JAARVERSLAG 2011
Inhoud Ten geleide
3
Bericht van de raad van toezicht
4
1.
Kengetallen
6
2.
Belangrijke ontwikkelingen
12
3.
Studenten
18
4.
Onderwijs
34
5.
Onderzoek
42
6.
Medewerkers
52
Verslag van de centrale medezeggenschapsraad
60
7.
Huisvesting
61
8.
Financiën
63
9.
Governance en personalia
72
Jaarverslag 2011
Ten geleide Dit is het jaarverslag van Hogeschool Utrecht (HU). Het geeft een beeld van de stand van zaken gedurende 2011. Daarmee is het een foto van een ontwikkelingsfase. Het geeft een beeld van de ontwikkeling die de hogeschool doormaakt als instelling met een missie. Die missie luidt: Hogeschool Utrecht is een kennisorganisatie waar we door hoogwaardig onderwijs en onderzoek werken aan innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk en aan de persoonlijke ontwikkeling van talent. Daarmee dragen we bij aan de sociale, culturele en economische ontwikkeling van een open, rechtvaardige en duurzame samenleving. In de missie verwijst de term ‘hoogwaardig’ naar de kwaliteitsambitie van de HU. Onderwijs en onderzoek moeten voldoen aan de kwaliteitseisen die daartoe voor instellingen van hoger onderwijs zoals de HU gelden en zo mogelijk daar bovenuit stijgen. De HU biedt dan ook uitsluitend geaccrediteerd onderwijs aan. Echter, ‘the only way is up’. De HU beoogt voortdurend de kwaliteit en het rendement van het onderwijs verder te verhogen en langs deze weg de tevredenheid van studenten over het onderwijs te verbeteren. Bij de beoordeling van het onderzoek kent de HU een door het VKO (Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek) positief beoordeeld kwaliteitskader. De facultaire kenniscentra worden door onafhankelijke commissies beoordeeld volgens de Sci-Quest methode. Onderwijs en onderzoek hangen in de profilering van de HU nauw samen. Innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk moet worden gerealiseerd in onderwijs waarin een onderzoekende en ondernemende houding wordt overgedragen. Betrokkenheid van docenten bij het praktijkgerichte onderzoek en hun talentontwikkeling moet daartoe de basis bieden. Sleutel in de ontwikkeling van de HU is de positie van het personeel: de ontwikkeling naar honderd procent masteropgeleide docenten en tenminste twintig procent gepromoveerden is voor de ambities van de HU cruciaal. Binding aan de regionale samenleving en de uitwerking van onderwijs en onderzoek op innovatie, professionalisering en ontwikkeling van talent maakt de HU tot de multisectorale, brede hogeschool met duidelijke speerpunten. Op voor de regio belangrijke terreinen als Zorg & Technologie, Creatieve Industrie, Duurzaamheid en Werken en Leren in de Wijk wil de HU prestaties leveren die door partners worden erkend en herkend als excellent. Studenten en docenten vormen het hart van onze organisatie. Deze twee groepen vormen samen met leidinggevenden en ondersteuners de HU-gemeenschap. Een gemeenschap met een missie waar hard aan wordt gewerkt, ondanks het feit dat de politieke en maatschappelijke omstandigheden niet altijd even eenvoudig zijn. Het college van bestuur is studenten en medewerkers ook nu weer dank verschuldigd voor de grote betrokkenheid en inzet die zij ook in 2011 bij de instelling hebben getoond. In dit jaarverslag beginnen we na het verslag van de raad van toezicht met een kort overzicht van de belangrijkste kengetallen en de belangrijkste ontwikkelingen in het Nederlandse hoger onderwijs. Vervolgens schetsen we een beeld van het studentenbeleid, onderwijs, onderzoek en personeelsbeleid. Tot slot gaan we in op de kaders waarbinnen onderwijs en onderzoek plaatsvinden; huisvesting en financiën. college van bestuur Drs. Geri Bonhof (voorzitter) Prof. mr. Huib de Jong Jan Bogerd MBA
2/70
Jaarverslag 2011
Bericht van de raad van toezicht De raad van toezicht heeft het genoegen u het jaarverslag over 2011 aan te bieden. Wij hebben kennis genomen van het verslag dat door het college van bestuur is opgesteld en hebben dit goedgekeurd. Accountantskantoor PricewaterhouseCoopers heeft haar goedkeuring verleend aan de jaarrekening 2011 van Hogeschool Utrecht. 2011 was voor de hogeschool een bewogen jaar. De onderzoeken naar alternatieve afstudeertrajecten door de Inspectie voor het Onderwijs in het hbo, waaronder ook Hogeschool Utrecht, kregen veel aandacht. Hogeschool Utrecht heeft de kritiekpunten succesvol weggewerkt en voldeed per 1 september 2011 volledig aan de eisen. Het project Van Cijfer tot Diploma heeft geleid tot een verscherpte interne kaderstelling, waardoor de borging van procedures sterk is verbeterd. Intern was er de publicatie van het rapport Focus op Onderwijs van de Commissie Gispen, gericht op een verhoging van de onderwijskwaliteit. Een belangrijke aanbeveling is om meer verantwoordelijkheid bij de onderwijsteams te laten. Voor de raad zijn dit belangrijke en complementaire ontwikkelingen: binnen heldere en duidelijke kaderstelling kunnen verantwoordelijkheden optimaal op een passend niveau belegd worden. Ook de door de Commissie Gispen aangegane onderwijsdialogen worden uitgebreid en voortgezet. Begrip en betrokkenheid vormen sleutels tot kwaliteitsverbetering. Het financiële resultaat over 2011 is € 12,4 miljoen, na verwerking van incidentele baten en lasten inzake onder andere huisvestingsposten. Het resultaat over 2011 is afgezien van deze bijzondere posten € 17,7 miljoen, mede als gevolg van lagere lasten. De liquiditeit en solvabiliteit hebben zich positief ontwikkeld. Er is een stevige basis om in de komende jaren de te verwachten terugval in inkomsten het hoofd te bieden, zonder aantasting van de kerntaken van de hogeschool. Samenstelling raad van toezicht De raad van toezicht is er trots op dat op voordracht van de CMR Ingrid Thijssen als lid van de raad is benoemd. Zij is directievoorzitter van NS Reizigers BV en daarmee bekend met de diversiteit aan vraagstukken waarmee een maatschappelijk bedrijf wordt geconfronteerd. De raad heeft er alle vertrouwen in dat haar kennis en ervaring ook voor de hogeschool waardevol is. Jacques van Ek bleek tot genoegen van de raad beschikbaar voor een tweede termijn en is in oktober 2011 herbenoemd. In het college van bestuur is Geri Bonhof per 1 september 2011 herbenoemd als voorzitter. De raad is verheugd dat zij zich nog een derde periode aan de hogeschool wenst te verbinden. Informatie over de functies van de raadsleden en de remuneratie van raad en college is in het hoofdstuk Governance en personalia van dit jaarverslag opgenomen. De raad in 2011 De raad van toezicht is in 2011 vijf keer in een formele vergadering bijeen geweest. De vergaderingen werden telkens bijgewoond door het college van bestuur. Op de agenda stonden onder andere: • de strategie van de hogeschool; • kwaliteit van onderwijs en onderzoek; • het HRM-beleid; • goedkeuring van de jaarrekening en het jaarverslag 2010; • goedkeuren van de begroting 2012 en meerjarenraming; • financieel beheer en risicomanagement; • het huisvestingsbeleid; • de regeling kosten en neveninkomsten college van bestuur; • de evaluatie van het functioneren van de raad van toezicht.
3/70
Jaarverslag 2011
De raad heeft in 2010 besloten om, naast de reguliere vergaderingen, jaarlijks een extra overleg met het college te agenderen om dieper in te kunnen gaan op strategische thema’s. Dit jaar is hieraan uitvoering gegeven door, in aanwezigheid van de Commissie Gispen, uitgebreid van gedachten te wisselen over het rapport Focus op Onderwijs. De raad van toezicht heeft daarbij in het bijzonder aandacht geschonken aan de gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs en de student- en medewerkerstevredenheid. De raad volgt de implementatie van de aanbevelingen. De raad heeft in 2011 weer een uitgebreide evaluatie van het eigen functioneren uitgevoerd. Hieruit volgde een breed gedragen wens tot uitbreiding van de raad, die is gerealiseerd met de benoeming van Ingrid Thijssen. Ook is besloten tot het instellen van een commissie Kwaliteit Onderwijs & Onderzoek, die inmiddels is benoemd. Tot slot is er aandacht geweest voor het onderling afstemmen van de visie en de invulling van de informatiebehoefte van de raad. Daarnaast hebben de voorzitter en plaatsvervangend voorzitter regelmatig overleg gevoerd met de voorzitter van het college van bestuur. De leden van de raad van toezicht zijn in hun adviesrol nauw betrokken geweest bij specifieke beleidsonderdelen. Contacten met de CMR Op grond van de Wet Versterking Besturing dient de raad ten minste twee maal per jaar in contact te treden met de centrale medezeggenschapsraad (CMR). Voor de raad is deze ontmoeting iedere keer een genoegen. Een delegatie van de raad van toezicht woont een vergadering van de CMR over het jaarverslag en de jaarrekening van de hogeschool bij. Daarnaast is er op initiatief van de CMR een round table georganiseerd, waarin raad, CMR en college van bestuur naar aanleiding van het rapport van de Commissie Veerman (Differentiëren in Drievoud) over aspecten van de profilering van de hogeschool hebben gesproken. De CMR is ook betrokken bij de hiervoor vermelde benoemingen. De commissies van de raad Verslag van de auditcommissie De auditcommissie van de raad werd ultimo 2011 gevormd door Arie Brienen (voorzitter), Jacques van Ek en Zakia Guernina. De commissie heeft voorafgaand aan elke raadsvergadering de financiële rapportages voor de raad beoordeeld. Er is in het verslagjaar een extra vergadering ingelast voor het bespreken van het huisvestingsbeleid. De ontwikkelingen rondom de vastgoedportefeuille en de voorgenomen verhuizing naar het Utrecht Science Park vormden een prominent onderdeel van de jaaragenda. De auditcommissie heeft zich gebogen over de notitie Publieke en Private Middelen, de Richtlijn Kostprijzen, de ICT-roadmap en het interne risico- en beheersingssyteem, waaronder de totstandkoming van de HU control manual. Het Treasurystatuut is geactualiseerd. De organisatie van het inkoopbeleid is verbeterd, mede vanwege de kritische noot van de accountant inzake het aanbestedingsbeleid. Na bespreking met de accountant heeft de auditcommissie aan de raad van toezicht geadviseerd de jaarrekening goed te keuren. Dit geldt ook voor de begroting 2012. Verslag van de selectie- en remuneratiecommissie De selectie- en remuneratiecommissie werd ultimo 2011 gevormd door Maarten Rook (voorzitter), en Kete Kervezee. De commissie heeft het functioneren van de leden van het college van bestuur over 2010 beoordeeld en een advies aan de raad van toezicht uitgebracht inzake de beloning van de leden. Dit is opgenomen in het remuneratierapport 2011 dat op 24 mei 2011 door de raad van toezicht is vastgesteld. De selectie- en remuneratiecommissie heeft namens de raad in goed overleg met de CMR de voordacht van een lid van de raad namens de CMR afgestemd. De CMR heeft gekozen voor publieke werving en zich bij de voordracht verzekerd van een goede basis voor samenwerking. De selectie- en remuneratiecommissie heeft positief geadviseerd over de voorgenomen benoeming van Ingrid Thijssen. Daarnaast heeft de commissie zich gebogen over de herbenoeming van Jacques van Ek. Aan de herbenoeming van Geri Bonhof ging een uitvoerig proces vooraf waarin de commissie heeft geadviseerd over de vaststelling van het functieprofiel. Tevens heeft ze zich van voldoende draagvlak verzekerd middels gesprekken met de leden van het college, (een delegatie van) faculteits- en stafdirecteuren en CMR. 4/70
Jaarverslag 2011
Samen met de auditcommissie heeft de selectie- en remuneratiecommissie de totstandkoming van de regeling Kosten en Neveninkomsten van het college van bestuur begeleid. Slot De raad bedankt alle medewerkers van de HU voor hun inzet over 2011. Er zijn op vele terreinen belangrijke stappen gezet tot kwaliteitsverbetering, waarbij onderwijs en onderzoek centraal staan. De hogeschool profileert zich als lerende organisatie die velen inspireert. De raad wenst u een succesvol 2012 toe.
De raad van toezicht: Maarten Rook MBA (voorzitter) Mr. drs. Kete Kervezee (plv. voorzitter) Drs. Zakia Guernina Drs. Arie Brienen RA Drs. Jacques van Ek Prof. dr. Hans van Ginkel Mr. Ingrid Thijssen
5/70
Jaarverslag 2011
1 Kengetallen Missie Hogeschool Utrecht is een kennisorganisatie waar we door hoogwaardig onderwijs en onderzoek werken aan innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk en de persoonlijke ontwikkeling van talent. Daarmee draagt de hogeschool bij aan de sociale, culturele en economische ontwikkeling van een open, rechtvaardige en duurzame samenleving. De hoofdstructuur van de HU:
Aantal studenten Hogeschool Utrecht hecht veel waarde aan de toegankelijkheid van het onderwijs, maar streeft op bachelorniveau geen groei in studentenaantallen na. Op masterniveau wordt groei wel (selectief) bevorderd. In 2011 studeerden er 36.819 studenten aan de HU. Daarvan volgden 32.962 studenten één van de 68 bacheloropleidingen, inclusief 509 studenten die het programma van een van de Associate Degree opleidingen volgden. De dertig masteropleidingen zijn gevolgd door 3857 studenten. Ongeveer 15.000 cursisten volgden een van de korte post-initiële cursussen. Het aantal ingeschreven studenten aan de HU daalde voor het eerst in lange tijd in 2011, met 1387 studenten. Ook het marktaandeel van de voltijdbacheloropleidingen daalde licht, van 7,92 naar 7,65 procent. Bij de deeltijdbacheloropleidingen was een daling te zien van 7,62 naar 7,25 procent.
6/70
Jaarverslag 2011
Bron: HU administratie
Bron: HBO-raad
Uitstroom Het aantal afgestudeerden aan de HU nam in 2011 toe met 465, tot een totaal van 6789 gediplomeerden. Er werden 83 AD-diploma’s, 5367 bachelordiploma’s en 1339 masterdiploma’s uitgereikt. Wat betreft de tevredenheid over de opleiding scoren HU-alumni ongeveer gelijk aan die van andere hogescholen. 66 procent van de ondervraagde alumni zou opnieuw voor een studie bij de HU kiezen. Gediplomeerden gaan voor het eerst aan het werk of zetten hun bestaande functie voort, passen opgedane kennis toe en verspreiden die. De arbeidsmarktpositie en het arbeidsmarktperspectief van HU-afgestudeerden is heel goed, zo blijkt uit de HBO-monitor. De 6789 gediplomeerde studenten stromen vooral uit in de regio Utrecht.
Studenttevredenheid Hogeschool Utrecht streeft naar hoogwaardige kwaliteit van het onderwijs. Alle opleidingen zijn geaccrediteerd. De tevredenheid van de studenten over hun opleiding meet de HU door de Nationale Studenten Enquête (NSE). De respons was 38 procent, zijnde13.200 studenten. Wat betreft de tevredenheid van deeltijdstudenten en masterstudenten scoort de HU boven het landelijke gemiddelde (resp. 3,4 en 3,5). De tevredenheid van de voltijdse bachelorstudenten blijft echter achter bij dat landelijke gemiddelde (3,6). Op ‘inhoud van de opleiding’ en ‘toetsing en beoordeling’ is een 7/70
Jaarverslag 2011
lichte verbetering zichtbaar ten opzichte van het voorgaande jaar. In het bijzonder de informatievoorziening blijft een belangrijk knelpunt.
Bron: NSE De NSE laat zien dat de tevredenheid over de diensten van de HU in het voorbije jaar is toegenomen. Deze score blijft nog steeds achter op die van de opleidingen.
Bron: NSE
Studiesucces bacheloropleidingen De hogeschool streeft er naar om per opleiding een studiesuccespercentage te behalen dat past bij de ontwikkelingen van de betreffende sector. Op het niveau van de hogeschool als geheel naderen we het landelijke gemiddelde, mede omdat dit landelijke gemiddelde terugloopt en de inspanningen van de HU ertoe leiden dat deze trend minder snel verloopt.
8/70
Jaarverslag 2011
Bron: HBO-raad
Studiesucces masteropleidingen Hogeschool Utrecht streeft naar stabilisatie van het rendement voor de bekostigde masteropleidingen. Geconstateerd kan worden dat er sprake is van een duidelijke verbetering van het rendement.
Bron: 1cijferHO
Praktijkgericht onderzoek Hogeschool Utrecht beoogt door praktijkgericht onderzoek nieuwe kennis tot stand te brengen, het onderwijs daarmee te verrijken en zo direct of indirect de innovatie van de beroepspraktijk te bevorderen. Het praktijkgerichte onderzoek van de HU is binnen ieder van de faculteiten georganiseerd in een kenniscentrum. Binnen de kenniscentra waren in 2011 in totaal 35 lectoraten gevestigd. Aan de lectoraten zijn 48 lectoren verbonden, 219 docenten en 2328 studenten. Dit leverde 710 publicaties op. In 2011 ging zo’n € 17,9 miljoen om in onderzoek, hetgeen bijdraagt aan een rijke leeromgeving van het onderwijs en innovatie van de beroepspraktijk.
2010 2011
Publicaties van lectoraten 757 710
Lezingen door lectoren 1397 1182
9/70
Projecten van lectoren 1972 2311
Jaarverslag 2011
Medewerkers In 2011 waren 2189 docenten (OP) aan de Hogeschool Utrecht verbonden en 1384 medewerkers in ondersteunde functies (OBP). Om haar ambities op het punt van onderwijs en onderzoek te realiseren stijgt sinds 2009 het aandeel van middelen die aan OP toekomen systematisch. Er wordt minder besteed aan instellingslasten en er gaat meer geld naar onderwijzend personeel. Eind 2011 bedraagt het percentage OP-lasten 47,5 procent tegen 42,5 procent in 2007. Het percentage OBP-lasten is in dezelfde periode gedaald van 29,2 procent naar 26,1 procent.
Bron: HU administratie
Het opleidingsniveau van de docenten is mede bepalend voor het kwaliteitsniveau van het onderwijs. Hogeschool Utrecht streeft er naar dat in 2017 alle docenten een mastergraad hebben of een masteropleiding volgen en dat twintig procent van de docenten gepromoveerd is, of bezig is met een promotietraject. In 2011 bezat 72,5 procent van de docenten een mastergraad en 7,3 procent was gepromoveerd.
10/70
Jaarverslag 2011
Financiën De HU heeft over het jaar 2011 een resultaat gerealiseerd van € 12,4 miljoen. In dit resultaat is een incidentele bate verwerkt van € 7,7 miljoen als gevolg van een boekwinst bij de verkoop van het pand aan de FC Dondersstraat en een incidentele last van € 11 miljoen in verband met afwaardering van de panden aan de Nijenoord 1 en Oudenoord 700. Het resultaat over 2011 bedraagt, afgezien van de bijzondere baten & lasten, € 15,7 miljoen. Dit is € 15,3 miljoen hoger dan begroot en € 10,1 miljoen lager dan over 2010. Het hogere dan begrote resultaat is met name het gevolg van lagere lasten (personeelslasten en overige beheerslasten). In 2011 is een voorziening opgenomen van € 1,6 miljoen ten behoeve van de verplichtingen die voortkomen uit de afspraken die met de staatsecretaris Onderwijs gemaakt zijn met betrekking tot Omgangskunde en een extra reservering van € 0,4 miljoen ten behoeve van de afwikkeling van het dossier O&O Breda. Rekening houdend met het incidentele karakter van deze posten bedraagt het genormaliseerde resultaat over 2011 € 17,7 miljoen.
11/70
Jaarverslag 2011
2 Belangrijke ontwikkelingen 2.1 Inleiding In 2011 stond de kwaliteit van het hbo centraal. Het onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs naar alternatieve afstudeertrajecten in het hbo mocht zich verheugen in veel aandacht vanuit politiek en media. Onze medewerkers en studenten zijn er door geraakt, juist omdat zij ook de andere kant van die werkelijkheid kennen. Die andere kant gaat over wat in de missie van de HU staat: door hoogwaardig onderwijs en onderzoek de professionalisering en innovatie van de beroepspraktijk bevorderen en talent laten ontwikkelen. Zo dragen we bij aan de sociale, culturele en economische ontwikkeling van een open, rechtvaardige en duurzame samenleving. In dit jaarverslag zijn vele voorbeelden terug te vinden van de resultaten die wij als instelling boeken. Resultaten boeken we in de regionale en landelijke context waarin we werken. In december 2011 heeft de HBO-raad met de regering een hoofdlijnenakkoord afgesproken. Dit akkoord gaat over kwaliteit en profilering. In het voorjaar van 2012 sluit de minister van OCW met de instellingen een prestatieakkoord. Voor Hogeschool Utrecht staat dit prestatieakkoord in het teken van de waarde die de instelling binnen de Utrechtse regio heeft, zowel alleen alsook in samenwerking met de andere kennisorganisaties in de regio (Universiteit Utrecht, Universitair Medisch Centrum en ROC Midden Nederland en andere partners in het voorbereidend onderwijs). Dit betekent dat de strategische koers niet verandert. 2.2 Kwaliteit en Rendement In de koers van Hogeschool Utrecht staat kwaliteitsontwikkeling centraal. Het jaar 2011 heeft voor de HU in het teken gestaan van ‘Kwaliteit en Rendement’, het programma waar de hogeschool eind 2010 mee is gestart. Dit programma ziet toe op versterking van de band tussen studenten en docenten, de verbetering van de informatievoorziening en dienstverlening aan studenten en de aanscherping van de onderwijslogistieke processen. Achtergrond van het programma is de al langere tijd relatief lage tevredenheid van onze voltijdse bachelorstudenten en de op dit punt achterblijvende positie van de hogeschool in verhouding tot andere hbo-instellingen. Binding In het project ‘Kwaliteit en Rendement’ is aan de opleidingen die relatief minder goed scoorden gevraagd een plan van aanpak te maken om knelpunten in de tevredenheid aan te pakken. Om de ontwikkeling van deze aanpak te begeleiden is een commissie in het leven geroepen die onder leiding stond van de oud-rector magnificus en universiteitshoogleraar van de UU, prof. dr. Willem Hendrik Gispen. Ook adviseerde de commissie op verzoek over een bredere vervolgaanpak. De commissie publiceerde in juni 2011 haar rapport, ‘Focus op Onderwijs’. Dit rapport heeft binnen de instelling diepe indruk gemaakt. Vooral omdat het op een zeer concrete wijze iedereen in de organisatie aanspreekt. Centraal thema van het rapport is het begrip ‘onderwijsdialoog': het gesprek tussen studenten en docenten staat centraal en alle andere activiteiten binnen de instelling moeten die dialoog bevorderen en ondersteunen. Het rapport is soms confronterend, maar altijd vanuit het perspectief dat het erkennen van een probleem de start van een oplossing inhoudt. Het rapport is breed binnen de instelling besproken, onder andere tijdens het jaarcongres en de jaaropening in augustus 2011 en tijdens bijeenkomsten in het najaar van 2011. Het college van bestuur heeft het rapport vervolgens volledig onderschreven en het programma ‘Focus op Onderwijs in de professionele Ruimte’ gelanceerd. Dit programma is in januari 2012 van start gegaan. Het beoogt opleidingsteams te faciliteren bij het vormgeven van de eigen professionele ruimte en zo de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen.
