Provincie Flevoland De heer A.B. Hamer Postbus 55 8200 AB LELYSTAD
Datum Onderwerp Behandeld door Ons kenmerk Uw kenmerk
3-12-2012 Aanvullende gegevens Schansveld Rob Thijssen Sbo20l2-2842-rth 1416031
Bijiagen
Geachte heer Hamer, In a n t w o o r d op u w schrijven van 1 november j l . doe ik u hierbij toekomen: >-
de Quickscan specifiek op de Flora en faunawet;
>
het archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld.
Tevens w i l ik u verzoeken o m toch de verkorte procedure te volgen voor de ontgrondingvergunning natuurontwikkeling Schansveld. De reden hiervoor is dat w i j menen dat de invloed op de omgeving m i n i m a a l is. De verwachting is zelfs dat door deze herinrichting de biodiversiteit en de natuurwaarden van het object zullen toenemen. Daar komt bij dat het project gedragen wordt door de direct o m w o n e n d e n , mede gezien deze groep vanaf het begin betrokken is geweest bij het gehele planvormingtraject. Als u nog vragen heeft, of als u nadere toelichting w i l t , dan kunt u contact opnemen met dhr. R. Thijssen, beheerder, via r.thiissen(3staatsbosbeheer.nl of 06 - 50213108.
Met vriendelijke groet. De directeur Staatsbosbeheer, namens deze,
i r ^ Winterman Regiodirecteur Oost
Regio Oost | Binnensingel 3 | 7411 PL Deventer | Postbus 6 | 7400 AA Deventer | T 0570-747100 | F 0570-747111
Huidige n a t u u r w a a r d e n S c h a n s v e l d Noord in de b o s w a c h t e r i j het K u i n d e r b o s Een Quick Scan in november 2012 door Egbert van Wijhe en Frank de Roder. Landschap ^, .... , , , Het Schansveld Noord bestaat momenteel uit een strook grasland (natuurlijk beheerd qraslandcomplex die van de Schansweg tot aan de Hopweg loopt. De ontgrondingen iri het kader van het natuurontwikkelingsplan beperken zich hier tot de aanleg van de Schanskreek. Hiervoor zal de aanvoersloot tussen de kavels L60 en L61 worden gedempt. Bij de Schansbeek zal in de beek een zandvang worden gerealiseerd. Aan randen van het gebied worden de overgangen naar het bestaande bos verder ontwikkeld tot gevarieerde bosrandzones met open bos, struweelmantels, verspreidliggend struweel, ruige zomen en structuurrijk grasland. In het gebied hebben op vijf locaties venachtige lagen dan w e l vennen gelegen. Deze worden alle weer uitgegraven. Op de overgang van de vennen w o r d t reliëf aangelegd. Ook elders w o r d t het vlakke gebied doorbroken door aanleg van laagten en ontwikkelen van drogere koppen, die tot een 0,5 m boven het huidige maaiveld uitkomen en bestaan uit pleistoceen zand. Hier zal zich natte en droge heide ontwikkelen, terwijl op de iets humeuze zandgrond schraal Witbolgrasland zal verschijnen. Langs beken en vennen zal ook Zilverschoongrasland ontstaan. Het gebied biedt mogelijkheden voor provinciale doelsoorten: Ringslang, dagvlinders en libellen. Het gebied zal worden begraasd. Enkele vennen en directe omgeving zullen buiten de begrazing worden gelaten o m zwak gebufferde omstandigheden optimaal te kunnen ontwikkelen met soorten die gevoelig zijn voor begrazing (bijvoorbeeld orchideeën). Bodem ,. Het behoort bodemkundig zowel tot het veenafbraakgebied in fijn zand gelegen op een vochtige ondergrond. Bij de vroegere havenmond van Kuinre komt grover zand voor. Het qrootste deel betreft een podzolbodem, waar een laagje Zuiderzeezand gelegen is op een podzolbodem. De fijn zandige bovengrond heeft steeds een boven de 7, wat samenhangt met bicarbonaat buffering vanwege de vele schelpen (kalk). Het verspoelde Kuinrezand is eveneens schelphoudend, maar verzuurd sneller, en heeft nu een lagere pH. Reliëf , , In het gebied is sprake van enig macroreliëf, namelijk zo'n 60 cm - NAP vanaf de havenmonding tot 3m - NAR Het grootste hoogteverschil van ca een meter komt in de havenmonding voor. Door de inklink van de veenondergrond is enig extra relief ontstaan. Antropogeen reliëf betreft de diepgelegen kavelsloten rondom het Schansveld. Microrelief komt in het Schansveld door mollen. W i l d e flora , r j ^• In 1973 werd begonnen met het beweiden van twee percelen langs de Schansweg. Sindsdien vindt hier geen bemesting meer plaats en wordt er niet gesleept. Wel zijn enkele malen concentraties met Akkerdistel gemaaid. Beide percelen ontwikkelden zich snel tot bloemrijke graslanden. . ,, . ^1 In 1979 werden in totaal 92 soorten waargenomen; in 1990 waren het er 76. Het grotere aantal in 1979 heeft te maken met het perceeltje tegenover de Oude haven. Hier werden in ca. 1977 de sparren geveld. Er ontstond een vegetatie met veel storingsplanten maar bijvoorbeeld ook Rechte ganzerik. Na 10 jaar is de storingsvegetatie overgegaan in grasland en een ruigte van Wilgeroosje en Braam. Een langs een greppel heeft zich Eenstijlige meidoorn en Sleedoorn gevestigd, die uitgegroeid zijn tot 3-4 m hoog. Ook in de directe nabijheid van deze greppel is de Meidoorn in staat gebleken zich te vestigen. Op het gedeelte dat in 1977 werd geveld kiemden o.a. Boswilg, Scherpe brerk en Es. Deze bomen worden als gevolg van een sterke begrazing niet hoger dan 80 cm. . , , De vegetatie van beide percelen ondervindt sterke invloed van de begrazing. De pony s (en recent runderen) hebben hun vaste routes en terreingedeelten die kort worden gehouden. De
vegetatie betreft een Kamgrasweide met o.a. Brunei, Smalle weegbree. Gestreepte witbol en Madeliefje met ook soorten die kenmerkend zijn voor Zilverschoon-graslanden. Per proefvlak Van 3 x 3 m , komen 15 - 18 soorten hogere planten voor. Waar extensief wordt gegraasd is de vegetatie zomers hoger. Zilverschoon vormde hier grote planten. Pastinaak heeft hier zich Gevestigd en ook Koniginnekruid, terwijl Glad walstro in haarden voorkomt. In 15 jaar heeft zich op microschaal een reliëfrijk gebied ontwikkeld vanwege de vele molshopen die onaangeroerd zijn blijven liggen. Vanwege overlast van de Pastinaak op paarden heeft de begrazing de afgelopen jaren in het noordelijk deel een beweiding met runderen plaatsgevonden. De runderen vreten wel Pastinaak, dat nu grotendeels is verdwenen. Wat de paddenstoelflora betreft is het gebied bekend om haar eerste vindplaats in Nederland van de Lilarose satijzwam, die hier in 1991 gevonden werd. Nadien is de soort nog in twee jaar gevonden. De groeiplaats is enige jaren gelden vergraven bij de herinrichting van de aanvoersloot langs de Hopweg. Aangetroffen planten in het gebied in november 2012. Soort Pinksterbloem Scherpe Boterbloem Madeliefje Witte Klaver Witbol Akkerdistel Smalle Weegbree Veldzuring Puntmos Meidoorn Gewone Leeuwentand Speerdistel
