •
Aus den Liedern der Trauer Dem Herzen ähnlich, wenn es lang Umsonst nach einer träne rang, Die seine Qual entbinde, Sprengt nun die Erde, die erstarrt Von Reif und Frost gebunden ward, Die eis’ge Winterrinde.
Nun, Gram um sie, die ich verlor, Erstarrter, brich auch du hervor, Um mit dem Strom zu fluten! Im Blitz der Wolke sollst du glüh’n Und mit den Nachtviolen blüh’n Und mit den Rosen bluten. Tekst: Adolf Friedrich von Schack
Heimkehr Leiser schwanken die Äste, Der Kahn fliegt uferwärts, Heim kehrt die Taube zum Neste, Zu dir kehrt heim mein Herz. Genug am schimmernden Tage, Wenn rings das Leben lärmt, Mit irrem Flügelschlage Ist es ins Weite geschwärmt.
Ergehst du dich im Abendlicht (Das ist die Zeit der Dichterwonne) So wende stets dein Angesicht Zum Glanze der gesunknen Sonne! In hoher Feier schwebt dein Geist, Du schauest in des Tempels Hallen, Wo alles Heil'ge sich erschleußt Und himmlische Gebilde wallen.
Tekst: Adolph Friedrich von Schack
Durch Wald und Feld, um Berg und See Spriesst wuchernd auf ihr altes Weh’ Und grünt in Zweig und Ranken, Und dunkelt in dem Himmelsblau Und zittert in den Tropfen Tau, Die an den Gräsern schwanken.
1 • Des Dichters Abendgang opus 47 nr 2 (1900)
Und keiner kusst so heissen Kuss Als wer für ewig scheiden muss.
Doch nun die Sonne geschieden, Und Stille sich senkt auf den Hain, Fühlt es: bei dir ist der Frieden, Die Ruhe bei dir allein.
2 •
Heut hab ich Armer Noch nichts gegessen, Der Allerbarmer Hat nichts gesandt; Von gold’nem Weine Hab‘ ich geträumet Und klopfe Steine für's Vaterland.
Horch, wie der knospige Wipfelsaum sich sträubt, sich beugt, von Baum zu Baum; mein Sohn, in deinen Wiegenruh zornlacht der Sturm, hör zu, hör zu! Er hat sich nie vor Furcht gebeugt, horch, wie er durch die Kronen keucht: Sei Du! Sei Du!
Tekst: Karl Friedrich Henckell
3 • Am Ufer opus 41 nr 3 (1899)
Wann aber um das Heiligthum Die dunkeln Wolken niederrollen: Dann ists vollbracht, du kehrest um, Beseligt von dem Wundervollen. In stiller Rührung wirst du gehn, Du trägst in dir des Liedes Segen; Das Licht, das du dort gesehn, Umglänzt dich mild auf finstern Wegen.
Die welt verstummt, dein Blut erklingt, in seinen hellen Abgrund sinkt Der ferne Tag. Er schaudert nicht; die Glut umschlingt Das höchste Land, im Meere ringt Die ferne Nacht,
Tekst: Ludwig Uhland
Das Lied des Steinklopfers opus 49 nr 4 (1901) Ich bin kein Minister, Ich bin kein König, Ich bin kein Priester, Ich bin kein Held, Mir ist kein Orden, Mir ist kein Titel Verliehen worden Und auch kein Geld.
4 •
Dich will ich kriegen, Du harter Plocken, Die Splitter fliegen, Der Sand stäubt auf "Du armer Flegel," Mein Vater brummte, "Nimm meinen Schlägel;" Und starb darauf.
sie zaudert nicht; der Flut entspringt ein Sternchen, deine Seele trinkt das ewige Licht. Tekst: Richard Dehmel
Lied an meinen Sohn opus 39 nr 5 (1898) Der Sturm behorcht mein Vaterhaus, mein Herz klopft in die Nacht hinaus, laut; so erwacht’ ich vom Gebraus des Forstes schon als Kind. Mein junger Sohn, hör zu, hör zu: in deine ferne Wiegenruh stöhnt meine Worte dir im Traum der Wind. Einst hab’ ich auch im Schlaf gelacht, mein Sohn, und ich bin nicht aufgewacht vom Sturm; bis eine graue Nacht wie heute kam. Dumpf brandet heut im Forst der Föhn, wie damals, als ich sein Getön vor Furcht wie meines Vaters Wort vernahm.