12/70
Jaarverslag 2011
Informatievoorziening De onderwijsdialoog gaat niet alleen over kennisontwikkeling en kennisoverdracht, maar ook om informatievoorziening die het de student mogelijk maakt het eigen studieproces te besturen. Naast concrete informatie over het rooster en onderwijs gaat het ook over de beschikbaarheid van alle relevante informatie over het onderwijsprogramma en de daarbij aan de student verbonden rechten en plichten. Zo zijn uitvoerige cursusbeschrijvingen voor het studiejaar, voor iedereen toegankelijk, beschikbaar gekomen. Onderwijslogistiek: Van Cijfer tot Diploma Omdat de dialoog tussen studenten en docenten resultaatgericht moet zijn vormt toetsing, de toekenning van cijfers en het bepalen van het gerealiseerde eindniveau van een studie, een bepalende rol. Het Inspectieonderzoek naar alternatieve afstudeerrichtingen dat op dit punt is uitgevoerd, is ook niet voorbij gegaan aan de HU. Voor onze hogeschool luidde de conclusie dat het niveau van de opleidingen is geborgd en dat de kwaliteit van onze diploma’s niet ter discussie staat. Wel gaf de inspectie aan dat er kwetsbaarheden waren in de onderwijsorganisatie. De conclusie van de Inspectie onderstreepte de uitkomst van een intern onderzoek naar toetsing. Een hiertoe in het leven geroepen taskforce Van Cijfer tot Diploma stelde een advies op met aanbevelingen voor verbetering. Op basis van dit advies zijn heldere en eenduidige afspraken gemaakt, die vervolgens zijn vastgelegd in het Onderwijs- en Examenreglement van de HU. Dit nieuwe reglement is sinds 1 september 2011 van kracht. De dienst Corporate Control is gevraagd de implementatie te monitoren en de evaluatie in mei 2012 te ondersteunen. 2.3 Studentparticipatie De HU streeft naar een optimale participatie van studenten in de medezeggenschap en onderwijscommissies. Zij ondersteunt bestuurlijk actieve studenten via inzet van een coach en door voorjaars- en zomercursussen voor geïnteresseerden te organiseren. Een belangrijke partner voor het college van bestuur hierin is MUST, de bloeiende vereniging Medezeggenschap Utrechtse Studenten, waarin veel studenten en alumni actief zijn. Ook telt de HU twintig actieve studieverenigingen waarin studenten voor elkaar activiteiten organiseren die verband houden met hun studie. De HU ondersteunt deze door hogeschoolbrede en facultaire voorzieningen. De betrokkenheid van onze studenten is zichtbaar in de activiteiten die georganiseerd worden. Zo heeft MUST het initiatief dat in 2010 is begonnen als ‘De ideale HU’ in 2011 voortgezet. In samenwerking met Studium Generale is per faculteit een bijeenkomst georganiseerd, waarbij de dialoog tussen studenten, docenten en de leden van het college centraal stond. In 2011 hebben de studenten tevens gezorgd voor een bijzondere opening van het studiejaar: de organisatie en de inhoud van het programma is door de studenten verzorgd. Onder begeleiding van Marco Oude Moolman, dramadocent bij de Hogeschool voor Kunsten in Utrecht, hebben Nicky van Vliet (FMR), Jantine van der Hoeven (FCJ), Tari Maat (FCJ) en Jan Hoos (FCJ) verrast met een professioneel en bijzonder inspirerend programma. De volwassen medezeggenschapscultuur op de HU leidde in 2011 tot twee invloedrijke benoemingen in landelijke studentenorganisaties. De voormalig voorzitter van MUST en medezeggenschapsstudent Sebastiaan Hamelaars werd voorzitter van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO). HU-studente Creatieve Therapie Ike Haasjes werd secretaris van de LSVb. Ook in het komende jaar zien we (oud) HU studenten terug in een nieuw gekozen bestuur van zowel ISO als LSVb.
13/70
Jaarverslag 2011
2.4 Leven Lang Leren Het onderwijsconcept van Hogeschool Utrecht gaat uit van het idee dat in de moderne tijd iedereen geacht wordt een leven lang te leren en vakmanschap te onderhouden. Alleen het opleiden van de instromers op de arbeidsmarkt is onvoldoende. Er hoort ook bij dat we professionals de mogelijkheid bieden de vakkennis continu en op hoogwaardig niveau te onderhouden. De HU speelt in op deze behoefte en maakt met het programma ’Leven Lang Leren’ de keuze zich te richten op de gehele leerloopbaan van de professional. Zoals eerder in dit jaarverslag is aangegeven is de HU één van de grotere opleidingsorganisaties op het terrein van postinitiële opleidingen in Nederland. De HU wil haar rol in het opleiden van professionals in de beroepspraktijk verder uitbreiden door zich uitdrukkelijk te profileren als aanbieder van hoogwaardige en erkende opleidingen voor werkende professionals. Om die reden is in 2011 het programma Leven Lang Leren (met een looptijd tot 2015) binnen de hogeschool van start gegaan. In het voorjaar van 2012 is de businesscase afgerond. Om dit daadwerkelijk te realiseren moet binnen het onderwijsbeleid een aantal randvoorwaarden worden vervuld: • flexibilisering • dienstverlening die aansluit bij het proces (kleine kwaliteit). Bovendien vraagt dit type onderwijs bijzondere competenties van de deelnemende docenten. 2.5 Flexibilisering De studentenpopulatie van Hogeschool Utrecht is divers. De doorstromende voltijdstudenten en in deeltijd studerende professionals moeten van goed en op de doelgroep afgestemd onderwijs worden voorzien. Binnen deze categorieën heeft de instelling tevens te maken met instroom vanuit verschillende vooropleidingen (mbo, havo en vwo), verschillende culturele achtergronden en verschillende ambities (topsporters, bestuurlijk actieve studenten) en verschillende mogelijkheden (studenten met een beperking). Om aan al de verschillende achtergronden, wensen en mogelijkheden te voldoen is flexibilisering van het onderwijs een belangrijke strategische keuze van de HU. Alle studenten krijgen de mogelijkheid om te versnellen, in te halen, te profileren en te excelleren. Hiertoe is in 2008 een meerjarig programma van start gegaan (Naar een flexibele Hogeschool) dat in 2014 afgerond wordt. Tussentijdse evaluatie leert dat het programma op schema ligt, waarbij in het bijzonder de overgang van curricula naar modules van 5 EC vrijwel is afgerond. Deze omzetting is een belangrijke voorwaarde om flexibele leerroutes voor onderscheiden groepen studenten verder tot ontwikkeling te kunnen brengen. Hiertoe wordt in 2012 – naast de huidige initiatieven - gestart met een pilot in de vestiging Amersfoort.
In het kader van excellentie neemt Hogeschool Utrecht sinds 2010 deel aan het landelijke Siriusprogramma. Wij richten ons hierbij niet alleen op de studenten met de hoogste cijfers, maar dagen alle studenten uit om het beste uit zichzelf te halen. Daarbij maakt de hogeschool gebruik van een integraal concept, dat instellingsbreed gebruikt wordt: het ‘Sterrensysteem’. De conceptuele uitwerking van dit excellentiebegrip naar eisen aan excellente prestaties en het verder ontwikkelen van excellentieprogramma’s waren belangrijke thema’s in 2011. Kort na de zomervakantie vond een audit plaats van het excellentieprogramma. In haar eindrapport uit de auditcommissie veel waardering voor het sterrensysteem van Hogeschool Utrecht. De commissie 14/70
Jaarverslag 2011
constateert dat dit systeem enthousiasme genereert bij studenten, docenten en het werkveld. Het aantal studenten dat deelneemt aan Sirius-trajecten is gegroeid van 259 in 2010 naar 440 in 2011. Dit aantal is conform het landelijke gemiddelde, maar nog ver verwijderd van het geambieerde niveau dat we eind 2015 behaald moeten hebben (volgens de prestatieafspraak: 6 procent excellente studenten in de voltijdse bachelor populatie). 2.6 Onderzoek Praktijkgericht onderzoek heeft binnen Hogeschool Utrecht een volwaardige plaats verworven. De hogeschool heeft in een vroegtijdig stadium een bijdrage geleverd aan de totstandkoming van een landelijk stelsel voor de borging van de kwaliteit van het onderzoek, de Validatiecommissie Kwaliteitszorg Onderzoek (VKO). Deze commissie heeft een positief oordeel afgegeven over de wijze waarop de HU de kwaliteit van het onderzoek toetst, namelijk door een onafhankelijke commissie te vragen eens in de vijf jaar de prestaties van onze kenniscentra tegen het licht te houden aan de hand van duidelijke kwaliteitscriteria. In 2011 heeft een visitatiecommissie onder leiding van voorzitter mr. Anton Westerlaken (lid raad van bestuur Erasmus MC) zich een oordeel gevormd over de kwaliteit van het onderzoek binnen het kenniscentrum Sociale Innovatie (KSI) van de Faculteit Maatschappij & Recht. De visitatiecommissie was onder de indruk van de ambities, het enthousiasme, de lectorale kwaliteit en de bereikte resultaten van het KSI, zo blijkt uit het evaluatierapport. Ze vormen een goede basis voor de verdere uitbouw van het kenniscentrum, waarbij onderstaande adviezen een zinvolle bijdrage kunnen leveren. In 2011 is verder gewerkt aan de totstandkoming van een beperkt aantal speerpunten; thema’s die aansluiten bij de belangrijkste vraagstukken in de regio Utrecht. Na het eerder vastgestelde programma Duurzaamheid (De Omslag) en het programma Creatieve Industrie, is in 2011 ook het programma Zorg en Technologie van start gegaan. De focus van dit speerpunt ligt op technologische toepassingen voor cliënten, professionals en hun fysieke omgeving. Het doel is om mensen met een langdurige zorgvraag in staat te stellen zo lang mogelijk te functioneren en sociaal te participeren. 2.7 Utrecht Science Park Voor Hogeschool Utrecht is goede en intensieve samenwerking met andere kennisorganisaties in de regio een belangrijk uitgangspunt. Hierbij is samenwerking - in Utrecht op het Utrecht Science Park (De Uithof) - de kern. In juli 2011 heeft het college van bestuur dan ook op basis van een scenario-onderzoek de principekeuze gemaakt voor renovatie van de bestaande panden op Utrecht Science Park in combinatie met nieuwbouw, zodat al onze Utrechtse activiteiten in 2015 op De Uithof geconcentreerd worden. Een voorbeeld van de vruchtbare samenwerking tussen de Utrechtse kennisinstellingen is de oprichting van het Utrecht Valorisation Center. In 2011 hebben de kennisorganisaties op het USP en de Rabobank het Utrecht Valorisation Center opgericht. Dit centrum heeft eind 2010 een subsidie ontvangen van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie. Hiermee kunnen de randvoorwaarden worden ingevuld om de samenwerking tussen kennisorganisaties en bedrijven en de transfer van kennis te verbeteren. 2.8 Opening HU Amersfoort De concentratie op De Uithof doet niet af aan het feit dat de regio Utrecht verder reikt dan alleen de stad. Ook Amersfoort vormt in de regio een stedelijk knooppunt waarmee de HU zich verbonden weet. In de ontwikkeling van de Amersfoortse City Campus zijn in 2011 belangrijke stappen gezet. In maart 2011 hebben we de prachtige nieuwe locatie HU Amersfoort geopend. De Amersfoortse burgemeester Lucas Bolsius verrichte samen met collegevoorzitter Geri Bonhof de openingshandeling In Amersfoort is gekozen voor een samenhangend, thematisch onderwijsaanbod: Zorg & Welzijn, Ondernemerschap en Onderwijs & Opvoeding. Met de gemeente Amersfoort zijn afspraken gemaakt over de opzet van een Amersfoorts Ondernemersloket: AmersfoortInc. 2.9 Oprichting CARPE Hogeschool Utrecht wil zich in onderwijs en onderzoek meten met vergelijkbare instellingen in Europa. Op 3 november 2011 is na een lange voorbereidingstijd het eerste Europese strategische consortium van 15/70
Jaarverslag 2011
Universities of Applied Sciences opgericht: Consortium on Applied Research and Professional Education (CARPE). De eerste vier partners zijn Hamburg University of Applied Sciences, Polytechnic University Valencia, Turku University of Applied Sciences en Hogeschool Utrecht. Kandidaat-partner Manchester Metropolitan University is in mei 2012 toegetreden. De thema’s waarop de netwerkpartners samenwerken sluiten grotendeels aan bij de onderzoeksspeerpunten van de HU: sustainability, health, creative engineering, applied arts, social innovation, entrepreneurship. 2.10 Medewerkers Een kennisorganisatie als Hogeschool Utrecht draait om mensen. Het personeelsbeleid past bij de ambitie die draait om kwaliteit. Loopbaan en ontwikkeling staan centraal. We streven niet voor niets naar honderd procent masterniveau voor onze docenten en twintig procent gepromoveerden in 2017. Hiervoor krijgen medewerkers ook ruime faciliteiten en een loopbaanperspectief dat bij hun persoonlijke ontwikkeling past. Ruim driekwart van de docenten heeft inmiddels een mastergraad behaald en het aantal groeit. In 2011 zijn vijftien medewerkers gestart met een promotieonderzoek dat door de instelling wordt gefinancierd (voucher). Vijf medewerkers, aan wie eerder een voucher is toegekend, promoveerden in 2011.
16/70
Jaarverslag 2011
3 Studenten 3.1 Inleiding Hogeschool Utrecht is een van de grote instellingen voor hoger onderwijs in Nederland. Ons streven is er op gericht om door duidelijke voorlichting de juiste student zo snel mogelijk op de juiste plaats te krijgen. Dit impliceert dat begeleiding van de studenten meer en meer maatwerk wordt, zowel in de voorlichtingsfase als bij de bevordering van het studiesucces. Wat dit laatste betreft concentreert Hogeschool Utrecht zich op het eerste studiejaar. De propedeuse heeft nadrukkelijk een selecterende, oriënterende en verwijzende functie. 3.2 Werving Scholieren uit het voortgezet onderwijs kunnen zich bij de HU het hele jaar door oriënteren op een vervolgopleiding. Drie keer per jaar (november, maart, mei) organiseren we een open dag voor scholieren en hun ouders. In totaal bezochten bijna achttienduizend studenten en hun ouders in 2011 een open dag. Aspirant-studenten kunnen in de onderwijsweken deelnemen aan meeloopdagen en sneak previews. Tijdens een sneak preview leiden studenten hen in kleine groepjes rond over de campus. De aspirantstudenten kunnen lesmaterialen inkijken en vragen stellen. Bij een meeloopdag volgen ze één of meerdere lessen of practica. Daarmee bieden we aankomend studenten een realistisch beeld van wat ze tijdens een studie aan onze hogeschool kunnen verwachten. In 2011 bezochten 797 aspirant-studenten een meeloopdag. Van hen schreven 389 zich in voor een opleiding aan de HU; dat is 49 procent. De sneak previews werden 130 keer bezocht; 66 studenten schreven als gevolg daarvan in; dat is 51 procent. In samenwerking met het voortgezet onderwijs organiseert de HU het gehele jaar door activiteiten op de middelbare scholen en roc’s, zoals voorlichtingsmarkten, studentenpanels en klassikale voorlichting door studenten van de HU. Ook aan de ouders wordt gedacht: op de site van de HU is een speciale ouderpagina waar zij met vragen terecht kunnen. De HU informeert de decanen en mentoren uit het voortgezet onderwijs, zodat die hun scholieren adequaat kunnen voorlichten. Decanen en mentoren ontvangen een digitale nieuwsbrief en krijgen bezoek van accountmanagers van de HU, waarbij – naast nieuwe ontwikkelingen – ook studieresultaten van de oud-leerlingen worden gedeeld. In samenwerking met de decanen organiseren we het jaarlijkse STUVO (STUdenten VOorlichting). Tijdens de STUVO volgen havo- en vwo-scholieren opleidingspresentaties die door diverse instellingen voor hoger onderwijs worden aangeboden. De HU levert al een aantal jaren de gastlocatie daarvoor. Studenten die voor en na de start van hun opleiding twijfelen aan de juistheid van hun keuze, kunnen voor advies terecht bij Centrum Studiekeuze. Dit bureau, een gezamenlijk initiatief van de HU en UU, begeleidde in 2011 ruim 800 studenten. Studenten hebben vooral vragen over beroeps- en studiekeuze, hun eigen capaciteiten en over al of niet doorstuderen. De HU maakt overigens sinds een aantal jaar eveneens gebruik van de Kies Actief module. Dit is een assessmenttool op internet waarmee (aankomende) studenten een goed beeld krijgen van hun competenties. Tijdens het oriëntatieproces zoekt de aspirant-student een vervolgopleiding die past bij zijn of haar mogelijkheden, ambities en verwachtingen. Voor zo’n dertig procent van de aspirant-studenten volgt hierna een intakegesprek. Hiermee versterken we de binding van de aspirant-student met de hogeschool en de gekozen opleiding. Eén onderwijsafdeling (het Institute for Life Sciences van de Faculteit Natuur & Techniek) zocht expliciet contact met aanmelders. Dit betrof aspirant-studenten die niet eerder belangstelling voor de opleiding hadden getoond (als aanvrager van informatiemateriaal of bezoeker van een open dag) waarvoor zij zich hadden ingeschreven. Na een informerend gesprek zag ongeveer een derde van deze groep ervan af om met de opleiding te starten. Hier en op andere faculteiten vormen de resultaten van het intakegesprek voor de instromers de start van een begeleidingstraject op maat. 17/70
Jaarverslag 2011
3.3 Instroom en marktaandeel Instroom Het aantal ingeschreven studenten aan de HU nam in 2011 voor het eerst in lange tijd af. De daling wordt in belangrijke mate bepaald door drie factoren. Ten eerste een sterke daling van het aantal herinschrijvers in de categorie langstudeerders (meer dan vijf jaar ingeschreven in het HO), een toename van gediplomeerde uitstroom en een lichte daling van het aantal nieuwe inschrijvers. De daling is niet zonder meer een probleem, omdat de instelling geen algemene groeidoelstelling meer heeft. Het is wel problematisch indien hier sprake is van ongediplomeerde uitval, onbedoelde (niet op kwaliteit berustende) drempels voor instroom in het hoger onderwijs of als hierdoor niet kan worden bijgedragen aan de gewenste omvang van de arbeidsmarkt voor beroepen die onder druk komen te staan. Concreet is dit laatste bijvoorbeeld het geval met de instroom in de technische vakken. In 2012 zal daarom aan het bevorderen van groei in deze sector wederom extra aandacht worden besteed. Een andere sector waar zich een ingrijpende wijziging van de instroom voordoet is bij de masteropleiding Special Educational Needs (SEN), hoewel naar de deskundigheid van deze professionals in toenemende mate behoefte bestaat in het onderwijs. Deze daling levert een belangrijke bijdrage aan de afnemende instroom in het masteronderwijs, waar het marktaandeel van de HU in dit segment desalniettemin enigszins is gestegen.
Bron: HU-administratie
Bron: HBO-raad
18/70
Jaarverslag 2011
De redenen voor de dalende instroom zijn divers. De negatieve macro-economische ontwikkeling (vooral merkbaar in het segment van de deeltijdopleidingen) en het regeringsbeleid (langstudeerdersmaatregel, veranderde inzichten in passend onderwijs) zijn ongetwijfeld belangrijke factoren. Hogeschool Utrecht verwacht dat de daling zich in 2012 voortzet. Daarbij versterkt mede het eigen beleid de tendens, omdat voor een aantal grote opleidingen een numerus fixus wordt ingesteld. De absolute instroom in de voltijdbacheloropleidingen is in 2011-2012 overigens nog stabiel, het marktaandeel daalt licht.
Bron: HBO-Raad
3.4 Studiesucces Bindend studieadvies In 2011 is de afspraak doorgevoerd om een uniform bindend studieadvies van 45 studiepunten te hanteren in alle opleidingen. De maatregel legt, conform HU-beleid, het accent op de selecterende en oriënterende functie van de propedeuse. Wie na de propedeuse de studie vervolgt, maakt deze – zo is het streven - ook af, bij voorkeur binnen de tijd die daarvoor nominaal is berekend. Om ervoor te zorgen dat de juiste student aan de vervolgstudie begint, krijgt iedere student na het eerste jaar een bindend studieadvies (BSA). Een positief BSA betekent dat de student in staat wordt geacht om de studie af te ronden. Wanneer een student in het eerste jaar uitvalt, kijken student en begeleider samen naar een andere opleiding binnen de HU die wel past. Sinds 2008 is het aantal negatieve bindende studieadviezen gedaald van dertig naar ongeveer twintig procent, waarna het zich op dat niveau lijkt te stabiliseren. Dit zou op termijn een structurele verbetering van het langjarig rendement moeten opleveren.