Soort Kruipende Boterbloem Paardenbloem Brunei Rode Klaver Veld kers Gras spec. Brandnetel Haakmos Mossen spec. Vogelmuur Brede Weegbree
Fauna Breemer 1980 vermeldt het broeden van de Graspieper. Bijlsma 1990 het broeden van Fazant ( l p ) , Kievit (2p) en Putter ( l p ) . Het gebied had amper betekenis voor broedvogels. In 2008 werd het broeden vastgesteld van een paartje Grauwe klauwier in een doornstruweel. Het gebied is van belang als foerageergebied voor Buizerd, Torenvalk en uilen. Het gebied is leefgebied voor graslandvlinders. Grote aantallen van het Bruin zandoogje vliegen vanaf de tweede helft van j u n i . Ook het Groot dikkopje is algemeen, terwijl recent het Koevinkje is verschenen. In het voorjaar kan het Oranjetipje worden waargenomen. De aanvoersloot aan de noordzijde is van belang als leefgebied voor de Ringslang en Waterspitsmuis. I n r i c h t i n g s m a a t r e g e l e n De begrazing van het Schansveld met runderen en paarden heeft een gunstig effect op de diversiteit in het gebied. Een optimale situatie is echter nog niet bereikt. Doormiddel van inrirchtingsmaatregelen in de v o r m van de Schansbeek, kan dit w e l gerealiseerd w o r d e n . De huidige secundaire aanvoersloot die de grens vormt tussen kavel L61 en Schansveld-noord wordt gedempt vanaf ca. 100 meter gerekend vanaf de Hopweg. Zuidelijk hiervan w o r d t de aanvoerslot gedempte en nieuwe meanderende beek gegraven met naar het zuiden gerichte steilrand. Deze kan meet stenen worden verstevigd o m het aantrekkelijker te maken voor de ringslang. Voorbij het woonerf gaat de beek het "vrije veld" in en mag hier sterker meanderen. Ook hier w o r d t een steilrand gerealiseerd met zand en mogelijk stenen. Wat profiel betreft w o r d t uitgegaan van dwarsprofielen met een laag waterpeil van 2-3 d m . Op een locatie kunnen nog glooiender taluds worden gemaakt, zodat er een doorwaadplek voor grote grazers beschikbaar is. Bij de Schansweg w o r d t in de beek een zandvang gemaakt, om zand, dat bij erosie vrijkomt, o m op te vangen. Hier komt een drempel in de Schansbeek o m zand tegen te houden. Het vrijgekomen zand kan deels worden gebruikt o m in de buitenbocht de oever te versterken (zandige oever, steilrand). Omdat hoge winterpeilen niet zullen voorkomen is de inschatting dat de zandverplaatsing beperkt is.
De verwachting is dat door deze herinrichting de biodiversiteit en de natuurwaarden van het object zullen toenemen. Dit kan nog versterkt worden door de aanplant van mei- en sleedoorn struweel, zowel in het open gebied als nabij de poelen. Vooral nabij de poelen zal dit, ondanks de begrazingsdruk, mogelijkheden voor de groei van riet en lisdodde betekenen. Literatuur Bremer P, 2008. Natuurontwikkelingsvisie Schansveld. Zwolle. Kerkhoven A.A., Eimermann E. & W.H.J. Toonen 2009, Schansveld, gemeente Noordoostpolder, Een bureauonderzoek. Amersfoort. Kuinderbos Frank de Roder & Egbert van Wijhe
IGIA
Cultuurhistorie
Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder Ruimtelijk advies op basis van een verkennend inventariserend veldonderzoek
Rapportnummer:
VI003
Projectnummer:
V12-2397
ISSN:
1573 - 9406
Status en versie:
Concept 1.0
In opdracht van:
Staatsbosbeheer
Rapportage:
E. Louwe, H.J. Pierik
Plaats en datum:
Amersfoort, 11 oktober 2012
Niets uit dit werk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze dan ook, daaronder mede begrepen gehele of gedeeltelijke bewerking van het werk, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Vestigia BV Vestigia BV Spoorstraat 5 3811 MN Amersfoort telefoon 033 277 92 00 fax 033 277 9 2 01 info(S)ve5tiKia.nl
V12-2397: Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
Projectgegevens
Initiatief
Natuurontwikkeling (ontgrondingvergunning)
Toponiem / locatie
Schansveld Zuid
Plaats
Luttelgeest
Gemeente
Noordoostpolder
Provincie
Flevoland
Opdrachtgever
Staatsbosbeheer Binnensingel 3 7411 PL Deventer
Contactpersoon opdrachtgever
Dhr. R. Thijssen; (0570) 747 100
Lengte tracé
945 m
Diepte grondwerkzaamheden
Onbekend
Huidig grondgebruik
Grasland / bos
Onderzoeksmelding
32447
Soort onderzoek
Verkennend booronderzoek
RD-hoekcoördinaten van het plangebied
X=183771/Y=532544;
X=183444/Y=532041;
X=184342/Y=532108;
X=183934/Y=531702
Kaartblad (1:25.0 0 0)
16C
Uitvoerder en documentatie
Vestigia BV Archeologie
Projectleider/Senior archeoloog
Dr. R.M. van Heeringen
Projectmedewerkers
H.J. Pierik MSc (fysisch geograaf)
Uitvoering booronderzoek
30 augustus 2012
&
Cultuurhistorie
Drs. E. Louwe (archeoloog) Bevoegd gezag
Provincie Flevoland Visarenddreef 1 8232 PH LELYSTAD
Deskundige nsmens BG
M w . Drs. A. Rousseau; (0320) 265 541
Gecontroleerd door
Dr. R.M. van Heeringen d.d. 11 oktober 2012
Geaccordeerd door
Provinc ie FlcvolancJ d.cJ
VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
V12-2397: Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
Inhoudsopgave Samenvattingen advies
5
Onderbouwing advies
7
1
2 3
Projectomgeving
7
1.1
Plangebied
7
1.2
Onderzoeksdoel en -methode
7
1.3
Dankwoord
7
Verwachtingsmodel Verkennend booronderzoek
9 11
3.1
Vraagstelling
11
3.2
Onderzoeksmethode
11
3.3
Resultaten veldonderzoek
11
3.4
Conclusies veldonderzoek
13
Literatuur
15
Digitale bronnen
15
Kaarten en bijlagen
17
VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
V12-2397 Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
Afbeelding 1 foto van het zuidoosten van het plangebied.
VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
V12-2397: Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
Samenvatting en advies In opdracht van Staatsbosbeheer heeft Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie eert inventariserend archeologisch veldonderzoek door middel van een verkennend booronderzoek verricht voor een plangebied te Luttelgeest, gemeente Noord-Oostpolder {kaart t). Het terrein bestaat momenteel uit grasland, heide, bos en een enkele waterpartij. In het kader van de plannen zal een beek over een lengte van circa 945 m worden aangelegd, met daarnaast verspreid enkele poelen. De geplande verstoringingsdiepte als gevolg van de grondwerkzaamheden is circa 1,1 tot 1,5 m onder maaiveld. In het kader van het project is in een eerder stadium door Vestigia reeds een bureauonderzoek (BO) uitgevoerd voor het plangebied, op basis waarvan een specifiek archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied is opgesteld. In het kader van huidig project is alleen een verkennend booronderzoek uitgevoerd, dat tot doel had de specifieke archeologische verwachting van het bureauonderzoek te toetsen. Hiermee is bepaald of zich binnen het onderzoeksgebied behoudenswaardige archeologische resten (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen. Gezien het reliëf in de top van het dekzand en de aanwezigheid van nog (deels) intacte bodems in de top van het dekzand, had de zone waarbinnen het plangebied zich bevindt een hoge archeologische verwachting. Op basis van het in het kader van het huidige project verrichte veldonderzoek is vastgesteld dat zich binnen een deel van het plangebied inderdaad een intact pleistoceen dekzand oppervlak bevindt. Het intacte pleistocene oppervlak heeft hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen daterend uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Vroeg-Neolithicum. De onderhavige onderzoeksresultaten geven volgens Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie aar\[e\dir\g tot het laten uitvoeren van vervolgonderzoek in het kader van de archeologische monumentenzorg. Gezien de relatief geringe vondstdichtheid van vindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum en Mesolithicum, en de aard van de werkzaamheden, lijkt vervolg in de vorm van een archeologische begeleiding (protocol proefsleuven) de aangewezen methode. In de optiek van Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie heeft het de voorkeur de aanleg van het noordwesten van de beek en enkele van de aan te leggen poelen (verspreid over het plangebied) archeologisch te begeleiden. In verband met de kostenplanning is het aan te raden (indien mogelijk) de te begeleiden werkzaamheden aan het begin van de civiele uitvoering te plannen en aan één stuk uit te voeren. Indien de eerste resultaten hiertoe aanleiding geven kan in overleg met het bevoegd gezag alsnog worden bepaald het te begeleiden gebied uit te breiden. Gezien de prettige ervaring tijdens het booronderzoek, kan worden overwogen de begeleiding te verrichten in combinatie met één o f enkele AWN-leden die ervaring hebben met het doen van archeologische opgravingen. Geadviseerd wordt het vervolgtraject als volgt in te richten: het laten opstellen van een Programma van Eisen (PvE) en raming voor een Archeologische Begeleiding (protocol proefsleuven), dat eventueel kan worden uitgebreid tot een definitief onderzoek van de, door de natuurontwikkeling, te verstoren delen van het terrein; goedkeuring van dit PvE door de verantwoordelijke instanties, in dezen de Provincie Flevoland (provinciaal archeoloog mw. drs. A. Rousseau);
VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
V12-2397: Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
Onderbouwing advies 1 1.1
Projectomgeving Plangebied
In opdracht van Staatsbosbeheer heeft Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie eer\ en inventariserend archeologisch veldonderzoek door middel van een verkennend booronderzoek verricht voor een plangebied in de gemeente Noord-Oostpolder {kaart t). De opdrachtgever is ter plaatse van het plangebied, dat ligt ten noorden van de Schansweg in Luttelgeest, betrokken bij het natuurontwikkelingsproject: Schansveld-Noord. Het terrein bestaat momenteel uit grasland, heide, bos en een enkele waterpartij. In het kader van de plannen zal over een lengte van circa 945 m een beek worden aangelegd, met daarnaast verspreid enkele waterpoelen. De nieuwe waterpartijen en bestaande sloten zullen worden voorzien van natuurvriendelijke oevers. De geplande verstoringingsdiepte als gevolg van de grondwerkzaamheden is circa 1,1 tot 1,5 m onder maaiveld. In het kader van de vergunningsprocedure is in een eerder stadium door Vestigia reeds een archeologisch bureauonderzoek (BO) uitgevoerd voor twee deelgebieden, waaronder het huidige plangebied.' Voorafgaand aan de ontwikkelingen dient in kaart gebracht te worden of zich binnen het onderzoeksgebied behoudenswaardige archeologische resten (zouden kunnen) bevinden, die tegen de achtergrond van de bodemingrepen gevaar lopen.
1.2
Onderzoeksdoel en -methode^
In het kader van het project is in een eerder stadium door Vestigia reeds een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied, op basis waarvan voor het plangebied een specifiek archeologisch verwachtingsmodel is opgesteld. In het kader van onderhavig ondezoek is in aanvulling op het bureauonderzoek is een verkennend archeologisch booronderzoek verricht waarbij in de eerste plaats de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken zijn getoetst. Daarnaast is vastgesteld in hoeverre de oorspronkelijke bodemopbouw intact is met het oog op de aanwezigheid en de conservering van archeologische vindplaatsen.
1.3
Dankwoord
In navolging van de wens van Staatbosbeheer is het onderzoek uitgevoerd in samenwerking met vrijwilligers van A W N (Archeologische Werkgroep Nederland). Onze dank gaat daarom uit naar de volgende personen van de ' A W N afd. 21 Flevoland' voor de prettige en enthousiaste samenwerking in het veld: mw. E. van Galen-Last, dhr. J. Boes, dhr. K. Groothoff en dhr. P. Schafer. In het bijzonder willen w i j nog dhr. J. Boes, de voorzitter van AWN-Flevoland, extra bedanken voor zijn flexibele opstelling bij de afgelasting van de eerste veldwerkdag en het coördineren van de personele inzet voor het veldwerk.
' Kerkhoven et al. 2009. ^ Het onderzoek is uitgevoerd volgens de richtlijnen van de KNA versie 3.2 (zie bijlage 2). VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
V12-2397: Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
2
Verwachtingsmodel
Voor de duidelijkheid is hieronder een zeer beknopte samenvatting van de archeologische verwachting van het plangebied bijgevoegd. Plangebied Schansveld-Noord ligt in een Provinciaal Archeologisch & Aardkundig Kerngebied (PArK), waarvoor door Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie recentelijk een inventarisatie gemaakt is van alle aanwezige archeologische kennis.^ Op basis van de geomorfologie bevindt het plangebied zich in een gradiëntzone, vooral in relatie tot de natuurlijke laagte die het gebied doorsnijdt en de hoger gelegen delen die in het gebied aanwezig zijn. Volgens de RIJP-boorbeschrijvingen bevinden zich ook op de hoger gelegen delen intacte bodems. Gezien het reliëf in de top van het dekzand en de mogelijk aanwezigheid van nog (deels) intacte bodems in de top van het dekzand, heeft het gebied een hoge archeologische verwachting. Het bureauonderzoek is in 2009 door Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie uitgevoerd en de resultaten hiervan zijn opgenomen in Vestigia-rapport V602. Op basis van dit bureauonderzoek werd geadviseerd om het verwachtingsmodel te toetsen door middel van een verkennend inventariserend veldonderzoek. Naar verwachting is in de dekzanddepressie, die in het westelijk deel van Schansveld-Noord ligt, een intact veenprofiel aanwezig; de start van de veen ligt naar alle waarschijnlijkheid in de prehistorie. Aan de hand van dit veen kan de prehistorische vegetatie worden gereconstrueerd, alsmede de ontwikkeling van deze vegetatie door de tijd heen.
' Malda ef al. 2011. •* Kerkhoven er ai 2009. VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
V12-2397: Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
3
Verkennend booronderzoek
3.1
Vraagstelling
Aan de hand van het verkennend booronderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen beantwoord: wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied? in hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen? geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg?
3.2
Onderzoeksmethode
De verkennende boringen zijn gezet langs de geplande beekaanleg, in één raai met een tussenruimte van circa 50 m (19 boringen). Daarnaast zijn zes boringen gezet op de locaties waar wordt afgegraven in het kader van de aanleg van de poelen en natuurvriendelijke oevers. Tijdens het onderzoek is geboord met een edelmanboor (diameter 7 cm); wanneer onder het grondwaterniveau veen aangetroffen werd, zijn de boringen voortgezet met een guts (diameter 3 cm). De boringen gingen niet dieper dan 1,20 m onder het huidig maaiveld. De opgehoorde grond is handmatig (macroropisch) onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals houtskool, aardewerkfragmenten, vuursteen, (verbrand) bot en het voorkomen van fosfaatvlekken. NAP-hoogtes zijn via het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) verkregen. De boorpunten zijn met Global Positioning System (GPS) ingemeten en op een boorpuntenkaart geplot. De boorstaten zijn beschreven conform de NEN 5104,*de horizontbeschrijving volgens De Bakker / Schelling.' Het onderzoek is uitgevoerd conform de in de beroepsgroep geldende richtlijnen vastgelegd in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2).'
