I D E E Ë N B O E K J E
Talen bouwen bruggen! Dobrze ¿Cómo estás?
Merhaba
Obrigado
10
.20 9 0 . 27
e s e p Euro an de v g a D en Tal
© 2010
Europees Platform – internationaliseren in onderwijs Kennemerplein 16 2011 MJ Haarlem T
023 553 11 50
F
023 542 71 74
E
[email protected]
I
www.europeesplatform.nl/dagvandetalen
Samenstelling
Marleen Dermout en Eva Herens
Redactie
Marc Remijn, Marleen Dermout en Eva Herens
Omslag ontwerp
K en S Ontwerpers, Alkmaar
Inhoud Voor wie en waarvoor is dit boekje? ...................................................................................... 4 Europese Dag van de Talen 2010 ‘Talen bouwen bruggen!’.................................................. 6 Internationaliseren: tijd voor taal! ........................................................................................... 8 Talen in Europa, Europa in talen ......................................................................................... 10 Het Europees Taalportfolio .................................................................................................. 11 Taalverwervingsactiviteiten.................................................................................................. 12 Ezelsbruggetje(s) ..................................................................................................... 13 Vreemdetalengym 1...................................................................................... 14 Vreemdetalengym 2...................................................................................... 15 Leer elkaar je thuistaal .................................................................................. 16 Talenmuur .................................................................................................... 17 Taalkastelen bouwen ............................................................................................... 18 Verpakkingenrace ......................................................................................... 19 Raden door het sleutelgat ............................................................................. 20 Fotowoordenspel .......................................................................................... 21 Jan Klaassen en Katrijn op reis..................................................................... 22 Reis door het klaslokaal ................................................................................ 23 Een toren van taal bouwen....................................................................................... 24 Raad de taal ................................................................................................. 25 Liedjes – landen – quiz ................................................................................. 26 Sesamstraat.................................................................................................. 27 Verhalenbingo............................................................................................... 28 Wat is het?.................................................................................................... 29 Brugtaal.................................................................................................................... 30 Leerlingen onderwijzen leerlingen................................................................. 31 Lip dubben .................................................................................................... 32 Lang, langer, langst ...................................................................................... 33 Klassenwoordenboek.................................................................................... 34 Praten als Brugman.................................................................................................. 35 Taboe ........................................................................................................... 36 Jouw favoriete spreekwoord ......................................................................... 37 Gezelschapsspel .......................................................................................... 38 Interview ....................................................................................................... 39 Rollenspel ..................................................................................................... 40 Talenwoordspel ............................................................................................ 41 ‘Talen bouwen bruggen!’............................................................................... 42 Op taal kun je bouwen.............................................................................................. 43 Stedentrip ..................................................................................................... 44 Mind the Gap ................................................................................................ 45
2
Dialecten....................................................................................................... 46 Ik ga op vakantie en neem mee .................................................................... 47 Zoek iemand die…........................................................................................ 48 Hints auf Deutsch ......................................................................................... 49 Wie woont waar? .......................................................................................... 50 Wie vertaalt, die bepaalt ........................................................................................... 51 Dialogenspel ................................................................................................. 52 Talenbrug ..................................................................................................... 53 Groepsgedicht .............................................................................................. 54 Speaking Giants ........................................................................................... 55 Kookfilm........................................................................................................ 56 Woordenrace ................................................................................................ 57 Wedstrijden .............................................................................................................. 58 Leerlingenwedstrijd ‘Talen bouwen bruggen!’ ............................................... 59 Beste Europese Dag van de Talen op School............................................... 60 Het Europees Talenlabel............................................................................... 61 Tot volgend jaar! ...................................................................................................... 62
3
Voor wie en waarvoor is dit boekje? Alsjeblieft, dit is de nieuwste editie van het ideeënboekje! Dit boekje bevat vele leuke lesideeën en activiteiten om leerlingen spelenderwijs vreemde talen aan te leren. Ieder jaar wordt het boekje door het Europees Platform samengesteld om je te helpen met de invulling van de Europese Dag van de Talen op je school. De activiteiten zijn natuurlijk het hele jaar door bruikbaar! Doelgroep Dit ideeënboekje is bedoeld voor leraren, docenten en leerlingen in het primair en het voortgezet onderwijs. Het thema van de Europese Dag van de Talen is dit jaar ‘Talen bouwen bruggen!’. De ideeën in dit boekje zijn onderverdeeld in de volgende subthema’s:
-
Ezelsbruggetje(s)
primair onderwijs
-
Taalkastelen bouwen
primair onderwijs
-
De toren van taal bouwen
primair onderwijs
-
Brugtaal
primair / voortgezet onderwijs
-
Praten als Brugman
voortgezet onderwijs
-
Op taal kun je bouwen
voortgezet onderwijs
-
Wie vertaalt, die bepaalt
voortgezet onderwijs
Dit is een ideeënboekje en geen kant-en-klaar lesmateriaal. Vandaar dat bij iedere activiteit, naast het onderwijsniveau, ook bij benadering een ERK-niveau is aangegeven. ERK staat voor Europees Referentiekader voor talen, waarmee niveauomschrijvingen van moderne vreemde talen worden aangeduid (zie ook schema bijlage). Sommige activiteiten zijn zowel in het basisonderwijs als het voortgezet onderwijs toepasbaar. Het ligt natuurlijk vooral aan de voorkennis van de leerlingen of een oefening geschikt is of niet, dus bekijk ze allemaal en pas desgewenst de uitvoering aan. Lay out De opzet van deze ‘digitale versie’ is eenvoudig. Je kunt ervoor kiezen dit bestand in één keer totaal af te drukken of de activiteiten afzonderlijk af te drukken. De links naar de
4
afzonderlijke activiteiten vindt u op www.europeesplatform.nl/dagvandetalen. De boekjes van de voorgaande jaren staan ook op deze website. Voorbereidingstijd Het talenteam van het Europees Platform heeft geprobeerd met ideeën te komen die niet al te veel voorbereiding vereisen. Bij iedere activiteit staat in minuten aangegeven hoelang de activiteit duurt. Dit is echter een richtlijn; een activiteit kan groot- of kleinschalig worden uitgevoerd, met veel of weinig materiaal. De keuze is aan u. Benodigdheden De benodigdheden verschillen per activiteit, maar internet, pen en papier, woordenboeken en knutselmaterialen zijn bij de meeste activiteiten nodig. Doeltaal In het boekje staat de term ‘doeltaal’, hiermee wordt de gekozen vreemde taal bedoeld. Talen De activiteiten kunnen over het algemeen in verschillende talen worden uitgevoerd. Wij raden aan, naast de bekende vreemde talen, ook eens een activiteit te doen met een minder voor de hand liggende taal. Laat je inspireren door talen en culturen die in onze multiculturele samenleving aanwezig zijn. Hierbij is ons motto: gebruik wat je in huis (de klas) hebt!
5
Europese Dag van de Talen 2010 ‘Talen bouwen bruggen!’ Je bent zeker niet de enige die aandacht besteedt aan de Europese Dag van de Talen. Sinds 2001 organiseren scholen in heel Europa activiteiten op de deze dag. De Europese Unie en de Raad van Europa hebben toen het initiatief genomen tot een Europees jaar van de talen om mensen aan te moedigen talen te leren. Talen zijn namelijk het bindmiddel van Europa en daarom is uit dit eerste initiatief de Europese Dag van de Talen ontstaan. Deze dag heeft tot doel mensen bewust te maken van het aantal verschillende talen dat in Europa gesproken wordt en hen aan te moedigen om, zowel op school als daarbuiten, vreemde talen te leren.
Thema 2010 Het thema van de Europese Dag van de Talen 2010 is 'Talen bouwen bruggen!'. Dit betekent dat de focus ligt op ‘een vreemde taal als brug tussen mensen van verschillende achtergronden’. Bijvoorbeeld in de klas, de buurt, de stad in Nederland, Europa of de hele wereld. De taal van een ander spreken, is een manier om elkaar beter te begrijpen. De Europese Dag van de Talen is voor iedereen en voor alle talen. De officiële datum is 26 september, maar omdat die dag dit jaar op een zondag valt, vieren we het op maandag 27 september 2010. Evenementen, wedstrijden en activiteiten Europese scholen besteden allen op hun eigen manier aandacht aan deze dag. Misschien vier je de Europese Dag van de Talen wel samen met een buitenlandse partnerschool? Neemt je klas deel aan de culturele workshops tijdens het leerlingenfeest van de taleninstituten? Bezoek je de projecten op het evenement van de Talenacademie? Schrijf je de klas in voor de EFKF World Games? Of doet de school mee aan een van onderstaande wedstrijden?
6
Beste Europese Dag van de Talen op School Stuur vóór 20 oktober 2010 een verslag naar het Europees Platform waarmee je laat zien hoe de Europese Dag van de Talen op je op school gevierd is. Ding mee naar de geldprijzen van € 1.000, € 750 en € 500. Wij zijn benieuwd! Leerlingenwedstrijd Talen bouwen bruggen! Organiseer op school een wedstrijd onder de leerlingen rondom het thema 'Talen bouwen bruggen!'. Leerlingen vanaf de tweede t/m de zesde klas van de middelbare school kunnen hier aan meedoen. Het duo van iedere school dat het beste product maakt, wint een spannende ‘talige’ dag georganiseerd door het Europees Platform. De eerste 150 scholen die zich aanmelden, zijn verzekerd van deelname aan deze leuke dag. Geef je school dus snel op! Europees Talenlabel Organiseer je een creatief en succesvol talenproject? Ding dan mee naar het Europees Talenlabel. Aan het Talenlabel zijn geldprijzen verbonden van € 5.000, € 2.000 en € 1.000. Aanmelden kan via de website www.europeestalenlabel.nl Meer informatie over de wedstrijden staat op de website www.europeesplatform.nl/dagvandetalen.nl en op de laatste pagina’s van dit ideeënboekje. Het talenteam van het Europees Platform wenst jullie veel plezier op de Europese Dag van de Talen.