Tekst: Adolf Friedrich von Schack
20
21
Und wenn dir einst von Sohnespflicht, mein Sohn, dein alter Vater spricht, gehorch ihm nicht, gehorch im nicht: horch, wie der Föhn im Forst den Frühling braut! Horch, es behorcht mein Vaterhaus, mein Herz klopft in die Nacht hinaus, laut … Tekst: Richard Dehmel
Richard Strauss Woche – festivalposter Salomé, 1910 © Ludwig Hohlwein
• Diverse liederen – selectie 2
• Liedteksten bij Vier letzte Lieder (1948)
1 • Befreit opus 39 nr 4 (1898)
Dann wirst du heiss meine Hände fassen und wirst mir deine Seele lassen, lässt unsern Kindern mich zurück. Du schenktest mir dein ganzes Leben, ich will es ihnen wiedergeben o Glück!
Und pflanzt' es wieder Am stillen Ort; Nun zweigt es immer Und blüht so fort.
Nun liegst du erschlossen in Gleiß und Zier von Licht übergossen wie ein Wunder vor mir.
Tekst: Johann Wolfgang von Goethe
Ja, du weißt es, teure Seele, Daß ich fern von dir mich quäle, Liebe macht die Herzen krank, Habe Dank.
2 •
Einst hielt ich, der Freiheit Zecher, Hoch den Amethisten-Becher, Und du segnetest den Trank, Habe Dank.
Tekst: Richard Dehmel
2 • Gefunden opus 56 nr 1 (1903)
3 •
In dämmrigen Grüften träumte ich lang von deinen Bäumen und blauen Lüften, von deinem Duft und Vogelsang.
3 • Zueignung opus 10 nr 1 (1885)
Es wird sehr bald sein, wir wissen's beide, wir haben einander befreit vom Leide; so gab ich dich der Welt zurück. Dann wirst du mir nur noch im Traum erscheinen und mich segnen und mit mir weinen o Glück!
Ich ging im Walde So für mich hin, Und nichts zu suchen, Das war mein Sinn.
1 • Frühling
Ich grub's mit allem Den Würzlein aus, Zum Garten trug ich's Am hübschen Haus.
Du wirst nicht weinen. Leise, leise wirst du lächeln: und wie zur Reise geb' ich dir Blick und Kuss zurück. Unsre lieben vier Wände! Du hast sie bereitet, ich habe sie dir zur Welt geweitet o Glück!
Und beschworst darin die Bösen, Bis ich, was ich nie gewesen, Heilig, heilig an das Herz dir sank, Habe Dank.
Du kennst mich wieder, du lockst mich zart, es zittert durch all meine Glieder deine selige Gegenwart! Tekst: Hermann Hesse
4 • September Der Garten trauert, kühl sinkt in die Blumen der Regen. Der Sommer schauert still seinem Ende entgegen.
Im Schatten sah ich Ein Blümchen stehn, Wie Sterne leuchtend, Wie Äuglein schön.
Ich wollt' es brechen, Da sagt' es fein: "Soll ich zum Welken Gebrochen sein?"
23
Tekst: Hermann Hesse
Im Abendrot Wir sind durch Not und Freude gegangen Hand in Hand; vom Wandern ruhen wir beide nun überm stillen Land.
Tritt her und laß sie schwirren, bald ist es Schlafenszeit. Daß wir uns nicht verirren in dieser Einsamkeit.
Lange noch bei den Rosen bleibt er stehn, sehnt sich nach Ruh. Langsam tut er die müdgeword'nen Augen zu. Tekst: Hermann Hesse
22
Und die Seele unbewacht will in freien Flügen schweben, um im Zauberkreis der Nacht tief und tausendfach zu leben.
Rings sich die Täler neigen, es dunkelt schon die Luft. Zwei Lerchen nur noch steigen nachträumend in den Duft.