3.3
Resultaten veldonderzoek
In alle boringen is onderin fijn zand aangetroffen, geleidelijk
dat bovenin donkerbruin
is en naar onderen toe
geler wordt. Het zand is fijn tot matig grof, matig gesorteerd en voelt zacht. In boringen 1, 2, 3,
4, 6, 8,10,12,15 en 18 was de bovenkant van het zand sterk donkerbruin overige boringen was deze bruinkleuring
minder sterk ontwikkeld
gekleurd {afbeelding2),
in de
{kaart J).
In boringen 1, 5, 6 en 7 is op het dekzand een zwart veraarde veenlaag aangetroffen, die in dikte varieert van 10 tot 65 cm. In boring 9 is daarnaast een dun bandje zeer veraard veen gevonden (beschreven als sterk humeuze klei in bi/lage Jj; in de overige boringen ontbrak het veen. De veenvorming op het dekzand begon in het Atlanticum.' Vanaf de 17*" eeuw is dit veen in het gehele plangebied grotendeels opgeruimd door mariene erosie. Mogelijk lagen ter plaatse van het plangebied kleine depressies in het pleistocene oppervlak waardoor de golfslag de onderkant van het veen niet kon bereiken.
^ www.ahn.nl. * Nederlands Normalisatie Instituut 1989. ' De Bakker/Schelling 1989. *Tol et al 2006. 9
Kerkhoven et al 2009; Wiggers 1955.
VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
V12-2397: Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
Afbeelding 2 Bruinkleuring van de bovenste 30 cm in het dekzand, de grijze afzettingen zijn de Zuiderzee/IJsselmeerafzettingen (bovenkant van de boring is rechtsonder).
Aan maaiveld is 20 a 30 cm siltig tot kleiig zand gevonden; het grijze zand bevatte vaak schelpenresten. In boringen 22 en 23 waren deze afzettingen 50 en 70 cm dik. Dit pakket was in alle boringen aan de onderkant zeer scherp begrensd {afbeelding 2). Deze afzettingen bestaan uit omgewerkt dekzand en aangevoerde klei. Ze zijn gevormd op de bodem van de Zuiderzee (later Ijsselmeer) vanaf de 17^ eeuw. De bruinkleuring in het dekzand is waarschijnlijk veroorzaakt door de uitloging van humus vanuit het bovenliggende veen, en niet zo zeer als gevolg van podzolering. Er is immers in geen enkele boring een aanwijzing gevonden voor uitloging (E-horzont ontbreekt). Bovendien was de bruinkleuring het sterkst ontwikkeld op de plekken waar nog veen aanwezig was. Als wordt aangenomen dat overal in het plangebied de inspoeling van humus op dezelfde manier heeft plaatsgevonden, kan de mate van bruinkleuring aan de bovenkant worden gezien als indicatie voor de mate van erosie van de bovenkant van het dekzand. Een donderbruine bovenkant betekent dat er relatief weinig zand is geërodeerd, een minder bruine kleur doet vermoeden dat er een dikker pakket zand verdwenen is. Dit zou betekenen dat in boringen 1, 5, 6, 7 en 9 de top van het dekzand volledig intact is, aangezien het zand hier nog door het veen wordt afgedekt. Vervolgens zou boringen 1, 2, 3, 4, 6, 8, 9,10,12,15 en 18 slechts een klein deel van het dekzand zijn verwenen, gezien de aanzienlijke
bruinkleuring
van de
bovenlaag. Als laatste zou dat betekenden dat in de overige boringen, waar geen bruinkleuring zichtbaar is (met name in de zuidwesthoek),
is een groter deel van het dekzand door golfslag
meer verdwenen
{kaart S).
VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
12
V12-2397: Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
3.4
Conclusies veldonderzoek
Wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied? In alle boringen liggen kleiige afzettingen van de Zuiderzee en het Ijsselmeer aan maaiveld. Binnen 30 cm onder maaiveld begint over het algemeen het dekzand dat bovenin licht tot donker bruin gekleurd is. Op enkele locaties, met name ter plaatse van de geplande poeltjes, is veen aangetroffen tussen het dekzand en de toplaag. Hier waren waarschijnlijk at depressies in het Pleistocene reliëf aanwezig, voordat de veengroei begon. In de meeste boringen is dit veen samen met de bovenkant van het dekzand door de Zuiderzee geërodeerd. In hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen? Het oorspronkelijke dekzandoppervlak vormt een archeologisch interessant horizont, omdat hierop sporen van bewoning kunnen voorkomen daterend van het Laat-Paleolithicum tot en met het VroegNeolithicum. Dit pleistocene oppervlak is nog grotendeels intact ter plaatse de onderzochte geplande poeltjes (boring 1-6) en in de noordwesthoek van het beektracé (boringen 7, 8, 9,10,12 en 18). In enkele van deze boringen (1, 5, 6, 7 en 9) is het pleistocene oppervlak zelfs volledig intact, aangezien hier nog restanten van het veen op het dekzand zijn aangetroffen. In alle overige boringen (11,13-17,19-25) is het veen geheel verdwenen, samen met een vermoedelijk aanzienlijk deel van de bovenkant van het dekzand. De meeste erosie, waardoor de bodem hier in zijn geheel is geërodeerd, vond plaats in het middelste deel van het plangebied. Op deze plekken wordt op grond van de landschappelijke situatie geen intacte archeologische vondsten- o f sporenlagen meer verwacht. Geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg? Op basis van onderhavig onderzoek heeft het deel van het plangebied waar het pleistocene dekzand (grotendeels) intact is aangetroffen een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische vindplaatsen daterend uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Vroeg-Neolithicum. De onderzoeksresultaten geven daarom aanleiding tot het doen van nader archeologisch onderzoek. Gezien de geringe vondstdichtheid van vindplaatsen uit de prehistorie en de aard van de werkzaamheden, lijkt vervolg in de vorm van een archeologische begeleiding (protocol proefsleuven) de aangewezen methode. In de optiek van Vestigia Archeologie & Cultuurhistorie verd\er\t het de voorkeur de aanleg van het noordwesten van de beek en enkele van de aan te leggen poelen (verspreid over het plangebied) archeologisch te begeleiden. In verband met de kostenplanning is het aan te raden (indien mogelijk) de te begeleiden werkzaamheden aan het begin van de uitvoering te plannen en aan één stuk uit te voeren. Indien de eerste resultaten hiertoe aanleiding geven kan in overleg met het bevoegd gezag alsnog worden bepaald het te onderzoeken gebied uit te breiden. Gezien de prettige ervaring tijdens het booronderzoek, kan worden overwogen de begeleiding te verrichten in combinatie met één of enkele AWN-leden die ervaring hebben met het doen van archeologische opgravingen.
VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
13
V12-2397 Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
Literatuur BAKKER, H. DE/J. SCHELLING, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus, Wageningen (Staring Centrum). BERENDSEN, H.J.A., 1999: Handleiding voor fysisch geografisch veldwerk in het laagland, Universiteit Utrecht (Vakgroep fysische geografie). GEEL, B. VAN/S.J.P. BOHNCKE/H. DEE, 1980/1981: A palaeoecological study of an upper late glacial and holocene sequence from "de borchert", The Netherlands, Review o f Palaeobotany and Palynology 31, 367-392. HOEK, W . Z., 2001: Vegetation response to the -14.7 and -11.5 ka caL BP climate transitions: is vegetation lagging climate?, Global and Planetary Change 30 (1-2), 103-115. HOEK, W . Z., 2008: The Last Glacial-lnterglacial transition, Episodes 31(2), 226-229. KERKHOVEN, A.A., E. EIMERMANN, W.H.J. TOONEN, 2009: Schansveld, gemeente Noordoostpolder, een bureauonderzoek. Vestigia rapport V602, Amersfoort LOUWE KOOIJMANS, L.P./P.W. VAN DEN BROEKE/H. FOKKENS/A. VAN GIJN, 2005; Nederland in de prehistorie,
Amsterdam. NEDERLANDS NORMALISATIE INSTITUUT, 1989: Geotechniek: Classificatie van onverharde grondmonsters,
Delft (NEN 5104). RASMUSSEN, S.O./K.K. ANDERSEN/A.M. SVENSSON/J.P. STEFFENSEN/B.M. VINTHER/H.B. CLAUSEN/M.-L. SIGGAARDANOERSEN/S.J. JOHNSEN/LB. LARSEN/D. DAHL-JENSEN/M. BIGLER/R. RÖTHLISBERGER/H. FISCHER/K. GOTO-
AZUMA/M.E. HANSSON/U. RUTH, 2006: A new Greenland ice core chronology for the last glacial termination, Journal o f Geophysical Research 111, D061G2. ToL, A/P. VERHAGEN/M. VERBRUGGEN, 2006: Leidraad Inventariserend Veldonderzoek, deel karterend booronderzoek {uitgave SIKB). WESTERHOFF, W.E./T.E. WONG/E.F.J. DE MULDER, 2003: Opbouw van de ondergrond - Opbouw van het Neogeen en Kwartair, in: E.F.J. de Mulder/M.C. Geluk/1.L. Ritsema/W.E. Westerhoff/T.E. Wong (red.), De ondergrond van Nederland, Houten. WIGGERS, A.J. 1955: De wording van het Noordoostpoldergebied. Proefschrift Universiteit van Amsterdam.
