Tekst opening hogeschooljaar 2011, door Rob Brons, collegevoorzitter De Haagse Hogeschool 8 september 2011 Geachte dames en heren, ‘Zoo ik iéts ben… ben ik een Hagenaar.’ Het zijn de beroemde woorden van een Haagse schrijver bij uitstek: Louis Couperus. Maar wat betékent die zin? Wat is de signatuur van Den Haag? U gaat vanmiddag antwoorden krijgen van twee zonen van de stad. Joris Voorhoeve, telg van een bekend uitgeversgeslacht in ’sGravenhage, zal straks in zijn lectorale rede ingaan op de rol van Den Haag als Internationale Stad van Vrede en Recht. Ik ben blij en trots dat wij ’m hebben. Ik richt mij meer op het karakter van de stad. Hoe Haags is De Haagse Hogeschool? Hoe onderscheiden we ons? Hoe staan wij in de wereld? Hoe ziet De Haagse Hogeschool er in 2020 uit? Zoo ik iéts ben… ben ik een Hagenaar. Joris is, hoewel opgegroeid in de binnenstad, toch meer een Hagenaer, met ae. Voor mij, een jongen uit de Zuiderparkbuurt, zou ik de uitspraak van Louis Couperus iets willen bijstellen: ‘Zoo ik iéts ben… ben ik een Hagenees.’ Mijn vader was postbode. Vijfentwintig jaar lang was hij een bekend gezicht in het Regentesse/Valkenbos Kwartier. Hij kluste ’s avonds bij in een bakkerijtje in de Sirtemastraat, waar ze ondermeer oubliehoorns maakten. Als kind kreeg ik dan zo’n warm gebakken ijshoorn van hem. Waarom had mijn vader dat bijbaantje? Om zijn kinderen te kunnen laten studeren — drie zonen, van wie ik de oudste was. Om dezelfde reden maakte mijn moeder portieken schoon als wij op school zaten. Mijn ouders waren erop gebrand hun kinderen de kans te geven hogerop te komen, een kans die zij zelf nooit hadden gehad vanwege de oorlogsjaren. In dat bakkerijtje werkten ook twee Marokkaanse gastarbeiders. Het zal zo rond 1965 zijn geweest. Op zondag haalde mijn vader die twee mannen in huis om bij ons te komen eten. Ze spraken nauwelijks Nederlands, maar ik begreep dat ze in de bergen woonden en couscous aten. Ze wilden perse van mijn moeder weten of haar gehaktbal van rundvlees was en niet van varkensvlees. Mijn vader stond open voor hun cultuur. Pas later ben ik gaan begrijpen waarom. Mijn vader kwam oorspronkelijk uit Winschoten. Via de dienstplicht bij de marine verzeilde hij in Den Haag. Een Groninger in het westen was toen vrij ongewoon; er was in Den Haag zelfs nog een Vereniging voor Groningers. Mijn vader had hart voor die Marokkanen omdat hij zich aanvankelijk óók allochtoon voelde.
