Biografische aantekeningen over Helen Parkhurst -2-
The story of a boy called Tony While the beautiful waves are breaking upon the shore … All unseen, strong currents pull seaward. This is the death trap. It is the Undertow. Als Helen Parkhurst in 1942 ontslag neemt als directeur van Dalton School New York slaat ze in haar carrière op vijfenvijftigjarige leeftijd een heel nieuwe richting in. Met een voor die tijd zeer modern instrument, de draagbare bandrecorder, trekt ze erop uit om kinderen te interviewen. Later heeft ze in haar luxe appartement op de achtste verdieping aan de 40 East 88th Street in New York een studio, waar ze het interviewen voortzet. Het leidt tot een serie radio-uitzendingen, die wekelijks door de ABC onder de titel ‘Child’s World’ uitgezonden wordt. Er worden kinderen aan het woord gelaten over tal van onderwerpen. In 1947 ontmoet Parkhurst tijdens een van die interviewsessies Guy, een twaalfjarige jongen van Italiaanse afkomst uit East Harlem, New York. Guy maakt deel uit van een groep twaalftot zestienjarige probleemjongens. Spijbelen, gangfighting, stelen en gokken maken deel uit van hun manier van leven. Het thema van de interviews is delinquentie, een onderwerp dat na de oorlog in Amerika een zeer onplezierig onderwerp voor het publieke debat is. Negen jaar later is Parkhurst met Luke, haar compagnon, bezig met een nader onderzoek naar delinquentie, als ze op een avond in augustus 1955 een telefoontje krijgt van Guy. Hij wil haar graag spreken. Guy is dan eenentwintig en heeft ondertussen in de gevangenis gezeten voor een dope-zaak. Het wordt een gedenkwaardig interview en het begin van een serie gesprekken, dat Parkhurst uiteindelijk kilometers geluidsband over het thema delinquentie oplevert. Parkhurst beseft meteen bij het eerste gesprek dat Guy de ‘missing link’ is in haar onderzoek. Ze geeft Luke direct na het eerste interview de opdracht om de banden te kopiëren, bang als ze is het unieke materiaal te verliezen. De interviews duren voort tot Guy op zesentwintigjarige leeftijd wordt doodgeschoten. In de interviews vertelt Guy in vertrouwen over al zijn ervaringen. Het is een verhaal van een jongen die in het leven vanaf het begin geen fair chance gehad heeft. De omstandigheden hebben hem tot een crimineel gemaakt. Hij was onschuldig en vredelievend als elk ander kind, maar hij groeide op in een omgeving en onder omstandigheden waarin hij niet anders dan voor een crimineel leven kon kiezen. Het liefst was hij een gewone jongen geworden met een gewoon meisje, zacht, aardig en gerespecteerd. Maar er werd slechts op hem neergekeken. Hij was voorbestemd voor een leven als een hond met slechts een dollar op zak. Als je voor een dubbeltje geboren bent …
1/6
Biografische aantekeningen over Helen Parkhurst -2-
René Berends, December 2007
