Wet- en regelgeving mr.drs. J.E. Janssen, mr. M.L. Pigmans en mr. M.E. Brinkman* In deze rubriek wordt ingegaan op belangrijke wijzigingen in wet- en regelgeving in Europa en Nederland alsmede op ontwikkelingen die naar verwachting op korte termijn tot dergelijke wijzigingen zullen leiden.
Europa
moeten hebben geïmplementeerd, uiterlijk op 5 december 2010 Richtlijn 2009/28/EG moeten hebben geïmplementeerd, uiterlijk op 25 juni 2011 Richtlijn 2009/31/EG moeten hebben geïmplementeerd, en uiterlijk op 31 december 2010 Richtlijn 2009/30/EG moeten hebben geïmplementeerd. Verordening (EG) nr. 443/2009 werkt rechtstreeks en hoeft derhalve niet in nationale wetgeving te worden omgezet.
Klimaat- en energiepakket Europese Commissie
Nadat het Europees Parlement en de Europese Raad op 23 april 2009 het klimaat- en energiepakket hadden ondertekend, waardoor het formeel was goedgekeurd (IP/09/628), is het klimaat- en energiepakket op 5 juni 2009 in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd (PbEU 2009, L 140). Dit klimaat- en energiepakket werd op 23 januari 2008 door de Europese Commissie ingediend (zie NTE 2008, nr. 1). Het klimaat- en energiepakket bestaat uit de volgende vier hoofdonderdelen: (i) Beschikking nr. 406/2009/EG inzake de inspanningen van de lidstaten om hun broeikasgasemissies te verminderen om aan de verbintenissen van de Gemeenschap op het gebied van het terugdringen van broeikasgassen tot 2020 te voldoen (PbEU 2009, L 140/136); (ii) Richtlijn 2009/29/EG tot wijziging van Richtlijn 2003/87/EG teneinde de regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten van de Gemeenschap te verbeteren en uit te breiden (PbEU 2009, L 140/63); (iii) Richtlijn 2009/28/EG ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen en houdende wijziging en intrekking van Richtlijn 2001/77/EG en Richtlijn 2003/30/EG (PbEU 2009, L 140/16); en (iv) Richtlijn 2009/31/EG betreffende de geologische opslag van kooldioxide en tot wijziging van Richtlijn 85/337/EEG, de Richtlijnen 2000/60/EG, 2001/80/EG, 2004/35/EG, 2006/12/EG en 2008/1/EG en Verordening (EG) nr. 1013/2006 (PbEU 2009, L 140/114). Daarnaast zijn twee aanvullende regelingen vastgesteld, te weten: (i) Verordening (EG) nr. 443/2009 tot vaststelling van emissienormen voor nieuwe personenauto’s, in het kader van de communautaire geïntegreerde benadering om de CO2 –emissies van lichte voertuigen te beperken (PbEU 2009, L 140/1); en (ii) Richtlijn 2009/30/EG tot wijziging van Richtlijn 98/70/EG met betrekking tot de specificatie van benzine, dieselbrandstof en gasolie en tot invoering van een mechanisme om de emissies van broeikasgassen te monitoren en te verminderen, tot wijziging van Richtlijn 1999/32/EG met betrekking tot de specificatie van door binnenschepen gebruikte brandstoffen en tot intrekking van Richtlijn 93/12/EEG (PbEU 2009, L 140/88). Alle onderdelen van het klimaat- en energiepakket zijn op 25 juni 2009 in werking getreden. De lidstaten, waaronder Nederland, moeten nu de regelingen uit de richtlijnen die onderdeel uitmaken van het klimaat- en energiepakket in nationale wetgeving implementeren. Daarbij geldt dat lidstaten uiterlijk op 31 december 2012 Richtlijn 2009/29/EG
Tweede strategische toetsing van het energiebeleid: een EU-actieplan inzake energiezekerheid en –solidariteit
Op 13 november 2008 heeft de Europese Commissie de ‘Tweede strategische toetsing van het energiebeleid’ (Second Strategic Energy Review, hierna: de SER2) aangekondigd en in het kader daarvan een uitgebreid pakket maatregelen voorgesteld dat een nieuwe impuls moet geven aan de energiezekerheid in Europa (zie hierover NTE 2008, nr. 6 en NTE 2009, nr. 1). Van dit pakket maatregelen maakt onder meer het voorstel voor een ‘Richtlijn van de Raad houdende de verplichting voor de lidstaten om minimumvoorraden ruwe aardolie en/of aardolieproducten in opslag te houden’ (COM(2008) 775. def) deel uit. Nadat de Europese Raad op 12 juni 2009 overeenstemming had bereikt over deze voorgestelde richtlijn, waarmee de besluitvorming definitief was afgerond, heeft de Europese Raad de richtlijn op 14 september 2009 definitief aangenomen (PRES/09/260). Deze richtlijn vervangt alle bestaande communautaire wetgeving op het gebied van het aanhouden van voorraden van aardolie, te weten Richtlijn 2006/67/EG, Richtlijn 73/238/EEG en Beschikking 68/416/EEG, en beoogt de werking van de huidige mechanismen voor het aanhouden van EU-olievoorraden te verbeteren teneinde de beschikbaarheid van olie in geval van een crisis te waarborgen. Daartoe is de richtlijn erop gericht het regulatoire kader te verbeteren en diverse elementen van de praktijk inzake voorraadvorming te versterken, onder meer door de instelling van centrale entiteiten voor voorraadvorming aan te moedigen. De lidstaten zullen er verder op grond van deze richtlijn voor moeten zorgen dat uiterlijk op 31 december 2012 op het grondgebied van de EU ten gunste van henzelf permanent een totale olievoorraad wordt aangehouden die ten minste gelijk is aan de grootste van de twee volgende hoeveelheden: 90 maal het daggemiddelde van de netto-invoer of 61 maal het daggemiddelde van het binnenlands verbruik. Voorts legt de richtlijn aan alle lidstaten de verplichting op om een voorraad voor ten minste dertig dagen of de verplichte voorraden ten belope van ten minste een derde aan te houden in de vorm van geraffineerde producten. Ten slotte moeten lidstaten op grond van de richtlijn maandelijks aan de Europese Commissie rapporteren over de omvang van de commerciële voorraden aardolie binnen hun nationale territorium. Energie-efficiëntiepakket
*
198
Jan Erik Janssen, Mabel Pigmans en Martha Brinkman zijn advocaat bij Stek te Amsterdam.
Op 13 november 2008 heeft de Europese Commissie, in nauwe samenhang met de SER2, een pakket maatregelen gepresenteerd op het gebied van energie-efficiëntie (zie hier-
Tijdschrift voor ENERGIERECHT
Nr. 3/4 - oktober 2009
Wet- en regelgeving over NTE 2008, nr. 6 en NTE 2009, nr. 2). Van dit pakket maakt onder meer een voorstel voor een nieuwe richtlijn inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere essentiële parameters (COM(2008) 779 def.) deel uit. Nadat het Europees Parlement op 22 april 2009 aan dit voorstel, zoals geamendeerd door het Europees Parlement, in eerste lezing haar goedkeuring had gegeven (zie NTE 2009, nr. 2), heeft de Europese Commissie op 14 juli 2009 een herziene versie van het voorstel ingediend waarin de amendementen van het Europees Parlement zijn verwerkt en waarmee tevens het oorspronkelijke voorstel voor een richtlijn is gewijzigd in een voorstel voor een verordening, te weten voor de ‘Verordening van het Europees Parlement en de Raad inzake de etikettering van banden met betrekking tot hun brandstofefficiëntie en andere essentiële parameters’ (COM(2009) 348 def./2).
munautaire noodsituatie’ bovendien bindende aanwijzingen geven. Van een ‘communautaire noodsituatie’ is sprake als de Europese Commissie die uitroept op verzoek van een ‘bevoegde autoriteit’ of als de EU 10% van de gasimport uit derdelanden verliest. In een brief van 14 september 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 22 112, nr. 923) aan de Tweede Kamer heeft de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken de concept-verordening nader toegelicht. In zijn brief stelt hij dat Nederland positief tegenover de grondgedachte achter de concept-verordening staat, maar daarnaast op een aantal onderdelen kritiek heeft. Zo vindt Nederland dat in de conceptverordening te korte termijnen zijn opgenomen, te veel bevoegdheden aan de Europese Commissie worden gegeven en dat de soevereiniteit over nationale bodemschatten voorlopig onvoldoende verankerd is. De Europese Commissie streeft naar afronding van de besluitvorming over deze conceptverordening in maart 2010.