Dus bouw bruggen op 27 september!
Het project ‘Europese Dag van de
Talen’ is tot stand gekomen
op initiatief van de Raad van Europa en de Europese Unie en wordt mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van het Ministerie van OCW.
7
Internationaliseren: tijd voor taal! Het Europees Platform – internationaliseren in onderwijs, heeft tot doel om Nederlandse scholen te stimuleren om te internationaliseren. Internationalisering op school begint bij het leren van vreemde talen. Want als leerlingen hun talen spreken, kunnen ze samenwerken met leerlingen in het buitenland. Het Europees Platform helpt en ondersteunt scholen die willen internationaliseren en meer aandacht willen besteden aan vreemdetalenonderwijs. Talige projecten en programma’s van het Europees Platform zijn onder andere:
-
Vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) Het doel van vroeg vreemdetalenonderwijs is om leerlingen een vreemde taal te leren spreken, zodat ze met leerlingen uit het buitenland kunnen praten en samenwerken. De term vroeg vreemdetalenonderwijs (vvto) betekent extra uren Engels, Frans of Duits vanaf de eerste groepen op de basisschool. Het Europees Platform helpt scholen met vroeg vreemdetalenonderwijs te starten. Je kan bij ons terecht voor informatie en advies. Lees meer
-
Tweetalig onderwijs (tto) Tweetalig onderwijs houdt in dat bij 50% van de vakken een andere taal dan de moedertaal als instructie- en communicatietaal wordt gebruikt. Naast de talenvakken worden dan bijvoorbeeld geschiedenis en biologie in een andere taal onderwezen. In een tweetalige klas spreken docenten en leerlingen in principe dus geen Nederlands, maar de vreemde taal. Tto heeft twee belangrijke doelen: het vergroten van de taalbeheersing van leerlingen en het verkrijgen van een internationale oriëntatie. Lees meer
-
LinQ Circa 40 scholen werkten van 2005 t/m 2008 samen aan de introductie van Frans of Duits op de basisschool en de versterking van deze talen in het voortgezet onderwijs. De uitkomst van het project is een leerzame koffer vol met startersinformatie en lesmateriaal om direct aan de slag te gaan met Frans en/of Duits. Je kunt de LinQkoffer bestellen via onze webwinkel. Het vervolgproject LinQ II is dit jaar van start gegaan en loopt t/m 2012. Lees meer
8
-
Taalassistentschappen Het Europees Platform ondersteunt buitenlandse studenten die in Nederland als taalassistent willen werken. Hieronder een overzicht van de verschillende mogelijkheden. Voor meer informatie over de programma’s verwijzen we graag door naar de website via de links. Taalassistenten: informatie voor scholen Taalassistenten (in opleiding) voor alle vreemde talen Taalassistenten (in opleiding) voor Duits Taalassistenten voor Frans Assistent-docenten Duits 1e graads Assistent-docenten Duits of Frans 2e graads
-
Links Comenius - Assistentschappen Taalassistenten Duits Taalassistenten Frans Van Assistent tot Docent Duits 1e graads (VADD 1) Van Assistent tot Docent Duits of Frans, 2e graads (VAD D/F 2)
Elos-grensverleggend onderwijs Elos is een van de internationale leerroutes voor het voortgezet onderwijs. Elos is een onderwijsconcept waarbij het curriculum vol internationalisering zit, geïntegreerd in het reguliere programma. Zo worden leerlingen adequaat en systematisch voorbereid op het leven, leren, werken in een internationale omgeving. Lees meer Tip! Ben je op zoek naar een partnerschool in het buitenland, lees hieronder meer over het programma eTwinning.
-
eTwinning Dit is een virtuele internetgemeenschap ('online community') voor scholen in ruim 30 Europese landen. Via www.etwinning.net vinden ze elkaar en werken ze samen met behulp van ict. eTwinning is bedoeld voor iedereen die verbonden is aan een basisschool of een middelbare school. Het is een ideaal middel om in contact te komen met scholen in het buitenland en samen (talige) onderwijsprojecten uit te voeren. Lees meer
9
Talen in Europa, Europa in talen Wat weet je al van vreemde talen in de EU? -
de Europese Unie telt sinds 1 januari 2007 23 officiële talen
-
deze officiële talen zijn Spaans, Deens, Duits, Grieks, Engels, Frans, Iers, Italiaans, Nederlands, Portugees, Fins, Zweeds, Tsjechisch, Estisch, Lets, Litouws, Hongaars, Maltees, Pools, Sloveens, Slowaaks, Roemeens en Bulgaars
-
er worden in de 27 landen van de EU naast deze officiële talen ook nog zeker 60 andere talen gesproken
-
56% van de EU-burgers kan een gesprek in een andere taal voeren
-
de populairste tweede talen zijn Engels, Frans en Duits
-
8% van de Europeanen vindt vreemde taalverwerving onbelangrijk
-
circa 60% van de Europeanen vindt dat met het leren van vreemde talen het beste al op de basisschool kan worden begonnen
Bron: EU. Special Eurobarometer 243. http://ec.europa.eu/public_opinion/archives/ebs/ebs_243_sum_en.pdf
Hoeveel talen worden er in je klas gesproken? Of in de buurt? Zijn dat alleen Europese talen of spreken je leerlingen ook Turks, Chinees of Hindi? In Nederland worden vele talen gesproken, maar vooral het Engels is populair als tweede taal. Ook gaat onze aandacht uit naar de buurtalen Frans en Duits en steeds meer naar andere wereldtalen zoals Spaans en Chinees. Taalprojecten zijn erg in trek op scholen. Waarom? Omdat Europese burgers steeds vaker studeren, werken en wonen buiten de eigen landsgrenzen, die overigens niet altijd taalgrenzen zijn. De Europese Unie streeft ernaar dat elke Europese burger naast zijn moedertaal twee andere vreemde talen spreekt, waarbij iedereen zo vroeg mogelijk begint met het leren van die talen. Er komen ook steeds meer talen bij in de EU. Dat komt voornamelijk doordat migranten voortdurend nieuwe talen meebrengen. In multiculturele steden zoals Londen, Parijs, Berlijn en Brussel worden nu al honderden talen gesproken.
10
Het Europees Taalportfolio Grijp de Europese Dag van de Talen aan om een taalportfolio aan te leggen. Maak daarbij gebruik van het digitale portfolio via www.europeestaalportfolio.nl. Van welke talen weet je een paar woordjes en welke talen spreek je vloeiend? Alles wat de leerlingen weten van een taal mag in het portfolio opgenomen worden. Wat willen ze weten van grammatica, welke woorden, willen ze meer spreekvaardigheid oefenen of meer lezen? Het Europees Taalportfolio is een instrument waarmee alle ervaringen met het leren van talen gedocumenteerd kunnen worden. Niet alleen kan er in aangegeven worden welke talen je kent, maar ook hoe goed je die talen kent. Dat gebeurt door per vaardigheid vast te stellen op welk niveau van het Europees Referentiekader je zit (zie bijlage). Wil je je vaardigheid verbeteren dan vind je daarvoor allerlei suggesties. Door in de taalbiografie de taalvorderingen en checklists in te vullen kun je bepalen welk niveau je hebt behaald. Een taalportfolio bestaat altijd uit drie delen: een talenpaspoort, een taalbiografie en een dossier. Op het Nederlandse elektronische taalportfolio is ook het onderdeel taalvorderingen toegevoegd, waar je kunt laten zien wat je taalvaardigheidsniveau is en acties kunt plannen om je niveau te verbeteren. Leg je vorderingen dus vast in het Europees Taalportfolio!
11
Taalverwervingsactiviteiten Per thema
12
Ezelsbruggetje(s)
Een ‘ezelsbruggetje’ is een methode om gemakkelijk iets te onthouden. Ook bij het leren van een vreemde taal gebruiken mensen vaak (on)bewust ezelsbruggetjes. Vooral voor het leren van fonetiek (uitspraak) worden vaak ‘ezelsbruggetjes’ toegepast. Bijvoorbeeld de Spaans dubbele ‘ll’ , klinkt als ‘lj’ in het Nederlandse woord miljoen. Kinderen leren een taal door deze vaak te horen én door gestimuleerd te worden om zelf ook in de vreemde taal te gaan praten. Zorg er dus voor dat je leerlingen de vreemde taal zo veel mogelijk horen en dat ze deze op een veilige en ongedwongen manier kunnen gebruiken. Dat is de sleutel tot het vreemdetalenonderwijs. Goed luisteren en oefenen dus!
13
Vreemdetalengym 1 PO / A1.1
Tijdens de gymnastiekles kunnen verschillende spellen worden gespeeld met behulp van een vreemde taal.
Wat moet ik doen?
1. Kies een doeltaal.
2. Laat een leerling die tweetalig is opgevoed of de tweede taal goed beheerst assisteren bij de gymles.
3. Speel het Franse spel ‘Jacques a dit..’(‘Jacques heeft gezegd..’). Je kan dit ook vertalen naar een andere vreemde taal zoals Duits of Engels.
4. Roep ‘Jacques a dit…’ en laat de assistent dit aanvullen met actieve werkwoorden zoals courir (rennen), sauter (springen), etc. Tegelijkertijd beeldt de assistent het woord uit.
