Dames en heren, Hartelijk dank voor de uitnodiging om hier vandaag op uw symposium te komen spreken. Als koepel van verenigingen van gepensioneerden wil de KNVG de belangen van gepensioneerden behartigen en hun rechten in stand houden. Dat is een heldere missie. En wij vinden het ook belangrijk dat deze groeiende groep belanghebbenden zich kan laten horen in het pensioendebat. Met de terugkeer van Martin van Rooijen in de politiek, nu als senator namens 50PLUS, kunt u er vast op rekenen dat deze belangen uitstekend behartigd zullen worden! Het pensioenstelsel is van ons allemaal. Het is daarom van groot belang dat alle stakeholders hun stem laten horen in het pensioendebat. Dat is dan ook de reden waarom het ministerie van SZW vorig jaar met de Nationale Pensioendialoog van start is gegaan. Maar het is daarbij belangrijk dat de verschillende stakeholders hun verantwoordelijkheid nemen. Dat betekent dat van alle belanghebbenden verwacht mag worden dat zij bereid zijn om water bij de wijn te doen om een pensioenstelsel te bouwen dat goed is voor alle deelnemers. Want ook de uitdagingen waar het pensioenstelsel voor staat, zijn van ons allemaal. DNB is één van de partijen die meedoen aan het pensioendebat. Dit doen we vanuit onze missie. Die luidt dat de bank zich sterk maakt voor financiële stabiliteit en daarmee bijdraagt aan duurzame welvaart in Nederland. Hierbij vervult DNB verschillende rollen, waaronder die van toezichthouder en centrale bank. Als toezichthouder ziet DNB erop toe dat pensioenfondsen in staat zijn hun verplichtingen aan de deelnemers na te komen. Dit draagt bij aan vertrouwen in het pensioenstelsel. Daarnaast kijkt DNB als centrale bank naar de interactie tussen het 1
pensioenstelsel enerzijds en de reële economie en de financiële markten anderzijds, allemaal in het belang van de financiële stabiliteit. Want financiële stabiliteit is een voorwaarde voor een duurzame welvaart in Nederland. Zoals u wellicht weet heeft DNB begin dit jaar een position paper gepubliceerd. Het past niet bij DNB om te komen met een blauwdruk voor een nieuw pensioenstelsel. Wel schetsen wij aandachtspunten van het huidige stelsel en kenmerken van wat volgens DNB een toekomstbestendig pensioenstelsel is. Op enkele van die aandachtspunten en kenmerken wil ik graag nader ingaan. Als eerste aandachtspunt noem ik de kloof tussen de hoge verwachtingen van deelnemers en wat pensioenfondsen realistisch gezien waar kunnen maken. Die is ontstaan omdat onvoldoende aan deelnemers is gecommuniceerd dat pensioenuitkeringen niet volledig zeker zijn. Deze verwachtingenkloof is in de afgelopen decennia gegroeid, doordat als gevolg van de financieel-economische crisis pensioenen de afgelopen jaren niet zijn geïndexeerd. En in een aantal gevallen zelfs zijn gekort. Een tweede aandachtspunt van het huidige stelsel is de herverdeling tussen groepen deelnemers. Die is ondoorzichtig en niet makkelijk te rechtvaardigen. De premievrijstellingen en de toekenning van extra pensioenrechten tijdens de hoogconjunctuur van de jaren ’90 blijken met de kennis van nu onevenwichtig te zijn geweest. Ook de doorsneesystematiek, waarover straks meer, leidt tot herverdeling. Herverdeling leidt verder tot onduidelijkheid over de waarde van individuele pensioenaanspraken. Hierdoor is het lastig voor deelnemers om een goede financiële planning op te stellen. Een derde aandachtspunt is dat het huidige pensioenstelsel onvoldoende rekening houdt met de individuele omstandigheden en wensen van deelnemers. De opbouw van het pensioen kent een ‘one-size-fits-all’ -benadering. 2