Verordening inzake gasvoorzieningszekerheid
Op 16 juli 2009 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor een verordening betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening en houdende intrekking van Richtlijn 2004/67/EG (COM(2009) 363 def.). Deze verordening beoogt de leveringszekerheid van gas in de EU en lidstaten te versterken. In haar toelichting bij de concept-verordening licht de Europese Commissie toe dat Richtlijn 2004/67/EG, waarin thans maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening zijn opgenomen, niet langer volstaat en onvoldoende blijkt te werken. Dat Richtlijn 2004/67/EG naar de mening van de Europese Commissie niet langer toereikend is had de Europese Commissie reeds aangegeven in haar ‘Mededeling inzake Richtlijn 2004/67/EG van 26 april 2004 betreffende maatregelen tot veiligstelling van de aardgasvoorziening’(COM(2008) def.) die zij in november 2008 had gedaan in het kader van de SER2 (zie NTE 2008, nr. 6). De in de concept-verordening voorgestelde maatregelen dienen de lidstaten beter in staat te stellen de leveringszekerheid voor huishoudens ten tijde van aanvoeronderbrekingen van gas te kunnen blijven garanderen. De kern van het voorstel bestaat daarom uit concrete verplichtingen voor lidstaten om zich op een dergelijke eventualiteit voor te bereiden en uit bepalingen die voor dergelijke situaties de (coördinerende) rol van de Europese Commissie regelen. Om voorbereid te zijn op een onderbreking in de aanvoer van gas stelt de verordening minimumeisen aan de infrastructuur van de individuele lidstaten. De infrastructuur van elke lidstaat zal in staat moeten zijn de uitval van de grootste aanvoerbron voor de lidstaat op te kunnen vangen. Verder worden lidstaten verplicht om risico-analyses te maken en preventieve actieen noodplannen te ontwikkelen, met daarin maatregelen zoals het afschakelen van bepaalde groepen van gebruikers en de inzet van voorraden. Deze plannen dienen ter goedkeuring te worden voorgelegd aan de Europese Commissie. Die kan de lidstaten aanbevelen hun maatregelen te wijzigen en die wijzigingen uiteindelijk afdwingen wanneer zij van mening is dat de maatregelen gelet op de risico’s ontoereikend zijn of strijdig zijn met bestaande wet- en regelgeving van de EU. Ook dienen lidstaten een ‘bevoegde autoriteit’ aan te wijzen, die verantwoordelijk is voor de uitvoering en monitoring van deze verordening. Zoals reeds werd opgemerkt krijgt de Europese Commissie op grond van de verordening een sterke(re) coördinerende bevoegdheid. De Europese Commissie kan de ‘bevoegde autoriteiten’ ten tijde van een zogenoemde ‘com-
Nr. 3/4 - oktober 2009
Verordening inzake energie-infrastructuur
Op 16 juli 2009 heeft de Europese Commissie een voorstel gepubliceerd voor een ‘Verordening van de Raad inzake mededeling aan de Commissie van investeringsprojecten met betrekking tot energie-infrastructuur binnen de Europese Gemeenschap en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 736/96’ (COM(2009) 361 def.). De aanleiding voor dit voorstel, dat een algemene herziening van Verordening (EG) nr. 736/96 inzake mededeling aan de Europese Commissie van investeringsprojecten van communautair belang in de sectoren aardolie, aardgas en elektriciteit tot doel heeft, is onder meer de uitvoering van de SER2 (zie hiervoor), binnen welk kader zowel de Europese Raad als het Europees Parlement hebben aangedrongen op, onder meer, de bevordering van investeringen in energie-infrastructuur en een verbetering van de transparantie, prognose en evaluatie ten aanzien van infrastructuurontwikkelingsplannen. Uit de toelichting bij bovengenoemd voorstel blijkt dat het huidige regulatoire kader dat aan lidstaten rapporteringsverplichtingen betreffende energie-infrastructuur oplegt erg ‘heterogeen’ is en onvoldoende mogelijkheden biedt om de infrastructuurontwikkelingen op sectoroverschrijdende wijze en op EU-niveau te kunnen monitoren. In het bijzonder wordt Verordening (EG) nr. 736/96 volgens de Europese Commissie niet ‘op samenhangende wijze’ toegepast. Daarom wil de Europese Commissie Verordening (EG) nr. 736/96 herzien. De algemene doelstelling van deze herziening is een aanpassing en verdere versterking van het bij Verordening (EG) nr. 736/96 ingestelde monitorings- en rapportagesysteem voor melding van energieinfrastructuurprojecten bij de Europese Commissie. De concept-verordening zet een gemeenschappelijk kader op voor de rapportage door lidstaten aan de Europese Commissie van gegevens en informatie over investeringsprojecten in energie-infrastructuur in de sectoren aardolie, gas, elektriciteit en biobrandstoffen. Op grond van de concept-verordening moeten lidstaten, of de daarmee belaste entiteiten, tweejaarlijks gegevens en informatie over investeringsprojecten met betrekking tot productie, transport en opslag verzamelen en aan de Europese Commissie verstrekken. Op 31 augustus 2009 heeft de Staatssecretaris van Buitenlandse Zaken een samenvatting van deze concept-verordening aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II 2008/09, 22 112, nr. 910). Daarin stelt hij dat Nederland positief staat tegenover de doelstelling van de Europese Commissie bij de herziening
Tijdschrift voor ENERGIERECHT
199
Wet- en regelgeving van Verordening (EG) nr. 736/96. Er worden echter wel vraagtekens geplaatst bij de vraag in hoeverre het bedrijfsleven daadwerkelijk over de relevante informatie beschikt die aan de Europese Commissie moet worden verstrekt en in hoeverre het bedrijfsleven bereid is deze informatie te delen. Voordat Nederland haar steun uitspreekt voor het voorstel moet dan ook zijn gewaarborgd dat de nieuwe verordening een instrument oplevert dat ondanks voornoemde knelpunten kwalitatief hoogwaardige en daardoor beleidsrelevante informatie oplevert. De concept-verordening zal op 7 december 2009 worden besproken in de Verkeer-, Telecom- en Energieraad (VTE). Derde pakket wetgevingsvoorstellen