Golden tropft Blatt um Blatt nieder vom hohen Akazienbaum. Sommer lächelt erstaunt und matt In den sterbenden Gartentraum.
Tekst: Hermann von Gilm zu Rosenegg
Beim Schlafengehen Nun der Tag mich müd gemacht, soll mein sehnliches Verlangen freundlich die gestirnte Nacht wie ein müdes Kind empfangen. Hände, laßt von allem Tun Stirn, vergiß du alles Denken, Alle meine Sinne nun wollen sich in Schlummer senken.
O weiter, stiller Friede! So tief im Abendrot. Wie sind wir wandermüde-Ist dies etwa der Tod? Tekst: Joseph Eichendorf
• De componistendag 2017 vindt plaats op 14 januari en staat in het teken van Sergej Prokofjev.
• Biografieën uitvoerders componistendag Richard Strauss 2016
philharmonie zuidnederland • De philharmonie zuidnederland is opge richt in 2013; een waardevol en flexibel symfonieorkest dat inmiddels geroemd wordt voor de kwaliteit, het hechte samenspel en het enthousiasme dat de musici uitstralen. Verder is philharmonie zuidnederland niet alleen een orkest met een groot speelgebied – naast Brabant en Limburg ook Zeeland – het is ook een van de grootste orkesten van Nederland. Groots bezette meesterwerken van Strauss, Mahler, Wagner en Stravinsky zijn een fantastische uitdaging voor het orkest en een waar genot voor het publiek. Door deze grote omvang heeft het orkest uitgebreide mogelijkheden om zich op velerlei gebied breed in te zetten, zoals door middel van intensieve educatie en talentont wikkeling, maar ook door veel regionale verbindingen en innovatie. Hierdoor heeft philharmonie zuidnederland in twee jaar tijd een unieke plek verkregen in het maatschap pelijke en culturele leven van Zuid-Neder land. Vanaf seizoen 2016-2017 staat het orkest onder leiding van de internationaal vermaarde chef-dirigent Dmitri Liss. Hartmut Haenchen • Hartmut Haenchen werd geboren in Dresden in 1943 en kreeg van de OostDuitse autoriteiten toestemming om met orkesten uit het Westen samen te werken, waaronder de Berliner Philharmoniker en het Concertgebouworkest. In 1986 verhuisde hij naar Nederland en werd chef-dirigent van het Nederlands Philharmonisch Orkest en de Nederlandse Opera. Hij werd vooral bekend als vertolker van werken van Wagner, Richard Strauss en Mahler.
Haenchen heeft sterke banden met veel orkesten overal te wereld, waaronder het Royal Stockholm Philharmonic, het Oslo Philharmonic, het New Japan Philharmonic, het Orchestre National de France en het Orchestre de Paris. Ook dirigeerde hij in veel van ’s werelds belangrijkste operahuizen. Haenchen heeft meer dan 130 cd-opnamen gemaakt met verschillende orkesten, waaron der het Kammerorchester Carl Philipp Emanuel Bach. Recentelijk kreeg een dvd met Mahlers Zesde Symfonie met het orkest van de Muntschouwburg in Brussel de Diapason d´Or. Hij schreef ook boeken over muziek, onder meer studies over Mahler en Wagner en over de achttiende-eeuwse uitvoeringspraktijk. Ann Petersen • De Deense sopraan Ann Petersen is wereldberoemd vanwege haar concerten met het Duitse repertoire in het algemeen en de werken van Wagner en Richard Strauss in het bijzonder. Zij zong bij vele grote opera huizen zoals: Staatsoper Berlin, Royal Opera House Covent Garden, Teatro alla Scala di Milano, Teatro Colón de Buenos Aires, Opéra National de Paris, Teatro Real de Madrid en Festspielhaus Baden-Baden. Naast haar internationale carrière is zij een ensemble lid van The Royal Danish Opera. Recent zong zij rollen als Leonore in Fidelio in Taiwan, Kaiserin in Die Frau ohne Schatten in Kopenhagen en in Beethovens Negende Symfonie te Stockholm. In de toe komst zal zij te horen zijn als Senta in Der fliegende Holländer in Kopenhagen, Freia in Das Rheingold bij Semper Oper Dresden onder leiding van Thieleman en Isolde in Tristan und Isolde bij de Opéra de Lyon onder leiding van Hartmut Haenchen.