Bron: HU administratie 19/70
Jaarverslag 2011
Studiesucces bacheloropleidingen De HU streeft ernaar om een studiesuccespercentage te behalen dat past binnen de ontwikkelingen van de onderwijssector waartoe een opleiding behoort. De prestaties in de voltijd-bacheloropleidingen liggen de afgelopen jaren op een constant niveau, dat aan het landelijke niveau nadert. Een uitzondering vormen de voltijd-bacheloropleidingen van de Faculteit Educatie, waar een stijgende lijn zichtbaar is tegenover een dalende landelijke trend. De landelijke trend is negatiever dan die binnen de HU.
Bron: HBO-raad
De ontwikkelingen bij de deeltijd-bacheloropleidingen zijn vergelijkbaar; de score ligt op of rond het landelijke gemiddelde en significante afwijkingen zijn er niet. Al langere tijd werkt de HU samen met andere randstedelijke hogescholen als het gaat om verbetering van het studiesucces. Dit is van belang omdat de diversiteit in studentenpopulatie binnen deze hogescholen tot op zekere hoogte vergelijkbaar is. Vastgesteld kan worden dat HU binnen dit kader bovengemiddeld scoort.
Bron: HBO-raad (gemeten aan de hand van het jaar van instroom.)
20/70
Jaarverslag 2011
Zoals gesteld kiest Hogeschool Utrecht er voor om de ontwikkeling van het studiesucces vooral sectoraal te bekijken. Vastgesteld kan worden dat bij vrijwel alle sectoren de ontwikkelingen binnen de HU evenwijdig lopen met die van de sector, zonder dat er zich grote afwijkingen voordoen. De enige sector waarin sprake is van een duidelijk (negatief) verschil is het economisch onderwijs. Het gaat hierbij om een verschil van tussen de vijf en de zes procent. Dit is mede een reden om voor het studiejaar 2012-2013 in deze sector voor meerdere opleidingen een numerus fixus in te stellen. Studiesucces bekostigde masteropleidingen Landelijk gezien schommelt het rendement van het masteronderwijs de afgelopen jaren rond de 65 procent. Het studiesucces van de masteropleidingen van Hogeschool Utrecht ligt onder het landelijk gemiddelde, maar vertoont een sterk stijgende tendens. De diversiteit van de instroom - de HU is verreweg de grootste aanbieder in de Randstad - kan hier een mogelijke verklaring zijn. De hogescholen in de Randstad scoren vergelijkbaar of lager met studiesucces (instroom 2005: HvA 36,2 procent; InHolland 75,0 procent; Hogeschool Rotterdam 52,8 procent).
Bron: 1cijfer HO
3.5 Uitstroom Het aantal afgestudeerden aan de HU nam in 2011 toe met 465, tot een totaal van 6789 gediplomeerden (83 AD-diploma’s, 5367 bachelordiploma’s en 1339 masterdiploma’s). Naast de toename van het aantal studenten in de periode 2002-2007 zijn de maatregelen van de FE voor zogenaamde langstudeerders hiervan de oorzaak. Deeltijdstudenten is extra begeleiding aangeboden om hun studie versneld af te ronden en 350 studenten hebben van dit aanbod gebruik gemaakt.
Bron: HU administratie 21/70
Jaarverslag 2011
HBO-Monitor Jaarlijks gebruikt HU de HBO-Monitor om de arbeidsmarktpositie van afgestudeerden vast te stellen. De HBO-Monitor van 2010 is in 2011 verschenen en geeft de resultaten aan voor studenten die in collegejaar 2008-2009 zijn afgestudeerd. De respons was 38 procent, een toename van zes procent ten opzichte van het jaar ervoor. De resultaten zijn voor de HU over het algemeen gelijk aan die van het voorgaande jaar. Op facetten als kwalificatie-output (hoe goed ben je voorbereid?) en allocatie (waar kom je terecht?) scoort HU met respectievelijk 6.9 en 7.0, net als bij de algemene tevredenheid, op het landelijk gemiddelde. Op het onderdeel extern rendement (wat levert het op?) scoort de HU 7.6; dat is 0.2 hoger dan het vergelijkbare landelijk gemiddelde. De arbeidsmarktpositie en het arbeidsmarktperspectief van HU-studenten zijn daarmee heel goed te noemen.
Bron: ROA
3.6 Internationale mobiliteit Het aantal studenten dat een deel van de studie in het buitenland volgde of een buitenlandse stage deed, nam in 2011 (901) ten opzichte van 2010 (818) toe. Dit betekent dat bijna zeventien procent van de gediplomeerde bachelorstudenten in het verslagjaar een deel van hun studiepunten in het buitenland heeft behaald. Daarmee zet de trend van de afgelopen jaren zich voort. Er is een nieuwe impuls aan de uitgaande mobiliteit gegeven door de succesvolle minor Business in China. Achttien studenten gingen vanwege deze minor naar de partnerinstelling Beijing Technology en twaalf studenten naar de partnerinstelling Sjanghai University of Finance and Economic. Daarnaast gingen 25 studenten naar Beijing voor de minor Projectmanagement. De HU heeft in het verslagjaar met zeven nieuwe partnerinstellingen een overeenkomst gesloten. Het aantal inkomende excellente studenten uit niet-EER-landen (= Europese Economische Ruimte) die een internationale bachelor volgde aan de HU, met een HU Excellent of Talent Scholarship, is substantieel toegenomen: 34 excellente studenten begonnen met zo’n beurs aan hun bachelorstudie bij de HU, of zetten hun studie succesvol voort. Daarnaast is de begeleiding van alle internationale studenten die aan de HU komen studeren geïntensiveerd door het aanstellen van een International Student Advisor.
HU Excellent and Talent Scholarships (kennisbeurs)
2011-2012 34
2010-2011 17
22/70
2009-2010 13
2008-2009 5
Jaarverslag 2011
Bron: HU-administratie
In totaal hebben in het verslagjaar 219 medewerkers zich via het International Office geregistreerd in het kader van stafmobiliteit wereldwijd en hebben 47 docenten gebruik gemaakt van de Erasmusvoorziening Onderwijsopdrachten om in het buitenland les te geven. Door de totstandkoming van het Consortium on Applied Research and Professional Education (CARPE) in november 2011 mag verwacht worden dat in de voorzienbare toekomst in het bijzonder de mobiliteit van studenten en staf binnen Europa verder gestimuleerd wordt.
3.7 Medezeggenschap, binding, debat en ontspanning Medezeggenschap De langjarige stimulering van bestuurlijk actieve studenten begint bijzondere vruchten af te werpen. Gedragen door een unieke vereniging als MUST (vernoemt naar haar motto: ‘medezeggenschap is een must’) neemt de betrokkenheid van studenten bij het bestuur van de instelling steeds verder toe. Alle leden van de vereniging zijn actief in de medezeggenschap, van opleidingsniveau tot centraal niveau: van OC tot CMR. MUST faciliteert haar leden door ze bij elkaar te brengen in formele en informele sfeer, contact te houden met de HU en koepelorganisaties (ISO en LSVb) en door activiteiten aan te bieden in het kader van gezelligheid èn inhoud! In maart 2011 volgden zo’n 75 medezeggenschapsstudenten diverse workshops en trainingen. Daarnaast brachten ze per faculteit een impuls voor onderwijsverbetering op gang, die in de maanden erna op diverse faculteiten een belangrijke rol speelde. De volwassen medezeggenschapscultuur op de HU leidde in 2011 tot twee benoemingen in landelijke studentenorganisaties. De voormalig voorzitter van MUST en medezeggenschapsstudent Sebastiaan Hamelaars werd voorzitter van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO). HU-studente Creatieve Therapie, Ike Haasjes, werd secretaris van de LSVb. Binding Bestuurlijk actieve studenten zijn een belangrijke steun voor het bevorderen van binding van alle studenten aan hun opleiding en de HU, een belangrijke opdracht die de HU zich heeft gesteld. De medezeggenschapsstudenten werden ook in 2011 betrokken bij de uitvoering van de NSE. Bovendien maakten twee bestuurlijk actieve studenten deel uit van de eerder genoemde commissie onder leiding van prof. dr. Willem Hendrik Gispen, die onderzoek deed naar knelpunten in de studenttevredenheid. Ook bij de uitvoering van de adviezen van de commissie hebben de bestuurlijk actieve studenten hand- en spandiensten verleend. Zo hebben zij samen met Studium Generale onder de titel ‘De Ideale HU’ facultaire bijeenkomsten georganiseerd waarin studenten, docenten, leidinggevenden en CvB-leden met elkaar spraken over knelpunten en oplossingen. De voorzitter van het CvB, Geri Bonhof, is bovendien begonnen met het voeren van gesprekken met alle Opleidingscommissies over diverse aspecten van het onderwijs (huisvesting, roostering, evaluatie, toetsing, communicatie met leidinggevenden) en de positie 23/70
Jaarverslag 2011
van de commissie binnen de opleiding. In 2012 moeten deze bezoeken leiden tot concrete inzichten en acties. Studenten hebben ook gezorgd voor een wel heel bijzondere jaaropening. De jaaropening 2011/2012 werd voor het eerst geheel door een groep studenten georganiseerd. Zij bedachten zelf thema en inhoud van het evenement. Op sociale media begonnen studenten ‘HU likes’, een actie waarbij studenten op Facebook, Twitter en YouTube de sterke kanten van de HU over het voetlicht brengen. Zij doen dat vanuit de gedachte dat studenten en docenten veel mooie initiatieven nemen, maar dat die onvoldoende zichtbaar zijn. De betrokkenheid van de student bij de opleiding groeit. Daarbij vervullen ook studieverenigingen een belangrijke rol. Ze bieden studenten een uitvalsbasis voor debat- en brainstormsessies, die tot inspraak bij de opleiding leiden. Ook in Amersfoort wordt er hard aan de weg getimmerd met de komst van de StuRA die samen met Conventus Comus een serieuze gesprekspartner binnen HU Amersfoort vormt. Debatten Studenten hebben een grote stem in de selectie van sprekers bij de lezingen van Studium Generale. De lezing van de Amerikaanse hoogleraar Richard Florida was bijvoorbeeld een groot succes. Deze vermaarde Amerikaanse socioloog bracht in november een bezoek aan de HU. De auteur van toonaangevende werken als ‘The rise of the creative class’, ‘Who’s your city’ en ‘The great reset’ heeft niet alleen op papier grote impact op het denken over stedelijke ontwikkeling en economische groei van regio’s. Dat bleek tijdens zijn wervelende college van anderhalf uur, waarmee Florida vierhonderd gasten van de hogeschool, het Utrecht Valorisation Center, het Bernhard Lievegoed College for Liberal Arts en de projectorganisatie van Utrecht 2018 wist te boeien. Ontspanning Studium Generale participeerde in het Utrechtse festival De Beschaving. Dit festival met muziek, theater, kunst en wetenschap vond dit jaar plaats op De Uithof. De HU en Universiteit Utrecht waren de grootste partners en financiers. Tijdens het festival gingen studenten en medewerkers in ontspannen sfeer en ondanks soms heftige regenval met elkaar in debat. Zo programmeerde Studium Generale in samenwerking met Universiteit Utrecht en UMC Utrecht tijdens het festival een programma op het kennispodium de Bestuiving. Er was een discussie tussen lector Stijn Verhagen, social media-onderzoeker David Nieborg en Middenoosten-deskundige Petra Stienen.
3.8 Bijzondere kenmerken Binnen de HU heeft iedereen een bijzondere achtergrond. De studentenpopulatie kent een ongekende diversiteit, waarover we ook elders in dit jaarverslag rapporteren. Een grote groep kan rekenen op maatwerk in de vorm van extra begeleiding of faciliteiten. Onbelemmerd studeren Studenten met een functiebeperking (tien procent van onze populatie) krijgen specifieke steun om deelname aan het onderwijs mogelijk te maken. In overleg met en op advies van een studentendecaan kunnen zij voorzieningen en aanpassingen aanvragen. In de zg. Onderwijsregeling gaat het om aangepast tentamenmateriaal (vergroot lettertype, een andere papierkleur in verband met dyslexie of visuele beperkingen), het gebruik van een laptop bij een tentamen, verlenging van de tentamentijd en fysieke voorzieningen in de gebouwen. Daarnaast biedt Hogeschool Utrecht de volgende faciliteiten aan: • het digitale programma Kurzweil voor dyslexiestudenten; • een rustruimte; • toegang tot een studentenpsycholoog. In totaal hebben 817 studenten contact gehad met Bureau Studentenpsychologen in 2011. In een enquête beoordeelden studenten met een functiebeperking de faciliteiten van de HU met een 6.2. Dit is gelijk aan het landelijk gemiddelde (rapport Studeren met een handicap 2011).
24/70
Jaarverslag 2011
Topsport De HU heeft een breed scala aan faciliteiten voor de 200 studenten die hun studie willen combineren met een carrière in de topsport. De voorzieningen worden verstrekt op basis van individuele omstandigheden en het niveau waarop de sport beoefend wordt. De intensieve samenwerking met het Nationaal Topsport Centrum Waterpolo in Zeist heeft ertoe geleid dat zes topwaterpoloërs uit de nationale selectie een studie zijn gestart bij de HU. Bij FC Utrecht zijn voor studenten van verschillende disciplines stageplaatsen ontwikkeld. Daarnaast participeert de HU binnen de organisatie van het European Youth Olympic Festival (EYOF) dat van 14-19 juli 2013 zal plaatsvinden in Utrecht. Oud HU-studente Annita van Doorn werd Utrechts sportvrouw van het jaar en landelijk genomineerd met het shorttrackteam. Culturele diversiteit HU maakt deel uit van de Randstadhogescholen; scholen die sterker dan in andere delen van het land te maken krijgen met de culturele verschillen binnen de studentenpopulatie. Van onze studenten is veertien procent van niet-westerse afkomst. Door de regering is hiervoor in 2008 een bijzondere ondersteuningsregeling tot stand gebracht. Op basis hiervan zijn bijvoorbeeld de volgende initiatieven genomen: • • • • •
de intakeprocedure van de Faculteit Economie & Management; taalprojecten bij de Faculteit Educatie en de Faculteit Gezondheidszorg; student-mentoring bij de Faculteit Maatschappij & Recht; mbo-voorlichting bij de Faculteit Communicatie & Journalistiek; United Students bij Faculteit Natuur & Techniek.
Het werkprogramma van Hogeschool Utrecht kreeg bij een audit door een onafhankelijke commissie aan het einde van 2010 een positieve beoordeling. In de loop van 2011 werd bekend dat de regeling min of meer per omgaande zou worden beëindigd. Voor de G5 en de HU betekende dit niet dat de inspanningen werden verminderd. De betrokken instellingen blijven op dit punt investeren, samenwerken en kennis delen. Profileringsfonds Het profileringfonds is een wettelijke regeling die bepaalt dat studenten die door bijzondere omstandigheden studievertraging hebben opgelopen in aanmerking komen voor financiële steun. Het fonds is een samenvoeging van vier regelingen: het afstudeerfonds (niet nader omschreven bijzondere omstandigheden), regeling bestuursbeurzen (voor studenten die een bestuursfunctie in een vereniging vervullen), kennisbeurzen, de HU excellent and talent scholarships voor niet-EER-studenten (voor studenten van buiten de Europese Unie die niet in staat zijn het instellingscollegegeld te betalen) en de topsportregeling (voor studenten die aan topsport doen). Alleen voltijdstudenten en deeltijdstudenten die na 1996 voor het eerst zijn gaan studeren, kunnen een beroep doen op het profileringsfonds. De HU kent bovendien een noodfondsregeling (niet wettelijk verplicht), voor studenten in acute financiële nood. In 2011 is in dit kader € 3.760 uitgekeerd aan negen studenten. Uitkeringen aan studenten uit het profileringsfonds bedrag
aantal
HU excellent and talent scholarships voor niet-EER-studenten (kennisbeurzen)
€ 104.000
34
Bestuursbeurzen
€ 157.024
127
€ 7.800
12
Afstudeerfonds
€ 148.785
89
TOTAAL
€ 417.609
262
Topsport
25/70
Jaarverslag 2011
3.9 Prestaties studenttevredenheid Nationale Studenten Enquête 2011 De HU stijgt in de NSE licht ten opzichte van voorgaande jaren als het gaat om de algemene tevredenheid over het voltijdse bacheloronderwijs, de begeleiding en de faciliteiten. De score van de HU ligt iets onder het landelijk gemiddelde. Voor de tevredenheid van deeltijdstudenten (bachelor en master) geldt, dat deze in 2011 iets boven het landelijk gemiddelde ligt. Voor wat betreft de positieve en negatieve punten uit de beoordeling doen zich geen bijzondere ontwikkelingen voor. De respons was dit jaar voor de HU ruim 38 procent, dat betekent dat 13.200 studenten aan de enquête hebben meegedaan, een representatieve score.
Bron: NSE
Volgens Elsevier stond de HU in 2011 in het totaaloverzicht van hbo-instellingen op de veertiende en laatste plaats. Geen enkele opleiding scoort echter een onvoldoende. In de Keuzegids HBO Voltijd 2012 (die in 2011 uitkwam) stond de HU evenzeer in de laagste regionen van de ranking. In de Keuzegids Deeltijd en Duaal 2012 stond de HU echter op de negende plaats in de ranking: een vermelding in de top 10 dus. Het masteronderwijs van de HU eindigt in de Keuzegids Masters 2012 in de top drie van beste hogescholen. Hogeschool Utrecht neemt de uitkomsten van de NSE en de verwerking daarvan door Elsevier en de keuzegidsen uitermate serieus. De HU acht de achterblijvende studenttevredenheid onaanvaardbaar. Het programma ‘Kwaliteit en Rendement’ en de onderliggende projecten beogen het vraagstuk waarvoor de HU zich gesteld ziet te adresseren. Centraal daarin staat de verbetering van: • de onderwijsdialoog en studentbegeleiding; • informatievoorziening en roostering; • transparantie van toetsing en beoordeling.
26/70
Jaarverslag 2011
4 Onderwijs 4.1 Inleiding Het onderwijs van de HU is beroepsgericht. Alle 68 bachelor- en 30 masteropleidingen gaan uit van een specifiek beroepsprofiel, dat wordt vertaald in te doceren competenties. Centraal concept in het onderwijsaanbod is dat van een Leven Lang Leren. Het betreft op bachelorniveau zowel voltijdse opleidingen als opleidingen in deeltijd, zodat zowel de directe doorstroom van studenten uit het voorbereidende onderwijs wordt gefaciliteerd alsook die van de doelgroep die op enigerlei manier mid-career onderwijs wil volgen. Masteropleidingen richten zich uitsluitend op de laatste doelgroep, de mid-career studenten. Hetzelfde geldt voor een veelheid van korte cursussen en andere onderwijsvormen, gericht op in de praktijk werkzame professionals. HU is al met al een van de grootste aanbieders van mid-career onderwijs. De HU heeft met 68 opleidingen een breed scala aan bacheloropleidingen en sluit daarmee aan op vrijwel alle sectoren van het hbo, met uitzondering van de agrarische en de kunstensector. De komende jaren concentreren we ons op de kwaliteit, rendement en flexibilisering van bestaande opleidingen. Er is in 2011 voor gekozen zelf geen Associate Degree-programma’s meer aan te bieden. Met de regionale ROC’s is dan ook gesproken over continuering van bestaande licenties (9) en mogelijke uitbreiding daarvan. Vooralsnog bestaat er geen belangstelling de opleidingen te continueren of nieuwe opleidingen aan te vragen. 4.2 Assortiment Bacheloropleidingen De bacheloropleidingen van de HU leiden op voor toetreding tot de arbeidsmarkt en beschikken daarom over een herkenbaar beroepsprofiel. Veranderingen in het assortiment in 2011 zijn beperkt: •
•
•
De bacheloropleiding Algemene Operationele Techniek (FNT) is uit het assortiment genomen. De opleiding wordt afgebouwd (einde instroom: 31 december 2011, einde opleiding: 31 december 2016). De bacheloropleiding Elektrotechniek (FNT) wordt alleen nog in de voltijdse en deeltijdse variant aangeboden vanwege herstructurering van de faculteit. De duale variant wordt afgebouwd (einde instroom: 10 februari 2011, einde duaal: 31 augustus 2015). De bacheloropleiding Facility Management (HU Amersfoort, FEM) wordt alleen nog in de voltijdse variant aangeboden. De deeltijdse variant wordt afgebouwd (einde instroom: 31 december 2011, einde deeltijd: 31 december 2012).
Masteropleidingen Het masteraanbod bestaat uit dertig geaccrediteerde opleidingen, waarvan zestien bekostigd en veertien onbekostigd worden aangeboden. Hiernaast verzorgt de HU twee masteropleidingen in samenwerking met buitenlandse universiteiten: de master Innovation in European Business, in samenwerking met University College Cork en het Institut Supérieur du Commerce -ISC Paris en de master Real Estate, in samenwerking met de University of Greenwich. Met de ontwikkeling van masteropleidingen komt de HU tegemoet aan de vraag van professionals om kennis te verbreden, verdiepen en vergroten. Altijd verbinden we de ontwikkeling van masteropleidingen met toegepast onderzoek: ‘geen master zonder lector’. Onderzoek in de masterfase is ingebed in het onderzoeksprogramma van de kenniscentra. Minoren Minoren zijn samenhangende onderwijsprogramma’s van dertig studiepunten. Studenten kunnen in het kader van hun profileringsruimte een minor kiezen en daarmee een accent aanbrengen in hun opleiding. Daarbij kiezen ze tussen een verdiepende of een verbredende minor. In 2011 konden studenten een keuze maken uit 153 minoren, waarvan we een deel ook aan studenten van andere hogescholen aanbie27/70
Jaarverslag 2011
den. Deze uitwisseling vindt plaats binnen Kies op Maat (KOM), een landelijk online platform waar alle studenten aan het hoger onderwijs in Nederland kunnen kiezen uit minoren en (keuze)vakken van deelnemende instellingen. De HU is sinds 2008 een van die instellingen. In 2011 deden een kleine 3.800 studenten een minor bij de HU, waarvan enkele honderden van buiten de HU afkomstig waren. Andere kerncijfers met betrekking tot het HU-minorassortiment voor 2011: •
• •
De interfacultaire mobiliteit (het percentage van het aantal op een minor ingeschreven studenten dat een minor volgt buiten de eigen faculteit) was 31 procent in 2011. Ten opzichte van andere vergelijkbare hogescholen is dit een hoog percentage. De HU slaagt er dus goed in een minorassortiment neer te zetten dat studenten de ruimte biedt om daadwerkelijk naar eigen inzicht accenten te leggen in hun studieroute. Er is een evenwichtige verdeling in verdiepende en verbredende minoren (respectievelijk 81 en 72 minoren). In 2011 bood de HU 33 minoren aan met een internationale dimensie, terwijl negen minoren een study abroad component kenden. Er zijn twintig minoren met een duidelijke onderzoekscomponent.