5. Herhaal deze oefening maar laat de assistent het woord niet meer uitbeelden. Variatie Wissel na 10 minuten van taal. Geef dit wel duidelijk aan en gebruik de talen niet door elkaar.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
Hoe lang ?
n.v.t.
10 minuten
14
Vreemdetalengym 2 PO / A1.1
Tijdens de gymnastiekles kunnen verschillende spellen worden gespeeld met behulp van een vreemde taal.
Wat moet ik doen?
1. Kies een vreemde taal en laat een leerling die de tweede taal goed beheerst helpen bij de gymles.
2. Spreek met deze assistent een signaal af. Als je bijvoorbeeld op een fluitje blaast, roept de assistent de vertaling van een bepaald lichaamsdeel. Tegelijkertijd raakt hij/zij met dit lichaamsdeel (bijv. knie, wang, oor, etc.) de grond aan.
3. Vervolgens vraag je de klas om als het signaal klinkt de assistent na te doen.
4. Na een paar keer zegt de assistent alleen nog het woord en laat de rest van de klas zien dat ze nog weten wat ze moeten doen.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
Hoe lang ?
•
Fluitje
30 minuten
15
Leer elkaar je thuistaal PO / A1.1
Het motto van deze activiteit is ‘gebruik wat je in huis hebt!’. Maak dus gebruik van de vreemde talen in de klas.
Wat moet ik doen?
1. Inventariseer welke leerlingen in de klas tweetalig zijn of een tweede taal goed beheersen. 2. Kies per les/activiteit één leerling en een doeltaal uit en laat die leerling als assistent optreden. 3. Leer de klas samen met de assistent een aantal woorden/zinnen uit de doeltaal aan, bijvoorbeeld: cijfers (onderbouw), begroeten (middenbouw), etc. 4. Laat hen een kort gesprekje voeren.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
n.v.t.
Hoe lang ?
45 minuten
16
Talenmuur PO / A1.1
Leerlingen maken gezamenlijk een fotocollage over een bepaald land. Wat moet ik doen?
1. Neem tijdschriften mee of zorg dat de leerlingen toegang hebben tot het internet. 2. Laat de leerlingen zoveel mogelijk plaatjes van een bepaald land verzamelen. 3. Laat de leerlingen hun verzameling knipsels op een groot vel dik papier plakken. NB: De collage kan dienen als leidraad voor een les over het desbetreffende land. Bovendien is het een mooie versiering voor in de klas. Variatie 1 Verdeel de klas in groepjes en laat iedere groep een collage maken over een ander land. Variatie 2 Gebruik de collages ter versiering van een wereldfeest op school.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
•
•
Hoe lang ?
•
tijdschriften schaar, lijm, grote vellen dik papier eventueel internet en een printer
60 minuten
17
Taalkastelen bouwen Een taal is een complex geheel dat is opgebouwd uit heel veel kleine ‘bouwstenen’. Losse woorden, leestekens, klanken, grammatica, uitdrukkingen, spelling, etc. Al deze losse bouwstenen zorgen er samen voor dat een taal betekenis krijgt en dat zowel schriftelijk als mondeling gecommuniceerd kan worden. Iedere taal is anders en hoewel sommige talen aan elkaar verwant zijn omdat ze deel uitmaken van dezelfde ‘taalfamilie’ is het erg belangrijk de ‘bouwstenen’ van een taal zo goed mogelijk te leren om vlot te kunnen communiceren. Bij het leren van een taal zul je dus zoveel mogelijk verschillende soorten ‘bouwstenen’ met elkaar moeten combineren. Een taal leer je door de woorden, de grammaticale structuur en de spellingsregels te leren en door veelvuldig te spreken, schrijven en luisteren. Leer dus zoveel mogelijk ‘bouwstenen’ kennen en maak je eigen taalkasteel!
18
Verpakkingenrace PO / A1.1
Bij deze activiteit gebruiken de leerlingen verpakkingen om vreemde talen te leren.
Wat moet ik doen?
1. Verdeel de klas in groepjes. 2. Organiseer in de klas een wedstrijd. Laat de leerlingen per groep van thuis drie of vier verpakkingen meenemen. Het gaat bij deze activiteit om de etiketten op de verpakkingen. Het groepje dat het product heeft meegenomen met de meeste talen op het etiket wint. Vervolg de les met het uitbouwen van deze opdracht door onderstaande stappen te volgen.
3. Schrijf een woord op het bord. Kies een woord dat vaak voorkomt zoals melk, suiker, vet, etc. Laat de leerlingen zo veel mogelijk vertalingen van dat woord op de verpakkingen zoeken.
4. Kies daarna een moeilijk woord van een van de etiketten en schrijf dit op het bord.
5. Laat de leerlingen de betekenis raden.
Wie doen er mee?
De hele klas (viertallen).
Materiaal
•
Hoe lang ?
30 minuten
verpakkingen van producten
19
Raden door het sleutelgat PO / A1
Bij deze activiteit zien leerlingen kleine stukjes van een tekst en proberen het onderwerp van deze tekst te raden.
Wat moet ik doen?
1. Zoek een lied of verhaal in een vreemde taal. 2. Schrijf de tekst op een overheadsheet. 3. Pak een leeg papier en knip er een sleutelgat in (± 1 cm grootte). 4. Leg de sheet met tekst op de overheadprojector en het vel met het gat eroverheen. Schuif het vel langzaam over de tekst zodat de leerlingen door het sleutelgat de woorden zien. 5. Wie het eerst raadt waar de tekst over gaat heeft gewonnen. Variatie 1 (i.p.v. stap 5) 1. Herhaal stap 1 t/m 4. 2. Laat de leerlingen alle woorden die ze herkennen opschrijven. 3. Tel daarna welke leerling de meeste goede woorden heeft opgeschreven.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
•
Hoe lang ?
20 minuten
•
overheadprojector en sheets of laptop en PowerPoint pen en papier liedtekst of verhaal
20
Fotowoordenspel PO / A1.1
Leerlingen leren spelenderwijs nieuwe woorden in de vreemde taal door ze te fotograferen. Wat moet ik doen?
1. Kies een aantal vreemde talen (Engels, Duits, Frans) en schrijf per taal ongeveer tien woorden op het bord. 2. Verdeel de klas in groepjes. 3. Geef de groepjes opdracht om de woorden die op het bord staan te zoeken en te fotograferen met hun mobiele telefoon. 4. Als de leerlingen klaar zijn, kunnen de foto’s in een PowerPoint-presentatie gezet worden. Daarna kan de klas gezamenlijk controleren of de afbeeldingen correct zijn. NB: schrijf hetzelfde woord ook in verschillende talen op het bord.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
Hoe lang ?
• •
mobiele telefoons met camerafunctie computer
60 minuten
21
Jan Klaassen en Katrijn op reis PO / A1
Bij dit poppenkastspel gaan Jan Klaassen en Katrijn op reis en komen hun buitenlandse vriendjes tegen; andere bekende (strip)figuren. De leerlingen spelen d.m.v. een poppenkastspel deze ontmoeting na. Wat moet ik doen?
1. Laat de leerlingen in eerste instantie zelf twee bekende buitenlandse vriendjes uitkiezen. Bij voorkeur dienen dit bekende (strip)figuren te zijn (bijv. Punch and Judy, Manolito Gafotas, Les Schtroumpfs, Asterix et Obelix, etc.) 2. Vertel kort het verhaal van Jan Klaassen en Katrijn op reis (de verhaallijn mag zelf verzonnen worden, maar noodzakelijk is dat ze hun bekende buitenlandse vriendjes tegenkomen). Al naar gelang de leeftijd van de leerlingen pas je de gesprekken in het verhaal aan. 3. Geef steeds vier kinderen de beurt om de ontmoeting na te spelen in de poppenkast. De dialogen die ze houden, dienen kort en duidelijk te zijn: begroeten, vragen hoe het gaat, praten over het weer, etc. Variatie Gebruik de talen van de leerlingen die in de klas zitten. Zo komen de leerlingen meer te weten over de taal, achtergrond en cultuur van hun klasgenootjes.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
•
Hoe lang ?
30 minuten
poppenkast en poppen eventueel nationale attributen (hoedjes en vlaggetjes)
22
Reis door het klaslokaal PO/ A1.1
Kies een (of meerdere) land(en) als thema en versier het klaslokaal. Gebruik ook talenkaartjes om voorwerpen aan te duiden. Wat moet ik doen?
1. Kies een themaland. 2. Neem kranten, tijdschriften en/of boeken mee over het themaland. De leerlingen kunnen ook internet gebruiken om plaatjes te zoeken. Of geef ze de opdracht van huis spullen mee te nemen die als versiering kunnen dienen. 3. Laat de leerlingen zelf het klaslokaal versieren (posters, plaatjes, kleurplaten, foto’s, landkaart, vlaggen, etc.). 4. Draai tijdens deze activiteit muziek uit het themaland. 5. Maak samen met de leerlingen talenkaartjes. Dit zijn kaartjes waarop je de naam van een voorwerp schrijft in een bepaalde taal. Bijvoorbeeld een kaartje met daarop ‘(la) mesa’ (‘tafel’ in het Spaans). Plak de kaartjes vervolgens op de voorwerpen, zodat de kinderen spelenderwijs woordjes kunnen leren.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
• • • • •
Hoe lang ?
kranten, tijdschriften en/of boeken vlaggen, muziek, foto’s, landkaart computer (Internet) kaartjes pen, plakband
180 minuten
23
Een toren van taal bouwen Ken je de uitdrukking ‘Babylonische spraakverwarring’? Daarmee wordt een situatie bedoeld, waarin iedereen door elkaar praat en niemand er meer wijs uit wordt. Deze uitdrukking komt voort uit het Bijbelse verhaal over de Toren van Babel. Het volk van het land Sinear wilde een toren bouwen die tot in de hemel zou moeten reiken. Volgens het verhaal was God het daar niet mee eens en verstoorde de bouw. Wat één volk met één taal was geweest veranderde in verschillende volkeren die zich over de wereld verspreidden en hun eigen talen gingen spreken. Vanaf die tijd leven de verschillende volkeren in een Babylonische spraakverwarring met elkaar. Elkaar begrijpen gaat veel beter als je elkaars taal spreekt. Dus leer de taal van je buurman en bouw die brug!