Oxalys • Sinds de oprichting in 1993 is Oxalys uitgegroeid tot één van Europa’s leidende kamerensembles. Door de combinatie en confrontatie van hun (ogenschijnlijk) uiteen lopende repertoire van Haydn en Mozart tot hedendaagse muziek belichaamt Oxalys de volwassenwording van de Europese natie sinds de Verlichting. Wat Oxalys uniek maakt in de wereld van de hedendaagse klassieke muziek is de ensembletrouw van haar leden. De bezetting is quasi onveran derd gebleven sinds 1993, toen Oxalys door studenten aan het Brusselse Conservatorium werd opgericht in de huidige basisformatie van strijkkwintet, fluit, klarinet en harp.
Als soliste speelde zij onder leiding van onder andere Stefan Asbury, Etienne Siebens en Martin Sieghart en met orkesten als het Nederlands Jeugd Orkest, het Hermitage State Orchestra te Sint Petersburg, het Pforzheim Kammerorchester, het Philhar monisches Orchester Freiburg en het Vlaams Symfonie orkest. Tijdens de NJO muziekzo mer 2014 voerde zij samen met dirigente Xian Zhang en het NJO het Eerste Viool concert van Szymanowski uit. Dit werk heb ben zij tevens opgenomen voor het label Channel Classics. Ook Rosanne’s vorige cd op dit label, genaamd Rhapsody, werd met veel lof ontvangen. Rosanne speelt geregeld samen met pianist Julien Quentin.
Brandhofer, Janine Jansen, Bart Schneemann en Emmy Verhey. Paolo Giacometti is een veelgevraagde musicus op kamermuziek festivals in Europa, Canada en de Verenigde Staten. Meer recent richtte hij samen met de violiste Candida Thompson en Xenia Jankovic het Hamlet Pianotrio op. Paolo Giacometti concerteert in concertzalen over de hele wereld. Als solist neemt hij exclusief op voor het label Channel Classics en zijn indrukwekkende discografie is toe gejuicht door de internationale pers.
Oxalys wordt geregeld uitgenodigd door alle grote Belgische concerthuizen en festivals. In het buitenland treden ze op in prestigieuze zalen als het Concertgebouw Amsterdam, het Beethoven Haus in Bonn, het Konzert haus Berlin, het Auditorio Nacional de Madrid, de Sociedad Filarmónica de Bilbao, de Palau de Música in Valencia, het Kennedy Center in Washington, en de Sint Petersburg Philharmonie.
Rosanne speelt op voorspraak van Janine Jansen op de ‘Barrere’ Stradivarius uit 1727. Dit uitzonderlijke instrument wordt Rosanne ter beschikking gesteld door het Elise Mathilde Fonds. Daarnaast heeft het Nationaal Instrumenten Fonds een viool aan Rosanne ter beschikking gesteld.
Christopher Maltman • Christopher Maltman studeerde zang aan de Royal Academy of Music en won in 1997 de Lieder Prize op de Cardiff Singer of the World Competition. Hij zong bijna alle grote operarollen (onder andere Papageno in Die Zauberflöte, Figaro in Il barbiere di Siviglia, Silvio in Il Pagliacci en Tarquinius in The Rape of Lucretia) in de meest prestigieuze operahuizen ter wereld (zoals de Nederlandse Opera, de Bayerische Staatsoper, de Opéra National de Paris en de Weense Staatsopera).
Oxalys geniet de structurele ondersteuning van de Vlaamse Overheid en is in residentie in het Brusselse Conservatorium. Rosanne Philippens • Rosanne Philippens studeerde summa cum laude af aan het Koninklijk Conservato rium en won onder andere de Kersjesprijs, de Debman Prijs en het Oskar Back Concours. In 2014 besloot ze haar masterstudie aan de Hanns Eisler Akademie in Berlijn met de hoogst mogelijke cijfers.