In 2011 zijn stappen gezet om minoren te verbinden aan onze onderzoeksspeerpunten. Voor het speerpunt Creatieve Industrie zijn alle 23 minoren rond dit speerpunt samengebracht. Ze worden alle onder de vlag van het speerpunt voor het voetlicht gebracht. Daarnaast hebben we bijeenkomsten georganiseerd met vertegenwoordigers van deze minoren om te komen tot meer samenwerking en afstemming. Ook voor het onderzoekspeerpunt Duurzaamheid zijn in 2011 de voorbereidingen afgerond om tot een soortgelijke samenhangende aanpak over te gaan. In 2012 zal ook voor dit speerpunt een gemeenschappelijk en afgestemd aanbod worden gerealiseerd. 4.3 Kwaliteitsbeleid Kwaliteit en Rendement Al eerder in dit jaarverslag is ingegaan op de manier waarop binnen de hogeschool onderwijskwaliteit en studenttevredenheid is geproblematiseerd. De kwaliteitscultuur binnen de instelling heeft een extra impuls gekregen als gevolg van de politieke en maatschappelijke kritiek op het hbo en het daaraan gerelateerde inspectieonderzoek. In het project ‘Kwaliteit en Rendement’ is aan de opleidingen die in termen van studenttevredenheid relatief minder goed scoorden gevraagd een plan van aanpak te maken om knelpunten in de tevredenheid aan te pakken. Om de ontwikkeling van deze aanpak te begeleiden is een commissie in het leven geroepen die onder leiding stond van de oud-rector magnificus en universiteitshoogleraar van de UU, prof. dr. Willem Hendrik Gispen. De commissie is tevens gevraagd om aan de hand van haar activiteiten de HU als geheel te adviseren over een vervolgaanpak. De commissie heeft in juni 2011 haar rapport, ‘Focus op Onderwijs’, gepubliceerd. Eerder is beschreven dat de adviezen door het College van Bestuur zijn overgenomen en omgezet in het project ‘Focus op Onderwijs in de professionele Ruimte’. Op dit project komen we later in dit jaarverslag (par. 6.5) nog terug. Eind 2010 werd geconstateerd dat de HU op een aantal aspecten kwetsbaar is in de processen van resultaatverwerking en onderwijslogistiek. Omdat de HU van mening is dat de waarde van een diploma nooit ter discussie mag staan, is in 2011 de kwaliteitszorg op het gebied van cijferregistratie en diplomering versterkt. In het project Van Cijfer tot Diploma zijn de processen en de taken, rollen en bevoegdheden van de actoren in de processen beschreven en vastgesteld. Daarnaast is het beheersingsproces rondom de bewaking van de resultaatverwerking en het diplomeringsproces aangescherpt. De nieuwe afspraken gelden sinds de zomer van 2011. Alle leidinggevenden en leden van examencommissies zijn uitgebreid geïnformeerd over de wijzigingen en wat deze betekenen voor hun werk. Alle leden van examencommissies zijn extra getraind op kennis van regelgeving en de juiste toepassing daarvan in de praktijk.
28/70
Jaarverslag 2011
Accreditatie Eens in de zes jaar accrediteert de NVAO (Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie) iedere bachelor- en masteropleiding van de HU. Daarmee voorziet de NVAO de opleiding van een landelijk, maar ook internationaal herkenbaar kwaliteitskeurmerk. Alle opleidingen van de HU zijn geaccrediteerd en voldoen daarmee aan de door de NVAO bepaalde basiskwaliteit. Met ingang van 2011 is het beoordelingssysteem van de NVAO herzien, waarbij hogescholen kunnen kiezen voor een instellingsaudit op hogeschoolniveau en beperktere opleidingsbeoordelingen op opleidingsniveau. De instellingsaudit dekt randvoorwaardelijke zaken (zoals inzet van personeel, voorzieningen en borging van kwaliteit) grotendeels af, zodat bij de opleidingsbeoordeling het accent geheel op het onderwijsproces zelf kan liggen. In 2011 heeft de HU gekozen voor deze nieuwe accreditatiesystematiek en zijn de opleidingen in het ‘lichtere’ accreditatieregiem gevisiteerd. In het najaar 2012 gaat de HU ‘op’ voor de instellingsaudit. Het interne auditsysteem – waarbij de HU drie jaar na accreditatie zelf een midterm-beoordeling uitvoert - is vormgegeven in de geest van de nieuwe kaders. In 2011 zijn de volgende opleidingen geaccrediteerd volgens de systematiek die tot 2011 gold: B Chemie B Facility Management B Communicatie en Ad Eventmanager B Bouwkunde B Communicatiesystemen B Civiele Techniek M Informatica B Geodesie M Engineering B Ruimtelijke Ordening en Planologie M Fysiotherapie B Bouwtechnische Bedrijfskunde M Special Educational Needs: Auditief B Milieukunde Gehandicapten B en Ad Chemische Technologie M Special Educational Needs: Communicatief B Informatica Gehandicapten B Technische Informatica M Special Educational Needs: Leraar Speciaal B Personeel & Arbeid Onderwijs B Biologie en Medisch Laboratoriumonderzoek M Facility and Real Estate Management B Bedrijfskundige Informatica B Sociaal Pedagogische Hulpverlening Leven Lang Leren Er is grote behoefte bij professionals en organisaties in de beroepspraktijk aan kwalitatief hoogwaardige scholing gericht op actuele kennis die is afgestemd op de specifieke situatie van werkende professionals. Uit de toenemende behoefte aan upgrading en certificering in een veelheid van beroepen blijkt dat ook. De HU heeft in haar strategisch document (Koers 2012) uit voornoemde ontwikkeling de conclusie getrokken dat in het onderwijsbeleid het concept ‘een leven lang leren’ richtinggevend is. Om die reden is begin 2011 het programma Leven Lang Leren (met een looptijd tot 2015) binnen de HU van start gegaan. De HU richt zich hiermee op de gehele leerloopbaan van de professional, zowel in de vorm van basisopleiding als in de vorm van verdieping gedurende de loopbaan. In 2012 is de businesscase voor het programma en het implementatieplan vastgesteld. De HU is al één van de grotere opleidingsorganisaties op het terrein van postinitiële opleidingen in Nederland. Jaarlijks leidt de HU 25 duizend werkende professionals op in deeltijd-bacheloropleidingen, masters en contractactiviteiten. Daarbij is de HU vooral sterk in de non-profit sector (educatie, zorg, maatschappij en recht). De HU wil haar rol in het opleiden van professionals in de beroepspraktijk verder uitbreiden door zich uitdrukkelijk te profileren als aanbieder van hoogwaardige en erkende opleidingen voor werkende professionals.
29/70
Jaarverslag 2011
Flexibilisering Flexibilisering van het curriculum moet bijdragen aan een verdergaande verbetering van het onderwijsaanbod voor een diversiteit aan doelgroepen, maar ook bijdragen aan het vergroten van de aantrekkelijkheid van het onderwijs voor studenten en docenten. Het impliceert een zodanige verbinding van programma’s dat de keuzevrijheid van studenten wordt geoptimaliseerd. Flexibilisering is daarmee van belang om studenten meer verantwoordelijkheid voor het eigen studieprogramma te geven en de motivatie voor het onderwijs te bevorderen. Daarvoor is in 2009 gestart met het zesjarige traject ‘Naar een flexibele hogeschool’. In 2011 waren we met de invoering van dit traject halverwege. We hebben in de eerste drie jaar gewerkt aan de randvoorwaarden voor flexibilisering: de transitie naar onderwijseenheden van vijf studiepunten (of een veelvoud) en de aanvulling van het jaarrooster met een vijfde periode: de zomerperiode. Per faculteit heeft men gewerkt aan een eigen vertaling en invulling van flexibilisering binnen daartoe gegeven kaders. In 2014 is al ons onderwijs samengesteld uit eenheden van vijf studiepunten of veelvouden daarvan. Alle faculteiten gebruiken de mantra ‘inhalen – versnellen – profileren – excelleren’ om te komen tot meer flexibel onderwijs. Opvallende ontwikkelingen zijn: • Studenten kunnen dwars door opleidingen heen multidisciplinaire projecten doen (om zich zo te profileren en te excelleren); • De zomerperiode wordt steeds meer gebruikt om studenten in staat te stellen in te halen (de ‘zomersprint’) dan wel te excelleren (onder meer door internationale programma’s); • Er komen steeds meer excellentieprogramma’s binnen het Siriustraject; • De eerste opleidingsoverstijgende afstudeerprogramma’s zijn ontwikkeld in het kader van het onderzoeksspeerpunt Creatieve Industrie. In 2012 werkt de HU aan een actuele, transparante en correcte HU Onderwijscatalogus. Daarin beschrijven we alle onderwijseenheden die binnen de HU worden aangeboden op dezelfde wijze, toegankelijk voor alle studenten en docenten van de HU. In januari 2012 is het project Flexibilisering, Vraagsturing en Samenwerking in Amersfoort van start gegaan. Binnen HU Amersfoort zal een aantal proeftuinen worden ingericht om ervaring op te doen met verschillende vormen van flexibel onderwijs. Deze proeftuinen moeten informatie opleveren over de wijze waarop ook in Utrecht de flexibilisering van het onderwijs verder kan worden uitgebouwd. Excellentieprogramma Sirius Bij een positieve kwaliteitscultuur hoort het scheppen van mogelijkheden voor studenten om het beste uit zichzelf te halen. Daarom bestaat sinds 2010 het Sirius programma, uitgevoerd met subsidie van het landelijke Siriusprogramma, onder regie van het Platform Bèta Techniek. Hogeschool Utrecht heeft hierbij gekozen voor een project dat excellentie plaatst in het perspectief van de beroepsuitoefening, waaraan door alle studenten kan worden deelgenomen en waarbij geen nieuwe programma’s ontwikkeld worden. Studenten die als ‘excellent’ aan de HU afstuderen hebben gedurende hun studie aangetoond dat zij over de capaciteiten beschikken een toonaangevende beroepskracht te worden. Daarbij maakt de HU gebruik van het ‘Sterrensysteem’. Vijf competenties vormen evenzovele punten van de ster: innovatie & disseminatie, vakbekwaamheid & reflectie, internationale oriëntatie, gedrevenheid en leiderschapskwaliteiten. Bij de uitwerking van het sterrensysteem is de relatie gelegd met de hbo-standaarden en de Dublin-descriptoren. Per invalshoek is vervolgens het excellentieniveau gedefinieerd. Dit betekende een belangrijke stap voorwaarts in het project. Het gaf duidelijke, hogeschoolbrede kaders voor zowel de ontwikkeling van excellentietrajecten als voor de beoordeling van excellente prestaties. Invoering van het systeem is moeilijker gebleken dan was voorzien, o.a. vanwege de noodzaak tot operationalisatie van de basisconcepten en opname van het concept in het Onderwijs- en Examenreglement. 30/70
Jaarverslag 2011
Dit laatste heeft veel energie gevraagd, mede omdat de discussie over alternatieve afstudeertrajecten voor veel onzekerheid heeft gezorgd.
De aandacht voor het systeem heeft een negatief effect gehad op de toename van het aantal studenten dat heeft kunnen deelnemen aan het Sirius programma. Het aantal studenten dat in 2011 aan een excellentietraject heeft deelgenomen is ten opzichte van 2010 toegenomen van 259 naar 440. Hiermee bereikten we 1,5 procent van alle voltijdbachelorstudenten. Dit cijfer is gelijk aan het landelijk gemiddelde, maar blijft achter bij het aantal studenten waaraan de HU zich heeft gecommitteerd. De HU wil nu de scope van het programma verbreden en zo de toegankelijkheid vergroten. Dit met handhaving van de uitgangspunten van het Sterrensysteem. De verwachting is dat in dit geval doorgroei naar tenminste zes procent van de voltijdbachelorstudentenpopulatie eind 2015 haalbaar is. Met het voorgaande doet de hogeschool recht aan de uitkomsten van de audit die in het najaar van 2011 heeft plaatsgevonden. Een externe commissie heeft een dag lang gepraat met bestuur, management, projectleiders, studenten, docenten en vertegenwoordigers van het werkveld. In het instellingsrapport spreekt de auditcommissie haar waardering uit voor het sterrensysteem. De commissie constateerde dat dit enthousiasme genereerde bij studenten, docenten en het werkveld. Maar ook is er sprake van ‘een gat tussen het concept en de concrete acties’. In het afsluitende governance-gesprek zijn met het Platform Bètatechniek afspraken gemaakt over de te zetten stappen in 2012. Aansluiten bij het enthousiasme van docenten en studenten en een intensivering van de communicatie zijn daarbij belangrijke pijlers. Voorbeelden van excellentietrajecten in 2011: • Na een selectieronde kregen 16 studenten van de FCJ de gelegenheid om een documentaire te maken. Zij volgden hiervoor colleges aan de City University of New York en werden begeleid door onder meer lector Ad van Liempt. De acht geproduceerde documentaires zijn op 5 juni vertoond op het CampusDoc Film Festival. Verschillende daarvan waren van een dusdanige kwaliteit dat ze de interesse van omroepen wekten. • Bij de FE startte in het najaar Expeditie 2020. Dit is een project in samenwerking met Stichting Nederland Kennisland, een organisatie voor maatschappelijke vernieuwing, waarin excellente studenten wordt gevraagd om de lerarenopleiding van de toekomst te ontwerpen. Het gaat om een ‘reis’ van zo’n acht maanden waarin studenten, gesteund door externe deskundigen, docenten en bestuurders, een ontwerp maken voor de lerarenopleiding van de toekomst. Zij zullen vernieuwende bewegingen binnen de huidige lerarenopleiding versterken. • Bij de FNT is in 2011 het tweede Antarctica-team van start gegaan om de solartruck verder te ontwikkelen en te testen. Met deze truck wil beroepsavonturier Wilco van Rooijen een tocht over de Zuidpool maken. In oktober versterkten studenten van het ROC van Amsterdam het team. Inmiddels is de truck voor een tweede keer succesvol getest in Finland. • Voor alle studenten van de HU bestaat de mogelijkheid om zich aan te sluiten bij de International Talent Course om mee te werken aan een multidisciplinair project in een ontwikkelingsland. Ze kunnen daarvoor zelf ideeën inbrengen of meewerken aan een lopend project. Voorbeelden daarvan zijn het leveren van een bijdrage aan kinderoncologie en radiologie in Nicaragua, het opzetten van E31/70
Jaarverslag 2011
•
learning projecten tussen Nicaragua en Nederland, een bijdrage leveren aan de oogzorg in Kenia, of het verbeteren van de hygiëne en sanitaire voorzieningen in een kinderziekenhuis in Nepal. In het kader van Studium Generale hebben studenten enkele cursussen die als vrijblijvend werden aangeboden, omgevormd tot bijna Siriuswaardige producten. Het gaat onder andere om een college wereldoriëntatie.
4.4 Internationalisering De HU richtte zich in 2011 op het gebied van internationalisering vooral op het scheppen van een internationale onderwijs- en onderzoeksomgeving op de HU zelf (‘Internationalisation at home’) en op de vergroting van de strategische Europese samenwerking op het gebied van curriculumontwikkeling en praktijkgericht onderzoek. Hiermee volgen we Koers 2012. Op donderdag 3 november is op initiatief van Hogeschool Utrecht het eerste Europese strategische consortium tussen universities of applied sciences opgericht. CARPE, Consortium on Applied Research and Professional Education, bestond op dat moment uit vier leden: Hamburg University of Applied Sciences (Duitsland), Polytechnic University Valencia (Spanje), Turku University of Applied Sciences en Hogeschool Utrecht ondertekenden de overeenkomst tijdens een goed bezocht congres voor onderzoekers en docenten van de vier CARPE-partners, van 2 tot 4 november. Op 30 april 2012 is ook Manchester Metropolitan University tot het consortium toegetreden. Meer dan 150 medewerkers van de vier hoger onderwijsinstellingen en van kandidaat-partner Manchester Metropolitan University (Engeland) maakten tijdens het congres kennis met elkaars onderzoek en onderwijsprojecten. De conferentie bood een forum voor intensivering van de reeds bestaande samenwerking tussen de vijf universities of applied sciences. Ook met collega’s van de regionale partners en de universiteiten van Malmö en Lille is tijdens het congres vruchtbaar uitgewisseld. . Enkele concrete voorbeelden van de samenwerking in 2011: • gezamenlijk onderzoek op het gebied van duurzame architectuur en landschapontwikkeling; • een samenwerkingsproject op het gebied van het integreren van ondernemerschap in onderwijs; • onderzoek naar de samenwerking tussen sociaal werkers en politie in het contact met immigranten; • samenwerking met UNESCO/BREDA in Afrika op het gebied van verschillende ontwikkelingsinitiatieven. (www.carpenetwork.org).
32/70
Jaarverslag 2011
De oprichting van het consortium is een belangrijke peiler onder het door de HU gevoerde internationaliseringsbeleid. Dit beleid is er uiteindelijk op gericht de internationale dimensie van de eigen beroepsopleidingen te versterken. De HU bevordert deze ‘internationalisation at home’ tot nu toe vooral door kennisdeling binnen de instelling. In 2011 zijn er op dit punt verschillende initiatieven ontplooid. Zo vond in november 2011 een HU-breed ‘Café International’ plaats, waarin docenten met elkaar over hun ervaringen spraken. Ook is er een aanzet gegeven tot een online platform voor medewerkers van de HU, onder de werktitel Café International online. 4.5 Aansluiting met andere onderwijsvormen Hogeschool Utrecht is zich ervan bewust onderdeel te zijn van een onderwijsketen. Het is dan ook van groot belang door samenwerking binnen de regio voor studenten mogelijkheden te openen om onbelemmerd in te stromen in het hoger beroepsonderwijs of onbelemmerd door te stromen naar het wetenschappelijk onderwijs. Studenten kunnen vanuit verschillende vooropleidingen instromen in het hoger beroepsonderwijs. De gebruikelijke toegangswegen zijn: Mbo Hogeschool Utrecht heeft met vier instellingen voor mbo een convenant gesloten waarin speerpunten voor de onderlinge samenwerking zijn benoemd. Het gaat hierbij om ROC Midden Nederland, ROC ASA, ROC A12 en Amarantis. Regelmatig wordt bestuurlijk overleg gevoerd over de voortgang van de samenwerking. Het accent in de aansluiting tussen mbo naar hbo is de laatste jaren verschoven van kwantiteit naar kwaliteit. Het gaat er niet om meer mbo-ers binnen de HU te krijgen, maar om de juiste mbo-er op de juiste plek te laten instromen. Dat betekent dat de nadruk in het aansluittraject ligt op goede voorlichting over de opleidingen en wat daarbinnen van studenten verwacht wordt. Het is van belang dat de mbo-er een goed beeld heeft van zijn eigen mogelijkheden. Intakegesprekken zijn voor een goede beeldvorming van studenten een bewezen instrument. Eerder in dit jaarverslag is over de ontwikkeling van dit instrument binnen de HU gerapporteerd. Bij enkele mboopleidingen is al in het laatste jaar van de opleiding het Kies Actief-instrument ingezet. Ook biedt de HU succesvolle pre-bacheloropleidingen bij regionale roc’s aan. In 2012 willen we meer focus aanbrengen in alle activiteiten op het gebied van de doorstroming: wat werkt het beste, en hoe kunnen we dat binnen de HU en met de roc-partners verder doorontwikkelen? Havo/vwo In november 2006 is de hogeschool een nauwe samenwerking aangegaan met een aantal vo-scholen uit de regio Utrecht. Sindsdien hebben er verschillende activiteiten plaatsgevonden. Bijvoorbeeld pilots op het gebied van vakinhoudelijke aansluiting op economisch en technisch gebied en de organisatie van studiemiddagen en expertsessies voor profielwerkstukken van havisten. In 2009 zijn alle activiteiten geborgd in de reguliere organisatie van de HU. Facultaire aansluitingscoördinatoren werken daarbij samen de partnerscholen. De opzet van het vo-hbo netwerk is in 2011 veranderd: in plaats van een projectmatige structuur is gekozen voor netwerkvorming, om zo te komen tot een vo-hbo community waarin mensen elkaar weten te vinden. Er waren studiemiddagen en havo-scholieren konden hun profielwerkstuk voorleggen aan HUdocenten en -studenten. De HU realiseerde bovendien een informatiewebsite over aansluiting. Scholen in het vo-hbo aansluitnetwerk: • K.S.G. De Breul; • Gerrit Rietveld College; • Leidsche Rijn College; • Oosterlicht College; • ORS Lek en Linge;
• • • • • 33/70
RSG Broklede; St. Bonifatius College; De Werkplaats Kindergemeenschap; College de Heemlanden; CSG Willem De Zwijger;
Jaarverslag 2011
• •
•
Erfgooiers College; Het Nieuwe Eemland College;
Minkema College.
WO De samenwerking tussen HU en UU verloopt uitstekend. Op basis van een samenwerkingsconvenant hebben de instellingen gezamenlijk programma’s ontwikkeld, o.a. voor de doorstroming van hbo-studenten naar de universitaire masters, zogenaamde doorstroomprogramma’s. Studenten van de HU die hun profileringsruimte vullen met zo’n programma kunnen na het afronden van hun bachelor ofwel direct beginnen aan de master van de UU, of hoeven nog slechts een deel van de pre-master te volgen om toelaatbaar te zijn tot de master. De doorstroomprogramma’s zijn doorgaans opgebouwd uit onderdelen van een pre-masterprogramma van de UU. Voor een aantal masterprogramma's is toelating na assessment mogelijk en diverse UU-masters bieden een pre-masterprogramma aan specifiek voor hbo-studenten. Een voorbeeld van de onderwijssamenwerking met de UU is de Academische Lerarenopleiding Primair Onderwijs (ALPO). Met de UU en het UMCU zijn ook concrete samenwerkingsafspraken gemaakt betreffende de zorgsector. Hiertoe is een gemeenschappelijke rechtspersoon opgericht, de Academie Gezondheidszorg Utrecht (AGU). De AGU ondersteunt en stimuleert de rol van prominente beroepsgroepen, zoals Fysiotherapie, Logopedie, Physician Assistant, Nurse Practitioner en Verpleegkunde. Dit doet de AGU door masteropleidingen aan te bieden en door innovatieve projecten op te zetten op basis van praktijkgericht onderzoek.