Guy vertelt Parkhurst over zijn jeugd, zijn schooltijd, de periode dat hij lid was van een gang, de eerste criminele stappen die hij gezet heeft, de ellende die hij gezien heeft als drugsdealer, de tijd dat hij gevangen gezeten heeft in jeugd- en tuchthuizen en in de gevangenis. Hij vertelt haar ook over de wantoestanden in het systeem, over de politieagenten die zich laten omkopen en over de criminele bazen die minder lange gevangenisstraffen moeten uitzitten dan een eenvoudige drugsloper zoals hij er een was. Guy vertelt over zijn moedige beslissing om na het uitzitten van zijn gevangenisstraf uit het criminele milieu te stappen. Hij trouwt, krijgt twee kinderen en vindt werk als metselaar. Hij vertelt Parkhurst er ook over dat het bijna onmogelijk is zijn oude criminele maten te ontlopen. Hij was hun bron van inkomsten. Ze blijven proberen hem over te halen terug te keren in het circuit. Hij heeft nog schulden bij ze uitstaan, ze werken hem tegen en zijn bang dat hij ze verraadt. Voor de vele interviews heeft Guy nooit betaald gekregen. Soms ondersteunde Parkhurst hem door wat spullen te kopen: gereedschappen, een wasmachine, een wandelwagen. Twee keer heeft ze een advocaat betaald om hem te adviseren. Een enkele keer bezoeken Parkhurst en Luke Guy in zijn eigen huis, bijvoorbeeld toen hij met zijn vrouw intrek genomen had in een appartement en hij het trots aan Parkhurst wilde tonen. De meeste momenten komt Guy naar de studio van Parkhurst in haar appartement. De opnameapparatuur wordt steeds aangezet en Luke zorgt voor kopieën van de opnames. De interviews over de omstandigheden waaronder Guy is opgegroeid, zijn voor het onderzoek van Parkhurst van grote waarde. De manier waarop Guy er bovenop probeert te komen, verdient bewondering. Het leidt ertoe dat Parkhurst hem voorstelt aan de in die tijd zeer bekende pedagoog, de ‘million-dollar-professor’ Dr. William Heard Kilpatrick van de Columbia University. Ook hij voert een gesprek met Guy. Luke neemt het op met haar draagbare recorder. Kilpatrick spreekt met de jongen onder andere over zijn plannen om tot een tiental Schools of Opportunity te komen, waar kinderen met storend gedrag opgevangen moeten worden. Als je alle ‘slechte’ kinderen bij elkaar zet, adviseert Guy hem, dan heb je politieagenten nodig in plaats van onderwijzers. Wat je creëert zijn misdaadscholen! De interviews leiden ertoe dat Parkhurst besluit het verhaal van Guy te gebruiken voor haar boek over delinquentie. De planning is om het boek in samenspraak met Guy tot stand te brengen. Guy zelf schrijft het voorwoord. Maar dan wordt hij doodgeschoten. Als door een onderstroom van de branding wordt hij teruggezogen en wordt hem zijn geschiedenis fataal. Parkhurst herschrijft het verhaal. Van de vele kilometers geluidstape worden voor het boek transcripties gemaakt. En op basis van die transcripties wordt het verhaal herschreven. Het boek verschijnt in 1963 onder de titel Undertow (onderstroom). De namen van de personen worden veranderd. Guy wordt Tony en het verhaal – A story of a boy called Tony – wordt als een docudrama verteld. Al snel wordt het boek vertaald in zes talen. Het is een eerlijk, hartverscheurend en uitdagend boek met een nog zeer actuele aanklacht tegen het rechtssysteem en een wijze pedagogische les over hoe we in de wereld met kansarme kinderen om moeten gaan.
Undertow I had a heart of gold but they made it turn to tin. I didn’t know I was bad, until people told me I was bad.