Digitale bronnen Actueel Hoogtebestand Nederland: www.ahn.nl.
VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
15
V12-2397: Archeologisch vooronderzoek natuurontwikkeling Schansveld Noord, gemeente Noordoostpolder
Kaarten en bijlagen Kaart 1:
Ligging plangebied
Kaart 2:
Boorplan
Kaart 3:
Gaafheid pleistoceen oppervlak
Bijlage 1:
Overzicht van archeologische en geologische perioden
Bijlage 2:
Toelichting Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek
Bijlage 3:
Boorstaten
VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V1003, concept 1.0, d.d. 12-10-2012
17
KAART 1 - LIGGING PLANGEBIED LEGENDA Topografie Locatie plangebied
Grasland Bos Akkerland Heide / open natuur Water [-g:::^
Hoofdwegen Overige wegen / paden [
Project: Rapport Datum Bron
Bebouwing
V12-2397 Schansveld Noord V1003 juni 2012 Topografische kaart van Nederland
Tekenaar: Louwe SchaaL 1:25.000 / A4
IGIA
KAART 2-BOORPLAN LEGENDA Topografie [
I Grens plangebied •
Geplande boringen
Project: V12-2397 Schansveld Noord Rapport: V1003 Datum: juni 2012 Bron: Topografische kaart van Nederland Tekenaar: Louwe Schaal: 1:3.300 / A4
IGIA
KAART 3 - GAAFHEID PLEISTOCEEN OPPERVLAK LEGENDA Topografie Grens plangebied Veen aanwezig, dekzand intact Sterke b r u i n k l e u r i n g dekzand, weinig erosie W e i n i g b r u i n k l e u r i n g dekzand, veel erosie
Project: Rapport: Datum: Bron:
V12-2397 Schansveld Noord V1003 Augustus 2012 Topografische kaart van Nederland
Tekenaar: H.J. Pierik Schaal: 1:3.300 / A4
IGIA
G E O L O G I S C H E PERIODEN
GS
ARCHEOLOGISCHE PERIODEN .2,0
v: .2, .c Nieuwe tijd
1.500 na Chr.
Late-Middeleeuwen
1.050 na Chr. Laat
Subatlanticum
Holoceen
Vroege-Middeleeuwen 450 na Chr.
Romeinse tijd
I2y. Chr. Ijzertijd
2.500
2.600 800 y. Chr. Bronstijd
Subboreaal
5.000 -
5.700
Midden Holoceen
u
O
2.000 V. Chr.
Neolithicum
—1
O I
4.900 V. Chr. Atlanticum
7.900 -
8.700
-
5.300 V. Chr.
Mesolithicum Boreaal Vroeg
9.IS0 -
10.250
Holoceen 8,800 V. Chr.
Preboreaal
lO.ISO -
I L650 Jonge Dryas
10.950 -
12.850 -
Laat Glaciaal
11.700 12.100
13.900 14.030
12.500
14.640 15.000
Allerod :Oude Dryas: Boiling Laat Pleniglaciaal
c V
30 000 •
H
vt
Pleniglaciaal
Midden
Paleolithicum
Pleniglaciaal
60.000
Vroeg Pleniglaciaal
75.000 -
Vroeg Glaciaal
117.000 Eemien
130.000 H Saalien C/4 ouderdommen en gekalibreerde ouderdommen von hef Holoceen volgens Van Ceel ef al. (1980/1981). C/4 ouderdom van het Laat Ghciaal volgens Hoek (2(X)i/2008) en gekalibreerde ouderdommen van hef Loof Qaciaal volgens Rasmussen ef al (2006). Overige pleistocene chronostratigrafie volgens Westerhoff et al (2003). Archeo/ogische perioden van de prehistorie volgens Louwe Kooijmans et al (2005) en overige archeologische perioden volgens Archis.
Bijlage 2: Toelichting archeologisch proces Bureauonderzoek (KNA 3.2 Deel 11 Protocol 4002) Het doel van een bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen een omschreven gebied. Het resultaat is een standaardrapport met een gespecificeerde archeologische verwachting, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van (eventueel) vervolgonderzoek. Het rapport bevat, waar mogelijk, gegevens over aan- of afwezigheid, aard, omvang, ouderdom, gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden en aardwetenschappelijke eigenschappen (LS02 t/m LS04). Afhankelijk van de omvang van de toekomstige (planologische) ingreep en werkzaamheden, de aard van de aanleiding tot het bureauonderzoek en de vraagstelling (LSOl), zullen aanvullende gegevens moeten worden verzameld. Hierbij blijft de doelstelling van het bureauonderzoek (het komen tot een gespecificeerde verwachting) overeind (LS05). Ten aanzien van archeologisch onderzoek in de bebouwde omgeving kunnen ondergrondse bouwhistorische waarden aangetast worden. Het is daarom wenselijk om ook in het archeologisch bureauonderzoek aandacht te schenken aan de bebouwde omgeving en het voorkomen van ondergrondse bouwhistorische waarden, en zo een gespecificeerde verwachting op te stellen op basis van alle cultuurhistorische waarden in het onderzoeksgebied. Vervolgens wordt het rapport opgesteld (LS06) en de gegevens aangeleverd bij Archis, waarna het proces kan worden afgesloten. Daarnaast dient de digitale documentatie binnen twee jaar na afronding van het standaardrapport overgedragen te worden aan het e-Depot (www.edna.nl) (DS05). Het bureauonderzoek geldt als onderbouwing voor het door Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie opgestelde advies. Dit advies gaat nader in op de eventuele risico's en benodigde vervolgstappen bij de verdere ruimtelijke ontwikkeling. Uit het advies kan volgen dat het archeologische verwachtingsmodel nader in het veld getoetst dient te worden. Dit kan door middel van een Inventariserend Veldonderzoek Overig (booronderzoek) en/of een Inventariserend Proefsleuvenonderzoek. Dit veldonderzoek leidt o f tot vrijgave van het onderzoeksgebied of tot een advies voor behoud van de vindplaats en indien niet mogelijk nader archeologisch onderzoek. Indien fysiek behoud niet mogelijk is, dient een opgraving of archeologische begeleiding uitgevoerd te worden. Voor een Inventariserend Veldonderzoek Overig is een Plan van Aanpak vereist, dat 10 dagen van te voren ter inzage dient te liggen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed. Voor de andere typen archeologisch onderzoek dient eerst een Programma van Eisen opgesteld te worden. Dit Programma van Eisen dient goedgekeurd te worden door het bevoegd gezag (meestal de betreffende gemeente). Vestigia is bevoegd om het gehele archeologische proces te doorlopen. Het is aan het bevoegd gezag om uiteindelijk te beslissen of na het bureauonderzoek nog andere archeologische werkzaamheden verricht dienen te worden. Het advies uitgebracht door Vestigia kan daarbij een belangrijke r o l spelen en als zodanig ingebracht worden bij bestemmingsplanontwerpen of-wijzigingen en aanvragen voor bouwvergunningen. Indien gewenst, draagt Vestigia zorg voor een adequate afstemming van de resultaten met de betrokken gemeentelijke afdelingen. Op deze wijze wordt voorkomen dat in een later stadium discussie ontstaat over de gemaakte analyses.