34/70
Jaarverslag 2011
5 Onderzoek 5.1 Inleiding In de missie van de Hogeschool Utrecht zijn hoogwaardig onderwijs en onderzoek de middelen om te werken aan innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk en de persoonlijke ontwikkeling van talent. Onderwijs en onderzoek hangen in de profilering van de HU dan ook nauw met elkaar samen. Innovatie en professionalisering van de beroepspraktijk moet worden gerealiseerd in onderwijs waarin een onderzoekende en ondernemende houding wordt overgedragen. Betrokkenheid van docenten bij het praktijkgerichte onderzoek moet daartoe de basis bieden. Om dit mogelijk te maken is de in Koers 2012 ingezette lijn naar honderd procent masteropgeleide docenten en tenminste twintig procent gepromoveerden cruciaal. Aan de beoogde samenhang wordt binnen de HU gewerkt sinds in 2001 de eerste lectoren zijn benoemd en aan de vorming van onderzoekseenheden kon worden begonnen. Door deze ontwikkeling niet op te hangen aan individuele lectoren, maar aan facultaire kenniscentra is gestreefd naar de vorming van relatieve massa in onderzoekscapaciteit en koppeling tussen onderzoeksprogrammering en het in de faculteit gevestigde onderwijs. Door samenwerking tussen de kenniscentra zijn bovendien speerpunten tot stand gebracht in het onderzoeksbeleid van de HU. Deze speerpunten weerspiegelen de vraagstukken die kenmerkend zijn voor de regionale ontwikkeling. 5.2 Kenniscentra Onderzoeksprogramma’s Het onderzoek van de HU is ondergebracht in zes facultaire kenniscentra: • Het Kenniscentrum Communicatie en Journalistiek werkt aan vraagstukken over de plaats van media en communicatie in een samenleving die wordt gekenmerkt door digitalisering van het private, publieke en zakelijke domein. Gezamenlijk thema is crossmediale communicatie. • Het Kenniscentrum Educatie richt zich op professionals die werkzaam zijn in het educatieve domein en die voor de taak staan de kwaliteit van het onderwijs te bevorderen en zo participatie van leerlingen/burgers en hun bijdrage aan de samenleving te vergroten. Thema’s zijn Taal en Gecijferdheid, en het maatschappelijk functioneren van de lerenden. • Het Kenniscentrum Innovatie van Zorgverlening doet onderzoek waaruit innovaties voortvloeien die de patiëntenzorg, de beroepspraktijk en het onderwijs verbeteren. Alle uitkomsten zijn erop gericht dat mensen met een ziekte langer zelfstandig en zelfredzaam zijn. Thema’s zijn ouderen- en familiezorg, bewegen en gezondheid, logopedie, farmakunde en zorg en technologie. • Het Kenniscentrum Innovatie en Business focust op innovatie van het MKB en werkt aan kennis van businessaspecten van innovatie, met een door de regio ingegeven focus op financieel-zakelijke dienstverlening, ICT, cure en care, en de creatieve industrie. • Het Kenniscentrum Technologie en Innovatie is het innovatielab voor het midden en klein bedrijf in de regio Utrecht op het gebied van Bouw & Omgeving, Engineering, ICT, Procesinnovatie en Life Sciences & Chemistry. • Het Kenniscentrum Sociale Innovatie doet onderzoek naar actuele maatschappelijke vraagstukken op het gebied van hulpverlening en dienstverlening, sociaal beleid, maatschappelijke participatie, recht en arbeid. De missie is een bijdrage te leveren aan de sociale kwaliteit van de samenleving. Lectoraten en lectoren In 2011 had de HU 35 lectoraten. De lectoraten zijn ondergebracht bij een van de kenniscentra. Binnen een lectoraat werken één of meerdere lectoren samen met docenten en studenten aan het realiseren van drie doelstellingen: bijdragen aan kennisontwikkeling, bijdragen aan het onderwijs of bijdragen aan de innovatie van de beroepspraktijk.
35/70
Jaarverslag 2011
In 2011 waren er 48 lectoren aan de hogeschool verbonden. Nadat de HU in 2002 haar eerste lectoren verwelkomde is hun aantal de eerste jaren sterk gegroeid. Inmiddels stabiliseert dit zich. De HU heeft ervoor gekozen om met het huidige aantal lectoren de totale onderzoekscapaciteit te vergroten en prioriteit te geven aan de verbinding tussen onderwijs en onderzoek. In 2011 zijn zes lectoren benoemd: • Drs. Hans Duits, functioneel lector van het lectoraat Financieel-Economische Advisering bij Innovaties (Faculteit Economie & Management); • Dr. Ad van Dooren, functioneel lector van het lectoraat Farmakunde (Faculteit Gezondheidszorg); • Dr. Reint Jan Renes, functioneel lector van het lectoraat Crossmediale Communicatie in het Publieke Domein (Faculteit Communicatie & Journalistiek); • Dr. Doortje Kal, bijzonder lector van het lectoraat Participatie, Zorg en Ondersteuning (Faculteit Maatschappij & Recht); • Dr. Maarten van der Linde, bijzonder lector van het lectoraat Innovatieve Maatschappelijke Dienstverlening (Faculteit Maatschappij & Recht); • Dr. Lex van Teeffelen, bijzonder lector van het lectoraat Financieel-Economische Advisering bij Innovaties (Faculteit Economie & Management). In 2011 hielden vijf lectoren hun openbare les: • Dr. Gerrita van der Veen: ‘De nieuwe kleren van de keizer’ (Faculteit Economie en Management); • Dr. Ellen Gerrits: ‘Spreken we dezelfde taal?’ (Faculteit Gezondheidszorg); • Dr. Ir. Vincent Gruis: ‘Kansen van creatie; samenwerken bij woningrenovatie’ (Faculteit Natuur & Techniek); • Dr. Maarten van der Linde: ‘Doe wel, maar……zie om’ (Faculteit Maatschappij & Recht); • Dr. Doortje Kal: ‘Kwartiermaken: Werken aan ruimte voor anders zijn’ (Faculteit Maatschappij & Recht). Acht lectoren van onze hogeschool zijn tevens hoogleraar bij (technische) universiteiten en bij het Utrechts Medisch Centrum: Prof. dr. Elly de Bruijn, Prof. dr. Mia Duijnstee, Dr. Ir. Vincent Gruis, Prof. dr. Jo Hermanns, Prof. dr. Helianthe Kort, Prof. dr. Marieke Schuurmans, Prof. dr. Luc Vanhees en Prof. dr. Mies Westerveld. Zes lectoren beëindigden hun dienstverband bij de hogeschool: • Dr. Bert Pol (FCJ); • Dr. Hein Roelfsema (FEM); • Prof. dr. Petra Ponte (FE) ; • Dr. Diny van der Aalsvoort (FE); • Prof. dr. Hans van Ewijk (FMR); • Dr. ir. Frens Pries (FNT). Kwaliteit Sinds 2009 beschikken hogescholen onder de vlag van de SKO over een kwaliteitszorgstelsel voor onderzoek. HU heeft in dit kader gekozen voor regelmatige beoordeling van het onderzoek van de kenniscentra door een onafhankelijke commissie op basis van de Sci-Quest methode. In 2011 is het kenniscentrum Sociale Innovatie van de Faculteit Maatschappij en Recht beoordeeld. De commissie oordeelt positief over de inhoudelijke samenhang en focus die het kenniscentrum heeft aangebracht, de verbinding met de professionele praktijk en de zichtbaarheid voor de buitenwereld. Stakeholders hebben grote waardering voor de kwaliteit van de lectoren en waarderen de bruikbaarheid van de onderzoeksresultaten positief.
36/70
Jaarverslag 2011
Personele inzet onderzoek De totale personele inzet in HU-lectoraten laat een stijgende lijn zien, van 126,46 fte in 2009 via 136,5 fte in 2010 naar 142,34 fte in 2011. Het aantal lectoren is toegenomen van 44 in 2010 naar 48 in 2011: een vermeerdering van 1,6 fte. Het aantal bij onderzoek betrokken docenten is met 219 gestabiliseerd t.o.v. 220 in 2010: een vermindering van 0,08 fte. Het aantal bij onderzoek in HU-lectoraten betrokken promovendi stijgt licht en gestaag van 54 in 2009 naar 57 in 2010 en naar 62 in 2011: in 2011 een toename van 6, 81 fte ten opzichte van 2009. In twee jaar tijd is het aantal bij onderzoek in HU-lectoraten betrokken gepromoveerde docenten verdubbeld van 18 (2009) naar 37 (2011). Categorie 1. Lectoren 2. Docenten en andere onderzoekers 3. Promovendi 4. Ondersteuning 5. Studenten*
aantal in 2010 44 220 57 34 2254
aantal 2011 48 219 62 43 2328
fte’s in 2010 25,5 59 33,3 18,7
fte’s in 2011 27,1 58,92 36,01 20,31
* Definitie van de HBO-raad: alle studenten die bezoldigde of onbezoldigde onderzoeksactiviteiten verrichten of daaraan ondersteuning bieden binnen een onderzoeksprogramma of –project, waarbij een of meer lectoren zijn betrokken. De inzet van deze studenten dient wel daadwerkelijk als een onderzoeksactiviteit te kunnen worden aangemerkt en substantieel (meer dan een paar incidentele uren) te zijn.
De volgende medewerkers startten in 2011 hun onderzoek dankzij een voucher: • Sue Ashley: Enhancing knowledge integration and conceptual understanding of hbo students through meaning-oriented writing. • Remco van Broekhoven: Democratische idealen, journalistieke realiteiten; politieke journalistiek en veranderend leiderschap. • Marie-José Bunck: Handelingsgericht diagnosticeren van rekenkennis en rekenvaardigheid bij leerlingen met ernstige rekenwiskundeproblemen en dyscalculie. • Remco Coppoolse: Grootschalige onderwijsverandering: verschuivende 'frames' en sociale interactie. • Simone van Egdom: De overheid achter de voordeur. • Gardi van Gils: Onderzoek naar de sociale identiteit van jong volwassen dove en slechthorende gebarentaalgebruikers in Nederland. • Wenja Heusdens: Leerprocessen in een hybride leeromgeving: de leeruitkomsten van mbo-studenten. • Meriem Kalter: Arbeidsmediation in Nederland: effectiviteit van mediation bij hiërarchische conflicten. • Kars van der Kamp: De opmars van de zzp'ers op de bouwplaats. Opmaat voor een nieuwe manier van samenwerken? • Jacqueline Outermans: SUSTAIN: InveStigating and Stimulating long Term walking Activity IN stroke. • Leo Pruijt: Kwaliteit van IT-architectuur. • Mark Tammer: Smart sensing data management for condition based maintenance. • Daniel Telgen: An agile control architecture based on software agents. • Marian Thunnissen: Kenmerken en effecten van jongtalentenbeleid op Nederlandse universiteiten. • Marlies Welbie: Better preparation better participation?
In 2011 promoveerden vijf medewerkers met behulp van een promotievoucher: • Jita Hoogerduijn promoveerde op 19 april aan de Universiteit Utrecht op Identification of older hospitalized patients at risk for functional decline. In haar promotieonderzoek ontwikkelde Hoogerduijn een scree-
37/70
Jaarverslag 2011
•
•
•
•
ningsinstrument om vast te stellen hoeveel risico een oudere patiënt loopt op functieverlies. De oorzaak van dat functieverlies is niet het medische probleem, maar de toestand van de patiënt voor de ziekenhuisopname en de geleverde zorg. Pascal Ravesteijn promoveerde op 18 september aan de Universiteit Utrecht op Factors and competences for business process management systems implementation. Het onderzoek was gericht op BPM-systemen, het ontstaan en de ontwikkeling en wat er komt kijken bij de invoering en het gebruik ervan. De onderzoeksvraag luidde: welke factoren en competenties bepalen het succes van implementatie van business process managementsystemen in een specifieke situatie? Raymond Kloppenburg verdedigde op 10 oktober aan de Universiteit Utrecht zijn proefschrift Bekwaam beoordeeld. Inhoud, functie en kwaliteit van competentiegerichte assessments in socialwork-opleidingen. Uit het promotieonderzoek, dat is uitgevoerd bij de socialwork-opleidingen Sociaal Pedagogische Hulpverlening en Maatschappelijk Werk en Dienstverlening, blijkt dat de eerstejaarstoetsen in deze opleidingen slechts in beperkte mate voorspellend zijn voor de prestaties van studenten in de (stage)praktijk. Volgens Kloppenburg moet de beoordelingsmethode aangepast worden. Dubravka Knežić promoveerde 14 oktober aan de Universiteit Utrecht op Socratic dialogue and teacherpupil interaction. Het onderzoek richtte zich op docentcompetenties bij tweegesprekken van studenten die de master of Education volgden met personen die een tweede taal leerden. Onderzocht is of deelname aan socratische gesprekken de interactieve competenties kan vergroten. Chris van der Heijden verdedigde zijn proefschrift Dat nooit meer op 28 oktober aan de Universiteit van Amsterdam. In zijn boek beschrijft hij de rol van de Tweede Wereldoorlog in de Nederlandse samenleving in de tweede helft van de twintigste en het begin van de eenentwintigste eeuw.
Budget onderzoek Het totaal aan gerealiseerde inkomsten uit onderzoek 2011, namelijk € 17.879.000, is met € 940.000 toegenomen vergeleken met de inkomsten uit onderzoek 2010 ( € 16.939.000). We zien daarbij dat, vergeleken met 2010, het aandeel Rijksbijdrage in 2011 is afgenomen met € 494.000 en het aandeel aan SIA/RAAK inkomsten fors is toegenomen met € 1.867.000. Het percentage ‘overige’ inkomsten (inkomsten uit onder andere contractactiviteiten) t.o.v. de totale onderzoeksinkomsten neemt de laatste jaren geleidelijk af. In 2009 waren de overige inkomsten vijftien procent van de totale onderzoeksinkomsten, in 2010 was dat 11,8 procent en in 2011 was dat 8,7 procent. De huidige economische situatie is hieraan mede debet. Gerealiseerde inkomsten in K€ Rijksbijdrage
2010
2011
12.874
12.380
SIA/RAAK
2.061
3.928
Overig
2.004
1.571
Output In vergelijking met 2010 zien we een stijgende lijn in publicaties, lezingen en projecten. Met een totaal van 2.311 in 2011 en 1.972 in 2010 (met een iets andere categorisering) zien we een significante stijging in onze output.
2010 2011
Publicaties 757 710
Lezingen 1.397 1.182
38/70
Projecten 1.972 2.311
Jaarverslag 2011
5.3 Onderzoeksspeerpunten De HU heeft in 2010 vier multidisciplinaire focusgebieden benoemd. Deze speerpunten zijn belangrijk voor de economische en sociaal-culturele ontwikkeling van de regio Utrecht en de samenwerking met andere kennisorganisaties in de regio. De speerpunten zijn: • • • •
Duurzaamheid in de gebouwde omgeving Creatieve industrie Zorg en technologie Werken en leren in de wijk
Speerpunt Duurzaamheid in de gebouwde omgeving Thema van dit speerpunt is een energiezuinige en klimaatneutrale ontwikkeling in Utrechtse energie door een reductie van energiegebruik, ontwikkeling van kleinschalige alternatieve energievoorzieningen en transitie van fossiele naar hernieuwbare brandstoffen. Het speerpunt is afgestemd op de duurzaamheidsagenda van zowel de gemeente als de provincie Utrecht. Nationaal is energievoorziening een van de topsectoren. In 2011 zijn diverse projecten geïnitieerd en uitgevoerd. Zo vond de oplevering plaats van de Duurzame Energie Proeftuin op het dak van Oudenoord 700. Voor het project De Duurzame Uithof voerden studenten onderzoeksprojecten uit rond de thema’s water, energie, gebouwen en mobiliteit. Op de dag van de duurzaamheid (11-11-’11) verscheen de publicatie van het project. Het lectoraat Product Design & Engineering werkt aan Codesign in duurzaamheid, zorg en creatieve industrie. De minor Sustainable Energy Systems werd ontwikkeld en aangeboden. Voor het project Schone Zorg deden studenten Algemene Operationele Technologie bij drie zorginstellingen in Amersfoort een energiescan, en presenteerden de resultaten aan de opdrachtgevers, de gemeente Amersfoort en Bureau Echte Welvaart. De samenwerking in Schone Zorg wordt voortgezet en verbonden aan Duurzame Systeeminnovaties, een project samen met Syntens. De provincie Utrecht is mede-financier van dit project. Speerpunt Creatieve Industrie Thema van het speerpunt Creatieve Industrie is het ontwikkelen en versterken van de creatieve sector in de regio Utrecht door innovatieprojecten in drie proeftuinen, opgezet rondom drie relevante maatschappelijke vraagstukken: duurzaam gedrag; gezondheid en zelfstandigheid van ouderen; en beleving van cultuur en erfgoed. De creatieve industrie is een belangrijke aanjager van de economie in de regio Utrecht. Nationaal is de creatieve industrie één van de topsectoren. De HU wil, als grootste kennisinstelling in de regio, een forse bijdrage leveren aan de ontwikkeling en versterking van de creatieve industrie. Twee voorbeelden van die bijdrage: • Museumkompas is een onderzoeks- en innovatieprogramma om nieuwe robuuste crossmediale diensten te ontwikkelen. Dit programma is in 2011 van start gegaan en richt zich op museumprofessionals. Die worden geconfronteerd met een veranderend verwachtingspatroon van het publiek en met de groeiende invloed van digitalisering. Museumkompas zal museumprofessionals kennis en vaardigheden aanreiken, hen laten mee-ontwikkelen en hen oplossingen laten implementeren in de context van hun eigen instelling. Ruim twintig musea zijn al aangesloten. • In 2011 rondde de HU het programma Creative Experience Learning Labs (CELL) af. CELL is onderdeel van Creative Xcellerator. Dit programma voor de creatieve industrie in de regio Utrecht is een samenwerkingsverband van de HU, Hogeschool voor de Kunsten Utrecht en de Taskforce Innovatie Regio Utrecht (TFI). In het CELL-programma werkten lectoren, docent-onderzoekers, studenten en (creatief) ondernemers aan kennisontwikkeling en producten- en diensteninnovaties.
39/70
Jaarverslag 2011
Resultaat: o 90 concepten voor nieuwe producten- en diensten; o 15 prototypen; o talrijke publicaties, workshops, symposia en themabijeenkomsten gericht op creatief-ondernemers; o samenwerking met ruim 100 ondernemers. De komende jaren bouwen we voort op de resultaten en ervaringen van CELL. Speerpunt Zorg en Technologie Thema van dit speerpunt is de ontwikkeling en het gebruik van technologie in het primaire proces van de gezondheidszorg. Het doel is om mensen met een langdurige zorgvraag zo lang mogelijk zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren en sociaal te laten participeren. Technologie is een integraal onderdeel geworden van ons dagelijks leven en dus ook van de zorg. Het gaat daarbij niet alleen om ICT en apparatuur bij het verlenen van medische, verpleegkundige en paramedische zorg. Juist hulpmiddelen die mensen helpen om zo lang mogelijk zo zelfstandig mogelijk kunnen functioneren in een omgeving die voldoet aan de wensen van de zorgvrager geven waarde. Ook bij dit speerpunt zijn diverse interdisciplinaire samenwerkingsverbanden met de Faculteit Economie & Management (e-health en business models), Faculteit Educatie en Faculteit Natuur en Techniek. De FG en FE werken bijvoorbeeld aan de inzet van zorg binnen het onderwijs (roc’s). Vanuit dit speerpunt is de hogeschool actief binnen de topsector Life Sciences & Health, die door het kabinet is aangewezen. Dankzij RAAK-subsidie konden we starten met het project PETZ: Predictors voor gebruik van e-health door ouderen en professionals in de zorg (PETZ). Door de vergrijzing groeit de zorgvraag, terwijl het aantal mantelzorgers afneemt. Met e-health technologie kunnen mensen hierop inspelen. Zorgprofessionals en oudere cliënten hebben echter vaak te weinig kennis en te weinig vertrouwen in hun kennis van e-health om er gebruik van te maken. Voor het PETZ-project ontwikkelen we instrumenten om de onbekendheid met e-health bij ouderen en zorgprofessionals te verminderen. Bijvoorbeeld een training voor zorgprofessionals en een cursus voor ouderen om hen vaardiger te maken in het gebruik van e-health technologie. Naast de genoemde drie speerpunten streeft de hogeschool naar een vierde speerpunt met als titel Leren en Werken in de Wijk. Dit speerpunt zal in 2012 formeel van start gaan. Met dit speerpunt richten wij ons op de lokale samenleving (wijken, buurten en dorpen). In het bijzonder besteden we aandacht aan concepten van samenlevingsopbouw, burgerschap en sociale inclusie. De vraag is: hoe kan ieder mens een bijdrage leveren aan een gezonde, productieve en veilige samenleving, waarin iedereen meedoet en meetelt? Hoe kunnen sociale netwerken maatschappelijke ontwikkeling bevorderen? Op het terrein van dit speerpunt in wording vinden al verschillende projecten plaats: • Wmo-Werkplaats: Het uitgangspunt van het project Wmo-Werkplaats is ‘community care’: zorg in en door de gemeenschap. We sluiten hiermee aan bij het programma Welzijn Nieuwe Stijl van het ministerie van VWS. Dit gaat uit van sociaal-werkers die burgers actief opzoeken en ondersteunen; zowel vóór als achter de voordeur. Opvoeden en ontmoeten op brede scholen: met subsidie van de provincie Utrecht is het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling in 2011 gestart met een nieuw project bij twee brede scholen in Amersfoort: Opvoeden en ontmoeten op brede Scholen. Het doel is ouders/opvoeders en wijkbewoners meer te betrekken bij de scholen, om zo de ontwikkelkansen van kinderen te vergroten. Ook andere brede scholen in de provincie Utrecht zijn hierbij betrokken. • Utrechtse Onderwijs Agenda (UOA): De UOA is een samenwerkingsverband van schoolbesturen, welzijnsinstellingen, onderwijsondersteuners en de gemeente Utrecht. UOA heeft als doel dat ieder Utrechts kind zijn talenten kan ontwikkelen. De Faculteit Educatie participeert actief in de UOA en deelt de ontwikkelde kennis onder meer op Onderwijsweb met de beroepspraktijk. • Verbinden door Voetbal: de kernvraag is hoe we door middel van sport de maatschappelijke participatie kunnen bevorderen. Het lectoraat Participatie en Maatschappelijke Ontwikkeling voerde bij twee amateur-
40/70
Jaarverslag 2011
voetbalverenigingen een pilot uit met drie concrete doelen: het verbeteren van het interetnisch contact, het stimuleren van respect op en om het veld en het tegengaan van vrijwilligerstekorten. 5.4 Topsectoren Hiervoor is aangegeven dat drie van de vier speerpunten aansluiten bij het topsectorenbeleid van de Nederlandse regering. De hogeschool heeft in 2011 meerdere innovatiecontracten getekend met de ambitie om in de toekomst een bijdrage te leveren aan deze topsectoren. Deze getekende innovatiecontracten hebben betrekking op de topsectoren Life Sciences & Health en Energie en Creatieve industrie. Er is ingeschreven op de volgende deelonderwerpen: • Life Sciences & Health: o Molecular diagnostics; o Self Management, Home Care and ICT; o Regenerative medicine; o Pharmacotherapy; o One health; o Specialized nutrition, health & disease; o Enabling technologies & infrastructure. • Creatieve Industrie: o Media & ICT; o Cultureel Erfgoed; o Innovation Network Gaming. • Energie: o Energie Besparing Gebouwde Omgeving; o Smart grids.