Die uniforme benadering knelt omdat de financiële ruimte van deelnemers om te sparen voor het pensioen verschilt. Groepen deelnemers verschillen ook in risicodraagkracht. Het is net als met one-size-fits-all kleding. Die past misschien iedereen, maar zit niet iedereen even prettig. De aandachtspunten die ik net heb benoemd, vragen om hervormingen. Simpelweg omdat anders de maatschappelijke en de financiële houdbaarheid van het stelsel in de toekomst niet langer gewaarborgd kan worden. Het begin dit jaar ingevoerde nFTK is hierbij een eerste belangrijke stap in de goede richting. Wat ik daarvan vooral een verbetering vind is de evenwichtigheid waarvoor het nFTK zorgt. Nieuwe schokken leiden – in vergelijking met het vorige FTK – minder snel tot kortingen op pensioenen. Dit komt door het werken met een 12-maands gemiddelde van de dekkingsgraad en het uitsmeren van schokken over een ‘doorrollende’ hersteltermijn van 10 jaar. Daar staat weliswaar tegenover dat pensioenfondsen minder snel kunnen indexeren. Maar ook dát komt op lange termijn ten goede aan een evenwichtige risicodeling. De stabiliteit van het stelsel is met het nFTK daardoor vergroot. Maar met het nieuwe FTK zijn niet alle problemen opgelost. Zoals u zelf terecht opmerkt in uw discussierapport. De verbouwing van ons pensioenstelsel gaat daarom voort. En daarmee kom ik op de kenmerken waaraan volgens DNB een toekomstbestendig pensioenstelsel moet voldoen. Om te beginnen, is het wenselijk dat er helderheid komt over de eigendomsrechten. Heldere eigendomsrechten maken namelijk duidelijk welke aanspraak een individu heeft op de beleggingen van het pensioenfonds. Ook u pleit voor heldere en individuele eigendomsrechten in uw discussierapport. Onderdeel hiervan zijn wat mij betreft vooraf opgestelde afspraken over de aanpassing van eigendomsrechten bij financiële schokken. En bij wijzigingen van de gemiddelde levensverwachting. Zodat op voorhand duidelijk is wie welke risico’s draagt.
3
Een tweede kenmerk is dat pensioenen meer maatwerk bieden. Maatwerk vergroot de aansluiting van het pensioenstelsel op de wensen van de individuele deelnemer. Ik zie daarvoor twee belangrijke mogelijkheden. De ene is differentiatie in risicodraagkracht. In die zin dat voor jongeren een risicovoller beleggingsbeleid wordt gevoerd dan voor ouderen. Jongeren zijn namelijk beter in staat om financiële risico’s te dragen, omdat zij meer tijd hebben om tegenvallende resultaten te compenseren met inkomen uit arbeid. Ouderen hebben deze mogelijkheid niet of veel minder. Het zou daarom passend zijn wanneer voor deze groep een minder risicovol beleggingsbeleid zou worden gevoerd, zodat eventuele financiële schokken minder grote gevolgen voor hun pensioenuitkering hebben. Zoals u zelf ook aangeeft in uw discussierapport bestaat een zekere toezegging niet. Dat klopt uiteraard. Maar door minder risicovol te beleggen, kan ouderen en gepensioneerden in elke geval enige zekerheid worden geboden. De andere mogelijkheid van maatwerk is een pensioenambitie en premie die afneemt naarmate het inkomen stijgt. Mensen met een hoog inkomen zijn vaak hoger opgeleid en hebben daardoor op hogere leeftijd betere kansen op de arbeidsmarkt. Dit rechtvaardigt dat deze groep een grotere individuele verantwoordelijkheid draagt voor hun oudedagsvoorziening. Het spreekt voor zich dat daarbij glashelder aan deze groep gecommuniceerd moet worden wat de consequenties daarvan zijn. Omgekeerd zijn mensen met een lager inkomen vaak lager opgeleid en hebben mede hierdoor minder kansen op de arbeidsmarkt. Een relatief hoge pensioenambitie beschermt hun levensstandaard na pensionering. Een derde kenmerk van een toekomstbestendig pensioenstelsel is evenwichtige risicodeling. Het delen van risico’s op zich kan waarde toevoegen voor deelnemers. Door het delen van bijvoorbeeld het individueel langlevenrisico binnen een collectief zijn alle deelnemers gemiddeld genomen beter af. 4