Nadat het Europees Parlement het derde pakket wetgevingsvoorstellen voor de energiemarkt op 21 april 2009 in tweede lezing had goedgekeurd (zie NTE 2009, nr. 1) is het derde pakket op 25 juni 2009 ook door de Europese Raad in tweede lezing goedgekeurd en vervolgens op 13 juli 2009 door het Europees Parlement en de Europese Raad ondertekend. Daarmee is het derde pakket aangenomen. Op 14 augustus 2009 zijn de definitieve teksten van het derde pakket in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd (PbEU 2009, L 211). De definitieve teksten zijn tevens in te zien op http://ec.europa.eu/energy/gas_electricity/third_legislative_package_en.htm. Het derde pakket bestaat uit de volgende onderdelen: (i) de nieuwe Derde Gasrichtlijn (Richtlijn 2009/73/EG) (PbEU 2009, L 211/94); (ii) de nieuwe Derde Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2009/72/EG) (PbEU 2009, L 211/55); (iii) de verordening betreffende de voorwaarden voor toegang tot het net voor grensoverschrijdende handel in elektriciteit en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1288/2003 (Verordening (EG) nr. 714/2009) (PbEU 2009, L 211/15); (iv) de verordening betreffende de voorwaarden voor de toegang tot aardgastransmissienetten en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1775/2005 (Verordening (EG) nr. 715/2009) (PbEU 2009, L 211/36); en (v) de verordening tot oprichting van een agentschap voor de samenwerking tussen energieregulators (Verordening (EG) nr. 713/2009) (PbEU 2009, L 211/1). Alle onderdelen van het derde pakket zijn op 3 september 2008 in werking getreden. De lidstaten, waaronder Nederland, moeten nu de regelingen uit het derde pakket in nationale wetgeving implementeren (voor zover het richtlijnen betreft). De verordeningen in het derde pakket werken rechtstreeks en hoeven niet in nationale wetgeving te worden geïmplementeerd. Daarbij geldt dat: (i) lidstaten uiterlijk op 3 maart 2011 aan de bepalingen van Derde Gasrichtlijn (Richtlijn 2009/73/EG) moeten voldoen en de Tweede Gasrichtlijn (Richtlijn 2003/54/EG) op 3 maart 2011 wordt ingetrokken; (ii) lidstaten uiterlijk op 3 maart 2011 aan de bepalingen van de Derde Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2009/72/EG) moeten voldoen en de Tweede Elektriciteitsrichtlijn (Richtlijn 2003/55/EG) op 3 maart 2011 wordt ingetrokken; (iii) Verordening (EG) nr. 1288/2003 en Verordening (EG) nr. 1775/2005 per 3 maart 2011 worden ingetrokken; en (iv) een aantal artikelen van Verordening (EG) nr. 713/2009 eerst met ingang van 3 maart 2011 van toepassing is. In grote lijnen geldt derhalve een implementatietermijn van 18 maanden vanaf 3 september 2009. De Minister van Economische Zaken (de 'Minister') bereidt thans een wetsvoorstel voor ter implementatie van het derde pakket in Nederlandse wetgeving. Naar verwachting zal dit
200
wetsvoorstel in de eerste helft van 2010 aan de Tweede Kamer worden gezonden. Verordening (EG) nr. 663/2009 van 13 juli 2009 houdende vaststelling van een programma om het economisch herstel te bevorderen via financiële bijstand van de Gemeenschap aan projecten op het gebied van energie (PbEU 2009, L 200/31)
Bovengenoemde verordening is op 31 juli 2009 in het Publicatieblad van de Europese Unie gepubliceerd (PbEU 2009, L 200/31) en op 1 augustus 2009 in werking getreden. In reactie op de grote economische moeilijkheden die de Europese economie momenteel ten gevolge van de financiële crisis ondervindt, wordt met deze verordening een financieringsinstrument ingesteld voor de ontwikkeling van projecten op het gebied van energie in de EU die door de financiële impulsen die dit zal opleveren moeten bijdragen aan economisch herstel, zekerheid van de energievoorziening en vermindering van de uitstoot van broeikasgassen. In de verordening worden op de volgende gebieden subprogramma’s vastgesteld om deze doelstellingen te bevorderen: (i) gas- en elektriciteitsinterconnectieprojecten (waarvoor een bedrag van 2,37 miljard euro beschikbaar wordt gemaakt); (ii) offshore windenergieprojecten (waarvoor een bedrag van 565 miljoen euro beschikbaar wordt gemaakt); en (iii) koolstofafvang en -opslag (waarvoor een bedrag van 1,05 miljard euro beschikbaar wordt gemaakt). Verder wordt in de verordening vastgesteld welke projecten in het kader van elk subprogramma worden gefinancierd en worden de criteria bepaald voor de selectie en uitvoering van acties om deze projecten te realiseren. Het merendeel van de betalingen op grond van deze verordening zal volgens de Europese Commissie plaatsvinden tussen 2009 en 2012, terwijl de laatste betalingen, in het bijzonder ten behoeve van projecten op het gebied van koolstofafvang en -opslag, naar de huidige planning in 2014/2015 zullen plaatsvinden.
Nederland Wetgeving Wetsvoorstel tot wijziging van de Mijnbouwwet in verband met het stimuleren van een actief gebruik van vergunningen voor opsporing, winning en opslag (Kamerstukken I 2008/09, 31 479)
Bovengenoemd wetsvoorstel is op 1 september 2009 inhoudelijk behandeld door de Tweede Kamer. Tijdens deze behandeling heeft de Minister een korte tweede nota van wijziging aangekondigd. Deze tweede nota van wijziging heeft de Minister op 7 september 2009 naar de Tweede Kamer gezonden (nr. 9). De tweede nota van wijziging preciseert de reikwijdte van bovengenoemd wetsvoorstel doordat, onder meer, de term ‘delfstoffen’ wordt vervangen door de term ‘koolwaterstoffen’. De reden hiervoor is dat bovengenoemd wetsvoorstel uitsluitend mijnbouwactiviteiten beoogt te stimuleren die betrekking hebben op koolwaterstoffen. Er is volgens de Minister geen noodzaak om tevens mijnbouwactiviteiten te stimuleren die betrekking hebben op andere delfstoffen, zoals zout en kolen. Door een meer precieze begrenzing van de reikwijdte van het wetsvoorstel worden bovendien onnodige administratieve lasten voor de houders van mijnbouwvergun-
Tijdschrift voor ENERGIERECHT
Nr. 3/4 - oktober 2009
Wet- en regelgeving ningen en voor de overheid voorkomen. Bovengenoemd wetsvoorstel is vervolgens op 8 september 2009 door de Tweede Kamer aangenomen. Eveneens op 8 september 2009 is het gewijzigd voorstel van wet aan de Eerste Kamer gezonden (nr. A). Voor een beschrijving van de inhoud van bovengenoemd wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2008, nr. 2, NTE 2009, nr. 1 en NTE 2009, nr. 2. Regels met betrekking tot versnelde ontwikkeling en verwezenlijking van ruimtelijke en infrastructurele projecten (Crisis- en herstelwet) (Kamerstukken II 2009/10, 32 127)
Op 15 september 2009 hebben de Minister-President, tevens Minister van Algemene Zaken, de Minister van Justitie, de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieu ('VROM') en de Minister van Verkeer en Waterstaat gezamenlijk bovengenoemd wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gezonden. Dit wetsvoorstel, dat op 25 maart 2009 was aangekondigd in het Aanvullend Beleidsakkoord (Kamerstukken II 2008/09, 31 070, nr. 24), is gericht op het versnellen en vereenvoudigen van planprocedures voor infrastructurele en andere grote bouwprojecten, alsmede voor projecten op het gebied van duurzaamheid, energie en innovatie, teneinde bij te dragen aan de bestrijding van de economische crisis. Met het wetsvoorstel wordt beoogd nieuwe voorwaarden en mogelijkheden te scheppen en de belemmeringen in wet- en regelgeving voor versnelde aanvang en uitvoering van projecten zoveel mogelijk weg te nemen. Daartoe bevat het wetsvoorstel twee categorieën maatregelen, te weten: (i) tijdelijke invoering van bevoegdheden en maatregelen ten aanzien van in een bijlage bij het wetsvoorstel opgenomen projecten; en (ii) wijziging van enkele andere wetten. Laatstgenoemde wetswijzigingen gelden niet alleen voor de in de bijlage bij het wetsvoorstel genoemde projecten, maar voor alle projecten in het ruimtelijk domein. Het betreft bovendien geen tijdelijke, maar structurele wijzigingen. Zo