5.5 Valorisatie Eind 2010 heeft een consortium van Hogeschool Utrecht, Universiteit Utrecht, UMC Utrecht en Rabobank Utrecht een subsidie van vijf miljoen euro ontvangen om onderwijs en onderzoek meer toe te snijden op maatschappelijk en commercieel interessante toepassingen. Met deze subsidie en financiële ondersteuning van de provincie en de stad Utrecht is in 2011 het Utrecht Valorisation Center opgericht. Dit Centrum beoogt de kennisstromen tussen de kennisinstellingen en bedrijven, organisaties en instellingen in de regio te bevorderen en te ondersteunen door onder andere: • ondernemerschapsonderwijs binnen de instellingen te bevorderen; • de ontwikkeling van een fonds voor innovatieve startende bedrijven; • de inzet van valorisatiedeskundigen die de relatie tussen kenniscentra en regionale partners ondersteunen. Ook het al jaren succesvol werkende UtrechtInc is in 2011 ingebracht in het Utrecht Valorisation Center. UtrechtInc is een business incubator die de opstart van innovatieve bedrijven in de regio Utrecht helpt te versnellen. In 2011 is door UtrechtInc de bovenste etage van de locatie Nijenoord van Hogeschool Utrecht, het ‘penthouse’, in gebruik genomen. Deze etage is inmiddels een transparante en professionele incubator geworden met elf kantoren, als aanvulling op de 24 kantoren in het Kruytgebouw op De Uithof. Het Utrecht Valorisation Center legt de nadruk op de drie pijlers van de regionale Utrechtse economie: life sciences, duurzaamheid en creatieve industrie. Voor de eerste twee thema’s zijn in 2011 specifieke netwerken opgericht: 1. Utrecht Life Sciences (ULS) is een in 2011 opgerichte netwerkorganisatie die onderzoek doet naar nieuwe geneesmiddelen en behandelmethoden voor de humane en veterinaire geneeskunde. De HU levert via haar Instituut voor Life Sciences haar bijdrage, in het bijzonder vanuit het kenniscentrum van de FNT.
41/70
Jaarverslag 2011
2.
3.
Naast de drie Utrechtse kennisinstellingen zijn onder meer Danone, Genmab, TNO en Artemis partners van ULS. Ook is er een intensieve samenwerking met het Centrum voor Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM. Het Utrechtse Sustainability Institute (USI) werkt samen met het bedrijfsleven, de overheid en andere sociale partners om kennis te integreren en toe te passen. De belangrijkste terreinen van expertise zijn energie, klimaat, water en middelen, benaderd vanuit het perspectief van de exacte en sociale wetenschappen. Het USI verzorgt contacten tussen de USI partners en marktpartijen, stimuleert de onderlinge samenwerking en neemt de leiding bij de acquisitie van nieuwe projecten. Het USI speelt ook een belangrijke rol in het stimuleren van ondernemerschap in en rond het Utrecht Science Park op het gebied van duurzaamheid, in het aanbieden van onderwijs en in het communiceren van de resultaten van USI projecten. Voor de creatieve industrie is onder de vlag van het Utrecht Valorisation Center nog geen specifieke netwerkorganisatie tot stand gekomen. Hogeschool Utrecht maakt op dit vlak al wel deel uit van iMMovator Cross Media Network, een netwerkorganisatie die zich richt op het versterken van de crossmediasector met de nadruk op innovatie en economisch rendement. Dit gebeurt door kennisdeling, kennisvergaring en het organiseren van contactmomenten tussen bedrijven, overheden en kennisinstellingen. Partners zijn, naast de provincie Noord-Holland en diverse gemeenten uit het midden en noorden van het land: United Broadcast Facilities, Hogeschool INHOLLAND, Kamer van Koophandel Gooi- en Eemland, TCN, Nederlandse Publieke Omroep, Rabobank, Media Academie, TNO, GfK Retail en Technology, European Communication Projects, Beeld en Geluid, Villa Heideheuvel, SBS Broadcasting en RTL Nederland. In 2011 is Desiree Majoor, faculteitsdirecteur van de FCJ, toegetreden tot het bestuur van het netwerk.
42/70
Jaarverslag 2011
6 Medewerkers 6.1 Inleiding Voor uitdagend onderwijs en onderzoek zijn hoogopgeleide docenten nodig. Tot de kern van het personeelsbeleid van Hogeschool Utrecht behoort dan ook het bevorderen van loopbaan en ontwikkeling van de medewerkers. Daarom investeert Hogeschool Utrecht flink in het opleidingsniveau van haar personeel. Docenten worden in staat gesteld om een masteropleiding te volgen of een promotieonderzoek te verrichten. Onze ambitie is om in 2017 over honderd procent masteropgeleide docenten en twintig procent gepromoveerden te beschikken. Dit bereiken we met stimulerende maatregelen en via gerichte werving. Onderwijs en onderzoek is geen werk voor solisten. De HU heeft teamvorming gekozen als hét instrument waarmee we de kwaliteit van het onderwijs kunnen verbeteren. Docententeams vervullen een belangrijke rol bij het realiseren en versterken van onderwijskwaliteit, studenttevredenheid en werkplezier. Ook de kwaliteit van de ondersteunende diensten beweegt mee. Onder niet-onderwijzend personeel is het uitgangspunt dan ook: permanent (bij)leren. We streven als HU naar meer diversiteit binnen ons personeelsbestand; gericht diversiteitbeleid draagt immers direct bij aan het verhogen van de kwaliteit van onderwijs. In 2011 zijn we hiermee gestart. 6.2 Ambities HRM In 2007 legde de HU de belangrijkste ambities neer in de strategische koers, Koers 2012. Die ambities gelden anno 2011 nog steeds: • Alle docenten hebben in 2017 een mastergraad of volgen een masteropleiding en twintig procent van de docenten is gepromoveerd of bezig met een promotietraject. • De HU blijft goede resultaten boeken in het werkbelevingsonderzoek. • De HU vormt een aantrekkelijke HU-community met een transparante structuur die betrokkenheid van medewerkers mogelijk maakt. • Iedere medewerker streeft permanent naar persoonlijke ontwikkeling. • De ‘starteisen’ wat betreft kennis en kunde zijn voor iedereen transparant, evenals de mogelijkheden voor aantrekkelijk werk en een loopbaan. Dat doen we onder meer door het opstellen van afdelingsontwikkelingsplannen, potentieelinschatting en facilitering bij opleidingen. • Er komt meer menskracht beschikbaar voor het primaire proces. • Docenten zijn flexibel inzetbaar op minimaal twee onderdelen van de trits onderwijs, onderzoek en beroepspraktijk en in ieder geval op het terrein van onderwijs. Bij de herijking van de strategische koers in 2010 is besloten meer te investeren in: • professionaliteit en professionele ruimte in teams; • leiderschap in het onderwijs en projectleiderschap; • diversiteit (meer biculturele medewerkers); • flexibele arbeidsrelaties. 6.3 Opleidingsniveau Voor alle functies binnen de HU formuleren we basiskwalificaties. Dit zijn de minimale eisen waaraan een medewerker moet voldoen. De kwalificaties geven richting aan de professionalisering van personeel en vormen een kader voor de werving. Voor docentfuncties zijn deze in 2011 vastgesteld: een mastertitel en een didactische aantekening zijn verplicht. Voor enkele docentfuncties geldt een afgerond promotieonderzoek als norm. Het aantal docenten dat een mastertraject volgt, is gestegen van 143 docenten in 2009 naar 173 in 2011. Het percentage docenten in het bezit van een masterdiploma staat op 72,5 procent. Ook het aantal promovendi is gestegen: van 62 docenten in 2009 naar 84 in 2011; in totaal is 7,3 procent gepromoveerd.
43/70
Jaarverslag 2011
Bron: HU administratie
De verhoging van het opleidingsniveau van medewerkers krijgt via verschillende wegen een impuls: • Er komen uitsluitend nieuwe docenten in dienst die een mastergraad hebben of daartoe worden opgeleid. • In 2010 hebben we vastgesteld dat we onze ambitie om voor 2017 over twintig procent gepromoveerden te beschikken niet halen als we uitsluitend eigen personeel een promotietraject aanbieden. Daarom gaan faculteiten het natuurlijk verloop benutten om nieuwe medewerkers aan te nemen die gepromoveerd zijn. Sinds 2010 wijst de HU promovendi van de UU op de mogelijkheden van onderwijs en onderzoek bij de HU. • Er is een loopbaanperspectief voor gepromoveerde docenten in schaal 13-14. De HU ziet deze functie als een loopbaanlijn van docent tot en met lector. Met het invullen hiervan komt de verbindende schakel tussen het lectoraat en het bacheloronderwijs tot stand. De regeling om masteropleidingen te faciliteren is uitgebreid omdat daar ruimte voor is in de begroting. In de eerste fase kwam een beperkt aantal docenten in aanmerking voor een vergoeding van de tijd en de kosten van een masteropleiding. Inmiddels is de regeling voor de duur van twee jaar verruimd naar het niet-onderwijzend personeel en omvat de regeling ook een EVC-procedure. 6.4 Actieplan Leerkracht De minister van OCW stelt met het Actieplan Leerkracht van 2009 tot en met 2012 jaarlijks een budget beschikbaar om docentfuncties aantrekkelijker te maken. In 2011 ontving de HU € 2.446.563. Hiervan dekt €1.832.674 de extra lasten die gemoeid zijn met het opwaarderen van docentfuncties. Dit deel is berekend volgens de norm die sociale partners landelijk hebben afgesproken. Het restant (€ 613.889) is volgens afspraken in het lokaal akkoord benut voor masteropleidingen van docenten (inclusief vervangingskosten). Passend bij het P&O-beleid ondersteunt Actieplan Leerkracht groeimogelijkheden voor onderwijzend personeel. Jaarlijks krijgt ongeveer vijf procent van de docenten de mogelijkheid om door te groeien naar een zwaardere functie. Met het oog op groei faciliteert de HU jaarlijks docenten met tijd en geld om via een opleiding de basiskwalificaties te verwerven. In 2011 zijn bij de HU in het kader van het convenant Actieplan Leerkracht 64 fte docentfuncties opgewaardeerd (ten opzichte van 59,2 fte in 2009 en 64,0 fte in 2010). Deze realisatie is in lijn met het groeiscenario dat de hogeschool in haar lokaal akkoord met vakbonden heeft afgesproken. Daarbij verloopt de realisatie van upgrading van schaal 10 naar 11 en die van 11 naar 12 conform wens. De realisatie van upgrading van schaal 12 naar 13 blijft achter. De HU is gestart met het werven van extern personeel voor functies in schaal 12 met groei naar schaal 13. Uiteindelijk wil de hogeschool eind 2012 een upgrading realiseren van 231 fte’s.
44/70
Jaarverslag 2011
Bron: HU administratie
6.5 Professionele ruimte De kwaliteit van ons onderwijs valt of staat met de kwaliteit van de mensen die het onderwijs verzorgen en de wijze waarop wij die kwaliteit benutten. Onderwijs wordt steeds meer een teamverantwoordelijkheid en medewerkers maken deel uit van meerdere werkstructuren tegelijk. Daarom is teamvorming en de effectiviteit van teamwork een belangrijk beleidsthema voor de HU. Het debat hierover zowel maatschappelijk als binnen de HU spitst zich toe op de professionele ruimte en het versterken van docententeams. In het voorjaar van 2011 hielden docententeams een pleidooi voor het experimenteren met werken aan zelforganisatie. Een jaar eerder hielden leidinggevenden een pleidooi voor hetzelfde in hun concept van leiderschap. CvB en CMR onderschrijven beide oproepen. Naar aanleiding van het rapport van de commissie Gispen heeft het college van bestuur in 2011 het programma ‘Focus op Onderwijs in de professionele Ruimte’ vastgesteld. Doel hiervan is docenten in staat te stellen hun verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van het onderwijs te nemen. Kwaliteit is daarbij niet een zaak van het individu, maar vooral van het opleidingsteam. Docententeams vervullen een belangrijke rol bij het realiseren en versterken van onderwijskwaliteit, studenttevredenheid en werkplezier. Ze hebben de verantwoordelijkheid voor een groep studenten en (een deel van) het curriculum. Begin 2012 is gestart met twaalf experimenten om de zelfregie van teams te bevorderen en binnen de teams meer aandacht te geven aan kwaliteit. De teams die een experiment zijn gestart richten zich op het activeren van vijf elementen van teamwork, liefst samen met studenten. De werkvorm die het programma gebruikt, is steeds de dialoog: • werken vanuit gezamenlijkheid; • onderling feedback geven; • regel- en uitvoerende taken als team verdelen en uitvoeren; • samen de ervaren werkdruk weg organiseren; • leidinggeven gericht op zelfsturing. Het lectoraat Organisatie-configuraties en arbeidsrelaties heeft onderzoek gedaan naar het verband tussen onderwijskwaliteit en teamkwaliteit. Een belangrijke conclusie uit dit onderzoek is ‘dat het creëren van professionele ruimte voor docenten en het (mede daardoor) stimuleren van de professionele ontwikkeling van docenten en docententeams de meest succesbepalende factor van goed leiderschap is bij docententeams in het hoger onderwijs’. 6.6 Investeren in onderwijs Meer middelen vrijmaken voor onderwijs. Dat heeft al vier jaar onze prioriteit. En met succes, ondanks de afname van de rijksbijdrage per student. Bij een stabiliserend en zelfs dalend aantal ingeschreven studenten slagen
45/70
Jaarverslag 2011
we er in het aantal docenten te laten toenemen. Dit was mogelijk dankzij de verschuiving van middelen van het ondersteunend personeel en materiële lasten naar het onderwijzend personeel. Deze ontwikkeling is ook zichtbaar bij de personele lasten inclusief personeel niet in loondienst.
Gebaseerd op het aantal docenten in loondienst en het aantal bachelorstudenten. 6.7 Werkbeleving In november 2011 is het tweejaarlijkse werkbelevingsonderzoek uitgevoerd, waar 65 procent van de medewerkers aan deelnam. Faculteiten konden eigen aandachtspunten in de vragenlijst laten verwerken. Het onderzoek is benut om vragen te stellen over diversiteit, de introductie van nieuw personeel en het functiehuis. De resultaten zijn in 2012 bekend gemaakt. Vastgesteld kan worden dat de werkdruk van onze medewerkers steeds verder toeneemt. Ook in het vorige onderzoek kwam dit thema al pregnant naar voren. Vervolgens zijn trainingen en individuele coaching voor de medewerkers beschikbaar gekomen. De HU heeft bovendien samen met de Hanzehogeschool een instrument laten ontwikkelen dat de organisatorische oorzaken van werkdruk in kaart brengt. In twee faculteiten (FNT en FE) is het getest en de uitkomsten zijn hoopgevend. Daarom gaan meer teams de checklist in 2012 gebruiken.
6.8 Diversiteit Uit recent onderzoek blijkt dat gericht diversiteitbeleid - waarvan personeel met interculturele competenties deel uitmaakt - direct bijdraagt aan het verhogen van de kwaliteit van onderwijs. De HU streeft dan ook naar meer diversiteit van haar personeelsbestand, waarmee in 2011 projectmatig is gestart. Aansluitend bij de doelstellingen uit Koers 2012 ligt de primaire aandacht bij het werven van niet-westers onderwijzend talent. In 2012 vinden managementbijeenkomsten plaats en worden wervingsmethodes voor de specifieke doelgroep geëvalueerd.
46/70
Jaarverslag 2011
Daarnaast richt het project zich op het behoud van de niet-westerse medewerkers door het competent maken van onze hogeschool op het gebied van brede diversiteit, het omgaan met verschillen. We hebben in de basiskwalificaties voor ondersteunend en onderwijzend personeel vastgelegd dat scholing op het terrein van diversiteitscompetenties noodzakelijk is. Deze scholing wordt in 2012 intern ontwikkeld, aangeboden aan medewerkers en daarnaast ingebed in het aanbod van trainingen. 6.9 Scholing en coaching Het aantal deelnemers aan interne professionaliseringsactiviteiten steeg ten opzichte van 2010 van 660 naar 819. Vanwege de actualiteit, het rapport van de commissie Gispen en teamontwikkeling als prioriteit, ontwikkelde bureau Talent in 2011 materiaal voor teamontwikkeling, auditorentraining, training van examencommissies, didactiek op maat en een programma voor nieuwe docenten. De gemiddelde evaluatiescore van de professionaliseringsactiviteiten lag in 2011 op 7,8; exact dezelfde score als in 2010. Met coaching ‘van werk naar werk’ verdiende HU € 1.700.000 in op de kosten van wettelijke en bovenwettelijke werkeloosheidsuitkeringen. Ondanks de recessie, oplopende werkloosheid en scherpe concurrentie op de arbeidsmarkt is het inverdiende bedrag € 100.000 hoger dan in 2010. 6.10 Statistische gegevens
Bron: HU administratie
Bron: HU administratie
47/70
Jaarverslag 2011
De leeftijdsopbouw fluctueert ten gevolge van de hoge in- en uitstroom. In een meerjarenperspectief is de gemiddelde leeftijd stabiel. De vergrijzing leidt iets eerder dan bij andere hogescholen tot hogere uitstroom omdat de hogere leeftijdscategorieën sterker vertegenwoordigd zijn. Hiermee begeeft de HU zich ook eerder op de arbeidsmarkt, die voor bepaalde segmenten krap wordt.
Bron: HU administratie
Conform het landelijke beeld in onderwijsland werken er bij de HU relatief veel vrouwen. Een verklaring is de mogelijkheid voor het combineren van de werk- en privésituatie, wat bij vrouwen meer dan bij mannen een issue is.
Bron: HU administratie
Hogere functies zijn die vanaf schaal 13. Het aandeel vrouwen in hogere functies is stabiel. Conform het landelijke beeld zijn er bij de HU meer mannen dan vrouwen in hogere functies. De HU hanteert geen norm.
48/70
Jaarverslag 2011
Bron: HU administratie Voor de SOP-regeling is een budget beschikbaar is van 1,08 procent van de bruto loonsom. Bij het vaststellen van de kosten is conform de cao-hbo, een opslagpercentage werkgeverslasten van 29 procent gehanteerd. Dit betekent dat de werkelijke kosten hoger zijn. Als toelichting wordt nog opgemerkt dat in de betreffende jaren het werkelijke opslagpercentage hoger is geworden. De stijging van de SOP-kosten wordt verklaard door het hogere aantal deelnemers (eind 2011 namen 28 personen meer aan de regeling deel dan eind 2010, de stijging eind 2010 ten opzichte van 2009 bedroeg 63 personen).
Bron: HU administratie
49/70
Jaarverslag 2011
Besteding decentrale arbeidsvoorwaardenmiddelen Verplichte en werkelijke kosten exclusief SOP-kosten budget: 1,15% van de bruto loonsom Werkelijke kosten
2009 1.918.723
2010 2.002.201
2011 2.121.240
2.193.040
2.243.897
2.393.544
2009
2010
2011
HU: Onbetaald ouderschapsverlof HU: Maatwerk bij dreigende overbelasting HU: Verlengd bevallingsverlof CAO: Doelgroepenbeleid CAO: Aanvullende afspraken reiskosten woon-werk verkeer CAO: Aanvullende afspraken gezondheidsbeleid CAO: Loopbaanbeleid CAO: Kinderopvang
34.718 75.038 363.560 3.772 1.140.936 111.126 55.800 408.090
53.190 25.545 388.031 0 1.194.224 97.017 63.000 422.890
73.489 9.500 411.452 0 1.302.258 56.999 90.900 448.946
Totaal
2.193.040
2.243.897
2.393.544
Onderverdeling werkelijke kosten
Bron: HU administratie
Betreft out of pocket kosten. Niet meegeteld zijn de vaste tien procent deskundigheidsbevordering per docent en de promotievouchers.
50/70
Jaarverslag 2011
Bron: HU administratie
De stijging van het ziekteverzuim onder vrouwelijke werknemers is groter dan die onder mannelijke werknemers. Het beeld is dat vooral vrouwen de verantwoordelijkheid voor zowel de werk- als de privésituatie (kinderen en mantelzorg) ervaren waarbij een toenemende druk leidt tot hoger ziekteverzuim. Bij jongere vrouwen treedt meer verzuim op ten gevolge van zwangerschappen (niet het zwangerschaps- en bevallingsverlof zelf).
