Taghon Geert Oktober 2009
Agressie een nieuw fenomeen?
Vroeger Zichtbaar
POSITIEF: 80% !!
Nu Onzichtbaar
20 % => 5% problematisch
Agressie = Communicatie Kanalen
Bestaande kennis en ervaring, normen vooroordelen, ideeën, gevoelens, enz.
Vertalen: zender
Ontvanger: keuze en ruis
Horen Aanraken Ruiken Voelen Zien Proeven
kanaalruis
Vertalen: ontvanger
Zender: keuze en ruis
Bestaande kennis en ervaring, normen vooroordelen, ideeën, gevoelens, enz.
Beïnvloedingsfactoren 1. Factoren in de situatie 2. Factoren bij het communicatiemiddel 3. Factoren bij de zender 4. Factoren bij de ontvanger zelf
Ruis voorkomen: • • • • • • • • •
Bereid je boodschap voor Wees volledig Laat non-verbaal, verbaal ondersteunen Zeg het, als je de woorden niet kunt vinden Kies het juiste tijdstip Stem af op jouw ontvanger Vraag door op onduidelijkheden Vat samen Laat de omgeving niet storen MAAK JE GEEN ILLUSIE, ER IS ALTIJD RUIS!
Vormen van agressie: •VERBALE AGRESSIE •Psychologische agressie •Fysieke agressie (incl. automutilatie) •Onopzettelijke agressie •Speelse agressie •Conformistische agressie
Oorzaken van agressie: •Agressie ten gevolge van (psycho)pathologie •Instrumentele agressie: •Instrument •Emotie •Angst •Patroon •Reputatie Video: ‘ik ben de grootste boef ‘
•Agressie ten gevolg van grensoverschrijding en frustratie
Topje = conflict
KERN
Subjectieve beleving
Elk persoon gaat het conflict anders beleven. Iedereen heeft tenslotte zijn waarheid en beleving
Perceptie kan leiden tot frustratie ! Frustratie kan aanleiding zijn tot conflict !
Kenmerken frustratie-agressie: • • • • • • • •
Frustraties stapelen zich op Onvoorspelbaarheid van agressie Boosheid: emoties! Minder controle over het eigen gedrag Het kan iedereen zijn De organisatie als deelgenoot Het triggermoment Grensoverschrijding die leidt tot agressie of depressie
Grensoverschrijding Frustratie (triggermoment) Angst Fysieke energie (vechten of vluchten) Energie richt zich naar buiten
Energie richt zich naar binnen
agressie
depressie
constructieve agressie
destructieve agressie
• Freud zei het al in 1905:
“Geen sterveling kan een geheim bewaren. Al zwijgen zijn lippen, dan kletsen zijn vingertoppen. Verraad sijpelt uit alle poriën.”
Non-verbale communicatie heeft minstens 7 functies.
Non-verbale communicatie heeft minstens zeven functies.
Verbale communicatie: tips • Duidelijkheid. Als er géén verbale communicatie is, moet nonverbale gedrag duidelijk zijn
• Ondersteunen. Non-verbale communicatie moet verbale communicatie ondersteunen.
• Niet overheersen. Non-verbale gedrag moet niet zo overheersend zijn dat het verbale niet meer uit de verf komt.
• Niet tegenspreken. Non-verbale signalen moeten verbale informatie niet tegenspreken.
Lichaamstaal en agressie: "Het is onmogelijk om deze stelling niet te lezen." Naar P. Watzlawick, De pragmatische aspecten van de menselijke communicatie, 1970.
Ogen?
Voortekenen?
Hoe dicht? Communicatie?
Aanraking?
De eerste indruk is cruciaal ! (video: De mensentuin)
Basishouding • Neem de ander serieus! Laat de ander in zijn of haar eigenwaarde => cultuur • Grijp snel in, laat niet escaleren. Neem en houd contact met de agressor • Blijf vooral jezelf! => controleer beter je eigen emoties (angst en irritaties) • Schat de situatie in en kies voor een actiestrategie – Vermijden – Deëscaleren – Confronteren
• Reageer pas op agressief gedrag als de emotie geluwd is… maar reageer er wel op! • Zorg voor een gelijkwaardige situatie (winwin) • Herkader de situatie • Aanvaarding van de communicatie • Bouw aan een vertrouwensrelatie
Moeilijk gedrag = moeilijke ouders? Moeilijke leerlingen = moeilijk leerkrachten? • 1+1=5 • 5 antwoorden = 5 vaardigheden • Gerald Patterson
Het coërcief proces of dwinggedrag • Normaal gegeven (koppigheidsfase)
• Meeste ouders in evenwicht • In problematische gezinssituaties neemt dwinggedrag de overhand
5 antwoorden •
5 ouderlijke vaardigheden: 1. 2. 3. 4. 5.
ouderlijke betrokkenheid positieve bekrachtiging probleem oplossen discipline monitoring
1. Ouderlijke betrokkenheid 1. Interesse voor de leerling 2. Verantwoordelijkheid opnemen als leerkracht voor ‘welzijn’ leerling 3. Ondersteuning, positieve stimulering en betrokkenheid van leerkracht op leerling 4. Doel = investeren in de relatie
Omgaan met moeilijke leerlingen start bij de
R
nhoud STRIJD elatie Hoe denk ik dat je naar mij kijkt? Hoe wil ik dat je naar mij kijkt?