worden onder meer de Elektriciteitswet 1998 (de 'E-wet'), de Gaswet en de Mijnbouwwet gewijzigd. Zakelijk weergegeven strekken de wijzigingen van alle drie deze wetten ertoe om de procedure van de rijkscoördinatieregeling, die tevens van toepassing is op bepaalde omvangrijke energie-infrastructuurprojecten, verder te stroomlijnen en te verkorten, onder meer door de verschillende procedurele ‘modules’ die moeten worden doorlopen parallel te schakelen. Ook wordt het toepassingsbereik van de rijkscoördinatieregeling geëxpliciteerd en verruimd. Zo wordt art. 9b E-wet in dier voege gewijzigd dat de rijkscoördinatieregeling expliciet van toepassing wordt verklaard op ‘niet-duurzame’ (conventionele) productie-installaties met een capaciteit van ten minste 500 MW. Hoewel het reeds op grond van de Wet van 25 september 2008 tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998, de Mijnbouwwet en de Gaswet in verband met de toepassing van de rijkscoördinatieregeling op energie-infrastructuurprojecten (Stb. 2008, 416) de bedoeling was dat de rijkscoördinatieregeling van toepassing zou zijn op dergelijke productie-installaties met een capaciteit van ten minste 500 MW (zie NTE 2008, nr. 1), was dit volgens de regering nog onvoldoende expliciet verwoord in de E-wet. Daarnaast wordt in art. 20a E-wet, op grond waarvan de rijkscoördinatieregeling van toepassing is op de uitbreiding van het landelijk hoogspanningsnet, expliciet opgenomen dat de aansluitingen op het landelijk hoogspanningsnet voor de toepassing van art. 20a E-wet onderdeel van het landelijk
Nr. 3/4 - oktober 2009
hoogspanningsnet uitmaken, waardoor de rijkscoördinatieregeling mede van toepassing is op de aanleg van deze in de praktijk vaak ‘zware’ aansluitingen. Een vergelijkbare regeling wordt opgenomen in art. 39b Gaswet, op grond waarvan de rijkscoördinatieregeling van toepassing is op de uitbreiding van het landelijk gastransportnet. Voor de toepassing van art. 39b Gaswet bepaalt het wetsvoorstel dat de aansluitingen op het landelijk gastransportnet deel uitmaken van het landelijk gastransportnet. Verder wordt de Mijnbouwwet zodanig gewijzigd dat pijpleidingen die uitsluitend of in hoofdzaak zijn bestemd voor transport van delfstoffen respectievelijk stoffen in verband met opsporing en winning respectievelijk opslag met behulp van mijnbouwwerken als bedoeld in art. 141, eerste lid, onderdeel a en b, Mijnbouwwet onder de rijkscoördinatieregeling worden gebracht. Voor de toepassing van de rijkscoördinatieregeling op dergelijke pijpleidingen is derhalve niet langer een apart ‘aanwijzingsbesluit’ nodig. Ten slotte worden aan de E-wet drie nieuwe art. 9e, 9f en 9g, toegevoegd op grond waarvan, samengevat, de zogenoemde provinciale coördinatieregeling verplicht moet worden toegepast bij middelgrote windparken van 10-100 MW. In de memorie van toelichting wordt gesteld dat een spoedige inwerkingtreding van bovengenoemd wetsvoorstel noodzakelijk is. Daarom wordt ingezet op inwerkingtreding van het wetsvoorstel op 1 januari 2010 en expiratie (van de tijdelijke maatregelen) op 1 januari 2014. Wetsvoorstel tot wijziging van de Gaswet en de Elektriciteitswet 1998, tot versterking van de werking van de gasmarkt, verbetering van de voorzieningszekerheid en houdende regels met betrekking tot de voorrang voor duurzame elektriciteit, alsmede enkele andere wijzigingen van deze wetten (Kamerstukken II 2008/09, 31 904)
Nadat de Vaste Commissie voor Economische Zaken op 18 juni 2009 het verslag (nr. 6) met betrekking tot bovengenoemd wetsvoorstel had vastgesteld (zie NTE 2009, nr. 2), heeft de Minister de daarin opgenomen vragen van de vaste commissie op 17 september 2009 beantwoord in de nota naar aanleiding van het verslag (nr. 7). In deze nota naar aanleiding van het verslag gaat de Minister uitgebreid in op onder meer: (i) de voorgestelde gasmarktmaatregelen; (ii) de verhandelbaarheid van gas; (iii) maatregelen met betrekking tot energie-infrastructuur; en (iv) voorrang voor aansluiting van duurzaam productievermogen voor elektriciteit. Ook gaat de Minister naar aanleiding van vragen daarover opnieuw in op de mogelijkheid om het wetsvoorstel te splitsen in twee afzonderlijke wetsvoorstellen, waarbij de regels met betrekking tot de voorrang van duurzame elektriciteitsproductie tot het elektriciteitsnet in een separaat nieuw wetsvoorstel zouden kunnen worden ondergebracht en de overige bepalingen in bovengenoemd wetsvoorstel opgenomen zouden blijven. Eerder dit jaar, bij brief van 20 mei 2009 (nr. 5) (zie NTE 2009, nr. 2), had de Minister nog bericht dat zij splitsing van bovengenoemd wetsvoorstel onwenselijk achtte. In de nota naar aanleiding van het verslag laat de Minister echter weten dat, in verband met een zekere vertraging in de consultatie van partijen met betrekking tot het onderwerp voorrang voor duurzaam, afsplitsing van het onderwerp voorrang voor duurzame elektriciteitsproductie in een apart wetsvoorstel voor haar nu wél een optie is. De tijd die nodig is voordat dit nieuwe wetsvoorstel aan de Tweede Kamer kan worden
Tijdschrift voor ENERGIERECHT
201
Wet- en regelgeving gezonden zou nuttig gebruikt kunnen worden, onder meer doordat de eerder genoemde marktconsultatie doorloopt en ondertussen zou kunnen worden afgerond. De Minister laat de keuze om bovengenoemd wetsvoorstel te splitsen aan de Tweede Kamer. Op 17 september 2009 heeft de Minister eveneens een nota van wijziging van bovengenoemd wetsvoorstel (nr. 8) aan de Tweede Kamer gezonden. Door middel van deze nota van wijziging wordt het actief aandeelhouderschap van publieke aandeelhouders van de netbeheerder bevorderd en wordt voorkomen dat financiële middelen van de netbeheerder wegvloeien op momenten waarop dit volgens de Minister ongewenst is. Daarnaast wordt de bevoegdheid van de Raad van Bestuur van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (de 'Raad') bij de bescherming van de financiële positie van de netbeheerder versterkt. Verder bevat de nota van wijziging een beperkte aanpassing van het balanceringsregime voor gas en van het systeem van voorrang voor duurzaam opgewekte elektriciteit. De overige wijzigingen hebben tot doel wetstechnische gebreken en onvolkomenheden in het wetsvoorstel weg te nemen en enkele wijzigingen aan te brengen van inhoudelijk ondergeschikte aard. Wetsvoorstel tot wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ter verbetering van de werking van de elektriciteits- en gasmarkt (Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers) €€€(Kamerstukken I 2008/09, 31 374)