51/70
Jaarverslag 2011
Verslag van de Medezeggenschapsraad Hoe kunnen we de medezeggenschap op de HU versterken? Hoe betrekken we studenten en medewerkers meer bij de discussie over de toekomst van de organisatie? Hoe zorgen we ervoor dat besluiten van bestuurders over voldoende draagvlak beschikken? Met deze vragen heeft de medezeggenschap zich in 2011 intensief bezig gehouden. Er zijn ideeën ontwikkeld om de medezeggenschap verder te professionaliseren. In de komende zittingsperiode (februari 2012 – februari 2014) wordt een pilot uitgevoerd waarin hiermee geëxperimenteerd wordt. De medezeggenschap wil een platform bieden aan medewerkers en studenten om via deelname aan werkgroepen en discussiebijeenkomsten invloed uit te oefenen op het beleid van de hogeschool. Er zijn al werkgroepen gestart rond het huisvestingsbeleid en de Onderwijs- en Examenregeling.
worden. Het CvB heeft een commissie onder leiding van de heer Gispen, oud-rector magnificus UU, advies gevraagd om te komen tot een verhoging van de onderwijskwaliteit. De Commissie Gispen heeft geadviseerd om het onderwijs meer centraal te stellen, docenten als professionals te waarderen, de binding van studenten aan de opleiding te vergroten en de dialoog tussen studenten en docenten, tussen docenten onderling en tussen docenten en management te stimuleren en te faciliteren. De CMR ondersteunt de aanbevelingen van de Commissie Gispen van harte en wil er, vanuit een actieve betrokkenheid, een bijdrage aan leveren dat deze daadwerkelijk doorgevoerd worden. Het CvB wordt hier regelmatig op bevraagd. In januari 2012 organiseert de CMR een studiemiddag om concrete ideeën van medewerkers en studenten hiervoor op te halen.
Lid raad van toezicht Sinds de invoering van de nieuwe WHW in 2010 heeft de CMR het recht om een lid voor de raad van toezicht voor te dragen. De CMR heeft van dit recht gebruik gemaakt en na een gedegen selectieprocedure met veel genoegen mevrouw Ingrid Thijssen, directievoorzitter NS Reizigers, voorgedragen. Zij is in 2011 benoemd.
Professionele Ruimte Samen met de stafdienst P&O heeft de CMR een voorstel gedaan om te experimenteren met het vergroten van de professionele ruimte van teams. Het CvB heeft dit voorstel goedgekeurd. Beoogd wordt de kwaliteit van het onderwijs en de tevredenheid van studenten en medewerkers te verbeteren door een verhoging van de professionaliteit en zelfsturing van docententeams. In 2012 zullen 12 experimenten binnen de verschillende faculteiten van start gaan.
Financiën De CMR steunt het besluit van het CvB om de gerealiseerde financiële resultaten in te zetten om de dip in de bekostiging in de jaren 2013 en 2014 op te vangen zonder te bezuinigen op de kerntaken. De raad betreurt het dat er in 2011 op de faculteiten minder geld aan onderwijs is uitgegeven dan was begroot.
Onderwijs- en examenregeling Op aangeven van de faculteitsmedezeggenschapsraden is een aantal wijzigingen in de Onderwijs- en Examenregeling doorgevoerd. De CMR had veel kritiek op de hoge norm voor het bindend studieadvies in de propedeuse voor studenten die veel vrijstellingen hebben. Uiteindelijk heeft de CMR bereikt dat studenten die een verkorte route volgen en daardoor moeite kunnen hebben om in één jaar hun propedeuse te halen de mogelijkheid krijgen om een extra herkansing te doen. De CMR heeft een werkgroep ingesteld met deskundigen uit de faculteiten om de raad vanuit de opleidingen tijdig te adviseren over gewenste aanpassingen aan het OER voor 2012-2013.
Onderwijs Hoewel de opleidingen van de HU geaccrediteerd zijn, valt er nog veel te verbeteren aan de onderwijskwaliteit. Dit blijkt ook uit de lage rankings van de HU in Elsevier en de Keuzegids. Volgens de CMR moet de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs bottom-up ingevuld worden. Het onderwijsteam speelt hierin een grote rol. De CMR heeft aandacht gevraagd voor het belang van een veilige werkcultuur, zodat zaken die niet goed verlopen in een open sfeer besproken en verbeterd kunnen
52/70
Jaarverslag 2011
huisvestingsplannen geformuleerd. Deze hebben o.a. betrekking op de bereikbaarheid van De Uithof, de balans tussen doelmatigheid en herkenbaarheid van opleidingen, de toekomstbestendigheid van de nieuwbouw en de duurzaamheid.
Huisvesting Ook voor het huisvestingsbeleid geldt dat de CMR veel waarde hecht aan een goede samenwerking met de faculteiten. De CMR heeft daarom een werkgroep met leden uit de faculteiten ingesteld. Deze werkt nauw samen met de stafdienst SBV en adviseert de CMR over de huisvestingsplannen. De CMR heeft een aantal beoordelingscriteria voor de
Namens de CMR, René Versteegh
53/70
Jaarverslag 2011
7 Huisvesting Hogeschool Utrecht maakte in 2011 de keuze om al haar Utrechtse locaties te concentreren op het Utrecht Science Park (De Uithof). Daar, op een campus, komt onze ambitie om te ontmoeten en te verbinden ten bate van onderwijs en onderzoek, het beste tot haar recht. Belangrijke externe kennispartners, zoals de UU, het UMCU en het bedrijfsleven, zijn ook op deze campus te vinden. De huisvesting in de stad is of wordt verkocht. Huurovereenkomsten worden beëindigd. Naast deze voorbereidingen op de huisvesting van de HU op het Utrecht Science Park, werd in 2011 het nieuwe gebouw van HU Amersfoort feestelijk geopend. Oudenoord 340 en 370 zijn gerenoveerd. 7.1 Concentratie op Utrecht Science Park (USP) De HU wil zich nog meer als University of Applied Sciences onderscheiden, een instelling waarbinnen samenwerking tussen verschillende kennisgebieden, tussen onderwijs, onderzoek en praktijk vanzelfsprekend is. En ook een instelling die zich verbindt met de vragen uit de samenleving en praktijk en die daar samen met relevante (kennis)partners een bijdrage aan wil leveren. Daarom gaan we al ons Utrechts onderwijs en onderzoek op één aansprekende en herkenbare plek concentreren: Utrecht Science Park (USP). Het USP wordt een locatie waar studenten, docenten, onderzoekers en ondersteunend personeel elkaar ontmoeten en onderling kennis kunnen uitwisselen. Een ideale plek waar ruimte is voor samenwerking met en tussen faculteiten. Een unieke locatie die blijft bruisen van de dynamiek en bedrijvigheid en waarin samenwerking met interne en externe partners als de UU, het UMCU en het bedrijfsleven centraal staat. Bij de renovatie en nieuwbouw wordt een optimale indeling gemaakt en wordt een efficiënter gebruik van de panden nagestreefd. Dit bereiken we door (algemene) ruimten te delen, zoals werkplekken, bedrijfsrestaurants, de ontvangsthal en generieke leslokalen. Hiermee kan een aanzienlijke hoeveelheid vierkante meters worden bespaard. De financiële ruimte die hierdoor ontstaat, gebruiken we voor investeringen in het onderwijs en onderzoek. We streven ernaar al onze Utrechtse opleidingen vanaf 2015 samen op het USP te huisvesten. Het verslagjaar stond vooral in het teken van de voorbereiding van deze huisvestingplannen. 7.2 Voorbereidingen huisvesting USP We kunnen de visie zoals vastgelegd in het HU Strategisch Huisvestingsbeleid 2010-2025 samenvatten tot: 'Eén campus, optimaliseren (van ruimtegebruik en ondersteunende processen),ontmoeten (t.b.v. kennisoverdracht en -uitwisseling) en verbinden (waarbij het accent ligt op relaties met de omgeving)'. In 2011 hebben we deze visie op basis van een scenario-onderzoek uitgewerkt tot een business case. De scenario’s variëren van ‘alles laten zoals het nu is’ tot ‘gedeeltelijke afstoot van huidige panden en meerdere nieuwbouwlocaties’ tot ‘100 procent nieuwbouw’. Hierbij is de keuze gemaakt voor renovatie van bestaande panden op het USP, nieuwbouw op een kavel aan de Padualaan en het afstoten van al het vastgoed in de binnenstad. Belangrijke overwegingen voor deze keuze waren: • de beschikbaarheid en mogelijkheden van bouwkavel(s); • de beschikbaarheid van tijdelijke huisvestingscapaciteit; • gewenste fysieke positionering op het USP; • financieringsmogelijkheden; • onafhankelijkheid van externe besluitvorming; • risicobeperking. Daarnaast hebben we in 2011 de ontwikkeling van de ruimtevraag verder in beeld gebracht, samen met de mogelijke toekomstige positionering van opleidingen. Tevens zijn de financieringsmogelijkheden onderzocht. Gelet op financieel economische onzekerheid en ingezette stelselwijzigingen in het hoger onderwijs is de HU genoodzaakt om de voorgenomen planning bij te stellen. Hierdoor is, zowel het starten met de
54/70
Jaarverslag 2011
nieuwbouw, als het starten met de renovatie van de bestaande panden op het USP halverwege 2012 niet haalbaar. 7.3 Verkoop FC Dondersstraat In het voorjaar van 2011 heeft de HU het pand aan de FC Dondersstraat (Instituut voor Life Sciences) verkocht aan een belegger/ontwikkelaar. Bij de verkoop is overeengekomen dat de HU het pand tot augustus 2015 huurt. Vanaf medio 2015 verhuizen de onderwijsactiviteiten naar het USP. In de nazomer 2011 is voor het pand aan de FC Dondersstraat een asbestbeheersplan opgesteld voor de huurperiode. Met dit plan verplicht de HU zich tot een pakket van maatregelen en het naleven van voorwaarden om risico’s met betrekking tot asbestbesmetting voor gebruikers te minimaliseren. 7.4 Bereikbaarheid, mobiliteit en duurzaamheid De HU heeft duurzame ontwikkeling tot speerpunt benoemd in Koers 2012+. Voor 2020 willen we de totale mobiliteit met twintig procent terugdringen. De automobiliteit moet met vijftig procent dalen. In 2011 heeft de HU samen met de UU een nulmeting mobiliteit uitgevoerd op het USP. Daarnaast streven we naar energieneutrale huisvesting. In 2011 is van de gebouwen een energiescan gemaakt en is een aanzet gedaan voor een energiezorgsysteem. Tot slot willen we de inkoop honderd procent duurzaam maken. We hebben met verschillende USP-partners gesprekken gevoerd om de problematiek op het vlak van mobiliteit, bereikbaarheid, parkeren en duurzaamheid gezamenlijk aan te pakken en om te onderzoeken op welke vlakken we elkaar kunnen versterken. Op 31 augustus is in dat kader de eerste paal geslagen voor P+R De Uithof. De gemeente Utrecht, UMCU, UU en HU financieren deze parkeergelegenheid. 7.5 Opening HU Amersfoort Op 1 maart is het markante onderwijsgebouw aan De Nieuwe Poort in Amersfoort officieel geopend. In aanwezigheid van ruim vierhonderd belangstellenden brachten burgemeester van Amersfoort Lucas Bolsius en collegevoorzitter Geri Bonhof letterlijk en figuurlijk een bal aan het rollen. Bolsius benadrukte de bijzondere rol die HU Amersfoort heeft als een plek voor onderwijs, ontmoeting en samenwerking met relaties uit de regio. Opnieuw is de wens uitgesproken om in de directe omgeving van HU Amersfoort een City Campus te ontwikkelen waar wonen, werken, leren en recreëren vanzelfsprekend naast elkaar bestaan. Het ca. 20.000 m2 tellende gebouw is sinds augustus 2010 in gebruik. 7.6 Huisvesting HU Diensten Begin 2011 hebben enkele stafdiensten het gerenoveerde Oudenoord 340 in gebruik genomen. Halverwege 2011 is besloten om ook Oudenoord 370 te renoveren voor eigen gebruik. Dit besluit was nodig om de verhuizing van HU Diensten medewerkers die op de locaties Heidelberglaan 2 en Jenalaan 18b gehuisvest waren op te kunnen vangen. Het datacentrum van de HU is eind december verhuisd naar het UMCU- datacentrum, een moderne, duurzame en robuuste voorziening. De renovatie van Oudenoord 370 was eind januari 2012 afgerond. Het eigendomspand aan de Jenalaan is begin 2012 duurzaam gesloopt en de grond is teruggegeven aan de UU. Hiermee is de clustering van HU Diensten op één locatie een feit.
55/70
Jaarverslag 2011
8 Financiën
1
8.1 Inleiding Het gerealiseerde resultaat over 2011 is € 12,4 miljoen, begroot was € 0,4 miljoen. De gerealiseerde baten zijn nagenoeg gelijk aan de begroting. De lasten zijn lager door strakke budgetsturing op de beheerslasten en het later in het jaar uitbreiden van het aantal OP-ers dan waarmee in de begroting rekening was gehouden. Het balanstotaal stijgt met € 11 miljoen tot € 251 miljoen ultimo 2011. De HU wordt geconfronteerd met een afname van de rijksbijdrage als gevolg van wetten zoals de langstudeerdersmaatregel. De HU wil deze bezuinigingen opvangen zonder te bezuinigen op de uitvoering en de kwalitatieve verbeteringen van de kerntaken onderwijs en onderzoek. Het resultaat over 2010 en 2011 biedt de komende jaren voldoende ruimte om te werken naar structureel lagere kosten voor de ondersteunende taken en de bedrijfsvoering en daarmee een gezonde financiële exploitatie. 8.2 Toelichting ontwikkeling resultaat HU heeft over het jaar 2011 een resultaat gerealiseerd van € 12,4 miljoen. In dit resultaat is een incidentele bate verwerkt van € 7,7 miljoen als gevolg van een boekwinst bij de verkoop van het pand aan de FC Dondersstraat en een incidentele last van € 11 miljoen in verband met afwaardering van de panden aan de Nijenoord 1 en Oudenoord 700. Het resultaat over 2011 bedraagt, afgezien van de bijzondere baten & lasten, € 15,7 miljoen. Dit is € 15,3 miljoen hoger dan begroot en € 10,1 miljoen lager dan over 2010. In 2011 is een voorziening opgenomen van € 1,6 miljoen ten behoeve van de verplichtingen die voortkomen uit de afspraken die met de staatsecretaris Onderwijs gemaakt zijn met betrekking tot Omgangskunde en een extra reservering van € 0,4 miljoen ten behoeve van de afwikkeling van het dossier O&O Breda. Rekening houdend met het incidentele karakter van deze posten bedraagt het genormaliseerde resultaat over 2011 € 17,7 miljoen.
Bron: HU jaarrekening 2011 1
De gegevens in dit hoofdstuk zijn ontleend aan de jaarrekening 2011. 56/70
Jaarverslag 2011
Baten Ten opzichte van 2010 zijn de baten, afgezien van de bijzondere bate van € 7,7 miljoen, met ruim € 10 miljoen toegenomen tot € 318,3 miljoen, vooral door € 9 miljoen hogere rijksbijdrage. De stijging van de rijksbijdrage wordt deels (ruim € 4 miljoen) verklaard door een bijstelling van de profielprijs. OCW heeft in oktober 2010 de profielprijs per student naar boven bijgesteld als gevolg van een hoger aantal ingeschreven studenten per 1 oktober 2011 dan in de referentieraming voorzien was. Door de HU is deze extra rijksbijdrage gereserveerd voor verbetering van kwaliteit en rendement van het onderwijs. Door de toename van de studentenaantallen stegen ook de collegegelden (+ € 1,3 miljoen). Ten opzichte van de begroting komen de totale baten, exclusief incidentele bate, € 0,9 miljoen lager uit. Lasten De lasten bedragen, exclusief de bijzondere afwaardering van de materiële vaste activa, € 301 miljoen, hetgeen zo’n € 21 miljoen (7,5 procent) hoger is dan in 2010. De stijging van de lasten is vrijwel geheel terug te voeren op de hogere personele lasten (+ € 19 miljoen). Ten opzichte van de begroting blijven de lasten met bijna € 16 miljoen achter, door lagere personele lasten (-€ 9,7 miljoen) en lagere overige lasten (-€ 4,6 miljoen). 8.3 Geconsolideerde balans per 31 december na resultaatbestemming
Bron: HU jaarrekening 2011
Het balanstotaal stijgt met € 11 miljoen tot € 251 miljoen ultimo 2011. De stijging bij de activa betreft vrijwel geheel de toename van de liquide middelen, die verdubbelden ten opzichte van vorig jaar, dankzij het positieve resultaat. De materiële vaste activa nemen met € 22 miljoen af als gevolg van de bijzondere afwaardering van de gebouwen met € 11 miljoen, de verkoop van het pand aan de FC Dondersstraat en de reguliere afschrijvingen 2011. Aan de passiefzijde stijgt het eigen vermogen met € 12 miljoen in 2011 als gevolg van het positieve resultaat. Door aflossing van twee leningen dalen de langlopende schulden met bijna € 6 miljoen. 57/70
Jaarverslag 2011
Liquiditeit De liquiditeit geeft de mate weer waarin de HU in staat is aan haar verplichtingen op korte termijn te voldoen. De liquiditeit wordt uitgedrukt in de current ratio (de verhouding tussen de vlottende activa en kortlopende schulden). Deze stijgt van 0,61 ultimo 2010 naar 1,04 ultimo 2011 (hbo 2010: 0,96), hetgeen betekent dat de HU voldoende liquide is om aan haar verplichtingen op korte termijn te voldoen.
Bron: HU jaarrekening 2011
Solvabiliteit De solvabiliteit (het aandeel van het eigen vermogen in het totale vermogen) stijgt van 41,4 procent eind 2010 tot 44,5 procent eind 2011 (hbo 2010: 37 procent).
Bron: HU jaarrekening 2011
58/70
Jaarverslag 2011
8.4 Van keten- naar kerntaken Een van de financiële doelstellingen van de HU is het structureel verschuiven van middelen van de ketentaken naar de kerntaken. Een eerste grote stap hierin is gezet in de periode 2007–2011. In deze periode is er een bezuinigingsoperatie uitgevoerd waarbij de ondersteunende diensten de opdracht hebben gekregen om in een periode van vier jaar 20 procent (€ 6 miljoen) te bezuinigingen. Deze bezuiniging is nagenoeg gerealiseerd. Mede als gevolg van de invoering van de langstudeerdersmaatregel per oktober 2012 staat het resultaat van de HU de komende jaren fors onder druk. De opgebouwde reserves in 2010 en 2011 kunnen de negatieve resultaten van de periode 2012-2014 opvangen. Dit geeft de organisatie de tijd om de bezuinigingsoperatie, die noodzakelijk is om in 2015 weer een positieve exploitatie te realiseren, uit te voeren zonder te bezuinigen op de kerntaken onderwijs en onderzoek. De maatregelen die genomen worden bestaan uit een verlaging van de OBP-lasten met tien procent (2015 ten opzichte van de meerjarenraming 2014) en vijf procent verlaging van de instellingslasten (huisvestings- en beheerslasten, 2015 ten opzichte van meerjarenraming 2014).
Bron: HU jaarrekening 2011
8.5 Treasurybeleid In 2011 is een nieuw Treasurystatuut vastgesteld, waarin de uitgangspunten en kaders voor het te voeren treasurybeleid zijn vastgelegd. Er zijn geen substantiële wijzigingen aangebracht ten opzichte van de voorgaande versie. Uitgangspunt bij het beleid is de Regeling belenen en beleggen door )Instellingen voor Onderwijs en Onderzoek 2010 (nummer FEZ/CC/1250185). Met ingang van 2007 heeft de HU een rekening courant faciliteit en de mogelijkheid deposito’s af te sluiten bij het Geïntegreerde Middelenbeheer (GMB) van het ministerie van Financiën. De HU heeft in 2011 haar twee langlopende leningen bij ABN AMRO geheel afgelost. De hypothecaire lening bij de Rabobank, die was meegekomen bij de fusie met stichting hogeschool Domstad loopt nog. Daarnaast heeft de HU een aantal langlopende leningen, zoals opgenomen in het overzicht langlopende schulden, bij het ministerie van Financiën. De leningen zijn aangetrokken ter financiering van grondaankopen, nieuwbouw en verbouw van bestaande panden. 8.6 Interne beheersing & risicomanagement De HU wordt geconfronteerd met onzekerheid over de rijksbijdrage als gevolg van bezuinigingen zoals de langstudeerdersmaatregel. Er is nog geen informatie beschikbaar over het gedragseffect van studenten op de per 1 september 2012 in te voeren verhoging van het collegegeld voor langstudeerders. Anders dan in achterliggende jaren is er geen historische informatie op basis waarvan een voorspelling gedaan kan worden. Daarnaast is als gevolg van de economische crisis ook de zekerheid rondom het beschikbare macrobudget voor onderwijs afgenomen. 59/70
Jaarverslag 2011
In 2013 krijgt de HU te maken met een korting van naar verwachting zo’n € 20 miljoen op de rijksbijdrage als gevolg van de langstudeerdersmaatregel. Het college van bestuur heeft aangegeven dat zij de afname van de rijksbijdrage wil opvangen zonder te bezuinigen op de uitvoering en kwaliteit van de kerntaken (onderwijs en onderzoek). Het gerealiseerde resultaat over 2010 en het resultaat over 2011 bieden voldoende ruimte om de negatieve resultaten over 2012–2014 op te vangen. Dit geeft de HU tijd om de kosten van ondersteuning en bedrijfsvoering gefaseerd op een lager niveau te brengen. Binnen de HU wordt een database ontwikkeld waarin data uit het studievolgsysteem van de HU met betrekking tot actuele studieresultaten gekoppeld wordt aan de bestanden van Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) met actuele informatie over langstudeerders en studievertraagden. Dit bevordert de voorspelbaarheid met betrekking tot bekostiging en opbrengsten van collegegelden op langere termijn. Eind 2010 werd binnen de HU geconstateerd dat de HU op een aantal aspecten kwetsbaar is in de processen van resultaatverwerking en onderwijslogistiek. Omdat de HU van mening is dat de waarde van een diploma nooit ter discussie mag staan, is in 2011 de kwaliteitszorg op het gebied van cijferregistratie en diplomering versterkt. In de projectgroep Van Cijfer tot Diploma zijn de processen en de taken, rollen en bevoegdheden van de actoren in de processen beschreven en vastgesteld. Daarnaast is het beheersingsproces rondom de bewaking van de resultaatverwerking en het diplomeringsproces aangescherpt. In 2011 is de eerste versie van de HU Control Manual beschikbaar gekomen. In de manual is het huidige interne systeem van sturing en beheersing beschreven en wordt de samenhang verduidelijkt tussen wat de HU wil bereiken, welke risico’s zijn benoemd die doelrealisatie in de weg staan, hoe deze risico’s geborgd zijn door welke beheersmaatregelen, op welke manier binnen de HU betrokkenen worden geïnformeerd, hoe gecommuniceerd wordt over de borging van risico’s en de mate van doelrealisatie en hoe de bewaking op het systeem is ingeregeld. Naar aanleiding van de beschrijving is een aantal aandachtspunten naar voren gekomen die hebben geleid tot de implementatie van verbetermaatregelen ten aanzien van de interne sturing en beheersing. De manual is een dynamisch document; per trimester zal er een update beschikbaar komen. In het voorjaar van 2012 wordt het HU risicoprofiel vastgesteld. Het risicoprofiel van de HU is een uiteenzetting van de belangrijkste risico’s waaraan de HU blootstaat; de risico’s worden in het HU risicoprofiel gerelateerd aan de strategische doelstellingen van de HU. Het risicoprofiel is het referentiekader voor de beoordeling van de werking en kwaliteit van het management control systeem. Vastgesteld zal moeten worden of de belangrijkste risico’s voor de HU (in het kader van strategische doelrealisatie) zijn geborgd. Hiertoe zal gebruik worden gemaakt van een zogenaamd ‘assurance’ overzicht. Hierin wordt samengevat op welke wijze en in welke mate het management 'comfort' verkrijgt over het in control zijn op de belangrijkste gebieden (risicogebieden / management agenda items). Dat wil zeggen: waar de borging geregeld is en of de borging in voldoende mate werkt. De uitkomsten van bovengenoemde nulmeting worden vervolgens geïntegreerd in de planning & controlcyclus binnen de HU. Daarbij wordt de focus gelegd op de strategisch relevante issues, interne en externe ontwikkelingen, de belangrijkste in-control-items en het HU risicoprofiel. Risicomanagement zal als één van de binnen de HU toegepaste control-instrumenten geïntegreerd onderdeel worden van de P&C cyclus. Dit zal eveneens tot uiting komen in de doorvertaling van strategische doelstellingen (en de daarmee samenhangende borging van risico’s) van HU-niveau tot en met het niveau van teams. In 2011 is hiertoe al een aanzet gegeven met het opnemen van een risicoparagraaf in de jaarplannen 2012 van de faculteiten. De dienst Corporate Control is belast met toetsing van interne maatregelen rondom risicomanagement en interne sturing en beheersing. Zij is verantwoordelijk voor de beoordeling van de opzet, de werking en het resultaat van de interne beheersingssystemen en brengt daarover zowel gevraagd als ongevraagd advies uit.