Inventariserend Veldonderzoek (KNA 3.2 Deel 11 Protocol 4003) Het doel van inventariserend veldonderzoek (IVO) is het aanvullen en toetsen van de gespecificeerde archeologische verwachting door middel van waarnemingen in het veld, waarbij (extra) informatie wordt verkregen over bekende en/of verwachte archeologische waarden binnen een onderzoebgebied. Dit omvat de aan- of afwezigheid, de aard, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Het resultaat van een IVO is een rapport met een waardering en een inhoudelijk (selectie-)advies (buiten normen van tijd en geld), aan de hand waarvan een beleidsbeslissing (meestal een selectiebesluit) genomen kan worden (SP02, VS02 t/m VS07, DSOl t/m DS05). Dit betekent dat de veldactiviteiten uitgevoerd worden tot het niveau waarop deze beslissing gefundeerd genomen kan worden. Vestigia brengt naar aanleiding van het veldonderzoek een gespecificeerd advies uit, op basis waarvan het bevoegd gezag een besluit kan nemen over de wijziging in het bestemmingsplan van het onderzoeksgebied en eventueel nog te nemen vervolgstappen in het onderzoek. Bij het IVO kan een onderscheid aangebracht worden in een verkennende, karterende en waarderende fase: De verkennende fase heeft tot doel inzicht te krijgen in de gaafheid van vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze in het verleden. Het doel is kansarme zones uit te sluiten en kansrijke zones te selecteren voor de volgende fasen van onderzoek. De karterende fase heeft tot doel het onderzoeksterrein systematisch te onderzoeken op de aanwezigheid van vondsten en/of sporen. De waarderende fase heeft tot doel het waarnemingsnet te verdichten om de aard, omvang, datering, gaafheid, conservering en inhoudelijke kwaliteit van de archeologische resten vast te stellen. Cruciaal voor de uitvoering van het IVO is de keuze voor een bepaalde onderzoeksmethode, waarmee de gespecificeerde archeologische verwachting, gesteld in het bureauonderzoeksrapport getoetst kan worden in het veld. Dit dient in een Plan van Aanpak duidelijk gemaakt te worden (VSOl, SPOl). Als eisen gelden een verantwoording van alle gebruikte informatie, waarop de keuze gebaseerd wordt en een beschrijving van de veronderstelde kenmerken van de verwachte archeologische vindplaatsen m.b.t. diepteligging, omvang, archeologische indicatoren, ruimtelijke verdelingen binnen de vindplaats, artefacten. Boor- en proefsleuvenonderzoek zijn op dit moment de enige karterende methoden voor het opsporen van (nietzichtbare) sites buiten de historische kern die breed inzetbaar zijn. Andere prospectietechnieken zijn alleen in specifieke omstandigheden toepasbaar (bv. grondradar). Daarnaast kan de oppervlaktekartering een bijzonder waardevolle aanvulling zijn op een boor- of proefsleuvenonderzoek, met name daar waar (plaatselijk) sprake is van het aanploegen van vondstlagen of de aanwezigheid van molshopen en geschoonde sloten. Booronderzoek is een geschikte prospectietechniek voor het opsporen van sites die zich kenmerken door een archeologische laag of een vondststrooiing met een voldoende hoge dichtheid. Indien een op te sporen site zich kenmerkt door een lage vondstdichtheid (< 40 vondsten/m^) is booronderzoek minder geschikt en kan een proefsleuvenonderzoek een betere methode zijn. Voor details naar verschillende boormethoden wordt verwezen naar de KNA Leidraad Inventariserend Veldonderzoek deel Karterend booronderzoek. Vestigia BV Archeologie & Cultuurhistorie is bevoegd tot het doen van alle fasen van booronderzoek. Ten aanzien van de rapportage en aanleveringseisen tot deponering gelden dezelfde eisen als bij een bureauonderzoek met het verschil dat eventueel vondstmateriaal (vondsten, monsters) binnen twee jaar na afronding van het veldwerk conform de eisen van het depot bij het aangewezen depot wordt aangeleverd (DSOl t/m DS05).
Bijlage 3: Boorstaten
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie B.V.
01 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coord i naatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183837 532599 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -280 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort 0 - 25 zand sterk siltig, donker-grijs 2 5 - 90 veen zwak kleiig, zwart. Veen: sterk amorf, Opm.: foto 9 0 - 100 zand zwak siltiq, matig humeus, donker-bruin
Diepte (cm)
%Lu M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
02 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 184022
532317 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -280 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm) 0 - 40 4 0 - 70 70 - 100 100 - 120
Omschrijving Grondsoort zand matig siltig, sterk humeus, zwart zand zwak siltig, zwak humeus, donker-grijs zand zwak siltig, donker-bruin, B-horizont zand zwak siltig, bruin-geel
%Lu M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
03 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 184081 532308 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -290 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort 05 zand zwak siltig, zwak humeus, donker-grijs 5 - 80 zand zwak siltig, zwak humeus, donker-bruin 80 - 100 zand zwak siltig, matig humeus, donker-bruin
Diepte (cm)
%Lu M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
1 19
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie B.V. 04 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem
184264 532283 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Pell -280 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm)
Omschrijving Grondsoort 0 - 35 zand matig siltig, matig humeus, zwart, Opm.: op 30 cm grijze band 3 5 - 60 zand zwak siltig, donker-bruin 6 0 - 100 zand zwak siltig, grijs-geel, Zand: zeer fijn
%Lu M63
%Si
%Za %Os %Gr Ca
05 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coord i naatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem
184346 532342 Gemeten, G P S Normaal Amsterdams Peil -290 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Diepte (cm) Grondsoort 0 - 3 5 zand matig siltig, matig humeus, donker-grijs 3 5 - 37 zand matig siltig, geel 3 7 - 50 veen mineraalarm, zwart. Veen: matig amorf 50 - 70 veen sterk kleiig, zwart. Veen: sterk amorf 70 - 80 zand zwak siltig, grijs
%Za
%Lu M63
%Gr
%Si
%Os Ca
06 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem
184201 532160 Gemeten, G P S Normaal Amsterdams Peil -290 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm) 0 - 10 1 0 - 30 3 0 - 80 8 0 - 100
Omschrijving Grondsoort zand sterk siltig, sterk humeus, zwart klei matig zandig, grijs veen mineraalarm, zwart. Veen: matig amorf, Opm.: gelaagd zand zwak siltig, donker-bruin
%Za
%Lu M63
%Si
%Gr
%Os Ca
2/9
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie B.V. 07 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
: IVO Schansveld Noord : 2397 : Archeologische boring : Rijksdriehoeksysteem :183882 :532713 : Gemeten, GPS : Normaal Amsterdams Peil : -230 ; 30-8-2012 : Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm) 0 - 10 1 0 - 35 3 5 - 45 4 5 - 70 7 0 - 100
Omschrijving Grondsoort zand matig siltig, donker-grijs, bouwvoor zand matig siltig, grijs. Schelpen: spoor schelpmateriaal, basis scherp veen mineraalarm, zwart. Veen: matig amorf zand zwak siltig, bruin, BC-horizont zand zwak siltig, geel
%Za
%Lu M63
%Si
%Gr
%Os Ca
08 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordInaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183872 532671 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -240 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm) 0 - 35 3 5 - 37 3 7 - 60 60 - 100
Omschrijving Grondsoort zand sterk siltig, grijs. Schelpen: spoor schelpmateriaal, basis scherp zand zwak siltig, donker-bruin zand zwak siltig, bruin zand zwak siltiq, qrijs-qeel. Zand: zeer fijn