24
Raad de taal PO / A1.1
Bij deze activiteit oefenen de leerlingen woordenschat en taalkenmerken.
Wat moet ik doen?
1. Zoek woorden uit verschillende talen en schrijf deze op een overheadsheet of zet ze in een PowerPointpresentatie. 2. Verdeel de klas in groepjes. 3. Projecteer met de overheadprojector de woorden op de muur. 4. Laat de leerlingen met hun groepje de woorden op taal sorteren en op een postervel schrijven. 5. Hang de postervellen op en bespreek de typische kenmerken van iedere taal klassikaal. Denk daarbij aan het gebruik van bijvoorbeeld de tilde (~), uitspraak van bepaalde letters, etc.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
Hoe lang ?
• • •
woorden op overheadsheet, Ppt-presentatie of digibord overheadprojector, laptop en beamer lege postervellen per groep, pennen, stiften
30 minuten
25
Liedjes – landen – quiz PO / A1.1
Leerlingen raden aan de hand van liedjes in een vreemde taal uit welk land het liedje komt.
Wat moet ik doen?
1. Laat de kinderen (fragmenten van) liedjes uit diverse landen horen. Dit kunnen ook korte videoclipjes zijn (YouTube*). De liedjes kunnen in de oorspronkelijke taal gezongen zijn, maar dat hoeft niet per se, als het maar duidelijk is (door de muziek) dat het geen Nederlands liedje is. 2. Geef de kinderen vervolgens de opdracht te achterhalen uit welk land het liedje komt en in welke taal het gezongen is. NB: Indien een videoclip wordt gebruikt, kunnen de kinderen ook nog beschrijven wat ze zien (traditionele dans, culturele aspecten etc.). *) voorbeeldfilmpjes: Frankrijk http://www.youtube.com/watch?v=fw6PcTq2PlI&feature=channel
Spanje http://www.youtube.com/watch?v=X2Ysx0ZGTE4
Turkije http://www.youtube.com/watch?v=gNWGnTtKZwA
Canada http://www.youtube.com/watch?v=lUjF5PaPDK4
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
cd-speler en/of computer (internet)
Hoe lang ?
15 minuten
26
Sesamstraat PO / A1
Leerlingen ontdekken welke verschillen er zijn bij het kinderprogramma Sesamstraat in verschillende landen. Wat moet ik doen?
1. Laat de leerlingen de eerste tien minuten van de Amerikaanse en de Duitse versie van Sesamstraat bekijken. 2. Bespreek met hen welke verschillen er zijn met de Nederlandse versie. 3. Leer de kinderen eventueel ook nog het Engels en/of Duitse openingsliedje.
*) voorbeeldfilmpjes: Sesame Street- V. S. http://www.sesamestreet.org/ Sesamstrasse- Duistland http://www.checkeins.de/sesamstrasse.html
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
Hoe lang ?
• •
computer (internet) geluidsboxjes
30 minuten
27
Verhalenbingo PO / A1
Speel bingo aan de hand van een verhaal in een vreemde taal, zodat de kinderen zoveel mogelijk nieuwe woordjes leren.
Wat moet ik doen?
1. Kies een verhaal in de doeltaal. Gebruik bijvoorbeeld Engelse leesboekjes. 2. Schrijf een groot aantal woorden uit dat verhaal op het bord. 3. Laat alle leerlingen een A4-papier zo vouwen dat er negen vakjes ontstaan. 4. De leerlingen mogen in elk vakje een woord van het bord schrijven dat ze zelf uitkiezen. 5. Leg uit dat je het verhaal gaat vertellen en dat de leerlingen de woorden op hun vel mogen doorstrepen, zodra dit genoemd wordt. Wie het eerst al zijn woorden heeft doorgestreept, mag dan ‘bingo!’ roepen. 6. Vertel het verhaal. 7. Controleer of de leerling eerlijk heeft gespeeld door op een sheet op een overheadprojector negen vakjes te maken en de leerling zijn woorden er in te laten schrijven. Dan vertel je het verhaal nog een keer en mag hij zijn woorden weer doorstrepen, terwijl iedereen mee kijkt. Dit geeft de andere leerlingen nog een kans om te kijken of ze misschien een woord gemist hebben. Tip Zorg ervoor dat alle woorden die je aan de leerlingen geeft, voorkomen in het verhaal. Let er ook op dat ze niet allemaal aan het begin staan. NB: Het ERK-niveau is afhankelijk van de verhaalkeuze.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
•
Hoe lang ?
20 minuten
•
pen en papier overheadprojector en sheets eventueel cd-speler
28
Wat is het? PO / A2
Leerlingen gebruiken een vreemde taal om ‘verborgen’ voorwerpen te raden.
Wat moet ik doen?
1. Zoek een voorwerp uit en leg dat, voordat de leerlingen binnenkomen, onder een doek midden in de klas. 2. Laat de leerlingen vragen stellen in de vreemde taal om er achter te komen wat er onder de doek ligt. Oefen eerst de vraagstelling en laat hen deze zelf aanvullen, bijvoorbeeld ‘Is het een…boek?’ 3. Antwoord met ‘ja’ of ‘nee’. Indien het antwoord “nee” is, mag de volgende leerling.
Wie doen er mee?
De hele klas (drietallen).
Materiaal
•
•
Hoe lang ?
60 minuten
handdoek/dekentjes een of meerder voorwerpen
29
Brugtaal Een brugtaal is een soort van overgangstaal. Het is een taal die gebruikt wordt om sprekers van verschillende talen, toch met elkaar te kunnen laten communiceren. Eigenlijk kunnen allerlei talen dus fungeren als brugtaal. Vroeger was het Latijn een wereldtaal. Er wordt tegenwoordig ook wel gezegd dat ‘Het Engels het Latijn van nu’ is. Het succes van het Engels is toe te schrijven aan het feit dat het stukjes uit verschillende taalfamilies bevat. Het is eigenlijk een soort combinatie van Germaanse talen (Duits, Nederlands) en Romaanse talen (Frans, Spaans). Omdat veel mensen er wel iets uit hun eigen taal in herkennen, wordt het Engels soms ook wel een brugtaal genoemd. Misschien ken je het Esperanto? Dat is een taal die geen enkel land toebehoort, maar aspecten van allerlei talen in zich herbergt en vooral gemakkelijk aan te leren is. Daardoor zijn velen ervan overtuigd dat het goed functioneert als een soort van ‘lijm’ tussen mensen bij internationale contacten. En vergeet ook het Mandarijn niet: de voertaal die als ‘brugtaal’ in China wordt gesproken. Bovendien is China zo’n belangrijke wereldeconomie geworden dat steeds meer Westerse mensen Mandarijn gaan leren om handel te kunnen drijven met de Chinezen. Leer daarom een brugtaal om met zoveel mogelijk mensen ter wereld te kunnen communiceren!
30
Leerlingen onderwijzen leerlingen VO / A2 (voor PO A1.2)
Het succesvolle project ‘Leerlingen onderwijzen leerlingen’ vindt al jaren plaats op de Europese Dag van de Talen: leerlingen van tweetalige middelbare scholen gaan die dag naar hun oude basisschool terug om daar een taalles te geven. Natuurlijk kunnen ook leerlingen van andere middelbare scholen taalles geven op hun oude basisschool.
Wat moet ik doen?
1. Laat uw leerlingen begin september zelf contact leggen met hun oude basisschool en vragen of ze langs mogen komen voor een enthousiaste proefles in het Engels, Duits, Frans of Spaans. 2. Bestel gratis stickers en posters van de Europese Dag van de Talen 2010 bij het Europees Platform via het formulier op de website www.europeesplatform.nl/dagvandetalen. 3. Laat hen zelf de lessen voorbereiden. Hoe pakken ze dat aan? Gaan ze een lied zingen? Of een spelletje doen? 4. Vervolgens gaan de leerlingen op de Europese Dag van de Talen naar hun oude basisschool, delen stickers en posters uit en geven een taalles aan groep 8. 5. Basisschoolleerlingen maken zo kennis met vreemde talen, maar hebben ook een uniek kijkje in hoe het er op het voortgezet onderwijs aan toe gaat. De leerlingen van het voortgezet onderwijs kunnen hun spreekvaardigheid oefenen en zien of lesgeven hen ligt. Een voordeel voor beide kanten!
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
•
pen en papier stickers en posters
Hoe lang ?
Een halve dag.
31
Lip dubben PO/VO / A1
Leerlingen maken samen een nieuwe videoclip voor een bestaand liedje, waarbij ze de tekst ‘playbacken’. Wat moet ik doen?
1. Zoek op internet een videoclip van een liedje dat gezongen is in een vreemde taal en laat deze aan de leerlingen zien. 2. Laat de leerlingen zelf een nieuwe videoclip bedenken voor hetzelfde liedje. Daarin moeten ze uitbeelden wat ze denken dat er gezongen wordt. Ze mogen hierbij playbacken. 3. Laat ieder groepje een filmpje maken van de nieuwe videoclip. De filmpjes worden daarna klassikaal bekeken. NB: Indien er geen mobiele apparatuur beschikbaar is, kunnen de kinderen kunnen hun clipjes ook rechtstreeks aan elkaar voordragen als een soort toneelstukje.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
• • • • •
Hoe lang ?
mobiele telefoon pc, internet foto- of videocamera computer met montage software (bijv. Movie Maker) projector
240 minuten
32
Lang, langer, langst PO/VO / A2
Leerlingen maken zelf een zo lang mogelijke zin in een vreemde taal. Wat moet ik doen?