=?
2. Positieve bekrachtiging 1. Aanmoedigen en belonen van sociaal gewenst gedrag 2. ‘Positief’ gedrag versterken, ‘negatief’ gedrag verzwakken 3. Opletten van ‘té straf’
3. Probleemoplossende vaardigheden 1. Vaardigheden om met de leerling problemen af te lijnen, te overleggen. Inspraak leidt tot daling agressie. 2. Liefst gezamenlijk beslissen en te evalueren. Gevoel van gezamenlijk verantwoordelijk te zijn.
4. Discipline 1. Gelinkt aan het indijken van sociaal ongewenst gedrag bij leerlingen 2. Natrekken en benoemen wat fout loopt = goede feedback geven
Belang van feedback • FB heeft drie functies: - Positief gedrag ondersteunen + bevestigen - Negatief gedrag corrigeren - Verduidelijkt de relatie tussen mensen • Johari venster Doel van feedback is de vrije ruimte te vergroten
Johari venster Bekend bij jezelf
Onbekend bij jezelf
Bekend bij anderen
Vrije ruimte
Blinde vlek (slechte adem)
Onbekend bij anderen
Verborgen gebied
Onbekende zelf
Geef de juiste feedback
G G G => G G G G G edrag
edrag
evolg
evoel
evoel
evolg
ewenst
ewenst
G G G
evoel
of
edrag
evolg
G
ewenst
4. Discipline 1. Gelinkt aan het indijken van sociaal ongewenst gedrag bij leerlingen 2. Natrekken en benoemen wat fout loopt = goede feedback geven 3. Negeren van minder belangrijke regelovertredingen (zie schoolreglement) 4. Daadwerkelijk gebruik van sancties of negatieve gevolgen
5. Monitoring of overzicht houden 1. Nadruk adolescenten 2. Natrekken: wat, waar, met wie en tot wanneer 3. Monitoring = toepassing 1-2-3-4 en aanpassen aan leeftijd jongere
Functionele domheid Het is een kunst om tijdens een conflict je ‘functioneel dom’ op te stellen en van daaruit de juiste vragen te stellen! • Functionele domheid is een aansporing voor de leerkracht begeleider naar verdere uitleg te vragen. =>“ wat betekent dat voor u precies” • Dat betekent dat een partij zich moet expliciteren, informatie en perceptie moet geven. • Daar kunnen onbekende elementen in zitten • Het werkt deëscalerend
Open vragen Doel: • via ‘open vragen’ je gesprekspartner uitnodigen veel informatie te geven en ruimte geven om een antwoord te bedenken •
Open vragen stellen is, net als luisteren, een basisvaardigheid voor goede gesprekken.
Hoe stel je open vragen? • De vraag begint met een vraagwoord: Wie Wat Waar Wanneer Hoe
Geen “waarom” • Bv.: – “Waarom heb je mij niet gebeld?” (Onderliggende boodschap: dan had ik er verdomme nog iets aan kunnen doen!.) – “Waarom heb je het zo gedaan?” (Onderliggende boodschap: je had toch meteen kunnen zien dat het mis ging!)
• Als je een vraag met “waarom” begint leg je er vaak vanzelf al een verwijtend toontje in, al probeer je het neutraal te zeggen.
Gesloten vragen •Een gesloten vraag begint niet met een vraagwoord maar met een werkwoord. “Ga je morgen beginnen?” “Wil je hier eigenlijk wel werken?” “Moet je niet even met Jan gaan praten?” •De ander moet eerst “ja” of “nee” antwoorden. Wat de vragensteller wil of vindt, is al in de vraag verpakt. De vraag is dus suggestief. •De ander hoeft niet meer na te denken. Jij doet het werk wel voor hem.
Half gesloten vragen • Om het moeilijk te maken, zijn er ook nog half gesloten vragen. • Je maakt daarmee heel duidelijk wat voor soort antwoord je wilt horen. – “Wat vind je slecht aan deze school?”
Wat is een goede open vraag? 1. Neutraal 2. Zo kort mogelijk 3. Met het juiste vraagwoord 4. Uitnodigend uitgesproken 5. Ondersteund met je lichaamstaal
Wat doe je na een open vraag? • Zwijg minstens vijf seconden • Ook als er niet direct een antwoord komt. • Geef de ander tijd om na te denken en ga niet de pauze opvullen met geklets waarmee je de vraag denkt te verduidelijken. • Komt er niets, stel de vraag dan nog een keer. • Daarna komt de ander wel met een uitspraak waarop je kunt doorvragen.
Reflecties: 1. Agressie geen geïsoleerd fenomeen 2. Erkenning = ‘must’ 3. Schoolbeleid en visie op agressie moet kenbaar zijn 4. Haal de ‘cultuur’ in uw school binnen => zorg voor verbondenheid 5. Vaardigheden van ouders = vaardigheden van leerkrachten