1
Het is goed gekomen met mij. In 1974 ben ik gaan studeren: Nederlands recht aan de Erasmus Universiteit in Rotterdam. Ik beschouw mezelf als een eerste generatie student: de eerste van mijn familie die naar het hoger onderwijs ging. Op De Haagse Hogeschool zie ik nu opnieuw eerste generatie studenten, ook van niet-westerse afkomst. Ik stel me voor dat hun vader en moeder óók niet de kans hebben gekregen om door te leren. Net als mijn ouders destijds zetten zij alles opzij om via een studie van hun kinderen een nieuw perspectief op de toekomst te zien. Die emancipatiegedachte leeft sterk in dit gebouw. Sterker nog, wij zijn daar het school-voorbeeld van. En u begrijpt: die gedachte koester ik. Ik ben opgevoed met een sterk besef van tolerantie, van humaniteit. Dat heb ik altijd als vanzelfsprekend ervaren. Later ben ik gaan beseffen dat die waarden ook sterk verankerd liggen in deze stad. Denk aan de symboliek van het Vredespaleis, dat begin vorige eeuw speciaal werd gebouwd voor het Permanent Hof van Arbitrage. Dat Hof had als doel: de bemiddeling van geschillen op een vreedzame wijze, maar vooral ook: internationale verzóening. Naast het Vredespaleis staat een monument met de eeuwige vredesvlam. Met als inscriptie: May all beings find peace. Den Haag is een stad van contrasten. Het verschil tussen arm en rijk is relatief groot: van de bijna 500.000 inwoners leeft de helft van een jaarinkomen van tussen de 17.000 en 25.000 euro. Van oorsprong is de Residentie een stad met rangen en standen. Ik refereerde net al aan het verschil tussen de Hagenaer, met ae, en de Hagenees. De waterscheiding valt ongeveer samen met de Laan van Meerdervoort: woon je ten oosten, dan ben je Hagenees, woon je ten westen, dan ben je Hagenaer. Ik kende vroeger geen Hagenaers. Dat was de gegoede burgerij van het Statenkwartier of de Vogelwijk. Ik kijk nu even grijnzend naar Joris, maar dat waren ‘andere mensen’. Wij Hagenezen zagen de Hagenaer als de ooievaar in het stadswapen: hoog op de poten, grote snavel en dun in de veren. Behalve met tolerantie en humaniteit is de Hagenaar ook opgevoed met de deugd van bescheidenheid. Maar dan wel met residentiële bescheidenheid. De Haagse vorm van bescheidenheid heeft een zekere allure, en komt zeker niet voort uit een gevoel van minderwaardigheid. Kijk naar dit gebouw. Ja, dit gebouw is grijs. Grijs is saai, dat zeggen ze vooral in Amsterdam. Maar is dat zo? Ik sta hier voor u, in mijn grijze pak en mijn degelijke uiterlijk. Vindt u mij saai? Mijn vrouw zei: wacht dat antwoord nou maar niet af, Rob.
2
Zo zie ik deze school ook. Als je de moeite neemt dit prachtige gebouw in al zijn tinten grijs te leren kennen en je loopt naar binnen, dan stuit je op alle kleuren van de regenboog. What you see is what you get. En als je goed kijkt, is dat veel meer dan je denkt. Hoe onderscheidt Den Haag zich van andere grote steden? En hoe profileert de Haagse Hogeschool zich van andere hogescholen? Want u weet: profilering is dit jaar een kernwoord in het hoger onderwijs. Ik wil beginnen met de internationale kant. The Hague is een merknaam in de wereld. Dit is de stad van Vrede en Recht. Een diploma van The Hague University of Applied Sciences staat goed aangeschreven. Wij hebben zeven volledig Engelstalige bacheloropleidingen, dan wel Engelstalige varianten. Dat maakt deze school aantrekkelijk voor buitenlandse studenten. We hebben op deze school dit jaar ruim 22.000 aangemelde studenten van meer dan 100 nationaliteiten. Dat is een goede afspiegeling van de Haagse samenleving. 12 procent van onze studenten is Westers allochtoon, 32 procent is niet-Westers allochtoon en 56 procent is autochtoon. Het onderstreept het internationale karakter, maar ik zeg erbij: het is eigenlijk een kunstmatig onderscheid. Wij kijken niet naar kleur of naar afkomst. Wij kijken naar hoofd en hart. Wij halen de wereld graag binnen de poort. Maar we sturen onze studenten ook graag de wereld in — voor een stage, of een deel van hun opleiding. Wij willen dat in de komende jaren nog meer stimuleren. Als een student van de benodigde 240 studiepunten kans ziet om minimaal 15 studiepunten uit het buitenland te halen, maken we al een enorme slag. Want dat betekent dat die student tien weken van zijn opleiding in een ander land is geweest. Hoe vormend een stage kan zijn, heb ik het afgelopen jaar van nabij gezien. Vorige week nam Metin Akyol afscheid van ons bestuursbureau. Metin heeft een jaar stage gelopen op een leerarbeidsplaats. Hij is inmiddels vertrokken naar Washington, waar hij zijn studie voortzet met een volgende stage aan de Nederlandse Ambassade. Metin sprak vol trots over zijn ouders en de liefde waarmee hij in deze stad is opgegroeid. Zijn ouders hebben Turkije als geboorteland, Metin voelt zich naast gelovig moslim vooral Nederlander en Hagenees. Ik heb diep respect voor de wijze waarop hij zich heeft ontwikkeld mede dankzij de Hogeschool en haar docenten. Hij krijgt nu een unieke kans in de diplomatieke wereld. Via Facebook en LinkedIn houden we contact met Metin. Metin is zo’n school-voorbeeld van een wereldburger. De Haagse Hogeschool stelt hem daartoe in staat.