1. Neem een tijdschrift of krant in de doeltaal en knip zoveel mogelijk woorden uit. 2. Plak de woorden door elkaar op een los vel papier. 3. Kopieer dit vel een aantal keer. 4. Verdeel de klas in groepjes en geef ieder groepje een kopie. 5. Laat de groepjes met deze woorden zo lang mogelijke zinnen maken. De zinnen mogen gek/onzin zijn als ze grammaticaal maar kloppen. 6. Laat ieder groepje haar zinnen voorlezen. Het groepje met de langste zin wint het spel.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
•
• • • •
Hoe lang ?
kranten en tijdschriften in een vreemde taal schaar wit vel papier lijm kopieerapparaat
25 minuten
33
Klassenwoordenboek PO/VO / A1
De klas stelt zelf een woordenboek samen van de talen (of dialecten) die door de leerlingen (thuis) gesproken worden. Het eindproduct is een digitaal woordenboek met beeld en geluid
Wat moet ik doen?
1. Laat de leerlingen een meertalige woordenlijst opstellen. Dit kan ook digitaal. 2. De leerlingen zoeken bij deze woorden vervolgens plaatjes en/of maken zelf foto’s. 3. De woorden worden, door degene die de taal of het dialect spreekt, uitgesproken en hiervan worden opnamen gemaakt.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
Digitale versie: • computer met internet • mobiele telefoons met filmopnamefunctie of een videocamera Papieren versie: • pen en papier • tijdschriften • schaar en lijm
Hoe lang ?
De hele dag.
34
Praten als Brugman
Het is hard werken om een vreemde taal te leren. Je moet woorden leren, oefenen op de uitspraak, grammaticale regels erin stampen, lezen, luisteroefeningen doen, schriftelijke toetsen maken. Dat valt niet mee voor een leerling. Voor het leren van een vreemde taal is het in ieder geval erg belangrijk dat je zelf actief met de taal aan de slag gaat. Stimuleer de leerlingen dus vooral om in de les zoveel mogelijk in de vreemde taal met elkaar te spreken. Hoe meer ze in de vreemde taal praten, hoe gemakkelijker ze de klanken en woorden zullen onthouden. Praten, praten, praten dus!
35
Taboe VO /B1
Leerlingen geven in een vreemde taal aan elkaar uitleg over één bepaald woord. Er zijn steeds twee woorden die ze dan niet mogen gebruiken. Wat moet ik doen?
1. Maak een stapel kaartjes en zorg dat op ieder kaartje één sleutelwoord en twee ‘verboden’ woorden staan in een vreemde taal. 2. Verdeel de klas in groepjes van vier á vijf kinderen. 3. Leg uit dat ieder kind om de beurt een kaartje moet trekken en het woord aan de andere kinderen in zijn groepje moet uitleggen. Vertel ook dat ze hierbij de andere twee woorden op het kaartje niet mogen gebruiken. De groep moet raden om welk woord het gaat. Variatie 1 In plaats van een sleutelwoord kan er ook een afbeelding of foto op het kaartje staan. Bijvoorbeeld een bekend persoon of een traditioneel gerecht. uit het desbetreffende land. Variatie 2 Als extra spelelement kan worden afgesproken dat de groepjes tegen elkaar strijden, waarbij van tevoren een vaste speeltijd wordt bepaald. Wie binnen deze tijd de meeste kaartjes heeft geraden, wint het spel.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
•
•
Hoe lang ?
90 minuten
•
kaartjes eventueel plaatjes of foto’s uit tijdschriften pennen
36
Jouw favoriete spreekwoord VO / A2
Leerlingen beelden een spreekwoord in een vreemde taal uit en maken hiervan een foto.
Wat moet ik doen?
1. Kies een vreemde taal (Engels, Duits, Frans, Spaans, etc.) en laat de leerlingen spreekwoorden in deze taal zoeken. 2. Geef de leerlingen de opdracht dit spreekwoord uit te beelden in een zogenaamd ‘stilleven’ (zonder te bewegen). Een van de leerlingen uit het groepje is fotograaf en maakt een foto van de anderen. Let erop dat de groepjes elkaar niet kunnen zien. 3. De leerling die de foto heeft gemaakt, maakt hier een printje van. Vervolgens laat hij/zij de foto aan de rest van de klas zien. 4. De andere leerlingen moeten raden welk spreekwoord is uitgebeeld. De leerling die de foto heeft gemaakt, schrijft dan het spreekwoord als onderschrift bij de foto erbij. 5. De afgedrukte foto’s worden vervolgens opgehangen in het klaslokaal.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
Hoe lang ?
• •
fotocamera of mobiele telefoon met camerafunctie printer
180 minuten
37
Gezelschapsspel VO / A2
De leerlingen leren spelenderwijs een vreemde taal d.m.v. een gezelschapsspel.
Wat moet ik doen?
1. Neem een gezelschapsspel mee in een vreemde taal. Denk bijvoorbeeld aan ‘Mens erger je niet’, ‘Ganzenborden’, etc. 2. Geef de leerlingen de opdracht tijdens het spelen alleen in de vreemde taal te spreken.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
•
bordspel uit een ander land
Hoe lang ?
60 minuten
38
Interview VO /B1
De leerlingen interviewen een ‘native speaker’.
Wat moet ik doen?
1. Laat de leerlingen een interview voorbereiden in een vreemde taal*. 2. Nodig een ouder, buurman, kennis etc. van buitenlandse komaf uit. 3. Laat de leerlingen deze persoon interviewen, waarbij ze gebruik moeten maken van standaardzinnen: bijvoorbeeld begroeten, zichzelf introduceren, vragen stellen en bedanken. *) Indien de native speaker uit een land komt waarvan de leerlingen de taal niet spreken, kunnen zij hun interview in een taal voorbereiden die deze persoon ook spreekt (bijv. Engels of Frans). Variatie 1. Laat de leerlingen iemand die anderstalig is zoeken om te interviewen en een korte vragenlijst voor het interview voorbereiden. 2. Laat de leerlingen in de doeltaal met de betreffende persoon een interview houden over zijn/haar komst naar Nederland, motieven, leven in Nederland, werk, gezin, etc. 3. Laat de leerlingen een korte presentatie geven over het interview (5 minuten per leerling).
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
•
Hoe lang ?
60 minuten
pen en papier audiorecorder (voor variatie)
39
Rollenspel VO /B1
Bij deze activiteit verzinnen de leerlingen zelf rollenspellen in de doeltaal.
Wat moet ik doen?
1. Verdeel de klas in tweetallen. 2. Geef de leerlingen een aantal voorbeeldsituaties waar ze een rollenspel voor bedenken en laat hen deze uitschrijven. Voorbeeld rollenspel: Klant: je wilt een waterijsje kopen. Welke smaken zijn er? Je wilt er maximaal €1,95 aan uitgeven. IJsverkoper: een klant wil graag een waterijsje, maar jij verkopt alleen softijs. Probeer het softijs aan de klant te verkopen. Vertel de klant dat je heerlijk softijs hebt in vele smaken. Het softijs is wel iets duurder, namelijk € 2,25. 3. Verzamel daarna de rollenspellen. 4. Deel de rollenspellen uit. Ieder tweetal krijgt een ander rollenspel dan dat ze zelf verzonnen hebben. 5. Laat de tweetallen de rollen spelen.
Wie doen er mee?
De hele klas (tweetallen).
Materiaal
Hoe lang ?
•
pen en papier
60 minuten
40
Talenwoordspel VO / A1
Bij deze activiteiten voeren leerlingen zo snel mogelijk kleine opdrachten uit die samenhangen met andere opdrachten.
Wat moet ik doen?
1. Verzin opdrachten die samenhangen met andere opdrachten. Bijvoorbeeld: • als je een kleur hoort, sta je op en noem je een stad in de V.S. • als je een Amerikaanse stad hoort, klap je in je handen en zeg je ‘Bonjour’ • als je een Franse groet hoort, draai je een rondje en roep je een Duitse drank • etc. 2. Verdeel de opdrachten onder de leerlingen. 3. Begin zelf met de eerste opdracht en houd het tempo er in.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
opdrachtkaartjes
•
60 minuten
Hoe lang ?
41
‘Talen bouwen bruggen!’ VO / B1
Laat de leerlingen de bekendste bruggen uit landen van over de hele wereld beschrijven in een vreemde taal naar keuze.
Wat moet ik doen?
1. Verdeel de klas in groepen. 2. Laat iedere groep een bekende brug kiezen. Bijvoorbeeld: de Brug der Zuchten/Il ponte dei Sospiri (Venetië), Tower Bridge (Londen), Karelsburg (Praag), Öresundsbroen/Sontbrug (van Kopenhagen naar Malmö), Römerbrücke (Trier), Pont Neuf (Parijs). 3. Laat de leerlingen via internet of andere bronnen informatie over de brug zoeken. 4. Laat iedere groep in de doeltaal een korte presentatie geven over de brug. Daarbij kunnen ze eventueel gebruik maken van herinneringen en vakantiefoto’s.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepen).
Materiaal
•
•
Hoe lang ?