%Lu M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
09 Projectnaam Projectnummer Soort borinq Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183909 532646 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -240 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Diepte (cm) Grondsoort klei matig zandig, grijs 0-15 1 5 - 17 zand zwak siltig, sterk humeus, zwart, basis diffuus, B-horlzont 17 - 35 zand zwak siltig, zwak humeus, donker-bruin, basis diffuus, B-horizont 3 5 - 70 zand zwak siltig, bruin-geel, BC-horizont 7 0 - 80 zand zwak siltig, geel-grijs
%Lu M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
3/9
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie B.V. 10 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183917 532592 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -250 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm) 0 - 10 1 0 - 30 3 0 - 45 4 5 - 70 7 0 - 100
Omschrijving Grondsoort zand matig siltig, donker-grijs, bouwvoor zand sterk siltig, zwak humeus, donker-grijs, basis scherp zand zwak siltig, donker-bruin, B-horizont zand zwak siltig, geel-bruin, BC-horizont zand zwak siltig, geel, C-horizont, dekzand
%Lu M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
11 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183948 532570 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -250 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort klei sterk zandig, grijs. Schelpen: spoor schelpmateriaal 0 - 20 2 0 - 30 zand zwak siltig, bruin, BC-horizont 30 - 100 zand zwak siltiq, qrijs-qeel. Zand: zeer fijn, dekzand
Diepte (cm)
%Za
%Lu M63
%Si
%Gr
%Os Ca
12 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183975 532610 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -240 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm) 0 - 10 1 0 - 30 3 0 - 40 4 0 - 80 80 - 120
Omschrijving Grondsoort klei sterk zandig, donker-grijs, bouwvoor klei sterk zandig, grijs. Schelpen: spoor schelpmateriaal zand zwak siltig, sterk humeus, zwart, B-horizont zand zwak siltig, donker-bruin, basis diffuus, B-horizont zand zwak siltiq, bruin-qeel, BC-horizont
%Lu M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
4/9
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie B.V. 13 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 184013 532582 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -240 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort 0 - 10 zand matig siltig, donker-grijs, Opm.: brok humeus zand 1 0 - 60 zand zwak siltig, bruin-geel 6 0 - 120 zand zwak siltig, geel-grijs
%Lu
Diepte (cm)
M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
14 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 184007 532530 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -250 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm 0 - 10 1 0 - 40 4 0 - 50 50-120
Omschrijving Grondsoort zand matig siltig, zwak humeus, donker-grijs, bouwvoor klei sterk zandig, grijs. Schelpen: weinig schelpmateriaal, basis scherp zand zwak siltig, bruin. Zand: zeer fijn zand zwak siltig, grijs, Zand: zeer fijn, Opm.: hum brokje op 120
%Lu M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
15 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 184043 532500 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -250 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort 0 - 30 zand matig siltig, donker-grijs, bouwvoor 3 0 - 60 zand zwak siltig, zwak humeus, donker-bruin, B-horizont 6 0 - 1 1 0 zand zwak siltig, geel. Zand: matig fijn
Diepte (cm)
M63
7oLu %Za %Os %Si %Gr Ca
5/9
,
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie B.V.
101»
16 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 184077 532463 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -260 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort 0 - 30 zand zwak siltig, bruin-grijs. Schelpen: spoor schelpmateriaal, Opm.: harde groene leembrokjes,sch onderin 3 0 - 50 zand zwak siltig, geel-bruin. Zand: matig fijn 50 - 120 zand zwak siltig, grijs. Zand: zeer fijn
%Lu
Diepte (cm)
M63
%Za 7oSi
%Gr
%Os Ca
17 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 184093 532424 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -280 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort 0 - 25 zand zwak siltig, matig humeus, donker-grijs, bouwvoor 2 5 - 50 zand zwak siltig, grijs-bruin 50 - 120 zand zwak slltig, wit-grijs, Zand: matig fijn
%Lu
Diepte (cm)
M63
%Za 7oSi
%Gr
%Os Ca
18 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coord i naatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 184041 532409 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil
-260 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm) 0 - 20 2 0 - 50 50 - 100 100 - 120 1 2 0 - 140
Omschrijving Grondsoort zand zwak siltig, donker-grijs, bouwvoor zand zwak siltig, donker-bruin, B-horizont zand zwak siltig, grijs zand zwak siltig, zwak humeus, donker-grijs Opm.: guts eruit gelopen
%Za
%Lu M63
%Si
%Gr
%Os Ca
6/9
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie B.V.
19 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 184018
532364 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil
-260 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort 0 - 15 zand matig slltig, donker-grijs, bouwvoor 1 5 - 55 zand zwak siltig, geel-bruin. Zand: matig fijn. Schelpen: spoor schelpmateriaal 55 - 120 zand zwak siltiq, qrijs-qeel, dekzand
Diepte (cm)
%Lu M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
20 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183986 532422 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -270 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort 0 - 15 zand matig siltig, donker-grijs, bouwvoor 1 5 - 25 zand matig siltig, grijs. Schelpen: spoor schelpmateriaal, basis scherp 2 5 - 1 2 0 zand zwak siltiq, qeel-qrijs. Zand: zeer fijn, dekzand
Diepte (cm
%Lu M63
%Za %Si
%Gr
%Os Ca
21 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183955 532384 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -270 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort 0 - 15 zand matig slltig, zwak humeus, donker-grijs, bouwvoor 1 5 - 25 zand matig siltig. Schelpen: spoor schelpmateriaal, basis scherp, bouwvoor 25 - 120 zand zwak siltiq, qeel. Zand: zeer fijn, dekzand
Diepte (cm)
%Za
%Lu M63
%S
%Gr
%Os Ca
7/9
,
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie B.V.
I d .
22 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183935 532340 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -280 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm) 0 - 25 2 5 - 50 5 0 - 90 90-120
Omschrijving Grondsoort zand zwak siltig, zwak humeus, donker-grijs zand matig siltig, grijs. Schelpen: spoor schelpmateriaal zand zwak siltig, oranje-bruin. Zand: matig fijn, Opm.: schzand zwak slltig, grIjs-geel
%Lu M63
%Za %Gr
%Si
%Os Ca
23 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183898
532360 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil
-260 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Omschrijving Grondsoort 0 - 40 zand zwak siltig, zwak humeus, donker-bruin, bouwvoor 4 0 - 70 zand zwak siltig, grijs, Schelpen: spoor schelpmateriaal, spoor roestvlekken 7 0 - 120 zand zwak siltig, geel. Schelpen: spoor schelpmateriaal, Opm.: witte spikkels (schelpen?)
Diepte (cm)
%Lu M63
%Za %S
%Gr
%Os Ca
24 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183886 532398 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil -270 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm) Omschrijving Grondsoort 0 - 3 0 zand zwak siltig, donker-bruin 30 - 90 zand zwak slltig, Zand: matig fijn, Opm.: witte spikkels, schelpen?