2/6
Biografische aantekeningen over Helen Parkhurst -2-
René Berends, December 2007
Rosina en John Finazzo, beiden afstammend van Italiaanse immigranten, wonen in Harlem, New York. Het stel krijgt in 1931 een dochtertje, Lucia. Twee jaar later verhuizen ze naar een groot huis in de Bronx. Rosina is dan net in verwachting van haar zoon Tony. Amerika lijdt weliswaar onder de economische depressie, maar John ‘is making easy money’. Hij drinkt echter veel en kaart vaak tot diep in de nacht. Op een avond vergokt hij bij een dobbelspel zijn nieuwe huis met de totale inrichting erbij. Het gezin moet terug naar Harlem. John is opvliegerig. Tijdens een ruzie met zijn vrouw gooit hij haar een strijkijzer toe. Ze loopt een lelijke brandplek op haar arm op. John loopt kwaad de deur uit om nooit meer bij haar terug te keren. Al snel ontmoet Rosina Joseph Belcore, een Italiaanse metselaar. Tony zal zich zijn stiefvader steeds als een vriendelijke, warme man herinneren. Zijn echte vader zal hij nooit zien. Rosina loopt met haatgevoelens tegen haar eerste man rond en projecteert die op Tony. Als Tony op zevenjarige leeftijd een keer met modder op een nieuwe broek thuiskomt en hij zijn broekriem los heeft hangen, zoals zijn vader dat ook vaak had, reageert Rosina hysterisch. Ze schreeuwt Tony toe dat hij precies op zijn vader lijkt met dezelfde duivelse uitdrukking in zijn ogen. Vanaf dat moment kan de jongen geen goed meer doen. Rosina bevestigt hem voortdurend het beeld dat ze van hem heeft. Hij is een slechte jongen, die niet deugt, met dezelfde gemene trekjes als zijn vader. Al snel ontstaan er ook op school problemen. De leerkrachten klagen over Tony’s sloomheid, zijn gebrekkige aandacht en zijn slechte gedrag. Ze zijn meer geïnteresseerd in wat hij fout doet dan in wat hij goed doet. De gevoelige Tony voelt zich eenzaam en is diep gegriefd. Hij leert te overleven en te doen alsof het er allemaal niet toe doet. Zoals elk kind heeft ook Tony behoefte aan iemand die hem vertrouwt, hem vertelt wat hij moet doen en hem achter de broek aan zit als dat nodig is. Hij wil in een groot, gezellig gezin leven en het gevoel hebben erbij te horen. Hij wil zich identificeren met iemand, die hem de ‘goede’ dingen voordoet. Het enige dat hij echter te horen krijgt, is dat hij ‘slecht’ is. De aandacht die hij krijgt, is de straf die volgt op negatief gedrag. Tony vindt het niet erg als hij gecorrigeerd wordt wanneer hij iets verkeerd doet, als er maar uitgelegd wordt waarom. Maar hij wordt genegeerd alsof hij niet bestaat. Hij wordt naar zijn kamer gestuurd als de rest van het gezin naar de bioscoop gaat en zwerft op straat als er ’s avonds gezellig aan de keukentafel met een snack nog wat nagepraat wordt. Tony bezoekt de Primary School 78 op 119th Street en Pleasant Avenue. Een paar dagen voordat de diploma’s officieel uitgereikt gaan worden – Graduation Day – zegt zijn lerares, miss Wright, dat alle jongens dezelfde kleren aan moeten trekken: een blauw pak, rode das en een wit shirt. In zijn hart wil Tony zijn zoals de rest. Maar hoe hij het ook vraagt, zijn moeder koopt geen nieuwe kleren voor hem. Dus is hij niet goed gekleed op Graduation Day. Tweehonderd kinderen krijgen die dag hun diploma in de grote zaal van de school uitgereikt. Maar als alle kinderen voor het oog en oor van de ouders ‘America, America, God shed his grace on thee’ zingen, zit Tony in zijn eentje in het kamertje van de conciërge. Hij mag er niet bij zijn, omdat hij de verkeerde kleren aan heeft. En tot overmaat van ramp is zelfs zijn moeder niet op komen dagen. Tony krijgt na afloop van de plechtigheid het diploma mee. Maar in zijn ogen stelt het niets meer voor. Hij haat zijn moeder, miss Wright, de school, het zingen, de kinderen, het diploma, de conciërge, de hele wereld. Hij loopt de school uit, pakt een handvol stenen en gooit een steen naar een passerende auto. Die avond breekt hij in. Hij gooit een aquarium kapot dat in een klas staat, smeert gele verf op de schoolborden, scheurt boeken en rapporten kapot, vernielt de piano en schrijft overal