•
vakantiefoto’s van bruggen pen en papier internet PowerPoint
•
120 minuten
•
42
Op taal kun je bouwen
In de wereld worden circa 6.800 talen gesproken. Sommige talen worden door niet meer dan een handjevol mensen gesproken en zijn bijna uitgestorven. Andere talen worden door steeds meer mensen gesproken, zoals bijvoorbeeld het Engels en het Chinees. Voor het Engels geldt zelfs dat het tegenwoordig door meer niet-moedertaalsprekers wordt gesproken dan door moedertaalsprekers. Dat gegeven heeft veel invloed op de ontwikkeling van een taal, zowel op de uitspraak als op idioom en grammatica. Betekent dit dat er een nieuwe taal ontstaat of kun je juist zeggen dat het Engels leeft? Waarom spreken sommige mensen van ‘Global English’? Ga aan de slag met de wereldtalen en bespreek het volgende eens in de klas: Wat zijn eigenlijk onze wereldtalen? Wat is de definitie daarvan? Welke talen zijn er allemaal op de wereld? Op welke plaats staat het Nederlands als je kijkt naar het aantal sprekers?
43
Stedentrip VO / A2
Bij deze activiteit zoeken de leerlingen de juiste informatie bij een gegeven situatie en presenteren de resultaten hiervan in de doeltaal.
Wat moet ik doen?
1. Schets de volgende situatie: “Stel je voor dat je op vakantie gaat naar een grote stad in het buitenland. Hoe ga je er heen? Wat kun je doen? Wat is er te zien?”
2. Laat de leerlingen op internet de volgende informatie in het Nederlands opzoeken: • Je neemt de trein naar stad X. Wat kost een kaartje? • Eerst wil je naar het museum. Welke musea zijn er in stad X? • Vervolgens ga je naar de dierentuin. Tot hoe laat is de dierentuin open? Welke dieren zijn er? • Daarna wil je ergens iets eten. Bij welk restaurant ga je eten? Wat is het adres van dat restaurant? Wat wil je eten?
3. Laat de leerlingen de gevonden informatie vervolgens in de doeltaal voor de klas presenteren.
Wie doen er mee?
De hele klas (tweetallen).
Materiaal
•
•
internet verslagblad
Hoe lang ?
90 minuten
44
Mind the Gap VO /A2
Bij deze activiteit zoeken de leerlingen het missende woord in de songtekst.
Wat moet ik doen?
1. Verdeel de klas in groepjes van vier. 2. Geef de leerlingen de opdracht de tekst van een lied in een vreemde taal op te zoeken.
3. Elke groep treedt een keer op als leraar. 4. De groep die aan de beurt is maakt een tiental woorden wit en geeft de songtekst aan de andere groepjes.
5. Zet de muziek aan. 6. De leerlingen vullen met hun groepje de missende woorden in terwijl ze naar het lied luisteren.
Wie doen er mee?
De hele klas (viertallen).
Materiaal
•
• • • •
Hoe lang ?
pc, internet Tippex printer/kopieerapparaat cd-speler/i-pod geluidsboxjes
60 minuten
45
Dialecten VO / B1
Leerlingen maken kennis met verschillende dialecten die in een vreemde taal gesproken worden. Wat moet ik doen?
1. Laat leerlingen filmpjes zien over dialectsprekers in een vreemde taal. 2. Geef de leerlingen de opdracht te discussiëren over het dialect dat ze gehoord hebben. Wat zijn de verschillen/overeenkomsten en welke woorden worden anders uitgesproken? 3. Bespreek de bevindingen van de leerlingen klassikaal. 4. Geef na afloop op een landkaart aan waar de verschillende dialecten gesproken worden.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
•
filmpjes landkaart
•
Hoe lang ?
60 minuten
46
Ik ga op vakantie en neem mee VO / A1
Bij deze activiteit verbreden de leerlingen hun vocabulaire door woorden te bedenken bij het onderwerp vakantie.
Wat moet ik doen?
DEEL 1 1. Laat de leerlingen om de beurt in de doeltaal een product opnoemen dat ze meenemen op vakantie. De leerlingen herhalen steeds het laatste woord dat hun voorganger heeft gezegd (bijv. “suitcase, toothbrush” – “toothbrush, shoes” – shoes, passport”, etc. 2. Schrijf de woorden op het bord. DEEL 2 3. Verdeel de klas in tweetallen en laat ieder tweetal een (vakantie)verhaal schrijven met minstens tien woorden die op het bord staan.
Wie doen er mee?
De hele klas (deel 1 klassikaal en deel 2 in tweetallen).
Materiaal
•
Hoe lang ?
120 minuten
pen en papier
47
Zoek iemand die… VO / A2
Bij deze activiteit gaan leerlingen op zoek naar informatie over andere leerlingen.
Wat moet ik doen?
1. Stel een tijdslimiet in. 2. Laat de leerlingen door elkaar lopen in de klas. 3. Laat de leerlingen op zoek gaan naar een andere leerling die: • in dezelfde maand jarig is • een konijn/hond/kat heeft als huisdier • in Turkije op vakantie geweest is • etc.
4. Laat de leerlingen vragen stellen in de doeltaal en de antwoorden opschrijven.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
pen en papier
Hoe lang ?
10 -15 minuten
48
Hints auf Deutsch VO / B1
Speel het spel ‘Hints’ in een vreemde taal, bijvoorbeeld Duits.
Wat moet ik doen?
1. Maak kaartjes met een opdracht, geschreven in een vreemde taal. Denk daarbij bijvoorbeeld aan het uitbeelden van spreekwoorden, films of een thema dat op school actueel is. 2. Verdeel de klas in (twee) groepen. 3. Roep een leerling van de eerste groep naar voren en laat een kaartje zien. 4. Deze leerling beeldt het (spreek)woord uit voor de klas. 5. De rest van de groep leerlingen krijgt een minuut om te raden wat er uitgebeeld wordt. Lukt dit niet binnen de tijd dan mag de andere groep nog een keer raden. 6. Zo ga je door tot de kaartjes op zijn. De groep met de meeste goed geraden antwoorden wint het spel.
Wie doen er mee?
De hele klas (deel klas in tweeën).
Materiaal
Hoe lang ?
• •
opdrachtkaartjes stopwatch
60 minuten
49
Wie woont waar? VO / A2
Bij deze opdracht proberen de leerlingen er achter te komen welke fictieve persoon in welke kamer van het huis woont.
Wat moet ik doen?
1. Maak kaartjes met daarop informatie over bijvoorbeeld huisgenoten van een studentenhuis. De huisgenoten zijn internationale studenten. Het kaartje bevat de volgende gegevens: naam, leeftijd, studie, hobby’s, moedertaal, land van herkomst, verdieping, favoriete gerecht, etc. 2. Teken op het bord een huis met heel veel kamers en verdiepingen. Geef alle kamers een nummer. 3. Deel de kaartjes uit onder alle leerlingen. 4. Maak tweetallen. 5. Laat de tweetallen, door vragen aan elkaar te stellen in de doeltaal, erachter komen wie in welke kamer van het huis woont. 6. De leerlingen moeten achter alle gegevens van de internationale student komen.
Wie doen er mee?
De hele klas.
Materiaal
•
•
pen en papier bord
Hoe lang ?
30 minuten
50
Wie vertaalt, die bepaalt
Kennis van vreemde talen is ontzettend belangrijk voor de toekomst. Omdat we op één van de weinige continenten wonen waar zoveel verschillende officiële talen worden gesproken, is zeker voor Europeanen talenkennis onmisbaar. Het is bijvoorbeeld belangrijk omdat bedrijven het liefst medewerkers in dienst hebben die twee vreemde talen op redelijk niveau beheersen. Hierbij zijn Duits en Engels even belangrijk, op enige afstand gevolgd door Frans. Wij staan er goed voor, want middelbare scholieren die hun talen het beste beheersen zijn te vinden in Nederland, Tsjechië, Luxemburg en Finland. Toch is dit nog niet genoeg. Wil Nederland een sterke positie blijven (be)houden in de internationale economie, dan is het nodig dat nog meer Nederlanders vreemde talen beheersen en dat het niveau van onze taalbeheersing stijgt. Zorg dus dat de vreemde talenkennis op orde is, dan krijgen leerlingen meer kansen. Door vreemde talenkennis bepalen leerlingen zelf hun toekomst!
51
Dialogenspel VO / A2
Leerlingen schrijven in groepjes van twee een dialoog in een vreemde taal voor hun medeleerlingen.
Wat moet ik doen?
1. Deel de klas in groepjes van twee in. 2. Ieder duo schrijft een dialoog in een vreemde taal. Ze kunnen zich laten inspireren door hun eigen (vakantie)ervaringen. 3. De dialogen worden vervolgens aan elkaar doorgegeven, zodat ieder duo een nieuwe dialoog krijgt. 4. De leerlingen mogen de dialoog kort bestuderen en moeten daarna zonder de tekst de dialoog hardop voordragen.
Wie doen er mee?
De hele klas (tweetallen).
Materiaal
•
pen en papier
Hoe lang ?
45 minuten
52
Talenbrug VO / B1
Leerlingen verzinnen een bizar verhaal n.a.v. twee ogenschijnlijk ver uit elkaar liggende situaties.
Wat moet ik doen?
1. Schrijf op losse kaartjes steeds twee situaties die ogenschijnlijk ver uit elkaar liggen. 2. Geef ieder groepje leerlingen een kaartje. 3. Laat de leerlingen een verhaal verzinnen dat begint met de ene situatie en eindigt met de andere situatie; zo ontstaat dan een verhaal. Bijvoorbeeld van ‘School trip’ naar ‘Moon landing’. 4. De leerlingen vertellen na afloop hun verhaal aan de rest van de klas.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
•
•
kaartjes pen en papier
Hoe lang ?