%Lu M63
%S
%Za %Os %Gr Ca
8/9
Vestigia Archeologie en Cultuurhistorie B.V. 25 Projectnaam Projectnummer Soort boring Coordinaatsysteem X-coordinaat (m) Y-coordinaat (m) Locatiebepaling Referentievlak Maaiveld (cm) Datum boring Eigenaar
IVO Schansveld Noord 2397 Archeologische boring Rijksdriehoeksysteem 183853 532412 Gemeten, GPS Normaal Amsterdams Peil
-260 30-8-2012 Staatsbosbeheer
Lithologie Diepte (cm) 025-
25 35
3 5 - 40 40 - 120
Omschrijving Grondsoort zand zwak siltig, donker-grijs. Zand: matig fijn zand zwak siltig, grijs. Zand: matig fijn. Schelpen: spoor schelpmateriaal. Opm.: kleurovergang scherp zand zwak siltig, geel-bruin. Zand: matig fijn zand zwak siltig, bruin-qeel, Zand: matiq fijn, dekzand
%Za
%Lu M63
%Si
%Gr
%Os Ca
9/9
Toelichting bij de boorstaten Textuur / Org. 1 )<• •^rmuisimru-ii tlnrliockcn
(NI'IN SI04)
. l.' n..
ilijk. G G G G
lid in de gr«rcrrrde dflcii van itr dnchofkcn sx zl 7.2 ^3
Gz4
gnnd Slltig gnnd zwak zandig gnnd matig zandig gnnd sferk zandjg gnnd uiterst zandig zwak grindig matig gnndig sterk gnndig
Vkm
veen mineraalarm
Vkl Vk3 Vzl Vz3
veen zwak kleiig veen sterk kleiig veen zwak zandig veen sterk zandig
1,1
zwak humeus
Ii'^
matig humeus sterk humeus
k -.1 Ks2 Ks3 Ksl Kzl K23 1. . 1
klei klei klei klei
zwak siltig matig siltig sterk siltig uiterst silbg
Z / / Z Z
kx st s2 s3 s4
zand zand zand zand zand
kleiig zwak siltig mang siltig strerk siltig uiterst silhg
klei zwak zandig klei matig zandig klei sterk zandig leem zwak zandig leem sterk zandig
blauw bruin geel groen
oiijf oranje paars rood fOSt donker licht '"'K'"^ - mmnliiirr kUiiitfi^^ pnmi/in kkur (ih. jhrvr : lit-lilhniiiii!jij\}
ivrrninecode:
plantenresten - ongi
plantenresten
l l . .iiii
net
giündwatcr
f>V.
v
gemiddeld hcxïgste gnjndwaterstand gn mdwa terstand i.',L'tiiidiic'ki l.i.i^sti.IIII1M.-,IHTV1,IIKI
oxydatie/ reductie
geheel geoxideerd oxidatie/reductie >J,CIKC1 )j,i:rcduL(erd
k . i l k i ' ) iLilii-
kalktoos kalkarm kalkrijk
IJzergehalte ijzerarm i|zerri|k M hk l)..i
nul horiz biizonderheden
Monstemame I loutskool vcrbrand/onverbrand bot aardewerk natuursteen metaal
(+ (-•• (+ {+ (+
indien aanwezi indien aanwezi indien aanwezi indten aanwez indien aanwez
tmnv^iiiithrHdrniny^cl. fJf \*'ak.ker i"' Sd>tlhn9('^ onder) V,"
Fe-vl. Fe-c Mil
bakst. si.lv
#
geroerd gevlekt door ijzemeerslag ijzemeerslag in concretics mangaan baksfeengruis schelpgruis/schelpjes ongedifferenheerd Geen monster Begin- / eindpunt guts einde bonna
Bodemclassi (icatie Bakker, ! I . de & J. Schellmg, 1966: Systeem va» bodemihsu/icatie twr Nederiand. De hogen m-eoMi. Pudoc, Wageningen Bakker, H. de & J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassijicatie voor Nederland. De hogere nïveoMS, 2e heri^ittie utlgatt. Winand Stanng Centrum, Wageningen F.A.O. \99S;}-AO-lJnesco soit map of the worid, revised legend. World Soil Resources Report 60, FAO, Rome.
Dc ÜAiikcr & Schcllinf;, 1966, 1989
F A O / U n e s c o , 1988
Afwijking van F A O Moofdhorizonten U O A
Organische honzont, ontstaan door organische accumulatie op het minerale oppervlak;
Onderscheid nissen H en O honzonten wordt
langdung met water verzadigd; maakt geen deel uit van de minerale bodem
niet gemaakt; oftewel: ver2adiging vormt geen
Organische honzont, ontstaan door organische accumulatie op het minerale oppervlak;
onderscheidend cntenum
11' -lt rntl u ,itir vcr/.nlitui: m:i,\kr j',fi-n ik.'i! ml v.m ilc miiur.ilc tx " k m
1 9 6 6 : A O < - > 1989; O
Minerale honzont (lager gehalte organische koolstof dan H / O honzont)
1966: A l < - - > 1989:
A
accumulatie van intensief met minerale bestanddelen gemengde gehumificeerde org-anisclic stut; ut mortVilogic door bodem vorm mg, >:iindt:r kciirntirkcii v.m VJM hor. \\
Mmenile honzont; belangnjkste kenmerk: eluviatie van kleimineralcn, ijzer, aluminium
1966: .\2 < " > 1989: R
of een combinatie daarvan. - > relatieve vetnjking aan kwarts en andere mineralen in ^--and/stlr fnicrie. Minder tirganische stot/liehter vAn kleur dan \ ; lichter/grover d.^n H lï
Honzont waann gesteentesttuctuur afwezig o f sterk vervaagd is; gekenmerkt door: concentratie van ingespoelde kleimineralen/ijzer/aluimnium/or^anische stof residuaire concentratie van sesquioxyden; verwering van moedermatenaal, leidend tot nieuwvorming van kleimineralen/oxyden;
C
Minerale honzont van ongeconsolideerd matenaal; geen kenmerken van een van dc
1966: deel van C < - > 1989: Bw 1966; G < --> 1989: onderscheid naar C/Cr
R
ovenge honzonten; verwering is mogelijk Aaneengesioten li.ij:; v.m vast gesteente
Uvergangshorizonten "AB" E/B"
eigenschappen van boven- of onderliggende honzont komen tegeli|kertnd v in een honzont komen begrensbare gedeelten voor met eingenschappen vai verschillende honzonten
Lettertoe voegingen FAO/Unesco, 1988
De Bakker & Schelling, 1966,19S9 Afwijking van F A O a : geheel/gedeeltelijk d(X>r mens van elden aangevoerd 1966: an <--> 1989: a
b c
begraven honzont concreties; meestal met 2e letter die aard van concreties aanduidt
extreem ijzernjke honzont (géén ingespoeld ijzer) C : onbjzerde B en C (1966: - ) f : omgezette doch herkenbare plantenresten
vlekking door vanatie in oxydatie/reductie (gleyverschijnselen)
h
accumulatie van organische stof (bi| A alleen bij onverstoord)
1966: v < - > 1989: h (deels)
permafrost
haJf o f minder genjpt matenaal (bij C honzont) (1966: - )
jarosiet
kattekleivlekken
k
calaumcarbonaat
ni
sterk gecementeerd; vaak met 2e letter die aard van cementatie aanduidt
1: vers/nauwelijks aangetast strooisel n
accumularie van natrium
O
residuaire accumulatie van sesquioxyden
P
verstoring door ploegen en vergelijkbare antropogene ingrepen
r
sterke reductie (grondwa tenn vloed)
geheel gereduceerd (1966:-)
illuviaJe accumulatie van sesquioxyden
1966: -
accumulatie van silica
t
illuvtate accumulatie van lutum
11 w
onderverdeling gewenst; echter zonder betekenis verwenng in situ
X
fragipan
V
accumulatie van (pedogeen) gips accumulade van zouten die beter oplosbaar zi)n dan gips
z
Cijtertoevoeginp;en nadercondën-erdelinii van imnzoni aanduiding van lithologische discontinuïteit
1966: - < - > 1989: ongespecificeerd 1966: -
[ 3 b'LL.
L^ ïfL