Op grond van bovengenoemd wetsvoorstel is per 1 januari 2009 het zogenoemde capaciteitsafhankelijke transporttarief of capaciteitstarief voor kleinverbruikers ingevoerd door middel van de regeling van 3 juli 2008 van de Minister strekkende tot wijziging van de ‘Regeling houdende vaststelling tariefdragers tarieven transport en levering elektriciteit’ (Stcrt. 1999, nr. 126, p. 8) en van de ‘Regeling inzake tariefstructuren en voorwaarden elektriciteit’ (Stcrt. 2005, nr. 9, p. 11) (Stcrt. 2008, nr. 127, p. 9) (zie NTE 2008, nr. 3). Voor een beschrijving van het capaciteitstarief en de wijze van invoering daarvan wordt verwezen naar NTE 2008, nr. 2, NTE 2008, nr. 3, NTE 2008, nr. 4/5 en NTE 2008, nr. 6. In verband met de invoering van het capaciteitstarief had de Minister bij brief van 11 maart 2009 (nr. 35) (zie NTE 2008, nr. 6) toegezegd de volgende compensatiemaatregelen te zullen nemen voor afnemers: (i) fiscale compensatie van gemeenschappelijke aansluitingen in wooncomplexen; (ii) de invoering van een overgangsregeling voor afnemers die substantieel nadeel ondervinden van de invoering van het capaciteitstarief; en (iii) een oplossing voor de effecten voor huishoudens met een warmtepomp. De eerstgenoemde fiscale regeling is reeds per 1 januari 2009 in werking getreden op grond van de Overige fiscale maatregelen 2009 (Stb. 2008, 566) (zie hierover NTE 2008, nr. 6). Voor de invoering van de overgangsregeling – een additionele compensatiemaatregel voor afnemers die een ‘substantieel’ nadeel ondervinden van de invoering van het capaciteitstarief – heeft de Minister op 20 augustus 2009 een wetsvoorstel aan de Tweede Kamer gezonden (zie hierna). Over de oplossing voor de effecten voor huishoudens met een warmtepomp heeft de Minister de Tweede Kamer bij brief van 26 juni 2009 (nr. 36) geïnformeerd. In deze brief heeft de Minister een subsidieregeling aangekondigd voor bezitters van een warmtepomp. De Minister heeft vervolgens op 19 augustus 2009 een ministeriële
202
regeling vastgesteld tot wijziging van de Tijdelijke energieregeling markt en innovatie (Stcrt. 2008, nr. 173, p. 2) waarin de subsidieregeling voor bezitters van een warmtepomp is opgenomen. Deze ministeriële regeling is op 28 augustus 2009 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2009, nr. 12836) en op 1 september 2009 in werking getreden. Op grond van de ministeriële regeling kunnen eigenaren van een woning die vóór 1 september 2009 in het bezit waren van een warmtepomp onder voorwaarden in aanmerking komen voor subsidie. Eén van deze voorwaarden is dat de bezitter van de warmtepomp technische maatregelen met betrekking tot de warmtepomp of de elektriciteitsinstallatie van de woning moet hebben genomen die een verlaging van de capaciteit van de elektriciteitsaansluiting mogelijk maken en die noodzakelijk zijn in verband met het gebruik van de warmtepomp. Daarnaast moet een verzoek om verlaging van de capaciteit van de elektriciteitsaansluiting zijn ingediend bij de regionale netbeheerder. Wijziging van de Elektriciteitswet 1998 in verband met de uitbetaling van een tegemoetkoming over 2009 en 2010 voor invoering van het capaciteitsafhankelijk transporttarief (Kamerstukken II 2008/09, 32 035)
De Minister heeft bovengenoemd wetsvoorstel op 20 augustus 2009 aan de Tweede Kamer gezonden. Dit wetsvoorstel voorziet in een tijdelijke tegemoetkoming voor afnemers die een substantieel nadeel ondervinden door de invoering van het capaciteitstarief op grond van het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers (zie hiervoor). In de memorie van toelichting (nr. 3) licht de Minister toe dat het gaat om kleinverbruikers met een relatief zware aansluiting en een relatief laag verbruik die gelet op hun piekverbruik de doorlaatwaarde van hun aansluiting, die de basis vormt voor de berekening van het capaciteitstarief, niet kunnen verlagen. Op grond van dit wetsvoorstel wordt een nieuw art. 16b aan de E-wet toegevoegd op grond waarvan netbeheerders in hun gebied (tijdelijk) de taak krijgen om voor het jaar 2009 en 2010 een forfaitair bedrag uit te betalen aan afnemers die op 1 januari 2009 respectievelijk op 1 januari 2010 beschikken over een aansluiting met een doorlaatwaarde van meer dan 3*25 A en ten hoogste 3*80 A als gedeeltelijke tegemoetkoming voor de invoering van het capaciteitstarief. Dit forfaitaire bedrag is gebaseerd op de doorlaatwaarde van de aansluiting in combinatie met het standaardjaarverbruik van de afnemer. In overeenstemming met de toezegging van de Minister in haar brief van 11 maart 2009 (Kamerstukken II 2008/09, 31 374, nr. 35) (zie hiervoor en zie tevens NTE 2008, nr. 6) bedraagt de voorgestelde tegemoetkoming in 2009 circa 38% van het nadeel als gevolg van de invoering van het capaciteitstarief. In 2010 bedraagt de tegemoetkoming de helft van het bedrag dat over 2009 is uitgekeerd. Om te voorkomen dat er in verhouding hoge uitvoeringslasten ontstaan bij de uitbetaling van kleine bedragen aan afnemers, worden er bovendien drempelbedragen voor de tegemoetkoming vastgesteld. Bij ministeriële regeling zullen nadere regels worden vastgesteld over de hoogte van de tegemoetkoming, de wijze van uitvoering van de uitbetaling en over de inrichting van de administratie die netbeheerders moeten voeren in verband met de aan hen opgelegde nieuwe tijdelijke wettelijke taak. Verder kunnen netbeheerders op grond van het wetsvoorstel een voorstel bij de Raad indienen voor een tariefverhoging in
Tijdschrift voor ENERGIERECHT
Nr. 3/4 - oktober 2009
Wet- en regelgeving verband met de transportkosten voor kleinverbruikers ter dekking van de kosten die voortvloeien uit de uitvoering van de in bovengenoemd wetsvoorstel beschreven taak. Omdat netbeheerders door de invoering van het capaciteitstarief een aantal (administratieve) diensten niet langer verrichten en daar bijgevolg niet langer of minder kosten voor maken voorziet het wetsvoorstel eveneens in een bepaling op grond waarvan de Raad tijdens een reguleringsperiode de tarieven kan aanpassen indien blijkt dat de netbeheerder in een bepaald jaar bepaalde diensten niet (langer) heeft verricht of voor die diensten geen of of minder kosten heeft gemaakt. Ten slotte is het de bedoeling dat de bepalingen die op grond van dit wetsvoorstel in de E-wet worden ingevoegd uiteindelijk zullen vervallen op een bij Koninklijk Besluit nader te bepalen datum, met uitzondering van de bepaling op grond waarvan de Raad de tarieven gedurende een reguleringsperiode kan aanpassen.
gingen hebben tot doel de regels in bijlage 16 van de Meetcode Elektriciteit aan te passen die betrekking hebben op de controle van nieuwe en in gebruik zijnde kWh-meters. De aanleiding voor het codewijzigingsvoorstel is het feit dat een deel van deze regels in een aantal situaties niet nageleefd kan worden en dat hier in de praktijk niet eenduidig mee wordt omgegaan. Bijlage 16 van de Meetcode Elektriciteit wordt zodanig gewijzigd dat het in de bedoelde situaties wél mogelijk zal zijn aan de controleregels voor kWh-meters te voldoen. Op 3 september 2009 heeft een hoorzitting over het voorstel plaatsgevonden. Partijen konden hun schriftelijke zienswijzen over het voorstel tot en met 17 september 2009 naar voren brengen. Het voorstel is tevens in te zien op www.energiekamer.nl.