60/70
Jaarverslag 2011
Letter Of Representation Het college van bestuur heeft de Letter Of Representation aan de accountant (LOR) verstrekt. In de LOR verklaart het college van bestuur dat zij alle informatie die van belang is voor de controleverklaring aan de accountant heeft gegeven en dat zij niet betrokken is geweest bij of weet heeft van onregelmatigheden. De LOR wordt ondersteund door de interne verklaringen bij de jaarrapportages van de faculteiten en diensten die door de (hoofd)budgethouders worden afgegeven. Interne verklaring bij de jaarrapportage De faculteits- en stafdirecteuren en controllers hebben voor de derde achtereenvolgende keer de (interne) ‘Verklaring bij de jaarrapportage’ afgegeven. Over 2011 hebben naast de faculteits- en stafdirecteuren (hoofdbudgethouders) ook de budgethouders een verklaring bij de jaarrapportage ondertekend voor de onderdelen waarvoor zij budgetverantwoordelijk zijn. Managementcontracten Het college van bestuur sluit jaarlijks met de faculteits- en stafdirecteuren een managementcontract af. In het managementcontract worden de te realiseren doelstellingen voor de betreffende faculteit of dienst vastgelegd. De doelstellingen zijn afgeleid van het HU-brede strategisch plan en vertaald naar de specifieke doelstelling of bijdrage vanuit de faculteit dan wel dienst. Naast de periodieke bewaking van de afspraken door middel van het werkoverleg tussen de portefeuillehouder in het college van bestuur en de directeur, vindt twee maal per jaar een bredere toetsing plaats in het bilateraal management overleg. De faculteiten en diensten rapporteren maandelijks op hoofdlijnen over de resultaatontwikkeling. Per trimester wordt uitgebreider gerapporteerd en vindt een gesprek plaats tussen de portefeuillehouder financiën van het college van bestuur, de directeur F&BI, de faculteits-/stafdirecteur en de controller over de (financiële) ontwikkelingen, om zo nodig tijdig te kunnen bijsturen.
8.7 Overzicht bezoldigingen college van bestuur en raad van toezicht
Bron: HU jaarrekening 2011
61/70
Jaarverslag 2011
Bron: HU jaarrekening 2011
De in het overzicht met betrekking tot het college van bestuur opgenomen bedragen betreffen het brutosalaris verhoogd met de werkgeversbijdragen sociale lasten en pensioenpremie, de bijtelling voor een leaseauto en eventuele ontslaguitkeringen. In het vergelijkende overzicht van 2010 zijn de vergoedingen voor het college van bestuur en de raad van toezicht van de voormalige Hogeschool Domstad, die tot 1 september 2010 in functie waren, niet meer meegenomen.
8.8 Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde Topinkomens (WOPT) Topinkomens in de (semi-)publieke sector worden vergeleken met het gemiddeld belastbaar jaarloon van ministers, bedoeld in artikel 8, eerste lid van de Wet Openbaarmaking uit Publieke middelen gefinancierde topinkomens. Voor 2011 werd dat vastgesteld op € 193.000. Inkomens die hoger zijn dan de WOPT-bedragen moeten openbaar gemaakt worden. Binnen de HU komen de lonen van de leden van het CvB hoger uit dan de WOPT-bedrag.
Bron: HU jaarrekening 2011
Het loon zoals bedoeld onder WOPT betreft fiscaal loon inclusief bijtelling leaseauto, het werkgevers- en werknemersdeel pensioenpremie, premie FPU, AAOP en IPAP. De HU droeg in 2011 voor 70 procent procent bij in de door de collegeleden betaalde pensioenpremie, wat is opgenomen onder voorzieningen. Naast de genoemde bedragen hebben de leden van het CvB optioneel een aantal faciliteiten ter beschikking gesteld gekregen, zoals een pc met randapparatuur of laptop, een mobiele telefoon en een tablet. De salarissen zijn conform het remuneratiebeleid, dat in 2009 werd vastgesteld door de raad van toezicht. De salarissen zijn geheel vast en zijn gebaseerd op de bedragen, die de branchecode aangeeft voor het totale vaste inkomen binnen groep F.
62/70
Jaarverslag 2011
Overzicht kosten/declaraties college van bestuur Voor de eerste maal wordt dit jaar een overzicht van kosten/declaraties van het college van bestuur opgenomen. Hieronder zijn begrepen de kosten, die aan de individuele leden van het CvB in het boekjaar 2011 zijn toe te schrijven. De leden van het CvB kennen geen vaste onkostenvergoeding en beschikken niet over een creditcard van de HU. Zij kunnen kosten die niet op factuur kunnen worden betaald declareren conform de voor alle personeelsleden van HU geldende Regeling Onkostenvergoeding. Alle kosten zijn door het hoofd Corporate Control getoetst op rechtmatigheid. De voorzitter van de raad van toezicht ziet toe op de gedeclareerde posten en de ontwikkeling daarvan. De opgenomen leasekosten voor auto’s van het CvB betreffen de kosten van de leasecontracten, die de HU betaalt. In het overzicht van bezoldigingen onder deze alinea wordt de fiscale bijtelling voor de leaseauto genoemd. Dat bedrag betekent voor HU geen extra kostenpost (fictief salaris) en mag dus ook niet bij de kosten van het leasecontract worden opgeteld. Bij de reiskosten binnenland wordt opgemerkt dat deze post voornamelijk chauffeurskosten betreft. Daar waar tegenover deze kosten inkomsten staan, omdat de kosten worden gemaakt in opdracht van derden, zoals de HBO-raad, zijn deze hiermee verrekend.
Bron: HU jaarrekening 2011
8.9 Helderheid In de notitie Helderheid in de bekostiging van het hoger onderwijs van 29 augustus 2003 geeft OC&W voorschriften voor het afleggen van verantwoording over de besteding van middelen. Hierbij worden tien thema’s genoemd, waarvan over de verplichte onderwerpen verslag wordt gedaan. Uitbesteding van (delen van het) bekostigde onderwijs aan een niet door de overheid bekostigde private organisatie, tegen betaling van de geleverde prestatie Dit heeft bij de Hogeschool Utrecht niet plaatsgevonden in 2011. Investeren van publieke middelen in private activiteiten Bij de HU is een aantal onderwijsactiviteiten, die niet worden bekostigd vanuit de rijksbijdragen van de overheid. Conform de notitie ‘Publieke en private middelen en activiteiten’ worden in de administratie de private geldstromen gescheiden van het reguliere onderwijs. Kosten worden, in overeenstemming met de ‘Richtlijn kostprijzen’, toegerekend op basis van de integrale kostprijs. Er is geen sprake van investeringen van publieke middelen in private activiteiten. Het verlenen van vrijstellingen aan studenten Bij het inschrijven van studenten wordt de toelaatbaarheid voor vrijstellingen getoetst door de faculteiten. Vervolgens geven zij een beschikking voor de vrijstelling aan Bureau Inschrijving. De eisen omtrent de vrijstellingen zijn vastgelegd in het Onderwijs- en Examenreglement.
63/70
Jaarverslag 2011
Bekostiging van buitenlandse studenten Bij de Hogeschool Utrecht zijn met diverse scholen in het buitenland uitwisselingscontracten afgesloten op basis van wederzijdse uitwisselingen. Binnen Europa is dit voornamelijk gebaseerd op de Socrates/Erasmus overeenkomst. Het Europese programma Socrates stimuleert Europese samenwerking, uitwisseling, nascholing en stage via subsidies. Erasmus is een onderdeel van het Socrates-programma en is bedoeld om de Europese activiteiten van hoger onderwijsinstellingen te ondersteunen en de mobiliteit en uitwisseling van studenten, docenten en stafleden te bevorderen. De toegekende gelden worden door de hogeschool uitgezet als beurzen voor studenten, docenten en stafmobiliteit. Daarnaast zijn er bilaterale overeenkomsten betreffende studentuitwisseling met zo’n dertig hoger onderwijsinstellingen buiten Europa. De aantallen studenten die aan het uitwisselingsprogramma hebben deelgenomen in 2011: 413 buitenlandse studenten die naar Nederland zijn gekomen en 408 Nederlandse studenten die naar het buitenland zijn gegaan. De buitenlandse studenten zijn niet voor de bekostiging ingeschreven. Collegegeld niet betaald door student zelf Hogeschool Utrecht betaalt voor 33 medewerkers die een opleiding volgen bij Hogeschool Utrecht het collegegeld. Dit betreft met name masteropleidingen voor docenten ter verbetering van de kwaliteit van het onderwijs. Bovendien wordt een aantal opleidingen betaald ten behoeve van de interne doorstroming. Bekostiging van maatwerktrajecten Bij de Faculteit Economie & Management zijn maatwerktrajecten voor Lidl (31 studenten) en voor de Branchevereniging voor de bouwmaterialenhandel Hibin (21 studenten).
64/70
Jaarverslag 2011
9 Governance en personalia 9.1 Branchecode good govenance In 2006 is door een bindingsbesluit van de leden van de HBO-raad de Branchecode good governance vastgesteld. Deze code is voor HU een belangrijk richtsnoer. Op de website is een volledig overzicht van de code geplaatst, waarbij is aangegeven of de uitwerkingen gevolgd worden dan wel om welke reden er wordt afgeweken. De op grond van de code publieke informatie betreffende de leden van de raad van toezicht en het college van bestuur is hieronder opgenomen. De HBO-raad heeft in 2011 in het kader van de evaluatie van de governancecode vastgesteld dat Hogeschool Utrecht de code volledig naleeft. In april 2012 zijn de conclusies van de evaluatie bekend geworden. Een belangrijke constatering is dat de code tot op heden vooral gericht is op bedrijfsvoering en dat toezicht op kerntaken meer aandacht behoeft. De raad van toezicht van de hogeschool heeft dit al eerder waargenomen. Zij geeft hier uitvoering aan door de jaarlijkse bijeenkomst met een critical friend, gericht op een strategisch thema, en de instelling van een Commissie Kwaliteit Onderwijs & Onderzoek. 9.2 Raad van Toezicht Een volledig overzicht van de remuneratie is in de jaarrekening opgenomen.
Onafhankelijkheid (principe III.2) Binnen Hogeschool Utrecht geldt dat alle leden van de raad van toezicht onafhankelijk dienen te zijn. De raad van toezicht beoordeelt jaarlijks of zich een potentiële belangenverstrengeling, van welke aard dan ook, zou kunnen voordoen. De raad van toezicht heeft daarbij zowel de functies van de leden van de raad alsmede die van de leden van het college van bestuur betrokken. De raad heeft vastgesteld dat er geen sprake is van (potentiële) belangenverstrengeling. Dit geldt in het bijzonder ook voor de bestuurlijke/toezichthoudende functies van genoemde instellingen die gelijktijdig door leden uit beide HUorganen bekleed worden.
65/70
Jaarverslag 2011
9.3 College van Bestuur Hieronder is een overzicht opgenomen van het brutosalaris van de collegeleden verhoogd met de werkgeversbijdragen sociale lasten en pensioenpremie, de bijtelling voor een leaseauto indien van toepassing en eventuele ontslaguitkeringen. Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (WOPT) Het gemiddelde belastbare loon van ministers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens, over het jaar 2011 bedraagt € 193.000. De HU dient een opgave op persoonsniveau op te nemen van medewerkers die boven dit jaarbedrag uitkomen. Van alle leden van het college van bestuur worden de vergoedingen vermeld. Remuneratie College van Bestuur
Het loon zoals bedoeld onder WOPT betreft fiscaal loon inclusief bijtelling leaseauto, het werkgevers- en werknemersdeel pensioenpremie, premie FPU, AAOP en IPAP. De HU droeg in 2011 voor 70 procent bij in de door de collegeleden betaalde pensioenpremie, hetgeen is opgenomen onder voorzieningen. Naast de genoemde bedragen hebben de leden van het CvB optioneel een aantal faciliteiten ter beschikking gesteld gekregen, zoals een pc met randapparatuur of laptop, een mobiele telefoon en een tablet. De salarissen zijn conform het remuneratiebeleid, dat in 2009 werd vastgesteld door de raad van toezicht. De salarissen zijn geheel vast en zijn gebaseerd op de bedragen, die de branchecode aangeeft voor het totale vaste inkomen binnen groep F. Kosten en neveninkomsten college van bestuur In 2011 heeft de raad van toezicht de regeling Kosten en neveninkomsten college van bestuur vastgesteld. De toerekening van declarabele kosten geschiedt aan de hand van het door de HBO-raad aanbevolen format, gebaseerd op het model van het ministerie van Binnenlandse Zaken. De leden van het college van bestuur kennen geen vaste onkostenvergoeding en beschikken niet over een creditcard van de HU. Zij kunnen kosten die niet op factuur kunnen worden betaald declareren conform de voor alle personeelsleden van HU geldende Regeling Onkostenvergoeding. Alle kosten zijn door het hoofd Corporate Control getoetst op rechtmatigheid. De voorzitter van de raad van toezicht ziet toe op de gedeclareerde posten en de ontwikkeling daarvan.
66/70
Jaarverslag 2011
9.3 Overige governance-aspecten Risicobeheer In 2011 is de HU Control Manual tot stand gekomen. In de manual is het huidige interne systeem van sturing en beheersing beschreven en wordt de samenhang verduidelijkt tussen wat de HU wil bereiken, welke risico’s zijn benoemd die doelrealisatie in de weg staan, hoe deze risico’s geborgd zijn door welke beheersmaatregelen, op welke manier binnen de HU betrokkenen worden geïnformeerd, hoe gecommuniceerd wordt over de borging van risico’s en de mate van doelrealisatie en hoe de bewaking op het systeem is ingeregeld. Deze heeft geleid tot de implementatie van verbetermaatregelen ten aanzien van de interne sturing en beheersing. In 2012 zal het risicoprofiel van de HU worden herijkt en opnieuw worden vastgesteld. De komende jaren is er onzekerheid over de afname van de rijksbijdrage en het effect van diverse regelgeving. Hier is in de meerjarenraming rekening mee gehouden. HU verwacht de terugval te kunnen opvangen zonder te bezuinigen op de uitvoering en de kwalitatieve verbeteringen van de kerntaken, onderwijs en onderzoek. Bezuinigingen op OBP, materiële en overige lasten zijn echter onontkoombaar. (meer in hoofdstuk Financiën). Implementatie Van Cijfer tot Diploma Eind 2010 werd binnen de HU geconstateerd dat de HU op een aantal aspecten kwetsbaar is in de processen van resultaatverwerking en onderwijslogistiek. Omdat de HU van mening is dat de waarde van een diploma nooit ter discussie mag staan, is in 2011 de kwaliteitszorg op het gebied van cijferregistratie en diplomering versterkt. In de projectgroep Van Cijfer tot Diploma zijn de processen en de taken, rollen en bevoegdheden van de actoren in de processen beschreven en vastgesteld. Daarnaast is het beheersingsproces rondom de bewaking van de resultaatverwerking en het diplomeringsproces aangescherpt. Helderheid Voor de rapportage over helderheidsaspecten, waarin onder meer de besteding van publieke middelen in specifieke gevallen wordt toegelicht, wordt verwezen naar pagina 63 van dit jaarverslag.
9.4 Corporate Control 2011 In 2011 richtte Corporate Control de aandacht op: • de inkoop- en aanbestedingsfunctie; • de kosten en neveninkomsten van CvB-leden; • het project Integratie Back Office; • het rapport van de Commissie Gispen, Focus op Onderwijs. Ook heeft de dienst zich beziggehouden met examen- en diplomafraudegevallen bij een aantal faculteiten. Corporate Control stelde het protocol Fraude en Sanctie op. Ook werd de dienst ingeschakeld bij verzoeken van externe partijen om informatie. In 2011 heeft Corporate Control rapportages opgesteld voor de Inspectie van het Onderwijs en het ministerie van OC&W. 67/70
Jaarverslag 2011
Diplomapapier De Corporate Registrar is verantwoordelijk voor de logistiek van het diplomapapier. De distributie van het papier is in 2011 gecentraliseerd. Corporate Control is betrokken bij de projectgroep Van Cijfer tot Diploma en bij de vergaderingen met de facultaire contactpersonen en facultaire registrars. Samen met de projectleider van Van Cijfer tot Diploma heeft Corporate Control een ‘checkmemo’ van het project opgesteld. Een periodieke audit zal in de toekomst zorgen voor structurele aandacht. Over Corporate Control Corporate Control functioneert als interne toezichthouder en bewaakt de kwaliteit van de corporate governance. Zij doet hiertoe gevraagd en ongevraagd onderzoek, beoordeelt bestuurlijke processen en managementprocessen en ziet erop toe dat werkzaamheden van bestuur, directie en medewerkers gericht zijn en blijven op het bereiken van de strategische doelen van Hogeschool Utrecht. Corporate Control is onafhankelijk van faculteiten, stafdiensten en ondersteunende diensten. Hij rapporteert aan het college van bestuur en – indien van toepassing – aan de raad van toezicht.
68/70
Jaarverslag 2011
9.5 Personalia Faculteit Natuur & Techniek Dr. Ir. André Henken
Raad van toezicht Maarten Rook MBA (voorzitter) Mr. drs. Kete Kervezee (plv. voorzitter) Drs. Arie Brienen RA Drs. Jacques van Ek Prof. Dr. Hans van Ginkel Drs. Zakia Guernina Mr. Ingrid Thijssen
HU dienstendirecties Stafdienst Bedrijfsvoering Ron Voortman (tot 30 november) Drs. Wim Kuus (vanaf 1 december) Stafdienst Financien & Business Intelligence Jolanda van der Zande
College van bestuur Drs. Geri Bonhof (voorzitter) Jan Bogerd MBA Prof. mr. Huib de Jong
Stafdienst Marketing & Communicatie Drs. Marsha Tatipikalawan (a.i. januari tot 31 maart) Mr. Mirjam Soeterbroek (vanaf 1 april)
Faculteitsdirecties Faculteit Communicatie & Journalistiek Drs. Desirée Majoor
Stafdienst Onderwijs & Onderzoek Dr. Jacqueline Hulst
Faculteit Economie & Management Prof. dr. Arnick Boons RA
Stafdienst Personeel & Organisatie Drs. Iet Botterweg
Faculteit Educatie Dick de Wolff
Studentzaken Drs. Wim Kuus (tot 30 november)
Faculteit Gezondheidszorg Mr. Harm Drost Elise Nauta (a.i. 13 mei -1 sept)
Overig Corporate Control Merijn Harms (vanaf 1 juni)
Faculteit Maatschappij & Recht Dr. drs. Maarten Hageman
Bestuursdienst Dr. Sjoerd van Geffen
CMR leden 2010-2012 HU+ Rene Versteegh (vz.) (FG) Joost de Bruin (FMR) Erik Leltz (FCJ) Drs. André Ras (FEM) Daan Kuipers (FNT)
MUST Lisa-Marie van den Brink Nadia El Hana (tot 11 november 2010) Sebastiaan Hameleers Kristian Spek (tot 1 december 2010) Fred Schut Pauline Hospers Bart Janssen Rasmus de Ruiter (vanaf 11 november 2010) Paul Schut (vanaf 1 december 2010)
AOB/AbvaKabo Drs. Maartje Fokkema (FNT) (tot 1 maart 2011) Drs. Betty Haenen – van Egmond (FEM) Kees Witteman Drs. Cees Braas
Pedro Perdomo Nora Nakhkhali Alp Güvercin (vanaf 1 januari 2011)
Ondersteunend personeel Willem Platenkamp HU4you Kai Heijneman (tot 1 januari 2011) 69/70
Colofon Uitgave Hogeschool Utrecht juni 2012 Tekst Hogeschool Utrecht Infographics Studio Vrijdag
WWW.HU.NL