3
Dit wereldburgerschap willen wij graag meegeven aan al onze studenten. De generatie die wij nu opleiden heet niet voor niets de grenzeloze generatie. Wij vinden het als college en directeuren van groot belang dat wij onze studenten toerusten met de kennis, wijsheid en ervaring om niet alleen te werken in de regio Den Haag, maar ook daarbuiten. Het is niet van: ik ben hier opgeleid als bouwkundige en weet dus alles van bouwen met staal en beton in Nederland. Een afgestudeerd bouwkundige van de Haagse Hogeschool moet óók weten hoe een vluchtelingenkamp snel, degelijk en veilig kan worden gebouwd. Een verpleegkundige van ons kan aan de slag in Medisch Centrum Haaglanden, maar óók in een streekhospitaal in Sumbawanga, Tanzania. Eigenlijk hoef ik de grenzen niet eens op een geografische manier te trekken: het multiculturele karakter van Den Haag en de regio Haaglanden is al een prima basis voor het wereldburgerschap. Reken maar dat daar voldoende uitdagingen liggen. Want hoe complex is het voor een maatschappelijk werkster met een Marokkaanse achtergrond om met kennis en gezag een ontwrichte Turkse familie weer op de rails te krijgen? De vraag is: met welke mensen heb je straks te maken? Hoe groot is jouw aanpassingsvermogen en hoe ver ben je bereid te gaan? Zo kom ik weer op het belang van humaniteit en medemenselijkheid. Wie ben jij, en wie is de ander? Of, zoals de filosoof Wittgenstein zei: ‘Ieder mens is een zelfstandige bron van wensen en verlangens.’ Hoe ziet De Haagse Hogeschool eruit in 2020? Het belang van Bildung zal alleen maar toenemen. Net als de invloed van sociale netwerken als Facebook en LinkedIn. Maar wij willen dat studenten, vooral de buitenlandse, niet in een isolement komen. Daar moeten we nog beter op letten. Dus wij zeggen: blijf niet alleen maar op je kamertje studeren. Ontmoet mensen. Niet virtueel, maar in het echt. Word lid van een studentenvereniging of een sportclub. Ga naar een concert of een theatervoorstelling. Daar leer je van. Dat maakt je competenter. Hoe gaan we anno 2020 college geven? Hoe gaan we om met het verstrekken van informatie? Ik vroeg laatst aan René Diekstra, onze lector Jeugd en Opvoeding: waar kun je de beste colleges van de wereld krijgen? Hij zei: op het internet. De beste hoogleraren van de wereld zetten hun colleges namelijk online. Als je die volgt met een goede begeleiding, is dat het beste onderwijs dat je je kunt indenken. Waarom doen we dat dan niet, vroeg ik. Daar zijn we in Nederland nog niet aan toe, zei hij. Zelfs niet in 2020. De human factor, het persoonlijke contact, blijft essentieel.