3/6
Biografische aantekeningen over Helen Parkhurst -2-
René Berends, December 2007
zijn naam op de muren: Tony Finazzo! Het had een grote dag in zijn leven moeten worden, maar het draaide erop uit dat het een verschrikkelijke dag werd. Als compensatie voor het onbegrip en het voortdurend afwijzen, bouwt Tony zijn eigen onaangepaste wereld. Door zijn moeder en de school raakt hij ervan overtuigd dat hij ‘slecht’ is. Wat anders kan hij nog doen dan ook ‘slecht’ te zijn. Het is een selffulfilling prophecy. Voor de vernielingen op school wordt hij door het Juvenile Court voor drie weken naar het Youth House gestuurd. Kinderen die daar geweest zijn, hebben een gele kaart gekregen, die ze voortaan op school in elke klas aan elke leraar moeten tonen. Die kaar ruïneert hem nog verder. Op de Benjamin Franklin School waar de dertienjarige Tony naar toe gaat, heeft hij vanaf het begin een slechte naam. En ook al voelt Tony genegenheid voor de directeur van deze school, Mr. Angelo, toch wordt hij telkens verdacht als er op school iets vermist wordt. Ook wordt hij steeds als aanstichter gezien als er ruzie is. Wat kan hij anders dan zich er dan ook maar naar te gedragen? ‘If they gave me the name why not play the game.’ Nadat hij op de Benjamin Franklin School iets gestolen heeft, wordt hij naar P.S. 37 gestuurd op 87th Street. Deze school wordt de ‘Crime School’ genoemd. Later schampert Tony over het plan om de naam van deze school te wijzigen in ‘School of Opportunity’. Na vijf keer naar het Youth House gestuurd te zijn, wordt Tony voor drie weken naar het Bellevue Psychiatric Clinic gestuurd ter observatie en om getest te worden. Eerst was hij een stoute jongen, daarna een criminele jongere, nu denkt Tony dat hij voor ‘gek’ versleten wordt. Uiteindelijk blijkt er niets mis te zijn met zijn intelligentie en wordt hij naar een school voor beroepsonderwijs gestuurd, de ‘School of Machines and Metals’ Maar het wordt er daar allemaal niet beter op. Hij verzeilt een aantal keer in een New York City politiecel, krijgt een witte kaart en een nummer op zijn borstkast getatoeëerd. Uiteindelijk is hij zo onaangepast, dat hij verloren is voor het onderwijs. Hij wil niet meer naar school, alleen nog maar gaan werken. Tony trekt op met een groep Italiaanse vrienden uit de buurt. Ze vormen een gang, de Red Wings. En daar leert hij de wetten van de jungle kennen. Ze maken ruzie om meisjes, gaan er op uit om in te breken en knokken met een groep Puerto Ricanen. Tony heeft veel contact met de politie. Als er in de wijk wat gebeurt, komen ze bij hem langs en zelfs als hij onschuldig is, krijgt hij toch meestal de schuld. Tony komt op straat met ex-veroordeelden en dealers in aanraking. Van hun leert hij om ‘makkelijk geld’ te maken. Tony wordt van ganglid tot gangster. De stap is gemakkelijk gezet. Hij bezoekt achterzaaltjes van winkels in de buurt en leert daar de wereld van illegaal gokken, kaarten, dobbelen en alcohol en drugs kennen. Het gaat hem in het leven niet meer zo zeer om goed of kwaad, maar om geluk of pech. Het Juvenile Court stuurt hem voor een jaar naar de Warwick State Training School for Boys, een school voor delinquente jongeren van twaalf tot zestien jaar. Nu hij wat ouder is, gaat hij meer zorg besteden aan zijn uiterlijk. Kleren worden belangrijk. Hij draagt sieraden en kijkt naar auto’s. Tony heeft altijd geld op zak. Hij gaat uit stelen. Het parfum en speelgoed, dat hij jat, verkoopt hij weer. De wereld waarin hij verzeild geraakt is, is hard. Hij wordt herhaaldelijk in elkaar geslagen en zelfs met een mes gestoken. Ook krijgt hij een kogel in zijn been. Tony wordt opgepakt voor joyriding, het stelen van auto’s en voor bedreigingen. Af en toe heeft hij een baantje: auto’s wassen, liftboy. Zijn stiefvader wil hem als metselaar een baan bezorgen. Maar het salaris is hem te laag. Hij weet een veel makkelijker manier om snel geld te maken. In een van de achterzaaltjes in de buurt