30 minuten
53
Groepsgedicht VO / B1
Laat de leerlingen samen in een vreemde taal een gedicht schrijven.
Wat moet ik doen?
1. Spreek een taal, rijmschema, vorm (sonnet, haiku, etc.) en aantal regels af en schrijf deze op het bord. 2. Laat de leerlingen in groepjes een strofe van het gedicht schrijven. 3. Laat elk groepje hun strofe voordragen. 4. Voeg alle bijdragen samen tot één gedicht en lees dit voor.
Wie doen er mee?
De hele klas (in groepjes).
Materiaal
Hoe lang ?
• •
pen en papier bord
60 minuten
54
Speaking Giants VO /B2
Bij deze activiteit vergelijken de leerlingen twee historische speeches in de doeltaal.
Wat moet ik doen?
1. Laat aan de klas twee historische speeches in de doeltaal zien, bijvoorbeeld Obama versus Bush. 2. Laat de leerlingen zoeken naar de verschillen en overeenkomsten tussen de speeches. 3. Vraag de leerlingen wat ze zelf van de speech vinden. 4. Stel vragen over de speeches en laat de leerlingen er met elkaar over discussiëren. 5. Laat de leerlingen fragmenten zoeken via YouTube. Variatie Laat, in plaats van historische politieke speeches, interviews met sporters zien. Tip Deze activiteiten kunnen gebruikt worden bij de vakken maatschappijleer en/of geschiedenis.
Wie doen er mee?
De hele klas (tweetallen).
Materiaal
•
•
Hoe lang ?
audio- of videofragmenten van historische speeches computer, internet
60 minuten
55
Kookfilm VO / A2
Bij deze activiteit koken leerlingen een traditioneel buitenlands recept en leggen dit vast op video.
Wat moet ik doen?
1. Kies een land en deel voorbeeldrecepten uit. Laat de leerlingen een recept kiezen of er zelf een zoeken. 2. Laat groepjes leerlingen een traditioneel buitenlands recept bereiden/gerecht koken. 3. Laat hen dit proces vastleggen op video. 4. Laat de leerlingen in de klas hun filmpje presenteren en hun gerecht tonen en proeven. 5. Maak beoordelingsformulieren (presentatie, originaliteit, cijfer voor het recept). 6. Laat de hele klas de filmpjes en recepten beoordelen via de formulieren. 7. De winnaars krijgen een prijs, bijvoorbeeld een ‘el mejor chef de la clase’ –button (Spaans voor ‘beste kok van de klas’). Tip Gezien de omvang van deze activiteit kan deze ook als project worden uitgevoerd.
Wie doen er mee?
De hele klas (viertallen).
Materiaal
• • • •
Hoe lang ?
videocamera, projector, scherm webcams of mobiele telefoons met camera’s kookboeken of computer pen en papier
De hele dag.
56
Woordenrace VO / A2
Het doel van deze activiteit is om zo snel mogelijk een woordenlijst samen te stellen van woorden die beginnen met een bepaalde letter.
Wat moet ik doen?
1. Bepaal een doeltaal en verdeel de klas in drie groepen. 2. Laat de drie groepen leerlingen ieder hun eigen categorie bepalen (bijvoorbeeld een stad, een rivier, een kleur, etc.). 3. Bepaal een letter door een leerling heel snel het alfabet op te laten noemen en een andere leerling “stop” te laten zeggen. De letter waar de leerling is gestopt, is de basis voor de woordenlijst. 4. Begin het spel in de doeltaal. Het doel is iedere groep zo snel mogelijk een woordenlijst van hun eigen categorie te laten maken. 5. De groep die het snelst de lijst heeft ingevuld heeft gewonnen. 6. Kies vervolgens voor een andere letter en begin het spel weer opnieuw.
Wie doen er mee?
De hele klas (drie groepen).
Materiaal
•
pen en papier
Hoe lang ?
15-30 minuten (per ronde)
57
Wedstrijden
Ook dit jaar kan jouw school weer verschillende prijzen winnen. Geef je school op voor de wedstrijden van de Europese Dag van de Talen, organiseer een leuke activiteit en win een geldprijs of een spannende talige dag voor de leerlingen! Veel plezier met de activiteit, wij zijn benieuwd naar je inzending.
58
Leerlingenwedstrijd ‘Talen bouwen bruggen!’ Alle scholen organiseren zelf een wedstrijd onder hun leerlingen rondom het thema 'Talen bouwen bruggen!'.
Wat moet ik doen?
Wie doen er mee?
1. Deel de leerlingen in in groepjes van twee. 2. Laat ieder groepje een vreemde taal kiezen. 3. Laat ieder groepje een leuk ‘talig’ product maken. Dat kan van alles zijn: een gezelschapsspel in een vreemde taal, een filmpje over de klas en welke verschillende talen worden gebruikt, een rap met behulp van Franse of Poolse woorden, een blog over het thema 'Talen bouwen bruggen!', etc. Eigenlijk is alles mogelijk. 4. Zorg dat het thema 'Talen bouwen bruggen!' duidelijk naar voren komt in het eindproduct en dat er duidelijk een of meer vreemde talen worden gebruikt in het eindproduct. 5. Selecteer één winnend team. 6. Laat het winnende groepje het idee uitwerken en vastleggen. 7. Stuur het naar: Europees Platform Marleen Dermout Kennemerplein 16 2011 MJ Haarlem
[email protected] 8. Win een prijs: in november beleeft het winnende team van je school samen met teams van scholen uit heel Nederland een spannende ‘talige’ dag bestaande uit twee activiteiten op een tot nog toe onbekende plek in Nederland. Deze dag wordt geheel verzorgd door het Europees Platform. Leerlingen van Nederlandse middelbare scholen uit de tweede t/m de zesde klas.
Materiaal
Hoe lang ?
Een hele dag (Europese Dag van de Talen, 27 september 2010).
59
Beste Europese Dag van de Talen op School Laat ons zien welke inspirerende activiteiten je hebt georganiseerd op de Europese Dag van de Talen en win de prijs voor ‘Beste Europese Dag van de Talen op School’.
Wat moet ik doen?
1. Organiseer een activiteit op de Europese Dag van de Talen die te maken heeft met taalverwerving. 2. Maak hier een verslag met foto’s of filmpje van. 3. Stuur dit voor 20 oktober 2010 naar: Europees Platform Marleen Dermout Kennemerplein 16 2011 MJ Haarlem
[email protected] Tip Laat enkele leerlingen als journalist optreden en een persbericht schrijven van de Europese Dag van de Talen op school. Verstuur dit vooraf als uitnodiging aan de lokale pers. Laat de leerlingen op de Dag zelf de pers ontvangen, natuurlijk in de andere taal. Misschien plaatst de krant straks jullie verhaal?
Wie doen er mee?
De hele klas/school.
Materiaal
•
•
Hoe lang ?
60-120 minuten
•
pen en papier computer video/fotoapparatuur
60
Het Europees Talenlabel Het Europees Talenlabel is een Europese prijs voor innovatieve talenprojecten. Het Label wordt sinds 1998 jaarlijks uitgereikt.
Wat moet ik doen?
1. Het project moet voldoen aan de volgende voorwaarden: het project moet in het thema passen (ruim interpreteren) het project moet geëvalueerd zijn het project moet reeds zijn uitgevoerd (dus niet alleen bestaan uit een plan) er moeten presenteerbare resultaten zijn het project moet overdraagbaar zijn het project is Europees georiënteerd prioriteit wordt gegeven aan projecten die gebruikmaken van het Europees Referentiekader (zie www.erk.nl). naast basisscholen en middelbare scholen, mogen ook pabo's, lerarenopleidingen, andere opleidingsinstituten en non-profitorganisaties inzenden Als het project aan deze voorwaarden voldoet, maak je een goede kans om voor het Europees Talenlabel in aanmerking te komen. 2. Vul het inschrijfformulier in en stuur het op naar
[email protected]. 3. Stuur je project in vóór 1 oktober 2010 en win een mooie geldprijs!
Wie doen er mee?
Alle talendocenten.
Materiaal
Meer informatie: www.europeestalenlabel.nl.
Hoe lang ?
61
Tot volgend jaar!
In 2011 is er vanzelfsprekend weer een Europese Dag van de Talen. Heb je al ideeën voor 26 september 2011 die misschien in het volgende ideeënboekje opgenomen kunnen worden? Neem dan contact op met het talenteam van het Europees Platform via
[email protected]. Dit ideeënboekje is samengesteld door medewerkers van verschillende projecten van het Europees Platform. Hun ideeën en kennis hebben een onmisbare bijdrage geleverd aan de totstandkoming van dit boekje. Hieronder staat een overzicht van de medewerkers en hun projecten. Naam
Project
e-mailadres
Séverine Blache
LinQ (Frans) en Delf Scolaire
[email protected]
Synke Hotje
LinQ en taalassistenten (Duits)
[email protected]
Katrin Pannekeet
LinQ en taalassistenten (Duits)
[email protected]
Barbara Schauer
Taalassistenten (Duits)
[email protected]
Ineke Swaan
Tweetalig onderwijs
[email protected]
Onno van Wilgenburg
Tweetalig onderwijs
[email protected]
Marjolein Mennes
eTwinning
[email protected]
Eva Herens
eTwinning, Spaans
[email protected]
Suzan van Dieren
Elos
[email protected]
Elly Deelder
Vroeg vreemdetalenonderwijs
[email protected]
Marleen Dermout
Vroeg vreemdetalenonderwijs
[email protected]
Marc Remijn
Communicatie
[email protected]
Meer weten over de activiteiten van de Europese Dag van de Talen 2010? Neem dan een kijkje op de website www.europeesplatform.nl/dagvandetalen of neem contact met ons op via
[email protected]. We hopen dat we jullie veel ideeën hebben geboden. Tot volgend jaar!