4
Op de een of andere manier vond ik dat wel een geruststellende gedachte. Maar toch. We zullen heel goed moeten nadenken over nieuwe ontwikkelingen in de overdracht van informatie. In mijn tijd had je een studieboek en een schrift. Voor nu en straks is de uitdaging: hoe passen wij het onderwijs aan op studenten die gewend zijn aan informatievoorziening via tekst, beeld en geluid? Hoe kunnen wij bijvoorbeeld met serious gaming de colleges letterlijk spelenderwijs verlevendigen? Iedereen kent de piloot die elk half jaar op een flight simulator een noodlanding mag maken om te zien of hij de laatste noodprocedures nog kent én beheerst. Hoe kunnen wíj virtuele technieken meer in het onderwijs gebruiken? Het is belangrijk om de vinger aan de pols van de moderne tijd te houden. Ik ken iemand die nog maar kort geleden een opleiding voor tuinarchitect volgde. Geloof het of niet, maar zij moest de tekeningen nog met een Rotring-pen maken. Als het misging, al was het maar een inktveeg, moest alles opnieuw. Met zo’n ontwerp was ze uren bezig. Terwijl je met een speciale tuinontwerpmodule van AutoCad twintig keer sneller en twintig keer accurater werkt! Het is een extreem voorbeeld, maar het gebéurt. Dat mag ons dus niet overkomen. Zo zal een verpleegkundige van deze school volledig toegerust moeten zijn om probleemloos met de modernste medische apparatuur te werken. Alert blijven op wat er in praktijk gebeurt, daar gaat het om. En durven te vernieuwen als het moet. De vraag hoe wij ons willen profileren ten opzichte van andere steden en opleidingen zal ook de komende jaren actueel blijven. Rotterdam richt zich met zijn onderwijsaanbod traditiegetrouw meer op transport en industrie. Den Haag is de ‘internationale stad van Vrede en Recht’, dus bij ons ligt het accent wat meer op de bestuurskundige en juridische studierichtingen. Alleen al daarom zijn wij zo blij met onze lector Joris Voorhoeve. Maar ook economie en techniek spelen hier een belangrijke rol. We starten dit schooljaar met een opleiding Mechatronica, een samenvoeging van mechanica en elektronica. Omdat daar behoefte aan is — bij grote ingenieursbureaus en bij grote bedrijven als Siemens, Shell en KPN, die hun hoofdvestiging in Den Haag hebben. Dames en heren, ik ga afronden. Als een student slim, gemotiveerd, enthousiast en volhardend is, al dan niet met ouders die zichzelf hebben weggecijferd om een studie mogelijk te maken, dan mag de school op geen enkele wijze studiesucces in de weg staan. Dát is ons uitgangspunt. In dat licht vind ik het buitengewoon prettig dat werkgevers hunkerend bij ons aan de poort staan, zo van: kom vooral bij ons werken!
5
Jaarlijks leveren wij tegen de 3000 gediplomeerden af, van wie 98 procent binnen drie maanden een baan heeft — in negen van de tien gevallen ook nog op het niveau waarvoor ze hebben gestudeerd. Op deze school zijn studenten in staat hun talent te verzilveren. Dat is geweldig. Zo meteen zal Joris nader ingaan op de rol van de Residentie in de mondiale verhoudingen. Een wereldstad aan zee. Dat is de slogan van Den Haag en die is mij uit het hart gegrepen. Ik ben dol op de zee — als kind al. De verre horizon. Het weidse, uitgestrekte water dat de wolken weerspiegelt. ‘Altijd anders en toch gelijk,’ zei Nescio. Een Amsterdamse schrijver. Mooi, hè. Altijd anders, toch gelijk. Met een beetje goede wil kun je deze school zo zien. In de kern gelijk, de zee is de zee, de school is de school, maar met elke nieuwe of vernieuwde studierichting, elke nieuwe docent, elke nieuwe student toch weer anders. In de slipstream van de internationale merknaam The Hague en het daarbij behorende profiel willen wij een hoge kwaliteit van onderwijs bieden. Met de waarden die ik van huis uit heb meegekregen, de waarden die deze stad groot hebben gemaakt: tolerantie, bescheidenheid en met een groot gevoel voor recht en humaniteit. Dat is een dure verplichting, maar die durven wij aan. Wat mij betreft is voor ons de slogan: een wereldschool aan zee. Ik verklaar het schooljaar voor geopend. Ik dank u hartelijk voor uw aandacht en geef graag het woord aan Joris Voorhoeve. Graag alvast een applaus voor hem! Rob Brons, september 2011
6