24
Paolo Giacometti • Paolo Giacometti treedt over de hele wereld op als solist en als kamermusicus, zowel op authentieke als op moderne instru menten. Hij studeerde in 1995 bij Jan Wijn aan het Sweelinck Conservatorium met de hoogste onderscheiding af en won vele prijzen op nationale en internationale wed strijden. In de loop van zijn carrière trad hij aan met bekende orkesten onder leiding van vooraanstaande dirigenten als Frans Brüggen, Jaap van Zweden, Laurent Petitgirard, Kenneth Montgomery en Michel Tilkin. Zijn liefde voor kamermuziek leidde tot succesvolle samenwerking met coryfeeën als Pieter Wispelwey, Gordon Nikolich, Alois
25
Paolo Giacometti is tevens toegewijd profes sor aan de Robert Schumann Hochschule in Düsseldorf.
Dit seizoen zingt hij de titelrol in Eugene Onegin, Figaro in Il barbiere di Siviglia, Prospero in The Tempest bij de Weense Staatsopera; Don Giovanni bij de Duitse Staatsopera in Berlijn; Friedrich in Das Liebesverbot te Madrid en Don Alfonso in Cosi fan tutte bij de Beierse Staatsopera in München. Maltman geeft regelmatig liedrecitals in grote concerthuizen als Konzerthaus Wien, het Concertgebouw Amsterdam, het Salz
burg Mozarteum, de Alte Oper in Frankfurt, de Philharmonie in Keulen, La Scala in Milaan, Carnegie Hall en Lincoln Center in New York, de Wigmore Hall in Londen en op festivals van Aldeburgh, Edinburgh, Cheltenham en de Schubertiade Schwarzen berg. Roger Vignoles • De Britse pianist Roger Vignoles geniet internationale erkenning als één van de voor aanstaande liedpianisten van deze tijd. Hij begeleidde onder meer Thomas Allen op de Salzburger Festspiele, Margaret Price op de Münchener Festwochen, Barbara Bonney op de Schubertiade in Hohenems, Thomas Allen en Arleen Auger in het Musikverein Wien, Andreas Schmidt in de Deutsche Oper Berlin, Elisabeth Söderström en Sarah Walker in de Alte Oper Frankfurt. Lange tijd was hij de vaste pianist van Kiri Te Kanawa. Voor het label Hyperion nam hij enkele cd’s op met liederen van Wolf met Joan Rodgers, Stephan Genz en Bernarda Fink. Eveneens voor Hyperion werkt Vigno les aan een integrale opname van de liederen van Richard Strauss. Roger Vignoles geeft regelmatig masterclas ses in Londen, Amsterdam, Brussel, Valencia, Kopenhagen, Stockholm, New York, Boston, Baltimore, Los Angeles, Montreal en Toronto. Hij is Prince Consort Progessor of Accom paniment aan de Royal School of Music in London, Vice President van de Jackdaws Music Education Trust en recent werd hem een Honorary Fellowship of Magdalene College, Cambridge honoris causa toegekend.
Muzieksuggesties voor dit theaterseizoen Vr 29 januari 2016, 20.30 uur, Sint Janskerk Maastricht
Do 14 april, 20.30 uur, Sint Janskerk Maastricht
Nelson Goerner (piano)
Marie-Elisabeth Hecker (cello) & Martin Helmchen (piano)
Chaconne in G Fantasie in C opus 17 CHOPIN 24 Préludes opus 28 HÄNDEL
SCHUMANN
Waldesruhe 2 Stücke CHOPIN Polonaise brillante in C opus 3 BEETHOVEN 12 Variaties op ‘Ein Mädchen oder Weibchen’ in F opus 66 BRAHMS Sonate in F opus 99 DVORÁK SUK
The Daily Telegraph schreef over Nelson Goerners Debussy-cd op het label Outhere/ZigZag Territoirs ‘interpretations of sublime inspiration’. De opname werd in 2013 bekroond met de presti gieuze Diapason d’Or de l’Année. Naast zijn drukke solo carrière blijft de Argentijnse meester pianist actief als kamermusicus met artiesten als Martha Argerich, Janine Jansen en Steven Isserlis.