Wetsvoorstel tot wijziging van de Wet informatieuitwisseling ondergrondse netten in verband met de uitsluiting van huisaansluitingen (Kamerstukken II 2008/09, 31 540)
De Minister heeft op 2 september 2009 de ‘Regeling meettarieven elektriciteit 2010’ vastgesteld en op 11 september 2009 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2009, nr. 13534). In deze regeling worden op basis van art. 40a E-wet regels gesteld voor de wijze van berekening van de meettarieven voor elektriciteitsnetbeheerders in het jaar 2010. Aan de regeling liggen dezelfde overwegingen ten grondslag als aan de Regeling meettarieven elektriciteit 2008 (Stcrt. 2007, nr. 248, p. 57) en de Regeling meettarieven elektriciteit 2009 (Stcrt. 2008, nr. 579) (zie hierover respectievelijk NTE 2007, nr. 3 en NTE 2008, nr. 6). Verder is voor de berekening van de tarieven voor het jaar 2010 ook dezelfde berekeningsmethode gehanteerd als die in 2009 en 2008 werd voorgeschreven. Dit betekent dat de tarieven zoals die door de Raad zijn vastgesteld voor het jaar 2009 op grond van de Regeling meettarieven elektriciteit 2009 uitsluitend voor inflatie dienen te worden gecorrigeerd om de meettarieven voor het jaar 2010 te berekenen. Blijkens de toelichting bij de Regeling meettarieven elektriciteit 2010 bedraagt de periode voor de vaststelling van de meettarieven – net zoals in 2008 en 2009 – één jaar. De reden hiervoor is dat sprake is van een overgangsperiode. Een meerjarige tariefstructuur voor meettarieven is uiteindelijk de doelstelling maar voorlopig volgens de Minister nog niet opportuun. Dit licht de Minister als volgt toe. Het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers (zie hiervoor) voorziet in de invoering van het leveranciersmodel en de omkering van de meetketen. Vanaf dat moment zullen de meettarieven deels op andere diensten betrekking hebben. Daardoor is aanpassing van de wijze voor de berekening van de tarieven op dat moment wenselijk. De invoering van het leveranciersmodel en de omkering van de meetketen oorspronkelijk waren voorzien in het jaar 2010, maar de behandeling van het Wetsvoorstel marktmodel kleinverbruikers heeft vertraging opgelopen (zie hierover NTE 2009, nr. 1). Naar verwachting kunnen het leveranciersmodel en de omkering van de meetketen nu pas medio 2011 of zelfs pas begin 2012 worden ingevoerd. Tevens zorgen de investeringen die voorzien zijn bij de introductie van de zogenoemde ‘slimme’ meter ervoor dat een stabiele situatie ten aanzien van de kostenstructuur van de meter voorlopig ontbreekt. Daardoor kan voorlopig nog geen goed meerjarig tarief worden vastgesteld. De Regeling meettarieven elektriciteit 2010 treedt op 1 januari 2010 in werking.
Bij brief van 15 juli 2009 (nr. 9) heeft de Minister de Tweede Kamer opnieuw bericht over de voortgang van het overleg tussen de Minister en de agrarische sector over het verzoek om deze sector te ontheffen van de verplichting op grond van de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Stb. 2008, 120) om graafwerkzaamheden op locaties waar zich ondergrondse netten bevinden te melden (zie hierover NTE 2009, nr. 1 en NTE 2009, nr. 2). De Minister heeft bericht dat het overleg constructief verloopt maar dat er meer tijd nodig blijkt te zijn dan eerder was voorzien om de voorgestane oplossingsrichtingen voor lastenverlichting in kaart te brengen. Nadat in september 2009 een vervolggesprek met de sector heeft plaatsgevonden zal de Minister de Tweede Kamer meer duidelijkheid verschaffen over nadere vervolgstappen. Nieuwe bepalingen met betrekking tot de productie en distributie van drinkwater en de organisatie van de openbare drinkwatervoorziening (Drinkwaterwet) (Kamerstukken I 2008/09, 30 895)
Nadat bovengenoemd wetsvoorstel op 1 juli 2008 met algemene stemmen door de Tweede Kamer was aangenomen (zie NTE 2008, nr. 3) is dit wetsvoorstel op 7 juli 2009 tevens door de Eerste Kamer (zonder stemming) aangenomen. Bovengenoemd wetsvoorstel is op 18 juli 2009 in het Staatsblad geplaatst (Stb. 2009, 370) en zal op een bij Koninklijk Besluit nader te bepalen datum in werking treden. Voor een beschrijving van de inhoud van dit wetsvoorstel wordt verwezen naar NTE 2007, nr. 4, NTE 2007, nr. 5/6, NTE 2008, nr. 2, NTE 2008, nr. 3, NTE 2008, nr. 6 en NTE 2009, nr. 2. Regelgeving Elektriciteit: terinzagelegging codewijzigingsvoorstel inzake overgedimensioneerde kWh-meters (wijziging Meetcode Elektriciteit)
De Raad heeft op 6 augustus 2009 in de Staatscourant mededeling gedaan van de terinzagelegging van een voorstel van de gezamenlijke netbeheerders tot wijziging van de Meetcode Elektriciteit (Stcrt. 2009, nr. 11663). De voorgestelde wijzi-
Nr. 3/4 - oktober 2009
Elektriciteit: Regeling meettarieven elektriciteit 2010 en terinzagelegging ontwerpbesluit tot vaststelling meettarieven 2010
Tijdschrift voor ENERGIERECHT
203
Wet- en regelgeving Met toepassing van de berekeningsmethode uit de Regeling meettarieven elektriciteit 2010 heeft de Raad het ontwerpbesluit tot vaststelling meettarieven elektriciteit 2010 (besluit met kenmerk 103176_2/3) tot en met 19 oktober 2009 ter inzage gelegd ten kantore van de NMa en op www.energiekamer.nl. Van de terinzagelegging is op 18 september 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, nr. 13994). Met het ontwerp-besluit stelt de Raad de maximummeettarieven voor het jaar 2010 vast voor elektriciteitsmeters bij kleinverbruikers die worden beheerd door regionale netbeheerders. Belanghebbenden kunnen tot en met 19 oktober 2009 hun zienswijze met betrekking tot het ontwerp-besluit naar voren brengen. Op 5 oktober 2009 heeft de Raad een hoorzitting gehouden over het ontwerp-besluit. Elektriciteit: voorbereiding vijfde reguleringsperiode TenneT
Op 4 september 2009 heeft de Raad op zijn website, alsmede door middel van een brief aan belanghebbenden, de voorbereiding aangekondigd van de vaststelling van de methodebesluiten voor de regulering van de transporttaak van TenneT (op grond van art. 16, eerste lid, E-wet) en de systeemtaak van TenneT (op grond van art. 16, tweede lid, E-wet) voor de vijfde reguleringsperiode voor TenneT welke aanvangt op 1 januari 2011 (zie www.energiekamer.nl). In het kader van de voorbereiding van deze methodebesluiten organiseert de Raad een aantal bijeenkomsten met een ‘klankbordgroep’, waarbinnen over methode van regulering kan worden overlegd met TenneT, de gezamenlijke netbeheerders en de representatieve organisaties. De eerste bijeenkomst heeft op 6 oktober 2009 plaatsgevonden. De Raad zal relevante documenten en verslagen van de bijeenkomsten publiceren op www.energiekamer.nl. Gas: inwerkingtreding wijziging inzake kwalititeitsconversie (wijziging TarievenCode Gas en Transportvoorwaarden Gas-LNB)
De Raad heeft op 22 juni 2009 een besluit genomen tot vaststelling van het tijdstip van inwerkingtreding van (een deel van) het besluit van 17 december 2008 (besluit met kenmerk 102646/17) tot wijziging van de tariefstructuren en de voorwaarden als bedoeld in art. 12a en 12b, eerste lid, Gaswet (de TarievenCode Gas en de Transportvoorwaaarden Gas-LNB) (besluit met kenmerk 103272/1). Van de vaststelling van het besluit van 22 juni 2009 is op 23 juni 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, nr. 113). Op grond van het besluit van 22 juni 2009 is art. II van bijlage 1 bij het besluit van 17 december 2008 per 1 juli 2009 in werking getreden. Het gaat om de wijziging van de TarievenCode Gas en de Transportvoorwaarden Gas-LNB in verband met het afschaffen van het apart contracteren van kwaliteitsconversie. Art. I van bijlage 1 bij het besluit van 17 december 2008 is reeds op 15 april 2009 in werking getreden op grond van het besluit van de Raad van 7 april 2009 (besluit met kenmerk 103208/1) (zie NTE 2009, nr. 1). Voor een beschrijving van de inhoud van de wijzigingen op grond van het besluit van 17 december 2008 wordt verwezen naar NTE 2008, nr. 6. Alle hiervoor genoemde besluiten zijn tevens in te zien op www.energiekamer.nl.