62
Bijlage: Beknopt schema Europees Referentiekader(© Council of Europe / Conseil de l’Europe)
Begrijpen
B2 B1
Productie
Interactie
Schrijven
Ik kan moeiteloos vrijwel alle vormen van de geschreven taal lezen, inclusief abstracte, structureel of linguïstisch complexe teksten, zoals handleidingen, specialistische artikelen en literaire werken.
Ik kan een duidelijke, goedlopende beschrijving of redenering presenteren in een stijl die past bij de context en in een doeltreffende logische structuur, zodat de toehoorder in staat is de belangrijke punten op te merken en te onthouden.
Ik kan zonder moeite deelnemen aan welk gesprek of discussie dan ook en ben zeer vertrouwd met idiomatische uitdrukkingen en spreektaal. Ik kan mezelf vloeiend uitdrukken en de fijnere betekenisnuances precies weergeven. Als ik een probleem tegenkom, kan ik mezelf hernemen en mijn betoog zo herstructureren dat andere mensen het nauwelijks merken.
Ik kan een duidelijke en vloeiend lopende tekst in een gepaste stijl schrijven. Ik kan complexe brieven, verslagen of artikelen schrijven waarin ik een zaak weergeef in een doeltreffende, logische structuur, zodat de lezer de belangrijke punten kan opmerken en onthouden. Ik kan samenvattingen van en kritieken op professionele of literaire werken schrijven.
Ik kan een langer betoog begrijpen, zelfs wanneer dit niet duidelijk gestructureerd is en wanneer relaties slechts impliciet zijn en niet expliciet worden aangegeven. Ik kan zonder al te veel inspanning tvprogramma’s en films begrijpen.
Ik kan lange en complexe feitelijke en literaire teksten begrijpen, en het gebruik van verschillende stijlen waarderen. Ik kan gespecialiseerde artikelen en lange technische instructies begrijpen, zelfs wanneer deze geen betrekking hebben op mijn terrein.
Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen geven over complexe onderwerpen en daarbij sub-thema's integreren, specifieke standpunten ontwikkelen en het geheel afronden met een passende conclusie.
Ik kan mezelf vloeiend en spontaan uitdrukken zonder merkbaar naar uitdrukkingen te hoeven zoeken. Ik kan de taal flexibel en effectief gebruiken voor sociale en professionele doeleinden. Ik kan ideeën en meningen met precisie formuleren en mijn bijdrage vaardig aan die van andere sprekers relateren.
Ik kan me in duidelijke, goed gestructureerde tekst uitdrukken en daarbij redelijk uitgebreid standpunten uiteenzetten. Ik kan in een brief, een opstel of een verslag schrijven over complexe onderwerpen en daarbij de voor mij belangrijke punten benadrukken. Ik kan schrijven in een stijl die is aangepast aan de lezer die ik in gedachten heb.
Ik kan een langer betoog en lezingen begrijpen en zelfs complexe redeneringen volgen, wanneer het onderwerp redelijk vertrouwd is. Ik kan de meeste nieuws- en actualiteitenprogramma’s op de tv begrijpen. Ik kan het grootste deel van films in standaarddialect begrijpen.
Ik kan artikelen en verslagen lezen die betrekking hebben op eigentijdse problemen, waarbij de schrijvers een bepaalde houding of standpunt innemen. Ik kan eigentijds literair proza begrijpen.
Ik kan duidelijke, gedetailleerde beschrijvingen presenteren over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interessegebied. Ik kan een standpunt over een actueel onderwerp verklaren en de voordelen en nadelen van diverse opties uiteenzetten.
Ik kan zodanig deelnemen aan een vloeiend en spontaan gesprek, dat normale uitwisseling met moedertaalsprekers redelijk mogelijk is. Ik kan binnen een vertrouwde context actief deelnemen aan een discussie en hierin mijn standpunten uitleggen en ondersteunen.
Ik kan een duidelijke, gedetailleerde tekst schrijven over een breed scala van onderwerpen die betrekking hebben op mijn interesses. Ik kan een opstel of verslag schrijven, informatie doorgeven of redenen aanvoeren ter ondersteuning vóór of tégen een specifiek standpunt. Ik kan brieven schrijven waarin ik het persoonlijk belang van gebeurtenissen en ervaringen aangeef.
Ik kan de hoofdpunten begrijpen wanneer in duidelijk uitgesproken standaarddialect wordt gesproken over vertrouwde zaken die ik regelmatig tegenkom op mijn werk, school, vrije tijd enz. Ik kan de hoofdpunten van veel radio- of tvprogramma’s over actuele zaken of over onderwerpen van persoonlijk of beroepsmatig belang begrijpen, wanneer er betrekkelijk langzaam en duidelijk gesproken wordt.
Ik kan teksten begrijpen die hoofdzakelijk bestaan uit hoogfrequente, alledaagse of aan mijn werk gerelateerde taal. Ik kan de beschrijving van gebeurtenissen, gevoelens en wensen in persoonlijke brieven begrijpen.
Ik kan uitingen op een simpele manier aan elkaar verbinden, zodat ik ervaringen en gebeurtenissen, mijn dromen, verwachtingen en ambities kan beschrijven. Ik kan in het kort redenen en verklaringen geven voor mijn meningen en plannen. Ik kan een verhaal vertellen, of de plot van een boek of film weergeven en mijn reacties beschrijven.
Ik kan de meeste situaties aan die zich kunnen voordoen tijdens een reis in een gebied waar de betreffende taal wordt gesproken. Ik kan onvoorbereid deelnemen aan een gesprek over onderwerpen die vertrouwd zijn, of mijn persoonlijke belangstelling hebben of die betrekking hebben op het dagelijks leven (bijvoorbeeld familie, hobby's, werk, reizen en actuele gebeurtenissen).
Ik kan eenvoudige samenhangende tekst schrijven over onderwerpen die vertrouwd of van persoonlijk belang zijn. Ik kan persoonlijke brieven schrijven waarin ik mijn ervaringen en indrukken beschrijf.
Ik kan zinnen en de meest frequente woorden begrijpen die betrekking hebben op gebieden die van direct persoonlijk belang zijn (bijvoorbeeld basisinformatie over mezelf en mijn familie, winkelen, plaatselijke omgeving, werk). Ik kan de belangrijkste punten in korte, duidelijke eenvoudige boodschappen en aankondigingen volgen.
Ik kan zeer korte eenvoudige teksten lezen. Ik kan specifieke voorspelbare informatie vinden in eenvoudige, alledaagse teksten zoals advertenties, folders, menu's en dienstregelingen en ik kan korte, eenvoudige, persoonlijke brieven begrijpen.
Ik kan een reeks uitdrukkingen en zinnen gebruiken om in eenvoudige bewoordingen mijn familie en andere mensen, leefomstandigheden, mijn opleiding en mijn huidige of meest recente baan te beschrijven.
Ik kan communiceren over eenvoudige en alledaagse taken die een eenvoudige en directe uitwisseling van informatie over vertrouwde onderwerpen en activiteiten betreffen. Ik kan zeer korte sociale gesprekken aan, alhoewel ik gewoonlijk niet voldoende begrijp om het gesprek zelfstandig gaande te houden.
Ik kan korte, eenvoudige notities en boodschappen opschrijven. Ik kan een zeer eenvoudige persoonlijke brief schrijven, bijvoorbeeld om iemand voor iets te bedanken.
Ik kan vertrouwde woorden en basiszinnen begrijpen die mezelf, mijn familie en directe concrete omgeving betreffen, wanneer de mensen langzaam en duidelijk spreken.
Ik kan vertrouwde namen, woorden en zeer eenvoudige zinnen begrijpen, bijvoorbeeld in mededelingen, op posters en in catalogi.
Ik kan eenvoudige uitdrukkingen en zinnen gebruiken om mijn woonomgeving en de mensen die ik ken, te beschrijven.
Ik kan deelnemen aan een eenvoudig gesprek, wanneer de gesprekspartner bereid is om zaken in een langzamer spreektempo te herhalen of opnieuw te formuleren en mij helpt bij het formuleren van wat ik probeer te zeggen. Ik kan eenvoudige vragen stellen en beantwoorden die een directe behoefte of zeer vertrouwde onderwerpen betreffen.
Ik kan een korte, eenvoudige ansichtkaart schrijven, bijvoorbeeld voor het zenden van vakantiegroeten. Ik kan op formulieren persoonlijke details invullen, bijvoorbeeld mijn naam, nationaliteit en adres noteren op een hotelinschrijvingsformulier.
A1
A2
Lezen
Ik kan moeiteloos gesproken taal begrijpen, in welke vorm dan ook, hetzij in direct contact, hetzij via radio of tv, zelfs wanneer in een snel moedertaaltempo gesproken wordt als ik tenminste enige tijd heb om vertrouwd te raken met het accent.
C1
C2
Luisteren
Spreken
63
De Europese Dag van de Talen wordt gecoördineerd door het Europees Platform – internationaliseren in onderwijs. Meer weten? www.europeesplatform.nl/dagvandetalen © Europees Platform 2010
www.europeesplatform.nl/dagvandetalen
Kijk voor de leerlingenwedstrijd en ideeën op www.europeesplatform.nl/dagvandetalen *OFFICIEEL IS 26 SEPTEMBER DE EUROPESE DAG VAN DE TALEN, MAAR WE VIEREN HET DIT JAAR OP MAANDAG 27 SEPTEMBER