De jonge Duitse pianist Martin Helmchen, die vorig seizoen een magistraal recital gaf in de Sint Janskerk, komt terug met zijn echtgenote, de virtuoze celliste Marie-Elisabeth Hecker. Zij zorgde in 2005 voor sensatie op de Rostropovitsjwedstrijd door zowel de eerste prijs als twee speciale prijzen in de wacht te slepen.
Vr 4 maart, 20.00 uur, Theater aan het Vrijthof, gratis inleiding 19.00 uur
philharmonie zuidnederland Zingen geblazen! DIRIGENT
Vr 15 april, 20.00 uur, Theater aan het Vrijthof, gratis inleiding 19.00 uur
philharmonie zuidnederland Franse meesterwerken met Soustrot
Claus Peter Flor / TROMPET Jeroen Berwaerts / SOPRAAN Katrien Baerts Rosanne van Sandwijk / TENOR Marcel Reijans / KOOR Brabant Koor
MEZZOSOPRAAN
Ouverture uit Rienzi, der Letzte Tribunen Trompetconcert Im Nebel (Nederlandse première) MENDELSSOHN Lobgesang opus 52 voor solisten, koor en orkest MWV A 18 WAGNER
HOSOKAWA
DIRIGENT
Phaeton Celloconcert ‘Tout un monde lontain’ BERLIOZ Symphonie fantastique SAINT-SAËNS
Een opzienbarende Nederlandse première door Jeroen Berwaerts die speelt en zingt in Hosokawa’s trompetconcert Im Nebel. Samen met de volledige Lobgesang van Mendelssohn onder leiding van ‘de beste Mendelssohndirigent’ Claus Peter Flor is dit een concertprogramma om niet te missen.
DUTILLEUX
Eredirigent Marc Soustrot komt met een geheel Frans programma. In ‘Tout un monde lontain’, met de briljante Christian Poltéra als solist, vertaalde Henri Dutilleux optimaal de erfenis van de Franse negentiende eeuw naar de moderne tijd. Uiteraard klinkt ook Berlioz’ spectaculaire Symphonie fantastique.
Vr 11 maart, 20.00 uur, Theater aan het Vrijthof, gratis inleiding 19.00 uur
philharmonie zuidnederland De wereldoorlogen muzikaal beantwoord DIRIGENT
Marc Soustrot / CELLO Christian Poltéra
Vr 29 april, 20.30 uur, Sint Janskerk Maastricht
Julia Fischer Quartet
Nikolai Alexeev / CELLO Leonard Elschenbroich Uit Prins Igor: Ouverture ELGAR Celloconcert SJOSTAKOVITSJ Symfonie nr 9
Strijkkwartet nr 5 in g Cypressen SCHUBERT Strijkkwartet nr 15 in G D887
BORODIN
MARTINU DVORÁK
De Duitse violiste Julia Fischer wordt wereldwijd erkend voor haar fenomenale muzikaliteit en talent. Zij werd onderscheiden met belangrijke prijzen zoals ‘Artist of the Year’ op de Gramophone Awards in 2007 en ‘Instrumentalist of the Year’ op de 2009 MIDEM Classical Awards. Dit seizoen treedt ze voor het eerst op met haar eigen kwartet – een lang gekoesterde droom die uitkomt.
Elgars Celloconcert is een melancholiek werk en bezinning op de Eerste Wereldoorlog. Maar ook de Tweede Wereldoorlog heeft zijn muzikale sporen achtergelaten. Vriend en vijand waren verrast toen Sjostakovitsj in 1945 zijn Negende Symfonie voltooide: het was geen uitzinnig werk van vreugde, maar lichtvoetig met een donkere ondertoon.
27
Frühling In dämmrigen Grüften träumte ich lang von deinen Bäumen und blauen Lüften, von deinem Duft und Vogelsang. Nun liegst du erschlossen in Gleiß und Zier von Licht übergossen wie ein Wunder vor mir. Du kennst mich wieder, du lockst mich zart, es zittert durch all meine Glieder deine selige Gegenwart! Hermann Hesse