204
Gas: beslissing op bezwaar met betrekking tot het stuursignaal (wijziging Meetvoorwaarden Gas-RNB)
De Raad heeft op 7 juli 2009 beslist op de bezwaren die zijn ingediend tegen het besluit van de Raad van 25 november 2008 (besluit met kenmerk 102973/8) tot wijziging van de Meetvoorwaarden Gas-RNB met betrekking tot het stuursignaal (besluit met kenmerk 103142). Van de beslissing op bezwaar is op 17 juli 2009 mededeling gedaan in de Staatscourant (Stcrt. 2009, nr. 10720). Voor een beschrijving van de inhoud van het (concept voor) het besluit van 25 november 2008 wordt verwezen naar NTE 2008, nr. 4/5. In de beslissing op bezwaar herroept de Raad het besluit van 25 november 2008 in zoverre dat aan de Meetvoorwaarden Gas-RNB een nieuw art. 6.3.2a wordt toegevoegd. Voor het overige laat de Raad het besluit van 25 november 2008 ongewijzigd. Deze wijziging van de Meetvoorwaarden Gas-RNB op grond van de beslissing op bezwaar is op 19 juli 2009 in werking getreden. De beslissing op bezwaar is tevens in te zien op www.energiekamer.nl. Gas: regulering gasaansluiting 2009
Nadat de Raad in het voorjaar van 2009 het project ‘Regulering Gasaansluiting’ heeft gestart en in het kader daarvan de ‘Expertgroep Gasaansluiting’ (bestaande uit de netbeheerders en Netbeheer Nederland) heeft opgericht (zie hierover NTE 2009, nr. 2) heeft de Raad op zijn website (www.energiekamer.nl) een brief van 17 september 2009 gepubliceerd waaruit blijkt dat de Raad de voorlopige resultaten van het overleg van de expertgroep wil delen met en toetsen bij de ‘Klankbordgroep Gasaansluiting’ (bestaande uit netbeheerders en representatieve organisaties). Deze klankbordgroep is hiervoor op 13 oktober 2009 bijeenkomen ten kantore van de Raad. Gas: update TarievenCode Gas, Meetvoorwaarden Gas-RNB, Transportvoorwaarden Gas-LNB en Begrippenlijst Gas
De Energiekamer heeft nieuwe versies van de TarievenCode Gas, de Meetvoorwaarden Gas-RNB, de Transportvoorwaarden Gas-LNB en de Begrippenlijst Gas op haar website geplaatst (zie www.energiekamer.nl). Het betreft de nieuwe versie van de TarievenCode Gas per 1 juli 2009, de nieuwe versie van de Meetvoorwaarden Gas-RNB per 17 juli 2009, de nieuwe versie van de Transportvoorwaarden Gas-LNB per 16 juli 2009 en de nieuwe versie van de Begrippenlijst Gas per 1 juli 2009. Elektriciteit en Gas: voorbereiding vijfde reguleringsperiode regionale netbeheerders elektriciteit en vierde reguleringsperiode regionale netbeheerders gas
In het kader van de voorbereiding door de Raad van de besluiten inzake de regulering in de vijfde reguleringsperiode voor de regionale netbeheerders elektriciteit en de vierde reguleringsperiode voor de regionale netbeheerders gas (zie www.energiekamer.nl), welke periodes beide aanvangen op 1 januari 2011, hebben op 7 juli 2009 bijeenkomsten plaatsgevonden tussen de Raad en de door de Raad ingestelde zogenoemde ‘klankbordgroep’ (bestaande uit onder meer de regionale netbeheerders) en ‘klantencontactgroep’ (bestaande uit onder meer de representatieve organisaties) (zie tevens NTE 2009, nr. 2). Naar aanleiding van deze bijeenkomsten hebben partijen input geleverd aan de Raad over aanvullende
Tijdschrift voor ENERGIERECHT
Nr. 3/4 - oktober 2009
Wet- en regelgeving onderwerpen die naar hun mening door de Raad zouden moeten worden meegenomen bij de vaststelling van de besluiten voor de nieuwe reguleringsperiodes. Deze input is in te zien op www.energiekamer.nl. Vervolgens heeft de Raad op 2 september 2009 opnieuw vergaderd met de klankbordgroep en de klantcontactgroep. De agenda’s en notulen van deze bijeenkomsten zijn eveneens te vinden op www.energiekamer.nl. Op 24 november 2009 vindt een derde en laatste gezamenlijke bijeenkomst plaats voor alle partijen. Elektriciteit en Gas: Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken voor het opleggen van bestuurlijke boetes door de NMa 2009
De Minister heeft op 11 september 2009 de ‘Beleidsregels van de Minister van Economische Zaken voor het opleggen van bestuurlijke boetes door de NMa 2009’ vastgesteld en op 23 september 2009 in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2009, nr. 14079). Deze beleidsregels vervangen de ‘Boetecode NMa 2007’ (Stcrt. 2007, nr. 123, p. 41) (zie hierover NTE 2007, nr. 3), waarin de Raad inzicht had gegeven in de wijze waarop boetes worden vastgesteld bij overtreding van de mededingings-, energie-, en vervoersregels waar de Raad op toeziet. In haar brieven van 4 juli 2008 en 21 oktober 2008 (Kamerstukken II 2007/08, 24 036, nr. 249 en 360) had de Minister aangekondigd dat zij de uitvoeringsregels van de Raad zoals neergelegd in de Boetecode NMa 2007 wilde vervangen door beleidsregels van de Minister. Dat heeft zij nu door middel van bovengenoemde beleidsregels bewerkstelligd. De beleidsregels zijn bedoeld om de Raad richting te geven bij het uitoefenen van zijn bevoegdheid tot het opleggen van boetes bij overtreding van onder meer de Mededingingswet, de E-wet, de Gaswet en de Wet onafhankelijk netbeheer, zodanig dat het zogenoemde ‘high trust’ beleid van de Minister in het boetebeleid van de Raad tot uitdrukking komt. Het high trust beleid houdt in dat er minder middelen ingezet worden om overtredingen op te sporen in gevallen waarin de risico’s beperkt zijn, maar dat er daarnaast in de gevallen dat de wet wordt overtreden harder dan voorheen wordt opgetreden. Met toepassing van het high trust beleid bevatten de beleidsregels een aantal inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de Boetecode NMa 2007. Deze wijzigingen zien, kort samengevat, op de berekening van de boetes bij zeer ernstige overtredingen van art. 6 en art. 24 Mededingingswet. Voor het overige bevatten de beleidsregels geen inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de Boetecode NMa 2007. In de toelichting bij de beleidsregels benadrukt de Minister dat de beleidsregels een algemene strekking hebben, dat de voorbeelden die de Minister in de beleidsregels geeft slechts ter illustratie dienen, en dat het uiteindelijk aan de Raad is om, met inachtneming van de beleidsregels, te beslissen in een individueel geval. De beleidsregels zijn op 1 oktober 2009 in werking getreden, met uitzondering van de art. 20 en 21, die in werking zullen treden op 1 januari 2011. De beleidsregels worden slechts toegepast op feiten die zich na de inwerkingtreding van de beleidsregels hebben voorgedaan. Elektriciteit en Gas: Richtsnoeren NMa informatieverstrekking energieleveranciers aan consumenten 2010