4/6
Biografische aantekeningen over Helen Parkhurst -2-
René Berends, December 2007
ontmoet Tony een ex-gedetineerde, Vito. Die laat hem drugs bezorgen en geld incasseren. Eindelijk heeft Tony het gevoel dat hij een man van de wereld is. Er wordt naar hem opgekeken, in plaats van op hem neergekeken. Hij heeft geld voor kleding, schoenen. Hij kan uitgaan. Het enfant terrible is een Don Juan geworden, een mooie, onafhankelijke jongen. De meiden in de buurt zijn gek op hem. Tony leert hoe hij met de politie in de buurt om moet gaan. Die kijken de andere kant op, als ze kunnen delen in de winst. Een paar dagen voor kerstmis 1951 gaat het echter mis. Hij is dan zeventien en wordt gearresteerd voor het dealen in narcotica. Tony wordt veroordeeld tot vijf jaar, waarvan twee jaar voorwaardelijk (parole). Hij zit zijn straf uit in de gevangenis in de stad Elmira. De drie maanden die nog resteren voor hij achttien wordt, verblijft hij in het Reception Center. Daarna wordt hij overgebracht naar het verbeteringsgesticht van de gevangenis. Hij leert er het vak van metselaar. Maar het werk is er zinloos en irrationeel gemaakt. De gemetselde muren moeten, als ze ermee klaar zijn, weer afgebroken worden, waarna ze weer opnieuw gemetseld moeten worden. Voor Tony is dat het toppunt van ellende. Je karakter wordt vernietigd, je identiteit gaat verloren. Eens in de maand heeft hij recht op bezoek, maar zijn moeder bezoekt hem maar twee keer in de drie jaar dat hij vastzit. Tony leert zich staande te houden in de gevangenis tussen de 1400 andere gedetineerden. Hij handelt er in van alles. Sigaretten zijn het ruilmiddel. Dat gaat niet zonder slag of stoot. Hij wordt een aantal keer gestraft met eenzame opsluiting. De eerste keer krijgt hij tien dagen, de tweede keer dertig dagen en de derde keer zestig dagen. Niets ziet of hoort hij dan. Met iemand praten of roken kan er niet. Er is geen licht en overdag geen bed om op te liggen of stoel om op te zitten. In de gevangenis wordt alleen gestraft. Dat bevestigt eerder het oude gedrag, dan dat het Tony helpt het rechte pad te vinden. Hij bouwt er zijn haat tegen het systeem verder op. Er worden hem geen alternatieven aangereikt voor zijn oude criminele gedrag. Niets zorgt ervoor dat hij zijn straf accepteert als juist. Men heeft weinig hoop voor als hij vrijkomt. Toch wil Tony, eenmaal weer op vrije voeten, weg van die oude invloeden. Hij ziet in dat ze hem de nieuwe start, die hij voor zichzelf gepland heeft, moeilijk zullen maken. Zijn oude maten, bij wie hij nog schulden heeft, willen hem terug in het circuit. Hij was een bron van inkomsten voor hen. Op een avond ontmoet hij Maggie, een zeventienjarig Iers meisje uit een gezin met twaalf kinderen. Zij is het keerpunt in zijn leven. Tony wil voor dit meisje zorgen, goed zijn. De relatie sterkt hem in zijn streven het rechte pad te kiezen. Hij wil voldoen aan de verwachtingen die Maggie van hem heeft. Maggie wordt zwanger en ze besluiten te trouwen, al hebben ze geen geld om in een kerk te trouwen. Een bevriende priester helpt hen. Tony moet eerst Maggie aan de reclasseringsambtenaar voorstellen. Ze krijgt de hele geschiedenis te horen. Maar dat weerhoudt haar echter niet. Maggies familie is in eerste instantie wel tegen het huwelijk, maar Tony’s aanhoudende en aandoenlijke zorg voor Maggie doet het tij keren. Het stel huurt een kleine koudwaterflat op de derde etage van een flat aan 2nd Avenue, waar ze $ 17,50 per maand huur betalen. Tony haalt de vuilnis op en verzorgt het licht in de hal van de flat, waardoor ze niet voor de elektriciteit hoeven te betalen. Het is moeilijk werk te vinden. Zijn reputatie doet hem geen goed. De baby wordt geboren. Het is een jongetje van negen pond. Tony hoopte op een meisje maar belooft plechtig dat het jongetje, Joey, niet zoals hij zal worden. Tony wil een echte vader voor hem zijn.