Maar de risicodeling moet wél evenwichtig zijn. Met andere woorden: het kan niet zo zijn dat bepaalde groepen deelnemers structureel worden benadeeld ten gunste van anderen. Dat is niet alleen onrechtvaardig, maar kan – in het geval van forse herverdelingen - het maatschappelijk draagvlak van het stelsel onder druk zetten. Ik geef een paar voorbeelden: Een veelbesproken voorbeeld van herverdeling in het huidige stelsel vinden we bij de doorsneesystematiek. Die houdt in dat de pensioenpremie en de pensioenopbouw als percentage van het inkomen voor alle deelnemers hetzelfde is. Ongeacht leeftijd. En daar gaat het in onze ogen scheef, want de premie-inleg van jongeren rendeert langer dan de premie-inleg van ouderen. Hierdoor leggen jongeren actuarieel gezien te veel premie in voor de aanspraken die ze opbouwen, en ouderen te weinig. Bij een stabiele bevolkingssamenstelling en ‘life-long employment’ levert dat niet meteen problemen op. Maar door de vergrijzing en een meer dynamische arbeidsmarkt, zoals onze samenleving nu kent, valt herverdeling via de doorsneesystematiek steeds minder te rechtvaardigen. Een ander voorbeeld van onevenwichtigheid in het huidige stelsel is de risicodeling met toekomstige generaties. Die gaat over onze kinderen én kleinkinderen, die op dit moment nog niet deelnemen aan het pensioenstelsel. In een vergrijzende samenleving wegen de voordelen van risicodeling met toekomstige generaties steeds minder op tegen de nadelen. Risicodelen met deze generaties is afhankelijk van hun bereidheid om mee te betalen aan eenmaal opgetreden tekorten. Heldere eigendomsrechten, meer maatwerk, evenwichtige risicodeling. Dat zijn de belangrijkste kenmerken van een duurzaam stelsel. De echte uitdaging is hoe we daar gaan komen. De overgang naar een nieuw, duurzaam pensioenstelsel is niet eenvoudig, want daarvoor moeten twee belangrijke hordes worden genomen. Ten eerste: afschaffing van de al genoemde doorsneesystematiek en ten 5
tweede, invoering van een nieuw pensioencontract. Er bestaat een groeiend draagvlak om de doorsneesystematiek af te schaffen. Maar eerst moet zorgvuldig worden verkend hoe dit zo evenwichtig mogelijk kan gebeuren. De doorsneesystematiek heeft namelijk bij de introductie van het stelsel een omvangrijke impliciete schuld in de tweede pijler geïntroduceerd, doordat de eerste generaties meer pensioenaanspraken hebben ontvangen dan waar ze premie voor hebben betaald. Bij een transitie bestaat de vraag hoe met deze impliciete schuld omgegaan moet worden. Goede uitgangspunten hierbij zijn wat mij betreft een geleidelijke en transparante overgang. Het is niet verstandig om deze schuld snel af te lossen. Wanneer dit over verschillende generaties en meerdere jaren wordt uitgespreid, krijg je een meer evenwichtige verdeling, want voorkomen moet worden dat de kosten van de aflossing eenzijdig bij een kleine groep terecht komen. De tweede uitdaging betreft de behandeling van de bestaande pensioenaanspraken bij de overgang naar een nieuw stelsel. Hierbij kunnen meerdere wegen bewandeld worden. Bij een directe, volledige overgang moeten in ieder fonds alle overschotten dan wel tekorten worden toegekend aan individuele deelnemers. Een alternatief is het sluiten van de bestaande fondsen voor nieuwe opbouw en het daarnaast oprichten van een nieuw stelsel. Deze en andere transitievormen kennen meerdere aandachtspunten die in de nabije toekomst verduidelijkt moeten worden. Dames en heren, ik rond af. Het gaat uiteindelijk om het herstel van vertrouwen in ons pensioenstelsel. En daar moeten we ons allemaal voor inzetten. Dat onderkent de KNVG net zo goed als DNB. We hebben in ons land een goed pensioenstelsel. Daar mogen we trots op zijn. Maar het schept ook verplichtingen naar de toekomst. We moeten daarom niet terugschrikken voor het doorvoeren van veranderingen wanneer die nodig zijn om de houdbaarheid van het stelsel ook 6
in de toekomst te waarborgen. DNB wil hieraan bijdragen vanuit onze rol als toezichthouder en centrale bank. Wij rekenen ook op uw medewerking! Dank u.
7