De Raad heeft op 15 september 2009 de ‘Richtsnoeren NMa informatieverstrekking energieleveranciers aan consumenten 2010’ vastgesteld en op 23 september 2009 in de Staatscou-
Nr. 3/4 - oktober 2009
rant gepubliceerd (Stcrt. 2009, nr. 14172). Deze nieuwe richtsnoeren treden in de plaats van de ‘Richtsnoeren NMa informatieverstrekking leveranciers aan consumenten’ die de Raad op 12 december 2007 had vastgesteld (Stcrt. 2007, nr. 246, p. 53). Met zowel de oude als de nieuwe richtsnoeren geeft de Raad uitleg over de wijze waarop de Raad toezicht houdt op en uitleg geeft aan de in art. 95m, eerste tot en met derde lid, E-wet en art. 52b, eerste tot en met derde lid, Gaswet neergelegde voorschriften met betrekking tot de informatie die leveranciers aan kleinverbruikers moeten verstrekken. Daarbij beperken de richtsnoeren zich tot informatieverstrekking aan kleinverbruikers die natuurlijke personen zijn die niet handelen in de uitoefening van een beroep of bedrijf, i.e. consumenten. De aanleiding voor de Raad om de Richtsnoeren NMa informatieverstrekking leveranciers aan consumenten uit 2007 te wijzigen is, onder meer, het feit dat vanuit de sector is aangegeven dat deze richtsnoeren onwerkbaar waren bij toepassing op directe wervingsvormen, gezien de grote hoeveelheid informatie die daarbij moest worden verstrekt. Verder is de inhoud van art. 95m E-wet en art. 52b Gaswet inmiddels gewijzigd op grond van de Wet Oneerlijke Handelspraktijken (Stb. 2008, nr. 397) (zie, onder meer, NTE 2007, nr. 4 en NTE 2008, nr. 4/5). De belangrijkste wijzigingen in de Richtsnoeren NMa informatieverstrekking energieleveranciers aan consumenten 2010 ten opzichte van de richtsnoeren uit 2007 zijn de volgende. De informatieverplichtingen worden verschillend uitgelegd naar gelang het gaat om informatieverstrekking bij een individuele benadering van consumenten (bijvoorbeeld telefonisch), om informatievertrekking bij niet-individuele benadering (bijvoorbeeld via dagbladen), of om informatieverstrekking via de website van de leverancier. Ook worden de informatieverplichtingen verschillend uitgelegd naar gelang het gaat om de informatie die de leverancier beschikbaar moet houden voor het geval een consument zelf informatie over de tarieven en voorwaarden opzoekt of om informatie die de leverancier moet verstrekken als hij een consument actief met een aanbod benadert. Verder wordt duidelijker invulling gegeven aan het verbod van art. 95m, derde lid, E-wet en art. 52b, derde lid, Gaswet om consumenten zodanig te benaderen dat onduidelijkheid bestaat over het feit dat een overeenkomst wordt gesloten. Ten slotte zijn in verband met de leesbaarheid van de richtsnoeren enkele redactionele en tekstuele wijzigingen in de tekst en indeling van de richtsnoeren aangebracht en zijn een aantal artikelen vernummerd. In de toelichting bij de nieuwe richtsnoeren geeft de Raad aan dat de informatieverplichtingen voor leveranciers op grond van de E-wet en de Gaswet gelden naast en in aanvulling op informatieverplichtingen die reeds uit hoofde van andere wetten gelden, zoals op grond van het Burgerlijk Wetboek. Verder stelt de Raad dat de uitleg die de Raad in het kader van zijn handhavende bevoegdheid in de nieuwe richtsnoeren geeft aan art. 95m Ewet en art. 52b Gaswet andere toezichthoudende autoriteiten niet bindt bij de handhaving van voorschriften waarvan de naleving aan het toezicht van die autoriteiten is onderworpen. Dit geldt in het bijzonder voor de Consumentenautoriteit, aangezien die hoofdzakelijk is belast met onder meer de relevante voorschriften op grond van het Burgerlijk Wetboek en de Colportagewet. Indien een gedraging zowel overtreding oplevert van art. 95m E-wet of art. 52b Gaswet als van een ander voorschrift dat door een andere toezichthoudende autoriteit wordt gehandhaafd, dan zullen de Raad en de betref-
Tijdschrift voor ENERGIERECHT
205
Wet- en regelgeving fende autoriteit in onderling overleg bezien wie van hen handhavend zal optreden. In de toelichting bij de nieuwe richtsnoeren merkt de Raad verder nog op dat de nieuwe richtsnoeren geen betrekking hebben op de inhoud van de tussen de consument en leverancier te sluiten leveringsovereenkomst en ook niet op de inhoud van de door leveranciers aan consumenten verzonden facturen. De Richtsnoeren NMa informatieverstrekking energieleveranciers aan consumenten 2010 treden in werking op 1 januari 2010. Samenwerkingsprotocol Nederlandse Mededingingsautoriteit en Staatstoezicht op de Mijnen
Op 2 september 2009 is het ‘Samenwerkingsprotocol Nederlandse Mededingingsautoriteit en Staatstoezicht op de Mijnen’ in de Staatscourant gepubliceerd (Stcrt. 2009, nr. 13196). In dit samenwerkingsprotocol hebben de Raad en het Staatstoezicht op de mijnen afspraken vastgelegd over de taakverdeling op het gebied van toezicht op naleving van veiligheidsaspecten van pijpleidingensystemen op grond van de op de Gaswet gebaseerde Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas (Stb. 2004, nr. 253). De Raad en het Staatstoezicht op de mijnen hebben dit samenwerkingsprotocol ondertekend op 10 augustus 2009.
206
Tijdschrift voor ENERGIERECHT
Nr. 3/4 - oktober 2009