5/6
Biografische aantekeningen over Helen Parkhurst -2-
René Berends, December 2007
Dan krijgt hij last van zijn oude maten. Die willen dat hij terugkomt in de scène. Ze bieden hem werk en geld aan. Tony probeert van zijn karige salaris van $ 4,85 per uur zijn schulden af te lossen, maar het is nooit genoeg. Bovendien zijn zijn oude maten bang dat hij zijn mond voorbij zal praten. Hij weet te veel, kent het wereldje te goed. Tony wordt geïntimideerd en in elkaar geslagen, zijn huis wordt leeggehaald. Ze geven hem niet de kans om er uit te stappen en het criminele wereldje op te geven. Tony en Maggie slaan zich er manmoedig door. Er wordt nog een dochtertje geboren. In de winter is er geen werk voor metselaars. Maar Tony vindt werk in Connecticut. Ze huren er een eenvoudig huisje in River View aan de oevers van de Housatonic Rivier, drie kilometer ten noorden van New Milford, bij Candlewood Lake. Tony knapt het huisje op. Hij vindt er zijn rust en wordt er niet meer lastig gevallen. Het werk en de mensen bevallen hem en Tony wordt gewaardeerd om zijn vakmanschap en zijn vriendelijkheid. Maar Maggie voelt er zich ongelukkig. Ze heeft heimwee. Uiteindelijk verlaat ze hem met de kinderen om terug te keren naar Harlem. Tony kan niet zonder haar en zijn kinderen en gaat ook weer terug om met zijn gezin in Harlem te wonen. Het duurt niet lang of zijn oude maten zien hem weer rondlopen. Die denken dat hij hen ontvlucht is en slaan hem in elkaar. Tony vindt weer werk als metselaar. De voorman, Scalfani, is gek op hem, maar hij kan hem niet helpen als het werk stilgelegd wordt voor een staking. Tony vindt opnieuw werk op een groot project buiten het centrum. Het levert hem nieuwe problemen op. Een vijftienjarig meisje dat veel in de omgeving van de bouwput rondhangt, wordt omgekocht om Tony valselijk te beschuldigen van geweldpleging. Tony wordt op Maggies verjaardag opgepakt, maar komt op borgtocht vrij. Later wordt op de rechtzaak duidelijk dat Tony onschuldig is. Hij wordt vrijgesproken. Het geld voor de borgtocht blijkt zijn moeder echter voor een deel geleend te hebben van zijn oude criminele maten. Hij staat opnieuw bij ze in de schuld. Dan leest Tony in de krant dat hem bekende criminelen opgepakt zijn. Tony beseft dat hij reddeloos verloren is, omdat de verdenking van verraad op hem zal berusten. Hij vlucht, maar ze krijgen hem toch te pakken. Hij wordt twee keer in zijn hoofd geschoten en overlijdt. Zijn lichaam wordt op Monaghan’s Dumps, de gemeentelijke vuilnisbelt bij Bruckner Boulevard gedumpt. Drie weken later wordt ontdekt dat niet Tony de informant was, maar een ander. Ook die wordt vermoord. Literatuur: Parkhurst, H. (1963). Undertow The Story of a Boy Called Tony. New York: Farrer, Strauss & Company.
René Berends, 18 maart 2007
6/6